Beeldvorming van religie in strips van de Vlaamse school (1945-heden)

Liesbet Galmart Promotor: Prof. Dr. Bruno De Wever 2e licentie geschiedenis 2006-2007 VOORWOORD In het denken over strips hebben zich de laatste jaren veel veranderingen voorgedaan. Het is nog niet zo lang geleden dat veel leerkrachten hun leerlingen verboden op school strips te lezen. Het verwijt dat tekenverhalen de verbeelding lamleggen en dat ze inhoudloos zijn is hopelijk verouderd. Maar ook ik kreeg als kind vaak te horen dat stripverhalen minderwaardig waren aan ‘gewone’ leesboeken. Door mijn frustratie ontstond het idee om strips op een wetenschappelijke manier te benaderen en er een thesis over te schrijven.

Godsdiensten en religieuze overtuigingen lijken mij een zeer boeiend en vooral veelzijdig onderwerp, dat bovendien vrij actueel is in onze maatschappij. De veelzijdigheid van het thema en de mogelijke interpretaties maken het echter een niet eenvoudig te bestuderen onderwerp. Het is moeilijk om duidelijk af te bakenen. Toch ging mijn interesse uit naar dit onderwerp omdat het mij enorm aanspreekt.

Door mijn interesse in beide thema’s is het idee ontstaan om rond beeldvorming in strips van de Vlaamse school te bestuderen.

Ik wil hier van de gelegenheid gebruik maken om iedereen te bedanken die me geholpen heeft bij het tot stand brengen van deze scriptie. In de eerste plaats dank ik mijn ouders die het me mogelijk maakten om geschiedenis te studeren. Verder dank ik in het bijzonder mijn promotor Prof. Dr. De Wever waardoor ik dit boeiende onderwerp voor mijn scriptie kon kiezen. Ik dank al degenen die ook maar enigszins hun medewerking hebben verleend om nuttige informatie door te geven. In het bijzonder Heer pastoor Vandenholen en de bibliotheek van het seminarie; de afdeling ‘Universiteit Vrije Tijd’ van het Davidsfonds; de medewerkers van de bibliotheek in Zottegem en Gent; de familie Mouton-Stevens die volkomen belangeloos hun striparchief ter beschikking hebben gesteld; de heer Willem Degraeve van het Belgisch Centrum van het Beeldverhaal. Ik wil ook Sharon De Clerck niet onvermeld laten daar ze mij de vele ontbrekende nummers van Jommeke kon ter beschikking stellen. En laatst maar niet in het minst de ouders van Jeroen en Jeroen zelf die bibliotheken hebben bestookt om de strips op tijd te halen en terug te brengen. Aan iedereen, ook zij die hier niet bij naam vermeld zijn, omdat anders de rij te lang zou worden een welgemeende dank.

2 INHOUDSOPGAVE

VOORWOORD...... 2 INHOUDSOPGAVE ...... 3 INLEIDING ...... 5 HOOFDSTUK 1: RELIGIE...... 15 1.1. INLEIDING...... 15 1.1.1. Definitie...... 15 1.1.2. Algemeen ...... 15 1.1.3. Onderscheid tussen natuurlijke en historische godsdiensten...... 18 1.2. WERELDGODSDIENSTEN ...... 20 1.2.1. Religies mundiaal bekeken...... 20 1.2.2. Het Jodendom...... 21 1.2.3. Het Christendom: Katholicisme, Protestantisme en Orthodoxie...... 31 1.2.4. De Islam ...... 40 1.2.5. Het Hindoeïsme...... 48 1.2.6. Het Boeddhisme...... 56 1.3. ANDERE VORMEN VAN ‘RELIGIE’: DE SEKTEN EN DE NIEUWE RELIGIEUZE BEWEGINGEN 69 1.3.1. Mormonen ...... 70 1.3.2. Zevendedags-adventisten ...... 71 1.3.3. Jehovah’s getuigen of ‘Wachttorengenootschap’ ...... 72 1.3.4. Family of love...... 75 1.3.5. De moon-sekte...... 76 1.3.6. Scientology- Kerk ...... 78 1.3.7. Hindoeïstische groepen...... 79 1.3.8. Transcendente meditatie ...... 79 1.3.9. Ananda Marga...... 80 1.3.10. Divine Light Mission ...... 81 1.3.11. Internationale Krishna-beweging ...... 81 HOOFDSTUK 2: STRIPVERHALEN...... 83 2.1 DE OPBLOEI VAN DE KRANTENSTRIP OF DE VLAAMSE SCHOOL...... 83 2.2. ‘ EN WISKE’ ...... 87 2.2.1. Biografie...... 87 2.2.2. Verwijzingen naar religie in de reeks ...... 96 2.3. ‘PIET PIENTER EN BERT BIBBER’ DOOR POM...... 164 2.3.1. Biografie...... 164 2.3.2. Verwijzingen naar religie in de reeks ...... 167 2.4. JOMMEKE DOOR JEF NYS ...... 178 2.4.1. Biografie...... 178 2.4.2. Verwijzingen naar religie in de reeks ...... 183 2.5. ‘KIEKEBOE’ DOOR ...... 238 2.5.1. Biografie...... 238 2.5.2. Verwijzingen naar religie in de reeks ...... 246 2.6. ‘URBANUS’ DOOR LINTHOUT EN URBANUS ...... 282 2.6.1. Biografie...... 282 2.6.2. Verwijzingen naar religie in de reeks ...... 287 2.7. SAMENVATTING ...... 339

3 2.7.1. Suske en Wiske ...... 339 2.7.2. Piet Pienter en Bert Bibber ...... 342 2.7.3. Jommeke...... 343 2.7.4. Kiekeboe...... 348 2.7.5. Urbanus...... 354 2.7.6. Conclusie...... 360 BIBLIOGRAFIE ...... ERROR! BOOKMARK NOT DEFINED.

4 INLEIDING Tot mijn grote verbazing kwam ik bij de start van mijn onderzoek te weten dat er reeds heel wat wetenschappelijk onderzoek was verricht over strips. Het werd dan ook geen eenvoudige opdracht om een nieuw thema te vinden. Gaandeweg groeide het idee om verder te werken op de scriptie van De Schuyteneer.1 Hij maakte een aantal jaren geleden een scriptie waarin hij de visie van striptekenaars van de Vlaamse school2 op de eigentijdse samenleving onderzocht. Hij stelde zich de vraag in welke mate tekenaars van de Vlaamse school de eigentijdse samenleving verwerkten. Bovendien ging hij ook na welk beeld deze tekenaars daarover ophingen. Hij ontkende dat sommige typische kenmerken van de Vlaamse school zoals Vlaamse humor en typische Vlaamse personages aanwezig waren. Toch besloot hij dat enkele kenmerken die gemeenschappelijk zijn voor de Vlaamse school steeds opnieuw voorkwamen. Bewijs hiervan was de weerspiegeling van de eigentijdse samenleving. Dit gegeven was en blijft vrij uitzonderlijk binnen de stripwereld. Hij concludeerde dat de actualiteit en de veranderende samenleving een zekere rol speelden in de thematiek, zij het in de ene reeks al meer dan in de andere. De weergave van de samenleving was volgens hem gekleurd door de tekenaars. Alleen bij Linthout was deze weerspiegeling vrij clichématig.

In mijn opzet een analyse te maken van de beeldvorming van religie in de strip koos ik in navolging van De Schuyteneer voor auteurs die behoren tot de zogenaamde Vlaamse school. Deze striptekenaars konden na de Tweede Wereldoorlog enkel in nationale dagbladen publiceren omdat lokaal geïllustreerde bladen - waarin strips gedurende korte periode werden opgenomen - één na één verdwenen. Dit dwong hen tot een dag-aan-dag productie. Ze verwerken elementen uit de actualiteit in hun albums. Ze maken beeldverhalen voor het grote publiek waarin ze gematigde sociale kritiek geven. Hiervoor gebruiken ze personages in een quasi - familiale omgeving.

Men kan niet ontkennen dat aan het begin van het derde millennium grote vraagtekens worden gezet bij het gelovig denken. Toch zoekt iedereen antwoorden op vragen die de

1 DE SCHUYTENEER (J.), De Eigentijdse samenleving in de Vlaamse school, 2000, onuitgegeven licentiaatscriptie Ugent 2 Dit wordt verder uitgewerkt in hoofdstuk 2.1.

5 wetenschap niet kan beantwoorden. We hebben vandaag wel de bagage mee van de eeuwenlange dominantie van de katholieke kerk op de maatschappij.

Het beeldverhaal bereikt een vrij groot publiek. Iedereen heeft wel eens een strip ter hand genomen, zij het stiekem of doelbewust. Hierdoor kan de strip misschien de gedachten weerspiegelen die in de maatschappij leven en waarin mensen zich kunnen herkennen. We moeten wel in het achterhoofd houden dat deze strips dienen om te verkopen aan het grote publiek. Auteurs zullen dus waarschijnlijk de neiging hebben niet al te sterk in te gaan tegen de algemene opinie. Om al deze redenen ben ik de uitdaging aangegaan de naoorlogse evolutie wat betreft de religie mee te volgen in de strip.

De titel van de thesis heb ik opgesplitst in twee delen namelijk strips en religie.

Het eerste hoofdstuk zou ik willen introduceren met een definitie van religie3. Ik zal in deze scriptie een onderscheid maken tussen de wereldgodsdiensten en de godsdiensten die maar door een beperkt aantal mensen beleden worden (sekten). De beeldvorming van ‘exotische’ godsdiensten wordt in dit deel niet uitgewerkt daar mij dit te ver zou leiden. Ik maak een kort overzicht van de vijf grote wereldgodsdiensten: Jodendom, Christendom, Islam, Hindoeïsme en Boeddhisme. Waar en wanneer zijn ze ontstaan, wat is hun geloofsovertuiging, welke gebruiken en rituelen zijn kenmerkend voor elke godsdienst. Dit omvat de religieuze feestdagen, de gebeden en de belangrijke momenten van het leven die worden gevierd. Vervolgens zal ik de bekendste sekten in België (vooral in Vlaanderen) bespreken. Ik zal aandacht hebben voor hun ontstaansgeschiedenis, hun evolutie, welke leer ze volgen en hoe ze leden naar zich toetrekken. Het is vrij moeilijk om aan te geven hoeveel mensen nu net lid zijn van een ‘sekte’. Daarom werd het mij afgeraden door het IACSSO4 in Brussel om aantallen te vermelden omdat het een gevoelig onderwerp was en blijft. Bovendien zijn

3 Een definitie geven voor religie is een hele opdracht en is verschillend van persoon tot persoon. In de literatuur vindt men zeer veel definities die elk bepaald zijn door het kader waarin de auteur denkt. Ik koos voor de volgende definitie: religie is een geloof in een goddelijk (bovenmenselijk of spiritueel) wezen of wezens en de gebruiken (rituelen) en de morele codes (ethiek) die voortvloeien uit dat geloof. Ik zal deze definitie wel ruim interpreteren. 4 www.IACSSO.be

6 nieuwe sekten aanvankelijk niet gekend en verdwijnen ze dikwijls wanneer ze in opspraak komen. Daarna verschijnen ze dan onder een nieuwe naam. Het IACSSO is het Informatie- en adviescentrum inzake schadelijke sektarische organisaties. Het Belgisch federaal Centrum werd opgericht door de wet van 2 juni 1998 als gevolg van de aanbevelingen van het Parlementair onderzoek. Ze bestuderen voornamelijk de verschijnselen van sektarische organisaties in België en hun internationale bindingen.

Ik zal in dit hoofdstuk enkel de belangrijkste elementen bespreken. In de voetnoten vermeld ik de literatuur die rechtstreeks heeft bijgedragen tot het tot stand komen van dit overzicht. In de bibliografie achteraan maakte ik een selectie uit de literatuur die ik enkel als achtergrondinformatie geraadpleegde. Daar over religies zijn reeds bibliotheken vol geschreven zijn heb ik wel enorme vereenvoudigingen gemaakt.

In het tweede hoofdstuk zou ik concreet willen ingaan op verwijzingen naar religie in de stripverhalen van mijn keuze. De series worden reeks per reeks behandeld. De Vlaamse school is na de Tweede Wereldoorlog ontstaan en bijgevolg zal ik enkel stripseries onderzoeken die na 1945 getekend werden. Om de evolutie te kunnen schetsen heb ik een lange periode bestudeerd: van 1945 tot heden. Op die manier kon ik onderzoeken of er een evolutie waarneembaar is in de beeldvorming omtrent religie.

Ik heb mijn keuze gemaakt aan de hand van volgende criteria5: - langlopende reeksen, minimum 45 strips - strips vlot consulteerbaar in de handel. De einddatum is daardoor soms variabel. - stripauteurs die behoren tot de Vlaamse school.6

Mijn selectie omvat: - Suske en Wiske door (1945)7 - Piet Pienter en Bert Bibber door Pom (1951)

5 Deze selectie is dezelfde als die van De Schuyteneer in: De Eigentijdse samenleving in de Vlaamse school, 2000, onuitgegeven licentiaatscriptie Ugent. 6 DE LAET (Danny) & VARENDE (Yves), De zevende kunst voorbij: geschiedenis van het beeldverhaal in België, Brussel, Ministerie van Buitenlandse zaken, pp. 112-125. 7 Deze datum verwijst naar de begindatum van de reeks.

7 - Jommeke door Jef Nys (1955) - Kiekeboe door Merho (1973) - Urbanus door Linthout (1983) - Nero door Marc Sleen beantwoordt ook aan mijn criteria. Maar ik wil een scriptie maken die parallel loopt met die van De Schuyteneer. Daar hij ervoor gekozen heeft om deze reeks niet te behandelen, kon ik voor deze reeks geen vergelijking trekken.

Bovendien geeft deze keuze een beeld van de auteurs van de Vlaamse school. We kunnen er namelijk 3 generaties in onderscheiden. Suske en Wiske is begonnen in de jaren ’40 en is dus te plaatsen in de eerste generatie. Piet Pienter en Bert Bibber en Jommeke startten in de jaren ’50 en behoren tot de tweede generatie. Kiekeboe begon op het einde van de jaren ’70 en deze kunnen we samen met Urbanus (begin van de jaren ’80) in de derde generatie situeren.

In het eerste deel van dit hoofdstuk zal ik schetsen wat de ‘Vlaamse school’ precies is en welke kenmerken aan de auteurs van de Vlaamse school worden toegeschreven.

Elke reeks start met een biografie van de auteur(s). Hierin heb ik vooral die gegevens opgenomen, die ik in verband kan brengen met de verdere studie. Het lijkt mij toch belangrijk om de achtergrond van een tekenaar/schrijver te schetsen. Ik kan op die manier ontdekken of verwijzingen naar religie te maken hebben met zijn leefwereld en/of persoonlijke ervaringen. Ik vermoed namelijk dat stripauteurs - net zoals andere auteurs - hun mening via het medium ‘strip’ kenbaar maken.

Daarna zal ik de verwijzingen rond religie bespreken per album.

Ik ben vertrokken vanuit het idee dat men in 1945 net uit een oorlog kwam waar men een ‘religieuze groep’ had geviseerd namelijk de Joden. Vaak werden mensen die zich voordien nauwelijks of niet van hun joodse achtergrond bewust waren samengedreven in getto’s en later als Joden opgepakt en naar vernietigingskampen gestuurd. We kunnen dan ook terecht opmerken dat dit een gevoelig thema is, dat men in de jaren na de oorlog misschien liever niet ter sprake bracht. Ik zou willen onderzoeken of dit in strips ook een gevoelig onderwerp is. Heeft men aandacht voor Joden? Of moet men dit thema eerst nog verwerken vooraleer men het ter sprake kan brengen?

8

Voor de tweede wereldoorlog waren de meeste mensen in onze samenleving katholiek. Men geloofde wat de bijbel verkondigde; men ging op zondag naar de mis. Men geloofde dat na dit leven, een hemel of een hel wachtte en dat dit afhankelijk was van de goede of slechte daden verricht tijdens het leven. Meer nog dan de officiële religie was de ‘volksdevotie’ op maat van Jan–met–de-pet gesneden. Terwijl de officiële religie vaak als cerebraal en onbegrijpelijk overkwam, sprak de volksdevotie de taal van de alledaagse gelovige. In een kapel moest hij geen ingewikkelde gebeden opzeggen maar mocht hij zich met zijn eigen woorden tot God of een heilige wenden. En als ook dat niet volstond, stond de volksdevotie toe om via lichaamstaal te bidden. Zoals het bijvoorbeeld in Scherpenheuvel nog steeds gebeurt door drie keer rond het altaar te lopen.

Bovendien was de hele samenleving gebaseerd op dit geloof. Men was lid van katholieke organisaties zoals de Chiro, de Scouts, Boerinnenbond,… Men was lid van de Christelijke mutualiteit, las godsdienstige kranten en tijdschriften zoals De Standaard en Kerkelijk Leven. Als gevolg van een historische ontwikkeling werd de opdeling in zuilen soms tot het potsierlijke toe doorgedreven. Zo ontstonden er christelijke fanfares, naast liberale of socialistische. Vaak werden die verenigingen ideologisch verbonden met politieke partijen. Er werd verondersteld dat christenen bij een christelijke vakbond zouden aansluiten, een christelijke krant lezen en lid zijn van een christelijke partij.

De invloed van de verzuiling op het culturele en politieke leven was tot de jaren ’60 aanzienlijk. In eigen land spanden de Katholieken zich in op het terrein van onderwijs, verpleging, liefdadigheid en samenleving, cultuur en ontspanning, media en vakbeweging. Het katholiek onderwijs trok meer dan de helft van de leerlingen aan verspreid over alle niveaus en types. Het verenigingsleven was voor alle sectoren het sterkst bij de katholieken, vooral in Vlaanderen. Ondanks een principiële deconfessionalisering bleven de Christelijke Volkspartij (CVP) en de Parti Social Chrétien (PSC) in hun kaders nog overwegend bestaan uit geïntegreerde katholieken, die de belangen van de katholieke bevolkingsgroep bleven verdedigen. Alleen al uit het grote aantal kloosterlingen en diocesane priesters kon de invloed van de katholieke Kerk enigszins worden afgeleid.

9 Kortom de katholieke kerk bepaalde het leven van de wieg tot het graf, zowel in de stad als op het platteland. Ik wil onderzoeken of deze zaken voelbaar zijn in de strips: Kende men de bijbel goed, wilde men goede daden stellen om in de hemel te raken, prevelde men een gebed voor het slapengaan, schonk men vergeving aan de medemens, was men lid van katholieke organisaties?

België kreeg in het begin van de twintigste eeuw Kongo als kolonie en Rwanda - Burundi als mandaatgebied toegewezen. Men stuurde er missionarissen naartoe en na 1918 waren de resultaten daarvan zichtbaar. Belgisch Kongo was een goed georganiseerde Afrikaanse kolonie geworden, met vormen van indirect bestuur, sociale en medische zorgenverstrekking en lager onderwijs. Veelal het resultaat van Jezus’ oproep om zijn evangelie te verspreiden. In de jaren ’60, toen Kongo onafhankelijk werd waren bisschoppen en kerkleiders overwegend van inheemse afkomst. Het christendom was niet langer een hoofdzakelijk Europees geloof, maar een echte wereldkerk. Deze groei was gedeeltelijk te danken aan de inspanningen van buitenlandse en inheemse missionarissen, artsen en maatschappelijk werkers die hulp en stabiliteit boden in gebieden die getroffen waren door natuurrampen, politieke chaos, vervolgingen en oorlogen. We kunnen ons dan ook afvragen hoe auteurs van stripverhalen stonden ten opzichte van de missionarissen.

Sinds het einde van de jaren zestig en begin jaren zeventig stond de hele samenleving bloot aan grote beroeringen: de opvattingen over de maatschappij en de verwachtingen over de toekomst werden voor het eerst aan het wankelen gebracht. In de maatschappij werden woorden als geboortebeperking, autonomie en vrijheid in de mond genomen. Door de vooruitgang van techniek en wetenschap dacht men de menselijke vrijheid en het vermogen tot controle eindeloos te kunnen uitbreiden. Dan konden het seksuele zelfbeschikkingsrecht en de beheersing van de eigen vruchtbaarheid daarop geen uitzondering blijven vormen. Ook katholieken meenden uit persoonlijke overtuiging te kunnen kiezen zonder dat het kerkelijk leergezag dat aanvaardde. Het kerkelijk leven ondervond de weerslag van de gebeurtenissen in de haar omringende wereld. Vooral jongeren stelden hun hoop op de

10 nieuwe religieuze bewegingen en ‘sekten’ en zochten er de toevlucht en de leiding die ze in de kerk niet meer meenden te kunnen vinden. Het lijkt mij dan ook mogelijk dat stripauteurs melding maakten van de zoektocht die mensen ondernamen om zin te geven aan het leven, en dit op een andere manier dan die die de Katholieke Kerk hen lang had geboden. Heeft men in de strips aandacht voor sekten, bijgeloof, spirituele stromingen zoals Yoga,…

De hoop op vernieuwing die velen van het tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) verwachtten werd niet ingewilligd. Het concilie had zich op de eerste plaats tot doel gesteld in eigentijdse termen een tweeduizend jaar oude godsdienst aan een moderne wereld uit te leggen. De inhoud van het geloof was niet veranderd, wel de context waarbinnen het geloof werd verklaard. Het concilie had geprobeerd aan te zetten tot een grotere spiritualiteit en intussen toch de traditionele leerstellingen en praktijken van het katholicisme te verdedigen. Toen paus Paulus VI in 1968 in zijn encycliek Humanae Vitae de kerkelijke opvattingen over abortus en kunstmatige anticonceptie uiteenzette was de kloof volledig. Latere encyclieken van de hand van paus Johannes Paulus II in (1993, 1995, 1998) konden deze kloof niet meer dichten. De moderne ruimdenkende katholiek kon zich met deze conservatieve inzichten niet meer verzoenen.

Geleidelijk groeide het inzicht dat andere vormen van seksuele relaties dan die in het klassieke huwelijk even waardevol kunnen zijn. Tijdens de jaren tachtig en negentig zocht menige westerling zijn spirituele heil in het Verre Oosten met het boeddhisme als meest populaire vorm. Bepaalde fundamentele begrippen ondergaan in de 21e eeuw ook een vervaging van hun specifieke inhoud. Dat is bijvoorbeeld het geval voor de begrippen duivel, hel, engelen, hemel… die vervangen worden door vagere begrippen als: het hiernamaals, een leven na de dood of ‘er bestaat iets, maar ik weet niet precies wat’. Het begrip ‘zonde’ boet aan belang in ten opzichte van de begrippen als fout, vergissing en verantwoordelijkheid. Dit gaat trouwens gepaard met een algemene verschuiving van de religieuze woordenschat die steeds vager wordt. Naar aanleiding van de succesrijke Wereldjongerendagen in Keulen werd in de media gewag gemaakt van een godsdienstige reveil onder de jongeren. De jongste jaren lijkt het erop dat

11 de volksdevotie - en zeker de belangstelling voor heiligen - een heuse revival doormaakt. Boeken over heiligen en heiligenlevens halen bij herhaling de top tien en sommige bedevaartsoorden trekken opnieuw meer bezoekers aan. Vaak gaat het om pelgrims die de traditionele misvieringen vaarwel hebben gezegd en alleen nog in een kapel of bedevaartsoord bidden. Tegelijkertijd schamen mensen zich niet meer voor hun overtuiging uit te komen. Volksdevotie en heiligenviering mogen weer. Misschien is de vernieuwde belangstelling een logisch vervolg op het New Age-gebeuren. Vandaag vinden sommigen dat ook dit niet altijd de antwoorden oplevert die ze wensen, en wenden zich tot het eigen erfgoed. Of misschien past de vernieuwde belangstelling voor heiligen vooral in de hedendaagse zoektocht naar de wortels van onze cultuur. Of is er toch misschien een drang naar het verleden toen alles nog ‘goed en overzichtelijk’ was?

De economische ‘boom’ van de jaren zestig leidde tot een gebrek aan arbeidskrachten waardoor vacatures onbezet bleven. De overheid ontwikkelde een actieve immigratiepolitiek om ‘gastarbeiders’ aan te trekken voor zware en minder goed betaalde banen in fabrieken en de bouwnijverheid. Deze migranten uit Tunesië, Algerije en vooral Marokko en Turkije werden al snel geconfronteerd met bijna spontane vormen van afwijzing bij de autochtone bevolking. In 1974 kwam een immigratiestop. De meeste van hen waren alleenstaande jonge mannen. Vele migranten keerden niet terug naar hun thuisland maar lieten hun gezin overkomen. Naast het migratieprobleem hadden zij ook te kampen met de problematiek van het beleven van een godsdienst, vaak de Islam, in een samenleving die daartoe nergens de nodige steun kon verlenen. De Islam werd wegens de grote omvang van de immigratie uit moslimlanden in 1974 officieel erkend. Deze erkenning moet trouwens gezien worden tegen de achtergrond van het staatsbelang en het diplomatieke beleid. Ze kwam immers tot stand in de periode van de oliecrisis, de afsluiting van de handelsakkoorden met de Arabische landen.

De aanslagen op het World Trade Center op 11 september 2001 kondigden voor sommige wereldleiders een nieuw tijdperk aan. Men spreekt tegenwoordig van de periode na 11/9. De lange vredesperiode na W.O. II had iedereen het gevoel gegeven dat oorlog voeren niet meer van de 21ste eeuw zou zijn. Dit gebeuren heeft de tolerantie ten opzichte van de Islam zeker geen deugd gedaan. Het begrip terrorist lijkt nu ineens nauw samen te hangen met de Islam.

12 Bovendien hebben de rellen rond de Deense cartoons over de profeet Mohammed aangetoond dat men het niet aanvaardt om met deze godsdienst te spotten. De recente toespraak van paus Benedictus XVI voor zijn bezoek aan Turkije heeft eens te meer aangetoond hoe gespannen de zenuwen staan tussen de verschillende ‘wereldgodsdiensten’. Het lijkt mij dan ook goed om na te gaan hoe men doorheen de tijd keek naar de Islam. Heeft men in de jaren ’70 aandacht voor de Islam? Heeft men nu – na 11 september 2001 en de grote aandacht van de media – plots meer aandacht voor deze godsdienst of heeft dit geen invloed? Groeit de tolerantiedrempel voor Islam gelijktijdig met andere godsdiensten of is er geen verschil te merken?

Naast de evolutie in eigen land verwacht ik dat stripfiguren ook naar het buitenland zullen trekken en daar in contact zullen komen met andere religies zoals Boeddhisme en Hindoeïsme. waarschijnlijk zullen ze ook andere volkeren ontmoeten die hun weg in zingeving hebben gevonden buiten de ‘Westerse religies’. De samenleving van deze volkeren is vaak nauw verbonden met hun religie. Ik vermoed dan ook dat zij op een stereotype manier zullen voorgesteld worden. Krijgt men een voorstelling van brave missionarissen die het aandurven om de Satanistische, wilden,… te bekeren? Of heeft men een meer genuanceerd beeld? Zal men een typische voorstelling maken van bijvoorbeeld indianen, andere stammen,…? In dit licht moeten we ons de vraag stellen of men deze ‘niet-katholieke’ godsdiensten uitsluitend in het buitenland situeert. Of heeft men ook oog voor de binnenlandse multiculturele samenleving waar verschillende religies nu naast elkaar voorkomen?

In het licht van deze evolutie meen ik dat men in de voornoemde strips zal kunnen waarnemen hoe stripauteurs ten aanzien van deze maatschappelijke veranderingen staan. Ik zal ook kijken of de periode waarin de verwijzingen staan verband houden met de algemene opinie in de maatschappij op dat ogenblik. Ik wil in dit verband dus onderzoeken of de families in deze strips - net als in de samenleving - deze evolutie volgen.

Ik zal hierbij vooral aandacht hebben voor de visuele en tekstuele verwijzingen, dit wil zeggen: de religieuze symbolen die voorkomen (zo zal een katholieke gelovige misschien een

13 gebed prevelen voor het eten,…), de karikaturale trekken die gelovigen meekrijgen (bijvoorbeeld de Joden die zwemmen in het geld,…), de taal die religieuzen spreken,… Ik zal ook oog hebben voor verwijzingen naar de morele codes (een katholiek zal misschien vergeving moeten schenken aan zijn medemens,…).

Aangezien het stripverhaal een medium is dat zowel schrijf- als beeldtaal gebruikt, zal ik ondanks mijn schriftelijke uitleg ook enkele afbeeldingen invoegen om mijn standpunt duidelijk te maken. Ik heb ervoor gekozen niet alle afbeeldingen bij te voegen, maar enkel de meest relevante of de meest opvallende.

Ik zal daarna mijn bevindingen in een conclusie per reeks neerschrijven. Hierin zal ik per aangehaalde reeks beschrijven welke ‘religieuze’ onderwerpen aan bod kwamen in functie van de voornoemde thema’s. Zo zal ik religieuze personages, evoluties per thema,… beschrijven.

Tot slot wil ik over de reeksen heen een analyse maken. Ik zal in dit deel een antwoord trachten te geven op de onderzoeksvragen die ik hierboven heb beschreven. Ik zal ook aandacht hebben voor de visie die de verschillende reeksen uitdragen. Is men Katholiek geïnspireerd of vertrekt men vanuit een ander standpunt. Bovendien zal ik in dit deel ook trachten aan te geven, dat de verschillende generaties van de ‘Vlaamse school’ hun eigen visie hebben op het religieuze aspect van onze samenleving.

14 Hoofdstuk 1: Religie 1.1. Inleiding

1.1.1. Definitie Ik koos voor de volgende definitie omdat deze mij raakt in eenvoud en goed omschrijft wat ik versta onder religie. Een religie is een geloof in een goddelijk (bovenmenselijk of spiritueel) wezen of wezens en de gebruiken (rituelen) en de morele codes (ethiek) die voortvloeien uit dat geloof. We kunnen deze definitie indelen in drie delen namelijk8: - Geloofsovertuigingen: deze vormen de basis voor de andere twee - Gebruiken (rituelen): bijvoorbeeld religieuze kalender en feestdagen, overgangsriten, gebeden… - Morele codes (ethiek): deze zijn vergelijkbaar in alle religies

1.1.2. Algemeen Godsdienst of religie blijkt een eigen dimensie te zijn van menselijk leven en blijkt overal bestaan te hebben of te bestaan waar mensen in gemeenschap erin geslaagd zijn aan hun leven juist als gemeenschap een eigen vorm te geven. Dit telkens aangepast aan de bijzondere omstandigheden van hun geografische, klimatologische, sociale en historische situatie, waarin zij een eigen manier van leven, een eigen cultuursysteem hebben ontwikkeld. Maar al heeft het onderzoek van de empirische wetenschappen zoals godsdienstgeschiedenis en culturele antropologie tot nu toe wel vastgesteld dat er geen menselijke samenleving zonder een vorm van religie kan worden aangetoond, moeilijker is vast te stellen wat religie in wezen dan wel is. Anders dan andere aspecten van de menselijke cultuur zoals economie, sociaal leven, technische en andere ervaringskennis, laat een religieus systeem zich veel moeilijker begrijpen voor degenen, die niet in dit systeem zijn opgegroeid. Alleen de uiterlijke feiten zijn voor de belangstellende waarneembaar, maar op zich geven die geen enkele verklaring van hun bestaan en achtergrond: pas door de zingeving die de betreffende aanhangers aan deze feiten hechten, wordt zo’n godsdienst voor de ‘vreemde’ begrijpelijk.

8 TENNANT (Rich), Lieve hemel! Religie definieren in GELLMAN (Marc), HARTMAN (Thomas), Religie voor dummies, pp. 9-32.

15 Hier ligt nu het moeilijke punt bij de studie van religie9. Wat voor de een onwezenlijk is, blijkt voor de ander de hoogste werkelijkheid te zijn. En die werkelijkheid wordt teruggevoerd op een werkelijkheidservaring, die een unieke belevenis is geweest. De godsdienstwetenschap tracht vooral in de specifieke vakgebieden van de godsdienstgeschiedenis en de fenomenologie van de godsdiensten dé authentiek religieuze zin en betekenis te begrijpen van de vele godsdienstige voorstellingen, riten en gebruiken die in ontelbaar vele en verschillende vormen voorkomen, overal waar mensen waren of zijn. Juist omdat het hier gaat om een getuigenis omtrent diepbeleefde werkelijkheidservaring die ten grondslag ligt aan de religieuze verschijnselen, die de godsdienstgeschiedenis constateert, zal ze trachten een antwoord te geven op de vraag naar het wezen van de religie.

Overal blijkt religie samen te hangen met een bepaalde houding, waarmee men de werkelijkheid om zich heen benadert10. Het gaat daarbij niet alleen om de werkelijkheid van de zintuiglijk waarneembare dingen. Daarop heeft de mens in allerlei opzichten wel een greep. Het is juist zijn bekwaamheid als mens de dingen om zich heen zo hanteerbaar te maken, dat hij een oorspronkelijk voor hem ongeschikt leefmilieu tot een menselijk milieu heeft kunnen maken. Er is echter een grens aan zijn technisch kunnen: in de dingen om hem heen werken krachten die de mens niet aankan. Afgezien van onvoorziene natuurkatastrofen, die hem door hun geweld bedreigen met honger en dood, zijn er andere verschijnselen die hij vanuit zijn ervaringskennis en lang getraind waarnemings- en leervermogen niet kan begrijpen. In de regelmaat van de seizoenen, van dag en nacht, maar vooral van groeien en vergaan – hetgeen hij ook diep aan zichzelf en aan zijn omgeving ervaart in sterven en geboren worden – ontmoet hij een kracht die ongrijpbaar is, maar die hij ervaart als een werkelijkheid waarmee hij een verbinding heeft. Die verbinding is even geheimzinnig als de kracht zelf die hij op zijn bestaan voelt inwerken. Dit ondergaat hij nu eens als heilzaam, dan weer als heilloos. Wat is die kracht achter dit werken, wat is dit ongrijpbaar grijpende? In de verschillende religies geeft de mens het een naam: Jahwe, Zeus, Dios, geesten, goden, demonen…Het werkelijk heilige in een religie is immers alleen wat de gelovige gemeenschap daarin wil opnemen. Een godsdienst is een totaalvisie op de werkelijkheid. Alle aspecten van het leven worden er door geraakt en beïnvloed. Die totaalvisie inspireert ook tot handelen. Een levende religie is

9 PARRINDER (Geoffrey), De grote godsdiensten, Amsterdam, Hamlyn Publishing group, 1972, p. 10. 10 PARRINDER (Geoffrey), De grote godsdiensten, Amsterdam, Hamlyn Publishing group, 1972, p. 11-13.

16 een totaalbenadering van de hele werkelijkheid. Daarom is het zo moeilijk categorieën op te stellen als het ‘heilige’ en het ‘profane’ en deze soms tegenover elkaar te plaatsen.

