GEMEENTE DENTERGEM RUP Oeselgem Verzoek tot raadpleging

COLOFON

Opdracht:

RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging

Opdrachtgever:

Gemeentebestuur Dentergem Kerkstraat 1 8720 Dentergem

Opdrachthouder: Antea nv Eugène Bekaertlaan 61 8970

T : +32 (0) 56 74 20 00 F : +32 (0) 56 74 20 01 www.anteagroup.be BTW: BE 414.321.939 RPR Antwerpen 0414.321.939 IBAN: BE81 4062 0904 6124 BIC: KREDBEBB

Antea Group is gecertificeerd volgens ISO9001

Identificatienummer:

2272553007/d10177

Datum: status / revisie: juli 2014 Verzoek tot raadpleging

Vrijgave:

Alexander Maekelberg, Account Manager

Projectmedewerkers:

Alexander Maekelberg, Projectleider, erkend ruimtelijk planner Fabian Debeer, erkend ruimtelijk planner Sofie Claerbout, Mer-deskundige Bernd Reeskens, projecttechnicus

 Antea Belgium nv 2014 Zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van Antea Group mag geen enkel onderdeel of uittreksel uit deze tekst worden weergegeven of in een elektronische databank worden gevoegd, noch gefotokopieerd of op een andere manier vermenigvuldigd.

INHOUD

1 INLEIDING ...... 3 2 SITUERING EN AFBAKENING PLANGEBIED ...... 4 2.1 SITUERING VAN HET PLANGEBIED ...... 4 2.2 AFBAKENING VAN HET PLANGEBIED ...... 4 3 FEITELIJK BESTAANDE TOESTAND ...... 6 3.1 LANDSCHAPPELIJKE TROEVEN ...... 6 3.2 DE WOONGEBIEDEN ...... 6 3.3 DE BEDRIJVENZONE ...... 8 4 BELEIDSKADER ...... 9 4.1 STRUCTUURPLANNING ...... 9 4.2 MOBILITEITSPLAN ...... 11 4.3 LANDSCHAP , ERFGOED EN ARCHEOLOGIE ...... 16 4.4 OPEN RUIMTEBELEID ...... 20 4.5 RUIMTELIJKE VISIE VOOR LANDBOUW , NATUUR EN BOS ...... 22 4.6 DECREET INTEGRAAL WATERBELEID ...... 24 5 JURIDISCH KADER ...... 33 5.1 SAMENVATTEND OVERZICHT ...... 33 5.2 GEWESTPLAN (ZIE KAART 12)...... 34 5.3 BPA’ S...... 34 5.4 VERKAVELINGSVERGUNNINGEN ...... 36 5.5 ATLAS DER TRAGE WEGEN ...... 36 6 VISIE OP HET PLANGEBIED ...... 37 6.1 DORP AAN DE LEIE ...... 37 6.2 LANDSCHAPPELIJKE INTEGRATIE VAN DE KERN ...... 38 6.3 KWALITATIEVE AFWERKING VAN DE BEDRIJVENZONE ...... 38 6.4 AANDACHT VOOR BLINDE VERDICHTING ...... 38 7 VERZOEK TOT RAADPLEGING ...... 43 7.1 KADERING ...... 43 7.2 BESCHRIJVING PLAN EN AFBAKENING PLANGEBIED ...... 43 7.3 SCREENING PLAN MER PLICHT ...... 44 7.4 POTENTIËLE MILIEUEFFECTEN VAN HET PLAN ...... 45 8 BIJLAGEN ...... 55 8.1 BASISKAARTEN ...... 55 8.2 LIJST VAN AAN TE SCHRIJVEN ADVIESINSTANTIES ...... 55 8.3 VOORBEELDBRIEF ...... 55 8.4 ONTVANGEN ADVIEZEN ...... 55 8.5 ADDENDUM BOUWKUNDIG ERFGOED ...... 55 8.6 ADVIEZENMATRIX ...... 55

TABELLEN Tabel 4.1 Items uit de inventaris van het bouwkundig erfgoed 20 Tabel 5.1 Samenvattend overzicht van het juridisch kader 33

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 1 van 55

FIGUREN Figuur 2-1 Oorspronkelijke situering en afbakening plangebied i.k.v. de plan-MER screening 4 Figuur 2-2 Nieuwe situering en afbakening plangebied i.k.v. het RUP 5 Figuur 3-1 Raakpunt met de oude Leiearm t.h.v. de Deinzestraat. Een natuurlijke poort, die het begin van het dorp beklemtoont. 6 Figuur 3-2 Ook t.h.v. de kerk en de jeugdlokalen zijn er raakpunten met de oude Leiearm die behouden moeten blijven. 6 Figuur 3-3 Beeld van de open ruimte die t.h.v. de Vaerestraat binnendringt tot aan de vijver (links gelegen) 6 Figuur 3-4 Beeld van de vrij dicht bebouwde dorpskern van Oeselgem 7 Figuur 3-5 Raakpunt tussen het agrarisch landschap en de vrij dichtbebouwde verkaveling rondom Vlassenhove, t.h.v. de Volderstraat 7 Figuur 3-6 Minder dense verkavelingen rond de Kruiskensstraat 7 Figuur 3-7 Residentiële bebouwing rondom de vijver (Houtstraat-Vaerestraat) 7 Figuur 3-8 De bedrijvenzone, gezien vanaf de oude Leiearm 8 Figuur 3-9 Gronden langs de Heuvelhoekstraat, waarachter nog een beperkt aantal beschikbare gronden gelegen zijn (percelen 62, 63B en 64H) 8 Figuur 4-1 Categorisering van de wegen 14 Figuur 4-2 Gewenste ruimtelijke structuur 23 Figuur 5-1 Bestemmingsplan van het BPA Sportveld (M.B. 12/5/2011) 34 Figuur 5-2 Bestemmingsplan van het BPA Centrum 35 Figuur 6-1 Bebouwde (rood) en onbebouwde percelen (groen) binnen woongebied in het plangebied 40 Figuur 7-1: zoneringsplan ter hoogte van het plangebied (bron: geoloket VMM) 47

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 2 van 55

1 Inleiding

Door het gemeentebestuur van Dentergem werd een overheidsopdracht uitgeschreven om het ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Oeselgem’ op te stellen. Doel van de opdracht is de ontwikkeling van een welomlijnd plangebied op een manier die maatschappelijk en ruimtelijk duurzaam is en die, naast het bieden van een oplossing voor de gegeven problematiek, een meerwaarde realiseert zowel ten aanzien van het plangebied zelf als ten aanzien van de omgeving. De aanleiding voor opmaak van het RUP bestaat uit enkele problematieken die zich momenteel op het terrein voordoen: - Het opsplitsen van percelen tot percelen met een te beperkte oppervlakte; - Mogelijkheden tot het bouwen in 2 de lijn, mogelijk binnen BPA ‘Nieuwstraat en Sportveld’ beperken; - Creëren van mogelijkheden tot het stapelen van goederen in het bestaande industrieterrein; - Evalueren van de voorwaarde tot het opmaken van een globaal inrichtingsplan; - Afstemmen van de oppervlakte van bijgebouwen op de woontypologie/oppervlakte van het perceel; - Nieuwe inrichting kruispunt Kerkplein/Wakkensesteenweg opnemen in RUP (hiervan zijn nog geen studies opgemaakt); - Evalueren van de maximaal toegelaten verharde oppervlakte op industrieterrein; - Uitbreidingsgebied bestaande bedrijvenzone openstellen voor nieuwe bedrijven. Op deze percelen gelden momenteel immers de voorschriften van het BPA ‘Nieuwstraat en Sportveld’ d.d. 27/4/1995, waarin wordt vermeld dat de percelen in kwestie enkel bestemd zijn voor de uitbreiding van de aldaar, langs de Brugstraat gelegen bestaande bedrijven. - De hoeve gelegen te Heuvelhoekstraat dezelfde mogelijkheden geven als hoeves gelegen in agrarisch gebied volgens het gewestplan. Momenteel staat immers vermeld in het BPA ‘Nieuwstraat en Sportveld’ dat de zone enkel bestemd is voor leefbare agrarische en para- agrarische activiteiten. - Aftoetsen of de KMO-zone gelegen te Deinzestraat 60 nog steeds dient te worden opgenomen als KMO-zone. - Bekijken van de mogelijkheden m.b.t. bedrijvenzone zoals beschreven in de voorschriften van BPA ‘Nieuwstraat en Sportveld’. - Aanpassen van de voorschriften voor de zone voor gemeenschapsvoorzieningen in het BPA ‘Centrum Oeselgem’ (o.a. afstand tot perceelsgrens verkleinen). - Verder wenst de gemeente het projectgebied bestaande uit de 2 bovenvermelde BPA’s uit te breiden in noordoostelijke richting. In deze zone bevindt zich het dagrecreatiegebied/de vijver van Oeselgem. Voor dit recreatiegebied wenst de gemeente de vijver te vrijwaren van demping. - Daarnaast is het de doelstelling van de gemeente om via al haar RUP’s de stedenbouwkundige voorschriften van de verschillende gebieden op elkaar af te stemmen. Bestaande BPA’s en verkavelingen zullen als gevolg van dit RUP worden afgeschaft.

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 3 van 55

2 Situering en afbakening plangebied

2.1 Situering van het plangebied Oeselgem is een deelgemeente van Dentergem en situeert zich helemaal in het oosten van de provincie West-Vlaanderen. Het dorp ligt langs de Leie, die de grens vormt met Oost-Vlaanderen. De doortocht wordt gevormd door de Wakkensesteenweg/Deinzestraat (N440), die de verbinding maakt met in het zuidwesten en Gottem in het noordoosten. De iets verderop gelegen N459 verbindt Oeselgem met Dentergem in het noordwesten en Olsene in het oosten. De Oeselgemstraat, ten slotte, vertrekt vanaf de dorpskern richting in het zuidoosten, aan de overzijde van de Leie.

2.2 Afbakening van het plangebied Oorspronkelijk werd de oostelijke grens van het plangebied bepaald op de aldaar gelegen oude Leiearm. Uit het advies van het Agentschap voor Natuur en Bos in het kader van de plan-MER screening is echter gebleken dat de zone tussen de oude Leiemeander en de Heuvelhoekstraat opgenomen is in de agenderingsnota van het Gewestelijk RUP ‘Leievallei van Bavikhove tot ’. Deze strook maakt evenzeer deel uit van het project Seine-Schelde Rivierherstel Leie, waar er als doelstelling werd gesteld om 500ha watergebonden terrestrische natuur te creëren in 10 deelgebieden langs de Leie. Een opname in voorliggend RUP van deze zone zou een voorafname betekenen aan een lopend project waarin natuurdoelstellingen voorop staan. Om deze reden stelde het Agentschap voor Natuur en Bos voor om dit deel van het plangebied uit het RUP te halen en de beslissingen omtrent bestemmingen een voorschriften door te schuiven naar het geplande gewestelijk RUP. Figuur 2-1 geeft de oorspronkelijke afbakening van het plangebied aan. Figuur 2-2 betreft de gewijzigde, definitieve contour voor het RUP.

Figuur 2-1 Oorspronkelijke situering en afbakening plangebied i.k.v. de plan-MER screening

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 4 van 55

Figuur 2-2 Nieuwe situering en afbakening plangebied i.k.v. het RUP De contouren van de vigerende BPA’s (zie 5.3) zijn allen zo volledig mogelijk opgenomen, teneinde een sterke administratieve vereenvoudiging te realiseren. Voorts wordt er vooral rekening gehouden met reële perceelsgrenzen. In het noorden is de contour gebaseerd op het landelijk woongebied volgens het gewestplan en worden de percelen die geheel of gedeeltelijk als dusdanig bestemd zijn mee opgenomen. In het westen, ten slotte, wordt een beperkt aantal bijkomende percelen meegenomen, in vergelijking met het bestaande BPA, enerzijds om een logische afbakening te maken, anderzijds om het woongebied volledig mee te nemen en de scheiding te maken op de grens met het landelijk woongebied.

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 5 van 55

3 Feitelijk bestaande toestand

3.1 Landschappelijke troeven Het landelijke karakter en de ligging aan de Leie zijn sterke kwaliteiten van Oeselgem. In 1974 werd de Leie hier rechtgetrokken en werden de oude Leiearmen gedeeltelijk gedempt. Ze zijn evenwel nog zichtbaar in het landschap en maken deel uit van een belangrijke landschappelijke kwaliteit van het dorp. Door een aanhoudende druk op de ruimte, voornamelijk vanuit de woonfunctie, is de aanwezigheid van de Leie en haar oude armen echter nog weinig voelbaar. Op een aantal plaatsen komt dit nog sterk naar voren, bv. langs de Deinzestraat, komende vanuit de richting Gottem, net voor het kruispunt met de Heuvelhoekstraat. Hier heeft men bij het binnenrijden in de dorpskern als het ware een natuurlijke poort tot Oeselgem, waar men een zeer mooi perspectief heeft op het historisch verankerde reliëf, het water en kwalitatieve groenstructuren met oude hoogstambomen.

Figuur 3-1 Raakpunt met de oude Leiearm t.h.v. de Deinzestraat. Een natuurlijke poort, die het begin van het dorp beklemtoont.

Figuur 3-2 Ook t.h.v. de kerk en de jeugdlokalen zijn er raakpunten met de oude Leiearm die behouden moeten blijven. Ook de aanwezige vijver in het binnengebied Houtstraat-Vaerestraat-Deinzestraat is zo’n troef. Druk vanuit de recreatiesector noopt echter tot een gepaste herbestemming van het gebied, teneinde deze kwalitatieve waterpartij te behouden in het dorp.

Figuur 3-3 Beeld van de open ruimte die t.h.v. de Vaerestraat binnendringt tot aan de vijver (links gelegen)

3.2 De woongebieden Wat het wonen betreft kunnen een aantal verschillende stedenbouwkundige types worden onderscheiden: • Verdicht wonen in de dorpskern: voornamelijk in de omgeving van het Kerkplein en de linten ernaartoe. Hier zijn nog enkele (beperkte) mogelijkheden tot verdichting in de zone

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 6 van 55

tussen de Deinzestraat en de wijk rond Vlassenhove en Palingstraat. Ontsluitingsmogelijkheden situeren zich t.h.v. de Deinzestraat en de Volderstraat. Ontwerpend onderzoek moet uitwijzen op welke manier deze ontwikkelingen het best worden gerealiseerd, teneinde een negatieve impact op bestaande woonbebouwing te vermijden.

Figuur 3-4 Beeld van de vrij dicht bebouwde dorpskern van Oeselgem • De vrij dichtbebouwde verkavelingen met overwegend gesloten en halfopen bebouwing onmiddellijk ten noorden van het Kerkplein (omgeving Vlassenhove/Palingstraat). In deze omgeving is verdichting quasi niet aan de orde. De in grote mate rationele percellering is zo opgevat dat hier geen mogelijkheden liggen voor bijkomende ontsluiting.

Figuur 3-5 Raakpunt tussen het agrarisch landschap en de vrij dichtbebouwde verkaveling rondom Vlassenhove, t.h.v. de Volderstraat Naarmate men meer naar het noorden gaat, wordt de bouwdichtheid iets ruimer (omgeving Meuledreve/Vaerenhove/Kruiskensstraat/Heuvelhoekstraat) met overwegend open bebouwing.

Figuur 3-6 Minder dense verkavelingen rond de Kruiskensstraat • Ruimere en eerder grootschalige residentiële bebouwing in de omgeving van de vijver. Rondom de vijver is een zoom van landelijk woongebied bestemd volgens het gewestplan. Hier bevinden zich ruimere percelen, met grote grondgebonden eengezinswoningen. Omwille van hun ligging rondom de vijver hebben deze woningen een ‘exclusiever’ karakter.

Figuur 3-7 Residentiële bebouwing rondom de vijver (Houtstraat-Vaerestraat)

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 7 van 55

3.3 De bedrijvenzone Het bedrijventerrein van Oeselgem neemt een prominente plaats in langs de oude Leiearm. De zone is quasi volgebouwd, binnen het kader van het vigerende BPA, waarbij 85% van de percelen kon worden bebouwd. Van de onbebouwde stroken kon 50% worden verhard, minimum 30% moest groen worden ingericht. Dit heeft geleid tot een zeer dichtbebouwde site, met wat snippergroen tussen de gebouwen waarvan de kwaliteit sterk in vraag kan worden gesteld. Er is een bouwvrije zone tussen de woningen ten noorden en het bedrijventerrein, die wel groen is ingericht. Een drietal kleinere kavels kunnen nog worden bebouwd, nl. de percelen met nummers 62, 63b en 64h. Daarnaast is er nog een grotere bebouwbare zone, gelegen tussen de woonomgeving en de reeds bestaande bedrijfsgebouwen.

Figuur 3-8 De bedrijvenzone, gezien vanaf de oude Leiearm

Figuur 3-9 Gronden langs de Heuvelhoekstraat, waarachter nog een beperkt aantal beschikbare gronden gelegen zijn (percelen 62, 63B en 64H)

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 8 van 55

4 Beleidskader

4.1 Structuurplanning

4.1.1 Oeselgem in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) In het RSV wordt de gewenste ruimtelijke structuur van Vlaanderen uitgewerkt op basis van ruimtelijke principes voor vier structuurbepalende componenten: • De stedelijke gebieden en de stedelijke netwerken • Het buitengebied • De gebieden voor economische activiteiten • Lijninfrastructuur Oeselgem is in eerste instantie gelegen in het buitengebied . Het RSV stelt de ontwikkeling van een specifiek beleid voor het buitengebied voorop, namelijk een beleid waarbij de essentiële functies worden gevrijwaard en versterkt (landbouw, natuur, bos, wonen en werken op niveau van het buitengebied). Het uitgangspunt en basisgegevens zijn het bestaand fysisch systeem. Specifiek wat betreft de nederzettingsstructuur, relevant voor voorliggend RUP, wordt vooropgesteld wonen en werken te concentreren in de kernen van het buitengebied. 4.1.2 Oeselgem in het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan West-Vlaanderen (PRS W-VL) Het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan West-Vlaanderen is op 06/03/2002 goedgekeurd. De herziening van het PRS is goedgekeurd bij ministerieel besluit van 11/02/2014. De visie en gewenste ruimtelijke ontwikkeling geschetst in het PRS sluit aan bij het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en geeft een nadere uitwerking en invulling aan de elementen die vragen om een samenhangend beleid over de gemeentelijke grenzen heen. Elementen van belang voor Oeselgem komen aan bod.

4.1.2.1 Gewenste structuren

Gewenste ruimtelijke nederzettingsstructuur Oeselgem wordt in de herziening van het provinciaal ruimtelijk structuurplan aangeduid als een ‘overige woonkern in het buitengebied’. Dergelijke kern is structurerend voor wonen in het buitengebied en heeft een lokaal verzorgende rol. Hij kan m.a.w. de eigen groei aan huishoudens opvangen op niveau van de kern. Bedrijvigheid kan er in verweving met het wonen.

4.1.2.2 Deelruimte ‘Leieruimte’ Het informatief deel van het PRS W-VL duidt vanuit de bestaande ruimtelijke structuur verschillende deelruimten van de provincie aan. Die deelruimten zijn gebaseerd op gemeenschappelijke potenties, knelpunten en identiteit en kunnen elkaar overlappen. Per deelruimte worden al de gemeenten opgesomd die geheel of gedeeltelijk tot deze deelruimte behoren. Voor elke deelruimte wordt een gebiedsspecifiek samenhangend beleid gevoerd. De verschillende deelstructuren worden hierin geïntegreerd behandeld. Elke deelruimte krijgt bijgevolg een specifieke visie (rol) toegewezen in het PRS-WV. In de gewenste ruimtelijke structuur van elke deelruimte worden de structuurbepalende dragers in algemene lijnen voorgesteld. Vervolgens wordt een specifiek beleid weergegeven. In het Ruimtelijk Structuurplan van de provincie West-Vlaanderen is Oeselgem gesitueerd binnen de deelruimte ‘Leieruimte’. De Leieruimte is een onderdeel van het grensoverschrijdend stedelijk netwerk -Rijsel-Roubaix-Tourcoing-Moeskroen. Het beoogde beleid wil de Leie als multifunctionele drager versterken door de mogelijke vestigingslocaties voor watergebonden activiteiten optimaal aan te wenden. Kenmerkend in deze deelruimte zijn de groene longen van de Leieband, deze moeten worden gevrijwaard.