Een onvervangbaar aspect bij elke vorm van religie is dan ook het ritueel. In elk ritueel wordt in de levende religie steeds opnieuw de oorspronkelijke authentieke religieuze ervaring herbeleefd door heel de gelovige gemeenschap. Hier is dan ook de plaats waar de godsdienstige bestaanservaring steeds sterker wordt geïntensiveerd. Dit heilig ritueel speelt zich af op heilige, daartoe bestemde plaatsen. Voor de gelovigen zijn dàt de plaatsen waar de godheid aanwezig wordt geacht of waar men zich het dichtst bij de godheid voelt.

Religieus ritueel of liturgie is dus een dramatische heropvoering van een unieke gebeurtenis in het verleden. Men beleeft opnieuw in innige gemeenschap met elkaar de kosmische werkelijkheid, waarin men zich tijdens de rite opgenomen voelt. Daarbij stelt men zich die werkelijkheid voor. Maar de uiteindelijke werkelijkheid, zoals die als goddelijk ervaren wordt, laat zich niet direct waarnemen. Zij kan slechts inadequaat worden benaderd door een groot aantal verschillende beelden. We kunnen inderdaad stellen dat de grote religieuze gedachten in de godsdiensten van de wereld voornamelijk worden uitgedrukt in de taal van de symbolen. Daarbij zijn die symbolen niet wereldvreemd aan de betreffende samenleving. Ze worden juist gevonden in het alledaagse leven. De studie van de religieuze iconografie is daarom bij elke religie noodzakelijk11.

Religie is de houding en de handelingen van de mens ten aanzien van zijn uiteindelijk belang; en ook van datgene wat die waarde bedreigt: we kunnen het de uiteindelijke frustratie noemen. Het is een van de (sociale) functies van de religie een zinvolle reeks waarden op te stellen, waarop de morele houding van een samenleving kan worden gebaseerd. Een andere functie van de religie is een adequate uitleg van deze uiteindelijke frustraties te verschaffen (b.v. in verband met de dood) zodat het individu of de groep die ze ondergaat, ze kan aanvaarden en men het leven in de samenleving met deze frustraties kan voortzetten. Het kind groeit met deze visie op en deze visie begeleidt het in zijn verder leven. In de literatuur – en voor jonge kinderen – ook in de strip komen zij in contact met deze visie.

11 PARRINDER (Geoffrey), De grote godsdiensten, Amsterdam, Hamlyn Publishing group, 1972, pp. 14-16.

17 Elk religieus systeem vindt zijn oorsprong in een poging de chaos zoals die door de mens ervaren wordt, te vernietigen en de dingen in een zinvol geheel te brengen: onheil te vervangen door heil. Hier ontstaat het begrip Verlossing, dat in elke godsdienst een centrale rol speelt. De opbouw van een religie gaat eigenlijk altijd uit van wat daarin als onheil en als heil wordt gezien. Vandaar krijgen de vele verschijnselen in een religie - of het nu geloofsopvattingen zijn, rituelen, mythen, hymnen, gebeden, offers of priesters, kortom de hele wereldbeschouwing - hun zin en betekenis.

Ligt hier misschien ook een grond voor de groeiende belangstelling voor oosterse meditatie, Yoga en Zen-Boeddhisme in de westerse wereld, die in haar gerationaliseerde en door de moderne techniek geëvolueerde samenleving (ook in de kerken?) de deur naar een voller, menselijker ontplooiing steeds meer sluit?

Godsdiensten die echt leven, zijn steeds in verandering. Op een bepaald ogenblik verbleken traditionele waarden. Een religieuze traditie met al haar visies en redeneringen kan haar vanzelfsprekendheid verliezen. Het verzwakken van religieuze tradities is een deel van de godsdienstgeschiedenis. Dit gaat geleidelijk en terwijl bepaalde religieuze visies worden ondermijnd, is dit nog niet direct zichtbaar. Men spreekt dan wel van secularisatie. Het is een feit van het mensenbestaan, dat ook wij in deze tijd meemaken. Wat onze tijd met zijn technische ontwikkelingen en communicatiemogelijkheden ons dwingt te aanvaarden als de werkelijke wereld, doet een aanval op en transformeert tegelijk het verleden dat ons heeft opgevoed. Het is tegelijk een proces van afwijzing en van aanvaarding12. Onze samenleving kent ook een evolutie van een allesomvattende Katholieke koepel naar secularisatie. Deze laatste mondt momenteel uit in een multicultureel religieus gebeuren waarin velen op zoek zijn naar iets om hen aan vast te klampen.

1.1.3. Onderscheid tussen natuurlijke en historische godsdiensten -Natuurlijke godsdiensten13

12 PARRINDER (Geoffrey), De grote godsdiensten, Amsterdam, Hamlyn Publishing group, 1972, p. 16 en p. 21. 13 Cursus Prof. Tanret, Religies van het Oude Nabije Oosten

18 In tegenstelling tot de historische godsdiensten hebben deze godsdiensten geen stichtingsdatum, geen stichter en geen heilige geschriften. Zij kennen ook het begrip orthodoxie niet. Zij zijn organisch gegroeid en vergroeid met de maatschappij zelf en ze evolueren ook met deze maatschappij soms ver van hun oorspronkelijke principes, zonder dat dit een probleem stelt vermits er geen vast en onveranderlijk referentiepunt is. Eigenlijk zou men kunnen stellen dat het hier gaat om de transpositie op bovennatuurlijk vlak van de waarden en normen van een cultuur. De leden van deze cultuur groeien hierin op, voor hen is het een gegeven. Het is één aspect van het geheel maatschappelijk proces. (o.a. Mesopotamische godsdienst). De beeldvorming van Afrika bijvoorbeeld die ons werd voorgehouden door de missionarissen is weinig rooskleurig.

Schrikbarende verhalen over heidense rituelen, afgodendom en mensenoffers vormen traditioneel een belangrijk onderdeel van de missionaire beeldvorming over andere culturen. Lange tijd verspreidden de missionarissen gruwelverhalen over Afrikaanse volken. Naast dit schrikbeeld stond een romantisch beeld van de missionaris als held. De missionaris verscheen in beeld: in confrontatie met de tovenaar; als een blanke vaderfiguur temidden van plaatselijke heidenen; bijbels uitdelend; uitheemse rituele handelingen verrichtend. De toon veranderde van militair naar zoete romantische kitsch. Deze missionaire wereld werd in het moederland weerspiegeld in een missiecultuur van missie-acties, missieverenigingen, missiebrieven, missietijdschriften en missiefilms. Vanaf 1926 werden er ieder jaar in oktober missiedagen gehouden.14

-Historische godsdiensten Deze godsdiensten zijn op een bepaald ogenblik ontstaan, door toedoen van een stichter, wiens woorden pas achteraf worden opgetekend. Deze vormen dan de heilige geschriften die de leer omvatten. Dikwijls zijn hieraan ook leefregels verbonden. Deze leer vormt de orthodoxie, de ‘ware leer’. Zij die zich hiertegen verzetten zijn ‘ketters’. Het kan voorkomen dat er zich takken afsplitsen (denken we aan de schi’a of het protestantisme) die door de volgelingen van de oorspronkelijke orthodoxie als ketters aanzien

14 NEDERVEEN PIETERSE (Jan), Wit over zwart: beelden van Afrika en zwarten in de westerse populaire cultuur, Den Haag, Novib, 1990, pp. 64-75.

19 werden, maar zelf een nieuwe orthodoxie gaan vormen. De volgelingen van deze nieuwe strekking zullen dan op hun beurt beweren dat de oudere ‘orthodoxie’ afgeweken was van het rechte pad. Dergelijke godsdiensten vormen dus een systeem op zich.

1.2. Wereldgodsdiensten

1.2.1. Religies mundiaal bekeken Volgens de meest recente godsdienststatistieken wordt de mensheid steeds religieuzer. Het aantal aanhangers van de grote godsdiensten stijgt verhoudingsgewijs sneller dan de wereldbevolking, terwijl de aangroei van het aantal niet-religieuze mensen en atheïsten stagneert. Het jaarlijkse groeipercentage van niet-religieuzen (0,8%) en atheïsten (0,2%) ligt namelijk ver onder dat van de wereldbevolking (1,2%). Van de grote godsdiensten groeit de islam met 2,1% het snelst. Het christendom stijgt met 1,3% nauwelijks sneller dan de wereldbevolking. Het aantal boeddhisten neemt jaarlijks met 1% toe.

Religies in de wereld: Uit het diagram op (fig.l) blijkt dat 33 % van de 6,28 miljard wereldburgers tot het christendom behoort, dat is ongeveer één derde. Eén vijfde of 21 % van de wereldbevolking noemt zich moslim. De hindoes maken 14% uit van de wereldbevolking. Ongeveer 5% van de wereldbevolking volgt de leer van de Boeddha. Ongeveer 15% van de mensen noemen zich niet-religieus of atheïst. Het overige deel (12%) is lid van een kleinere religie of een religieuze beweging. Daaronder bevindt zich zowel het Figuur 1: uit David B Barret en Tod M Jodendom als het sikhisme en het jainisme. Johnson

De verschillende religies in de wereld worden traditioneel onderverdeeld in Westerse en Oosterse tradities15. De Westerse religies zijn monotheïstisch ingesteld. Het geloof in één God wordt teruggevoerd op de roeping van Abraham. Op basis van deze persoonlijke en unieke godsrelatie ontstond het Jodendom. Ongeveer tweeduizend jaar geleden geloofden sommige Joodse groeperingen dat een zekere Jezus van Nazareth de verwachte verlosser was, de Christus. Uit dit idee groeide het christendom. Meer dan zeshonderd jaar later stond een

15 http://www.kuleuven.be/icrid/religies/religies_overzicht.htm

20 profeet op, een zekere Mohammed, die een eigen invulling gaf aan de boodschap van God. Dit was het begin van de islam. Deze drie religies (Jodendom, christendom en islam) worden de ‘religies van het boek’genoemd omdat zij elk hun geloofswaarheid baseren op een geschrift (de Tora, de Bijbel en de Koran) dat binnen de traditie beschouwd wordt als een door God geïnspireerde neerslag van zijn openbaring.

In het Oosten primeert de spirituele benadering van de werkelijkheid met het geloof in meerdere goden. Het hindoeïsme is de verzamelnaam voor verschillende stromingen die terug gaan tot het vierde millennium v.C. In de zevende eeuw van onze tijdrekening ontstond het boeddhisme, dat een pad wil tonen om het lijden in de wereld aan te kunnen.

Een kenmerk van religies is dat ze altijd in beweging zijn. Gelovigen evolueren en proberen met nieuwe denkbeelden de relatie tot het goddelijke eigentijds in te vullen. Dit heeft tot gevolg dat elk van deze vijf religies een ingewikkelde geschiedenis kent, gekenmerkt door evolutie, afscheuringen en verschillende stromingen.

1.2.2. Het Jodendom Het jodendom is de godsdienst van het Joodse volk. Het ontstaan van het Joodse volk, waarvan men het spoor terug kan volgen tot aan de uittocht van de Hebreeën uit Egypte, is nauw verbonden met een goddelijke openbaring en met de plicht van het volk om aan Gods wil te gehoorzamen. Dit nauwe verband tussen godsdienst en volk geeft het jodendom zijn unieke karakter dat het niet deelt met zijn dochterreligie, het christendom. Maar tegelijkertijd maakt dit de analyse van het jodendom gecompliceerder, omdat het moeilijk – zo niet onmogelijk – is de geschiedenis van het jodendom te scheiden van de geschiedenis van de Joden16. Terugblikkend op de geschiedenis moeten wij bedenken hoeveel veranderingen het jodendom doormaakte en hoeveel verschillende gezichten het had - zelfs nog in de tijd toen alle Joden, tenminste wat de religieuze praktijk, de halacha, betreft, een eenheid uitmaakten en in alle omstandigheden hetzelfde deden. Van toen het reform-jodendom opkwam in de 19de eeuw en een algemeen religieus verval inzette in de 20ste eeuw, is de godsdienstige praktijk niet langer het enige bindmiddel. Er bestaat een zogenoemd traditioneel jodendom, dat nog helemaal in de joodse traditie leeft en gelooft; er is een conservatief jodendom, een tikkeltje minder streng; er is een liberaal jodendom; er is een reform-jodendom, dat met zijn

16 PARRINDER (Geoffrey), De grote godsdiensten, Amsterdam, Hamlyn Publishing group, 1972, p. 333.

21 theologische opvattingen dichter staat bij het protestantse christendom, waarop het zich trouwens afstemde, dan bijvoorbeeld bij het rabbijnse jodendom uit de oudheid17. In zijn lange geschiedenis van 3000 jaar is het jodendom zowel wat theologie als wat godsdienstige praktijken betreft veranderd.18 De oorspronkelijke religieuze situatie in het oude Israël is relatief onbekend volgens prof. Dr. K.A.D.Smelik (Ugent)19 buiten de universiteit. De leer van het oermonotheïsme is op wetenschappelijk niveau reeds lang opgegeven, maar zij leeft nog bij heel wat gelovigen voort. Zij gaan ervan uit dat de mensen oorspronkelijk slechts één god zouden hebben gekend: de God van de Bijbel. Deze religieuze eenheid zou in de loop van de geschiedenis zijn verbroken en daardoor zou het veelgodendom zijn ontstaan. In feite is het juist andersom gegaan: het monotheïsme is een radicale doorbreking van het tot dan toe heersende polytheïsme en begint zich pas vanaf de zesde eeuw voor de jaartelling door te zetten. In de periode van de Babylonische ballingschap (586-539 voor de jaartelling), wanneer het jodendom ontstaat, is er een einde gekomen aan het veelgodendom in Israël. In Deuteronomium 7,7-8 wordt verwezen naar de beloften die God aan de aartsvaders: Abraham, Isaäk en Jacob heeft gedaan. Deze beloften vormen de basis voor de uitverkiezing van Israël20. De Heer heeft juist dit onbelangrijke volk uitverkoren boven de andere, veel machtigere volkeren, zoals de Egyptenaren, de Assyriërs of de Babyloniërs. De aartsvaders zijn ondanks al hun zwakheid en kleinheid de uitverkorenen geweest, uit wie Gods volk is voortgekomen. Die uitverkiezing stelt echter hoge eisen: zij zijn hierdoor verplicht om Gods geboden te onderhouden en om gerechtigheid te doen. De Bijbel legt er echter de nadruk op dat de Israëlieten deze consequentie uit eigen initiatief hebben aanvaard, voor zichzelf en voor hun nageslacht, toen zij met God een verbond sloten. In Exodus 24,7-8, wordt verteld dat bij de verbondssluiting (bij de berg Sinaï) Mozes het boek van het verbond met God in zijn handen neemt en dat aan het volk voorleest. De Israëlieten weten dus wat er van hen wordt verwacht, en zij aanvaardden deze voorwaarden zonder aarzeling. De ontrouw van het volk en de daaropvolgende rampen hebben echter geen einde gemaakt aan de verbondsrelatie tussen God en zijn uitverkoren volk. Hij beschermt het volk dat Hij heeft uitverkoren.

17 A. M. GOLDBERG, “Het Jodendom”, in: De vijf grote wereldgodsdiensten, Kapellen, Pelckmans, 1992, p. 95. 18 COOGAN (Michael), God op aarde, Ten Have, Averbode, 1999, pp. 15-51.

19 In syllabus: SMELIK (Klaas), Het Jodendom,De geschiedenis van een volk, Davidsfonds, Universiteit Vrije Tijd, p. 1. 20 In syllabus: SMELIK (Klaas), Het Jodendom,De geschiedenis van een volk, Davidsfonds, Universiteit Vrije Tijd, pp. 4-10.

22

Volgens de joodse traditie kreeg Mozes op de Sinaï niet alleen de Tien Woorden, maar ook heel de geschreven Tora (alles van Genesis tot en met Deuteronomium), en meer nog: hij ontving daar ook de mondelinge Tora.21 De mondelinge Tora is het geheel van uitleg en uitlegregels en nadere bepalingen die Mozes al kreeg op de Sinaï en die hij mondeling overleverde aan Jozua; die het weer doorgaf aan de oudsten, enz. Uiteindelijk is de mondelinge Tora toch ook op schrift gesteld. Zij is vooral - maar lang niet uitsluitend - te vinden in de Misjna en de Talmoed. De (schriftelijke) Tora, wat letterlijk ‘lering’ betekent, bestaat uit de eerste vijf boeken van de Hebreeuwse Bijbel (ook welTenach genoemd). Deze ‘vijf boeken van Mozes’ omvatten de basis van het Joodse geloof en de vroegste geschiedenis van het volk Israël.

De joodse feestkalender Het joodse jaar is geen zonnejaar (365 dagen), maar een maanjaar (354 dagen), dat volgens de omloop van de maan wordt berekend. Het jaar is ingedeeld in twaalf maanden en elke maand begint met nieuwe maan22. Drie oogstfeesten (pelgrimsfeesten) in het joodse jaar: Pesach (Pasen), Sjavoeot (Wekenfeest) en Soekot (Loofhuttenfeest) zijn aan de jaargetijden gebonden. Om zeker te zijn dat Joden in de diaspora (buiten Israël) op de juiste dag de feesten vierden werden Rosj Hasjana (joods nieuwjaar) en de oogstfeesten met een dag verlengd. Orthodoxe Joden buiten Israël doen dit nog steeds, ook al kunnen we de kalender sinds de vierde eeuw nauwkeurig berekenen. Uit deze tijd dateert ook de joodse jaartelling, die men volgens de traditie bij de schepping laat beginnen. De kalender telt de dagen van zonsondergang tot zonsondergang. Elke dag begint dus aan de vooravond, bij het invallen van de duisternis. Zo begint de sjabbat (de wekelijkse rustdag) op vrijdagavond. De dagen van de week hebben geen naam maar een nummer. Zo heet zondag de eerste dag, maandag de tweede. Alleen de zevende dag, de rustdag, heeft een naam: sjabbat. Het is een dag van rust, ter herinnering aan de zevende dag van de schepping, toen God uitrustte. Er heerst een algemene werkonthouding, wat impliceert een verbod om vuur te maken, te koken en handel te drijven, dus geld uit te geven of te ontvangen. Het voedsel, dat van tevoren bereid is, wordt warm gehouden in een zogenaamde sjabbatoven. Thuis wordt de sjabbat voorbereid door de

21 COOGAN (Michael), God op aarde, Ten Have, Averbode, 1999, pp. 15-51.

22 In syllabus: SMELIK (Klaas), Het Jodendom,De geschiedenis van een volk, Davidsfonds, Universiteit Vrije Tijd, p. 11 en pp. 17-19.

23 huisvrouw, die de tafel feestelijk dekt en de twee kaarsen ontsteekt in de sjabbatkandelaar. Wanneer het gezin met eventuele gasten terug is gekeerd uit de synagoge, zegenen de ouders de kinderen.

De viering van Pesach (Pasen), herinnert aan de uittocht uit Egypte. In deTora wordt in het boek Exodus verteld dat Mozes de opdracht van God kreeg om de Israëlieten uit Egypte te leiden. De farao wilde de Israëlieten, die als slaven leefden, niet laten gaan. Pas nadat er tien plagen over Egypte waren gekomen, liet hij de Israëlieten vrij. Tijdens Pesach viert men de bevrijding, in de eerste plaats van de slavernij, maar ook van de winterkou. Tijdens dit achtdaagse feest mag men geen gegiste of gedesemde producten eten. Dit herinnert eraan dat er tijdens de nachtelijke uittocht geen tijd was om het deeg voor het brood te laten rijzen; ook gebruikt men in deze periode een apart servies, dat niet in contact is geweest met gedesemde voedingswaar. Sjavoeot is de Hebreeuwse naam voor Wekenfeest. Precies zeven weken na Pesach, de uittocht uit Egypte, verzamelden de Israëlieten zich aan de voet van de berg Sinaï, waar God hun de Tien Woorden (Tien Geboden) gaf. In de joodse opvatting zijn de Tien Woorden symbolisch voor de gehele Tora, vandaar dat het feest ook Matan Tora, ‘de gift van de Tora’ wordt genoemd.23 Soekot, het loofhuttenfeest, is een oogstfeest dat zeven dagen duurt. Om de herfstoogst binnen te halen, brachten de boeren in warme streken de nacht door in hutten op het land. In die periode verblijft men (zo veel mogelijk) in de soeka (de loofhut), ter herinnering aan de tocht van veertig jaar door de woestijn, toen de Israëlieten geen vaste behuizing hadden. Een soeka is de speciale hut die bij Soekot wordt gebouwd. De hut bestaat uit vier muren en een dak dat afgedekt is met takken loof, vandaar ook de term ‘loofhut’. Chanoeka (Inwijdingsfeest), wordt gevierd ter herinnering aan de herinwijding van de tempel in Jeruzalem door de Makkabeeën, nadat ze, in het jaar 165 voor de gewone jaartelling, de Syriërs uit de stad hadden verdreven en een einde hadden gemaakt aan de heidense cultus in de tempel. Na de verwoesting van de tempel in het jaar 70 van de gewone jaartelling bleef Chanoeka als lichtfeest gehandhaafd. Het viert het behoud van de eigen, Joodse identiteit. Zowel thuis als in de synagoge wordt acht dagen lang elke dag een lichtje meer van de chanoekia aangestoken. Een chanoekia is een kandelaar of lamp voorzien van acht oliepitjes

23 COOGAN (Michael), God op aarde, Ten Have, Averbode, 1999, pp.15-51.

24 of kaarsen plus een extra negende lichtpunt, de sjamasj of dienaar genaamd, waarmee de andere lichtjes worden aangestoken. Rosj Hasjana is de Hebreeuwse naam voor het joodse Nieuwjaar. Het herinnert aan het begin van de tijd, de schepping van de wereld. Het nieuwe jaar begint in de herfst, als de oogsten zijn binnen gehaald en de natuur afsterft. Dit wordt als een geschikt moment gezien om een nieuw begin te maken24.

Het Joodse leven van alledag Besnijdenis Door de besnijdenis, die op de achtste dag na de geboorte plaats vindt, wordt een Joods jongetje opgenomen in het verbond, dat door God met Abraham volgens het boek Genesis is gesloten. Alleen onder dwingende omstandigheden of op medische gronden wordt de besnijdenis tot een later tijdstip uitgesteld. Tijdens een plechtige en feestelijke bijeenkomst wordt door de besnijder een deel van de voorhuid van het kind verwijderd, ten teken van het verbond. In orthodoxe kring wordt pas bij de besnijdenis de naam van het jongetje bekend gemaakt. Meisjes worden in het Jodendom niet besneden. Zij worden op hun dertigste levensdag in het verbond opgenomen.

Volwassenheid Volgens de joodse traditie is een jongen op dertien jaar volwassen en een meisje reeds op twaalf. In dit verband worden de termen bar mitswa en bat mitswa gebruikt. Een Joodse jongen is vanaf zijn dertiende jaar religieus meerderjarig en dus verplicht zich aan de mitswot ofwel de geboden te houden, een meisje reeds vanaf haar twaalfde.

Huwelijk Choepa is de gangbare term voor huwelijksplechtigheid. De eigenlijke betekenis van het woord is baldakijn. Het Joodse huwelijk vindt plaats onder een baldakijn of afdak, als symbool van het nieuw te stichten huis. Typerend voor het Joodse huwelijksleven zijn de bijbelse huwelijkswetten, die draaien rondom het begrip reinheid. Deze begrippen hebben betrekking op rituele, spirituele rein- of onreinheid. De status van rituele reinheid kan verworven worden door onderdompeling in een mikwe, een speciaal voor dit doel aangelegd bad.

24 In syllabus: SMELIK (Klaas), Het Jodendom,De geschiedenis van een volk, Davidsfonds, Universiteit Vrije Tijd, p. 19-22.

25 Voor het orthodoxe jodendom is deze onderdompeling in drie situaties een vereiste. In de eerste plaats in de context van het huwelijksleven; een gehuwde vrouw mag, na haar maandelijkse menstruatieperiode, die als periode van onreinheid wordt gezien, pas nà een bezoek aan het mikwe weer seksueel contact met haar echtgenoot hebben25. Ook in geval van bekering wordt de overgang van niet-Jood naar Jood gemarkeerd door onderdompeling in het rituele bad. Tenslotte wordt eetgerei dat door niet-Joden is vervaardigd, door reiniging in het mikwe geschikt voor gebruik in een Joods huishouden. Het ligt voor de hand dat de aanwezigheid van een ritueel bad voor een Joodse gemeenschap onontbeerlijk is, en de aanleg ervan heeft dan ook een grotere prioriteit dan de bouw van een synagoge.

Begrafenis Wanneer iemand is overleden, moet de begrafenis (levaje) zo spoedig mogelijk plaatsvinden, echter met inachtneming van de lokale wettelijke bepalingen. De chevra kadiesja Gemiloet Chassadiem zorgt ervoor dat het lichaam met water ritueel wordt gereinigd. Dit is een liefdadige vereniging die op basis van vrijwilligheid de taak op zich neemt om het lichaam van de overledene gereed te maken voor de begrafenis. Hier achter ligt de gedachte dat er uit de dood geen winst mag worden gemaakt. Daarna wordt het lichaam in speciaal daarvoor gemaakte, eenvoudige, wit linnen doodsklederen gehuld. Het stoffelijk overschot wordt in een eenvoudige, houten kist gelegd, er wordt een zakje met wat aarde uit het land Israël in de kist gelegd. Vervolgens wordt de dode onder het citeren van bepaalde psalmen ten grave gedragen. Na het zeggen van enkele gebeden en citaten uit de Talmoed wordt het graf door de aanwezigen gezamenlijk gedicht en wordt het gebed voor de dode (Kadiesj-gebed) door de meest directe nabestaande gezegd. Ten teken van rouw brengen de directe verwanten een scheur (keria) aan in hun kleding.26

Joods huis Een Joods huis is herkenbaar aan de mezoeza, deurpost, bij de deur. In de loop van de tijd heeft er een ontwikkeling plaats gevonden van direct in de stenen deurpost gebeitelde teksten,

25 In syllabus: SMELIK (Klaas), Het Jodendom,De geschiedenis van een volk, Davidsfonds, Universiteit Vrije Tijd, pp. 23-24. 26 COOGAN (Michael), God op aarde, Ten Have, Averbode, 1999, pp. 15-51.

26 via een stukje opgerold perkament in een holte, tot een standaardtekst van 22 regels, geschreven op perkament en opgeborgen in een omhulsel dat de naam mezoeza kreeg.

Spijswetten Onder kasjroet wordt verstaan het geheel van de bepalingen omtrent eten en drinken, zoals vastgelegd in de joodse spijswetten.

Kleding In de Bijbel geldt een verbod op combineren van wol en linnen. Vandaar dat het vak van kleermaker voor Joden belangrijk was om kleding te kunnen maken die aan deze voorschriften voldoet. De keppel of kipa is het hoofddeksel, waarmee Joodse mannen hun hoofd bedekken, om een onderscheid te maken tussen het aardse en het hogere. Bij bepaalde gelegenheden, zoals het bestuderen van heilige teksten en het bezoeken van de synagoge en van begraafplaatsen, is het dragen van een hoofdbedekking verplicht. Daarbuiten is het een persoonlijke keuze, net als de kleur, vorm en materiaal van de keppel, pet of hoed. Een Joodse man moet aan de hoeken van zijn kleding tsietsiet (schouwdraden) bevestigen, zodat hij bij het zien daarvan constant wordt herinnerd aan de grondslagen van het joodleven. Deze draden en de daarin aangebrachte knopen vertegenwoordigen de getalswaarde 613, het aantal mitswot (geboden) dat in de tora vermeld staat.

De synagoge De synagoge, het huis van samenkomst, is de plaats waar de Joodse gemeente bijeenkomt voor het gebed. Er bestaan geen bindende richtlijnen voor de architectuur van een synagoge, maar in de inrichting is de aanwezigheid van een aron hakodesj en een biema een vereiste. Een aron hakodesj of Heilige Arke is een kast of nis in de synagoge, waarin de Tora-rollen opgeborgen zijn. Deze bevindt zich tegen of in de muur, die de richting van de tempel in Jeruzalem aangeeft, vanuit onze contreien gezien dus het oosten. Voor de Arke hangt een gordijn: de parochet of voorhang. De biema is een verhoogd platform in de synagoge, vanwaar de chazan (voorzanger) de synagogedienst leidt en waarop de Tora wordt gelezen.27

27 In syllabus: SMELIK (Klaas), Het Jodendom,De geschiedenis van een volk, Davidsfonds, Universiteit Vrije Tijd, pp. 25-28 en p. 34.

27 Wekelijks vindt gedurende de sjabbat een aantal synagogediensten plaats. De belangrijkste is die van de zaterdagmorgen, wanneer een gedeelte uit de Tora wordt gelezen. Daartoe moeten minimaal tien mannen, een minjan, aanwezig zijn onder wie enkelen die goed op de hoogte zijn van de gang van zaken. De Tora is zodanig in porties ingedeeld dat de gehele tekst in een periode van een jaar wordt uitgelezen.

De Joodse identiteit Wat maakt iemand tot Jood en hoe is dit veranderd in de loop van de eeuwen? Het antwoord op deze vraag naar de Joodse identiteit is complexer dan men zou verwachten, en tevens sterk afhankelijk van de historische omstandigheden. Het antwoord op de vraag ‘Wie is een Jood’? kan soms beslissend zijn voor iemands leven. Bij verschillende terroristische acties gericht tegen de staat Israël aan het einde van de twintigste eeuw n.C. bleek niet het Israëlisch staatsburgerschap het criterium te zijn op grond waarvan de slachtoffers werden geselecteerd, maar de vraag of iemand Joods was. De vraag ‘Wie is een Jood?’ kan ook in een ander verband van beslissende betekenis zijn, bijvoorbeeld bij het kiezen van een partner. De joodse wet verbiedt gemengde huwelijken, zowel van een Joodse man met een niet-Joodse vrouw als omgekeerd. Tijdens de Duitse bezetting van Europa was de vraag wie een Jood is, niet minder bedreigend en kon het antwoord erop het verschil tussen leven en dood uitmaken. Nog steeds is dit een onverwerkt trauma voor velen. Antisemitisme en nazi-wetgeving (1933-1945) Door de uitvinder van het antisemitisme Wilhelm Marr werd het concept ‘het Joodse ras’ tot uitgangspunt voor politiek handelen gemaakt: het antisemitisme als politiek ideaal. Er zijn echter geen specifieke universele genetische karakteristieken die iemand tot een Jood maken. Er bestaat geen herkenbaar ‘Joods type’ zoals de antisemieten altijd hebben verkondigd. De Joden vormen een volk, geen ras. De nazi’s keken naar de status van de grootouders, zoals die in de burgelijke stand stond vermeld. Wanneer iemand drie Joodse voorouders had, gold men als ‘Volljude’. Ongewild greep men daarbij terug op de oorspronkelijke religieuze bepaling van het joods-zijn, want de registratie van de betrokken grootouders had op grond van religie plaatsgevonden, niet op grond van (verondersteld) ras. Eerst leek men de gedoopte Joden buiten de vervolging te houden, maar later werden ook zij gedeporteerd en vermoord. Daardoor ontstond de situatie dat mensen door de nazi’s als Jood werden vervolgd die volgens de joodse wet geen Jood waren.

28 Sinds de negentiende eeuw is de religieuze kant van de joodse identiteit een steeds minder grote rol gaan spelen. Een seculiere joodse identiteit heeft zich ontwikkeld. Zo bv. heeft het zionisme - een bevrijdingsbeweging om een volk zonder land een eigen staat te geven - een zeer grote invloed op de joodse geschiedenis gehad. Een belangrijk probleem is dus dat er geen eensluidende definitie van ‘Jood’ bestaat. Wanneer iemand zichzelf Jood noemt, kan hij bedoelen dat hij behoort tot een volk, een cultuur of een godsdienst28. Elk van die zelfbepalingen houdt beperkingen in. De Joden komen niet allen uit hetzelfde oorsprongsgebied en verlangen niet allemaal naar het ‘beloofde land’. Het is niet evident eenduidige kenmerken aan te duiden die hen verenigen tot een ‘volk’. De Joden van Zuid- Europese afkomst hebben een andere eetcultuur, andere kledijvoorschriften en andere gewoonten dan de Joden van Oost-Europese oorsprong. Het is onduidelijk wat dan wel en wat niet behoort tot de ‘joodse cultuur’. Slechts een minderheid van de Joden bestempelt zichzelf als religieus. Voor de andere Joden is de joodse godsdienst een folkloristisch element; zij wonen zelden diensten bij in de synagoge.

Beeldvorming Het beeld dat wij doorgaans van Joden hebben, is stereotiep en eenzijdig. De mannen dragen allemaal zwarte kleren met een lange mantel en een brede hoed en hebben een lange baard en bakkebaarden in pijpenkrul. De vrouwen gaan altijd gekleed in donkere, hooggesloten kleren en dragen donkere kousen. Deze voorstelling is allerminst representatief voor de heterogeniteit van de Joodse gemeenschap. De Joodse mannen en vrouwen die opvallend aanwezig zijn in het straatbeeld zijn orthodoxe Joden, meestal van de ultraorthodoxe strekking van de chassidiem29. Het is ook op deze manier dat we ze vinden in de beeldcultuur - in dit specifieke geval in de stripverhalen.

Orthodoxe en liberale Joden Van de drie geïnstitutionaliseerde stromingen in het huidige religieuze jodendom: de orthodoxe, de gereformeerde en de conservatieve worden de laatste twee vaak samen genomen onder de noemer ‘liberale Joden’. Op die manier worden zij geplaatst tegenover de ‘orthodoxe Joden’. In beide gevallen gaat het om praktiserende Joden.

28 Bron: Interdisciplinair Centrum voor Religiestudie (KUL) op internet. 29 chassidiem: van ‘chesed’ betekent godsvrucht (bidden en geboden naleven).

29 Wat de orthodoxe Joden groepeert, is het geloof in het geopenbaarde en geïnspireerde karakter van hun geloofsinhoud. Vanwege de goddelijke oorsprong dient die leer ongewijzigd gevolgd te worden. Er is geen ruimte voor hertaling van de wet naar de hedendaagse, particuliere context. Het leven van de orthodoxe Jood is bijgevolg gestructureerd volgens mitswot, 613 voorschriften die onderverdeeld zijn in 248 geboden en 365 verbodsbepalingen. Die bepalingen begeleiden de Jood in zijn rituele beleving van de geboorte tot de dood, geven de regels aan bij feestdagen en beschrijven tot in detail de dagelijkse gang van zaken. Vandaag zijn er nog weinig plaatsen waar chassidiem leven. Antwerpen herbergt een van de grootste gemeenschappen ter wereld, naast New York, Jeruzalem en Londen.

Tegen de achtergrond van de opkomende moderniteit en de emancipatiebeweging in het 19de eeuwse West-Europa, ontstond de beweging van de gereformeerde Joden. Joden in Duitsland wilden zich vanaf het begin van de 19de eeuw aanpassen aan de cultuur en de gebruiken van hun thuisland. De bedoeling was aanvaard te worden door de Duitse maatschappij. Daartoe voerden zij hervormingen door in de joodse riten en de liturgie. Door de Tweede Wereldoorlog raakte de joodse reformatie verbreid in de Verenigde Staten, waar ze tot op de dag van vandaag een sterke ontwikkeling kent. De conservatieve Joden keerden vanaf het einde van de 19de eeuw als reactie op de reformbeweging deels terug naar de traditie. Het conservatieve gedachtegoed is dan ook een soort compromis tussen het orthodoxe en het gereformeerde jodendom.

Inmiddels neemt de invloed van de politieke problemen in het Midden-Oosten op de positie van de Joden in Europa steeds toe. Het traditionele antisemitisme in Oost-Europa had in de communistische periode een enigszins verborgen bestaan geleid, maar na 1990 heeft het weer duidelijk zijn kop opgestoken. De politieke ontwikkelingen in Israël zijn daarbij een welkom excuus. Maar ook in West-Europa, is het antisemitisme teruggekeerd. Een belangrijke pressiegroep daarbij vormen de islamitische (meest Marokkaanse) allochtonen, die zich vanuit hun eigen situatie sterk verbonden voelen met de Palestijnse zaak. Het aantal antisemitische incidenten neemt toe, vooral in Frankrijk, maar ook in België en Nederland, en het is maar afwachten wat de gevolgen hiervan op langere termijn zullen zijn voor de joodse identiteit in West-Europa30.

30 In syllabus: SMELIK (Klaas), Het Jodendom,De geschiedenis van een volk, Davidsfonds, Universiteit Vrije Tijd, p.46.

30 Het Jodendom in België Niet in Antwerpen, maar in Brussel wonen de meeste Joden: ongeveer 18 000, tegenover 15 000 in Antwerpen. De reden dat steevast de link met Antwerpen gelegd wordt, is het feit dat de grote meerderheid van de Antwerpse Joden aangesloten is bij een religieuze gemeente. Heel wat Antwerpse Joden behoren tot de chassidiem, van wie de specifieke klederdracht natuurlijk sterk opvalt in het straatbeeld. Bovendien wonen de Joden geconcentreerd samen in de buurt van het centraal station, het stadspark en de Belgiëlei. Er zijn in Antwerpen een dertigtal synagogen. In Brussel leven voornamelijk liberale en niet-religieuze Joden. Naast Brussel en Antwerpen wonen er Joden in Gent en Oostende. Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog bedroeg het aantal Joden in België ongeveer 70 000 tot 80 000, van wie er 50 000 in Antwerpen woonden. W.O.II betekende een breuk voor de Joodse aanwezigheid in België. Sinds 1945 kent België een komen en gaan van Joden31.

1.2.3. Het Christendom: Katholicisme, Protestantisme en Orthodoxie Een grote verandering in de joodse maar tegelijk ook de wereldgeschiedenis was de afsplitsing van het christendom vanuit het jodendom.32 Volgens de kerkvaders had God het Joodse volk verworpen en vervangen door de christenheid. Zo werd de christelijke identiteit de antithese van de joodse, waarbij men de neiging had om te vergeten dat Jezus en zijn moeder Maria Joden waren geweest en geen christenen. Net als het jodendom en de islam baseert het christendom zich op de openbaring van de ene God aan Abraham op de berg Tabor. Anders dan het jodendom en de islam beschouwt het christendom Jezus als de Zoon van God die de beloften aan Abraham en zijn nakomelingen heeft vervuld. Het verkondigt een geloof in een drie-eenheid, één God die zich op drie verschillende manieren manifesteert: als de Vader, als de Zoon die in een bepaalde tijd en op een bepaalde plaats de gedaante van een mens heeft aangenomen, en als de Heilige Geest die voortdurend aanwezig blijft en bijstand verleent. De noties van de Vader, de Zoon en de Geest werden in feite pas geleidelijk aan geconcipieerd. Het christendom ontstond immers ongeveer tweeduizend jaar geleden in Palestina als de beweging in het jodendom waarbij men Jezus, afkomstig van Nazareth, beschouwde als de verwachte Messias. Voor de

31 BROECKAERT (Bert), VANDEN HOVE (Isabelle), VAN DEN BRANDEN (Stef) & VOS (Renilde), Grote rituelen in de wereldgodsdiensten, Leuven, Davidsfonds, 2005, pp. 16-17 32 COOGAN (Michael), God op aarde, Ten Have, Averbode, 1999, pp.53-87.

31 joden was de Messias een leidersfiguur die door God aangesteld was om het juk van de onderdrukkers (in casu de Romeinen) af te werpen. Niemand had verwacht dat die Messias een boodschap zou verkondigen van geweldloosheid en grenzeloze liefde en dat hij de meest vernederende dood zou ondergaan van dat moment, de kruisdood. Vandaar dat slechts een relatief kleine groep Joodse volgelingen geloofde dat die Jezus van Nazareth werkelijk de Christus was, de gezalfde van God. Toen de eerste leerlingen (met Paulus voorop) die boodschap van grenzeloze liefde probeerden te verkondigen, bleken ook niet-Joden geïnteresserd. Het geloof in Jezus, de Christus, was daarmee niet langer een joodse aangelegenheid, maar stond nu open voor iedereen.

Verschillende strekkingen binnen het christendom Ook al beleden alle christenen het geloof in de Vader, de Zoon en de Geest, toch ontwikkelden zich na verloop van tijd verschillende strekkingen die elk hun eigen visie hadden op de figuur van Jezus en zijn relatie tot de Vader en de Geest. In het Oosten benaderde men Jezus bij voorkeur op mystieke en devotionele wijze, terwijl men in het Westen veeleer bekommerd was om systematisch theologische concepten als zonde en verlossing. Een dispuut over het statuut van de Geest dreef beide kerken uiteen. Traditioneel wordt het jaar 1054 gezien als het breukmoment, het zogenaamde Grote Schisma. Omdat de Westerse kerk zichzelf beschouwde als de ‘universele’ kerk en het primaatschap toekende aan Rome, werd ze bekend als ‘rooms-katholiek’. Het Oosten behield de term ‘orthodox’ en wordt sindsdien omschreven als ‘oosters-orthodox’.33 Het Westerse (Romeinse) christendom bleef zich uitbreiden tijdens de periode van de kruistochten, vanaf 1095. Dit waren militaire expedities die als doel hadden de moslims (zie verder) uit het Heilige Land te verdrijven. Door mistoestanden binnen de rooms-katholieke kerk werd het westerse christendom in de loop van de 16e eeuw intern verscheurd. Een aantal denkers, geïnspireerd door de Duitse Maarten Luther, tekende ‘protest’ aan tegen de gangbare katholieke praktijken (vandaar protestanten) en verzette zich tegen tussenschakels tussen. God en de gelovigen (zoals priesters, bisschoppen, heiligen, martelaren). Volgens de protestanten kan elke gelovige direct in contact komen met God en gered worden. De enige voorwaarde is te geloven en dat geloof kan men verkrijgen door de bijbel als het geïnspireerde Woord van God te bestuderen.

33 In november 2006 bracht paus Benedictus XVI een bezoek aan Turkije met het oog op verzoening tussen katholieken en orthodoxen.

32 Net die vrijheid maakt dat er heel veel verschillende strekkingen bestaan: lutheranen, calvinisten, presbyterianen, baptisten, methodisten. Voor katholieken blijft niet alleen de bijbel, maar ook de traditie van interpretatie door kerkvaders en theologen een bron van informatie voor het leven van Jezus. Naast het geloof kunnen ook goede werken zorgen voor verlossing.

Bijbel De heiligste tekst van het christendom is de bijbel, die christenen als goddelijk geïnspireerd beschouwen34. Hij bestaat uit twee delen: het Oude Testament (O.T.), dat praktisch identiek is met de Hebreeuwse bijbel en dat voor christenen Gods eerste verbond met de mensheid vertegenwoordigt; en het Nieuwe Testament (N.T.), het verbond van Jezus-Christus in wie Gods beloften aan Israël vervuld zijn. De zevenentwintig boeken van het Nieuwe Testament zijn ontstaan in de honderd jaar na de dood van Jezus. Hierin wordt verslag gedaan van zijn geboorte, zijn verkondiging, zijn lijden en zijn opstanding. Het hart van deze verzameling wordt gevormd door de vier evangeliën die toegeschreven worden aan Mattheüs, Marcus, Lucas en Johannes (de ‘evangelisten’). Christenen en Joden hebben dus de meeste teksten van de Hebreeuwse bijbel gemeenschappelijk, maar de vroege kerk bracht een andere volgorde aan. Aan het begin van de vijfde eeuw werden de zevenentwintig geschriften die samen het Nieuwe Testament zijn gaan vormen algemeen in de kerk geaccepteerd.

Liturgie, sacramenten en feesten Alle vormen van het christendom hanteren een liturgische kalender, een jaarlijkse cyclus van heilige dagen die om twee centrale feesten draait: Kerstmis, het geboortefeest van Jezus en Pasen, het opstandingsfeest. Deze twee feesten worden voorafgegaan door een periode met een speciale heilige betekenis, respectievelijk de advent en de vastentijd. Advent is de periode van de verwachting van de geboorte van Jezus en van zijn verwachte tweede komst. In westerse tradities omvat deze periode de vier zondagen voor 25 december, in de Oosters- Orthodoxe Kerk zijn het de veertig dagen voor Kerstmis. Bovendien hanteren alle kerken de eerste adventszondag als het begin van het liturgische jaar.

34 COOGAN (Michael), God op aarde, Ten Have, Averbode, 1999, pp 68-87.

33 Pasen wordt voorafgegaan door de vastentijd, een voorbereidende periode van veertig dagen waarin men biecht en vast. Deze periode begint op Aswoensdag. De drie dagen onmiddellijk voorafgaande aan de vastentijd is het carnaval; dit eindigt op vastenavond. Vijftig dagen na Pasen volgt Pinksteren. Men viert dan de uitstorting van de Heilige Geest op Jezus’discipelen. In het oosterse christendom zijn nog twee andere feesten erg belangrijk: het feest van de Transfiguratie (6 augustus), dat herinnert aan Jezus’verheerlijking op de berg en Maria- Hemelvaart (15 augustus), dat herinnert aan de lichamelijke tenhemelopneming van Maria.

Het christendom heeft talloze rituelen die het leven van Christus in herinnering brengen. Hieronder vallen de sacramenten, het bijbellezen, vaste gebeden, waken en pelgrimages. Centraal in het christelijke ritueel staat de viering van de sacramenten. De eerste christenen zouden het erover eens zijn dat Christus zelf twee sacramenten heeft ingesteld: de doop. De doop die bestaat uit het onderdompelen in of besprenkelen met water, is een ritueel waarmee in veel kerken de kinderen in de gemeenschap worden opgenomen. Het kind krijgt dan ook vaak zijn naam. Het tweede is de eucharistie of avondmaal, een rituele herdenking van het lijdensverhaal. Op zondagen komen christenen gewoonlijk bijeen om opnieuw het avondmaal te vieren in de mis. Voor de rooms-katholieke, oosters-orthodoxe en anglicaanse gelovigen veranderen het brood, de hostie, en de wijn bij de consecratie door de priester werkelijk in het lichaam en het bloed van Christus. De meeste protestantse denominaties geloven dat de eucharistie uitsluitend een herdenkingsritueel is en dat er geen transformatie van het brood en de wijn plaatsvindt. In het rooms-katholicisme en in de orthodoxie mogen alleen degenen die gedoopt zijn deelnemen aan de eucharistie. In deze kerken kent men nog vijf andere sacramenten. Dit zijn: het vormsel, de vernieuwing van de doop met heilige olie; de biecht, de vergeving van zonden; het huwelijk; de priesterwijding en tenslotte het laatste oliesel, de zalving van zieken en stervenden.35

Het hart van het christendom ligt in het geloof in een eeuwig leven na de dood. Van oudsher worden de doden dan ook begraven. De begrafenispraktijk geeft uitdrukking aan het christelijke geloof in onsterfelijkheid. Net zoals in andere godsdiensten is het afscheid nemen van de doden een overgangsritueel; deze wereld wordt ingeruild voor een andere.

35 COOGAN (Michael), God op aarde, Ten Have, Averbode, 1999, pp.53-87.

34 In de rooms-katholieke kerken herdenkt men de doden met speciale missen en gebeden (zie verder) op Allerzielen (2 november).

De liturgie en de daarbij behorende viering van de sacramenten zijn de traditionele rituelen van de christelijke eredienst. Daarnaast bestaat er een heel aantal niet-liturgiegebonden rituelen die vaak ongestructureerd en spontaan zijn, zoals het gebed. Dergelijke geloofsuitingen vormen een belangrijk onderdeel van het religieuze leven van veel christenen. Voor de Oosters-Orthodoxe Kerk valt hieronder ook de verering van iconen. Iconen nemen ook in privé-woningen een speciale plaats in, waar men tijdens het gebed een lamp, een kaars of wierook brandt voor de icoon. Ook veel rooms-katholieken steken buiten de officiële diensttijden in de kerk kaarsen aan en bidden er. Ze zeggen weesgegroetjes en tellen af met behulp van de kralen van een rozenkrans. In de tweede eeuw n.C. zien we dat de christelijke sabbat verschoven is van de laatste (zaterdag) naar de eerste dag (zondag) van de week. Dit was niet alleen ter onderscheiding van de joodse sabbat maar ook en vooral omdat dit de dag was van de opstanding.

Gebouwen en bedevaartplaatsen Tijdens de eerste jaren van het christendom, de periode van de Romeinse vervolgingen, was er nog geen sprake van aparte kerkgebouwen: christenen kwamen voor hun diensten bijeen in de huizen van particulieren en ze verzamelden zich heimelijk in ondergrondse catacomben om hun doden te begraven. Toen er in de vierde eeuw n. Chr. een einde kwam aan de vervolgingen werd het voor christenen mogelijk om openlijk bijeen te komen. Zo ontstond de christelijke kerk, bedoeld om de grote gebeurtenis van de verlossing aan de gelovigen over te dragen. Hoewel de meeste gebouwen voor de christelijke eredienst kerken genoemd worden, zijn er ook andere termen in gebruik: de kathedraal, de basiliek en de kleine minder belangrijke ruimte: de kapel.

Plaatsen zoals Bethlehem, Jeruzalem en andere lokaties in Galilea, die in verband staan met het leven van Christus groeiden uit tot bedevaartsoord. Ook buiten het Heilige Land zijn er talloze pelgrimsplaatsen, meestal verbonden met de relikwieën van een bepaalde heilige die vereerd worden vanwege de heilige kracht die ze zouden bezitten. Er zijn rond de plaatsen waar de maagd Maria verschenen zou zijn ook talrijke pelgrimscentra ontstaan, met name in

35 rooms-katholieke landen. De bekendste zijn Fatima (Portugal), Lourdes (Frankrijk) en Czestochowa (Polen).

In het christendom worden personen die een extreem deugdzaam leven geleid hebben of die als martelaar gestorven zijn, vereerd als heiligen. Deze heiligenverering omvat o.a. het brengen van offers, het aanroepen van de heilige en het vragen om genezingen en wonderen. Religieuze verenigingen en gemeenschappen kiezen vaak een heilige als hun speciale patroon en in de Rooms-Katholieke Kerk is het gebruikelijk om kinderen naar heiligen te noemen. Men doet dit in de veronderstelling dat het kind hiermee verzekerd is van de speciale leiding en bescherming van de betreffende heilige. De titel heilige wordt ook aan een aantal engelen gegeven. Dit zijn bovennatuurlijke wezens van wie men gelooft dat ze in de hemel wonen en over buitengewone krachten beschikken. In Oosters-Orthodoxe Kerken worden veel minder heiligen vereerd. De devotie is hier meer gericht op de kerkvaders36 en op de eerste martelaren. Iconen met hun afbeeldingen worden overal in kerken en huizen opgehangen.

Protestantse kerken voelen grote verering voor de profeten37 van het Oude Testament en voor de apostelen,38 maar men beschouwt heiligenverering als een godslasterlijke praktijk en men ontkent dat ook anderen dan Christus bij God kunnen bemiddelen. In zowel de Anglicaanse als de Lutherse kerk beveelt men echter aan om bepaalde namen te gedenken en in gebeden dank te brengen.

Uitdagingen van het christendom Gedurende de hele geschiedenis van het christendom is er weinig veranderd in de fundamentele principes die bedoeld zijn om de gelovigen een christelijk leven te laten leiden. De belangrijkste bron voor de christelijke ethiek wordt gevormd door de tien geboden die Mozes op de berg Sinaï van God ontvangen heeft, en door de leer van Jezus. Al vanaf de zestiende en zeventiende eeuw heeft de wetenschap vraagtekens gezet bij fundamentele christelijke opvattingen en zij doet dat op doctrinair, moreel en ethisch gebied

36 de eerste periode van de geschiedenis van het christendom wordt vaak aangeduid als het ‘patristische tijdperk’, naar het Latijnse ‘Patres Ecclesiae’ of ‘kerkvaders’, de grote mannelijke theologen die met hun werk de christelijke leer vorm gaven. 37 Een profeet is een persoon die van de godheid de opdracht heeft gekregen in diens naam een boodschap over te brengen aan een volk. 38 De apostelen waren de twaalf voornaamste leerlingen van Jezus en de eerste verkondigers van het christendom.

36 nog steeds. Creationisme en evolutieleer houden gelovigen nog steeds verdeeld. Hier kunnen bio-ethische kwesties als het klonen en genetische manipulatie aan worden toegevoegd. Andere onderwerpen waar ook christenen aan het begin van het derde millennium mee te maken hebben zijn: abortus en complexe vragen met betrekking tot sexualiteit en gezin. Hoewel de protestantse kerken het huwelijk niet als sacrament beschouwen, in tegenstelling tot de Rooms-katholieke en Oosters-orthodoxe Kerk, vergelijken alle kerken het huwelijk met de relatie tussen de kerk en Christus. Van oudsher heeft de kerk het gezin voor het overdragen van christelijke waarden en normen van vitaal belang geacht en zowel progressieve als conservatieve theologen van alle denominaties zijn overtuigd van het sociale belang van huwelijk en gezin. Er bestaan echter grote meningsverschillen over de regels waaraan men zich in een huwelijk moet houden als het gaat om sexualiteit en opvoeding. De controversen over de gelijkheid van man en vrouw binnen het huwelijk, gezinsplanning en sexuele voorkeur, vaak uitgevochten in de linies van linkse en rechtse politieke partijen, lijken de gelovigen voorlopig nog gescheiden te houden.39

De hiërarchische struktuur van het katholicisme De Rooms-katholieke kerk wordt geleid door de paus van Rome, die bijgestaan wordt door de curie, een raadgevend orgaan bevolkt door kardinalen. De paus wordt voor het leven aangesteld door de kardinalen (onder de 80 jaar), de leden van de curie door de paus. Onder de paus staan de aartsbisschoppen (per land), vervolgens de bisschoppen (per bisdom) en ten slotte de priesters (per parochie). Al die functies worden bekleed door leden van de clerus40

Het Christendom in België - Het katholicisme in België De verschillende waardesystemen die door de jongeren vandaag worden gehanteerd komen buiten de religieuze invloedssfeer tot stand; toch kunnen ze een godsdienstige en een niet- godsdienstige versie kennen. De godsdienst wordt dan ook van buitenuit beoordeeld met de maatstaf van een sociale en persoonlijke ethiek. De horizontale dimensie van de godsdienst (verhouding tot de anderen, persoonlijk welzijn…) wint aan belang ten opzichte van de verticale dimensie (verhouding tot God, gebeden, enz.). De eerste drie geboden die betrekking hebben op de verhouding tot God

39 COOGAN (Michael), God op aarde, Ten Have, Averbode, 1999, p. 87. 40 BROECKAERT (Bert), VANDEN HOVE (Isabelle), VAN DEN BRANDEN (Stef) & VOS (Renilde), Grote rituelen in de wereldgodsdiensten, Leuven, Davidsfonds, 2005, p. 20.

37 komen als minder belangrijk naar voren dan de geboden die de verhoudingen tot de anderen regelen. We kunnen ons hierbij de vraag stellen hoe sociaal engagement en christelijk leven met elkaar in verband kunnen gebracht worden tegen een sociale achtergrond waar de ethische grondbeginselen geseculariseerd zijn41.

De weerstand tegen de geïnstitutionaliseerde godsdienstbeleving is toegenomen. Veel gelovigen houden wel vast aan de kerninhoud van hun geloof, maar beschouwen het als een persoonlijke kwestie. Tot daar de voornaamste resultaten van de telefonische enquête die het marktonderzoeksbureau & Compagnie uit Gent in de zomer van 2006 deed bij 564 Nederlandstalige inwoners van Vlaanderen en Brussel. De respondenten, allen ouder dan vijftien jaar, vormen in sociodemografisch opzicht een representatief staal van de bevolking42. Van de ondervraagden noemt 53% zich uitdrukkelijk gelovig. 30% zegt ongelovig te zijn. Het opmerkelijkst hierbij is de polarisatie. Anders dan men zou vermoeden, zijn er slechts 16% twijfelaars in de categorieën ‘eerder gelovig’ of ‘eerder ongelovig’. Of mensen geloven hangt niet af van de sociale klasse. Geen enkele van de vier sociale groepen geeft duidelijke verschillen. Wel blijken vrouwen, mensen in een landelijk gebied en ouderen geloviger te zijn dan respectievelijk mannen, stedelingen en jongeren. Deze vaststellingen sluiten aan bij de traditionele bevindingen van het sociologisch onderzoek. Verrassender is dat in de leeftijdscategorie van de 15- tot 24-jarigen de helft van de jongeren zichzelf expliciet als ongelovig beschouwt. De overtuigde gelovigen maken slechts 28.5% uit van deze leeftijdsgroep. De rest is ongeveer gelijk verdeeld over de categorie ‘eerder wel’ en ‘eerder niet’. Dus ook hier polarisatie, maar dan wel met het zwaartepunt aan de ontkennende zijde. De resultaten aangaande het bezoek in gebedshuizen sluit dichter aan bij de verwachtingen. Bij sleutelmomenten in het leven van bekenden, vooral huwelijken en begrafenissen, bezoeken gelovige maar ook ongelovige Vlamingen vrij talrijk de eredienst. Dit soort rite bij een overgangsmoment met een sociale betekenis - plechtige communie, trouw, begrafenis - schijnt te beantwoorden aan een algemene behoefte. Blijkbaar missen veel mensen een alternatief om die levensmomenten zinvol te omgeven en blijven ze, aan de begin- en eindgrens van het leven, gehecht aan een religieuze omkadering.

41DOBBELAERE (Karel), VOYE (Liliane), BILLIET (Jaak), REMY (Jean), België en zijn goden: kerken, religieuze groeperingen en lekenbewegingen, Leuven, Cabay, 1985, pp. 449-473. 42 In: Knack, BRACKE (Eric), God is nog steeds onder ons, 15 november 2006, pp. 30-32.

38

- Het protestantisme in België De grootste concentratie van protestanten is te vinden in de Waalse stedelijke en industriële gebieden, voornamelijk in Charleroi en Luik. In de protestantse kerken worden de beslissingen niet hiërarchisch genomen van bovenaf, maar van onderuit, in overleg tussen de leden van de gemeenschap. Primordiaal voor de protestanten is het priesterschap van alle gelovigen. Hiermee wordt uitgedrukt dat elke gelovige uitgenodigd wordt de priesterfunctie op zich te nemen. Vandaar dat de protestant zich sterk geroepen voelt om zijn geloof te verkondigen. De protestantse eredienst is erkend van bij de onafhankelijkheid (1830). De kerk in België kent twee grote stromingen: de Verenigde Protestantse Kerk, de VPKB en de evangelische kerken. De VPKB telt een honderdtal kerkgemeenschappen: 60 Franstalige en 40 Nederlandstalige. De evangelische kerken tellen ongeveer 150 gemeenschappen. Vooral de evangelische kerken, die conservatiever zijn dan de officiële protestantse kerk, zien hun ledenaantal stijgen43.

- De orthodoxen in België Het exacte aantal orthodoxen in België is moeilijk te achterhalen. Waarschijnlijk gaat men momenteel naar de 60 000, of zelfs 80 000 gelovigen.44 Een kleine minderheid van hen zijn autochtonen die zich tot de orthodoxie bekeerd hebben. Orthodoxen in België zijn voornamelijk mensen van buitenlandse afkomst die in hun thuislanden tot diverse orthodoxe kerken behoorden. Het merendeel van de allochtone orthodoxen zijn van Griekse of Russische herkomst. De Griekse aanwezigheid in België dateert al van het begin van de 20ste eeuw. De gemeenschap groeide spectaculair aan door de instroom van arbeiders in de jaren vijftig, zestig en zeventig van de vorige eeuw. Die Griekse gastarbeiders vestigden zich voornamelijk in de mijnstreek Limburg, maar ook in de industriegebieden van Luik, Charlerloi en Bergen. De laatste decennia migreerden ook verschillende Russische families naar België. Naast Grieken en Russen hebben er de voorbije eeuw heel wat vluchtelingen uit verschillende landen een onderkomen gevonden in België. Op die manier zijn er ook twee Oekraïense, twee Roemeense, één Servische en één Bulgaarse parochie. Er zijn veertien parochies die vieringen

43 DOMI, Protestantse kerk in België, De standaard, 7 februari 2004. 44 BROECKAERT (Bert), VANDEN HOVE (Isabelle), VAN DEN BRANDEN (Stef) & VOS (Renilde), Grote rituelen in de wereldgodsdiensten, Leuven, Davidsfonds, 2005, p. 23.

39 in het Nederlands of het Frans houden. Daarnaast zijn er nog een aantal orthodoxe kloosters en kapellen (onder meer in Zaventem).

1.2.4. De Islam De islam is na het Jodendom en het christendom de laatste van de drie monotheïstische godsdiensten; moslims zien hun religie ook als de sluitsteen van de monotheïstische godsopenbaring.

De profetische traditie In zekere zin beschouwen moslims de goddelijke leer die aan Mohammed geopenbaard is als het fundament van hun geloof45. Moslims geloven dat de ene ware almachtige en eeuwige God zijn Woord eerst in een ongerepte, zuivere vorm aan Adam, de eerste mens, geopenbaard heeft en vervolgens aan de aartsvader Abraham. Dezelfde oorspronkelijke boodschap en de unieke relatie met de mensheid die er de inhoud van is, is later aan Mohammed gegeven. De islam ziet zichzelf dus als de originele en ware religie, de religie van Abraham. Tussen Abraham en Mohammed hebben volgens de koran vele andere profeten geleefd. De twee belangrijkste, Mozes en Jezus, hebben de goddelijke boodschap aan Joden en christenen gebracht. De koran noemt Joden en christenen dan ook de ‘volkeren van het boek’. Volgens de koran is de profeet Mohammed geboren in het jaar 570 n.C. in Mekka. De kennis over de godsdienstbeleving in Mekka tijdens Mohammeds leven is vrij beperkt. Men vereert er een soort van zwarte steen. Die steen zal later in een kubusvormig gebouw worden gezet, de Ka’ba, en wordt nu nog door moslims vereerd. Mohammed stoort zich aan twee dingen. Eerst en vooral aan het feit dat het Arabische schiereiland geen eigen boodschappers van God kent en dus verstoken is van een bijzondere godsrelatie. Op de tweede plaats ergert hij zich aan de grote sociale ongelijkheid: de extreme rijkdom van sommige kooplieden en de schrijnende armoede van hen die door de rijken worden uitgebuit. Hij trekt zich regelmatig terug in een grot op de berg Hira, niet ver van Mekka. Het is in die grot dat hij op een dag de stem van God hoort, Allah. Zijn eerste profetische optreden vindt plaats in het jaar 610 n. C. Zijn ideeën over sociale rechtvaardigheid en de oproep om het veelgodendom achterwege te laten gingen al te sterk in tegen het bestaande status quo.

45 COOGAN (Michael), God op aarde, Ten Have, Averbode, 1999, pp. 94-123.

40 In 622 ziet Mohammed zich genoodzaakt samen met een aantal volgelingen uit Mekka te vluchten naar Medina. Die emigratie staat bekend als de hidjra. Dat is meteen ook het begin van de islamitische jaartelling.

Koran Koran betekent letterlijk vertaald ‘recitatie’ of voordracht. Het gaat om de boodschap van Allah aan Mohammed. Volgens de overlevering kreeg Mohammed de koran van God in de vorm van de aartsengel Djibriel gedurende de periode van 23 jaar. Ongeveer 25 jaar na de dood van Mohammed in 650 n. C. werd de eerste geschreven versie van de koran voltooid. De koran is voor moslims de basis voor de islamitische wet, de sjarie’a. Hij is onderverdeeld in 114 hoofdstukken of soera’s. Een aanvulling op de koran zijn de uitgebreide en ingewikkelde overleveringen van Mohammeds leven, de Hadieth, waarin de soenna, of traditie van het denken, het spreken en het handelen van de profeet is opgetekend. De koran en de Hadieth zijn de twee belangrijkste bronnen van het islamitische religieuze en juridische denken. Degenen die belast zijn met de interpretatie van de koran en de Hadieth worden oelama genoemd, theologen, afgeleid van het Arabische woord voor geleerden.Door hun inspanningen ontstond de gedragscode die wij kennen als de sjarie’a; hieruit ontstond vervolgens de islamitische wet.

Varianten De meerderheid van de moslims is soenniet. De soenni-variant van de islam is ontstaan in de tiende eeuw n.C. onder hoger opgeleiden in Caïro, Damascus, Bagdad en belangrijke Iraanse steden als Nishapur. Soenni-moslims beschouwen zichzelf als leden van de wereldwijde islamitische gemeenschap, maar accepteren onderlinge sociale en culturele verschillen die ontstaan zijn door de ontmoeting tussen de islamitische leer en locale en regionale praktijken in het Midden-Oosten en elders. Ook zijn er onderlinge doctrinaire verschillen die met name ontstaan zijn door verschillen in juridische interpretatie. De soennitische islam is gedeeltelijk het resultaat van de onvermijdelijke neiging van georganiseerde godsdiensten om een zogenaamde ‘orthodoxie’ te vestigen en gedeeltelijk het resultaat van een opkomst van andere islamitische stromingen. De belangrijkste andere stroming is het sji’isme, soms aangeduid als de minderheids- groepering van de islam. Van de verschillende takken van de shi’itische islam is de grootste de groep van de twaalver-sji’ieten, die in Iran en in Zuid-Irak de meerderheid vormen en in Libanon, Koeweit, Pakistan en elders een belangrijke minderheid.

41

Het belangrijkste verschil tussen de sji’itische en soennitische tradities is het sji’itische geloof in, en de verering van een serie goddelijk geïnspireerde leiders of imaams. Dit geloof is gegrondvest op een bepaalde interpretatie van een reeks gebeurtenissen in de vroege geschiedenis van de islam. Volgens de soennitische interpretatie heeft Mohammed zijn schoonzoon Ali ibn Abi Talib geprezen en aanbevolen bij de gemeenschap. Sji’itische commentatoren beweren echter dat Mohammed verder ging en Ali expliciet als zijn opvolger aanwees. Daarom had Ali als enige het recht de opvolger van de profeet en de geestelijke leider, imaam, van de jonge islamitische gemeenschap te worden. De term sji’iet is afgeleid van sji’at Ali of partijgenoten of aanhangers van Ali. De imaam moet dus een directe nakomeling zijn van de profeet Mohammed en expliciet door de vorige imaam aangewezen zijn als opvolger, net zoals Ali als opvolger was aangewezen door Mohammed. De imaam is dus de enige legitieme autoriteit op aarde en ieder moet gehoorzaamheid aan hem betrachten. Hij wordt onfeilbaar gehouden, zonder zonde en in het bezit van kennis die God hem via een keten van imaams heeft doorgegeven.

De vijf zuilen van de islam De pijlers of zuilen van de islam geven in de vorm van praktische handelingen de vijf basisplichten weer die voortvloeien uit de islamitische geloofsleer. Dat wil zeggen dat men zich in zijn leven dient te houden aan die vijf pijlers als men een goede moslim wil zijn. Aldus heeft men deel aan de wereldomvattende islamitische gemeenschap die de feitelijke grenzen van landen en staten overschrijdt46. De eerste pijler wordt gevormd door de sjahada, de islamitische geloofsbelijdenis. Die bestaat uit één zin met twee getuigenissen: ‘Er is maar één God, Allah, en Mohammed is zijn profeet.’ Die zin, uitgesproken met een oprechte intentie, recht vanuit het hart, is voldoende om te kunnen toetreden tot de islam. De tweede pijler is het gebed, salaat. De moslim wordt elke dag vijf keer opgeroepen tot het gebed: bij zonsopgang, op het midden van de dag, aan het einde van de middag, bij zonsondergang en in de late avond. Elke vrijdag is er een gezamenlijk middaggebed voor alle moslims in de moskee. In de meeste moskeeën zijn er gescheiden gebedsruimtes voor mannen en vrouwen, met aparte ingangen. De salaat is de meest directe en zichtbare uitdrukking van de letterlijke betekenis van het woord islam, namelijk ‘onderwerping’.

46 BROECKAERT (Bert), VANDEN HOVE (Isabelle), VAN DEN BRANDEN (Stef) & VOS (Renilde), Grote rituelen in de wereldgodsdiensten, Leuven, Davidsfonds, 2005, p. 27.

42 De derde pijler is de vasten, de sawm. De vastenperiode vindt plaats tijdens de maand ramadan, de negende maand van de islamitische maankalender, en duurt negenentwintig of dertig dagen, van zonsopgang tot zonsondergang. Hij bestaat uit het afzien van eten, drinken, roken en seksuele betrekkingen tijdens die uren. Zich houden aan die bepalingen wordt beschouwd als een middel tot inkeer en tot zuivering van de ziel. De vierde pijler is de aalmoes, de zakaat. Het woord zakaat betekent in wezen het afstaan van eigen rijkdom aan hen die het nodig hebben, zodat die kunnen delen in de weelde van de gegoede persoon. Concreet gezien bestaat de zakaat uit een vrij zware jaarlijkse heffing op het vermogen, geheven volgens een zeer ingewikkeld systeem. Het is te vergelijken met – en historisch gezien de oorsprong van – ons systeem van sociale zekerheid. Tenslotte is er de haddj, de pelgrimstocht. De pelgrimstocht is voor elke moslim minstens één keer in zijn leven verplicht, afhankelijk van zijn fysieke en financiële toestand. Voor de meeste moslims is dat het ultieme in dit leven. Daarbij trekt de moslim naar de plaatsen – Mekka en omgeving – die het symbool zijn van de eenheid van alle moslims.