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 9 van 55

4.1.3 Het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Dentergem (B.D. 26/3/2009)

4.1.3.1 Algemene visie op de gemeente

Open ruimte long Dentergem positioneert zich duidelijk als buitengebiedgemeente. De aanwezige open ruimte wordt als troef uitgespeeld. Op die manier kan de gemeente zijn rol opnemen als open ruimte long die zuurstof geeft aan de omgevende steden , Deinze en Waregem en aan de verstedelijkte ruimte van het E17 – netwerk.

Dynamische en duurzame landbouw Dentergem is van oudsher een sterk dynamische landbouwgemeente. De landbouwfunctie domineert de ruimtelijke structuur van de gemeente. Het agrarisch grondgebruik staat garant voor de rol van Dentergem als open ruimte long. Zaak is dan ook voldoende ruimte te laten voor een dynamische ontwikkeling van de landbouw. Dit betekent dat de landbouw over voldoende én kwalitatief ingerichte productieruimten kan beschikken teneinde op een dynamische manier te kunnen inspelen op wisselende trends en ontwikkelingen binnen de agrarische sector. Hierbij staat duurzaamheid centraal. De ontwikkeling van de landbouw houdt rekening met het accentueren of waar nodig herstellen van de aanwezige landschappelijke kwaliteiten en het versterken van de ecologische structuren in de gemeente. Op die manier verhoogt de belevingswaarde van het landelijk gebied, wat het recreatief medegebruik ten goede komt.

Vier dorpscentra als aantrekkelijke en herkenbare woonomgevingen Zaak is elk van de dorpen in hun eigenheid te versterken. Zowel voor het gebouwenpatrimonium als voor het openbaar domein staat het werken aan kwaliteit voorop. Versterking van de dorpen gebeurt door kleinschalige inbreidingsprojecten en opwaardering van het openbaar domein. Werken aan kwaliteit en het versterken van de eigenheid van de centra staan hierbij centraal. In elk dorp wordt een basispakket van voorzieningen aangeboden en dit in functie van de leefbaarheid. Kleinschalige bedrijvigheid en kleinhandel krijgen verdere ontwikkelingskansen zolang ze verenigbaar zijn met het wonen. Voor het bestaande bedrijventerrein in Oeselgem staat buffering en ruimtelijk kwalitatieve afwerking centraal.

Dentergem als verkeersluw gebied Dentergem kent op haar grondgebied géén wegen met een verbindende functie op regionaal niveau. De verbinding tussen de omringende steden en verstedelijkte gebieden gebeurt via het kwadrant van E17, N35, N399 en N382. De gemeente wenst dit verkeersluwe karakter zoveel mogelijk te vrijwaren.

4.1.3.2 Oeselgem in het GRS In Oeselgem ligt de nadruk op het herwaarderen van het openbaar domein . Mogelijkheden liggen in het behoud en een kwaliteitsvolle inrichting van het huidige kerkplein als centrum van de bebouwing. Het dorpsplein, de kerk met begraafplaats en de Leievallei kunnen met elkaar verbonden worden door de aanleg van een wandelpad , eventueel gecombineerd met het voorzien van een groenstructuur. Langs de Wakkensesteenweg, Brugstraat en Deinzestraat markeren verkeerspoorten het begin- en eindpunt van de centrumbebouwing. Tussen de bebouwing van Oeselgem en het aanpalende bedrijventerrein dient afdoende buffering te worden voorzien. Voor het bedrijventerrein zelf staat een kwaliteitsvolle inrichting voorop. Daarnaast dient er duidelijk over gewaakt te worden dat de aard en de omvang van de op het bedrijventerrein aanwezige functies de draagkracht van de aanpalende woonomgeving niet overschrijdt.

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 10 van 55

4.2 Mobiliteitsplan

4.2.1 Toelichting van het beleidsscenario Het beleidsplan vloeit voort uit het beleidsscenario dat door de gemeentelijke begeleidings- commissie is voorgesteld en goedgekeurd: Een ontwikkeling van de kernen als gebundelde zone waar de nadruk gevestigd wordt op een verkeersveilige en –leefbare woon- en schoolomgeving en het stimuleren van het gebruik van vervoersalternatieven. Het beleidsscenario kan als volgt worden samengevat: Dentergem streeft naar leefbare kernen waar alle functies gebundeld worden. Om de kernen leefbaar te houden en de woonkwaliteit ervan te verhogen, dient het doorgaand verkeer uit de kernen te worden geweerd of dusdanig geleid dat zij zo vlug mogelijk een weg met hogere categorisering bereiken. Enerzijds worden de doortochten aangepakt en aangepast aan een maximumsnelheid van 50 km/u. De inrichting van de doortochten dient het doorgaand verkeer te ontmoedigen. Het verminderen van doorgaand verkeer en zwaar vervoer wordt verder ondersteund door het opmaken van een bewegwijzeringplan een snelheidsplan en het bepalen van de mogelijke uitbreidingszones voor wonen en bedrijvigheid. Gelijktijdig wordt werk gemaakt van de vervoersalternatieven zodat, wanneer de verkeersdruk vermindert, de alternatieven optimaal zijn uitgebouwd om een trendbreuk te kunnen verwezenlijken. De vrijgekomen ruimte dient kwaliteitsvol te worden benut en niet terug ingenomen door gemotoriseerd verkeer. Het openbaar vervoer wordt geoptimaliseerd naar comfort. Er wordt extra aandacht besteed aan de uitbouw van opstaphaltes, looproutes en het voetgangersgebied. Een fietsstructuur wordt uitgewerkt die de kernen zowel onderling verbindt als met de buurgemeenten(-steden). Daarnaast wordt extra aandacht besteed aan de fietsinfrastructuur in de kernen. Dit alles wordt ondersteund door flankerende maatregelen die de inwoners wijzen op de doelstellingen van het bestuur, de verantwoordelijkheden en de beoogde resultaten voor de gemeente. 4.2.2 Werkdomein A: ruimtelijke ontwikkelingen

4.2.2.1 Categorisering van de wegen In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen bestaat één van de doelstellingen m.b.t. de mobiliteit uit het optimaliseren van het wegennet. Deze optimalisering houdt een functionele categorisering van het wegennet in. De categorisering is gebaseerd op de gewenste hoofdfunctie (bereikbaarheid of leefbaarheid). Deze categorisering respecteert een hiërarchie gaande van hoofdwegen, primaire, secundaire en lokale wegen. Voor Oeselgem ziet deze categorisering er als volgt uit:

Hoofdwegen: zijn wegen met een internationale en gewestelijke verbindingsfunctie. - Ze verbinden de Vlaamse grootstedelijke en regionaalstedelijke gebieden onderling en met de grootstedelijke en regionaalstedelijke gebieden in de andere Belgische gewesten en in de buurlanden. - Ze verzorgen ook de verbinding tussen de zeehavens en de internationale luchthaven onderling en met het achterland. Er zijn geen hoofdwegen gelegen in het plangebied

Primaire wegen II: verzamelfunctie op Vlaams niveau primeert.

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 11 van 55

- Primaire wegen II zijn wegen die een verzamelfunctie hebben voor gebieden en/of concentraties van activiteiten van gewestelijk belang - Voor de regionaalstedelijke gebieden, de kleinstedelijke gebieden en de stedelijke en ecomomische netwerken van ten minste Vlaams niveau verzorgen de primaire wegen II de verbinding naar het hoofdwegennet of naar een primaire weg II Er zijn geen primaire wegen II op het grondgebied van de gemeente Dentergem

Secundaire wegen I: de verbindingsfunctie op het bovenlokale niveau primeert. - Dit zijn wegen die in de eerste plaats een verbindende functie vervullen op het bovenlokale niveau voor alle vervoersmodi (autoverkeer, openbaar vervoer, fietsverkeer). Ze kunnen een maaswerk verkleinen, maar ze zijn niet geselecteerd als verbinding op het Vlaamse niveau en dus is de maasverkleinende functie niet langer gewenst. - Deze wegen hebben ook nog een verzamelende functie en, noodzakelijkerwijs,een toegang verlenende functie. Er zijn geen secundaire wegen I op het grondgebied van de gemeente Dentergem

Secundaire wegen II: de verzamelfunctie op het bovenlokale niveau primeert - In tegenstelling tot de secundaire wegen I vervullen deze wegen hoofdzakelijk een verzamelende en ontsluitende functie voor de verschillende vervoersmodi autoverkeer, openbaar vervoer en fiets verkeer, grotendeels op het bovenlokale niveau. - Zij zijn slechts in tweede instantie verbindend. Het toegang verlenen neemt hier nog meer toe dan in de categorie secundair I. Er zijn geen secundaire wegen II gelegen in het plangebied van voorliggend RUP.

Lokale wegen I: lokale verbindingsweg. - Hoofdfunctie van de weg is verbinden op lokaal niveau - ‘Ontsluiten’ en ‘toegang geven’ zijn aanvullende functies - Lokale verbindingswegen verbinden kernen • onderling • met een centrum • met een kleinstedelijk gebied • met het hogere wegennet - De weg heeft geen verbindingsfunctie op bovenlokaal niveau - De kwaliteit van de doorstroming is ondergeschikt aan de verkeersleefbaarheid - ‘Toegang geven’ hoeft niet afgebouwd of gescheiden Er zijn geen lokale wegen I gelegen in het plangebied van voorliggend RUP.

Lokale wegen II: lokale gebiedsontsluitingsweg. - Hoofdfunctie van de weg is ‘verzamelen’ c.q. ‘ontsluiten’ op lokaal niveau. De weg heeft slechts in tweede instantie een verbindende functie. - Het ‘toegang geven’ neemt ook een belangrijke plaats in - De ontsluitingsfunctie omvat het verzamelen van het uitgaand verkeer naar een weg van hogere orde en de verdeling van het ingaand verkeer in het gebied.

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 12 van 55

- De weg ontsluit een lokaal gebied. Het lokaal gebied kan verschillende schaalniveau’s omvatten:stedelijk gebied, de gemeente, een deelkern, het stads- of dorpscentrum, wijk, functionele zone. Lokale wegen II binnen het plangebied zijn: - Wakkensesteenweg; - Brugstraat; - Oeselgemstraat; - Deinzestraat.

Lokale weg III: erftoegangsweg. - Hoofdfunctie van de weg is ‘verblijven’ en ‘toegang verlenen tot de aanpalende percelen’. - De verblijfsfunctie primeert op deze weg - De weg kent enkel bestemmingsverkeer, het overig verkeer wordt geweerd - In verblijfsgebieden betreft het woonstraten, winkelstraten, indien de weg gelegen is in het buitengebied ka het gaan over een landelijke weg of fietsweg. Ook een parallelweg is een lokale weg III. Alle overige wegen zijn geselecteerd als lokale weg III.

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 13 van 55

Figuur 4-1 Categorisering van de wegen

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 14 van 55

4.2.3 Werkdomein B: gewenste verkeersstructuur per vervoerswijze

4.2.3.1 Verblijfsgebieden en voetgangersvoorzieningen De kernen van Dentergem, Markegem, Wakken en Oeselgem worden geleidelijk aan heringericht als verblijfsgebieden met een maximum ontwerpsnelheid van 50 km/u. De doortochten zijn de eerste stukken die aangepakt worden. Volgende punten zijn prioritair bij de herinrichting van straten: - Brede voetpaden, met obstakelvrije zone - Grote oversteekbaarheid van de weg - Veilige oversteekpunten - Goed uitgeruste bushaltes op strategische en in het oog springende locaties - Looproutes worden georiënteerd op aantrekkingspunten - Verlichting ook in functie van de zwakke weggebruiker - Strategisch inplanting van groen - Beveiligde schoolomgevingen (zebrapad, verhoogde inrichting, verkorte oversteek, voetpadbescherming, anti-parkeermaatregelen voor de schoolpoort,...)

4.2.3.2 Fietsroutenetwerk Het provinciaal fietsnetwerk zorgt voor de bovenlokale verbindingen tussen de dichtstbijzijnde gemeenten en steden. In dit kader worden vrijliggende fietspaden voorzien langs de Statiestraat en de N327. Het lokale fietsnetwerk zorgt voor de ontbrekende verbindingen tussen de kernen van Dentergem en de alternatieve verbindingen. Het lokale netwerk volgt in eerste instantie de lokale verbindingswegen. De aanwezige fietspaden worden geoptimaliseerd (o.a. vrijliggend fietspaden langs N327) en ontbrekende fietspaden worden aangevuld (o.a. tussen Vierschaar en Leie) Alternatieve verbindingen zijn bewegwijzerde routes langs landelijke wegen die in hoofdzaak gericht zijn op veilige verbindingen naar de voornaamste bestemmingen (Tielt, Waregem, Deinze via non- stop route langs de Leie) Dit netwerk wordt ondersteund door lokale ingrepen: - Veilige oversteken op belangrijke fietsroutes (schoolroutes) zowel binnen als buiten de bebouwde kom: o.a. kruispunt N305-Bamstraat, Statiestraat-Dreve, Dentergemstraat- Brouwerijstraat, Markegemstraat-Wakkenstraat, Markegemstraat-Hekkenstraat, Wakkensesteenweg t.h.v. school, Brugstraat t.h.v. parking, Vierschaar - Voorziening van fietsstallingen op cruciale punten (meest gebruikte bushaltes (opstap), bibliotheekfilialen, sport- en culturele infrastructuur, recreatieve functies,…) - Beveiligde schooluitgangen (zie ook voetgangersgebieden)

4.2.3.3 Openbaar vervoernetwerk Daar de vaste lijnvoering is aangevuld met het in gebruik nemen van twee belbusdiensten, wordt de huidige bediening behouden. Na evaluatie van de belbussen wordt bepaald of er nog wijzigingen dienen doorgevoerd te worden. De voornaamste haltes (Wakken Plaats, Oeselgem Vierschaar, Dentergem Bamstraat en Gesticht) worden uitgerust met schuilhuisje, bank, fietsrek en vuilnisbak. Andere opstaphaltes worden minimaal uitgerust met een haltepaal en uurregeling.

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 15 van 55

Naar gelang het gebruik van de haltes zullen deze verder worden aangepast aan de behoeften die zich stellen.

4.2.3.4 Gemotoriseerd verkeer Naar infrastructuur toe wordt bij de herinrichting van de straten rekening gehouden met een ontwerpsnelheid van 50km/u. In eerste instantie worden de doortochten (lokale wegen I en II binnen de bebouwde kom) aangepakt. De ontwerpen zijn gericht op de zwakke weggebruiker en dienen het doorgaand verkeer en het zwaar vervoer te ontmoedigen. Stelselmatig worden de andere straten aangepakt wanneer deze aan hernieuwing toe zijn. De herinrichting gebeurt volgens een ontwerpsnelheid van maximaal 50 km/u. Er wordt geopteerd om zone 30 in te voeren ter hoogte van de schoolomgevingen en op de doortocht van Dentergem.

4.2.3.5 Verkeersleefbaarheid en verkeersveiligheid - Bij de herinrichting van de doortochten wordt de ontwerpsnelheid bepaald op maximaal 50 km/u. De zwakke weggebruiker wordt centraal geplaatst. Op de looproutes, voetwegen en in de omgevingen van scholen worden oversteken voorzien. - Uniforme aanpak van de schoolomgevingen (zie ook punt 2.2.1 voetgangersgebied) - Alternatieve fietsroutes buiten de bebouwde kom, richting Tielt en Waregem, worden bewegwijzerd. Ter hoogte van de lokale verbindingswegen worden de oversteken beveiligd. - Doortochten en schoolomgevingen worden aangepakt. - Kruispunt de Vierschaar wordt op korte termijn aangepakt. - In de scholen worden verkeerslessen opgestart waarbij de nadruk ligt op verkeersveiligheid en het gebruik van alternatieve vervoerswijzen. - Met de basisscholen van Wakken en Oeselgem wordt overleg gepleegd tot het verleggen van de schooluitgang. Beide scholen hebben een alternatief via de achterliggende parkings. De gemeente stimuleert deze mentaliteitswijziging door veiligheidsmaatregelen te treffen in de omgeving en op de toegangswegen met de nadruk op de meest veilige uitgang.

4.3 Landschap, erfgoed en archeologie

4.3.1 Landschapsatlas & traditionele landschappen (zie kaart 1 in bijlage)

4.3.1.1 Algemeen Het beleid zoals vooropgesteld in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen benadrukt een globale en gedifferentieerde aanpak van de landschapszorg, waarbij een bijzondere aandacht gaat naar het behoud van de resterende relictlandschappen. Om een dergelijk landschapsbeleid te onderbouwen wordt een geactualiseerde gebiedsdekkende inventaris van de relictlandschappen als een belangrijk beleidsinstrument gezien. Via de aanwijzing van de relicten kan een beoordeling gemaakt worden van de gaafheid, mede in relatie tot de ideaaltypische karakteristieken van het betrokken traditioneel landschap. Deze inventaris werd uitgewerkt in de zogenaamde ‘Landschapsatlas van Vlaanderen - opgemaakt door de afdeling Monumenten en Landschappen van de Vlaamse Gemeenschap en verschenen in het voorjaar van 2001. De atlas vormt een historische momentopname van de Vlaamse landschappen op het eind van de 20e eeuw. Ze geeft een gedetailleerde inventaris van ruimtelijke zones waar gave en herkenbare relicten van de traditionele landschappen nog voorkomen. Hij bestrijkt het volledige Vlaamse grondgebied met uitzondering van de stedelijke kernen en de dicht bebouwde agglomeraties.

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 16 van 55

Deze inventaris omvat zowel puntvormige, lijnvormige als vlakvormige relicten. Samenhangende gehelen met belangrijke erfgoedwaarden en een vrij hoge gaafheid werden gewaardeerd via aanduiding als relictzone met bijbehorende beschrijvingsfiche. De meest waardevolle ensembles werden ankerplaatsen genoemd. Voor ankerplaatsen en relictzones, kortom gave landschappen, worden specifieke beleidswenselijkheden geformuleerd. Deze komen echter niet voor binnen het plangebied. Ook komen er geen punt- of lijnrelicten voor in het plangebied. Het plangebied bevindt zich op de grens van de traditionele landschappen ‘Land van – Kortrijk’ en ‘Leievallei’. De indeling van de traditionele landschappen van Vlaanderen dateert van 1985 en was een eerste poging om de regionale verscheidenheid van de historisch gegroeide cultuurlandschappen op kaart voor te stellen in hun situatie van voor de grote veranderingen. De indeling steunt op zowel fysische en natuurlijke kenmerken zoals reliëf en bodemgesteldheid, als op cultuurlandschappelijke kenmerken zoals bewoningsvormen, landgebruik, percelering en landschapstype. Hieruit blijkt het Vlaamse Gewest over een bijzonder grote landschappelijke diversiteit te beschikken, die echter in een steeds sneller tempo teloor gaat.

4.3.1.2 Land van Roeselare – Kortrijk ‘Het Land van Roeselare – Kortrijk’ heeft volgende kenmerken: - Structuurdragende matrix: golvende topografie, vallei en sterk verstedelijkt weefsel - Zichtbare open ruimten: sterk versnipperde en onregelmatige open ruimten begrensd door bebouwing en infrastructuur - Impact bebouwing: bebouwing vormt in feite de matrix waarin open ruimterelicten voorkomen - Betekenis kleine landschapselementen: beperkt en sterk geïsoleerd De volgende wenselijkheden m.b.t. de Vlaamse Landschappen worden nagestreefd: - Structurele hoofdkenmerken: sterk verstedelijkt gebied begrepen tussen de Mandel en de Leie met als belangrijkste stedelijke centra Kortrijk, Roeselare - Identiteitsbepalende elementen: sterk verstedelijkte gemeenten met aan elkaar groeien door lintbebouwing en sterke versnijding door (weg)infrastructuren en industrieterreinen - Autonome ontwikkeling en problemen: valt onder de regionaal-stedelijke invloedssfeer van Kortrijk; kadastrale oppervlakte Open Ruimte 50-80% in 1989 met een afname van 10% sedert 1980; hoge graad van dichte bebouwing en sterke versnijding; sterke toename woningen sedert 1981 - Wenselijkheden voor toekomstige ontwikkeling: • vrijwaren relicten open ruimten; afremmen volledig dichtslibben; actieve landschapsbouw; • versnippering door infrastructuur en verspreiding van (bio)industriële vestigingen tegengaan; • versterken van de samenhang en buffering van de visuele verstedelijking door selectieve groenaanplanting

4.3.1.3 Leievallei De ‘Leievallei’ heeft volgende kenmerken: - Structuurdragende matrix: vallei met meanderende rivier; reliëf van de valleiranden is structuurversterkend - Zichtbare open ruimten: sterk gerichte, smalle vergezichten met grote afwisseling - Impact bebouwing: komt vooral langs de randen voor en is sterk ruimte-begrenzend

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 17 van 55

- Betekenis kleine landschapselementen: lineair groen is sterk structurerend De volgende wenselijkheden m.b.t. de Vlaamse Landschappen worden nagestreefd: - Structurele hoofdkenmerken: Leievallei van Gent tot Kortrijk;vormt samen met de Schelde van Gent tot Doornik de zuidelijke uitloper van de Vlaamse Vallei - Identiteitsbepalende elementen: door kanalisatie: afgesneden meanders tussen Kortijk en Deinze; gave meanders tussen Deinze en Gent, met oeverwallen en meersen en aansluitend bij landduinen (zie zandgebied Leie-Schelde); vlasroterijen; kastelen op motte of donksite - Erfgoedwaarde: belangrijke cultuurhistorische betekenis op diverse aspecten ("Golden River", Latemse School, ...); - Autontome ontwikkeling en problemen: natuurgebieden (Bourgoyen- Ossenmeersen) rurbane gradiënt (banlieue - forenzen-woonzone) van Gent tot Deurle en vanaf Zulte tot Kortrijk en Moeskroen; waterrecreatie rond Gent; kadastrale oppervlakte Open Ruimte 50-80% (1989) met een afname van 5 tot plaatselijk meer dan 10% sedert 1980 - Wenselijkheden voor toekomstige ontwikkeling: • vrijwaren van bebouwing van om het even welke aard in de valleigebieden; • bijzondere aandacht voor de gradiënten en toposequenties in het landschap; • accentueren van de waardevolle sites (kastelen, meanders, donken) in hun omgeving; • gedifferentieerde aanpak voor de verschillende riviersegmenten. 4.3.2 Inventaris bouwkundig erfgoed (zie kaart 2) Op 14/09/2009 stelde de administrateur-generaal van het VIOE de Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed voor Vlaanderen vast. Hierdoor is er voor het eerst een eenduidige lijst van het in Vlaanderen gebouwde patrimonium met erfgoedwaarde. In de hierna volgende tabel worden de relicten uit de inventaris van het bouwkundig erfgoed, die deel uitmaken van het plangebied van voorliggend RUP, opgelijst. Door de gemeente Dentergem werd een afweging opgesteld over het al dan niet behoud van de panden in kwestie. Deze kan gevonden worden in bijlage bij deze toelichtingsnota. De afweging gebeurt op drie parameters : - Onderdeel van een samenhangend geheel . Het belang van het behoud van een pand is groter indien het deel uitmaakt van een straat waar meerdere gebouwen uit het bouwkundig erfgoed aanwezig zijn. Hierdoor onderscheidt de straat zich van andere straten. Hierbij is het van belang om het straatbeeld te behouden door de individuele waardevolle panden te behouden. In het plangebied gaat het om de Deinzestraat en de Wakkensesteenweg. Deze straten hebben een kenmerkend straatbeeld door de aanwezigheid van diverse waardevolle panden aan weerszijden van de weg. Een uitzondering op het behoud van het pand kan enkel indien duidelijk kan aangetoond worden dat de beeldwaarde voor het samenhangend geheel te beperkt is. De panden die niet als te behouden werden gecategoriseerd, betreffen gebouwen die doorheen de jaren verbouwd zijn, waardoor de kenmerkende/waardevolle elementen verloren zijn gegaan. - Indien een pand geen onderdeel uitmaakt van een samenhangend geheel is het behoud ervan minder relevant tenzij het uitgesproken kenmerkende waarden heeft. Het gaat hierbij om intrinsieke kenmerken van het pand zoals zeldzaamheid, een gevel die expressief is, typologische kenmerken die kenschetsend zijn voor de gemeente maar ook om de impact van het pand op de omgeving zoals de typologie van het pand (bvb. hoekpand, grootte van het volume). Deze vormen een sterk motief voor behoud.

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 18 van 55

- De bouwfysische toestand van een gebouw vormt eveneens een indicator voor het al dan niet behoud. De aard en mate van verval (al dan niet onomkeerbaar) en het mogelijk hergebruik overeenkomstig de maatvoering zijn van belang. De evaluatie van de bouwfysische toestand is in het kader van dit RUP niet altijd mogelijk (bvb. aanwezigheid van huiszwam, betonrot, ... ) en vergt diepgaander onderzoek. Hiervoor wordt in de stedenbouwkundige voorschriften opgenomen dat er van het behoud kan afgeweken worden indien het gebouw bouwfysisch niet meer geschikt is voor de bestaande of voor een nieuwe functie. De noodzakelijke ingrepen staan niet in verhouding tot de waarde van het gebouw. Hiervoor dient bij de vergunningsaanvraag een motivatie gevoegd te worden. Het gaat hier bijvoorbeeld om te kleine woningen waarbij uitbreidingen en aanpassingen om te voldoen aan de energieprestatie- en comforteisen te ingrijpend zijn waardoor de waarde verloren gaat. De essentie van de evaluatie kan teruggevonden worden in de tabel. Hierbij worden volgende categorieën onderscheiden: - Categorie A – maximaal behoud: Indien het pand onderdeel uitmaakt van een samenhangend Geheel én het heeft uitgesproken kenmerkende waarden, dan dient de bestaande toestand behouden te blijven. Dit betekent dat verbouwingen mogelijk moeten blijven, maar dat o.a. de aard van de gebruikte materialen, de gevel- en raamindelingen, kroonlijsthoogte en dakvorm behouden dienen te blijven. - Categorie B – behoud typologie: Indien het pand onderdeel uitmaakt van een samenhangend geheel maar de kenmerkende waarde is minder uitgesproken, dan is het wenselijk om de kenmerken van o.a. het volume, de gevel (materiaal), de gevelindeling en kroonlijsthoogte en dakvorm te behouden. Wijzigingen worden echter toegestaan op voorwaarde dat deze integreerbaar zijn in het geveluitzicht of een architecturale meerwaarde bieden (bvb. wijziging raamopening, creatie dakkapel, wijziging gevelbekleding indien deze niet typerend is,...). - Categorie C – behoud niet noodzakelijk: Indien de beschreven architecturale kenmerken niet meer aanwezig zijn, is het behoud niet langer noodzakelijk. Indien ze wel nog aanwezig zijn, maar het pand maakt geen onderdeel uit van een samenhangend geheel én heeft geen uitgesproken kenmerkende waarde, is het niet noodzakelijk het pand te behouden.

RELICT_ID NAAM STRAAT HUISNR EVALUATIE 84470 Vrijstaande woning Deinzestraat 17 A 84471 Beeldbepalende halfvrijstaande Deinzestraat 22 C woning 84472 Vrijstaande cottage in ruime tuin Deinzestraat 33 A 84473 Vroegere herberg "De Paling" Deinzestraat 59 C 84468 Dubbelwoonst Deinzestraat 14 A 84476 Historische hoeve, "Ten Walle" Heuvelhoekstraat 35 C 84490 Beeldbepalende bebouwing, Vaerestraat 21, 23 B rechts van nr. 23 kruisbeeld 84491 Samenstel van twee dubbelhuizen Vaerestraat 52, 54 B met tussen beide een magazijn 84498 Wellicht de vroegere herberg Wakkensesteenweg 2 A "Den Haerent" 84499 Klooster en school Wakkensesteenweg 11 A 84502 Koppelwoningen in Wakkensesteenweg 26, 28 A spiegelbeeldschema 84503 Vrijstaande woning in kleine tuin Wakkensesteenweg 32 A 84500 Boerenarbeiderswoning Wakkensesteenweg 14 C 84462 Lage dorpswoning, aan straat Brugstraat 4 C gelegen 84463 Burgerhuis Brugstraat 9 C

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 19 van 55

84464 Halfvrijstaand dubbelhuis Brugstraat 11 C 84475 Onze-Lieve-Vrouwkapel gelegen Heuvelhoekstraat zonder A tegenover nr. 35 nummer 84477 Pijlerkapel gewijd aan Onze-Lieve- Heuvelhoekstraat zonder A Vrouw met Kind nummer 84479 Heilige Martinuskerk Kerkplein zonder A nummer 84480 Gedenktekens voor Kerkplein zonder A oorlogsslachtoffers van beide nummer wereldoorlogen 84481 Lourdesgrot ten westen van de Kerkplein zonder C kerk en ten zuiden van de nummer pastorie 84482 Vrijstaande pastorie in Kerkplein zonder A neotraditionele stijl nummer 84494 Kruiskapel (pijlerkapel) Volderstraat zonder A nummer 84501 Achterin gelegen Wakkensesteenweg zonder A boerenarbeiderswoning nummer 84465 Kapel Onze-Lieve-Vrouw van Halle Brugstraat zonder A nummer 84466 Monument aan de Leie Brugstraat zonder A nummer 84467 Zogenaamde "4-frontenbrug" Brugstraat zonder A nummer 84469 Kapel Onze-Lieve-Vrouw van Deinzestraat zonder A Vrede nummer Tabel 4.1 Items uit de inventaris van het bouwkundig erfgoed Het orgel van de Sint-Martinuskerk is ten slotte opgenomen als ‘bouwkundig erfgoed orgels’. 4.3.3 Beschermde landschappen, dorpsgezichten en monumenten Er zijn geen beschermde landschappen, dorpsgezichten of monumenten gelegen binnen het plangebied van voorliggend RUP.

4.4 Open ruimtebeleid

4.4.1 Biologische waarderingskaart (zie kaart 3) De biologische waarderingskaart is een inventarisatie van het biologische milieu en de bodembedekking in Vlaanderen en Brussel. Een inkleuring in groentinten duidt de biologische waarde van het milieu op een overzichtelijke wijze. Hiertoe werd een uniforme evaluatie van het volledige Vlaamse gewest gemaakt voor wat betreft plantengroei, grondgebruik en kleine landschapselementen. De inventarisatie werd opgemaakt door het Instituut voor natuur- en bosonderzoek (INBO). Volgens de biologische waarderingskaart komen onderstaande BWK-eenheden voor in het plangebied en de directe omgeving: - De huidige oevers van de Leie worden beschouwd als biologisch waardevol, met de eenheden: o kd: dijk o hu-: mesofiel hooiland (glanshaververbond)

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 20 van 55

o kbq: bomenrij met dominantie van Zomereik (Quercus robur) o kbu: bomenrij met dominantie van iep (Ulmus sp.) o sam: vlier (Sambucus sp.) o sz: struweelopslag van allerlei aard, vaak op gestoorde gronden - Ook de oevers van de oude Leiearmen palend aan het plangebied worden gekarteerd als biologisch waardevol tot biologisch zeer waardevol, met de eenheden: o aev: eutrofe plas met slibrijke bodem, enkel natuurlijk ontstane plassen o k(mr-): bermen, perceelsranden, stroken ... met elementen van rietkragen o lhi: populierenaanplant op vochtige grond met ruderale ondergroei o n: loofhoutaanplant (exclusief populier) o gml: gemengd loofhout o hr: verruigd grasland - Ook de vijver, gelegen in het binnengebied van de Houtstraat, Vaerestraat en Deinzestraat wordt gecategoriseerd als biologisch waardevol, met de volgende eenheden: o ap: diep of zeer diep water o kbb: bomenrij met dominantie van berk (Betulus sp.) - Het grasland onmiddellijk ten noorden van de vijver is een complex van biologisch minder waardevolle en waardevolle elementen, met de eenheden: o hp: soortenarm permanent cultuurgrasland o hp+: soortenrijk permanent cultuurgrasland met relicten van halfnatuurlijke graslanden o kb: bomenrij - Daarnaast worden de buffers ten noorden van het bedrijventerrein eveneens gekarteerd als biologisch waardevol, met de eenheid: o n: loofhoutaanplant (exclusief populier) - Aan de oostrand van het plangebied bevindt zich nog een complex van biologisch minder waardevolle en waardevolle elementen, met de eenheden: o hp: soortenarm permanent cultuurgrasland o kbp: bomenrij met dominantie van populier (Populus sp.) 4.4.2 VEN en IVON (zie kaart 4) De centrale doelstelling van het Vlaams gebiedsgericht natuurbeleid is de realisatie van een voldoende omvangrijke en samenhangende ‘natuurlijke structuur’ van Vlaanderen. Om dit te bereiken dient eerst het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) en het Integraal Verweving- en Ondersteunend Netwerk (IVON) afgebakend te worden. Het VEN, dat bestaat uit Grote Eenheden Natuur (GEN) en Grote Eenheden Natuur in Ontwikkeling (GENO), wordt afgebakend door Vlaanderen in overleg met de provinciale en gemeentelijke overheden. Het IVON bestaat uit NVWG (natuurverwevingsgebieden) en NVBG (natuurverbindingsgebieden). De NVWG wordt afgebakend in het RSV. De NVBG worden echter afgebakend door de provincie, zij het in functie van de reeds door het Vlaams Gewest afgebakende GEN, GENO en NVWG en aan de hand van richtlijnen opgesteld op Vlaams niveau.

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 21 van 55

De Vlaamse regering besliste op 18 juli 2003 over de definitieve afbakening van het eerste deel van het VEN. Het VEN 1e fase of Vlaams Ecologisch Netwerk staat voor 86.500 ha platteland waar natuur en natuurbescherming de belangrijkste plaats innemen. De afbakening van de NVGB werd nog niet beëindigd. Binnen het plangebied van voorliggend RUP bevinden zich noch gebieden van het VEN noch van het IVON. De dichtstbijzijnde VEN-gebieden betreffen: - De West-Vlaamse Leievallei, een grote eenheid natuur (GEN), op zo’n 500 m van het plangebied; - De vallei van de Zeverenbeek, een grote eenheid natuur (GEN), op zowat 4 km van het plangebied). 4.4.3 Natura 2000 (zie kaart 5) In 1979 werd door de Europese Gemeenschap de Richtlijn 79/409/EEG inzake het behoud van de vogelstand uitgevaardigd, beter bekend als de Vogelrichtlijn. Het doel ervan is de instandhouding van alle natuurlijk in het wild levende vogelsoorten op het Europese grondgebied van de lidstaten te bevorderen. Volgens artikel 4 van deze Richtlijn moeten er speciale beschermingsmaatregelen getroffen worden voor de leefgebieden van een aantal vogelsoorten, vermeld in de zogenaamde Bijlage I van de richtlijn. Bovendien moet men ook de rui-, overwinterings- en rustplaatsen van geregeld voorkomende trekvogelsoorten (onder andere watervogels en ganzen) beschermen. Als belangrijkste maatregel dient elke lidstaat Speciale Beschermingszones (SBZ – V) aan te wijzen op basis van opgegeven selectienormen. In deze gebieden dienen maatregelen getroffen te worden voor de bescherming van de vogelsoorten en van hun leefgebieden. Ook buiten deze beschermingszones moeten de lidstaten zich inzetten om de vervuiling en verslechtering van de leefgebieden van de soorten te voorkomen. In Vlaanderen werden in 1988 in uitvoering van deze richtlijn een aantal Speciale Beschermingszones, Vogelrichtlijngebieden of kortweg SBZ-V genoemd, aangeduid. De continue achteruitgang van de natuurlijke habitats en de bedreiging voor het voortbestaan van bepaalde wilde soorten zijn een centrale zorg in het milieubeleid van de Europese Unie (EU). Op 21 mei 1992 werd de Europese Richtlijn 92/43/EEG, inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (zogenoemde ‘ Habitatrichtlijn ’), uitgevaardigd. Deze richtlijn heeft tot doel de biodiversiteit in de lidstaten te behouden en streeft naar de instandhouding én het herstel van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna die hiervan deel uitmaken. Bij deze richtlijn werd een Europees ecologisch netwerk tot stand gebracht dat " Natura 2000 " is genoemd. Dit netwerk bestaat uit "speciale beschermingszones" die door alle lidstaten werden aangewezen overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn (de zogenaamde ‘Habitatrichtlijngebieden’ of SBZ – H), alsmede uit de speciale beschermingszones die uit hoofde van de vogelrichtlijn zijn ingesteld (zogenaamde Vogelrichtlijngebieden). Het plangebied van voorliggend RUP bevindt zich niet in Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied is ‘de bossen en heiden van zandig Vlaanderen, oostelijk deel’, een habitatrichtlijngebied op zowat 5km van het plangebied.

4.5 Ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen wil de open ruimte in het buitengebied maximaal vrijwaren voor landbouw, natuur en bos. Samen met de natuur- en landbouworganisaties maakte de Vlaamse regering in 1997 de afspraak om te evolueren naar 750.000 ha agrarisch gebied, 150.000 ha natuurgebied en 53.000 ha bosgebied. Dat is een toename met 38.000 ha natuurgebied en 10.000 ha bosgebied en een afname van 56.000 ha landbouwgebied. Van 2004 tot 2009 werkte de Vlaamse overheid in overleg met gemeenten, provincies en middenveldorganisaties een ruimtelijke visie uit op landbouw, natuur en bos in dertien buitengebiedregio’s. Voor elke regio heeft de Vlaamse Regering dat visievormingsproces afgerond met een beslissing over een actieprogramma voor de op te maken ruimtelijke uitvoeringsplannen.

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 22 van 55

Voor de landbouwgebieden waar de bestemming van het gewestplan zeker behouden kan blijven, besliste de regering om de bestaande agrarische bestemmingen te herbevestigen. De Vlaamse overheid drukte in de omzendbrief RO/2010/01 nog haar bezorgdheid uit voor het integrale behoud van dit gebied voor de agrarische sector en stelt dat de mogelijkheden om dit gebied voor andere functies dan de agrarische te ontwikkelen zullen worden beperkt, er zal een zeer conservatieve houding worden aangenomen bij het beoordelen van projecten. In 2006 stelde de Vlaamse overheid een ruimtelijke visie op landbouw, natuur en bos op voor de regio Leiestreek, die resulteerde in een Operationeel Uitvoeringsprogramma (beslissing Vlaamse Regering 24 oktober 2008). In deze ruimtelijke visie wordt de agrarische open ruimte rondom het plangebied herbevestigd en beschreven als ‘Gekanaliseerde Leie’, als onderdeel van de ‘Noordelijke Leievallei’.