Op verschillende momenten in de islamitische geschiedenis komt de opvatting bovendrijven dat de djihaad, een begrip uit de koran dat uitgebreid besproken wordt in de islamitische literatuur, eigenlijk de zesde zuil van de islam is. Djihaad is een complex begrip dat in de westerse media en in de publieke opinie vaak gereduceerd wordt tot één van zijn betekenissen nl. heilige oorlog, de slogan van de moderne radicale islamitische groeperingen. Het huidige gebruik van de term door militante moslims is waarschijnlijk gebaseerd op het verspreiden van het ware geloof in de context van de vroege islamitische veroveringen.

Moskeeën en schrijnen De belangrijkste islamitische gebedsruimte is de moskee. Alle moskeeën hebben hetzelfde grondplan, maar vele vertonen daarnaast de karakteristieken van hun culturele en historische omgeving. Een typisch kenmerk van de moskee is de minaret of toren. Tegenwoordig is dit de plaats vanwaar de oproep tot gebed gedaan wordt. Een fontein voorziet de gelovigen van water voor de rituele reiniging of woedoe die aan elk van de vijf dagelijkse gebedsbijeenkomsten voorafgaat47.

47 COOGAN (Michael), God op aarde, Ten Have, Averbode, 1999, pp. 89-123.

43 Er ontstond al vroeg een onderscheid tussen kleine plaatselijke moskeeën en grote gebedsruimten die niet alleen voor particulier gebruik waren maar ook voor de wekelijkse diensten op vrijdag waar men samen bidt en naar een preek, choetba luistert. De moskee is niet de enige plaats waar moslims bidden. Voor het dagelijks gebed is het voldoende als men een rustige schone plek zoekt waar men niet afgeleid wordt en die geschikt is om te bidden. De heiligste plaats in de islamitische traditie is de heilige stad Mekka en haar directe omgeving. In het centrum van Mekka bevindt zich het belangrijkste islamitische heiligdom, de Ka’ba. De omgeving van Mekka en de stad zelf zijn verboden terrein voor niet-islamieten. Binnen de grenzen van het gebied wordt van moslims een bepaald gedrag verwacht. Vechten, jagen en elke andere vorm van bloedvergieten zijn er verboden en de hele stad wordt in feite als heiligdom beschouwd. De Ka’ba wordt in de koran ‘het huis van God’ genoemd. De traditie leert dat het vereerde kubusvormige bouwwerk opgericht is door Adam, vervolgens herbouwd door Abraham en dit is door Mohammed nog eens herhaald toen hij de afgoden van het pre-islamitische tijdperk van de onwetendheid vernietigde. De Ka’ba speelt een belangrijke rol in de islamitische geloofspraktijk. Bij hun vijf dagelijkse gebeden wenden moslims zich in de richting van de Ka’ba. Tijdens het hoogtepunt van de grote bedevaart, de Hadj lopen de gelovigen drie maal rond de heilige schrijn. Op één hoek van de Ka’ba bevindt zich een zwarte steen, misschien een meteoriet, die beschouwd wordt als symbool van de band tussen God en mens.

Het islamitisch jaar De islamitische kalender heeft twaalf maanden. Feest- en herdenkingsdagen zijn onder andere de geboortedag van de profeet, op de twaalfde dag van de derde maand. De twee grote feestdagen ied al-fitr en ied al-adha markeren respectievelijk het einde van de negende maand, de vastenperiode ramadan en het einde van de haddj of de bedevaart naar Mekka.

Rituelen In de katholieke kerk hebben rituelen het karakter van een ‘sacrament’. De theologische eigenheid van het sacrament bestaat erin dat het een moment is waarop de mens via Jezus Christus – die sterk aanwezig is in de sacramenten – in relatie kan treden met God. Dat verschilt erg met de islamitische theologische opvattingen48.

48 BROECKAERT (Bert), VANDEN HOVE (Isabelle), VAN DEN BRANDEN (Stef) & VOS (Renilde), Grote rituelen in de wereldgodsdiensten, Leuven, Davidsfonds, 2005, p. 28.

44 In de islam gaat men ervan uit dat elke mens een onmiddellijke relatie met Allah kan aangaan. Dat betekent dat moslims geen bemiddeling nodig hebben om tot Allah te komen. Op basis van de shahada of geloofsbelijdenis kunnen we zelfs stellen dat het plaatsen van een tussenpersoon tussen Allah en de mens godslasterlijk is: Allah is immers de enige. Dat verschil in theologische visie op de verhouding tussen God en mens zorgt voor een eigen invulling op het vlak van de rituelen en bepaalt de invulling van de taak van de voorganger. De imaam – letterlijk vertaald betekent dat Arabische woord ‘voorganger’ – is de persoon die de gemeenschap voorgaat in het gebed. Eigenlijk kan eender welke moslim(man) die taak op zich nemen, hoewel het verkieslijker is dat die taak vervuld wordt door een man die de koranschool heeft doorlopen en onderlegd is in de koraninterpretatie. Door de mogelijkheid van een onmiddellijke godsrelatie hebben de islamitische overgangsrituelen bij geboorte, huwelijk en dood niet het karakter van een ‘sacrament’ en is de aanwezigheid van een imaam niet vereist. Hij is slechts bij rituelen aanwezig als er een gebed moet worden uitgesproken waarvoor een voorganger vereist is. Daardoor is er een grotere marge van vrijheid in het uitvoeren van de rituelen. In vrome gezinnen zal een pasgeboren kind een naam krijgen met een historische en religieuze betekenis, zoals Mohammed of Hoesain voor jongens en Chadiedja of Fatima voor meisjes. Verzen uit de koran kunnen als zegen voor het kind worden voorgedragen. Turkse en Marokkaanse moeders trachten traditioneel hun pasgeboren baby door middel van een amulet tegen boze invloeden te beschermen. Vooral in Turkije is het geloof in nazar of het boze oog sterk verspreid. Een strikt religieuze manier om zich tegen nazar te behoeden is door bescherming te vragen bij God. Besnijdenis vindt plaats op lagere schoolleeftijd, meestal alleen bij jongens. In het Arabisch heet de besnijdenis khitan en maakt ze deel uit van de lichamelijke zuiverheid of tahara. Daarom worden de termen khitan en tahara dikwijls door elkaar gebruikt om de besnijdenis aan te geven. In het Turks heeft men het over sünnet. Net zoals bij de Joden is dat gebruik terug te voeren tot Abraham, die zich als eerste heeft besneden. Hoewel niet alle rechtsscholen de besnijdenis uitdrukkelijk verplichten, soms is het sterk aanbevolen maar niet verplicht, zijn in de praktijk alle moslims besneden. Sommigen zien de besnijdenis als voorgeschreven door de koran, anderen zien het gebruik als een heel belangrijke soenna. Meestal wordt de besnijdenis beschouwd als onderscheidend teken. Vooral bij Marokkanen leeft de visie dat het gaat om een belangrijk overgangsritueel om moslim te worden. Turken leggen meer de nadruk op de besnijdenis als fysieke overgang tussen het jongen-zijn en het man-zijn. Voor de meeste moslims is de besnijdenis ook een

45 hygiënische maatregel die de mens beschermt tegen allerhande ziekten. Het is vanuit die visie dat de besnijdenis soms als voorwaarde tot de salaat, het gebed, gezien wordt. Voor het uitvoeren van de salaat moet de moslim in staat van rituele reinheid verkeren.

Veel huwelijken zijn gearrangeerd door de families maar deze gewoonte begint te veranderen, vooral in de steden. Voor de islamitische wet is het niet nodig om te huwen in het bijzijn van een religieuze autoriteit en moeten er ook geen formulieren opgesteld of ondertekend worden. Het eigenlijke huwelijksfeest wordt pas later georganiseerd.

De koran ziet de dood niet zozeer als een einde maar als een terugkeer naar God, de bron van alle dingen, de Schepper of al-Chaliek. Zoals God alles tot leven roept, zo bepaalt hij ook het moment waarop dat leven ophoudt. De dood is dus de toestand waarin God het tijdelijke leven dat de mens op aarde leidt weggenomen heeft, een verschuiving van de ene levenssfeer naar de andere. Het aardse leven is vergankelijk, incompleet en – aangezien alleen God volmaakt kan zijn – onvermijdelijk gebrekkig. De dood is eveneens een tijdelijke toestand. Het fysieke lichaam valt uiteen en verdwijnt, maar de ziel, bevrijd van fysieke beperkingen, beweegt zich naar een andere sfeer. De islamitische traditie kent dus een leven na de dood. Kennis hiervan kan alleen worden verkregen door de goddelijke openbaring, de koran. Het geloof in een leven na de dood wordt als een essentieel onderdeel van het islamitische geloof beschouwd omdat de moslim hiermee Gods indrukwekkende aanwezigheid erkent. Eerst houdt het functioneren van het lichaam op, waardoor de ziel vrijgelaten wordt die door twee engelen (Moenkar en Nakier) wordt onderzocht. De ziel verblijft tot het einde van de wereld in het graf tot alle mensen opgewekt worden uit de dood om het laatste oordeel te ondergaan. God zal de mens beoordelen op grond van hun reactie op de profetische boodschap die door Mohammed en de profeten voor hem verkondigd is.

De vrouw in de islam De rol van de vrouwen in de islamitische samenleving is een onderwerp waarover heftig gediscussieerd wordt zowel binnen als buiten de islamitische wereld. Benijdenswaardig is de toestand van de vrouw in de Arabische wereld niet. Dit blijkt opnieuw uit het jongste ‘Arab Human Development Report’, “Towards the rise of women in the Arab world”49 De rappoteurs verklaren de culturele en sociale achtergronden van die achterstelling.

49 Het is het laatste van vier rapporten van het Ontwikkelingsprogramma van de VN (UNDP), dat dieper inging op de grote oorzaken van de stagnatie van dat werelddeel: de gebrekkige kwaliteit van het onderwijs, het gebrek

46 Ze gaan daarbij de culturele en sociale achtergronden niet uit de weg. Terwijl de koran zelf uitgaat van een gelijkheid tussen de mensen, hebben sommige juridische interpretaties doorheen de geschiedenis geleid tot ‘normen die het principe van discriminatie tussen de geslachten goedkeurden.’ Wanneer we in onze Westerse maatschappij de hoofddoek zien verschijnen is dit niet alleen een uiting van onderdrukking van moslimvrouwen, maar evengoed van de feministische strijd van moslimvrouwen die zelf willen uitmaken hoe ze gekleed gaan en de dictatuur van de (westerse) mode van zich afwerpen.

De islam in de moderne tijd Moslims, dat zijn voor ons mensen die in Allah geloven in plaats van in God, en we letten er niet eens op dat we in plaats van met twee verschillende goden enkel met twee verschillende talen te maken hebben: Allah is geen eigennaam maar het Arabische woord voor God. Hun God en hun Profeet komen wat onheilspellend over: hun God, omdat hij zo despotisch is en de mensen verdoemt tot een ‘fatalistische’overgave; hun Profeet, omdat zijn boodschap het christendom ‘te vuur en te zwaard’ bedreigde in zijn bestaan.50 Het is niet gemakkelijk om over de islam te schrijven en dat om verschillende redenen. Ten eerste vanwege het onbegrip en de foute denkbeelden die de recente golf van terroristisch geweld oproepen bij mensen in het Westen. De recente opschudding omtrent de Deense cartoons over de profeet Mohammed en een toespraak van paus Benedictus XVI 51 hebben aangetoond hoe gespannen de zenuwen staan. Feit is dat de manier waarop wij aankijken tegen het afbeelden van God en de profeten heel anders geëvolueerd is dan bij de moslims. Aanvankelijk bestond in de islam geen absoluut verbod op het afbeelden van God en de Profeet. Getuige zijn de talrijke afbeeldingen van Allah die ons uit de geschiedenis zijn overgeleverd. Toch is er geleidelijk consensus gegroeid om dat niet te doen52. Een tweede moeilijkheid ligt in de eigenheid van de islam als religie met een universele aanspraak, maar zonder centraal leergezag. Het is inderdaad zo dat men ‘de’ islam kan zien als een geheel van dogmatische leerstellingen. Die leerstellingen zijn gebaseerd op twee aan politieke vrijheid en de miskenning van vrouwenrechten. In De Standaard: BEIRLANT (Bart), Geen Arabische renaissance zonder meer vrouwenrechten, 7 december 2006. 50 VAN ESS (Josef), Over de islam, in: BRUNNER-TRAUT (Emma), De vijf grote wereldgodsdiensten, Kapellen, Pelckmans, 1992, p.71. 51 Eind 2006 reageerden moslims wereldwijd ziedend na een toespraak in de Duitse stad ‘Regensburg’ waarbij Benedictus een Byzantijnse keizer citeerde over de gewelddadige aard van de islam. DE SMET (Eric), Geen beleefdheidsbezoek , in: Kerk en Leven, 29/11/06. 52 OSAER, (Toon), Over spot en waarom niet alle godsdiensten daarop gelijk reageren, in: Kerk en Leven, 22/02/06.

47 bronnen: de koran, het heilige boek dat moslims via Mohammed van Allah hebben ontvangen en (althans voor de soennieten) de soenna, de overgeleverde handelingswijze en uitspraken (in het Arabisch hadieth) van de profeet. De islam werd in 1974 officieel erkend.

De islam in België De meeste moslims in België zijn van allochtone afkomst. Volgens de recentste cijfers van het Nationaal Instituut voor de Statistiek (N.I.S.) leven er 42 562 Turkse inwoners, 83 831 Marokkanse inwoners en 7 221 Algerijnse inwoners in België. Daarvan mogen we aannemen dat slechts een kleine minderheid niet islamitisch is. Aangezien de islam geen ‘lidmaatschap’ kent en een absoluut criterium ontbreekt, is het uiterst moeilijk precieze cijfers te verschaffen over de populatie moslims in België: men schat tussen de 350 000 en 380 000.

1.2.5. Het Hindoeïsme Het Hindoeïsme is een veelomvattend en moeilijk te definiëren onderwerp. Een religie beschrijven, die een geschiedenis heeft van zo’n 3000 jaar (en misschien wel meer), die ook vandaag nog door miljarden mensen wordt aangehangen en temeer nog daar zo iets als een geloofsbelijdenis, een vaste kern van volgelingen, of een gecentraliseerde hiërarchie ontbreekt, is te vergelijken met een blinde die een schets wil geven van een olifant53. De term ‘Hindoe’ wordt in het algemeen gebruikt voor iedereen die in India woont en de hindoeïstische traditie – die niet nader omschreven wordt – in enige vorm of ontwikkeling aanvaardt. Hij omvat daarom ook boeddhisten, jaina’s en sikhs. De term is ook van toepassing op iedereen die geen moslim, christen, parsi (aanhanger van Zoroaster), of Jood is. Is het hindoeïsme een religie, een cultuur, of, zoals veel hindoes zouden zeggen, een levenswijze54? Het is het alledrie, maar wat in het Westen als de grens tussen heilige en niet-heilige domeinen zou kunnen worden opgevat, is niet van toepassing op de hindoeïstische tradities. In feite is hindoeïsme de verzamelnaam voor verschillende stromingen die terug te voeren zijn op een gemeenschappelijke oorsprong (vallei van de Indus) en gebaseerd zijn op dezelfde oerteksten, de veda’s. Elke stroming schuift bepaalde goden naar voren, komt samen op een andere heilige plaats, interpreteert eigenzinnig de heilige teksten en beleeft de rituelen op een

53 PARRINDER (Geoffrey), De grote godsdiensten, Amsterdam, Hamlyn Publishing group, 1972, p. 161. 54 COOGAN (Michael), God op aarde, Ten Have, Averbode, 1999, pp. 126-128.

48 eigen manier. De Indiase boutade dat er evenveel godsdiensten zijn als mensen, lijkt op waarheid te berusten55.

Een complexe godenwereld Het hindoeïsme kent ontelbaar veel goden56. Toch ervaren hindoes hun godsdienst niet als een polytheïsme. Alle goden zijn immers manifestaties van het ene goddelijke levensprincipe, het Brahman. Er zijn een oneindig aantal van die manifestaties, waaruit elke hindoe en elke hindoeïstische stroming zijn lievelingsgoden kiest. Elke manifestatie of godheid kan bovendien in verschillende gedaanten optreden, kan een vrouwelijke, mannelijke en onzijdige variant hebben en verschillende namen dragen. Gedurende de geschiedenis van het hindoeïsme zijn steeds andere goden belangrijk geweest. Sommige vroege geschriften verwoorden het idee van een goddelijke drie-eenheid, trimurti, de uitbeelding van Brahman in ‘drie gedaanten’, namelijk Brahma (als schepper), Vishnu (als bewaarder) en Shiva (als vernietiger). Mettertijd werd Brahma marginaal en werden de functies van scheppen, bewaren en vernietigen in één god verenigd – in Vishnu, Shiva of Devi (de Godin), afhankelijk van de individuele gelovige. Vishnu wordt voorgesteld met meerdere incarnaties of avatars57. Vishnu’s negende incarnatie, Krishna (de donkere), is een van de meest populaire hindoeïstische goden, gevierd in volksliederen, vertellingen, beelden, schilderingen en opvoeringen.

De oerteksten: de veda’s en de epen Het hindoeïsme is geen ‘religie van het boek’: zijn geloofswaarheid is niet gegrondvest op sacrale teksten. Maar uiteraard kent het hindoeïsme wél belangrijke geschriften. Het hoogste religieuze gezag wordt toegekend aan de veda’s (ontstaan tussen 1500-1000 v. C., maar pas veel later opgeschreven). Hoewel de meeste hindoes de veda’s beschouwen als het eeuwige woord dat onveranderd is overgeleverd, heeft praktisch niemand die boeken in zijn bezit. Het gewone volk grijpt veeleer terug naar grote epische verhalen, die van latere oorsprong zijn (200 v.C. en 200 n.C.). Zij worden de smriti of herinnerde geschriften genoemd. Men beschouwt die teksten als menselijk en kent er minder autoriteit aan toe. Toch zijn ze in het dagelijkse leven onvoorstelbaar populair en worden ze telkens doorverteld en uitgebeeld. De

55 BROECKAERT (Bert), VANDEN HOVE (Isabelle), VAN DEN BRANDEN (Stef) & VOS (Renilde), Grote rituelen in de wereldgodsdiensten, Leuven, Davidsfonds, 2005, pp. 30-31. 56 BROECKAERT (Bert), VANDEN HOVE (Isabelle), VAN DEN BRANDEN (Stef) & VOS (Renilde), Grote rituelen in de wereldgodsdiensten, Leuven, Davidsfonds, 2005, pp. 31. 57 ‘avatars’ komt van het Sanskriet: avatara: afstammingen, nederdalingen in: COOGAN (Michael), God op aarde, Ten Have, Averbode, 1999, p. 137.

49 bekendste verhalen zijn de Mahabharata, de Ramayana en zeker de Bhagavad Gita. De smriti worden soms in de categorieën: epossen, oude verhalen en ethische traktaten onderverdeeld. Door de eeuwen heen doorsneed hun populariteit alle sektarische en sociale scheidslijnen en voor kinderen vormt de vertelling van deze epossen zonder uitzondering hun eerste en meest blijvende ontmoeting met de hindoeïstische geschriften. Voor veel hindoes slaat de term ‘heilige boeken’ met name op deze epossen. De vereerders van de Veda’s en de epossen - de mensen die we vandaag de hindoes noemen - behielden het sanskriet tot ver in onze jaartelling als medium voor religieuze communicatie. Vandaag echter kennen de overgrote meerderheid van de hindoes de devotie-verzen in hun eigen taal.

Leraren en leiders Sinds oudsher hebben Indiërs uit de hindoeïstische, boeddhistische en jainistische tradities hun blik gericht op heilige mannen en vrouwen om van hen te leren hoe ze in dit leven vrede moeten verwerven en, uiteindelijk, de verlossing uit de kringloop van leven en dood. Voor veel hindoes wordt de directe religieuze ervaring overgebracht door middel van een leraar die men acharya, goeroe of swami noemt. De term acharya wordt gewoonlijk gebruikt voor het hoofd van een klooster, sekte of subsekte, of voor een leraar die een volgeling in een beweging inwijdt. Soms wordt het woord simpelweg als synoniem voor goeroe gebruikt, wat, net als swami (meester), een lossere en algemene aanduiding voor iedere willekeurige religieuze leraar is. Voor veel hindoes is de god Krishna de goeroe bij uitstek. Voor andere is Shiva de ultieme goeroe. Naast leraren zijn er ook duizenden asceten, personen die bezeten worden door een god of geest, mediums, verhalenvertellers en sadhu’s of heilige mannen, die allen de verering en soms gehoorzaamheid van hun volgelingen genieten58.

Het kastestelsel: onderdeel van de kosmische orde Ondanks de verscheidenheid binnen het hindoeïsme, worden bepaalde (religieuze) principes toch als wezenlijk beschouwd. Zo kent het hindoeïsme een cyclische wereldvisie59. Hindoes geloven in een kosmische orde die zorgt voor het evenwicht in de wereld. Hoewel die orde in de wereld regelmatig verstoord wordt, keert ze na verloop van tijd weer terug naar haar

58 COOGAN (Michael), God op aarde, Ten Have, Averbode, 1999, pp. 142-143. 59 BROECKAERT (Bert), VANDEN HOVE (Isabelle), VAN DEN BRANDEN (Stef) & VOS (Renilde), Grote rituelen in de wereldgodsdiensten, Leuven, Davidsfonds, 2005, pp. 30.

50 oorspronkelijke positie. Voor de hindoes is er bijgevolg een voortdurende beweging van opgang, ondergang en wederkeer. Een van de meest bepalende elementen van de kosmische orde is het kastestelsel, een hiërarchische onderverdeling van de maatschappij op basis van geboorte. Een kaste, varna, is een groep van mensen met een soortgelijke achtergrond, voor wie vastomlijnde regels heersen die het dagelijkse leven vorm geven, de beroepskeuze bepalen en de religieuze beleving beïnvloeden. Men moet namelijk trouwen met iemand van dezelfde kaste, de maaltijd delen binnen de eigen kaste en zich houden aan kastegebonden beroepen. Het Indiase kastestelsel onderscheidt vier hoofdkasten, maar valt in de praktijk uiteen in duizenden subkasten of jati’s. Daarnaast vallen miljoenen mensen buiten die kasten. Zij worden de kastelozen of dalits genoemd. Officieel is het kastestelsel in India vandaag afgeschaft, maar in de praktijk is het nog sterk aanwezig.

Wegen naar verlossing Binnen het hindoeïsme kunnen onder de vele mogelijke routes naar bevrijding twee algemene perspectieven worden onderscheiden. Het eerste is kenmerkend voor de hindoeïstische tradities die geloven dat de menselijke ziel, atman, identiek is aan het opperste wezen, brahman. Omdat er maar één opperste wezen is en wij daaraan gelijk zijn, ligt in bevrijding de uiteindelijk te ervaren kennis dat we goddelijk zijn. Dit wereldbeeld benadrukt het belang van de menselijke inspanning en het streven om de noodzakelijke transformerende wijsheid te verwerven. Het tweede perspectief kenmerkt de scholen die een ultiem onderscheid zien, hoe subtiel dan ook, tussen mens en God60.Voorstanders van deze visie bepleiten het vereren van het opperste wezen en het vertrouwen op Gods genade. In de loop van de Bhagavad Gita61 beschrijft Krishna62 drie wegen naar verlossing: de weg van handelen, de weg van kennis en de weg van devotie. De weg van handelen (karma yoga) is het pad van onzelfzuchtig handelen; men moet zijn plicht doen, dharma, bijvoorbeeld studeren of goede daden, maar niet uit angst voor schuld of straf of in de hoop op lof of beloning. Door zo de vruchten van het handelen los te laten, bereikt men eeuwige vrede. Een verwant begrip is het idee van ‘afstandelijk handelen’ als de

60 COOGAN (Michael), God op aarde, Ten Have, Averbode, 1999, pp. 144-145. 61 ‘De Bhagavad Gita’ is een van de heiligste boeken in de hindoeïstische traditie. 62‘ Krishna’ is een van de meest populaire hindoeïstische goden.

51 beste manier om bevrijding te verwerven. Dit houdt in dat men altruïstisch handelt ten behoeve van de mensheid en al zijn daden op een meelevende manier uitvoert. Volgens de weg van kennis (jñana yoga) kan men door het verwerven van kennis van de schrift een transformerende wijsheid bereiken die iemands vorige karma63 vernietigt. Ware kennis is het inzicht in de aard van het universum, goddelijke macht en de menselijke ziel. Deze wijsheid kan worden verworven door van een geschikte en geleerde leraar (goeroe) teksten te leren, door meditatie en door fysieke en mentale zelfbeheersing in de vorm van een methode die yoga heet. De derde weg is degene die in de Bhagavad Gita het meest benadrukt wordt: de weg van devotie (bhakti yoga). Dit pad is waarschijnlijk onder alle rangen en standen het populairst. Als men zich aan hem overgeeft zal de Heer, zoals Krishna aan Arjuna belooft, uiteindelijk alle zonden vergeven en het karma uitwissen. Zo’n complete overgave aan een god of godin, waarbij men zichzelf openstelt voor goddelijke genade, wordt door veel hindoes als de enige weg naar verlossing beschouwd. De wegen om tot wijsheid te komen en die van de vele andere vormen van yoga worden geprezen maar niet algemeen in praktijk gebracht. De vorm van yoga die in het Westen populair is geworden is de hatha yoga. Deze vorm focust grotendeels op lichaamshoudingen en –controle en stelt dat het menselijk lichaam ‘zonnen’ en ‘manen’ bevat. De uiteindelijke bevrijding kan alleen worden bereikt als men de verschillende centra in het lichaam in harmonie brengt met de kosmos.

Een heilig land De kaart van India is bezaaid met heilige plaatsen. Hoewel er vele standaard bedevaartroutes zijn – bijvoorbeeld naar alle beroemde tempels van Vishnu of Devi – worden duizenden andere steden, dorpen en plaatsen over heel India als heilig beschouwd. Bijna iedere heilige plaats wordt geassocieerd met een tekst die de oudheid en heiligheid ervan uitwerkt. De tempel zelf is als een doorgangspoort, een plaats van waar een mens de oceaan van leven en dood kan oversteken. Bovendien is het zo dat vele tempels en heilige plaatsen dicht bij de zee, een meer, een rivier of een bron liggen. Alvorens in de tempel te bidden, nemen pelgrims hierin een fysiek en spiritueel bad. Vele heilige plaatsen zijn dichtbij bergen en grotten, plaatsen waar de hindoeïstische goden zich zouden ophouden64

63‘ Karma’ is het geheel van handelingen die men stelt in zijn leven; waarbij niet alleen de uiterlijke daden tellen, maar ook de intenties die daaraan ten grondslag liggen. 64 COOGAN (Michael), God op aarde, Ten Have, Averbode, 1999, pp. 146-149.

52 Hoewel er bewijzen zijn van rituelen in tempels die dateren van het begin van de jaartelling, werden er pas sinds de zesde eeuw grote heilige complexen gebouwd. Tempels waren belangrijke religieuze, culturele en economische centra en werden volgens ingewikkelde regels gebouwd om de hele kosmos uit te beelden. Sommige grotere hebben zeven afgescheiden gedeeltes die de zeven geledingen van de hemel in de hindoeïstische kosmos verbeelden. De meeste hindoes bezoeken de plaatselijke tempel of andere heilige plaatsen die gedurende de generaties voor hun families belangrijk zijn geweest; of ze sparen om een uitgebreide bedevaart naar een beroemde verafgelegen heilige plaats te maken. Emigranten en andere gelovigen die zo’n pelgrimage niet kunnen maken, bekijken videobanden of speciale televisieprogramma’s om de rituelen die daar plaatshebben te zien. Een hindoe kan zijn geloof ook altijd thuis uiten; een aparte ruimte in huis dient als plaats van verering.

Heilige vieringen Hindoeïstische feesten zijn vervuld van kleur en vreugde en worden geassocieerd met feestmalen en plezier, hoewel ze gewoonlijk ook rituele vastenperiodes kennen. De geboortedagen van de goden Rama, Krishna en Ganesha zijn door heel India heel populair. Belangrijke regionale feesten zijn Holi (een uitbundig lentefeest in delen van Noord-India, dat gehouden wordt om de nieuwe kleuren van de lentebloemen te vieren), Onam (een oogstfeest in de zuidelijke staat Kerala, dat ter ere van de vijfde incarnatie van Vishnu gevierd wordt in augustus en september) en Pongal (een oogstfeest rond half januari in Tamil Nadu). Dipavali (Ketting van Lichtjes) is waarschijnlijk het meest algemeen gevierde hindoeïstische feest. Tempelverering vormt een sleutelelement in het hindoeïstische religieuze leven. In de meeste tempels vindt deze verering niet groepsgewijs – in de zin dat mensen zich op gezette tijden voor gemeenschappelijke diensten verzamelen – plaats65. Er zijn in de tempel geen zitplaatsen: de gelovigen staan gewoonlijk enkele minuten voor het altaar van de godheid. Binnen het hindoeïsme lijkt de gelegenheid waarbij mensen zich rond een leraar scharen nog het meest op die van een religieuze congregatie – hoewel dit meestal in een openbaar gebouw plaatsvindt en niet in een tempel – of wanneer ze thuis of in het openbaar samen religieuze liederen zingen. Deze vorm van gezamenlijke verering is gebruikelijk in de diaspora, met name in de weekeinden.

65 COOGAN (Michael), God op aarde, Ten Have, Averbode, 1999, pp. 152-153.

53 Voor hindoes vormen dans en muziek twee van de belangrijkste manieren om religieuze ervaringen te krijgen. Zij worden als meer dan louter amusement beschouwd: zangers en dansers bootsen belangrijke gelovigen uit het verleden na en kunnen op die manier de bevrijding uit de cirkel van leven en dood bereiken – zelfs als zij geen enkel andere weg naar verlossing bewandelen. Voor de gelovige vormt het zien van de godheid (in de vorm van een beeltenis) en dat men zich in zijn of haar nabijheid bevindt, het betekenisvolle onderdeel van de tempelverering. Nadat de gaven aan de goddelijke beeltenis zijn aangeboden, worden zij beschouwd als gezegend door de godheid en als vervuld van diens gunst. Zij worden vervolgens aan de gelovige teruggegeven. Deze simpele daad van het aanschouwen van de godheid, het aanbieden van gaven en het terugkrijgen van de gezegende giften, is van alle schenkingsrituelen het meest populair. Ongehuwde en getrouwde vrouwen – maar geen weduwen – doen regelmatig speciale rituele schenkingen die vrata worden genoemd. Veel van deze rituelen zijn huiselijk van aard en worden uitgevoerd ten behoeve van het welzijn van de echtgenoot, de familie of de gemeenschap. Volgens Sanskritische handboeken stellen deze riten een vrouw in staat om de bevrijding uit de cyclus van leven en dood te bereiken, maar de meeste vrouwen doen ze simpelweg voor huiselijk geluk. Na gebeden tot de huisgod eten de vrouwen soms gezamenlijk en delen ze gelukbrengende substanties uit, zoals bananen, kokosnoten, kurkuma en kum kum d.i.een rood poeder dat op het voorhoofd wordt gesmeerd. Een vrata kan enkele minuten in beslag nemen, maar ook vijf dagen, met afwisselende periodes van vasten en gemeenschappelijke maaltijden. In de tempels van de machtige regionale godin Draupadi Amman kunnen zowel vrouwen als mannen in trance raken en over hete kolen lopen, in een ceremonie die eufemistisch het wandelen over bloemen wordt genoemd.

Overgangsrituelen Net als andere religies kent het hindoeïsme talrijke rituelen die de overgang van het individu van de ene naar de andere levensfase markeren66. In sommige heilige teksten vangen de sacramenten van de levenscyclus aan bij de geboorte van een kind, terwijl ze in andere pas bij het huwelijk beginnen, want men gelooft dat het leven van een persoon dan pas echt begint. Terwijl sommige overgangsrituelen pan-hindoeïstisch zijn, zijn vele ervan louter lokaal, met

66 COOGAN (Michael), God op aarde, Ten Have, Averbode, 1999, p. 154-155.

54 name de rituelen van vrouwen (zie hoger). Net als alle belangrijke hindoeïstische sacramenten moeten overgangsrituelen plaatsvinden in de aanwezigheid van heilig vuur. Er worden aan het heilige vuur gaven gebracht tijdens de prenatale riten, wanneer een kind één jaar oud is, tijdens huwelijken – de ceremonie is pas geldig als de plechtigheid voltrokken wordt voor een vuur, dat gezien wordt als de kosmische getuige van het sacrament – en wanneer een man de leeftijden van zestig en tachtig bereikt. Uiteindelijk, als een persoon sterft, wordt zijn of haar lichaam aan de vlammen prijsgegeven. Ook de jaarlijkse riten om de voorouders te herdenken worden voor een vuur uitgevoerd. Een kenmerk waardoor de religies die op het Indiase subcontinent begonnen zich onderscheiden, is het geloof in karma. Letterlijk betekent karma ritueel handelen maar na de Upanishads (circa 600 v. C.) kwam het te staan voor het concept van de beloningen en straffen die aan talrijke daden verbonden waren. Hoewel de vroege Veda’s een vaag idee over een leven na de dood bevatten, werd tegen de tijd van de Upanishads gesteld dat de menselijke ziel eeuwig voortbestaat en dat men na de dood een wedergeboorte of reïncarnatie of samsara doormaakt67. De ‘wet van de karma’ verwijst zo naar een systeem van oorzaak en gevolg dat meerdere levens kan bestrijken. Het maakt dat mensen verdiensten of punya en straffen of papa vergaren bij iedere handeling die zij uitvoeren. Goede en slechte daden heffen elkaar niet op; men moet in de loop van vele levens de vruchten van al zijn handelen proeven. De balans van punya en papa die men in een leven verwerft, bepaalt de aard en de kwaliteit van iemands volgende bestaan. Bevrijding of moksha uit dit patroon komt volgens de Upanishads op basis van het ervaren van ultieme wijsheid. Bij het verkrijgen van deze transformerende kennis, verwerft men een diep inzicht in de eigen onsterfelijkheid of amrta, waarna de ziel niet langer het vermogen tot wedergeboorte bezit68.

Tot voor kort werd het woord ‘hindoe’ in India zelden gebruikt als aanduiding van identiteit. Iemands positie in de samenleving is altijd veel meer afhankelijk geweest van zijn of haar sociale klasse of varna, subklasse , religieuze sektarische gemeenschap en filosofische banden. Aan het hiërarchische sociale systeem ligt het fundamentele hindoeïstische idee ten grondslag dat mensen in een bestaan geboren worden dat de vrucht is van hun vorige karma. Iemands sociale status in dit leven wordt daarom traditioneel als van tevoren bepaald en

67 BROECKAERT (Bert), VANDEN HOVE (Isabelle), VAN DEN BRANDEN (Stef) & VOS (Renilde), Grote rituelen in de wereldgodsdiensten, Leuven, Davidsfonds, 2005, p.31. 68 COOGAN (Michael), God op aarde, Ten Have, Averbode, 1999, p. 156.

55 onveranderlijk beschouwd; het individu moet zich houden aan de speciale rituele praktijken van zijn of haar jati. In vorige eeuwen kon elke afwijking van de kastepraktijken tot gevolg hebben dat iemand uit zijn jati werd gezet en gedwongen werd als ‘kasteloze’ te leven.

Het hindoeïsme in het Westen Het is moeilijk de aanwezigheid van hindoes in België te traceren. Er is geen overkoepelende organisatie, er ontbreekt een tempel die zich als hindoeïstisch profileert en er is nagenoeg niets geweten over de aanwezigheid van priesters. Op het institutionele niveau ontbreekt dus elk spoor van de hindoes. Het koloniale tijdperk, met als culminatiepunt de kolonisatie van India door de Britten, van het einde van de 18de tot een stuk van de 20ste eeuw, zorgde ervoor dat het hindoeïstische gedachtengoed verspreid raakte over Engeland, en via die weg over heel Europa. Op hun beurt lieten hindoeïstische goeroes zich door het (christelijke) Westen inspireren om hun eigen religie te hervormen, onder andere door het verzet tegen het kastestelsel en de weduweverbranding (waarbij de vrouw zich werpt op de brandstapel van haar overleden echtgenoot). In de 20ste eeuw trokken ook een aantal hindoeïstische goeroes naar het Westen om daar een westerse vorm van het hindoeïsme te verkondigen69. Op die manier zijn verschillende hindoeïstische stromingen ontstaan, die bijna exclusief door westerse gelovigen worden aangehangen. Andere stromingen zijn zowel populair in het Westen als in India. Een bekend voorbeeld hiervan is de hare krisjna-beweging. Meestal worden een of meerdere elementen uit het hindoeïsme geselecteerd en omgevormd tot het centrale punt van de beleving, zoals het zingen van mantra’s, het uitoefenen van yoga, het geloof in reïncarnatie en het vegetarische eten. In feite is de westerse interesse voor het hindoeïsme onderdeel van de opgang van de ruimere new-agebeweging70. De volgelingen van hare krisjna (zie 1.3.) leven in een gemeenschap in Santon, en klein dorp in de nabijheid van Durbuy.

1.2.6. Het Boeddhisme Het boeddhisme ontleent zijn naam aan Siddharta Gautama (ca. 566-486 v. C.), die door zijn volgelingen geëerd werd als de Boeddha of de ‘Verlichte’71. De verhalen over het leven van

69 BROECKAERT (Bert), VANDEN HOVE (Isabelle), VAN DEN BRANDEN (Stef) & VOS (Renilde), Grote rituelen in de wereldgodsdiensten, Leuven, Davidsfonds, 2005, p.33. 70 BROECKAERT (Bert), VANDEN HOVE (Isabelle), VAN DEN BRANDEN (Stef) & VOS (Renilde), Grote rituelen in de wereldgodsdiensten, Leuven, Davidsfonds, 2005, p. 33. 71 COOGAN (Michael), God op aarde, Ten Have, Averbode, 1999, p. 164.

56 de Boeddha bevatten slechts weinig gegevens die als historisch juist worden beschouwd. De Boeddha-legende bestond oorspronkelijk niet als een zelfstandig verhaal. De oudste biografische fragmenten zijn geïncorporeerd in de sutra- en de vinaya-literatuur. Sutra- literatuur bevat de leerstellingen van de Boeddha, vinaya-literatuur de regelgeving voor monniken en nonnen. De vroegste zelfstandige biografieën dateren van het begin van onze jaartelling en zijn gebaseerd op vroegere fragmentarische gegevens. Later zijn er ook werken gecompileerd die niet teruggaan op de sutra- en de vinaya-literatuur.

Het leven van de historische Boeddha Daar het boeddhisme het principe van de wedergeboorte kent, gaat het leven van de historische Boeddha tot ver voor zijn laatste geboorte terug. In zijn laatste leven onderscheiden we de volgende stadia: zijn geboorte, zijn leven als een prins, zijn heentreden, zijn zoektocht naar verlichting, zijn eerste volgelingen, en zijn overlijden72. De status van het Boeddha-schap is zo hoog dat het onmogelijk is om die in één leven te bereiken. Men moet in de loop van vele levens een grote hoeveelheid aan karmische verdienste verzamelen. Verder moet men in één van deze levens tegenover een dan levende Boeddha de gelofte afleggen het Boeddha-schap na te streven. Men wordt dan een bodhisattva, ‘een verlichtingswezen’. De dan levende Boeddha moet bovendien met zekerheid stellen dat de bodhisattva de verlichting zal bereiken. Volgens de Boeddha-legende gebeurde de conceptie van de historische Boeddha op een bovennatuurlijke wijze. De Boeddha werd geboren vanuit de Tusita-hemel. Zijn geboorteplaats was het park Lumbini in de buurt van Kapilavastu. Zijn geboorte werd vergezeld van allerlei gunstige voortekens. Men gaf hem als naam Siddhãrtha Gautama. Kort na de geboorte overleed zijn moeder Mãyã. Siddhãrta werd verder opgevoed door zijn tante en stiefmoeder, Mahãprajãpati. Bij zijn geboorte voorspelde een waarzegger dat de prins zou heentreden en ‘de drank van onsterfelijkheid’ zou vinden. De koning wilde de voorspelling afwenden en bood zijn zoon een leven met alle denkbare luxe. Op zestienjarige leeftijd huwde de prins met Yasodharã. Toen de prins 29 jaar geworden was, regelden de goden voor hem de ‘vier ontmoetingen’: achtereenvolgens zag hij een oude man, een zwaar zieke, een lijk en tenslotte een asceet. Getroffen door het leed van de wereld besloot de prins heen te treden en als asceet verder te leven.

72 HEIRMAN (Ann), syllabus Boeddhisme, een wereldreligie, Davidsfonds, Universiteit Vrije Tijd, p. 7.

57 Na een tijdje met enkele asceten te hebben samengeleefd, trok de bodhisattva zich met vijf bedelmonniken terug. Gedurende zes jaar onderwierp hij zich aan een strikt ascetisch leven. Toen hij merkte dat dit hem niet tot de verlichting bracht, gaf hij deze methode op. Hij ging vervolgens zitten onder een vijgenboom en nam het besluit om niet meer van deze plek te wijken alvorens hij de verlichting zou bekomen hebben. Zelfs de god Mãra, de belichaming van het kwade, kon hem niet verdrijven. In opperste concentratie verkreeg de bodhisattva daarop de kennis over zijn voorbije levens, de kennis over geboorte en dood, en de kennis over het einde van onreinheid. Aldus verkreeg hij de verlichting en werd hij Boeddha. Hij had het nirvãna bereikt. De plaats van dit gebeuren was Bodh-Gãya. Een week nadat de Boeddha de verlichting bereikt had, boden twee kooplieden hem voedsel aan. Zij werden de eerste lekenvolgelingen. Op verzoek van de god Brahmã besloot de Boeddha de leer die hij gevonden had te openbaren. Zijn eerste prediking was in het Hertenpark nabij Vãrãnasi (Benares). De eerste toehoorders waren de vijf bedelmonniken die met hem de jaren van ascese hadden doorgemaakt. Ze werden de eerste monniken. Zo ontstond de boeddhistische gemeenschap (samgha). Het aantal monniken nam gestaag toe. Ook personen met minder fraaie bedoelingen traden tot de gemeenschap toe. Hiertoe behoorde Devadatta, die volgens de overlevering getracht heeft een eerste scheuring binnen de gemeenschap te veroorzaken. Op 80-jarige leeftijd overleed de Boeddha. Zijn dood wordt gesitueerd in Kusinagara (het huidige Kasia). Na de verbranding van het lijk werden de relieken verdeeld en in pagodes (stupa’s) bewaard.73

Iconografische voorstelling van een Boeddha74 Om na te gaan hoe het boeddhisme wordt voorgesteld in stripverhalen heeft men toch enig inzicht nodig over de voorstelling van Boeddha. Als men al een verwijzing vindt naar het boeddhisme is het namelijk meestal een Boeddha die wordt afgebeeld. Met andere woorden: hoe kan men een Boeddha herkennen? In mijn perspectief is het niet mogelijk om diep in detail te treden maar ik wil toch meegeven dat er veel verschillende tradities en mogelijkheden zijn om Boeddha voor te stellen in de verschillende landen/regio’s. Als we de lopende discussies even achterwege laten is het mogelijk toch een aantal terugkerende elementen aan te halen.

73 HEIRMAN (Ann), syllabus Boeddhisme, een wereldreligie, Davidsfonds, Universiteit Vrije Tijd, pp. 8-9. 74 SAUNDERS (E. Dale), Mudrã, a study of Symbolic Gestures in Japanese Buddhist Sculpture, New Jersey, University Press, 1960, 296 pp.

58 - Meestal heeft een Boeddha geen juwelen of attributen bij zich. Bij uitzondering zien we een Boeddha met een bedelkom. - Hij heeft een kleed aan, doch één schouder blijft onbedekt. - Meestal zit hij op lotusblaadjes. Dit is zo omdat deze bloemen boven een moeras uitgroeien. Het is dus een soort reinheid boven de onreinheid. Het is ook een bloem die zich snel voortplant. De lotusbloem heeft dus een symbolische waarde om boven het lijden uit te stijgen, dit houdt verband met het uitgroeien boven het lijden. - Meestal zit de man in een meditatiehouding met de handen samengelegd. - Dan zijn er ook nog een aantal kenmerken die men ook vond bij de mensen van hoge afkomst. Hij was namelijk de zoon van een koning. We zien de typische dikke nek, een teken van hun goede voeding. Men droeg er ook oorbellen. De oorbellen zijn dan wel weggelaten bij de Boeddha, maar de grote oorlellen zijn overgebleven. Een derde typische kenmerk is urna. Dit is het rode puntje tussen de wenkbrauwen. Men vond het mooi dat wenkbrauwen doorliepen en het rode puntje werd aangebracht indien de wenkbrauwen niet op een natuurlijke manier doorliepen. - We zien ook de ‘Ushnisha’. Dit is de kruin op het hoofd. Dit is afkomstig van het gebruik om een tulband te dragen. Bijgevolg waste men het haar niet veel en als men dan de tulband uit deed bleef het haar staan.

Kledij van een monnik in India bestaat uit 3 delen namelijk een onderkleed, een kleed met de schouder vrijgelaten en een kleed dat men erover kan dragen bij de bedeltochten.

De leer van Boeddha De boeddhistische heilsleer wordt in twee stromingen onderverdeeld. Er is het ‘kleinere voertuig’ of hinayana en het ‘grotere voertuig’ of mahayana. De vroegste fase, die aansluit bij de historische Boeddha zelf, is deze van het kleinere voertuig. Er is evenwel nooit een boeddhistische groepering geweest die naar zichzelf verwees als hinayana. ‘Hina’ betekent in het Sanskriet ‘inferieur’. De term hinayana is bijgevolg een denigrerende term die gebruikt werd door de aanhangers van het latere ‘mahayana’ of ‘grotere voertuig’. Daar de term hinayana denigrerend overkomt, wordt ook soms van ‘sravakayana’, ‘voertuig van de toehoorder’, gesproken. De term sravaka verwijst naar het ideaal van de filosofie van het kleinere voertuig: de sravaka is de discipel die poogt voor zichzelf de verlossing te bekomen, arhat te worden. Dit is analoog met de historische Boeddha die ook op eigen kracht de verlossing bekomen heeft.

59 Na het overlijden van de historische Boeddha verspreidde de leer zich over een steeds groter geografisch gebied. Deze geografische verspreiding zorgde onvermijdelijk voor verschillende interpretaties van de leefregels en de doctrine. Daarom organiseerde de boeddhistische gemeenschap een aantal synodes die tot doel hadden de juiste interpretatie van de boeddhistische leefregels en doctrine vast te leggen om aldus de eenheid van de gemeenschap te behouden. Indien een synode niet tot een overeenkomst kwam, leidde dit tot een scheuring in de gemeenschap. De verschillende groepen, ook scholen genoemd, bleven dan als gelijkwaardig naast elkaar bestaan en werden door de traditie erkend. Zo ontstond onder meer de sarvastivada-school, één van de belangrijkste scholen van het vroege boeddhisme. Het is deze school die de boeddhistische heilsleer van het kleinere voertuig zijn uiteindelijke vorm gegeven heeft en het is tevens uit die school dat het boeddhisme van het grotere voertuig zich ontwikkeld heeft75. Een andere school is de school van de sthaviravadins of ouderlingen. Zij trokken naar het zuiden van het Indische subcontinent. Ze vormden er de theravada-school, de enige school van het kleinere voertuig die op vandaag nog bestaat (in Sri Lanka, Myanmar, Thailand, Cambodja en Laos).

Het kleinere voertuig De leer van Boeddha gaat ervan uit dat lijden inherent is aan alle leven. Daar de leer van Boeddha ons van het lijden wil verlossen, geeft ze de methode om de cyclus van hergeboorten te doorbreken. Dit kan slechts verwezenlijkt worden in de loop van verschillende levens. Door goede daden (karma) kan men zich in de loop van deze levens reeds van een betere hergeboorte verzekeren. Deze hergeboorten situeren zich zowel in onze wereld als in verschillende daarboven liggende hemelse sferen. Dit impliceert een complexe boeddhistische kosmologie76. De basisprincipes van de leer van de Boeddha kunnen samengevat worden in wat men ‘de vier nobele waarheden77’ noemt. De leer vertrekt van het principe dat alles lijden is. Een mens kan hieraan niet ontsnappen. De mens heeft bovendien ook geen ‘zelf’ dat vrij zou kunnen zijn van alle lijden. Hij is slechts een samenstelling van vijf elementen (aggregaten)78 die

75 HEIRMAN (Ann), syllabus Boeddhisme, een wereldreligie, Davidsfonds, Universiteit Vrije Tijd, p. 10. 76 De wereld wordt opgedeeld in drie sferen ‘De sfeer van zinnelijk begeren’; ‘De sfeer van het vormelijke’; ‘De sfeer van het vormeloze’. 77 Bij het moment van zijn verlichting formuleerde de Boeddha de vier waarheden: ‘De waarheid van het lijden’; ‘De waarheid van de oorzaak van het lijden’; ‘De waarheid van de opheffing van de oorzaak van het lijden’; ‘De waarheid van het pad dat leidt tot de opheffing van de oorzaak van het lijden’. 78 ‘materie’; ‘gewaarwording’; ‘voorstellingen’; ‘vormende krachten’ en ‘bewustzijn’ Deze vijf aggregaten zijn continu aan verandering onderhevig. Ze zijn daarom inherent verbonden met ‘lijden door verandering’. Bijgevolg ontsnapt geen enkel mens (d.i. een combinatie van de vijf aggregaten) aan lijden.

60 continu aan verandering onderhevig zijn. Deze vijf elementen komen samen als gevolg van een oorzakelijk proces. Dit oorzakelijk proces herhaalt zich telkens opnieuw zodat er steeds weer een nieuw bestaan ontstaat.

Het Grotere Voertuig In de ontwikkeling van het boeddhisme zijn zowel een interne evolutie als een beïnvloeding van buitenaf belangrijk geweest. De interne evolutie betreft een steeds grotere accentuering van ontologische problemen. De beïnvloeding van buitenaf betreft invloed van religies van andere culturen, voornamelijk van Grieken, Scythen en Parthen. Deze volkeren leefden aan de noordwestelijke grens van India. De interne evolutie en de beïnvloeding van buitenaf liggen aan de basis van het boeddhisme van het grotere voertuig. In het boeddhisme van het grotere voertuig worden twee richtingen onderscheiden: de wijsgerige en de devotionele richting.

De wijsgerige richting wordt opgedeeld in twee grote stelsels: ‘De leer van het midden’ of de madhymaka, ook de theorie van de leegte genoemd; gaat terug op de Indische filosoof Nãgãrjuna; ‘De leer van yoga’, ook ‘leer van uitsluitend bewustzijn’ of yogãcãra genoemd. In alle richtingen van het grotere voertuig krijgt de figuur van de bodhisattva een vernieuwde rol en neemt hij een centrale plaats in. De devotionele richting79 benadrukt de figuur van de bodhisattva en het altruïstisch ideaal dat ermee gepaard gaat: hij helpt de wereldling. Het boeddhisme van het kleinere voertuig ging ervan uit dat er op één moment slechts één Boeddha en één bodhisattva werkzaam zijn. Het boeddhisme van het grotere voertuig interpreteert dit gegeven als geldig per ‘wereldsysteem’. Daar deze vorm van boeddhisme aanneemt dat er een ontelbaar aantal wereldsystemen zijn, zijn er ook een ontelbaar aantal boeddha’s en bodhisattva’s. Stilaan groeide bij boeddhistische lekenvolgelingen de idee dat men door verering van de vele bodhisattva’s geluk kon afdwingen. Aldus ontstond een devotionele richting binnen de lekenreligie.

Tenslotte zijn er nog de filosofische richtingen waarbij het boeddhisme zich vermengd heeft met inheemse filosofieën.

79 HEIRMAN (Ann), syllabus Boeddhisme, een wereldreligie, Davidsfonds, Universiteit Vrije Tijd, p. 11; 23; 32; pp.42-43.

61 De meest invloedrijke mengvormen zijn: Chan (derde eeuw), Jingtu (vierde eeuw), Tiantai (zesde eeuw), Huayan (zesde eeuw) en tantrisme (zevende eeuw). De eerste vier ontstonden in China, tantrisme ontstond in India, maar werd voornamelijk populair in Tibet en in Mongolië.

De Gemeenschap Monniken Toen de historische boeddha voor het eerst predikte in het Hertenpark in Benares, ontstond meteen ook een gemeenschap of sangha van monniken. In de eerste eeuwen van het boeddhisme ontstond tevens een uitgebreide literatuur die aan de organisatie van de religieuze gemeenschap en van het religieuze leven gewijd is. Voorschriften en procedures die het gemeenschapsleven moeten regelen zijn opgenomen in het boek der discipline of vinaya. De verschillende scholen die in de eerste eeuwen van het boeddhisme ontstonden stelden elk hun eigen vinaya op. Deze zijn in grote mate gelijklopend. De procedure om opgenomen te worden in de boeddhistische gemeenschap maakte gedurende de eerste periode van het boeddhisme een aantal ontwikkelingen door. Twee stappen leiden tot een volwaardig lidmaatschap van de gemeenschap: in een eerste stap treedt men heen en wordt men noviet; in een tweede stap ontvangt men de ordinatie en wordt men monnik. Een noviet moet zich in het bijzonder aan tien voorschriften houden80. De volle ordinatie moet verricht worden middels een juridische procedure. Naast deze juridische procedure houdt de ordinatieceremonie ook heel wat formele handelingen in. Zo wordt de kandidaat onderworpen aan een ondervraging om na te gaan of er geen hinderpalen zijn bij de ordinatie. In hoofdzaak onderzoekt men drie zaken die een ordinatie in de weg staan81. Tijdens de ordinatieceremonie herinnert men de kandidaat aan de voornaamste disciplinaire voorschriften. Hij wordt er verder op gewezen dat hij als monnik een hard leven zal hebben: in principe tooit een monnik zich met kleren uit lompen, leeft hij van bedelvoedsel, woont hij onder een boom en gebruikt hij enkel medicijnen op basis van bedorven zaken. Dit zijn de vier steunpunten of nisraya voor een bestaan als monnik. Het is evenwel toegestaan meer en beter in ontvangst te nemen op voorwaarde dat men er niet zelf om vraagt.

80 Een noviet mag niet doden; hij mag niet stelen; hij mag geen onkuis gedrag hebben; hij mag niet liegen; hij mag geen alcohol drinken; hij mag geen bloemen of parfum dragen; hij mag niet zingen, niet dansen en niet musiceren, en hij mag ook niet naar zang, dans of muziek gaan kijken of luisteren; hij mag geen hoog, breed en groot bed gebruiken; hij mag niet eten op een verkeerd tijdstip, d.w.z. na de middag; hij mag geen goud, zilver of kostbaarheden hebben. 81 (1): zijn er derden (zoals ouders, schuldeisers, de koning) die tegen de ordinatie bezwaar uiten? (2): heeft de kandidaat een misdaad (zoals moord of diefstal) begaan? (3): lijdt de kandidaat aan een ernstige ziekte?

62 De monnikengemeenschap wordt door de monniken zèlf geleid. Het is de voltallige gemeenschap die aan een aantal monniken voor een welbepaalde tijd een leidinggevende functie geeft. Hiërarchie in de gemeenschap berust louter op basis van anciënniteit, gerekend vanaf de datum van de ordinatie.

Nonnen De eerste non was de Boeddha’s stiefmoeder, Mahãprajãpati Gautami. Niet zonder moeite verkreeg ze van de Boeddha de toestemming heen te treden en aldus een nonnengemeenschap82 te initiëren. Hoewel de Boeddha met de oprichting van een nonnengemeenschap instemde, was hij er niet blij mee, en voorspelde hij dat de leer hierdoor slechts half zo lang zou standhouden. Ook legde hij de nonnen een aantal regels op die hun ondergeschikt maken aan de monniken. Deze houding van de Boeddha getuigt essentieel van twee instellingen. Daar hij enerzijds stelt dat vrouwen hetzelfde doel kunnen bereiken als mannen, stelt hij vrouwen en mannen op dezelfde intellectuele hoogte. Dat de nonnen anderzijds ondergeschikt gemaakt worden aan de monniken, moet hoogstwaarschijnlijk beschouwd worden als een antwoord op de realiteit binnen de Indische lekengemeenschap. De regels die de nonnengemeenschap aan de monnikengemeenschap ondergeschikt maken worden de acht fundamentele regels of gurudharma genoemd. Deze acht regels zijn in de verschillende vinaya’s van de verschillende boeddhistische scholen grotendeels gelijklopend. De regels van de dharmaguptaka-school zijn de volgende: - Zelfs indien een non reeds honderd jaar geordineerd zou zijn, moet ze rechtstaan wanneer ze een pas geordineerde monnik ontmoet; ze moet hem eer betuigen en hem een zitplaats aanbieden. - Een non mag een monnik niet verwijten de moraliteit, de juiste inzichten of het correct gedrag veronachtzaamd te hebben. - Een non mag een monnik niet bestraffen, noch hem weren uit ceremonies van de gemeenschap. - Nadat men, als aspirante, gedurende twee jaar de zes regels bestudeerd heeft, moet de ordinatieceremonie in de beide gemeenschappen (eerst in de nonnengemeenschap en dan in de monnikengemeenschap) verricht worden. - Indien een non een samghãvasesa-inbreuk begaan heeft, dan moet ze mãnatva-strafperiode van twee weken ondergaan, zowel in de nonnengemeenschap als in de

82 HEIRMAN (Ann), syllabus Boeddhisme, een wereldreligie, Davidsfonds, Universiteit Vrije Tijd, p. 44-45.

63 monnikengemeenschap. Een samghãvasesa-inbreuk is een inbreuk die leidt tot een tijdelijke uitsluiting uit de gemeenschap. Mãnatva betekent zoveel als een ‘toestand van nederige onderworpenheid’: de gestrafte moet er immers dagelijks de gemeenschap aan herinneren dat ze een fout begaan heeft en dat ze daarvoor gestraft wordt. Tijdens deze periode worden haar veel rechten ontzegd. - Om de twee weken moeten de nonnen de monniken om onderricht verzoeken. - Nonnen mogen het zomerreces niet doorbrengen in een plaats waar er geen monniken zijn. - Aan het einde van het regenseizoen moeten de nonnen de invitatieceremonie ook verrichten in de monnikengemeenschap.

Het kloosterleven Voor haar bestaan is de gemeenschap volledig afhankelijk van de leken. Elke ochtend gaat een monnik (non) naar een dorp of naar een stad om voedsel te bedelen83. Hij (zij) moet zwijgend afwachten of hij (zij) een aalmoes krijgt. In geen geval mag men zelf iemand aanspreken om een aalmoes te verkrijgen. Bovendien moet men tevreden zijn met alles wat men krijgt. De maaltijd wordt na de bedeltocht gebruikt in het klooster zelf. Het is wel toegestaan om in te gaan op de uitnodiging van een weldoener of dãnapati en aldus een maaltijd bij een familie te nuttigen. Bij dergelijke gelegenheden wordt men verondersteld de leer aan leken te verkondigen. Leken kunnen heel wat karmische verdienste verzamelen door giften te doen aan de gemeenschap. In sommige gevallen schenken rijke weldoeners een volledig domein, of laten ze een klooster bouwen. Een klooster is meestal voorzien van cellen voor één of meerdere monniken (nonnen) en van gemeenschappelijke ruimtes. Gemeenschappelijke ruimtes worden gebruikt voor de maaltijd of voor ceremonies. Monniken en nonnen leven in strikt gescheiden kloosters. Religieuzen staan aldus niet in voor hun eigen levensonderhoud. Huishoudelijke taken worden vervuld door dienaars. Monniken en nonnen moeten wel zelf instaan voor hun persoonlijke kledingstukken. Religieuzen worden verondersteld zich het grootste deel van de dag aan studie te wijden.

83 HEIRMAN (Ann), syllabus Boeddhisme, een wereldreligie, Davidsfonds, Universiteit Vrije Tijd, p. 45.

64 Boeddhisme in België Het voorbije jaar was de Dalai Lama, de spirituele leider van het Tibetaanse boeddhisme, voor de vierde maal in ons land. Op 29 mei 2006 opende hij, onder grote belangstelling een nieuwe boeddhistische tempel in Hoei. In de wereld zijn er naar schatting 350 miljoen boeddhisten. In België leven er tussen 30 000 en 50 00084.

84 In: De Standaard 30/05/06, Dalai lama opent tempel in Hoei, Belga

65 Kenmerk Hindoeïsme Boeddhisme Jodendom Christendom Islam

Ontstaan Ca 3500 jaar Ca 2600 jaar Ca 2500 jaar Ca 2000 jaar Ca 1400 jaar geleden uit Indo- geleden als een geleden, in een geleden geleden in Arabië germaanse reformatiebeweging nomadenvolk te Voortgekomen onder opname Godsdienst. binnen het midden van uit het van veel Joodse Sterk gebonden Hindoeïsme. Soemerische, Jodendom, en ook aan de Hindoes Semitische en onder opname Christelijke als volksstam. Egyptische van Griekse elementen. volkeren. ideeën en Romeinse organisatievorm. Stichter Geen echte Siddharta Geen directe Jezus van Mohammed stichter Gautama, de stichter. Wel Nazareth, de Boeddha aartsvaders Christus. (Abraham), Apostelen, Mozes en de waaronder de profeten. invloedrijke Paulus God/Goden Veelgodendom Geen God in de Er is één God: Er is één God, Er is één God: met Brahma als gebruikelijke JHWH in drie Allah (= Dé God). opperwezen en betekenis 'Personen': de Sjiva en Visnu Vader, de Zoon als belangrijkste en de Geest. nevengoden. Christus (de Ook incarnaties Zoon) is de van Goden b.v. incarnatie van Krisna. God op aarde Openbaring Komt van de Net als de Boeddha Via Mozes en Via Mozes, de Op Mohammed Goden en hun dient ieder mens de profeten, profeten, de ingesproken door incarnaties. De voor zich zelf tot neergelegd in evangelisten en de Aartsengel openbaring niet het ware inzicht te de schriften de apostelen tot Gabriël en door afgesloten. komen. ons gekomen en de laatste letterlijk neergelegd in opgetekend. de schriften. Heilige Oudste Basis is de De Thora, de De Joodse De Koran, een schriften geschriften de overlevering (pas Profeten en de Tenach (het serie lofzangen, Veda’s, gevolgd na honderden jaren Geschriften, Oude door Mohammed door de zijn teksten op tezamen de testament) met geredigeerd en in Oepanisjads. schrift gesteld). Tenach (de als aanvulling volgorde gezet. Van veel later Principieel geen Joodse bijbel). de 4 Taal en tekst zijn datum is de heilige tekst of taal. Latere Evangeliën, de heilig en Bhagavad Gita commentaren Handelingen der onveranderlijk. De (epos over Shri zijn gebundeld Apostelen, de Koran is sterk Krishna). Heilige in de Talmoed. Brieven en het geïnspireerd op taal het Sanskriet Boek der de bijbel (oud Openbaring Indogermaans) (tezamen het Nieuwe Testament genoemd).

66 Leer Grondgedachten: Centrale filosofie: Er is één God, Er is één God, Er is één God en (1) Karma: het leven is een schepper van schepper van God en uitwerking daden illusie. Geen hemel en aarde. hemel en aarde. Mohammed is zijn houdt niet op bij Dharma (kasten). De mens wordt God heeft een (laatste) profeet. de dood, op zijn daden liefdeband met De mens is Gods (2) Dharma: Vier waarheden: aangesproken de mens. De knecht en wordt plicht die de (1) Leven is lijden, mens wordt ook op zijn daden mens moet (2) oorzaak lijden is op zijn daden aangesproken. nakomen het begeren, aangesproken. conform zijn (3) Begeren moet plaats in de worden samenleving overwonnen, (kaste), (4) Middel daartoe (3) Samsara: is het 8-voudige kringloop in pad. wedergeboorten. De leer is erg Einddoel is de rekbaar en verlichting en aanpasbaar aan verlossing uit het de rad der omstandigheden. wedergeboorten. Leefregels Sterk bepaald Volg gevoelens van De 10 geboden De 10 geboden Algemeen: het door het algemeen uit Exodus en (zie Jodendom). goede doen (wel Dharma. medeleven met Deuteronomium. Uitbreiding afwijzing alcohol Respecteer de mens, mensheid en Algemeen begrip "naaste’ en kanspelen). De regels van de schepping. Schakel gebod uit uit Leviticus tot 5 zuilen zijn: kaste en volg verlangens uit. Er Leviticus: "Gij niet- (1) reciteren plicht tot gelden geen zult uw naaste volksgenoten. belijdenis liefdadigheid na. beperkingen door liefhebben als Relativering van (2) dagelijks Koester geen het kastenstelsel. uzelf"). de Joodse ritueel gebed verlangens. Er is geen wetten. en (3) verplichte rangorde in de verbreding in de armenbijdrage geboden, alles Bergrede (4) vasten = moet worden (Mattheus). ramadan nageleefd. (5) bedevaart Mekka Richtingen Vaag en talrijk. - Hinayana: Orthodoxe naast - Katholieke- Sji’íten (o.a. Iran), Diverse Goden verlossing voor liberale (RK-, volgelingen van hebben hun weinigen richtingen, van Anglicaans), - neef Ali in eigen groepen - Mahayana: streng Oosters opvolgingskwestie aanhangers. verlossing voor conservatief tot Orthodoxe en en Soennieten velen weggelegd. zeer vrijzinnig. - Protestante (o.a. Saoedi Kent een Kerken Arabië). oerboeddha = God, (Lutherse, Daarnaast sterk Bodhisatvas = Calvinistisch, mystieke richting helpers en Matreia Doperse, Soefi’s (India). = Messias. Vroeger vrijzinnige en en nu veel sekten, andere waar onder Zen- richtingen) Boeddhisme. Organisatie Rond Hinayana kent Losse De RK- en de Geen centraal priesterkaste geen duidelijke organisatie, Orthodoxe leergezag en (Brahmanen) en organisatie (kent geen centraal kerken kennen geen centrale tempels. Geen wel concilies). leergezag. De een centraal organisatie. Wel centraal Mahayana heeft orthodoxe kerkmodel met centraal punt: leergezag. Er is een soort richtingen bisschoppen en Mekka (oriëntatie, wel een kerkstructuur. kennen een paus/patriarch. bedevaart).

67 wereldfederatie Opperrabbinaat De Protestantse Locaal van Hindoes. in Jeruzalem. Kerken hebben grootheden als veelal een plat (Groot)-moefti’s kerkmodel en Ayatollahs. rondom de locale gemeenten Verspreiding Ca 500 miljoen. Ca 300 miljoen. Ca 15 miljoen. Ca 1100 Ca 650 miljoen Sterk gebonden Bepaalde delen In Israel en de miljoen. Voornamelijk aan de Hindoes van India. Verder diaspora. Voor Over de hele Arabische wereld, als volk. Thailand, Sri de Holocaust wereld Noord en Midden Aanhangers Lanka. Vermengd met name veel verspreid. Afrika, Iran, voornamelijk in in Japan. in Duitsland en Relatief weinig Pakistan, Maleisië India. Incidenteel ook Oost Europa. in Oost Azië en Indonesië. Via Via migratie ook buiten deze Meest (uitgezonderd migratie ook in in Zuid Afrika, gebieden. invloedrijke Filippijnen en West-Europa Suriname, groep buiten Zuid-Korea). Nederland. Israël in de USA.

Uit: home.hccnet.nl/am.siebers/reli-inleiding.html

68 1.3. Andere vormen van ‘religie’: De sekten en de nieuwe religieuze bewegingen

De oorspronkelijke betekenis van het woord sekte komt voor in het Nieuwe Testament, zowel in neutrale als in een meer negatieve betekenis85. Het N.T. bevat dus reeds enkele grondtrekken, die het woord ‘sekte’ in de loop van de geschiedenis heeft aangenomen: het gaat om een kleine groep die uit een grotere groep (in casu het Jodendom of het christendom) ontstaat, en die een valse leer aanhangt en zo de innerlijke eenheid van de grotere groep bedreigt. Dat kan dan leiden tot afscheuringen. Wanneer een historicus de twintig-eeuwen-lange geschiedenis van het christendom overziet, dan kan hij t.a.v. het ontstaan van sekten een zekere wetmatigheid bespeuren, een soort kringloop die zich telkens weer herhaalt. Binnen dat proces is iedere sekte een aftakking van een bredere stam. De sekte is als een dochter die zich keert tegen de moeder uit wier schoot ze is voortgekomen. Ondanks haar afweerhouding raakt ze toch nooit helemaal los uit de ban van haar moeder. De sekte gaat ervan uit dat haar moedergodsdienst gedegenereeerd is, dat ze is afgevallen van haar eigenlijke oorsprong en zending.86 De sekte meent dat het verval van de moederkerk zo diepgaand is, dat een herstel van binnenuit niet meer mogelijk is. Het verval moet worden overwonnen door afscheuring en een nieuwe organisatie. Tegenover haar leden beweert de sekte met stelligheid dat alleen zij terug doorstoot naar de zuivere oorsprong van de godsdienst, en dat ze over de middelen beschikt om die ook in de toekomst integraal te behouden. De westerse beschaving is een wereld in crisis: sociale wanverhoudingen, economische crisis, morele en religieuze onzekerheid, onzekerheid aangaande de toekomst, angst voor een wereldcatastrofe gevolgd door een totale vernietiging. Het traditionele evenwicht van gevoelens, opvattingen, mensengroepen en klassen is aan het wankelen geraakt. Deze nieuwe situatie brengt met zich mee, dat sommige wezenlijke behoeften in de publieke sfeer ofwel min of meer taboe zijn (de religieuze behoefte), ofwel in de verdrukking geraken en grotendeels onbevredigd blijven (de behoefte aan gemeenschap en het verlangen naar zekerheid). Iedere mens, maar vooral de jongere, ervaart bewust of onbewust deze crisissfeer. Nu kun je op zo’n toestand zeer verschillend reageren. Sommigen zijn er zich nauwelijks bewust van. Ze leven in een beschermd milieu. Ze genieten nog volop van de voordelen van de consumptiemaatschappij. Anderen engageren zich op politiek of maatschappelijk vlak: extreem links of uiterst rechts of ergens middenin. Nog anderen geraken innerlijk ontredderd

85 DENAUX (Adelbert), Godsdienstsekten in Vlaanderen, Leuven, Davidsfonds, 1982, p. 12-13. 86 LEMESURIER (Peter), Wat is New Age?, Antwerpen, Kosmos, 1990, 253 p.