Figuur 4-2 Gewenste ruimtelijke structuur Binnen het plangebied bevindt zich een beperkt aandeel herbevestigd agrarisch gebied, vnl. gesitueerd rondom de vijver. Voorts is het landbouwgebied rondom de kern herbevestigd. Deze ruimtelijk-functioneel samenhangende gebieden (landbouwgebied Markegem) moeten volgens de visie worden gevrijwaard voor de grondgebonden land- en tuinbouw als drager van de open ruimte: - De hoofdfunctie van deze gebieden is landbouw. - In deze aaneengesloten landbouwgebieden wordt de land- en tuinbouwsector als ruimtelijke drager erkend en gevrijwaard. Mogelijkheden voor een gerichte ruimtelijke ondersteuning van glastuinbouw, op lokaal of regionaal niveau, kunnen onderzocht worden. - De landbouwgebieden gelegen in een landschap onder verstedelijkingsdruk zoals in de omgeving van Deinze, Gent en Zulte zorgen voor een landschappelijke visuele openheid. - Binnen het landbouwgebied komen kleine landschapselementen voor (dreven, houtkanten, hagen, knotbomen, beken, sloten, poelen, ...) die relicten vormen van het traditionele landschap. Er wordt gestreefd naar het behoud en via stimulerende maatregelen, het versterken van een raamwerk van deze elementen, zoals langs de

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 23 van 55

Merebeek, zodat een landschapsecologische basiskwaliteit gegarandeerd wordt, zodat de regionale identiteit versterkt wordt, en zodat de overgang tussen natuurkernen en landbouwgebieden minder scherp wordt. Hierbij gaat bijzondere aandacht naar de verbindende functie van dit netwerk tussen de valleicomplexen. - Het open landschappelijk karakter van de historische kouters dient gevrijwaard te worden. - In de overstromingsgevoelige gebieden worden de landbouwfunctie en de waterbeheerfunctie zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. Vanuit het ruimtelijk beleid worden deze gebieden gevrijwaard van verdere bebouwing, zodanig dat de waterbergingsfunctie bewaard blijft en waar nodig hersteld kan worden. Wat betreft de beekvalleien staat het behoud en de versterking van gevarieerde (open/halfopen) valleilandschappen met ruimte voor waterberging voorop.

4.6 Decreet integraal waterbeleid Binnen Vlaanderen vormt het ‘decreet integraal waterbeleid’ van 18 juli 2003 het juridisch en organisatorisch kader waarbinnen het waterbeleid moet gevoerd worden. Op 25 mei 2007 werd het decreet aangepast. Het is een kaderdecreet dat de grote lijnen voor het beleid uitzet. De concretisering gebeurt via uitvoeringsbesluiten. Op 9 september 2005 keurde de Vlaamse Regering het eerste uitvoeringsbesluit bij het decreet Integraal Waterbeleid goed. Dit besluit zorgt voor de geografische indeling van de watersystemen binnen het Vlaamse Gewest door de afbakening ervan in stroomgebieden, bekkens en deelbekkens. Daarnaast omvat het de noodzakelijke bepalingen voor de formele oprichting van de overlegstructuren op de verschillende niveaus. 4.6.1 Waterlopen (zie kaart 6) Er komt een onbevaarbare waterloop voor in de noordelijke helft van het plangebied, nl. de Aalbeek (cat.3 en gedeeltelijk cat.2). Daarnaast is een beperkt deel van een oude Leiearm in de zuidwestelijke hoek van het plangebied vervat. 4.6.2 Bekkenbeheerplan In uitvoering van het decreet integraal waterbeleid, stelde de Vlaamse overheid bekkenbeheersplannen op voor het volledige grondgebied. Op 30 januari 2009 keurde de Vlaamse Regering het besluit voor de vaststelling van de bekkenbeheerplannen en de bijhorende deelbekkenbeheerplannen definitief goed (Belgisch Staatsblad 5 maart 2009). Het plangebied is gelegen in het Leiebekken. Het Vlaamse Leiebekken omvat 982 km2 of 7% van het Vlaamse grondgebied. Het Leiebekken is integraal onderdeel van het internationale “Bekken Leie en Deule” (3886 km2), dat op haar beurt onderdeel is van het internationale Stroomgebied van de Schelde. Voor het studiegebied en de directe omgeving werden volgende relevante acties voor het RUP opgenomen in het bekkenbeheerplan:

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 24 van 55

4.6.2.1 Voor de oude Leiearmen:

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 25 van 55

4.6.2.2 Voor de Leie zelf:

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 26 van 55

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 27 van 55

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 28 van 55

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 29 van 55

4.6.2.3 Ter hoogte van het bedrijventerrein:

4.6.3 Watertoets Het decreet integraal waterbeleid heeft zowel aandacht voor waterkwaliteit als voor de kwantiteit (hoeveelheid water). Binnen de bevoegdheid ruimtelijke ordening wordt uiteraard vooral rekening gehouden met de hoeveelheid water (vermijden van overstromingen van bebouwde gebieden en vermijden van verdroging van natte natuurgebieden). Op 20 juli 2006 keurde de Vlaamse Regering het uitvoeringsbesluit voor de watertoets goed. Op 14 oktober 2011 keurde de Vlaamse Regering een aanpassing van het uitvoeringsbesluit goed. Dit besluit trad in werking op 1 maart 2012 en geeft aan de overheden die vergunningen afleveren richtlijnen voor de toepassing van de watertoets.

4.6.3.1 Erosiegevoeligheid (zie kaart 8) De erosiegevoeligheidskaart ten behoeve van de watertoets is een tussenproduct binnen de studie ‘verfijning van de bodemerosiekaart’, uitgevoerd door de onderzoeksgroep fysische en regionale geografie van de K.U. Leuven in opdracht van de afdeling Land van het vroeger AMINAL. De afbakening van de erosiegevoelige gebieden heeft tot doel om belangrijke wijzigingen in bodemgebruik, die mogelijk aanleiding kunnen geven tot versnelde afstroming van oppervlaktewater van hellingen en tot afspoeling van bodemdeeltjes, voorafgaandelijk aan een vergunning of de goedkeuring van een plan of programma, voor advies voor te leggen aan de bevoegde instantie. De valleigebieden rondom het plangebied worden aangeduid als erosiegevoelig.

4.6.3.2 Grondwaterstromingsgevoelige gebieden (zie kaart 9) De kaart met de gebieden die gevoelig zijn voor grondwaterstroming ten behoeve van de watertoets werd opgemaakt om te kunnen nagaan in welke gebieden er minder of meer aandacht moet uitgaan naar de effecten van ingrepen op de grondwaterstroming. De richtlijnen voor de watertoets houden rekening met een differentiatie van Vlaanderen in 3 types van gebieden, volgens de aard van gevoeligheid voor grondwaterstroming. Type 1: zeer gevoelig De zeer gevoelige gebieden zijn afgebakend aan de hand van de kaart van de Natuurlijk Overstroombare Gebieden (NOG kaart). De NOG-kaart is gebaseerd op de bodemkaart waarbij de bodemprofielen van alluviale, colluviale en poldergronden afgebakend zijn. De NOG gebieden met uitzondering van colluvia zijn afgebakend als type 1 gebied. Indien er in type 1 gebied een

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 30 van 55

ondergrondse constructie gebouwd wordt met een diepte van meer dan 3m of een horizontale lengte van meer dan 50m dient advies aangevraagd te worden bij de bevoegde adviesinstantie. Type 2: matig gevoelig Onder de matig gevoelige gebieden vallen alle gebieden die niet tot type 1 (zeer gevoelig) of type 3 (weinig gevoelig) behoren. Indien er in type 2 gebied een ondergrondse constructie gebouwd wordt met een diepte van meer dan 5m en een horizontale lengte van meer dan 100m dient advies aangevraagd te worden bij de bevoegde adviesinstantie. Type 3: weinig gevoelig Onder de weinig gevoelige gebieden vallen alle gebieden waar er een aquitard (meestal een kleilaag) op geringe diepte voorkomt of het grondwaterpeil diep staat en die niet tot type 1 (zeer gevoelig) behoren. Indien er in type 3 gebied een ondergrondse constructie gebouwd wordt met een diepte van meer dan 10 m en een horizontale lengte van meer dan 50m dient advies aangevraagd te worden bij de bevoegde adviesinstantie. De beekvalleien rondom het plangebied zijn zeer gevoelig voor grondwaterstroming (type 3), terwijl de rest van het plangebied wordt aangeduid als matig gevoelig voor grondwaterstroming (type 2).

4.6.3.3 Infiltratiegevoeligheid (zie kaart 10) De kaart met de infiltratiegevoelige bodems ten behoeve van de watertoets werd opgemaakt om te kunnen nagaan in welke gebieden er relatief gemakkelijk hemelwater kan infiltreren naar de ondergrond. Infiltratie van hemelwater naar het grondwater is belangrijk omdat daardoor de oppervlakkige afstroming en dus ook de kans op wateroverlast afneemt. Bovendien staat infiltratie in voor de aanvulling van de grondwatervoorraden en zodoende voor het tegengaan van verdroging van watervoerende lagen en van waterafhankelijke natuur. De kaart met infiltratiegevoelige bodems en behoeve van de watertoets werd afgeleid van de bodemkaart. Ze bestaat uit twee types gebieden:  Gebieden met de infiltratiegevoelige bodems  Gebieden met de niet-infiltratiegevoelige bodems De watertoetskaart met infiltratiegevoelige gebieden heeft tot doel om richtinggevend te zijn voor individuele ingrepen op lokaal niveau. Bij dergelijke ingrepen moet beslist worden of de aanleg van infiltratievoorzieningen of waterdoorlatende verhardingen al dan niet zinvol zijn, en of er mogelijk schadelijke effecten kunnen optreden naar het grondwater toe zowel kwantitatief als kwalitatief bij het al dan niet aanleggen van dergelijke voorzieningen. Hierbij dient de nuance te worden gemaakt dat deze kaart altijd in combinatie met ander kaartmateriaal (grondwaterstromingsgevoeligheid, bodemkaart,…) of effectieve metingen op het terrein moet worden gehanteerd. In de meeste bodems zijn infiltratievoorzieningen of waterdoorlatende verharding immers zinvol, alleen zal de snelheid van infiltratie misschien lager liggen. Met uitzondering van de beekvalleien wordt quasi het volledige plangebied aangeduid als infiltratiegevoelig.

4.6.3.4 Watertoets 2012 (zie kaart 7) Op 9 november 2011 heeft de Vlaamse Regering het watertoetsbesluit (www.watertoets.be) gewijzigd. Een belangrijke wijziging houdt in dat de kaart van de overstromingsgevoelige gebieden vervangen is door een nieuwe kaart waar meer gebieden in zijn opgenomen. Die kaart geeft aan welke adviesinstanties moeten adviseren over het voorontwerp RUP en vormt de basis om na te gaan of er nadelige effecten op het watersysteem kunnen optreden. Vermits het watertoetsbesluit oplegt dat de overheid die een beslissing neemt over een plan de watertoets moet uitvoeren en er geen overgangsregeling in het besluit is opgenomen, betekent dit dat vanaf 1 maart 2012 bij de beslissing over de vaststelling van zowel het ontwerp als het definitief RUP de watertoets moet baseren op deze nieuwe kaart.

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 31 van 55

De overstromingskaart geeft aan dat de valleigebieden rondom het plangebied mogelijk tot effectief overstromingsgevoelig zijn. Voorts wordt de zone tussen het bedrijventerrein en de woningen ten noorden ervan eveneens aangeduid als mogelijk overstromingsgevoelig.

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 32 van 55

5 Juridisch kader

5.1 Samenvattend overzicht

TYPE Gewestplan Gewestplan nr.6 Roeselare-Tielt (K.B. 17/12/1979) Herbevestigde agrarische gebieden Ja Plannen van aanleg APA Neen BPA BPA Nieuwstraat en Sportveld en herzieningen BPA Centrum Ruimtelijke uitvoeringsplannen Gewestelijk RUP Neen

Provinciaal RUP Neen Gemeentelijk RUP Neen Verkavelingsvergunningen (geldig) Ja, zie plan bestaande & juridische toestand Beschermingen Beschermde monumenten Neen Beschermde stads- of dorpsgezichten Neen Beschermde landschappen Neen Vogelrichtlijngebied Neen Habitatrichtlijngebied Neen Weidevogels Neen VEN Neen Natuurreservaten Neen Beschermingszone Neen grondwaterwinning Waterlopen Onbevaarbaar Aalbeek (cat. 3 en gedeeltelijk cat. 2) Oude Leiearm (niet gecategoriseerd) Bevaarbaar Geen

Tabel 5.1 Samenvattend overzicht van het juridisch kader

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 33 van 55

5.2 Gewestplan (zie kaart 12) Volgens het gewestplan nr. 6 Roeselare-Tielt (K.B. 17/12/1979 en later herzieningen) bestaat het plangebied uit diverse bestemmingszones: - De kern van Oeselgem wordt aangeduid als woongebied; - De randen rondom de vijver worden aangeduid als woongebied met landelijk karakter, de vijver zelf als gebied voor dagrecreatie. De graslanden er rond ten slotte als landbouwgebied. - Het bedrijventerrein is deels bestemd als ambachtelijke bedrijven en kmo’s, deels als landbouwgebied. - De oevers van de Leiearm, ten slotte, zijn bestemd als natuurgebied en parkgebied. Bovenstaande bestemmingen zijn echter voor het overgrote deel ‘overschreven’ door de BPA’s ‘Nieuwstraat en Sportveld’ en ‘Centrum’.

5.3 BPA’s

5.3.1 BPA Nieuwstraat en Sportveld (M.B. 8/3/1988, 27/4/1995, 10/10/1999, 12/5/2011) Het BPA Nieuwstraat en Sportveld kent een lange historiek van herzieningen doorheen de afgelopen decennia. Bij M.B. van 8/3/1988 werd de initiële versie goedgekeurd. Een gedeeltelijke herziening volgde bij M.B. van 27/4/1995, waarbij de bedrijvenzone opnieuw onder de loep werd genomen. Kort daarop volgde nog een gedeeltelijke herziening bij M.B. van 10/10/1999, waarbij de verkaveling rond de Palingstraat en de Kruiskenstraat werd herbekeken. De laatste herziening dateert van 2011 (M.B. 12/5/2011), waarbij het bestuur de intentie had om het volledige plangebied van het BPA van 1988 te herzien – en dus ook de latere herzieningen van ’95 en ’99 – maar een deel van het plan werd uitgesloten. De oude Leiearm en de aanpalende landbouwpercelen, alsook de Leie zelf, haar oevers en aanliggende gronden werden geschrapt uit het BPA (zwart omrande zone op Figuur 5-1). Voor deze gronden gelden dus nog steeds de voorschriften van 1988.

Figuur 5-1 Bestemmingsplan van het BPA Sportveld (M.B. 12/5/2011) De problemen die het bestuur op vandaag ondervindt met de voorschriften van dit BPA, werden reeds beschreven in hoofdstuk 1. Een kritische analyse van het plan leidt nog tot de volgende

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 34 van 55

opmerking: binnen de zone voor bedrijvigheid is vooralsnog een deel onbebouwd gebleven, nl. tussen de noordelijke groenbuffer en de reeds bestaande bedrijfsgebouwen. Binnen deze deelzone zijn productie- en verwerkingsactiviteiten niet toegestaan, maar is het bouwvrij karakter niet verplicht. Loodsen voor opslag kunnen er dus wel worden opgetrokken. Bovendien kan de zone voor 85% worden bebouwd en de niet bebouwde perceelsdelen kunnen hierbij volledig worden verhard. Gelet op het mogelijk overstromingsgevoelige karakter van de gronden in kwestie (zie 4.6.3.4) en de nabijheid van het woongebied is dit niet langer aangewezen. Er zal m.a.w. strenger moeten worden opgetreden, o.a. op het vlak van inplanting van de gebouwen, bebouwings-terreinindex en verhardingspercentage. 5.3.2 BPA Centrum (M.B. 12/11/1993, 12/1/2006) Het BPA Centrum is minder complex wat historiek betreft in vergelijking met het BPA Nieuwstraat en Sportveld. Het initiële plan werd opgesteld bij M.B. van 12/11/1993 en werd gedeeltelijk herzien bij M.B. van 12/6/2006. Het plan van ’93 geldt nog grotendeels en omvat de gesloten kernbebouwing, samen met de kerk, de bijhorende parking en de aanpalende school. De herziening van 2006 maakte de bouw van enkele gemeenschapsgebouwen op de oevers van de oude Leiearm mogelijk. Voor de rest worden de groene oevers van de oude Leiearm als zone non aedificandi ingekleurd en kan er dus niet worden gebouwd. Toen was er reeds sprake van een gepland rivierherstel, nl. de opening van een oude Leiemeander en bijhorende wandelpaden en fietsen.

Figuur 5-2 Bestemmingsplan van het BPA Centrum

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 35 van 55

5.4 Verkavelingsvergunningen De volgende goedgekeurde, niet vervallen verkavelingen bevinden zich binnen het plangebied en worden opgeheven met voorliggend RUP: 2008/41/VK 2008/139/VK 2009/08/VK 2010/79/VK 2010/155/VK 2013/28/VK 2011/98/VK 2012/28/VK 2014/1/VK 85/25/V 658/1976/1 2008/102/VK 2008/139/VK 2010/79/VK 2010/155/VK 2012/57/WVK 2013/28/WVK 658/62/30 658/1968/4 O 2004/95/VK 93/8150/V 2003/104/V 658/1973/2 93/144/V 2001/137/V 658/74/4 83/101 90/42/V 90/14/V 2005/126/VK 2006/59/WVK 2007/71/WVK 2014/23/VK 2014/24/VK

5.5 Atlas der trage wegen Ter hoogte van de grenzen van het plangebied van voorliggend RUP komen verschillende trage wegen voor. In onderstaande worden deze gecategoriseerd in buurtwegen (chemins) en voetwegen (sentiers). Buurtwegen: • Chemin n°10  komt overeen met de huidige Houtstraat • Chemin n°1  komt overeen met de huidige Deinzestraat • Chemin n°4  komt overeen met de huidige Vaerestraat • Chemin n°11  komt overeen met de huidige Heuvelhoekstraat (zuidelijk deel) • Chemin n°14  komt overeen met de huidige Heuvelhoekstraat (noordelijk deel) • Chemin n°17  komt overeen met de huidige Meuledreve • Chemin n°7  komt overeen met de huidige Volderstraat Voetwegen: • Sentier n°20  Komt overeen met de huidige Brugstraat • Sentier n°16  Komt overeen met het stukje Kerkplein richting het zuiden • Sentier n°31 en 23 lopen tussen de Vaerestraat en de Heuvelhoekstraat en sentier n°31 loopt nog verder tussen Heuvelhoekstraat en Deinzestraat. Ze zijn op bepaalde plaatsen nog herkenbaar in de percellering. • Sentier n°19 is niet meer herkenbaar in het landschap, de verkavelingen rond de Palingstraat hebben deze ‘overbouwd’.

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 36 van 55

6 Visie op het plangebied

6.1 Dorp aan de Leie

Zoals beschreven in hoofdstuk 3.1, is de aanwezigheid van de oude Leiemeanders en de Leie zelf een belangrijke troef voor Oeselgem. Niet alleen hebben ze op vandaag een hoge landschappelijke en ecologische waarde, historisch gezien vormen ze de ontstaansreden van de woonkern. Volgens sommigen zou de naam Oeselgem (in 1304 geschreven als ‘Oecelghem’) zelfs betekenen: ‘woonplaats waar de Leie kronkelt’. Bovendien vormen de oude Leiearmen de grens met de gemeente Zulte en dus ook met de provincie Oost-Vlaanderen. Voldoende redenen om deze kenmerkende landschappelijke structuren de aandacht te geven die ze verdienen. De Vlaamse Landmaatschappij heeft in dit kader enkele zones aangeduid voor rivierherstel. Het is echter nog onduidelijke welke maatregelen genomen zullen worden. Algemeen kan worden aangenomen dat de zones in kwestie natter zullen worden dan op vandaag het geval is. Waterwegen en Zeekanaal nv is trekker van dit project, waarbij nauw wordt samengewerkt met de Vlaamse Landmaatschappij, het Agentschap voor Natuur en Bos en diverse lokale verenigingen, om de zones voor natuurherstel af te bakenen en acties uit te werken. Hoewel Oeselgem er haar oorsprong vindt, is het dorp doorheen de jaren haar ‘adres aan de Leie’ verloren. De lintbebouwing langs de Deinzestraat keert het Leielandschap grotendeels de rug toe, waardoor het nog weinig waarneembaar is vanuit de kern. Zo heeft ook het bedrijventerrein helaas een van oorsprong zeer kwalitatief stukje landschap ingenomen dat genesteld ligt tussen de oude Leiearmen en de nieuwe Leie. Op enkele plaatsen zijn er echter nog raakpunten: de ‘groene poort’ langs de Deinzestraat, zoals beschreven in hoofdstuk 3.1, het landschap dat afgelijnd wordt door de Heuvelhoekstraat en de oude Leiearm (tussen de Deinzestraat en de huidige Leie) en de omgeving van de kerk met de bijhorende concentratie van gemeenschapsvoorzieningen. Op deze plekken staat het behoud van de relatie met het Leielandschap voorop: bouwmogelijkheden moeten er sterk worden ingeperkt, zodat visuele verstoring tot een minimum wordt herleid. Deze gronden zullen voor een deel vervat zitten in het gewestelijk RUP ‘Leievallei van Bavikhove tot Deinze’ en worden

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 37 van 55

daarom niet meegenomen in voorliggend gemeentelijk RUP, maar de doelstelling dient dezelfde te blijven: de oude Leiearmen terug de aandacht geven die ze verdienen en een plaats geven in het landschap.