69 door de hele situatie. Ze zijn onzeker, hopeloos. Ze zien uit naar een radicale oplossing. Ze zoeken steun. De sekten oogsten vooral succes bij dit laatste soort mensen. Ze spelen in op een aantal fundamentele behoeften, die onbevredigd blijven87.

In de volgende pagina’s zou ik een overzicht van de belangrijkste sekten in België willen geven:

1.3.1. Mormonen De officiële naam luidt: Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen.

Ontstaan en geschiedenis De mormonen zijn ervan overtuigd dat hun geloofsgemeenschap de enige is die niet ontstond door een afsplitsing van een reeds bestaande kerk, maar dat ze door God rechtstreeks in het leven geroepen werd. God deed dit door bemiddeling van de jonge Amerikaan Joseph Smith (1805-1844), die Hij tot profeet riep met de opdracht de oerkerk te herstellen.

Leer Mormonen88 geloven dat de Bijbel het Woord van God is, voor zoverre deze nauwkeurig is vertaald, zij geloven ook dat het boek van Mormon het Woord van God is. De leer berust op de grondidee: de hele ontwikkeling van de wereld staat onder de wet van de vooruitgang; alle leven stijgt op naar een grotere volmaaktheid. Dit geldt allereerst voor God. Zijn gestalte is antropomorf: Hij heeft een lichaam van vlees en beenderen, even tastbaar als dat van de mens. God werd Vader, d.w.z. hij verwekte letterlijk met een ‘moeder’ ontelbare geesten. Hij ontwierp voor hen het grote plan van zaligheid, dat hen de weg en de mogelijkheid zou geven om tot een hemelse heerlijkheid op te stijgen. De mens is een geïncarneerde geest, die de eerste fase van vooruitgang reeds doorlopen heeft. Hij ontvangt een stoffelijk lichaam en doorstaat op aarde een proeftijd, waarin hij weer vooruitgang kan maken door met zijn vrije wil tussen goed en kwaad te kiezen. Christus, de ‘oudere broeder van alle mensenkinderen’, gaf de mens het volledige plan voor de vervulling van hun proeftijd op aarde.

87 DENAUX (Adelbert), Godsdienstsekten in Vlaanderen, Leuven, Davidsfonds, 1982, p. 17-19; p. 37; pp. 77- 86. 88 LALLEMAND (Alain), Sekten, in België en Luxemburg, Berchem, EPO, 1994, 259 p.

70 De Vader heeft een lichaam van vlees en beenderen, even tastbaar als dat van een mens; de Zoon eveneens, maar de Heilige Geest heeft geen lichaam van vlees en beenderen, doch is de Persoon van de Geest. De mens heeft de opdracht tot persoonlijke groei en volmaking. Dit kan door de vier ‘wetten van het evangelie’ te volgen: geloof, boete, doop en handoplegging. Typisch voor de mormonenkerk is het feit dat deze fundamentalistische (en voor een buitenstaander simplistisch aandoende) leeropvattingen weet te combineren met een grote interesse voor de cultuur en met een minzame maar hardnekkige missionering. Mormonen hebben altijd een groot belang gehecht aan het onderricht. Hun universiteiten, colleges, godsdienstinstituten zijn talrijk en welvarend.

Cultus De mormoonse kerk heeft iets van een mysteriegodsdienst. Een inwijdingsritus met wassingen en zalvingen, met geheime herkenningstekens, handgrepen, wachtwoorden en sleutels, en wellicht ook een geheime naam. Je kunt alleen gedoopt worden als je acht jaar geworden bent. Dat kan in de gewone mormoonse kerken. Deze doop is heilsnoodzakelijk. Wie tijdens zijn leven niet gedoopt is, hoeft nog niet te wanhopen, want de mormonen kennen ook de doop voor de doden. Het tijdelijke huwelijksverbond is een uitvinding van de mens en berust niet op de wil van God. Het echte huwelijk dat God heeft ingesteld brengt mee, dat man en vrouw aan elkaar verbonden worden voor tijd en eeuwigheid. Verder kennen de mormonen ook het avondmaal. Het wordt geleid door een Aäronische priester en geschiedt met brood en water, aangezien het drinken van wijn volgens Gods gebod niet geoorloofd is. De wijding tot priester geschiedt door handoplegging.

De mormonenkerk kent voor het ogenblik een snelle aangroei. Die is mede te danken aan de tweejarige, voltijdse inzet van duizenden jonge missionarissen in de ‘missiegebieden’.

1.3.2. Zevendedags-adventisten Ontstaan en geschiedenis Adventistische bewegingen89, d.w.z. bewegingen die de spoedige wederkomst van Christus en van het duizendjarig rijk verwachten, komen geregeld in de kerkgeschiedenis voor. In de 19e eeuw kwam de Noordamerikaanse baptist William Miller door persoonlijke schriftstudie tot

89 LALLEMAND (Alain), Sekten, in België en Luxemburg, Berchem, EPO, 1994, 259 p.

71 een adventistische overtuiging. Hij berekende de wederkomst van Christus voor het jaar 1843. Toen deze voorspelling niet uitkwam bekende Miller zijn fout. Verscheidene van zijn aanhangers stelden een nieuwe datum in het vooruitzicht: 22 oktober 1844. Maar ook deze datum stelde teleur, met het gevolg dat Millers adventische beweging uiteenviel in verschillende afsplitsingen. De belangrijkste groep daarvan waren de zevendedags- adventisten.90

Leer Ze leggen een sterke nadruk op de eindtijdverwachting, hoewel ze geen preciese datum noemen. Sinds enkele tijd kent de sekte een zekere toenadering tot de christelijke kerken.

1.3.3. Jehovah’s getuigen of ‘Wachttorengenootschap’ Ontstaan en geschiedenis De stichter van de getuigen van Jehovah is de Amerikaanse zakenman Russell. Temidden een zware geloofscrisis komt hij rond 1870 bij een splinternieuwe groep van de adventisten terecht. Weldra richt hij een eigen kring voor bijbelonderzoek op. Jehovah’s getuigen zijn ervan overtuigd dat zij voor het eerst de bijbel op de juiste wijze begrijpen. In 1879 lanceert Russell het tijdschrift ‘De Wachttoren van Sion’. Deze propaganda-activiteit door middel van drukwerken is een tweede belangrijke karakteristiek van de Jehovah’s getuigen. Russell beweerde dat Jezus in 1874 onzichtbaar op aarde was gekomen om gedurende 40 jaar diegenen te verzamelen die zouden gered worden en ontsnappen aan de ramp van Armageddon. Daarna zou een periode van duizend jaar aanbreken van volmaakt geluk op aarde, onder de leiding van God en Jezus. Toen in 1914 de wereldoorlog uitbrak in plaats van het duizendjarig rijk stelde hij het tijdstip uit.91 In 1881 richtte hij een maatschappij op, het Wachttorengenootschap van Sion. Dit genootschap dat in New York gecentraliseerd is, heeft een hiërarchische struktuur, zeer geschikt voor de efficiënte verkoop van de Wachttoren-publikaties.

90 DENAUX (Adelbert), Godsdienstsekten in Vlaanderen, Leuven, Davidsfonds, 1982, pp. 88-99. 91 WATCH TOWER, Jehovah’s Getuigen – verkondigers van Gods koninkrijk, New York, Watchtower bible and tract society of New York, 1993, 723 p.

72 Russells opvolger, Rutherford, reorganiseert de beweging en verandert de naam in Jehovah’s getuigen. Onder de leiding van zijn opvolger Knorr (1905-1977), krijgt de sekte haar huidige organisatie-struktuur en breidt ze zich over de gehele wereld uit.

Leer De bijbel is theoretisch de enige grondslag van de christelijke leer en praktijk. Hij is letterlijk geïnspireerd en kan geen tegenspraken bevatten. De bijbel vergist zich nooit, zelfs niet aangaande wetenschappelijke of historische vragen, de evolutieleer wordt bijgevolg verworpen. De Jehovah’s getuigen verwerpen de christelijke leer van de H. Drievuldigheid als een duivelse uitvinding van heidense oorsprong. Er is slechts één God. Zijn naam is Jehovah. De H.Geest is Jehovah’s onpersoonlijke kracht. Jezus is de mensgeworden aartsengel Michaël. Hij verkondigt gedurende 3.5 jaar het koninkrijk van Jehovah en sterft aan een paal, waarna hij geestelijk (niet lichamelijk) is opgestaan. Als loon voor zijn prediking en zijn offer schenkt Jehovah hem de onsterfelijkheid. Tot 1914 zit hij aan Gods rechterhand. Op één oktober 1914 wordt Christus aangesteld tot koning van de nieuwe wereld en overwint hij in de hemel de satansmachten. Sindsdien is Hij op aarde onzichtbaar aanwezig. Volgens de getuigen van Jehovah leven we in een beslissende tijd. De voltooiing van de tijden is nabij. De bijbel leert dat de geschiedenis verloopt in 7 dagen van elk 7000 jaar. De laatste duizend jaar hiervan zal Christus zichtbaar op aarde regeren - en de getuigen van Jehovah met hem, - zoals dit voorspeld is in het boek der Openbaringen 20, 1-3. Dit duizendjarige rijk kan niet lang meer uitblijven, aangezien Jezus al in 1874 begon met de verzameling van de getuigen, en aangezien ‘het koninkrijk op het einde der tijden’ al in 1914 onzichtbaar in de hemel werd ingesteld. Men heeft een tijdlang het jaar 1975 als het begin van dit 100-jarige rijk voorgesteld. Naderhand heeft men dit wat afgezwakt en zich niet meer gewaagd aan concrete data92. Een opvallende opvatting van de Jehovah’s getuigen is het verbod om bloed of bloedconserven te eten, om bloedbevattende medicamenten te nemen of om een bloedtransfusie te krijgen. De getuigen van Jehovah verwerpen de oud-christelijke geloofsbelijdenissen als satansprodukten. Ze verwerpen nagenoeg alle christelijke leerstellingen en gebruiken, zoals de kinderdoop, het vormsel, de triniteit, de christologie, de ecclesiologie, de verrijzenis en de viering van kerstmis. De christelijke kerken zijn in hun

92 DENAUX (Adelbert), Godsdienstsekten in Vlaanderen, Leuven, Davidsfonds, 1982, p. 94.

73 ogen werktuigen van de satan.De priesters en theologen zijn verleiders van de mensheid en handlangers van de satan. Bovendien verzetten de getuigen zich tegen iedere vorm van oecumenische samenwerking. Wanneer een christen tot de getuigen van Jehovah toetreedt, moet hij alle bindingen met zijn voormalige godsdienst loslaten en moet hij worden herdoopt.

Cultus De doop is de intrederitus. Deze doop is niet zozeer het zinnebeeld van de vergeving van de zonden, maar veeleer een daad van toewijding aan de dienst van Jehovah’s koninkrijk of aan het doen van Gods wil.Hij geschiedt door onderdompeling, ‘in de naam van Jehovah’. Wanneer de dopeling twijfelt aan de echtheid van zijn toewijding of overgave, kan hij zich een tweede maal laten dopen. Eenmaal per jaar wordt het avondmaal als herdenking van Jezus’ gevierd. Brood en wijn hebben slechts een symbolisch karakter. Het burgerlijk huwelijk wordt als huwelijk erkend. Wel kan daarbij aansluitend een huwelijksplechtigheid in de koninkrijkzaal gehouden worden. Ook de begrafenis is niet aan een bepaald ritueel gebonden.

Organisatie De topleiding berust bij het Wachttorengenootschap93. De lokale gemeente houdt haar bijeenkomsten in de koninkrijkzaal, gewoonlijk driemaal per week. Twee bijeenkomsten bevatten elk twee vergaderingen van ongeveer één uur; De derde geschiedt aan huis van een van de getuigen en wordt besteed aan bijbelstudie. In deze bijeenkomsten worden de getuigen gevormd voor hun voornaamste opdracht: getuigenis afleggen voor de waarheid. Het verplichte quotum van een gewone verkondiger of getuige bedraagt ongeveer 12 uur prediking en verspreiding van 12 tijdschriften per maand.

Geen enkele andere godsdienst, kerk of religieuze beweging eist van haar aanhangers dat zij in feite al hun vrije tijd en energie besteden aan de verkondiging van wat als de enige en absolute waarheid wordt gezien.94 Ook de manier van verkondigen wijkt totaal af van het normale patroon en is mede daardoor in de praktijk zeer effectief. Steden en dorpen, in wijken verdeeld, worden stelselmatig en huis aan huis in de zogenaamde velddienst ‘bewerkt’.

93 Watch-Tower-Bible-and-Tract-Society of W.T.B.T.S., ook genoemd de Nieuwe-Wereld-Maatschappij. Deze bestaat uit vijfhonderd leden, een bestuursraad (12 personen), een driemanschap, waarvan de voornaamste de president is. 94 HOEKSTRA (E.G.), Jehovah’s Getuigen, Kampen, Kok,1997, p. 5

74 Meestal komen groepjes van twee Jehovah’s Getuigen, van wie de ene zeer ervaren is en de ander pas aanhanger van het Wachttoren Genootschap. Het is ons allen bekend dat dit ‘bewerken’ plaatsvindt zowel overdag als ’s avonds, zowel door de week als zondags. Van iedere getuige wordt door de gemeentedienaar een verkondigingskaart bijgehouden zodat een nauwkeurig beeld van de activiteiten van elke gemeente verkregen wordt.

Het aantal getuigen van Jehovah in België wordt momenteel op meer dan 25 000 geraamd.95

1.3.4. Family of love Children of God of Kinderen van God; sinds 1978 Family of Love of Familie van de liefde.

Ontstaan en geschiedenis Stichter is David Berg, geboren in 1919 in de V.S.96 Oorspronkelijk werden ze geassocieerd met de Jezus-people en konden rekenen op een zekere sympathie van sommige kerken. In feite gaat het om een geheel eigen beweging, die reeds in 1970 op harde weerstand stuitte omwille van haar bedenkelijke opvattingen en praktijken.

Leer De Family beschouwt zich als het nieuwe volk van God, dat na de wederkomst met ijzeren staf over de goddelozen zal heersen. In de tussentijd moeten de ‘kinderen van god’ het helse, duivelse, boosaardige, commerciële, zich aan hoererij schuldig makende en afgoden aanbiddende systeem van de gevestigde maatschappij en het verdoemde, gruwelijke systeem dat kerk heet, verlaten. Alleen op die manier zullen zij de enige, absolute en totale, de werkelijke en echte revolutie op de hele wereld zijn.

Beoordeling De Family of Love is een schijnbaar christelijke sekte, door middel waarvan de seksmaniak David Berg een wereldwijde prostitutieorganisatie heeft opgebouwd die hem enorme winsten oplevert.

95http://www.watchtower.org/e/statistics/worldwide_report.htm 96 DENAUX (Adelbert), Godsdienstsekten in Vlaanderen, Leuven, Davidsfonds, 1982, p. 99-102

75 1.3.5. De moon-sekte Vereniging van het Wereld-Christendom; Verenigingskerk; The Holy Spirit Association for the Unification of World Christianity;Unification Church; Unified Family; A.U.C.M.(Association du Christianisme mondial)97.

Ontstaan en geschiedenis Stichter en leider van de Verenigingskerk is San Myung Moon - eigenlijk een verandering van Yong (of draad) Myung Mun, - geboren in februari 1920 in Sangsari, Noordkorea (volgens de moon-legende werd hij geboren op het feest van de Epifanie!). Zijn familie hing het taoïsme aan en bekeerde zich tot een christelijke beweging. Hij beweert op paasmorgen 1936 een verschijning van Jezus te hebben gehad, die hem vroeg zijn niet voltooide zending tot voltooiing te brengen. In 1946 trad hij in een messiaanse sekte ‘Israël-Orde’, waaruit hij heel wat leerstellingen overneemt. Hij begint een prediking, maar wordt gevangengenomen en in een werkkamp geplaatst, waaruit hij in 1950 door de Amerikanen bevrijd wordt. Daar houdt hij een fel anticommunisme van over. Op 15 mei sticht hij de ‘Holy Spirit Association for the Unification of World Christianity’, bijgestaan door de godsdienstfilosofe Dr. Young Oon Kim, tot op heden de grote theologe van de verenigingskerk. Van 1960 af brengt Moon de leer van ‘Gods laatste beschikking van de wederkomst’, waarvan hij in het middelpunt staat: hij is de godsbode van de beginnende eindtijd, de tweede messias. Hij richt ook heel wat internationale en invloedrijke dochterorganisaties op.

Leer Het voornaamste geschrift van de verenigingskerk is de Goddelijke Beginselen, die aan Moon worden toegeschreven en zijn opvatting weergeven. Het is een bizarre mengeling van oosters gedachtengoed en eigenzinnige duiding van gegevens uit de bijbel. Zijn leer bevat twee zwaartepunten: de Godsleer, en een duiding van de bijbelse en de wereldgeschiedenis. God en wereld zijn polair naar elkaar toegekeerd: God is het innerlijke, het subject, en de wereld staat als het uiterlijke, het object tegenover Hem. Tussen beiden staat als de kringloop van ‘geven en nemen’. De geschiedenis van de mensheid wordt in persoonlijke categorieën opgevat. Satan is Gods tegenspeler.

97DENAUX (Adelbert), Godsdienstsekten in Vlaanderen, Leuven, Davidsfonds, 1982, pp104-105

76 Moon daarentegen is als ‘Heer van de Wederkomst’ door jezus uitverkoren om het Rijk Gods op aarde te vestigen en met zijn vierde vrouw het ‘volmaakte huwelijk’ te sluiten en de ‘God- menselijke familie’ te stichten. Zo brengt hij ook de aards-stoffelijke verlossing. Moon en zijn vrouw zijn nu de ‘ware ouders’ van alle leden van de verenigingskerk, die daarom de ‘nieuwe familie’ wordt genoemd. Wanneer jonge gehuwden de sekte binnentreden, worden ze van elkaar gescheiden. Binnen de sekte worden enkel huwelijken op aanwijzing van Moon gesloten. Doel van de verenigingskerk is de oprichting van het Rijk Gods op aarde. Nu heerst satan nog door middel van de communistische staten. In een derde wereldoorlog echter zullen zij - onder aanvoering van de tweede messias Moon - door ‘democratische staten’ overwonnen worden. Zo komt er één universele wereld van broederschap, waarin alle godsdiensten zullen verenigd zijn.

Organisatie Tegenwoordig leven 50 % van de leden zelfstandig in eigen woning of in een gezin, de andere 50 % in de plaatselijke centra, die door een straffe organisatie met de nationale centra verbonden zijn98. Aan het hoofd staan de ‘ouders’ van het centrum, die in naam van Moon een absolute macht uitoefenen. Ongeveer de helft van de leden oefent een beroep uit of studeert, terwijl de andere helft full-time wervers zijn. De werving geschiedt door missionering op straat, het aanbieden van pamfletten en het tijdschrift Nieuwe Tijding of Doorbraak99.

Beoordeling De godsleer is oosters, niet christelijk. De gestalte van satan speelt een centrale rol, zowel in het geloof als in het leven van de moonisten. De persoon van Jezus-Christus verliest zijn betekenis, daar Moon zelf de tweede messias wil zijn en naar zijn zeggen voltooid heeft wat Christus niet heeft bereikt. De verlossingsleer heeft de totale afwijzing van de oude wereld op het oog, het zich-losmaken van familie en beroep, volledige onderschikking aan de ‘nieuwe familie’ waarvan men lid wordt, en een volledige inzet voor de doelstellingen van de gemeenschap100.

98DENAUX (Adelbert), Godsdienstsekten in Vlaanderen, Leuven, Davidsfonds, 1982, pp. 106-107. 99Tijdschriften Nieuwe Tijding en Doorbraak, worden uitgegeven in de Alsembergse Steenweg 209, 1180 Brussel. Het zijn verzorgde tijdschriften, schijnbaar zeer christelijk geïnspireerd (met illustraties van de paus, Mother Theresa, e.d.m.). 100DENAUX (Adelbert), Godsdienstsekten in Vlaanderen, Leuven, Davidsfonds, 1982, p. 107-110.

77 1.3.6. Scientology- Kerk Scientology-Kerk is de meest recente naam van een wereldbeschouwelijke gemeenschap, waarvan de ideologie voordien als ‘Scientology’ en oorspronkelijk als ‘Dianetics’ bekend was.

Ontstaan en geschiedenis De stichter en de leider van de Scientology-Kerk is de Amerikaan Lafayette Ronald (Ron) Hubbard, geboren op 13 maart 1911 in Tilden/Nebraska. In de dertiger jaren was hij een succesvol science fiction-schrijver. In 1950 schrijft hij een bestseller: Dianetics – The Modern Science of Mental Health. Hij ontwerpt er een methode waardoor de mens aan zijn ‘verstand’(mind) de oorspronkelijke mogelijkheden teruggeeft en aldus een superieure denkkracht, vrijheid en geluk verwerft. Een onrechtstreeks gevolg hiervan is dat de persoon in kwestie van sommige complexen en/of ziekten bevrijd wordt; bovendien krijgt hij een intelligentiequotiënt dat boven het gemiddelde uitstijgt en een beter geheugen. Hij verhoudt zich tot gewone, normale individuen zoals het normale individu tot een geesteszieke en behoort aldus tot ‘de meest waardevolle mensen van de wereld’. Op 19 mei 1954 werd de nieuwe wetenschap van de Scientology geregistreerd. Scientology houdt zich bezig met het zijn (being) en ontwikkelt een techniek om het zijn als geestelijk zijn te heroveren. Scientology is een filosofie welke streeft naar de kennis van de oorzaak en de wetten van alles. Ze kan in haar geheel praktisch op het leven worden toegepast.

Leer Hubbard ziet Scientology als een geheel van technieken, die de onsterfelijke menselijke geest ‘Thetan’101 bevrijden uit de afhankelijkheid van de ruimte, tijd en materie (clear maken). Aanvankelijk geschiedt de werving met een ‘communicatiecursus’, waaraan een groot aantal verdere cursussen kunnen aansluiten, die alles bijeen peperduur zijn.

Organisatie en werving De eredienst van de Scientology is publiek. Bestanddelen zijn: credo (vooral gericht op mensenrechten), gebed voor ‘totale vrijheid’, groepsauditing, lezing uit Hubbards werken en preek over bijvoorbeeld de acht dynamieken, de geest, de axioma’s. In plaats van het doopsel komt een ceremonie met naamgeving. Huwelijks- en begrafenisformulieren bevatten allusies

101 De menselijke geest Thetan is in staat tot zielsverhuizing en terugkeer in het lichaam

78 aan de reïncarnatie. De werving geschiedt door persoonlijke werving, door het aanspreken van voorbijgangers op straat, door het aanbieden van kosteloze ‘persoonlijkheidstesten’, advertenties, pamfletten en andere geschriften; hulp bij schooltaken door een hulporganisatie en drugbestrijding door de hulporganisatie Narconon.

Beoordeling Scientology is een recente wereldbeschouwelijke beweging met weinig religieuze en kerkelijke elementen. Ze is eerder een (bedenkelijke) wijsheidsschool dan een echte kerk. Haar autoritaire en militaristische organisatie maakt haar tot een sektetype. De Scientology kan niet beschouwd worden als een christelijke kerk, maar als een techniek van zelfbevrijding, die naderhand de vorm heeft aangenomen van een religie of een sekte.

1.3.7. Hindoeïstische groepen Vijf van de acht meest bekende jeugdreligies zijn afkomstig uit het hindoeïsme, de Indische godsdienst102. Met uitzondering van de Hare-Krishna-beweging103 zijn ze alle geworteld in het tantristische hindoeïsme. De hindoeïstische nieuwe religieuze organisaties treden steeds vaker op door vestiging van ‘alternatieve leefgemeenschappen’, gezondheidsvoedsel-winkels door wervings-festivals in alternatieve trefpunten en boekenwinkels.

1.3.8. Transcendente meditatie De stichter en huidige leider van de Transcendente meditatie(T.M.) is ‘zijne heiligheid Maharishi Mahesh Yogi’, geboren rond 1918 in Indië. Op één januari 1958 sticht hij de ‘Beweging van de spirituele hergeboorte’ of de Spiritual Regeneration Movement, een religieus-spirituele beweging om de techniek van de Transcendente meditatie en haar geestelijke grondslagen over de hele wereld te verspreiden. Leer De Transcendente meditatie is een eenvoudige, neutrale meditatietechniek van tweemaal 20 minuten per dag, waarbij men voortdurend een mantra, d.i; een geheim woord herhaalt, zodat de bewuste geest tot de transcendente ervaring wordt gebracht van het onpersoonlijke, transcendente, absolute ‘Zijn’.De T.M.-techniek bevrijdt de mens van diepgewortelde spanningen, doet de geest uit de ‘normale’ bewustzijnstoestanden (waken, slapen, dromen)

102 DENAUX (Adelbert), Godsdienstsekten in Vlaanderen, Leuven, Davidsfonds, 1982, p. 113-117. 103 LALLEMAND (Alain), Sekten, in België en Luxemburg, Berchem, EPO, 1994, 259 p.

79 transcenderen. Uiteindelijk doel is de relativiteit en begrensdheid te overstijgen, om te bezinken in de onbegrensdheid en de zaligheid van het absolute zijn. Hoewel de T.M.-beweging beweert dat het om een neutrale, niet aan godsdienst gebonden techniek gaat, blijkt wel degelijk dat zij haar wortels heeft in de religieuze traditie van Indië, het tantrisme.

Organisatie en werving In de loop der jaren ontstonden een aantal internationale deelorganisaties van de T.M.- beweging. De werving geschiedt door affiches, advertenties, voorlichtingsbijeenkomsten, soms ook via geneesheren.

Beoordeling Het Gods- en mensbeeld van de Transcendente Meditatie is hindoeïstisch, niet christelijk. De beloofde effecten zijn op de duur twijfelachtig. De wetenschappelijke bewijsvoering is betwistbaar.

1.3.9. Ananda Marga Ananda Marga (A.M.) betekent ‘weg der gelukzaligheid’. Deze beweging werd in 1955 in de staat Bihar (Indië) gesticht door Prabhata Ranjana Sakar, die door zijn aanhangers als de belichaming der gelukzaligheid wordt vereerd. Sedert 1972 is de groep ook actief in Europa104. Deze groep raakte bekend door spectaculaire zelfverbrandingen van enkele aanhangers in 1978/79, alsook door verscheidene terroristische aanslagen waarmee de aanhangers wilden protesteren tegen de arrestatie van hun leider die in India verdacht werd van moord. Leer Alleen het persoonlijke één worden en opgaan in Brahma is de hoogste gelukzaligheid. De weg om Brahma te bereiken is de weg der gelukzaligheid (Ananda Marga). Het doel van de A.M. is het creëren van een maatschappij, waarin geen uitbuiting meer bestaat.

Werving De werving geschiedt door het aanbieden van meditatie- en yoga-cursussen.

104DENAUX (Adelbert), Godsdienstsekten in Vlaanderen, Leuven, Davidsfonds, 1982, pp 118-119

80 1.3.10. Divine Light Mission Ontstaan en geschiedenis De stichter van de Divine Light Mission (D.L.M.), respectievelijk de Divine United Organisation (D.U.O.) is de Indiër Shri Hans Ji Maharaj.

Leer en organisatie De wortels van de leer van D.L.M. liggen in het tantristische hindoeïsme. Ze beweert nadrukkelijk dat iedere mens het ‘goddelijk licht’ in zich draagt. Het erkennen van dit licht leidt uiteindelijk tot vereniging met de godheid. Deze vereniging bereikt men door meditatie en door ‘knowledge’ (kennis) zoals Maharaj Ji dit predikt. Hij is niet enkel de verkondiger, maar ook de enige bemiddelaar van dat heil (geluk, vrede, vreugde). Hij beschouwt zichzelf als de voltooiing van de zending van Boeddha, Jezus en Mohammed.

Werving De werving geschiedt door straatcampagnes, affiches, massabijeenkomsten en ‘fluisterpropaganda’; hier en daar ook ontspanningscursussen, sensivity training en creativiteit.

1.3.11. Internationale Krishna-beweging Ontstaan en geschiedenis De stichter van de Internationale Krishna-beweging was Abhay Charan De (1896-1977), die door zijn aanhangers vereerd wordt als ‘zijne goddelijke waardigheid’. De beweging ontstond in de zestiger jaren en schijnt sinds de dood van haar stichter te stagneren. De beweging is van hindoeïstische inslag105.

Leer Voor de volgelingen van Abhay Charan De is Krishna niet één van de belichamingen van Vishnu maar wel ‘de’ enige, scheppende god. Ze gaan ervan uit dat zij de vierde erkende traditie van het hindoeïsme vertegenwoordigen en dat ze de ‘zuiversten’ zijn, ontdaan van ‘verwarringen’106. De werving geschiedt door het aanbieden van geschriften en platen tegen vrijwillige giften. We herkennen ze in het straatbeeld: hun schedel is bijna volledig kaalgeschoren - op een lok

105 zie hoofdstuk hindoeïsme: 1.2.5. 106 LALLEMAND (Alain), Sekten, in België en Luxemburg, Berchem, EPO, 1994, p. 111.

81 na - ten teken van afstand van alle oppervlakkige beslommmeringen. Met die ene lok zal Krishna ze vastnemen op weg naar de hemel. De vrijgezellen lopen gekleed in saffraangeel, de gehuwden in het wit. Ze leven streng vegetarisch, in gehoorzaamheid en armoede, en in seksuele onthouding.

Beoordeling Er wordt onder valse voorwendsels geld ingezameld107. Men zegt dat het bestemd is voor hongerende kinderen in India, maar in werkelijkheid wordt het gebruikt om de geldhonger van de goeroe te stillen. Met eiwitarm voedsel en psychologische trucs worden de aanhangers beïnvloed. Door het chanten108 komen ze in permanente trance, waardoor ze alle gevoel voor de werkelijkheid verliezen.

107 DENAUX (Adelbert), Godsdienstsekten in Vlaanderen, Leuven, Davidsfonds, 1982, p. 123 108 chanten betekent: het 1728 keer zingen van de zogenaamde mahamantra of aanroeping van de godheid Krishna

82 Hoofdstuk 2: Stripverhalen 2.1 De opbloei van de krantenstrip of de Vlaamse school Omdat lokale geïllustreerde bladen, waarin gedurende korte tijd strips opgenomen werden, één na één verdwenen, bleven uiteindelijk alleen nog de nationale dagbladen over. Het Vlaamse stripverhaal was dus verplicht zijn toevlucht te zoeken in de dag-aan-dag-productie, bij gebrek aan andere verspreidingsmiddelen. Door deze enorme productie legde Vandersteen - samen met De Moor en Sleen - de grondslagen van wat later de ‘Vlaamse School’ werd genoemd.

Na Wereldoorlog II trokken Vlaamse kranten jonge tekenaars aan. Dit schiep een gunstig klimaat voor de opbloei van de Vlaamse strip.109 Deze jongeren kwamen uit de Academies voor Schone Kunsten, vaak na een omweg via de politieke tekening of de illustratie. Zij tekenden stripverhalen voor het grote publiek, waarin zij elementen verwerkten uit de actualiteit, gematigde sociale kritiek leverden en dit alles met personages in een quasi- familiale omgeving. Geïnspireerd door vooroorlogse voorbeelden, pasten zij deze aan aan hun eigen temperament, hun eigen tijd en maakten zij korte metten met de techniek van de onderschriften.

Door avontuur te combineren met humor gaven zij het genre een meer verhalende of narratieve kracht en een groter dynamisme. Dit had tot gevolg dat zij science-fiction of fantastische gebeurtenissen vaak als voorwendsel gebruikten maar toch uitgingen van typische Belgische toestanden. Het is in deze naoorlogse periode110 dat de grote series ontstonden die ik in deze scriptie verder zou willen uitdiepen. Vandersteen, De Moor en Sleen kunnen we rangschikken bij de eerste generatie van de Vlaamse school. Jef Nys, alhoewel hij een tijdgenoot was, moeten we bij de tweede generatie plaatsen daar zijn succes pas in de jaren zestig begon.

Merkwaardig genoeg bestaat er een onderlinge inwisselbaarheid van een groot aantal figuren: bepaalde personages uit verschillende stripreeksen kunnen gemakkelijk elkaars plaats innemen, zonder dat hierdoor het karakter van de verhalen verandert.

109 De LAET (Danny) & VARENDE (Yves), De zevende kunst voorbij: geschiedenis van het beeldverhaal in België, Brussel, Ministerie van Buitenlandse zaken, 1979, pp. 112-123. 110 Na de oorlog werd de markt overspoeld met publicaties voor de jeugd, naast goedkope buitenlandse strips was in deze bladen ook plaats voor Nederlandstalig talent. Ook Vlaamse kranten trokken jonge tekenaars aan. Dit alles schiep een gunstig klimaat voor de opbloei van de Vlaamse strip.

83 De verstrooide professor zou men zonder moeite in een andere reeks kunnen plaatsen: Barabas in de reeks ‘Suske en Wiske’, Kumulus bij Pom, Adhemar in de reeks ‘Nero’, Gobelijn in de reeks ‘Jommeke’. De pseudo-families bestaan uit de kinderen: Suske en Wiske, Petoetje en Petatje en Fanny en Konstantinopel; de vaderfiguur: , Nero en Kiekeboe; de moederfiguur: tante Sidonie, Madam Pheip en Charlotte; de sterke man: en Jan Spier. Men zou kunnen stellen dat Sleen zich heeft laten inspireren door Vandersteen wat de familiale evolutie van de personages betreft (De avonturen van Van Zwam begonnen in 1947). Met Jan Spier daarentegen als voorloper van Jerom. De invloed van Vandersteen op Sleen en omgekeerd is een realiteit, feit is dat deze twee belangrijke Vlaamse stripproducten gedurende een lange periode naast elkaar hebben bestaan111.