6.2 Landschappelijke integratie van de kern

Delen van het landbouwgebied rondom de woonkern worden meegenomen in het plangebied. Dit biedt kansen om het contrast tussen woonkern en landbouwgebied te verankeren in stedenbouwkundige voorschriften. Om deze reden wordt voorgesteld om de landbouwzones binnen het plangebied als bouwvrij te bestemmen. Hierbij worden mogelijkheden behouden om een bestaande landbouwzetel beperkt uit te breiden, gekoppeld aan deze laatste, om een compact geheel te behouden. Voor het overige kan er niet worden gebouwd in het landbouwgebied, om de samenhang van de open ruimte te behouden en de woonkern als een compacte entiteit in het landbouwlandschap neer te zetten.

6.3 Kwalitatieve afwerking van de bedrijvenzone Met betrekking tot de bedrijvenzone zal vooral worden gefocust op een kwalitatieve inrichting van de nog te bebouwen gronden gelegen binnen het bestaande juridisch aanbod. Een bijkomend juridisch aanbod wordt niet gecreëerd. Wel dienen duidelijke voorschriften te worden gedefinieerd op het vlak van o.a. verhardingsgraad, visuele buffering t.a.v. de omgeving, stapeling van goederen, enz. zodat zorgzaam en efficiënt wordt omgegaan met de beschikbare gronden.

6.4 Aandacht voor blinde verdichting Er worden problemen gesignaleerd met de interpretatie van vigerende stedenbouwkundige voorschriften, waarbij in 2 de lijn wordt gebouwd en percelen worden opgesplitst terwijl dit niet altijd is aangewezen. Dergelijke problematiek dient omzichtig te worden benaderd. Een landelijk gelegen dorp met beperkte oppervlakte verdraagt geen verdichting tot in het oneindige en er is ook geen behoefte naar. Uiteraard moet een minimale bouwdichtheid worden gehaald (15 woningen/ha

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 38 van 55

volgens het RSV), maar hogere dichtheden kunnen enkel plaatselijk, strategisch en in beperkte mate. Een perceel met grote diepte is niet per definitie geschikt voor het bouwen in 2 de lijn, net zoals een perceel met grote breedte niet per definitie geschikt is voor opdeling. Dit leidt immers vaak tot ontwikkelingen met geringe kwaliteit en een negatieve impact op de leefbaarheid van de onmiddellijke omgeving. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen enkele afzonderlijke morfologische gehelen binnen de kern, die samen een zuid-noordgradiënt vormen van dicht bebouwd en eerder ‘stedelijk’, naar minder dens en landelijk.

6.4.1 Kernbebouwing (1) De kernbebouwing behelst de dense bebouwing langs de doortocht gevormd door Deinzestraat, Kerkplein en Wakkensesteenweg. Hier bevindt zich overwegend gesloten bebouwing op kavels met een relatief beperkte oppervlakte. Functioneel worden de mogelijkheden breed gehouden, teneinde een kernversterkend beleid te kunnen voeren en de vestiging van centrumvoorzieningen te stimuleren. Gelet op het reeds dichtbebouwde karakter van de doortocht en de beperkte kavelgroottes wordt horizontale verdichting door bouwen in tweede lijn niet toegestaan. 6.4.2 Gemengd woongebied (2) Het gemengd woongebied omvat de recentere verkavelingen met overwegend open en halfopen bebouwing. Kavelgroottes zijn er vaak niet al te groot, waardoor ook hier horizontale verdichting niet aan de orde is. Bouwen in tweede lijn zal dus ook hier niet worden toegestaan. Zo ook wordt verticale verdichting niet toegelaten: het betreft een omgeving met louter grondgebonden eengezinswoningen en dit wordt ook zo gehouden. 6.4.3 Landelijk woongebied (3) Het landelijk woongebied omvat vooral de zoom rondom de vijver, die een raaklijn vormt met het omgevende landbouwlandschap. De percelen zijn hier ruimer en laten grotere residentiële eengezinswoningen toe, afgestemd op het ruime en landelijke karakter van de omgeving. Verticale verdichting is er niet aan de orde. Hier worden bestemmingsmatig enkele beperkte correcties van de

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 39 van 55

afbakening tussen landbouwgebied en woongebied doorgevoerd, op basis van de actuele kadastrale eigendomssituatie. 6.4.4 Strategische verdichtingszones (4) Volgens de recent goedgekeurde herziening van het PRS West-Vlaanderen is Oeselgem ‘gepromoveerd’ tot overige kern in het buitengebied, waar de deelgemeente voorheen niet was geselecteerd. Dit betekent dat Oeselgem de eigen groei kan opvangen door creatie van bijkomend woongebied. Deze behoefte is er op vandaag niet, omdat er nog een vrij aanzienlijk beschikbaar juridisch aanbod is. Een onderzoek naar de bebouwde en onbebouwde percelen binnen het woongebied (zie Figuur 6-1) wijst potenties voor inbreiding aan. Over het algemeen betreft het percelen gekoppeld aan een goed uitgeruste weg, waar het niet aangewezen is om in tweede lijn te gaan bouwen, enerzijds vanuit de vaak beperkte afmetingen van het perceel, anderzijds ook vanuit de karakteristieken van de onmiddellijke omgeving (zie 6.4.1, 6.4.2 en 6.4.3).

Figuur 6-1 Bebouwde (rood) en onbebouwde percelen (groen) binnen woongebied in het plangebied Een beperkt aantal zones binnen het plangebied lenen zich wel nog voor horizontale verdichting. Ze worden in die hoedanigheid bevestigd, middels een aanduiding als projectzone. Hierna wordt dieper ingegaan op desbetreffende gronden.

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 40 van 55

6.4.4.1 Site 4a

Nabij de dorpskern ligt nog een beperkte oppervlakte onbebouwde percelen. Op een dergelijke korte afstand van het centrum is het zaak iets hogere dichtheden te hanteren. De bestaande structuur van de woonwijk wordt doorgetrokken teneinde een samenhangend weefsel te creëren en zo optimaal georiënteerde kavels te realiseren. Wat ontsluiting betreft, wordt aangetakt op de Volderstraat en de wijk Vlassenhove, waardoor zo weinig mogelijk bijkomende kruispunten met de doortocht worden gecreëerd. Mogelijks moet er één bijkomend kruispunt worden gerealiseerd. Er wordt vooral een typologie van grondgebonden gesloten rijwoningen gerealiseerd, met diverse oppervlaktes. Er kunnen maximum een dertigtal woningen worden gerealiseerd op deze gronden. Onmiddellijk ten westen ervan, op een braakliggend perceel, worden 21 sociale appartementen opgetrokken op gronden in eigendom van de gemeente Dentergem. Het gebouw zelf wordt gerealiseerd door een private partner.

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 41 van 55

6.4.4.2 Site 4b

In de driehoek gevormd door Deinzestraat, Heuvelhoekstraat en Meuledreve liggen nog potenties voor beperkte horizontale verdichting. Voorwaarde is dat het een totaalontwikkeling wordt van minstens (delen van) de percelen 206k2, 206h2, 206p2, 206n2, 206i2, 206m2. Bij voorkeur worden ook de percelen 208d en 210f betrokken in het verhaal. In dit binnengebied kan het niet de bedoeling zijn om hoge densiteiten te realiseren. Een afwisseling van open en halfopen bebouwing integreert zich optimaal in de directe omgeving. Ontsluiting van de percelen gebeurt rechtstreeks op de Deinzestraat, daar er geen alternatieven zijn om op zinvolle wijze aan te takken op de Meuledreve of de Heuvelhoekstraat. Op deze gronden kunnen maximaal 12 tot 16 woningen een plek krijgen.

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 42 van 55

7 Verzoek tot raadpleging

7.1 Kadering De gemeente Dentergem heeft beslist om over te gaan tot de opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan RUP Oeselgem. In het kader van de wettelijke verplichting voor het RUP Oeselgem te Dentergem wordt een screening van mogelijk aanzienlijke effecten uitgevoerd. In het licht hiervan en overeenkomstig hoofdstuk II artikel 3 §1 van het besluit van de Vlaamse regering betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s, raadpleegt de initiatiefnemer (Gemeente Dentergem) op eigen initiatief en uiterlijk op het ogenblik dat hij de doelstellingen en de reikwijdte van het voorgenomen plan kan afbakenen, de volgende instanties: 1. de deputatie van de provincie, waarop het voorgenomen plan of programma milieueffecten kan hebben; 2. de betrokken instanties afhankelijk van de ligging en de mogelijk te verwachten aanzienlijke effecten van het voorgenomen plan of programma op in voorkomend geval de gezondheid en veiligheid van de mens, de ruimtelijke ordening, de biodiversiteit, de fauna en flora, de energie- en grondstoffenvoorraden, de bodem, het water, de atmosfeer, de klimatologische factoren, het geluid, het licht, de stoffelijke goederen, het cultureel erfgoed met inbegrip van het architectonisch en archeologisch erfgoed, het landschap en de mobiliteit. Voorliggend verzoek tot raadpleging is voorzien om de instanties toe te laten de gegevens met betrekking tot het plangebied waarover zij beschikken, die eventueel nog niet bekend zouden zijn bij de initiatiefnemer of de Dienst Mer 1, aan de initiatiefnemer over te maken zodat de Dienst Mer een gefundeerde beslissing kan nemen over de plan-MER-plicht van het voorgenomen plan. Overeenkomstig bovenvermeld besluit vragen wij U om binnen een termijn van 30 dagen vanaf de ontvangst van voorliggend verzoek tot raadpleging uw advies omtrent de plan-MER-plicht van het RUP Oeselgem over te maken aan Antea Group , optredend in naam van de initiatiefnemer, zijnde de gemeente Dentergem en dit op volgend adres: Antea Group Eugène Bekaertlaan 61 8790 Waregem t.a.v. Alexander Maekelberg In onderstaande hoofdstukken wordt een screening gedaan van de mogelijke milieueffecten die kunnen optreden door uitvoering van het RUP. Indien nodig worden er milderende maatregelen voorgesteld. Als referentiesituatie/nulalternatief wordt vertrokken van de actuele toestand op het terrein en de functies die het plangebied op dit moment vervult, zoals grotendeels omschreven in voorgaande hoofdstukken.

7.2 Beschrijving plan en afbakening plangebied Zie voorgaande hoofdstukken.

1 In het kader van het veranderproces “M.e.r. in beweging” heeft in juli 2011 een reorganisatie plaats gevonden waarbij de voormalige diensten Milieueffectrapportage (Mer) en Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen (BGP) zijn samengevoegd tot één nieuwe dienst Milieueffectrapportagebeheer (Mer). De kerntaken van de beide voormalige diensten, zijnde het beoordelen van milieueffectenrapporten en procesbegeleiding in het kader van milieueffectrapportage, blijven behouden.

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 43 van 55

7.3 Screening plan MER plicht Met de goedkeuring van het besluit betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s door de Vlaamse Regering op 12 oktober 2007, moet de initiatiefnemer van een plan met – mogelijk – aanzienlijke milieueffecten, zoals bijvoorbeeld ruimtelijke uitvoeringsplannen, deze milieueffecten en eventuele alternatieven in kaart brengen. Ruimtelijke uitvoeringsplannen waarvan de plenaire vergadering plaats vindt na 1 juni 2008, moeten aan de nieuwe regelgeving voldoen. Er geldt evenwel enkel een plan-MER-plicht voor deze plannen en programma’s die aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben. Om al dan niet te kunnen besluiten tot een plan-MER-plicht moeten geval per geval de volgende drie stappen doorlopen worden: • Stap 1: valt het plan onder de definitie van een plan of programma zoals gedefinieerd in het Decreet houdende Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid (DABM)? >> RUP’s vallen onder deze definitie; • Stap 2: valt het plan onder het toepassingsgebied van het DABM ? >> dit is het geval indien:  Het plan het kader vormt voor de toekenning van een vergunning (steden-bouwkundige, milieu-, natuur-, kap-,…) aan een project;  Het plan mogelijk betekenisvolle effecten heeft op speciale beschermingszones waardoor een passende beoordeling vereist is. Gemeentelijke ruimtelijk uitvoeringsplannen vormen het kader voor de toekenning van een stedenbouwkundige vergunning, die pas kan worden verleend als het voorgenomen project zich in de bestemming bevindt die overeenstemt met de bestemming vastgelegd in het ruimtelijk uitvoeringsplan. Het RUP vormt dus het kader op basis waarvan de stedenbouwkundige vergunning toegekend wordt. Het RUP Oeselgem valt bijgevolg onder het toepassingsgebied van het DABM.  Stap 3: valt het plan onder de plan-MER-plicht ? >> Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen:  Plannen die “van rechtswege” plan-MER-plichtig zijn (geen voorafgaande “screening” vereist): • Plannen die het kader vormen voor projecten uit bijlage I, II of III van het BVR van 10 december 2004 (project-MER plicht) en wijziging van 1 maart 2013 én niet het gebruik regelen van een klein gebied op lokaal niveau noch een kleine wijziging inhouden én betrekking hebben op landbouw, bosbouw, visserij, energie, industrie, vervoer, afvalstoffenbeheer, waterbeheer, telecommunicatie, toerisme en ruimtelijke ordening (een RUP voldoet per definitie aan deze laatste voorwaarde); • Plannen waarvoor een passende beoordeling vereist is, uitgezonderd deze die het gebruik bepalen van een klein gebied op lokaal niveau of een kleine wijziging inhouden.  Plannen die niet onder de vorige categorie vallen en waarvoor geval per geval moet geoordeeld worden of ze aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben >> “screeningplicht”  Plannen voor noodsituaties (niet plan-MER-plichtig, maar hier niet relevant).

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 44 van 55

Het RUP Oeselgem heeft betrekking op een project vermeld in de bijlage III van de wijziging van het BVR van 1 maart 2013: • Het RUP vormt echter NIET het kader voor de toekenning van een vergunning voor een project opgesomd in de bijlage I of II van het project-mer-besluit van 10 december 2004. Het RUP valt immers niet onder Bijlage II artikel 10 b) “stadsontwikkelingsprojecten met betrekking tot de bouw van 1000 of meer woongelegenheden”. • Het RUP vormt anderzijds WEL het kader voor een project opgesomd in de bijlage III van de wijziging van het BVR van 1 maart 2013. Het RUP valt immers onder Bijlage III artikel 10 b) “stadsontwikkelingsprojecten“. Aangezien het RUP gaat om: - de bevestiging/behoud van de (meeste van de) huidige functies (in hoofdzaak wonen, industrie en beperkt ook landbouw en recreatie); - de optimalisatie van de ontwikkelingsmogelijkheden van het centrum van Oeselgem en de nabijgelegen industriezone; gaat de gemeente Dentergem er van uit dat er kan worden aangetoond dat het plan het gebruik regelt van een klein gebied op lokaal niveau en een kleine wijziging inhoudt. Het RUP is dan ook screeningsgerechtigd. Dit wordt eveneens verder verduidelijkt en aangetoond in de hierna volgende hoofdstukken. Voor niet van rechtswege plan-MER-plichtige RUP’s dient geval per geval een screeningsprocedure doorlopen te worden teneinde een conclusie te kunnen maken omtrent eventuele plan-MER-plicht.

7.4 Potentiële milieueffecten van het plan

7.4.1 Bodem Binnen het plangebied zijn volgende bodemtypes aanwezig (zie kaart 11 in bijlage): - Antropogeen: OB, OE, ON, OR; - Droge zandleem: Pbc; - Droog Zand: Sbc, Sbp(o), Sbp; - Nat zandleem: Lep, Pep; - Natte klei: Eep - Vochtig zand: Scc; - Vochtig zandleem: Lca, Ldc, Ldp, Pcc, Pcp; - Vochtige klei: Edp Er kan echter worden gesteld dat de kaart enigszins gedateerd is. De dorpskern van Oeselgem en de omgeving van de Deinzestraat zijn al hoofdzakelijk als antropogeen aangeduid op de bodemkaart, maar alle woonwijken in het centrale deel van het plangebied en de bebouwde delen van het industriegebied zijn nog niet als antropogeen gekarteerd. Door vergraving zal het bodemprofiel in het plangebied verstoord worden. Bijkomende vergraving zal zich hoofdzakelijk voordoen ter hoogte van de strategische verdichtingszones en ter hoogte van de momenteel nog onbebouwde percelen van het industriegebied. De bodem in de omgeving van de strategische verdichtingszones 4a en 4b wordt gekenmerkt door een antropogene bodem of een bodem met profielontwikkeling ‘c’ welke matig gevoelig is voor profielvernietiging. Globaal gezien worden de effecten op profielontwikkeling als beperkt negatief ingeschat. Door verdere ontwikkeling van het industrieterrein kunnen bodems vergraven worden met profielontwikkeling ‘c’. Ook hier wordt dit beperkt negatief beoordeeld.

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 45 van 55

De bodem is ter hoogte van de strategische verdichtingszones (zeer) weinig gevoelig voor verdichting, waardoor er geen significante effecten op de bodemstructuur verwacht worden door uitvoering van het RUP. Ook ter hoogte van de onbebouwde delen van het industrieterrein is de bodem hoofdzakelijk weinig tot niet gevoelig voor verdichting. Uit de OVAM-databank van de verspreiding van bodemonderzoeken in Vlaanderen (toestand 03/12/2013) blijkt dat er een relatief groot aantal gekende bodemonderzoeken gelegen zijn binnen het plangebied. Het betreft oriënterende bodemonderzoeken (dossiernummers 21232, 15975, 25720, 25900), 2 beschrijvende bodemonderzoeken (dossiernummers 9132 en 6197) en 2 bodemsaneringsprojecten ter hoogte van het industriegebied (dossiernummers 16582 en 19433). Bij een bemaling dient er op gelet te worden dat de mogelijke bodemverontreiniging ter hoogte van de gekende bodemonderzoeken of de eventuele restverontreinigingen bij de gekende bodemsaneringsprojecten zich niet kunnen verspreiden. Ter hoogte van de woonzones en de zone voor recreatie is bodemverontreiniging ten gevolge van de geplande activiteiten weinig waarschijnlijk. Wat betreft de bodems binnen het industriegebied, wordt verondersteld dat de geldende regelgeving dient gevolgd te worden, waardoor ook hier geen significant negatieve effecten verwacht worden. Conclusie Gezien de bodem ter hoogte van het plangebied reeds grotendeels verstoord is, er slechts in beperkte mate (bijkomende) bebouwing (en verharding) toegelaten wordt binnen het plangebied en indien er op gelet wordt dat mogelijk voorkomende bodemverontreinigingen zich niet kunnen verspreiden, worden geen significante effecten verwacht inzake de discipline bodem. Er zijn vanuit de discipline bodem geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten.