Kenschetsend voor de Vlaamse dagbladstrip is ook de typische Vlaamse humor, meer geïnspireerd door de karakters dan door de situaties. Met in de hoofdrol typische personages zoals Lambik en Nero. Het type van de domkop met het gouden hart, lijdend aan verregaande zelfoverschatting, maar steeds tot helpen bereid, met een eerder beperkte kijk op de dingen zonder zich daarom van de buitenwereld volledig af te sluiten, kortom met de kwaliteiten en gebreken van de doorsnee Vlaming.112 Als ware Christusfiguren rijzen zij ten hemel, verrichten dagelijks mirakelen, zij het met behulp van een of andere magische trompet of hoed, en verkondigen de vrede, de liefde en de mening van ‘Jan met de Pet’, die, zoals men beweert, soms dichter bij de waarheid staat dan de opinies van theologen, filosofen en politici. Zij zijn daarom sympathiek en geliefd bij de doorsnee volwassen lezer, de gewone burger, die zich met de personages kan vereenzelvigen. Hun domheid, en visueel duidelijke onhandigheden maken hen ook geliefd bij de kinderen, die blijkbaar een goed uur beleven aan de steeds weerkerende stereotiepe tuimelingen van deze figuren.

Voor de volwassen lezer is er de ongemotiveerde kritiek ten opzichte van bijvoorbeeld ministers, belastingontvangers, oorlogen en andere gevaren, die het goede leven bedreigen. In vele oudere Suske en Wiske-verhalen werd soms scherp stelling genomen tegen het algemeen onheil dat Lambik en zijn vriendenkring kon overkomen. We voelen aan dat Willy Vandersteen, ook al wilde hij geen echt oprechte, gemotiveerde boodschap brengen, heel wat

111 KOUSEMAKER, Wordt vervolgd: stripleksikon der Lage Landen, Utrecht/Antwerpen, Het spectrum, 1979, p. 79. 112 DE LAET (Danny) & VARENDE (Yves), De zevende kunst voorbij: geschiedenis van het beeldverhaal in België, Brussel, Ministerie van Buitenlandse zaken, 1979, p. 117.

84 van zichzelf en spontaan wat dieper gewortelde opvattingen heeft verwerkt. Zijn kritiek op bepaalde minderheidsgroepen was zeer in overeenstemming met de conformistische publieke opinie. De opinies van de eenvoudige man verdragen geen gemotiveerde actuele of bijvoorbeeld geïdealiseerde maatschappijkritiek, die veeleer beantwoordt aan de opvattingen van intellectualistische minderheidsgroepen en dus over het algemeen genomen ‘commercieel onverantwoord’ zijn113. Het is echter een algemeen kenmerk van de strip dat hij zeer door censuur en autocensuur aan banden wordt gelegd. De volkse geaardheid en opvattingen, die natuurlijk ook een ambigu karakter kunnen vertonen, waren echter inherent verbonden met de Vlaamse stripfiguren en niet het gevolg van de vervlakkende invloeden van buitenaf.

‘Jan met de Pet’ verdraagt natuurlijk wel een zeker gerechtvaardigd geweld, zoals dat van Christus toen hij de kooplieden uit de tempel verdreef. De gevolgen van het door de helden gebruikte geweld worden echter steeds geminimaliseerd, door gebruik te maken van ‘geweld- humor’, waarbij nooit blijvend letsel aan de tegenstander wordt toegebracht. noemt het ‘ludiek’ geweld.114 Deze ‘geweld-humor’, die uiteraard ook in vele andere strips aanwezig is, komt tegemoet aan de mening van ‘Jan met de Pet’ die bijvoorbeeld in zeer eenvoudige, zeer gemotiveerde uitspraken als “Schiet ze allemaal overhoop”, of nog “Stamp hem onder z’n…” tot uitdrukking kan worden gebracht. In het Vlaamse beeldverhaal heeft de klassieke zwarte stripbom met brandende lont dus toch nog een diepere betekenis, ook al dient hij dan om de opvattingen van de doorsnee striplezer kenbaar te maken.

Een ander kenmerk van de Vlaamse school is de stijl van de tekeningen. De meeste Vlaamse tekenaars houden zich aan de eerder schematische stijl, die hun al decennia lang wordt voorgehouden door Sleen en Vandersteen. Zelfs Robert Merhottein (Merho) met zijn vrij recente stripreeks Kiekeboe blijft helemaal in de oude stijl. Hoe kan het anders want hij leerde het vak bij Vandersteen.

Pom was een volwaardig volgeling van de Vlaamse School, maar vertoonde toch reeds meerdere trekjes die wezen op beïnvloeding door Hergé. In de loop van de tijd was zijn tekenstijl echter verbeterd, zelfs vereenvoudigd tot een doeltreffend en soepel werkend schematisme. Hij riep onweerstaanbaar de herinnering op aan de beste jaren van Sleen en Vandersteen, vooral door zijn gewiekste combinatie van personage- en situatiehumor. In zijn

113 DE LAET (Danny) & DAISNE (J.), Het beeldverhaal in Vlaanderen, Breda, Brabantia Nostra, 1977, p. 82. 114 Persoonlijk archief: interview met Paul Geerts op 21 april 2007.

85 twee helden, Piet Pienter en Bert Bibber, met een lijnrecht tegenover elkaar staand karakter, herkende je de kwaliteiten en gebreken van onze medeburgers en van de auteur zelf. Doordat hij nog volledig vasthield - en met succes - aan een nochtans door en door bekend soort humor, is Pom misschien wel het mooiste voorbeeld geweest van de kwaliteiten en gebreken van de Vlaamse School. Pom was geen ‘kleine meester’, integendeel, hij was een groot auteur en is misschien de enige vertegenwoordiger gebleven van een nu wel enigszins voorbijgestreefd genre, maar door zijn onweerstaanbare tekenstijl vond hij de magie weer van een tijd, die toch wel tot het verleden behoort.

In dit verband is het misschien wel de moeite erop te wijzen dat Robert Merhottein (pseudoniem Merho), die ook wil aanknopen bij de grote verteltraditie van Vandersteen115 ook beïnvloed werd door Pom. De familie Kiekeboe is een humoristische serie die de formule overneemt waarop de roem van de Vlaamse school steunt: de familiale omgeving, het dagelijks verschijnen, humoristisch met avontuurlijke inslag, duidelijk getypeerde karakters…; maar Merho heeft deze formule wel grondig afgestoft, vóór hij ze overnam. Hij maakte, in tegenstelling tot Sleen en Vandersteen, een duidelijke familie met vader, moeder en twee kinderen. Hij durft wat Studio Vandersteen voor het ogenblik niet meer waagt, nl. het frontaal aanpakken van sociale problemen. Zo is de kans groot dat hij een publiek weet aan te trekken, dat de monotonie van de huidige Suske en Wiske-serie grondig beu is. Merho zou de meester dan ook wel eens op zijn eigen gebied kunnen overtreffen. Hij is op dit ogenblik onze beste vertegenwoordiger van een genre, dat zich nog steeds niet gewonnen geeft, wat trouwens duidelijk blijkt uit de verkoopcijfers van deze strips.

Uiteindelijk zou ook Willy Linthout de traditie van de volkse Vlaamse strip verderzetten. Weliswaar zou de reeks Urbanus minder braaf zijn en de humor veel gedurfder maar ook hij neemt Sleen en Vandersteen als grote voorbeeld.

Vermits al de voornoemde elementen in vele strips van eigen bodem aanwezig zijn kunnen we terecht spreken van een karakteristiek Vlaams beeldverhaal. De eigenheid van dit Vlaamse beeldverhaal ligt dus niet zozeer in een stylistische originaliteit, maar in de behandelde thema’s, in het gedrag van de personages en in de algemene sfeer die er rond elk verhaal hangt. Er straalt een bepaalde sfeer en geest uit Vlaamse humoristische beeldverhalen, niet

115 Merho leerde zijn vak bij studio Vandersteen.

86 enkel opgelegd door historische figuren of klassieke Vlaamse literaire producten, maar door de uiting van een kenmerkend levensgevoel, een levensfilosofie en -humor. We zouden kunnen stellen dat Vandersteen deze trend in het Vlaamse beeldverhaal heeft ingezet. Bovendien heeft hij testamentair vastgelegd dat de reeks ‘Suske en Wiske’ in dezelfde geest zou worden verdergezet.

2.2. ‘Suske en Wiske’ 2.2.1. Biografie Willebrord Vandersteen werd op 15 februari 1913 geboren in de Antwerpse volkswijk de Seefhoek116. Zijn moeder, Anna Genard, was huisvrouw en zijn vader, Francis Vandersteen, was ornamenteur - beeldhouwer van beroep. Zijn vader werd in de volksmond ook wel ‘Sus’ genoemd, een naam die we later zullen terugvinden in zijn bekendste stripverhaal.

Tot zijn vijftiende liep Vandersteen school in het Sint-Eligius bij de Broeders van Barmhartigheid. Vanaf zijn veertiende volgde hij ook avondschool in de Antwerpse Academie voor Schone Kunsten. “De broeders namen het me kwalijk dat ik naar de ‘school zonder God’ ging”-aldus Willy in een interview met Joos Florquin- “… maar ik weet toch dat de mensen die het vak kennen, het daar geleerd hebben.”.117 Sinds zijn vijftiende was hij eveneens lid van het Vlaams Verbond van Katholieke Scouts. Tot september 1930 maakte hij deel uit van de Vossenpatrouille bij de 24ste Merksem - St.- Franciscus.118 Zijn tekentalent vertoonde zich hier al: hij illustreerde het patrouilleblad.

Bij het verlaten van de school ging hij werken bij zijn vader als ornamenteur. Toen men na de wereldtentoonstelling van 1930 geen nood meer had aan ornamentmakers kwam hij terecht in de Innovation als decorateur. In dit warenhuis zou hij het idee hebben opgedaan om strips te tekenen. Bij de opdracht een vitrine voor damesmantels te maken kreeg hij een Amerikaans tijdschrift in handen van voor de oorlog. In het artikel ‘Comics in your life’ las hij dat beeldverhalen in verschillende afleveringen verschenen in de kranten. En na enkele maanden verscheen dan het verhaal integraal in album. Voor de oorlog bestond zoiets alleen in Amerika.

116 DURNEZ (Erik), Ik vier het4 elke dag…Willy Vandersteen 65, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1978, s.p. (een vlot leesbaar boek met in het verhaal verweven anekdoten, verwacht geen objectieve opsomming van feiten, maar zonder bibliografie) 117 FLORQUIN (Joos), Willy Vandersteen in Ten huize van… nr 13, Leuven, Davidsfonds, 1977, pp. 96-131. 118 DE SCHUYTENEER (J.), De Eigentijdse samenleving in de Vlaamse school, 2000, onuitgegeven licentiaatscriptie Ugent.

87 In 1942 ging hij in dienst bij de ravitailleringsdiensten in Brussel om vakbladen over vee en vlees te illustreren. Later raakte hij er in de sociale dienst waar zijn werk bestond uit zalen voor het personeel in te richten en te decoreren. Tegen het einde van de oorlog was het leven ontzettend duur en onder invloed van zijn vrouw - waarmee hij in 1938 was gehuwd - ging hij op zoek naar een bijverdienste. Voor het jeugdblad ‘Bravo’ mocht Vandersteen in 1943 verschillende strips publiceren: ‘Tor de holbewoner, Sinbad de zeerover en Lanceloot’. De verhalen van Sinbat werden door de Duitse bezetter verboden, de avonturen van Lanceloot daarentegen werden door hen zeer gewaardeerd. Deze strips bleven lopen tot halfweg 1944119. In 1943 publiceerde Het Volk ‘De avonturen van Piwo het houten paard’. Via een jeugdvriend - scoutsleider, was Vandersteen bij deze krant terechtgekomen. Piwo betekende een leerschool voor Vandersteen en hij besloot na de oorlog zelfstandig tekenaar te worden.

Het toeval is hem blijven helpen: een van de leerlingen in de muzieklessen van zijn schoonvader was Stan Govaerts, die in Deurne een grote drukkerij had. De drukkerij was net aan het onderhandelen met de Uitgeverij Standaard Boekhandel en die zou jeugdboekjes drukken. Het werden vier kinderverhalen van Vandersteens hand. De klassieke elementen waren hierin reeds aanwezig: twee kinderen, avontuur, verbeelding, een tikje humor en een mooie vormgeving. Vandersteen was klaar voor het grotere werk, hij ging er met de uitgever over praten.120 Met de tekeningen die hij in de bunkers tijdens de luchtaanvallen had gemaakt trok hij naar de Standaard Uitgeverij. De twee figuren: Suske en Wiske, bleven nog opgeborgen tot het einde van de oorlog. Op 30 maart 1945, verscheen ‘Rikki en Wiske’ voor de eerste maal in de krant. De uitgever had Suske in Rikki veranderd.121 Het verhaal sloeg meteen aan. Vlaanderen kende tot dan hoofdzakelijk overgewaaide tekenverhalen van Amerikaanse auteurs; de vaak technisch verzorgde comics die hier massaal op de markt werden gegooid. Suske en Wiske beleefden dagelijks een avontuur met situaties die voor het Vlaamse publiek zeer herkenbaar waren. De omgeving was bekend, de figuren spraken Algemeen beschaafd , en in het verhaal wordt een beetje de draak gestoken met de typische

119 DE SCHUYTENEER (J.), De Eigentijdse samenleving in de Vlaamse school, 2000, onuitgegeven licentiaatscriptie Ugent. 120 DURNEZ (Erik), Ik vier het elke dag… Willy Vandersteen 65, Antwerpen, Standaard uitgeverij, 1978, s.p. 121 Vanaf het tweede verhaal wordt Rikki terug vervangen door Wiske.

88 oorlogssituaties. Hiermee zou Vandersteen de grondslag leggen van wat wij vandaag ‘De Vlaamse School’ noemen.122

Vandersteen schreef zijn succes toe aan drie factoren. In de eerste plaats het tijdstip: na de oorlog had men nood aan iets luchtig, iets ontspannend. In de tweede plaats kregen Suske en Wiske een eigen volksaard mee: de humor als zalf in grauwe tijden. Tenslotte kwam er in die periode meer geld in omloop en men had meer vrije tijd. Suske en Wiske heeft ook persgeschiedenis gemaakt. Tussen de Nieuwe Gids en De Standaard ontstond een harde concurrentie en in de strijd om de gunst van het lezerspubliek speelden de beeldverhalen een belangrijke rol. Een tijd lang verschenen strips in beide kranten maar dit werd snel onhoudbaar. Vandersteen kon niet anders dan de knoop doorhakken en hij koos voor ‘De Standaard’. In 1948 neemt het jeugdweekblad Kuifje - de Vlaamse Tintin - Vandersteen onder de arm om de verkoop van de Nederlandstalige versie te doen stijgen. Voor Vandersteen was dit een leerrijke ervaring en het heeft hem over de Franse grens gebracht. Hergé, die de artistieke leiding had van Kuifje, stelde hoge eisen qua vorm en tekenstijl. Zo tekende Vandersteen voor Kuifje acht verhalen. Verder tekende Vandersteen nog voor andere weekbladen zoals: Ons Volk, ‘t Kapoentje, Overal, De Bond en zelfs Kerkelijk Leven. Zelf noemt hij deze periode de ‘storm-en-drang periode’, het dag en nacht werken.

Vandersteen is een geboren verteller, bezield door een onweerstaanbare scheppingsdrang. Het verzinnen van verhalen, uitwerken van nieuwe personages en botvieren van een ongebreidelde fantasie vormen de hoofdbestanddelen van zijn leven. De uiteindelijke tijdrovende ambachtelijke afwerking van zijn scheppingen (het letteren, het inkten, het inkleuren) liet hij vanaf het begin al aan anderen over123. Met het aantal opdrachten nam het aantal medewerkers toe en zo ontstond de Studio Vandersteen124.

122 Zie Hoofdstuk 2 deel 1 123 KOUSEMAKER (Evelien en Kees), Wordt vervolgd: stripleksikon der Lage Landen, Utrecht/Antwerpen, Het spectrum,1979, p. 225. 124 Deze studio ontstond gedeeltelijk om de vraag naar zoveel strips op te vangen en te beantwoorden, gedeeltelijk ook om nieuwe talenten te vormen. Thans meer om vele jongeren werkgelegenheid te geven. Andere hier verder besproken striptekenaars van de Vlaamse school zoals Pom en Merho en Geerts zullen hun carrière ook in deze studio starten.

89 Toen Judi125 ,de bijbelverhalen, niet aansloegen begon Vandersteen in 1951 met Bessy126. Bessy groeide in de jaren zeventig uit tot een serie met een gigantisch succes in Duitsland. Andere succesvolle avonturenreeksen zouden volgen: De Rode Ridder (1959) gebaseerd op de boeken van Leopold Vermeiren, de western Karl May (1962), de vliegtuigstrip Biggles (1965), de Afrika-reeks Safari (1969) en de reeks rond de twee schelmen Robert en Bertrand (1972). Ook nevenpersonages kregen al eens hun eigen serie: De Grappen van Lambik (1954), Jerom (1960), Pats en Tits (1974) en (1986). Vanaf 1985 tot aan zijn dood in 1990 werkte Vandersteen nog voornamelijk aan De Geuzen, een historisch epos rond de vrijheidsstrijd tegen de Spaanse bezetter. Het zal ook de enige reeks zijn die na zijn dood niet mag worden verdergezet.

Vandersteen had een heel eigen verhaaltrant: tekentechniek, verteltalent en een snuifje ‘goede moraal’ werden vermengd. Zijn personages hadden ook een duidelijk omlijnd karakter, met heel menselijke trekjes. In Suske en Wiske ging hij er altijd van uit om het kwade te bestrijden en tevens een glimlach los te weken.

Hij zag de strips als een uitdrukkingsmiddel van onze cultuur. De Vlaamse kleur van de personages was dan ook een vast gegeven. Suske was een Antwerpse roepnaam voor Francis, en Wiske, zo noemde men in Vlaanderen meisjes die Louiza noemden. Sidonia kwam men in de jaren veertig ook nergens anders tegen dan in Antwerpen,…Toen men over de grens wilde gaan kwamen de problemen. De namen werden veranderd, men moest overgaan naar een ABN-versie,… Tegenwoordig spelen heel wat verhalen zich ook in Nederland af, en Suske en Wiske zijn gegroeid van twee Antwerpse kinderen tot kinderen van de Lage Landen.

Van Suske en Wiske werden sinds 1949 ook poppenverhalen gemaakt en in 1955 werd een primitieve reeks filmpjes gedraaid. De reeks blijft bijzonder populair en deze zomer komen Suske en Wiske in het theater met ‘De Schimmige Schurken’ tijdens de Gentse Feesten. In 2008 komt de langverwachte Suske en Wiske-musical ‘De circusbaron’ naar de theaters.

125 FLORQUIN (Joos), Willy Vandersteen in Ten huize van… nr 13, Leuven, Davidsfonds, 1977, p. 101: …”zijn bijbelse verhalen moeten worden ontraden, daar zij fantasie en werkelijkheid te sterk vermengen.” 126 Er liep toen een film in de bioscopen over een hond Lassie

90 Meestal werkte Vandersteen de eerste verhalen van een nieuwe reeks zelf volledig uit. Wanneer zijn interesse in de serie verminderde, begon hij steeds meer werk aan medewerkers over te dragen zodat hij zich kon concentreren op een nieuwe creatie. Zo zorgde Vandersteen, anders dan Hergé, dat zijn werk na zijn dood zou worden voortgezet. Vanaf 1972 nam Paul Geerts geleidelijk de serie Suske en Wiske van zijn leermeester over. Paul spreekt vol ontzag over Vandersteen: “We voelden elkaar goed aan, alhoewel we niet dezelfde mening hadden. Vandersteen, hij wist de fratsen van Lambik zo uit zijn mouw te schudden.”127

Toen Vandersteen in 1990 overleed liet hij een testament na met duidelijke verplichtingen: Suske en Wiske mogen nooit iets te maken hebben met seks, drugs, racisme en geloof.

Paul Geerts werd geboren op 16 mei 1937 in Turnhout.128 Van zijn vader Charles erfde hij de hang naar avontuur en de artistieke zin voor verhoudingen. Zijn diepgelovige moeder Julia gaf hem een katholieke opvoeding. In de tijden van rampspoed - W.O. II - baden ook zij de goden uit de hemel. Elke avond baden ze thuis de rozenkrans, op zondagochtend gingen ze naar de plechtige hoogmis in de kathedraal en ‘s middags naar het lof. Eenmaal in de maand moest Geerts te biecht gaan. Ten huize Geerts stond het vol religieuze beelden, kruisen en plaatjes van paters. Julia geloofde in boodschappen uit de hemel en als ze iets te wensen had, riep ze Sint-Paulus, Sint-Antonius, Sint-Franciscus of de Heilige Moeder Maria aan. Ze was zo devoot dat ze regelmatig op bedevaart ging. Ze leerde haar zoon dat hij anderen moest respecteren. Paul had grote bewondering voor haar maar toch trachtte zij hem niet te veel te verwennen. Hij was getrouwd met Lia in 1959 en heeft twee zonen: Erwin en Sven. Na zijn scheiding in 1987 is hij nooit hertrouwd en hecht hij vooral belang aan vriendschappen.

Op zijn zevende ging hij naar het parochieschooltje Sint-Rochus en hij werd lid van de Chiro, een Christelijke jeugdbeweging. Het volgende schooljaar ging hij naar het Sint- Eligiusinstituut in Antwerpen. Vanaf zijn tiende was hij al een grote fan van de Suske en Wiske-verhalen van Willy Vandersteen. Op 14-jarige leeftijd mocht hij naar de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen. Daar ging een wereld voor hem open. In 1955 kreeg hij de kans om naar de

127 Persoonlijk archief: interview Geerts op 21 april 2007. 128 VAESSEN (Theo), Paul Geerts, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2005, pp. 15-19.

91 schildersklas van de academie te gaan maar zijn vader kon dat niet betalen. Paul nam de beslissing om de academie vaarwel te zeggen. Hij zocht werk maar hij moest eerst nog zijn dienstplicht vervullen en dat was een groot obstakel voor de meeste bedrijven. Daarom besloot hij zijn legerdienst vervroegd te doen. Ook daar bleven zijn tekenkunsten niet onopgemerkt. Nadien kreeg hij vele baantjes maar vaak stopten ze even snel als ze begonnen.

Op 2 januari 1968 nam Vandersteen hem in dienst. In 1971 kwam er voor Geerts een keerpunt in zijn ‘carrière’. Hij kreeg het idee om een jeugdstrip te maken voor het Duitse weekblad Stern. Nog voor zijn strip echter het weekblad bereikte was zijn intentie uitgelekt in de studio. Vandersteen vroeg Paul om de strip te mogen inkijken. Geerts dacht bij zichzelf: ‘nu volgt mijn ontslag’ maar niets was minder waar. In plaats daarvan vroeg hij Paul de succesreeks Suske en Wiske van hem over te nemen. In mijn interview129 merken ik dat Geerts bijzonder fier is dat hij toen ja heeft gezegd. Maar toch mijmert hij nog even door op die gemiste kans. “Stern had in die periode namelijk een oplage van anderhalf miljoen”. “In dat geval”… zegt Geerts, overtuigd maar niet ontevreden, “stonden hier waarschijnlijk twee ferrari’s voor de deur!” In 1972 vroeg Vandersteen aan Paul om een scenario te schrijven voor een nieuw verhaal van Suske en Wiske. Vandersteen was tevreden met het resultaat en hij daagde Paul uit om het verhaal ook zelf te tekenen en te inkten. Zo komt het album ‘de gekke gokker’ op de markt en hiermee neemt Paul definitief de ‘geesteskinderen’ van zijn leermeester over. Op eigen verzoek schrijft Vandersteen in de loop der jaren nog 4 scenario’s voor Suske en Wiske: ‘Het Bretoense broertje’ (nr. 192), ‘De ruige regen’ (nr. 203), ‘De eenzame eenhoorn (nr. 213) en ‘De wervelende waterzak’ (nr. 216)’. Pauls naam verscheen voor de eerste maal op pagina 2 in het album ‘De krachtige krans’ (nr. 218). Dit op uitdrukkelijk aandringen van de toenmalige directeur van de stripafdeling bij Standaard uitgeverij, die vond dat Pauls noeste arbeid mocht beloond worden.

Paul Geerts130 vond het een goed idee om een dankbetuiging aan Vandersteen te brengen door hem in te schrijven voor het Nederlandse programma ‘In de hoofdrol’131 in 1987. Paul had ervoor gezorgd dat familie en vrienden aanwezig waren. Als bewijs van zijn vriendschap

129 Persoonlijk archief: interview Geerts op 21 april 2007. 130 VAESSEN (Theo), Paul Geerts, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2005, pp. 47-54. 131 ik veronderstel dat dit ongeveer de Nederlandse tegenhanger van het Belgische programma ‘Het mooiste moment van …’ is.

92 overhandigde hij Vandersteen het eerste album van ‘De parel in de Lotusbloem’ (nr. 214). Dit album werd nooit in de krant gepubliceerd.

Voor Geerts was 28 augustus 1990 - het overlijden van Willy Vandersteen - een zeer donkere dag. Het duurde een tijdje vooraleer hij besefte dat hij nu verantwoordelijk was voor de gang van zaken in de studio. Hij was op de hoogte van het geestelijke testament van Vandersteen, wist hoe het verder moest met Suske en Wiske en werd de spil van de studio. Lang voor zijn dood had Vandersteen in 14 geschreven A4-tjes laten vastleggen dat zijn opvolger nooit onderwerpen als seks, drugs, geloof en racisme mocht aansnijden. Bovendien mogen Sidonia en Lambik nooit met elkaar trouwen en moeten ze even jong blijven. Als de notaris dit testament voorlas stond er voor Geerts niets nieuws in: “wie 23 jaar met Vandersteen heeft samengewerkt, wist dat allemaal wel.” In 1992 begon Geerts aan het scenario van ‘De 7 Schaken’ dat na ‘De parel in de Lotusbloem’ en ‘De rinoramp’132, in album moest verschijnen als een hommage aan 50 jaar Suske en Wiske. In dit verhaal liet Paul de helden van Vandersteen, Vandersteens jeugd meebeleven in een collectieve droom. Het verhaal speelt zich af in het Antwerpen van de jaren ’20, in de wijk De Seefhoek waar Vandersteen opgroeide. Lambik, Suske, Wiske zijn twaalf jaar en Jerom is elf jaar. Ook is nog jong en ze zitten allemaal op dezelfde school en in dezelfde klas. Geerts komt in het verhaal ook voor als gemaskerde, die pas aan het einde zijn gezicht laat zien. De avonturen die de zeven schaken beleven, zijn gebaseerd op de verhalen die Vandersteen destijds aan Geerts heeft verteld. Het was tevens een initiatief van Geerts om een museum op te richten ter nagedachtenis van zijn leermeester in de villa van Vandersteen. Paul is een man die houdt van reizen en deze ook verwerkt heeft in zijn stripverhalen. Bij zijn herstel van een hersentumor - die hij ontdekte in 1993 - ziet hij plots zijn vader die drie jaar eerder overleed voor zich staan. Sinds die dag gelooft hij meer dan ooit in het leven na de dood. In het album ‘robotkop’ laat hij Lambik de operatie beleven in Piacenza zoals hij die zelf onderging. Pauls opvolger zou aangewezen worden door de erfgenamen Vandersteen en in samenspraak met de Standaard Uitgeverij. Hij kon enkel zijn medewerkers opleiden voor het werk dat zij eventueel zouden moeten doen. Zijn laatste album werd Lilli natal (n° 267).

132 De rinoramp werd geschreven na een reis naar Tanzania, op vraag van prins Bernhard. De strip was bedoeld om de met uitroeiing bedreigde zwarte neushoorn te helpen.

93 Toen Geerts in 2002 de studio definitief verliet, nam Mark Verhaegen de leiding over.

Mark Verhaegen werd geboren op 5 april 1957 te Mortsel133. Als kind tekende hij heel graag. Hij volgde als tiener een naschoolse tekenopleiding in Kontich. In de jaren zeventig volgde hij een grafische opleiding aan het Sint-Lucasinstituut, een school voor plastische kunsten, foto-film en architectuur te Brussel. Tijdens die studie tekende Mark diverse halfautobiografische strips. Een voorbeeld hiervan is Cycloman, een ironische strip over een wielerfanaat, die hij ontwierp in 1977. Later zou hij de strip verder afmaken, eerst voor het stripmaandblad Spetters in 1981 en 1982 en nadien voor de krant De Morgen in 1983. In 1989 treedt Verhaegen toe tot studio Vandersteen en levert sedertdien een belangrijke bijdrage aan het uitwerken, inkten en soms verzinnen van avonturen. Hoewel hij reeds vanaf ‘De krakende Carcas’(nr. 235) de scepter zwaait over zowel scenario als tekenwerk, wordt hij pas in april 2001 officieel voorgesteld als hoofdtekenaar van Suske en Wiske. Geerts merkte wel dat Verhaegen de dingen anders aanpakte. Maar hij stelde zichzelf de vraag: “wie ben ik om een idee van een ander niet juist te vinden?” Paul vond een kleine moraal, een mooie spreuk in het verhaal leuk. “Dat is typisch het handelsmerk van Vandersteen: de lezers een boodschap meegeven.” Op 25 februari 2005 werd Marc Verhaegen abrupt ontslagen omdat hij zogezegd niet in team zou kunnen werken. Verhaegen zelf134 meent dat het hem niet in dank werd afgenomen dat hij de strip meer sociale inhoud wilde geven. De Kaapse kaalkoppen paste niet in het stramien, zei men. “Dat begrijp ik niet, want hoe kan je ertegen zijn dat apartheid afgestraft wordt?”, aldus Verhaegen. Het verhaal van een joods meisje dat vergast wordt in Auschwitz werd gewoon geweigerd.

Verhaegen is inmiddels zelf aan een nieuwe stripreeks begonnen: Senne en Sanne. Tot hiertoe verschenen: Rebecca R. en Cordoba. Verhaegens verhalen hebben een sterke pedagogische waarde. Willy Vandersteen verwerkte zelf ook wel eens maatschappijkritiek in zijn strips maar dat was altijd op een luchtige toon. Verhaegen wil zijn boodschap echter bij de lezer in rammen.135 In Cordoba wil Mark een nog actueler probleem aankaarten, namelijk het

133 www.stripnet.be 134 VANTYGHEM (Peter), Sociaal engagement niet welkom bij Sus en Wis?, De Standaard, 26 februari 2005. 135 VAN SOEST (Hans), Senne & Sanne 1: Rebecca R., Zozolala, nummer 146, februari/maart 2006, s.p.

94 verkeerde beeld dat de westerse wereld over de islam heeft. Hierin probeert Verhaegen ons duidelijk te maken waarom moslims niet blij zijn met het afbeelden van figuren uit de koran. De titel verwijst naar de Spaanse stad Cordoba, waar christenen, moslims en joden het tijdens de middeleeuwen prima met elkaar konden vinden.136 Na de commotie rond de moslimcartoons roept hij hiermee op tot meer verdraagzaamheid tussen de religies. Zijn strips zijn bestemd voor tieners.

Het team dat aan Suske en Wiske is blijven verder werken na het ontslag van Mark Verhaegen bestaat uit: Peter van Gucht en Luc Morjaeu. Sinds februari 2005 is Peter van Gucht leider van het scenarioteam. Hij werkte toen pas twee jaar bij de studio. Van Gucht, geboren in 1963, studeerde animatiefilm en toneel. Daarna werkte hij voor de radio en sinds het begin van de jaren negentig als scenarist voor onder andere de televisie, als stemacteur voor diverse tekenfilms, als theateracteur en als illustrator en cartoonist onder het pseudoniem Pug. Hij maakte onder andere met Luc Morjaeu de strip ‘Rafke de raaf’ en voor Marc Legendre schreef hij mee aan ‘Biebel’. Het eerste Suske en Wiske-album van zijn hand is ‘De flierende fluiter’. Sinds ‘Het slapende goud’ is hij eindverantwoordelijke.

Het eerste Suske en Wiske-album waar Luc Morjaeu –geboren in 1960- aan meetekende was ‘Het mopperende masker’ (opgenomen in ‘De blikken blutser’). Sinds ‘Het slapende goud’ staat hij samen met Van Gucht aan het hoofd van het teken- en schrijfteam, waarin onder andere ook Dirk Stallaert, Erik Meynen en Eric de Rop zitten. Voordien diende Morjaeu diverse broodheren. Hij studeerde aan de grafische academie alvorens hij begin jaren tachtig met Dirk Michiels de stripstudio Mormic oprichtte, waar hij onder andere Bomans ‘Erik’, of het klein insectenboek verstripte en Disney-werk maakte. Na zijn Mormic-tijd maakte hij ondermeer ‘Biep en Zwiep’ en werkte hij voor Studio 100 (bekend van Samson en Gert, K3 en Kabouter Plop) waar hij meehielp de tekenstudio op te richten. In 2000 werd hij een van de drie vaste medewerkers van Jef Nys.

Zij zijn vastbesloten de reeks over te nemen vanuit het originele concept van Vandersteen: “Peter en ik proberen er wel weer wat meer Vlaams in te steken. Een spannend verhaal in combinatie met leuke grappen is universeel genoeg voor Belgen én Nederlanders.”

136 SCHOETENS (Marc), Striphelden Senne en Sanne roepen op tot verdraagzaamheid, De Morgen, 4 oktober 2006.

95 Morjaeu wil de tekeningen wat meer laten klinken en botsen. Het mag allemaal wat zotter. Kortom zij willen verhalen maken die door jong en oud gesmaakt kunnen worden. Dat betekent een vlot leesbaar verhaal met op de achtergrond hier en daar een knipoog naar de volwassen wereld137.

2.2.2. Verwijzingen naar religie in de reeks Vooraleer ik deze reeks bespreek wil ik eerst nog even een onderzoek aanhalen waaruit blijkt dat ,sinds het verschijnen van de Franse rode reeks, er enige aanpassingen gebeurd zijn in de albums. Bij onderzoek naar de katholieke symbolen138 in Suske en Wiske viel het op dat vanaf de jaren ’70 katholieke aspecten van sommige Suskes en Wiskes weggewist werden, ook in de Nederlandse versie. Ik geef hier maar enkele voorbeelden: in de heruitgave van ‘de straatridder’ werd een typische straathoek met een Mariabeeld hertekend139, zodat er slechts een vaag gedenkteken overblijft, met als enige aanduiding 1670. In het ‘zingende nijlpaard’ laat Sidonie een kaars branden voor Sint – Antonius140, de heilige die in Vlaanderen traditioneel aanroepen wordt bij ‘verloren zaken’. Deze plaat werd vervangen door een plaat met de wenende Sidonie. Ze vroegen zich af of dit te maken had met de herkenbaarheid voor niet – Vlaamse lezers of met het sterke katholieke karakter. De hypothese was dat men Katholieke symbolen niet alleen tekstueel verwijderde - eenmaal de Vlaamse en Franse reeks gelijkliepen - maar dat ze ook weggetekend werden. Maar in ‘de bokkenrijders’ - waar de plot onder meer draait om de bekering van Thys141, bij het zien van een Mariabeeldje – werd niet ingegrepen. Misschien omdat het beeldje meer is dan een decorstuk en essentieel is voor het verhaal. De onderzoekers weten niet of dit gevolgen had voor de verkoop van het verhaal maar zeker is dat Suske en Wiske vanaf de jaren ’70 een stuk onzijdiger werden en dat zulke details niet meer werden opgenomen in nieuwe verhalen.