7.4.2 Water De beschrijving van de referentiesituatie en de watertoetskaarten zijn gebundeld in hoofdstuk 4.6. In het noorden van het plangebied is de Aalbeek gelegen. Door uitvoering van het RUP worden geen significante effecten op deze beek verwacht, gezien het RUP hier hoofdzakelijk als doel heeft de huidige situatie te bestendigen. Ook ter hoogte van de Leie en de oude Leiearmen worden geen significante wijzigingen gepland in het RUP, gelet op het feit dat ze niet in het plangebied vervat zitten, waardoor ook hier geen significante effecten op de waterlopen worden verwacht. De bestaande vijver in het noorden van het plangebied wordt behouden door uitvoering van het RUP. Uitvoering van het RUP vormt geen belemmering voor het nemen van de acties zoals beschreven in het bekkenbeheersplan. Het overgrote deel van het plangebied wordt beschouwd als zijnde matig gevoelig voor grondwaterstroming. Plaatselijk komen zones voor die zeer gevoelig zijn voor grondwaterstroming. Deze situeren zich in hoofdzaak net buiten het plangebied, ter hoogte van de oude Leiearmen. Een uitloper hiervan is terug te vinden in het noordelijke (momenteel onbebouwde) deel van het industriegebied. Het plangebied is daarnaast in hoofdzaak infiltratiegevoelig, maar niet erosiegevoelig, met uitzondering van de oevers van de Leie en de Leiearmen en de noordelijke rand van het industriegebied. Deze noordelijke rand heeft op het terrein effectief een helling, waarbij het hoogste punt zich ter hoogte van de beboste rand bevindt (op bijna 16 m TAW, terwijl het maaiveld ca. 90 m meer zuidoostwaarts zich op ca. 12 m TAW situeert). De overstromingskaart geeft aan dat beperkte delen van het plangebied worden aangeduid als mogelijk overstromingsgevoelig. De Leie zelf en een heel beperkt deel in het zuidwesten van het plangebied in aansluiting met een oude Leiearm, worden aangeduid als effectief overstromingsgevoelig gebied, behorend tot het winterbed van een rivier. Hier worden geen ontwikkelingen gepland door uitvoering van het RUP. De gronden gelegen binnen de begrenzing van het uitvoeringsplan zijn niet gesitueerd binnen waterwingebieden of beschermingszones type I, II of III. Daarnaast wordt binnen het plangebied geen oppervlaktewater gewonnen bestemd voor drinkwaterproductie.

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 46 van 55

Het afvalwaterbeleid wordt gestuurd via de gemeentelijke zoneringsplannen, waarin afgebakend wordt welke zones te rioleren zijn en in welke zones IBA’s moeten komen (al dan niet collectief beheerd). Het plangebied is voor een stuk gelegen binnen het centraal gebied. Een substantieel aandeel in het noordoosten wordt aangeduid als collectief te optimaliseren buitengebied. De gronden waar de strategische verdichtingszones worden gepland, zijn gelegen binnen het collectief te optimaliseren buitengebied (4b) of het centraal gebied (4a). De nog onbebouwde percelen binnen het industriegebied worden niet ingekleurd op het zoneringsplan. Voor deze percelen geldt dat indien er in de toekomst nieuwe bebouwing wordt opgericht, het afvalwater afkomstig van die percelen eveneens zal moeten afwateren op de riolering. Deze percelen zullen bijgevolg eveneens moeten ingekleurd worden in de toekomst. Indien dit niet het geval is, zal een IBA moeten voorzien worden. Sowieso geniet een collectieve zuivering van het afvalwater van de niet-ingekleurde zones volgens het zoneringsplan de voorkeur.

Figuur 7-1: zoneringsplan ter hoogte van het plangebied (bron: geoloket VMM) De invulling van het plangebied voorziet in de mogelijkheid van bijkomende gebouwen waardoor er effecten op het lokale afwateringssysteem kunnen zijn. Het RUP dient steeds te beantwoorden aan het nieuwe hemelwaterbesluit, in voege sinds 1 januari 2014, houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater. Verder zal moeten voldaan worden aan art. 6.2.2.1.2 §4 van Vlarem II met betrekking tot de afvoer van hemelwater, doelstelling 6°a) opgenomen in art. 5 van het decreet integraal waterbeleid en het concept ‘vasthouden-bergen-afvoeren’, dat opgenomen is in de waterbeleidsnota en de bekkenbeheerplannen. Prioriteit moet uitgaan naar hergebruik van hemelwater en vervolgens naar infiltratie boven buffering met vertraagde afvoer. Er moet in eerste instantie voorzien worden in maximaal hergebruik en vervolgens in maximale infiltratie. Indien alsnog gekozen zou worden voor buffering met vertraagde afvoer, moet deze collectief voorzien worden en mag deze niet doorgeschoven worden naar de individuele percelen of projecten. Het is belangrijk om het water zoveel mogelijk ter plaatse te houden, om wateroverlast stroomafwaarts te vermijden. In de stedenbouwkundige voorschriften zal worden aangegeven dat hemelwater dat op nieuwe verharde oppervlakte valt in eerste instantie zo veel mogelijk moet hergebruikt worden. In tweede instantie moet het resterende gedeelte geïnfiltreerd of gebufferd worden zodat slechts in laatste instantie een beperkt debiet kan vertraagd afgevoerd worden. Volgens de gewestelijke stedenbouwkundige verordening dient het buffervolume van een infiltratievoorziening in verhouding te staan tot het gerealiseerde infiltratiedebiet. Het buffervolume van de infiltratievoorziening dient minimaal 300 liter per begonnen 20 vierkante meter referentieoppervlakte van de verharding te bedragen. De oppervlakte van de infiltratievoorziening dient minimaal 2 vierkante meter per begonnen 100 vierkante meter referentieoppervlakte van de verharding te bedragen. Van deze afmetingen kan slechts afgeweken worden indien de aanvrager aantoont dat de door hem voorgestelde oplossing een afdoende buffer- en infiltratiecapaciteit heeft.

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 47 van 55

De opvang en afvoer van hemelwater afkomstig van de extra gebouwen dient in overeenstemming met de verordening opgevangen te worden op het terrein zelf. Door de provincie West-Vlaanderen wordt gemeld dat de volgende voorwaarden van toepassing zijn op de nog niet bebouwde percelen binnen het industriegebied: • er dient een buffer van 330 m³ / ha verharde oppervlakte voorzien te worden • het lozingsdebiet mag maximaal 10 l/s/ha verharde oppervlakte bedragen. Het onbebouwde perceel in het noorden heeft een oppervlakte van ca. 5,2 ha, inclusief de reeds bestaande noordelijke buffer en ca. 3,9 ha exclusief de reeds bestaande buffer. In de veronderstelling dat deze 3,9 ha volledig zou verhard worden, dient een buffervolume van ca. 1.290 m³ gerealiseerd te worden, met een maximaal lozingsdebiet van 39 l/s. Er wordt echter aangeraden niet-bebouwde, verharde oppervlaktes zoveel mogelijk aan te leggen in waterdoorlatende materialen. Indien hieraan voldaan wordt, worden geen significante effecten verwacht ten aanzien van de waterhuishouding. Een deel van het woongebied met landelijk karakter (volgens het gewestplan) is gelegen in mogelijk overstromingsgevoelig gebied. Niet alle percelen binnen dit gebied zijn momenteel bebouwd. Het RUP stelt het behoud van deze bestemming voorop. Er wordt aangeraden om bijkomende woningen zo ver mogelijk van de oude Leiearm op te richten en bijkomende verharding zo veel mogelijk te beperken door te werken met waterdoorlatende materialen daar waar mogelijk. Het RUP vormt niet het kader voor grootschalige ondergrondse constructies, waardoor geen impact wordt verwacht op de grondwaterstroming. Conclusie De volgende milderende maatregelen worden voorgesteld: • Bij het voorzien van nieuwe verharding dient deze zo veel mogelijk in waterdoorlatende materialen te worden uitgevoerd, of dient er in adequate opvang van het hemelwater dat erop valt, voorzien te worden. De voorkeur gaat hierbij uit naar natuurlijke opvangmethoden (afstroming naar onverharde randzone, opvang in oppervlakkige infiltratievoorzieningen zoals wadi’s of grachten). • de verharding van de niet bebouwde delen in mogelijk overstromingsgevoelig gebied dient zo veel mogelijk uitgevoerd te worden in waterdoorlatende materialen tenzij aangetoond kan worden dat dit o.w.v. technische of functionele redenen niet haalbaar is; • bijkomende bebouwing en verharding in het woongebied met landelijk karakter dient zich zo ver mogelijk van de oude Leiearm te situeren. Er wordt verder vanuit gegaan dat er rekening wordt gehouden met de vigerende milieureglementeringen en de opgelegde buffer- en lozingsvoorwaarden vanuit de provincie West- Vlaanderen. Er zijn vanuit de discipline water geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten, wanneer de geformuleerde aanbevelingen worden gevolgd.

7.4.3 Fauna en Flora Volgens het BWK2 zijn enkele gronden binnen het plangebied geselecteerd als biologisch waardevol. De overige delen van het studiegebied zijn gelegen in biologisch minder waardevol gebied. De waardevolle elementen situeren zich ter hoogte van de Leie en de oude Leiearmen, maar ook de vijver in het noorden van het plangebied en de buffer in het noorden van het industrieterrein worden als waardevol aangeduid. Verder zijn er verspreid over het plangebied nog enkele graslanden en bomenrijen die als waardevol worden aangeduid. Het betreft kleine versnipperde fragmenten in het landschap. Het perceel in aansluiting met de oostelijke oude Leiearm dat als complex van biologisch minder waardevolle en waardevolle elementen wordt aangeduid (hp) is op

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 48 van 55

terrein praktisch helemaal verhard. De waardevolle elementen zijn terug te vinden in de noordelijke en oostelijke bomenrijen in aansluiting met die verharde zones. Ter hoogte van de biologisch waardevolle elementen blijft de huidige bestemming hoofdzakelijk behouden. Het zijn hoofdzakelijk de stedenbouwkundige voorschriften die worden aangepast om de ontwikkelingen binnen het plangebied op een meer duurzame manier te sturen. De kleine biologisch waardevolle fragmenten binnen het plangebied zijn zodanig klein en ingesloten, dat ze niet als volwaardig leefgebied kunnen dienen voor (waardevolle) soorten. De waardevolle vegetaties kunnen wel dienen als stapsteen in het landschap bij migrerende soorten. Het verwijderen van deze waardevolle elementen zou dan een (beperkt) negatief effect kunnen veroorzaken. Echter het RUP heeft niet tot doel om de waardevolle elementen te verwijderen. Voor bepaalde elementen zal zelfs specifiek worden opgenomen dat ze dienen behouden te worden (oa. de vijver, de noordelijke buffer van het industrieterrein). Hierdoor zal er ook geen versnippering optreden van waardevol groengebied. De reeds bebouwde percelen binnen het plangebied vormen reeds een barrière voor fauna en flora. De verdere beperkte ontwikkeling van het gebied zal hierdoor voor geen significant extra barrière vormen. Men kan er van uit gaan dat er reeds enige vorm van rustverstoring voor fauna en flora aanwezig is binnen het plangebied door de aanwezigheid van de woongebieden en industriegebieden. Het RUP heeft als doel het behoud van deze gebieden en een beperkte verdere kwalitatieve invulling ervan. Inzake rustverstoring zullen bijgevolg geen significante verschillen optreden ten opzichte van de huidige situatie. Er kan verondersteld worden dat op zijn minst de meest algemeen voorkomende vleermuissoorten aanwezig zullen zijn in en in de omgeving van het plangebied. Echter de bosfragmenten zijn zodanig klein waardoor er geen grote aantallen verwacht worden en ook geen zeldzame soorten. Het RUP heeft niet als doel om opgaande vegetatie te rooien. Hierdoor worden geen significante effecten op hun jacht- en leefgebied verwacht of op hun vliegroutes. Het is echter wel belangrijk om verstoring ten gevolge van verlichting zo veel mogelijk te beperken. Er wordt bijgevolg voorgesteld indien nieuwe verlichting wordt geïnstalleerd, deze zo minimaal mogelijk te houden en zo veel mogelijk af te wenden van de groene elementen in en in de directe omgeving van het plangebied. Conclusie De volgende milderende maatregelen worden voorgesteld: • indien nieuwe verlichting wordt geïnstalleerd, dient deze zo minimaal mogelijk gehouden te worden en zo veel mogelijk afgewend van de groene elementen in en in de directe omgeving van het plangebied. Er wordt verder vanuit gegaan dat er rekening wordt gehouden met de vigerende regelgeving Vanuit de discipline fauna en flora zijn geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten.

7.4.4 Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Zie ook § 4.3. Het plangebied bevindt zich op de grens van de traditionele landschappen ‘Land van Roeselare – Kortrijk’ en ‘Leievallei’. Er zijn geen ankerplaatsen of puntrelicten aangeduid binnen of in de omgeving van het plangebied. Binnen het plangebied van het RUP zijn de Leie en het uiterste zuidwestelijke deel van de oude Leiearm opgenomen binnen de relictzone Leievallei. De Leie en de oude Leiearmen worden verder ook aangeduid als lijnrelict “De Leie met inbegrip van de oude Leiearmen”. Het RUP voorziet geen wijzigingen aan de Leie en de oude Leiearmen, of de directe omgeving ervan. Hierdoor worden er geen significante effecten ten opzichte van de lijnrelicten en relictzone verwacht. Het plangebied bevindt zich voorts binnen een vrij verstedelijkt gebied dat hoofdzakelijk gekenmerkt wordt door wonen en industrie. Op de rand zijn echter ook nog landbouw en natuur aanwezig.

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 49 van 55

Het RUP heeft voor het grootste deel van het plangebied als doel de bestaande situatie te bestendigen. Voor de strategische verdichtingszones en de verdere ontwikkeling van het industriegebied wordt een duidelijke visie naar voren geschoven waarbij een maximale verankering in het stedenbouwkundig weefsel wordt nagestreefd met aandacht voor het blauwgroen landschap langs de Leie. Binnen het plangebied bevinden zich meerdere bouwwerken die worden aangeduid als bouwkundig erfgoed . De grootste concentratie is terug te vinden in de omgeving van het zuidelijk deel van de Deinzestraat. Het betreft hoofdzakelijk woningen met een verschillende typologie (koppelwoningen, vrijstaande woningen, boerenarbeiderswoningen, lage dorpswoning, burgerhuis, halfvrijstaand dubbelhuis, dubbelwoonst, vrijstaande pastorie,…). Op het eerste zicht is er dus weinig samenhang terug te vinden tussen deze gebouwen. Het RUP heeft niet als doel om deze bouwwerken af te breken, en stelt het behoud van een aantal items voorop. Onder hoofdstuk 4.3.2 en in bijlage werd een afweging en evaluatie opgenomen van de panden in kwestie. Hierbij worden volgende categorieën onderscheiden: - Categorie A – maximaal behoud: Indien het pand onderdeel uitmaakt van een samenhangend Geheel én het heeft uitgesproken kenmerkende waarden, dan dient de bestaande toestand behouden te blijven. Dit betekent dat verbouwingen mogelijk moeten blijven, maar dat o.a. de aard van de gebruikte materialen, de gevel- en raamindelingen, kroonlijsthoogte en dakvorm behouden dienen te blijven.  De panden behorend tot categorie A dienen bijgevolg maximaal behouden te blijven. Op vandaag bevinden ze zich binnen de juridische context van het gewestplan of van de beschreven BPA’s, waarbinnen geen bepalingen beschreven zijn rond het erfgoedkarakter van deze gebouwen. Bij een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning zijn ze onderhevig aan een niet bindend advies van Onroerend Erfgoed. Het RUP Oeselgem zal m.a.w. meer garanties bieden voor het behoud van de panden in kwestie, wat als positief wordt beoordeeld. - Categorie B – behoud typologie: Indien het pand onderdeel uitmaakt van een samenhangend geheel maar de kenmerkende waarde is minder uitgesproken, dan is het wenselijk om de kenmerken van o.a. het volume, de gevel (materiaal), de gevelindeling en kroonlijsthoogte en dakvorm te behouden. Wijzigingen worden echter toegestaan op voorwaarde dat deze integreerbaar zijn in het geveluitzicht of een architecturale meerwaarde bieden (bvb. wijziging raamopening, creatie dakkapel, wijziging gevelbekleding indien deze niet typerend is,...).  De panden behorend tot categorie B blijven bij voorkeur behouden, maar kunnen worden gewijzigd, voor zover de wijzigingen integreerbaar zijn in het geveluitzicht of een architecturale meerwaarde bieden. Op vandaag bevinden ze zich binnen de juridische context van het gewestplan of van de beschreven BPA’s, waarbinnen geen bepalingen beschreven zijn rond het erfgoedkarakter van deze gebouwen. Bij een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning zijn ze onderhevig aan een niet bindend advies van Onroerend Erfgoed. Het RUP Oeselgem zal m.a.w. meer garanties bieden voor het behoud van de kwalitatieve kenmerken van de panden in kwestie, wat als positief wordt beoordeeld. - Categorie C – behoud niet noodzakelijk: Indien de beschreven architecturale kenmerken niet meer aanwezig zijn, is het behoud niet langer noodzakelijk. Indien ze wel nog aanwezig zijn, maar het pand maakt geen onderdeel uit van een samenhangend geheel én heeft geen uitgesproken kenmerkende waarde, is het niet noodzakelijk het pand te behouden.  De panden behorend tot categorie C hebben slechts een geringe erfgoedwaarde en hoeven niet behouden te blijven. Op vandaag bevinden ze zich binnen de juridische context van het gewestplan of van de beschreven BPA’s, waarbinnen geen bepalingen beschreven zijn rond het erfgoedkarakter van deze gebouwen. Bij een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning zijn ze onderhevig aan een niet bindend advies van Onroerend Erfgoed. Het RUP Oeselgem staat noch het behoud, noch de afbraak van de panden in kwestie in de weg. Gelet op de geringe waard van deze items, wordt de eventuele afbraak ervan slechts als beperkt negatief beoordeeld.

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 50 van 55

Deze categorisering wordt vertaald op het grafisch plan en in de stedenbouwkundige voorschriften. Ter info wordt meegegeven dat het bouwwerk 84498 niet correct wordt weergegeven op kaart 2. Gezien het gelegen is langs de Wakkensesteenweg 2 zou het meer zuidwestelijk moeten weergegeven worden. Uit kaart 2 zou bijgevolg verkeerdelijk kunnen besloten worden dat er een bouwwerk zou moeten verdwijnen door het inbreidingsproject 4a. Langs de Heuvelhoekstraat zijn twee kapelletjes en een hoeve aangeduid als bouwkundig erfgoed. De huidige industriegebouwen reiken momenteel tot bijna aan de kapelletjes. Door verdere invulling van het industriegebied tot dichter tegen het bouwkundig erfgoed, zal er een wijziging van de contextwaarde van deze bouwwerken optreden, wat beperkt negatief wordt beoordeeld. Om de landschappelijke inpassing van de strategische verdichtingsprojecten, alsook de uitbreiding van het bedrijventerrein, te verzekeren dient de vergunningsaanvraag van het project vergezeld te zijn van een informatieve inrichtingsstudie. De vooropgestelde typologie is een verderzetting van de hoofdzakelijk open bebouwing uit de omgeving. Het achterliggend landschapsbeeld van de woningen langs de Deinzestraat zal niet tot nauwelijks wijzigen door de verdere ontwikkeling van het industriegebied, gezien er momenteel reeds een voldoende brede buffer aanwezig is tussen de woningen en het industriegebied. Door uitvoering van het RUP zal deze buffer behouden blijven. Er valt wel een beperkte wijziging van het landschapsbeeld van de twee boerderijen langs de Heuvelhoekstraat te verwachten. Gezien de bestaande industriële gebouwen momenteel ook al tot dicht tegen deze boerderijen reiken, wordt dit beperkt negatief beoordeeld. Het RUP vormt het kader voor projecten waarbij graafwerkzaamheden zullen voorkomen. Daar waar zich de grootste wijzigingen ten aanzien van de referentiesituatie voordoen, is de kans op het verstoren van archeologica bij de realisatie van het plan relatief groter dan in de delen van het gebied die reeds verhard of verstoord zijn. Het centrale deel van het plangebied is echter reeds verhard en/of vergraven. Er is echter altijd een potentiële kans op het verstoren van mogelijks aanwezige archeologische relicten. Vanwege het specifieke karakter van het archeologisch erfgoed dat voor ons verborgen zit in de ondergrond, is het onmogelijk om bijvoorbeeld op basis van de Centrale Archeologische Inventaris uitspraken te doen over de aan- of afwezigheid van archeologische sporen. Zekerheid omtrent aan- of afwezigheid van archeologische sporen kan alleen met specifiek onderzoek vastgesteld te worden. Als milderende maatregel wordt daarom voorgesteld dat voorafgaand aan vergunningsplichtige handelingen met een belangrijke ingreep op de bodem (dit zijn handelingen tot op of in de vaste ongeroerde bodem) binnen het plangebied contact moet opgenomen worden met de bevoegde instantie die een archeologisch vooronderzoek kan opleggen en coördineren. De resultaten van dit onderzoek dienen in een evaluatierapport te worden neergelegd waarin wordt afgewogen of er archeologische waarden aanwezig zijn die een vervolgonderzoek noodzaken. Dit advies wordt voorgelegd aan het Agentschap Onroerend Erfgoed Vlaanderen die hieromtrent de uiteindelijke beslissing neemt. Voor zowel het vooronderzoek als mogelijk vlakdekkend onderzoek dient voldoende tijd en middelen worden vrijgemaakt. Conclusie Door uitvoering van het RUP worden geen significant negatieve effecten op het landschapsbeeld van het plangebied verwacht. Voor de zones waarbij een specifieke ontwikkeling wordt voorgesteld is er voldoende aandacht voor integratie in de omgeving. Er worden verder geen significant negatieve effecten op het aanwezige bouwkundig erfgoed verwacht. Indien er vergravingen gebeuren in het gebied, is aantasting van het archeologisch erfgoed mogelijk. Indien de regelgeving op archeologische vondsten strikt wordt nageleefd, kunnen de effecten op het archeologisch erfgoed beperkt worden. De volgende milderende maatregelen worden voorgesteld:

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 51 van 55

• De vergunningsaanvraag voor de ontwikkeling van de strategische verdichtingszones en de verdere ontwikkeling van het industriegebied worden vergezeld van een informatieve inrichtingsstudie; • Woontypologieën binnen de strategische verdichtingszones worden afgestemd op de omgeving; • Voorafgaand aan vergunningsplichtige handelingen met een belangrijke ingreep op de bodem moet contact opgenomen worden met de bevoegde instantie die een archeologisch vooronderzoek kan opleggen en coördineren. Er wordt verder vanuit gegaan dat er rekening wordt gehouden met de vigerende regelgeving. Vanuit de discipline landschap, bouwkundige erfgoed en archeologie zijn geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten, indien de bovenvermelde aanbevelingen worden gevolgd.

7.4.5 Mens

7.4.5.1 Ruimte en functies Centraal wordt het plangebied hoofdzakelijk ingenomen door de woonfunctie, terwijl het zuidoosten bestaat uit industrie. Op de randen van het plangebied komen landbouwpercelen voor, maar er zijn ook kleinere landbouwpercelen gelegen verspreid over de rest van het plangebied. Ten westen van de Vaerestraat en ten noorden van de Heuvelhoekstraat is zowel (landelijk) woongebied met landelijk karakter gelegen op de rand van deze zone als agrarisch gebied en recreatiegebied centraal binnen deze zone. Het RUP wenst deze bestemmingen te behouden. Dit betekent dat er geen inname is van agrarisch gebied en dat de bestaande zonevreemde gebouwen zonevreemd blijven bestaan in het landschap. Het RUP wenst bijgevolg ook het behoud van de vijver in deze zone te bestendigen. Het plangebied kent echter enkele problematieken die zich momenteel op het terrein voordoen, zie hdfst. 1. Door uitvoering van het RUP wordt een oplossing geboden aan deze punten.

7.4.5.2 Wonen De bestaande woonzones binnen het plangebied worden behouden. In de stedenbouwkundige voorschriften zal horizontale verdichting door bouwen in tweede lijn niet meer toegestaan worden, gezien de meeste percelen zich daartoe niet lenen en er op die manier geen kwalitatieve woningen gerealiseerd worden. In het RUP worden twee strategische verdichtingszones voorzien. Deze zijn reeds in woongebied gelegen volgens de huidige bestemmingsplannen. Deze bestemming wordt bevestigd in het RUP. In de verdichtingszone 4a wordt er vooral een typologie van grondgebonden gesloten rijwoningen gerealiseerd, met diverse oppervlaktes. In de verdichtingszone wordt een afwisseling van open en halfopen bebouwing vooropgesteld, welke zich optimaal in de directe omgeving integreert. De effecten ten aanzien van wonen door uitvoering van het RUP worden positief beoordeeld.

7.4.5.3 Landbouw De randen van het plangebied zijn momenteel gelegen in agrarisch gebied volgens de huidige bestemmingsplannen. Het RUP wenst dit ook zo te behouden. Volgens de landbouwpercelenkaart van 2002 is ter hoogte van het industrieterrein enkel het onbebouwde terrein langs de Heuvelhoekstraat in landbouwgebruik. Door het RUP wordt de huidige bestemming als industriegebied bevestigd, waardoor dit perceel in de toekomst niet meer beschikbaar zal zijn voor de landbouw.

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 52 van 55

Ook het smalle perceel ter hoogte van de verdichtingszone 4b is momenteel in landbouwgebruik. Door uitvoering van het RUP wordt de huidige woonbestemming bevestigd, waardoor dit perceel niet meer voor de landbouw zal beschikbaar zijn in de toekomst. De hoeve gelegen te Heuvelhoekstraat is volgens het BPA ‘Nieuwstraat en Sportveld’ enkel bestemd voor leefbare agrarische en para-agrarische activiteiten. Het RUP wenst deze hoeve echter dezelfde mogelijkheden te geven als hoeves gelegen in agrarisch gebied volgens het gewestplan. Dit wordt voor de deeldiscipline landbouw positief beoordeeld.

7.4.5.4 Mobiliteit De belangrijkste verkeersassen die door het plangebied lopen zijn de as Deinzestraat – Wakkensesteenweg en Oeselgemstraat-Brugstraat die aantakt op de eerste as. Het centrale deel van het plangebied bestaat in hoofdzaak uit de woonfunctie waardoor de verkeersintensiteiten er vrij laag zijn. In het centrale deel worden twee strategische verdichtingsprojecten voorzien. Het aantal bijkomende woningen is echter vrij beperkt, met name ca. 30 woningen in project 4a en maximaal 16 woningen in project 4b. Naast de projectzone 4a komt ook nog een meergezinswoning met 21 sociale appartementen. In de projectzone 4a wordt er aangetakt op de wijk Vlassenhove, waardoor zo weinig mogelijk bijkomende kruispunten met de doortocht worden gecreëerd. Mogelijks moet er één bijkomend kruispunt worden gerealiseerd. Ontsluiting van de percelen in de projectzone 4b gebeurt rechtstreeks op de Deinzestraat, daar er geen alternatieven zijn om op zinvolle wijze aan te takken op de Meuledreve of de Heuvelhoekstraat (eventueel met uitzondering van het meest zuidelijk gelegen perceel). Echter het totaal aantal bijkomende autobewegingen/etmaal zal in beide gevallen zeer beperkt zijn. Hierdoor worden de effecten ingevolge verkeersgeneratie laag ingeschat. Gezien de typologie van de woningen wordt ervan uitgegaan dat de nodige parkeerplaatsen steeds op de private kavels voorzien worden. Bij de verdere ontwikkeling van het industriegebied dient er voor het noordelijk nog te ontwikkelen deel gezocht te worden naar een ontsluiting via de Brugstraat. Voor het oostelijk perceel is enkel nog ontsluiting via de Heuvelhoekstraat mogelijk. Gezien het vrij smalle profiel van deze weg, dient het verkeer afkomstig van deze zone van het industriegebied vervolgens via de Brugstraat te verlopen en niet via de Heuvelhoekstraat verder noordwaarts. De gemeente wenst te onderzoeken of het terug openstellen van de trage wegen ten zuiden en ten westen van de vijver een mogelijkheid is. In kader van mobiliteit wordt dit positief beoordeeld. Door uitvoering van het RUP wordt het mogelijk het kruispunt Kerkplein/Wakkensesteenweg een nieuwe inrichting te geven, wat positief beoordeeld wordt.

7.4.5.5 Hinder De visuele hinder ten gevolge van de ontwikkelingen van het RUP zal klein zijn. Het betreft in hoofdzaak bestendiging van de huidige situatie met in beperkte mate bijkomende woonontwikkeling, wat zich perfect integreert in de reeds bestaande omgeving. Bijkomende straatverlichting daar waar nieuwe wegen worden aangelegd zal noodzakelijk zijn, echter door te kiezen voor geschikte armaturen zullen de effecten beperkt tot verwaarloosbaar zijn. Het bedrijventerrein is momenteel reeds goed visueel gebufferd ten opzichte van het noordelijk gelegen dorpscentrum. Gezien deze buffer behouden blijft, wordt geen significante visuele verstoring verwacht ten aanzien van de mogelijke bijkomende ontwikkelingen. Om de geluidshinder voor de woningen in de omgeving van het industriegebied te beperken wordt aangeraden de verdere invulling van het industriegebied niet toe te staan voor (sterk) geluidsproducerende activiteiten. Echter, de bedrijven dienen zich steeds te houden aan de vigerende milieuwetgeving waardoor kan verondersteld worden dat de hinder tot een aanvaardbaar niveau wordt teruggebracht.

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 53 van 55

Gezien de beperkte bijkomende verkeerstoename binnen het plangebied, worden geen significante effecten ten aanzien van luchthinder verwacht. De mogelijk bijkomende bedrijven op het industrieterrein dienen bij hun activiteiten te voldoen aan de geldende wetgeving, waardoor er kan verondersteld worden dat ook deze geen significante impact zullen hebben op de luchtkwaliteit.

7.4.5.6 Veiligheid Binnen het plangebied van het RUP en in een straal van 2 km er rond, zijn geen Seveso-bedrijven aanwezig. Het oprichten van een nieuwe SEVESO-inrichting binnen het plangebied is niet toegestaan. Er wordt bijgevolg geen significante impact wat betreft veiligheid verwacht.

7.4.5.7 Conclusie De volgende milderende maatregelen worden voorgesteld: - Bijkomende parkeervoorziening wordt binnen het plangebied maximaal op het eigen terrein voorzien; - Strooilicht dient maximaal vermeden te worden; - De bestaande bufferzone ten noorden van het industriegebied dient behouden te blijven; - Bij de verdere ontwikkeling van het industriegebied dient er voor het noordelijk nog te ontwikkelen deel gezocht te worden naar een ontsluiting via de Brugstraat. De ontsluiting voor het oostelijk perceel dient via de Heuvelhoekstraat en vervolgens via de Brugstraat te verlopen. Er wordt verder vanuit gegaan dat er rekening wordt gehouden met de vigerende regelgeving Vanuit de discipline Mens zijn geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten, indien de bovenvermelde aanbevelingen worden gevolgd.

7.4.6 Overige aspecten en globale conclusies Gezien de aard van voorliggend RUP worden geen significant negatieve effecten verwacht inzake de milieuaspecten ‘stoffelijke goederen’, ‘energie- en grondstoffenvoorraad’ en ‘gezondheid van de mens’. Er zijn niet onmiddellijk leemten vastgesteld die ervoor zorgen dat een effect niet kan worden beoordeeld. Gelet op de ligging, de schaal van de ontwikkeling en het ontbreken van aanzienlijke milieueffecten wordt geconcludeerd dat er geen gewest- of landgrensoverschrijdende effecten zullen voorkomen n.a.v. het RUP ‘Oeselgem’. Op basis van de beschikbare informatie kan worden besloten dat ten gevolge van het RUP ‘Oeselgem’ geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten zijn. Globaal kunnen we besluiten dat het RUP ‘Oeselgem’, dat het voorwerp vormt van dit onderzoek tot milieueffectenrapportage, niet onder de plan-MER-plicht, zoals voorzien in het plan-MER-decreet van 17/4/2007, valt.

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 54 van 55

8 Bijlagen

8.1 Basiskaarten

8.2 Lijst van aan te schrijven adviesinstanties

8.3 Voorbeeldbrief

8.4 Ontvangen adviezen

8.5 Addendum bouwkundig erfgoed

8.6 Adviezenmatrix

2272553007/d10177 | RUP Oeselgem – verzoek tot raadpleging pagina 55 van 55

156X2 157Y 153B 156M2 156V2 252F 156K2 25E Legende 254B 156W2 O RUP Oeselgem 217A 27G lse ne st 218E ee 156H2 nw Contour BPA 220B 258F eg 155C 259C 35C 12C 112L Gewestplanbestemming P 10A o 25D n 155B t s 261V t 11A r 150C a Goedgekeurde verkavelingen 27H a 259B 134H t 261W 142R 152A 270C 35D 134G Gebouwen P 259A ap 141K WOONGEBIEDEN MET LANDE1L33IJMK KARAKTER eg aa Percelen ist 112D 133L ra 142M at 26M 260E 141L 133K 141D 148H 260F 119C 148K !# Bouwkundig erfgoed Orgels volgens Besluit van de administrateur-generaal van 26H 84474 142P 14 september 2009 houdende vaststelling van de inventaris van het bouwkundig 28B !# erfgoed en vastgestelde lijst. 260G 26L 35B 141H 141G 142N Belgisch Staatsblad 25/09/2009, toestand mei 2013 12A 147L 141F 111E 111F 141F 26K 141E 143H Bouwkundig erfgoed volgens Besluit van de administrateur-generaal van 147M 141C !# 26C 141D 111D 14 september 2009 houdende vaststelling van de inventaris van het bouwkundig 147H 140B 37B erfgoed en vastgestelde lijst. 40C 40D 12B 148B Belgisch Staatsblad 25/09/2009, toestand mei 2013 138K 142C 144D 143C AGRARISCHE GEBIEDEN MET ECOLOGISCH BELANG 141E LANDSCHAPPELIJK WAARDEVOLLE AGRARISCHE GEBIEDEN 139D 149B 11F 84628 141/02C 269T 269L 147K 182G 138L !# 51C 11E 137C 141/02B 634/02C 269R 182M 136D 269N 46B AGRARISCHE GEBIEDEN 126A 150G 150F 137B

H 182D o 66C 11D 182E u ts 621B tr a 135D a 139/02 269M t 131E 136E 150B 125M 51B 152M 182B 636/02 AMBACHTELIJKE BEDRIJVEN EN KMO'S 181L 125B 124W 66G 125A 125C 152L 265F 182N t AMBACHTELIJKE BEDRIJVEN EN KMO'S a 180B 124Y ra 182H t 179B 131F 621A rs 66N e 124A d 129H l GEBIEDEN VOOR DAGRECREATIE o 45D 151B 122K 124Z V 181K 84492 !# 122P 76D 154P 122N 622A 45C 45E 184F 130/02 123E NATUURGEBIEDEN 152K 123D 57P 184G 154D2 186D 58E 138C 123B 154C2 153B 189M 620B 58G 76E 123F 154B2 178F 642/02 138A 172K 59L 138B 174C 189L 123G 188/02A 609A 620A 154E2 59K 172M 189H AGRARISCHE GEBIEDEN 122D AGRARISCHE GEBIEDEN 172L 45B 189/02C 172R 190/02A 138D 170W 170V 190E 119C 611B 60A 170T 166K 119D 172P 84497 159F 166R 159Z 166N 165B2 !# 610A 63F 158P 159W 45A 83C 189/02B 618A 63G 619A 79D 99K 170F 162E 166H 170K 617A 99H AGRARISCH GEBIED MET LANDSCHAPPELIJKE (OF 'BIJZONDERE') WAARDE (VALLEI- OF BRONGEBIEDEN) 611C 86C 86D 190K 158M 166S 166M 192P 99G 165C2 84473 V 160F a

e 159R !#169E

r 158N 337A e 166P 202G s

100F t 168R r 158L a

a 168T 83A t WOONGEBIEDEN MET LANDELIJK KARAKTER 158W t aa 73E str 167S3 158Z 165V ek 205K 159V lho 95L ve 167T3 84496 eu 168V H 202F 159T 160E 608A 336A !# 347V 202H 95N 159Y 167Z2 167R3 167P3 196/02 86B 84490 167D3 194R 158Y 93L 159S 159X !# 206L2 Bron: - Vectoriële versie van bouwkundig erfgoed, opgemaakt door Vlaams Insttuut voor ￿ 83B 92F 84490 206M2 91G 9!#3K 167M3 Onroerend Erfgoed (VIOE), versie 2013.05.23 347W 347S 199G 84495 88D 167N3 - Vectoriële versie van de geactualiseerde gewestplannen van Vlaanderen, 3!#30N 215G 167Y2 toestand 01/01/2002, op schaal 1/10.000, opgemaakt door MVG, LIN, AROHM, 218B3 327S2 84491 218X2 167X2 199H 327X2 218W2 167G3 208D Afd. ruimtelijke planning (GIS-Vlaanderen) 219E3 218V2 215E !# 218D3 206N2 t 209D - Gebouwen en percelen (GRB), RUP, BPA en goedgekeurde verkavelingen: a 84491 200P 197 a tr 215D 206P2 s 2!#19B3 206K2 198P verkregen van de gemeente Dentergem s t o 221P2 b 215C a 605A 327V2 209C a e 219F3 218L3 218M2 M r n 327W2 e t BESTAANDE WATERWEGEN n 91E 219D3 u s 606A 603A e 221N2 l e 208B 1A V e z 327P2 d 214S n 221D i 198T re 209F 345E V 221S 218M3 v e o e D ld 221C e 221N 219E2 218L2 330P rs 214R 209G 211K 200S t ra 221B 221V 218N3 AGRARISCH GEBIED MET LANDSCHAPPELIJKE (OF 'BIJZONDERE') WAARDE (VALLEI- OF BRONGEBIEDEN) a 219C3 t V 221P 218P2 a 210F r e 206H2 e 325A r v 221F e 218P3 218B4 214V 198S e 222T5 n 214Y 200R o h 221R r o e v 219X2 218R3 3B k e 218C4 330R 91F 221E in 222V5 218S3 L 625A 84E 219F2 214P 214X ie 221K 211C 210E e 222Z3 L 219G2 219Y2 218Z3 221H 5P 644/02 80B 222V2 222A5 219Z2 210B 624A 416G 219W2 218T3 214Z 212E 222W2 221G 218Z2 84472 211L 324G 219H2 219V2 221M2 218A4 222C4 218V3 !# ve 7E 3C 416E 222X2 217G3 211F re 221L2 219K2 219T2 218W3 led 5N 84D 222K4 212F eu NATUURGEBIEDEN 222B4 M 320G 84C 211D BPA - Nieuwstraat en Sportveld - 08/03/1988 221K2 219L2 219S2 5L 222S2 221H2 218X3 604A 349C 212D 7B 84B 219R2 217E4 623A 222L4 222N4 219M2 212G 50/02 223K 8K 5M 217D4 50 222Z5 221G2 219P2 220E 222L6 221F2 9C 49 320D 223L 222M3 222S5 221E2 219N2 217S3 9G 9D 222N3 223M 171A 221D2 220F 9H 9E 222D5 222P5 223N 217X3 WOONGEBIEDEN 221C2 84494 222R5 222E2 223P 220G 217W3 222W5 223R 51 !# 222V4 222D2 221B2 217M3 11K 222C5 e 416H 222B6 v 223S 221A2 220H o 222C2 222K3 h 222E6 84470 18E2 17F n 222F6 221Z 84476 222N2 re 223T 217A4 222C6 e 222N5 222E3 217C4 a 221Y !# 53E V 223V !# 166B 222Y 222R4 221X 84475 222Y5 220L BPA - Nieuwstraat-Sportveld - 12/05/2011 1:50.000 ° 222K6 484E8D 222V 222M5 224V 225W 217P3 18A2 !# 320E 220K 57E r 222W3 222T e 220M e v 224B v o 17B e 222S h 220N 217T3 166D o 222G6 n 55 r 222Y4 222H6 e 224C 18D2 e 222R ss t la h 415D 412C 222B3 V 224D 225Y 84469 c 222D3 20G3 AGRARISCHE GEBIEDEN MET ECOLOGISCH BELANG e 222X4 217S2 R 224E 222N6 225B2 !# 84471 ie 222L 217K2 e 225C2 L 222A3 224Y !#20K3 222L5 57F 22262F65Y4 217Y3 222G 225X 226Z4 84471 8447118B2 415E 225D2 222F5 224W 226X4 225A2 226N5 !#20H3 !# 16C 222G5 226A5 172A 224H 222H5 225Z 20X2 224K Gemeente Dentergem 226B5 226D5 H 222K5 225S 226L5 20W2 e 416V 224L 225G2 226C5 226M5 u 56D 166E 217Z3 ve 226G5 84468 lh 224M o 317A e 225T 226E5 20V2 k 224N 225V 20G2 s 225H2 !# tr RUP Oeselgem a 424V2 224P AGRARISCHE GEBIEDEN a 226X3 20T2 t 224X 57D 164A 225F2 228F 226K5 226D3 231E 20A3 22262K64G4 20B3 424T2 424G2 226V4 r 226R4 e 20C3 v 239H 226P4 e 226K3 25R o 424F3 225K2 226N4 r 424M2 226V3 e 226H5 k 226Y3 22L n 226L3 226W4 62 i 226S3 226N3 L ie 84498 228E 226W3 e 424E3 233D 226L2 226R3 L 424G3 22M 231D 226P3 25V Bestaande en juridische toestand 424D3 !# 424K2 47D3 424C3 241P2 BPA - Nieuwstraat en Sportveld - 27/04/1995 403C 318A 229E 228C 424N2 241R2 64H 311B2 33M 230F 31E 84463 241S2 84477 127C 418E 246C in 37Y 84464 57M 236G le !# 63B 241L2 p !# rk 37D2 241M2 239G e !# 237F K 315G 241N2 37E2 125A 275G 84462 247B 310F 254D 37X 248A 2!#76F 271E 47X2 252C 277M 312M 256C 270D 272N 277N 307D 257E 268/20628AB 272M 37A2 263N 41X 425N 315F WOONGEBIEDEN MET CULTURE84E4L8, 0HISTORISCHE EN/OF ESTHETISCHE WAARDE 282K 8448!#2 61V AGRARISCHE GEBIEDEN MET ECOLOGISCH BELANG 263T 84479 57H 425C 304N 84499 Orgel kerk Sint-Martinus BPA - Centrum Oeselgem - 18/11/1993 !# 278A 57N 127E 84500 260F !# 281E 84481 !# 311A2 84465 41Y 61R !# 301R 260G !# 61W 288M 281F 279D !# BESTAANDE WATERWEGEN 299W2 285F 143N Opdrachtgever Opdrachthouder 419G 299D3 263V PARKGEBIEDEN 47Y2 BPA - Nieuwstraat en Sportveld - 08/03/1988 299V2 Gemeente Dentergem Antea Group 84502299B3 299A3 284E Kerkstraat 1 Eugène Bekaertlaan 61 299X!#2 84502 285G AMBACHTELIJKE BEDRIJVEN EN KMO'S !# 8720 Dentergem 8790 Waregem 427D3 84503 299Y2 288V 84501 44H 425H 284D 44K 419P 299F3 299Z2 Brugstraat Koos Debuysere tel.: (0)56 74 20 00 fax.: (0)56 74 20 01 427V2 !# !# 284F 84466 425R 84467 57P [email protected] [email protected] 299E3 !# 47E3 293E !# N 427W2 426D 290F ijv 297X 297V294D BPA - Centrum Oeselgem - 12/01/2006 47F3 er 427C3 he 425M id Datum Wijziging Revisie 286B sz 435V2 284/02 on AMBACHTELIJKE BEDRIJVEN EN KMO'S 425G 297T e 02/2014 Opmaak bestaande en juridische toestand 00 298B 46D 64M 425T 298C 297W NATUURGEBIEDEN 428M4 428Z3 LANDSCHAPPELIJK WAARDEVOLLE AGRARISCHE GEBIEDEN 65H 425Y 84504 298K 127F 428E5 298L 298F 288W 425X 152H 149G 427T 429W 298M 143M 143P 435S2 425W 427H3!# 425L 65F 419T 156A 428D5 154D 151B 428F5 430B 427F3 427G3 127G 428N4 152K 143L 429C2 428A5 427E3 435R2 157A LANDSCHAPPELIJK WAARDEVOLLE AGRARISCHE GEBIEDEN 419V 296B 150B Projectleider, eg 451W2 451X2 435T2 enw 428K5 Ruimtelijk planner, este 428W3 ens t 146C akk a 429T 158B W tra 132B es 66B 143F 451A3 428V3 ijv Alexander Maekelberg 428Y3 V 428H5 AGRARISCHE GEBIEDEN MET ECOLOGISCH BELANG NATUURGEBIEDEN 78F 451Z2 84505 434M 428X3 450Z4 WOONGEBIEDEN MET LANDELIJK KARAKTER 69C 434K k !# LANDSCHAPPELIJK WAARDEVOLLE AGRARISCHE GEBIEDEN 143B e o 428B5 h 143R 435W2 r Projectechni cus ￿ 450V5 131A e 435X2 428G5 142C e N GIS - Deskundige 451W ° 451K2 434N O e 134C 88D s 146A Bernd Reeskens 450K5 431F e 450H5 431D lg 450T5 434L e 435Y2 m 450E6 435Z2 s t 450W5 ra a 0 10 20 30 40 50 100 150 200 250 m 450B6 429B2 t 450L6 435E2 70D 451N2 k 450Y5 97D oe erh 432A Ne Schaal: 1:2.000 Formaat: A0 Kenmerk: 227255_5002 St aa ts ba an RUP Oeselgem Gemeente Dentergem

P

H o o u n t t P s s Kaart 0 a t O t t p ra ls r a eg a en a ra a t e a t a s t Situering en straatnamen s is t k tr ee e aa nw o t e th g s o

O Verklaring:

r e

t v Contour projectgebied aa e tr o s r ze e Kadastrale gegevens - GRB in k

e n

D i Hoofdgebouw

L

t e a i Bijgebouw

a e r t L s r Administratief perceel e ld o V

at tra ks oe elh uv He

M e V u a l e e r d t e r a n e a h v H tr e s o e s v e u o e ev v b t dr e e a le lh n ra eu o n t M e r e s e k e V re v s v e o t e a h r o V n a r e e a e r v t t e o h a h c V n e e s R s la ie V e L

K e r r k e p v le e o in r e k Bru n gstraat i L ie e L t g a Bron: 1. Kadastrale gegevens van GRB aangeleverd door de Gemeente we ra teen st 2. Contour gebaseerd op het GRB aangeleverd door de Gemeente ses e ken ijv Wak V ek ho er Ne Kenmerk: 2272555004 / bre ° Datum: Juli 2014 Plannr.: 0 / 13 0 50 100 200 300 400 m Formaat: A3 Schaal: 1:7.500 RUP Oeselgem Gemeente Dentergem Kaart 1 Landschapsatlas

Verklaring:

Contour projectgebied

Traditionele landschappen Land van Roeselare - Kortrijk Leievallei

Kadastrale gegevens - GRB Hoofdgebouw Bijgebouw

Administratief perceel

Lijnrelict

Relictzone

Bron: 1. Vectoriële versie van de Landschapsatlas, MVG-LIN-AMINAL Monumenten en Landschappen (GIS-Vlaanderen) versie 1.0 2. Kadastrale gegevens van GRB aangeleverd door de Gemeente 3. Contour gebaseerd op het GRB aangeleverd door de Gemeente

Kenmerk: 2272555004 / bre ° Datum: Juli 2014 Plannr.: 1 / 13 0 50 100 200 300 400 m Formaat: A3 Schaal: 1:7.500 84620 8484484484

84478 84629 RUP Oeselgem 84483 Gemeente Dentergem Kaart 2 Inventaris bouwkundig erfgoed

84474 Verklaring:

Contour projectgebied

84628 Bouwkundig erfgoed Relicten

Kadastrale gegevens - GRB 84492 Hoofdgebouw Bijgebouw

Administratief perceel

84497

84473

84496 84490 84490 84495 84491 84491

84472

84494 84470 84476 84475

8448649471 8484474171 84468

84498 84463 84477 84488 84464 84462 84487 84480 84489 844989448824479 84500 84481 84465 8844550022 84503 84501 844667

84504 Bron: 1. Vectoriële versie van bouwkundig erfgoed opgemaakt door VIOE, Vlaams insttuut voor onr oer end er fgoed, ver si e 2013. 05. 23￿ 2. Kadastrale gegevens van GRB aangeleverd door de Gemeente 84505 3. Contour gebaseerd op het GRB aangeleverd door de Gemeente

Kenmerk: 2272555004 / bre ° Datum: Juli 2014 Plannr.: 2 / 13 0 50 100 200 300 400 m Formaat: A3 Schaal: 1:7.500 ur bl hp hp hp hp hp hp ur kq hp ui bl ua hp bl hp bl kq hp weg ua bl hp ur uv kha- ur ua hx khgml ur RUP Oeselgem ua hp ua hp bl hp khs Gemeente Dentergem ur hp ur bs hp ur bl bs ur Kaart 3 hp hp kbt ur ur bl Biologische waarderingskaart ur kq kj hp hp ua bl hp hp hp ku- hx hphp hp ur ur hx hp hp Verklaring: ur hx bl ur ur bl ua ua uv Contour projectgebied ae- hp ur bl hp hp hp kj hx kz Biologische waardering ur ur hp hr ua bl n Complex van biologisch minder waardevolle bl ae- kbt en waardevolle elementen hp ua Complex van biologisch minder waardevolle, ur ap ua kz waardevolle en zeer waardevolle elementen hx ur hp Complex van biologisch minder waardevolle en hp hx hp ua kbp kbq zeer waardevolle elementen ur hr- kq ua hr Biologisch waardevol aer n hpr- hp ua hp ua Complex van biologisch waardevolle en hp kq zeer waardevolle elementen hp ua bl hp Biologisch zeer waardevol kba ua hp n ur Kadastrale gegevens - GRB hp bl ui hp Hoofdgebouw ua ui hp pa hp ur bs Bijgebouw hp bs hp ur hp ua hp bs Administratief perceel khgmlbl hx hr hp hp ua hp k(hr) ua bs hp aev bl hp hx kj aev hp hx n ur hp bl n hp kbp hx ur hp hp hp hp hp ur hp hp hp hx ur kd kd kj hx wat bl hp hp hp ua n hp bl hp bl kb weg ui ur ur hp ur ur ua kq hr- hp bl hp bl ku- hp kbp weg hp ua hx n hp sf hp hp ur kq hp ur ua ui weg Bron: 1. Vectoriële versie van de Biologische waarderingskaart, lhi kq kbp hp versie 2.2, 2010 (INBO-AGIV) hp hx ur kq 2. Kadastrale gegevens van GRB aangeleverd door de Gemeente hp kbt 3. Contour gebaseerd op het GRB aangeleverd door de Gemeente bl hp ur bl hp bl weg hp ua hx aev Kenmerk: 2272555004 / bre kq ur hp bl kbs- °hp Datum: Juli 2014 kbp n hp hp ku- hp k(hp+) ur Plannr.: 3 / 13 hp n bl n 0 50 100 200 3b00l 400 m Formaat: A3 hp weg sz hp kbgml hp kbfr Schaal: 1:7.500 hp hp ur nlhb lhi hp aev RUP Oeselgem Gemeente Dentergem Kaart 4 VEN en IVON

Verklaring:

Contour projectgebied

VEN en IVON Grote eenheid natuur Grote eenheid natuur in ontwikkeling Natuurverwevingsgebied

Kadastrale gegevens - GRB Hoofdgebouw Bijgebouw

Administratief perceel

Bron: 1. Vectoriële versie van het VEN/IVON, Agentschap voor Natuur en Bos, versie 08/08/2011 (AGIV) 2. Kadastrale gegevens van GRB aangeleverd door de Gemeente 3. Contour gebaseerd op het GRB aangeleverd door de Gemeente

Kenmerk: 2272555004 / bre ° Datum: Juli 2014 Plannr.: 4 / 13 0 50 100 200 300 400 m Formaat: A3 Schaal: 1:7.500 RUP Oeselgem Gemeente Dentergem Kaart 5 Natura 2000

Verklaring:

Contour projectgebied

Natura 2000 Habitatrichtlijngebieden

Vogelrichtlijngebieden

Bron: 1. Vectoriële versie van Vogelrichtlijngebieden, toestand 22/07/2005 (ANB-AGIV) 2. Vectoriële versie van Habitatrichtlijngebieden 15/02/2008, (ANB- AGIV) 3. Contour gebaseerd op het GRB aangeleverd door de Gemeente 4. Rasterversie van de topografische kaar t 1: 50. 000 (NGI )￿

Kenmerk: 2272555004 / bre ° Datum: Juli 2014 Plannr.: 5 / 13 0 500 1.000 2.000 3.000 4.000 m Formaat: A3 Schaal: 1:50.000 RUP Oeselgem Gemeente Dentergem

K E Kaart 6 E B S K Waterlopen E E B E O H C S Verklaring: N A V - Contour projectgebied 6 3 9 4 Waterlopen - 3 3 9 Bevaarbaar 4 EK BE AL Geklasseerd, tweede categorie - A 99 45 Geklasseerd, derde categorie Niet geklasseerd

Kadastrale gegevens - GRB Hoofdgebouw Bijgebouw

Administratief perceel

4 23 6 - Z OU BE EK

Bron: 1. Vectoriële versie van de VHA-waterlopen & -zones, Vlaamse Milieumaatschappij - Afdeling Operatoneel Wa t er beheer (AGI V) ￿

IE (versie 07/10/2011) E L 2. Kadastrale gegevens van GRB aangeleverd door de Gemeente - 1 3. Contour gebaseerd op het GRB aangeleverd door de Gemeente - 0 1 2 3 4 6 4 Kenmerk: 2272555004 / bre ° Datum: Juli 2014 Plannr.: 6 / 13 0 50 100 200 300 400 m Formaat: A3 Schaal: 1:7.500 RUP Oeselgem Gemeente Dentergem Kaart 7 Watertoets

Verklaring:

Contour projectgebied

Overstromingsgevoelige gebieden (2011) Niet overstromingsgevoelig

Mogelijk overstromingsgevoelig Effectief overstromingsgevoelig

Kadastrale gegevens - GRB Hoofdgebouw Bijgebouw

Administratief perceel

Bron: 1. Overstromingsgevoelige gebieden toestand 2006, uitgave 2011, Watertoetskaarten, AGIV & CIW (AGIV-product) 2. Kadastrale gegevens van GRB aangeleverd door de Gemeente 3. Contour gebaseerd op het GRB aangeleverd door de Gemeente

Kenmerk: 2272555004 / bre ° Datum: Juli 2014 Plannr.: 7 / 13 0 50 100 200 300 400 m Formaat: A3 Schaal: 1:7.500 RUP Oeselgem Gemeente Dentergem Kaart 8 Erosiegevoelige gebieden

Verklaring:

Contour projectgebied

Erosiegevoelige gebieden Niet erosiegevoelig Erosiegevoelig

Kadastrale gegevens - GRB Hoofdgebouw Bijgebouw

Administratief perceel

Bron: 1. Watertoetskaarten toestand 20/07/2006, AGIV & CIW (AGIV-product), Erosiegevoelgie gebieden 2. Kadastrale gegevens van GRB aangeleverd door de Gemeente 3. Contour gebaseerd op het GRB aangeleverd door de Gemeente

Kenmerk: 2272555004 / bre ° Datum: Juli 2014 Plannr.: 8 / 13 0 50 100 200 300 400 m Formaat: A3 Schaal: 1:7.500 RUP Oeselgem Gemeente Dentergem

Kaart 9 Grondwaterstromingsgevoelige gebieden

Verklaring:

Contour projectgebied

Grondwaterstromingsgevoelige gebieden Geen informatie beschikbaar Zeer gevoelig voor grondwaterstroming (type 1) Matig gevoelig voor grondwaterstroming (type 2) Weinig gevoelig voor grondwaterstroming (type 3)

Kadastrale gegevens - GRB Hoofdgebouw Bijgebouw

Administratief perceel

Bron: 1. Watertoetskaarten toestand 20/07/2006, AGIV & CIW (AGIV-product), Grondwaterstromingsgevoelige gebieden 2. Kadastrale gegevens van GRB aangeleverd door de Gemeente 3. Contour gebaseerd op het GRB aangeleverd door de Gemeente

Kenmerk: 2272555004 / bre ° Datum: Juli 2014 Plannr.: 9 / 13 0 50 100 200 300 400 m Formaat: A3 Schaal: 1:7.500 RUP Oeselgem Gemeente Dentergem Kaart 10 Infiltraaegevoel i ge gebi eden￿￿

Verklaring:

Contour projectgebied

Infiltratiegevoelige bodems Niet infiltratiegevoelig Infiltratiegevoelig

Kadastrale gegevens - GRB Hoofdgebouw Bijgebouw

Administratief perceel

Bron: 1. Watertoetskaarten toestand 20/07/2006, AGIV & CIW (AGIV-product), Infiltraaegevoel i ge gebi eden￿￿ 2. Kadastrale gegevens van GRB aangeleverd door de Gemeente 3. Contour gebaseerd op het GRB aangeleverd door de Gemeente

Kenmerk: 2272555004 / bre ° Datum: Juli 2014 Plannr.: 10 / 13 0 50 100 200 300 400 m Formaat: A3 Schaal: 1:7.500 RUP Oeselgem Gemeente Dentergem Kaart 11 Bodemsamenstelling

Verklaring:

Contour projectgebied

Bodemkaart 01. Antropogeen 04. Vochtig zand 05. Droog zand 09. Nat zandleem 10. Vochtig zandleem 11. Droge zandleem 15. Natte klei 16. Vochtige klei 18. Natte Zware Klei

Kadastrale gegevens - GRB Hoofdgebouw Bijgebouw

Administratief perceel

Bron: 1. Digitale versie van de Bodemkaart van Vlaanderen, IWT, uitgave 2001 (OC GIS-Vlaanderen) 2. Kadastrale gegevens van GRB aangeleverd door de Gemeente 3. Contour gebaseerd op het GRB aangeleverd door de Gemeente

Kenmerk: 2272555004 / bre ° Datum: Juli 2014 Plannr.: 11 / 13 0 50 100 200 300 400 m Formaat: A3 Schaal: 1:7.500 RUP Oeselgem Gemeente Dentergem Kaart 12 Gewestplan

Verklaring:

Contour projectgebied

Gewestplanbestemmingen 0100 - woongebied 0101 - woongebied met cultureel, historische en/of esthetische waarde 0102 - woongebied met landelijk karakter ^ ^ 0401 - gebieden voor dagrecreatie ^ ^ 0500 - parkgebieden 0701 - natuurgebied 0900 - agrarische gebieden 0901 - landschappelijk waardevolle gebieden 0910 - agrarische gebieden met ecologisch belang 0912 - agrarische gebieden met landschappelijke waarde 1100 - ambachtelijke bedrijven en kmo's 1504 - bestaande waterwegen

Kadastrale gegevens - GRB Hoofdgebouw Bijgebouw

Administratief perceel

Bron: 1. Vectoriële versie van het Gewestplan, MVG-LIN-AROHM- Ruimtelijke Planning, 2002 (OC-GIS-Vlaanderen) 2. Kadastrale gegevens van GRB aangeleverd door de Gemeente 3. Contour gebaseerd op het GRB aangeleverd door de Gemeente

Kenmerk: 2272555004 / bre ° Datum: Juli 2014 Plannr.: 12 / 13 0 50 100 200 300 400 m Formaat: A3 Schaal: 1:7.500 RUP Oeselgem Gemeente Dentergem Kaart 13 Atlas der trage wegen

Verklaring:

Contour projectgebied

Bron: 1. Atlas der buurtwegen (1841), GISWest 2012

Kenmerk: 2272555004 / bre ° Datum: Juli 2014 Plannr.: 13 / 13 0 50 100 200 300 400 m Formaat: A3 Schaal: 1:7.500