137 VAN SOEST (Hans), Voor den Belg en voor den Ollaander, Zozolala, nummer 150, oktober/november 2006, s.p. 138 Opmerkelijke verschillen, Brabant Strip Magazine, 2000 (6), pp. 9-12. 139 Album 83, plaat 41. 140 Album 12 (131), plaat 35. 141 Album 26 (136).

96 67. (nr 1 ,1947) Op het eiland Amoras, 1981142 Dit is het eerste originele stripverhaal van Suske en Wiske. In dit stripverhaal komt niet veel religie voor. De kathedraal van Antwerpen komt enkele keren in beeld, maar dit wordt alleen gebruikt om te verwijzen naar Antwerpen. Verder komt er een zwarte kat voor (bijgeloof) en de god van de zee Posseidon. Men eindigt in schoonheid met deze woorden ‘… en allen leven gelukkig in vrede!’. 68. De poenschepper, 1967143 De strijd tussen de engel Fantamoer en de twee duivels Mazoetan en Belzabel staan centraal in dit verhaal. Lambik heeft een contract getekend waardoor hij zijn ziel kwijt is. Om Lambik te bekeren vliegen engeltjes rond om pijlen in zijn hart te schieten, die er voor zorgen dat Lambik weer de goedheid zelve wordt. Op het einde van het verhaal offert een zwerver zich op om de ziel van Lambik te redden. In dit verhaal merken we enkele religieuze uitdrukkingen op: de uitdrukking Hemel!, God zal het u lonen, mijnheer!, zwarte ogen krijgen als een duiveltje, Spreek me niet meer van duivels! en uw hart offeren. Soms komt de moraal naar boven. In het verhaal staan reclameborden aan de kant van weg met spreuken Doe goed aan allen!. De mensen komen tot inkeer en hebben berouw. 69. (nr 52, 1964): De nerveuse Nerviërs, 1967 Suske gelooft niet dat Wiske verdachte bewegingen heeft gezien in een grot en speelt daarom voor waarzegster. In de grot zitten kwade dorpsgeesten die 1500 jaar geleden door een druïde zijn opgesloten. Om de geesten te kunnen overwinnen wordt Jerom naar de Oude Belgen geflitst, waar hij als druïde wordt aangesteld. Jerom wordt in slaap gebracht door de bosgeesten en terug gewekt door een toverformule. De goden die de Oude Belgen aanbaden komen ook in dit verhaal voor: Thor en Wodan. In dit verhaal zit ook moraal: kinderen moeten gehoorzamen, de familie is de basis van de samenleving, onze kinderen zijn de grootste rijkdom en laten we in vrede praten. De les die we leren in dit verhaal is dat de familie het belangrijkste in ons leven is. Andere elementen: In hemelsnaam en Kun je mij vergeven?. 70. (nr 31, 1956): De spokenjagers, 1967 In het begin van het verhaal vertelt Wiske over ‘Caritas Catholica’, een beweging met een christelijke visie op mens en maatschappij.

142 Tussen haakjes wordt het nummer en het jaartal van de oorspronkelijke uitgave weergegeven. 143 Idem. Indien er geen verwijzing tussen haakjes aanwezig is, wijst dit er op dat het niet om een heruitgegeven album gaat.

97 Dit verhaal gaat over spookjes die de barones pesten omdat ze vroeger veel kwaad heeft gesproken. Ze noemen zichzelf kwelduivels of aanbeden judassen. Lambik vertelt over naastenliefde, hij zegt het onze vader (p 47) op en wordt voorgesteld als een engel. De moraal van dit verhaal is ‘Waar vergiffenis geschonken wordt, wijkt het kwaad!’. Daarnaast komen de volgende religieuze uitdrukkingen voor: Hemel!, Lieve hemel!, het duivelsgenoegen, doodjudassen, akte van berouw en Vergiffenis! Genade! Ik zal mijn leven beteren!. 71. Wattman, 1967 In dit verhaal vinden we enkel moraal terug. En als men van iets schrikt (bijvoorbeeld op pagina 8) dan roept men: ‘hemel’. Zo zijn enkele motto’s van Wattman: een mensenleven moet gered worden, eerst familie en dan de passie voor voertuigen en Men mag niets houden dat niet van hem is. Suske en Wiske redden ook het leven van de boeven. Omdat ze hun leven gered hebben tonen de dieven berouw en ze zeggen dat ze hun leven zullen beteren. 72. (nr 57, 1966): Jeromba de Griek, 1967 Een deel van het verhaal speelt zich af in Turkije. De Aya Sofia144 wordt verschillende malen vermeld en ook voorgesteld. In dit verhaal staat de haat tussen de Grieken en de Turken centraal. De haat komt voort uit de geschiedenis van beide volkeren. Daarnaast is de cultuur van de Grieken gebaseerd op het Grieks-orthodoxe geloof en de Turkse cultuur op het geloof in Mohammed. Een oude man vertelt: ‘Ik ben Stantijn een stokoude ende versleten kruisvaarder!’. Na dit verhaal wordt de man woedend en roept hij: ‘Godfried van Vleesnat ende Bouillon! Achteruit, heidenen! Mijn roestig ende bot zwaard zal je ongedoopt kaal hoofd teisteren!’. Andere verwijzingen naar religie zijn: katholiek, kaartenlegsters, Wees allen broeders en eeuwige rust.

144 Of Hagia Sophia. In de 15e eeuw werd het een moskee. Momenteel is het een seculier gebouw waar een museum in gevestigd is.

98 73. (nr 53, 1964): Het zoemende ei, 1967 Professor Barabas ontvangt een bericht uit de ruimte. Het bericht meldt dat ergens ter wereld een groot ei is neergedaald. Dit ei is neergekomen in Brazilië namelijk in Rio de Janeiro. We zien een groot beeld van Jezus. Lambik is tamelijk grof t.o.v. de plaatselijke bevolking. Lambik zegt tegen een indiaan: ‘He, onderontwikkelde, heb jij geen boten zien voorbij varen!’. Onze vrienden komen in contact met een indianenstam en Lambik vraagt de indianentovenaar om raad. Uit het ei komt een elektronische scheidsrechter die alle geschillen tussen de volkeren van de aarde wil bijleggen. In dit verhaal krijgen we een mooie vergelijking met de bijbel. Lambik zegt over een slang: ‘Een slang! Smerig beest! Ik zal je de streek die je ons in het Aards Paradijs hebt gelapt betaald zetten. Kijk!’. Andere religieuze verwijzingen zijn dank de hemel en Hemel!. 74. (nr 54, 1965): De koddige kater, 1967 Alle verwijzingen naar het geloof hebben iets te maken met de hemel: Hemel!, Hemeltje!, Lieve hemel!, Grote hemel! en kattenhemel. Een man die bekeerd is en terug een warm hart heeft, beeldt de auteur uit met een aureooltje boven het hoofd. 75. Het mini mierennest, 1967 Dit verhaal is voor een deel gebaseerd op het bijbelse verhaal namelijk De ark van Noach. Kapitein Kwovadis145 bouwde een moderne Ark van Noach146 om het menselijke ras te laten overleven, want de aarde zal vergaan door vuur. Daarom kidnapt deze rare kapitein mensen van de verschillende rassen. Suske en Wiske willen deze mensen redden van deze gekke man. In dit album komen hier en daar godsdienstkundige uitdrukkingen voor: Hemel!, Lees de gebeden der stervenden!, Bij Allah!, Vaarwel!, Nooit bijgelovig zijn..., mediteren bij heilige koeien (een Indiër) en onze heren der schepping. 76. (nr 27, 1955): De ijzeren Schelvis, 1967 Dit verhaal gaat over de zoektocht naar de parels van het geluk. Ook enkele oplichters zijn op zoek naar de geluksparels en daarbij zegt een oplichter: ‘Mijn beste Feters, wij hebben al veel geld verdiend, maar…als we GELUK per gewicht kunnen verkopen, zullen fabelachtige sommen geboden worden!’. De moraal van het verhaal is dat het geluk geen geschenk van het lot is, maar een gevolg van wijsheid. De parels geven deze wijsheid: Men vindt het geluk niet door het zoeken doch door het geven. Wiske zegt daarbij: ‘Ik weet nu dat het geluk verworven wordt door anderen

145 ‘Kwovadis’ verwijst naar ‘Quo Vadis’, een boek dat handelt over de opkomst en de vervolging van de eerste Christenen 146 Ark van Noach: Genesis 6, 5-22.

99 gelukkig te maken’. In dit verhaal vinden we geen duidelijke lijn in de religieuze verwijzingen. We vinden ook de volgende uitdrukkingen: Hemel!, In hemelsnaam, Lieve hemel!, De hemel zij dank!, doodskist en Ik vraag vergiffenis. 77. (nr 56, 1965): De apekermis, 1967 Onze vrienden beletten in dit verhaal dat de wereld wordt geregeerd door apen. In dit verhaal zitten bijna geen godsdienstige elementen. Ik heb één spreuk opgemerkt en enkele religieuze verwijzingen: Voel me als een duiveltje in een doosje!, Lieve hemel!, Mijn God!, in hemelsnaam en graf. 78. (nr 58, 1966): De Dulle Griet, 1967 Wiske vertelt het verhaal over de Dulle Griet. De Dulle Griet is een schilderij van Pieter Breughel de Oude en deze dame staat bekend om haar strooptochten in de hel. Professor Barabas wil de oorlogswaanzin stoppen. Schannulleke treedt hem bij: ‘Omdat we ons erover zullen schamen dat wij beschaafde mensen in de twintigste eeuw niets verder stonden dan holbewoners! Omdat we onze geschillen beslechten als hersenloze dieren! Omdat we de hongerigen moesten bedelen en miljarden besteedden aan materiaal om elkaar uit te moorden!’. Jerom zegt: ‘Ben tegen geweld…Eventjes vergeten! Met ruw geweld de vrede doen heersen!’. De moraal van het verhaal is De onschuld is alles wat we nodig hebben om ze te verliezen!. Verder komen deze vergelijkingen voor Hemel!, magere Hein, spreekwoordelijke gastvrijheid, heksenketel, iemand iets vergeven, In hemelsnaam!, Sint-Helena en geestelijken die voor ons leven prediken . 79. De zeven snaren, 1968 Dit verhaal gaat over heksen en hun geschiedenis. Antanneke is een heks die 200 jaar geleden werd veroordeeld tot sterven in een vergeetput, maar ze sprak een toverspreuk uit om te kunnen ontsnappen. Ze vergiste zich en viel voor een paar honderd jaar in slaap. Ze werd gewekt door een bliksemstraal en gaat nu de wereld plagen. Dit wil ze doen door de zeven werken van barmhartigheid147 te vernietigen. De zeven werken van barmhartigheid zijn voorgesteld in een harp met 7 snaren. Dit wordt mooi getoond op pagina 14 van dit verhaal. Op het einde van het verhaal heeft de heks berouw en voert zelf de zeven werken uit.

147 Men heeft 7 werken van lichamelijke barmhartigheid namelijk: ‘de hongerige spijzen, de dorstige laven, de naakten kleden, vreemdelingen herbergen, zieken bezoeken, gevangenen verlossen en doden begraven. Daarnaast hebben we ook de 7 geestelijke werken van barmhartigheid namelijk: onwetenden onderrichten, twijfelaars raad geven, bedroefden troosten, zondaars vermannen, lastigen verdragen, beledigingen vergeven en bidden voor goeden en kwaden. Zie: Rom 12, 9-11 en Eph. 14,17-24.

100 Er zijn veel verwijzingen naar de heksen: ze vliegt op een bezem, ze kan toveren, heeft een zwarte kat, heksensabbat, heksenvervolgingen. Op het einde van het verhaal somt de auteur nog enkele organisaties op die de barmhartigheid beoefenen: Bouworde en bond zonder naam. Daarnaast komen ook uitdrukkingen voor als Hemel!, judassen, geestelijken, hel, vaarwel, kerkhof, huwelijk en barmhartigheid. 80. (nr 30, 1956): De brullende berg, 1968 Dit verhaal speelt zich af in de bergen van Tibet. Onze vrienden landen niet ver van een boeddhistische kluizenaar. “ op de berg is alles mogelijk.Er schuilen goede en kwade geesten” De bergreus, Bhébhé wil de berg Montladsu met alle nodig confort inrichten.De bergbokken terroriseren de dalbewoners.Door behulp van een zonnespiegel willen de bergbokken en Bhébhé Montladsu vruchtbaar maken. Bij nader toezien willen de bergbokken alleen het dal in vuur en vlam zetten. Bhébhé ziet het kwaad tijdig in en er wordt voor een oplossing gezorgd. Verder geen religieuze elementen. 81. (nr 25, 1954): De circusbaron, 1968 Op pagina 4 hangt een kruisje met een klein wijwatervat en een palmtakje boven het bed van Jerom. Dit wijst erop dat hij katholiek is en gelooft dat dit hem bescherming zal bieden. Jerom is echter weg en Suske vraagt zich af wat hij in ‘s hemelsnaam in zijn schild voert. Op het einde van het album vraagt er ook nog iemand om alle kaarsjes van 1 cent te branden omdat de hemel hen zou bijstaan. 82. De gramme huurling, 1968 Lambik laat zich huren als een huurling. Suske, Wiske, Sidonia en Jerom gaan een Afrikaanse volksstam helpen om een dorp op te bouwen via de organisatie Bouworde op aangeven van een aalmoezenier. Aan het hoofd van deze stam staat een wrede tovenaar die houten beelden tot leven wekt. Deze beelden zijn oorlogszuchtig. Op het einde van het verhaal heeft de tovenaar berouw en de beelden (Fetisj beelden?) worden vernietigd. Hemel!, bekeren, boze geesten, tovenaar, kerken, opbiechten en toverij zijn religieuze elementen. 83. (nr 29, 1956): De straatridder, 1968 Dit album gaat vooral over morele waarden. Suske, Wiske en Sidonia zullen een huis bouwen voor de arme Barend. Ook Lambik zal het onrecht uitroeien door het met het zwaard bij te werken. Lambik wil zijn goed bedoelde streken goedmaken door een goede daad te stellen en zo zijn eer terug te winnen.

101 Op pagina 33 zien we op de achtergrond een kerkje staan. Op een bepaald ogenblik zegt Wiske: ‘ik voel me een Judassin148’. 84. (nr 33, 1957): De stemmenrover, 1968 Een Japanse prinses vraagt raad aan een sterrenwichelaar (zie p. 3) en aan het beeld van de goede geest Butagasaki (zie p. 37) om te zien of de tijd rijp is om de troon te bestijgen. Uiteindelijk gaat ze ook raad vragen bij het graf van haar overleden vader. Een duister figuur steelt de stem van iemand anders om controle te krijgen over het beeld van Butagasaki. Hij krijgt de stem van Lambik in handen via toverij. De tovenaar wil via de stem de Talisman der Shings in handen krijgen om de troon te kunnen bestijgen. Wie de talisman draagt, zal nog honderden jaren leven. Op het einde van het verhaal zegt het beeld: ‘Ga in vrede!’. Andere verwijzingen zijn evangelie, Hemel!, bede, In hemelsnaam!, Hel en duivel!, judassen, offeren, boze geest en tempel. 85. (nr 55, 1965): De schone slaper, 1968 In dit verhaal komen weinig religieuze elementen voor: Naar de hemel staren, Hemel!, kerk en heks. 86. Tedere Tronica, 1968 Professor Barabas heeft een robot gemaakt die voorzien is van een mechanisme om menselijk te reageren. Dit stripverhaal bevat niet veel religieuze elementen: Hemel!, Hel en duivel, Bid met overtuiging en De hemel beware me!. Bij verliefdheid worden ook engeltjes met een harp getoond. 87. (nr 3, 1948): De vliegende aap, 1968 In dit verhaal wordt verwezen naar religieuze symbolen die voorkomen in Afrikaanse stammen. De koningin wordt in een tempel getroond. Enkele bladzijden verder verwijst men terug naar die tempel die zich op een rots bevindt. Suske en Wiske betreden deze tempel. De vermelde stam Jambabas gelooft in een riviergod. Serpentos, de slechte in dit verhaal, verteld over de riviergod: ‘Ha! Ha! Gij zult allen sterven in de armen van den riviergod!’. Op het einde probeert Serpentos een aanval te doen op deze tempelrots om Suske en Wiske te verslaan, maar de stam heeft een nieuwe god, namelijk een ezel.

148 Hier hebben we een verwijzing naar Judas, een van de 12 apostelen die Jezus ‘verraadde’. Zie verder

102 88. (nr 23, 1953): De tamtamkloppers, 1969 Lambik vertelt over een man die maar één doel had. Hij wou het leven van zijn medemensen schoner, reiniger en zuiverder maken. Lambik zegt ook: ‘Het is onze plicht onze ouders te helpen en te steunen als ze oud zijn?’. Andere verwijzingen zijn: Hemel!, opbiechten en iemand zijn dood op je geweten hebben. 89. (nr 21, 1953): De dolle Musketiers, 1969 Veel religie komt in dit verhaal niet voor: hun zaligheid geven, In hemelsnaam! en in de hoogste hemel zijn. Het verhaal eindigt met deze spreuk: ‘Daar alleen kan liefde wonen. Daar alleen is ’t leven zoet, waar men stil en ongedwongen alles voor elkander doet.’. 90. (nr 51, 1964): Sjeik El Rojenbiet, 1969 Dit verhaal speelt zich af in het Midden-Oosten. Dit is ook te merken aan de religieuze uitspraken: Bij de baard van Mahomed! (de profeet Mohammed), Bij Allah! en een tekening van een Syrische moskee. In dit verhaal zit de parabel van de verloren zoon149 verwerkt. Daarnaast komen de volgende religieuze uitdrukkingen voor: bidden en naar de hel met je gezalfde oren. 91. (nr 26, 1954): De speelgoedzaaier, 1969 De koning van Bavaria is ziek en de onderdanen mogen dit niet weten anders zullen ze in paniek zijn. Twee ministers gaan op zoek naar een dubbelganger en komen bij Lambik terecht. Lambik wordt de vervanger van de koning en spreekt tot de bevolking. Hij belooft aan zijn onderdanen vrede, geluk en voorspoed. De ministers willen oorlog voeren omdat het buurland een station heeft gebombardeerd, maar Lambik is tegen de oorlog. Hij zegt: ‘Tenslotte heb ik wel geleerd van mijn rechterkaak te geven als men op mijn linker slaat150…Als ik wraak nam, zou ik een flink figuur slaan maar een mens is toch op zijn schoonst, als hij zijn vijanden vergiffenis schenkt!’. De goede engelbewaarder van Lambik zegt: ‘Lambik, ge zijt een edel mens!’. Wiske zegt over de slechte ministers: ‘In elke boosdoener schuilt nog wat goeds’. Deze religieuze verwijzingen komen ook voor in dit stripverhaal: Hemel!, Judas, ongetrouwde vrijgezel, In hemelsnaam, vredelievend, biecht, opbiechten, duiveltjes, laatste gebed, ziel redden en Genade! Vergiffenis! Erbarmen!.

149 Dit verwijst naar het Bijbelse verhaal waarin bij de terugkomst van de verloren zoon het beste dier wordt geslacht. Lukas 15, 11-32. zie verder 150 Mattëus 5, 38-42.

103 92. De briesende bruid, 1969 Dit verhaal gaat over die hopeloos op zoek is naar een man om mee te trouwen. De engel Amor helpt Sidonia bij vinden van de juiste partner. Daarbij vertelt de engel in het begin van het verhaal: ‘Ik ben dat schaars geklede engeltje dat pijlen door de harten schiet!’. Tante Sidonia is in de wolken en wil er alles aan doen om een man te vinden, maar Lambik en Jerom willen dit vermijden omdat ze dwaasheden zal begaan. Suske en Wiske proberen Sidonia te helpen door ze via de teletijdmachine naar verschillende periodes (Middeleeuwen, begin 20ste eeuw, enz.) van de geschiedenis te schieten, maar dit loopt telkens slecht af. Uiteindelijk vindt ze toch een man om te trouwen. Het is een populaire zanger die door veel vrouwen wordt aanbeden. Op het einde van het stripverhaal trouwen Sidonia en de zanger, maar dit wordt door de tekenaar Willy Vandersteen verhinderd. In het verhaal wordt uitvoerig over het huwelijk gesproken, zowel het kerkelijk als burgerlijk huwelijk. De profeet Mohammed wordt ook vermeld als Sidonia op zoek was naar een Arabische sjeik. 93. (nr 32, 1957): De snorrende Snor, 1969 Professor Barabas geeft de wereld de les mee dat alle mensen elkaar moeten beminnen. De professor is al de oorlogstokerij moe en wil aan de hand van de dreiging van robots van de planeet Fiksion de wereld een les leren. Om de buitenaardse dreiging te overwinnen moeten alle grootmachten samenwerken. Op het einde van dit verhaal proberen alle legers van de wereld de basis van professor Barabas te overwinnen door samen te werken. De robots stijgen op en leren de legers een les: BEMINT ELKANDER!. En Professor Barabas zegt: ‘En nu is de komedie uit. In deze troebele tijden van koude oorlog en hete strijd, wou ik de aandacht van de hele wereld op deze boodschap vestigen! Barabas krijgt daarvoor de Nobelprijs voor de goede bedoelingen. In dit verhaal komen naast de naastenliefde niet veel religieuze elementen voor: Vooruit, biecht op!, judassen, de spreuk snurken als verkouden engeltjes, hemeltje lief, Bij Allah! en Allah is groot!. 94. (nr 50, 1963): De sissende sampan, 1969 Weinig religieuze woorden en uitdrukkingen in dit verhaal. De woorden judas, kathedraal, Sint-Niklaas, weze gezegend en duivels komen voor. 95. (nr 28, 1955): De Kleppende Klipper, 1969 Verschillende malen worden uitdrukkingen gebruikt waarin het woord hemel voorkomt: ‘Hemel!’, ‘ De hemel geve dat ze inmiddels gered worden!’, ‘De hemel sta u bij!’ en ‘In hemelsnaam, houdt op!’.

104 96. (nr 49, 1963): Het rijmende paard, 1969 Dit verhaal gaat over een spookpaard dat over de heide loopt. Het spookpaard is het paard van Sint-Maarten of de heilige Martinus. Sint-Maarten was de bisschop van Tours die tijdens een strenge winter zijn mantel deelde met een bedelaar. Professor Barabas vertelt verder: ‘Het mooie gebaar van…naastenliefde dat Sint-Maarten gaf, trof mij diep! Ik wou Sint-Maarten terug onder de mensen brengen om hen weer naastenliefde bij te brengen!”. De les die Sint- Maarten ons geeft, is Wie NU niet helpt WIL niet helpen en is zijn eigen welvaart niet waardig!. Verder kunnen we deze verwijzingen opmerken: bijgelovige heikneuters, Hemel!, cherubijn151, een kruis op een graf, opbiechten, In hemelsnaam!, Sint-Maarteneiland en De hemel zij dank. 97. De junglebloem, 1969 In dit verhaal komen enkele religieuze woorden voor: tempel, kerktoren en trouwen. Daarnaast heeft een Indische rijke man berouw over zijn daden. 98. (nr 46, 1962): Het hondenparadijs, 1969 Dit verhaal gaat over een paradijs voor honden. Wiske helpt Tobias, een straathond en Tobias noemt Wiske de engel der straathonden. Andere verwijzingen zijn Hemel!, vaarwel, pronkstuk der schepping, Kerstmis, beschermengel, Kunt ge bidden…, vergeven en Lieve hemel!. 99. (nr 48, 1963): De kwakstralen, 1969 Dit verhaal gaat over stralen die worden uitgezonden om mensen te bekeren tot het goede. Als de mensen de stralen ontvangen, gaan ze over tot een openbare biecht en vragen ze vergiffenis. De wezentjes die de stralen uitzenden komen van de planeet Kwak. Op deze planeet staan ook godentempels en er heerst vrede. Ook mensen met minder goede bedoeling zijn uit op deze wezentjes. De bedriegers willen een wezentje vermoorden en Jerom bidt dat dit niet zou gebeuren. De les op het einde van het verhaal is dat we onze naaste moeten beminnen. 100. Het gouden paard, 1969 De Azteken staan in dit verhaal centraal. Suske, Wiske en Lambik komen op een Zuid- Amerikaans strand aan en Lambik ontdekt tijdens een verkenningstocht een afgodsbeeld. Lambik noemt de oorspronkelijke bevolking heidenen. In de Azteekse dorpen komen tempels (zie p 47) en Aztekenbeeldjes voor. De Azteken aanbidden en offeren verschillende goden, zoals de god van de donder, de zonnegod en de god van de oorlog (zie p 31). De auteur

151 Het is een cherubijn die het ‘hof ven eden’ met een vlammend zwaard' bewaakt nadat Adam en Eva waren verjaagd. Men kan ze op verschillende momenten vinden in de bijbel. Uit: http://nl.wikipedia.org/wiki/Cherubijn

105 vertelt: ‘De verkenners van Montezuma brengen Suske en Wiske naar een beeld van Huitzilopochtli, god van de oorlog, waar zij op een offersteen worden vastgebonden.’. Onze vrienden worden gered en komen onder begeleiding van de zonnepriesters aan in de hoofdstad (zie p.35) van het Aztekenrijk, waar tempels en paleizen het stadsbeeld bepalen. Andere verwijzingen zijn: Hemel!, een kerk op de achtergrond, Verduiveld!, tovenaar, heilig, aanbidden, vredelievende gevoelens en priester. 101. (nr 47, 1962): De kaartendans, 1970 In dit verhaal is er geen echte samenhang tussen het verhaal en de religieuze elementen. Deze verwijzingen heb ik teruggevonden: Hemel!, opbiechten, engel, meester der schepping, Sinte Pieter en toverij. Wiske is bijna verdronken en ze denkt: ‘Lap! ’t Is gebeurd!...Een engeltje!...Ik ben al morsdood maar dan toch in de hemel!’. 102. De dromendiefstal,1970 Dit verhaalt speelt zich af in Cambodja, waar veel tempels voorkomen die dan uitvoerig worden afgebeeld. Lambik vertelt over de tempels van Angkor, waar Boeddhabeelden te vinden zijn. Ook enkele goden komen aan bod. Tante Sidonia vertelt over een zeker Hypnos: ‘Hypnos… Gepensioneerde Griekse God van de Slaap!’. Lambik, die verkleed is als een Griek zegt: ‘Een boot! De goden zijn met mij…Aan de harde kant!’. Andere verwijzingen naar geloof: Wat een hel!, heilig, opbiechten, tovenaar, helderzienden en Hemel!. 103. (nr 44, 1961): De klankentapper, 1970 De klankentapper is een toestel die de mogelijkheid heeft om met vruchten en planten te kunnen praten. Het toestel wordt bij een appel gebracht en de appel zegt: ‘Peren hebben geen historisch verleden! Maar wij! Denk aan de appel van Adam en Eva! De appel van Willem Tell! De appel van Sneeuwwitje en…’. Een gangster wil op het einde van het verhaal boeten voor zijn misdrijven en redt daarbij Wiske. De voornaamste verwijzingen zijn: In hemelsnaam!, Hemel!, judas, bidden, Zalig zijn zij die… en duivels plan. 104. (nr 45, 1962): De wilde weldoener,1970 Lambik hielp een kindje en de vader was zo gelukkig dat hij een geschenk, een miniatuur Taj Mahal, meebracht voor Lambik. Lambik wil er meer over weten en leest een boek over de Taj Mahal, een Oosterse tempel. Lambik leest voor: ‘Taj Mahal, graftombe gebouwd in de XVII de eeuw, te Agra in India, door Keizer Shah Jehan, ter nagedachtenis van zijn overleden gade Mumtaz Mahal.’.

106 Door een val breekt de miniatuur Taj Mahal en een ring komt te voorschijn. Dankzij de Indische toverring wordt Lambik een grote weldoener en probeert de armen gelukkig te maken met geld. De mensen noemen hem een heilige of Sint-Niklaas. De politie zit hem op de hielen en Lambik zoekt rust: ‘Hier kan ik rustig bezinnen! De grootste weldoener van de westelijke ruimte zijn, is niet simpel! Maar ik wil gerust gelaten worden en in peis en vrede iedereen steenrijk maken.’. Lambik vlucht naar India en een bende zoekt Lambik om de ring te stelen. Een man vraagt aan een Indiër of hij Lambik heeft gezien. Hij zegt: ‘Kameeldrijver, luister naar de heilige Sadhoe! Ik ben een heilig man en heb tovermacht! Lieg niet, paria, of ik roep Ganesa, zoon van Siva! De god met de olifantekop zal…’. Lambik verschijnt met een olifantekop (150). In India zijn koeien heilige dieren. Op het einde van het verhaal wordt de tovering op de spits van de keizerlijke graftombe, de Taj Mahal (205), geplaatst. De Taj Mahal is niet alleen een graftempel, maar ook een monument die de tederste gevoelens van genegenheid en trouw die in een mensenhart kunnen opwellen. Boven de tekening van de tempel staat deze spreuk van Sjah Jehan De wereld zal altijd weten hoe groot de liefde in een mensenhart kan zijn zolang die stenen niet door de haat worden verpulverd. De moraal van dit verhaal wordt verteld door een Indische fakir: ‘Niet alleen met slijk der aarde kan men goed doen! Indien gij waarlijk mensen wilt gelukkig maken, schenk hen dan uw genegenheid! Een welgemeende glimlach kan meer geluk zaaien dan een toverring!’. Deze religieuze elementen komen ook voor: Hemel!, hel, Vaarwel!, tempelruïne, als een duiveltje uitkoen en apentempel. 105. (nr 5, 1949): De koning drinkt, 1970 Veel religieuze verwijzingen kun je in dit verhaal niet vinden. Dit verhaal speelt zich af in de Middeleeuwen. De koning is ziek en wordt omringt door kwakzalvers en hij zal sterven. Net voor hij doodgaat komt Magere Hein met de zeis te voorschijn. Tante Sidonia wil de koning helpen, want ze is een kruidenmengster. 106. De charmante koffiepot, 1970 Dit verhaal gaat over een dame, juffrouw Sorsjeere, die een koffiepot tot leven heeft gewekt. Deze juffrouw kan toveren. Op het einde van het verhaal krijgen we een mooie spreuk: De

107 enige wijze om een vriend te hebben is er een te zijn!. Waarbij Lambik zegt: ‘slechts een spreuk…Ja…Maar dan van onschatbare waarde voor ons moderne mensen!’. 107. (nr 2, 1948): De sprietatoom, 1970 Een vrouw, die bang is van de geest Savantas, zegt: ‘God beware ons!’. De geest staat aan de poort van de hel en zit in de wachtkamer van de hemel. De engel van dienst belt Sint-Pieter op en vraagt of Savantas binnen mag. Op het einde van het verhaal volgt de volgende mooie spreuk: ‘Laten we elkaar beminnen en elkanders lasten dragen. Zo zullen wij de eendracht winnen en zal de zon van den vrede dagen!’. Op de achtergrond komt zien we ook godsdienstige elementen: stolp met Onze-Lieve-Vrouw op de nachtkast, kerktoren in de achtergrond en de Romboutstoren in Mechelen. 108. Twee toffe totems, 1970 In het begin van het verhaal is Schanulleke, het popje van Wiske aan het mediteren. Ze doet aan yoga. In dit verhaal spelen de indianen de hoofdrol. Elke indianenstam heeft een medicijnman, die de goede geesten oproept en slechte geesten verdrijft om mensen te genezen. Lambik en Jerom zijn op zoek naar de geestenberg waar de voorvaderen begraven zijn. Ze willen raad vragen aan de totempalen. De totempalen worden herenigd en zeggen: ‘Doe als wij en sla de handen in elkaar voor een betere wereld! Jullie hebben elkaar nodig! Jeugd leeft van hoop! De ouderdom leeft van herinneringen!’. En dan vertrekken de totempalen naar de eeuwige jachtvelden. 109. (nr 43, 1961): De wolkeneters, 1970 De religieuze verwijzingen, die ik dit verhaal heb teruggevonden, hebben geen echt verband met elkaar: Hemel!, Hemeltjelief!, satan, Vaarwel!, In ’s hemelnaam, katholiek, ’t Zijn allen schepselen van de Heer en een zegen. De moraal van dit verhaal is dat we moeten ophouden met technische zaken te scheppen, want we moeten eerst van de mensen mensen maken. 110. (nr 42, 1960): De zingende zwammen, 1970 De zingende zwammen gaat over kinderen die verdwijnen in een grote ballon. Het zijn oude feeën, de Feriteeltjes, die de kinderen ontvoeren. De kinderen zijn omgetoverd tot paddestoelen en staan in een heksenkring. Jerom valt van het dak en zegt dat hij een val der engelen maakt. Wiske wil op onderzoek gaan naar de verdwenen kinderen en zegt tegen Suske: ‘Wel, wat sta je daar te grijnzen, Heer der schepping!’. 111. (nr 62, 1954): De schat van Beersel, 1971 Dit verhaal gaat over geesten en vleermuizen. Alwina, een heks, wil het kasteel van Beersel vernietigen omdat de kasteelheren haar zoon in de vergeetput hebben gegooid. De heks heeft een vloek over het kasteel uit gesproken. Ze gebruikt daarbij zwarte kunst om een grote

108 vleermuis te voorschijn te halen. Verder komen we deze religieuze woorden voor: Hemel!, Mariabeeldje in bed gehouwen en Alle duivels. 112. (nr 65, 1957): De groene splinter, 1971 Geen verwijzingen. 113. (nr 63, 1955): Het geheim van de gladiatoren, 1971 Dit verhaal speelt zich af in Romeinse Rijk van keizer Nero. De keizer offert aan de god Lar (zie p. 36 en p. 38). De keizer zegt: ‘Om te weten of mijn beslissing verstandig is, zal ik offeren aan Lar, de huisgod!. In dit avontuur zijn er weinig religieuze uitdrukkingen terug te vinden: vredelievend, de goeden zullen het je lonen, Bij alle goden! en O, machtige Lar!. 114. (nr 61, 1953): De Tartaarse helm, 1971 Lambik, Suske en Wiske lopen langs de San-Marco kerk in Venetië. Van Italië reizen onze vrienden verder naar Irak, waar talrijke minaretten en moskeen afgebeeld staan. Dan reizen de helden door naar China, waar ze vergezeld worden door Dalai Lama.

115. (nr 64, 1951): De gezanten van Mars, 1971 Geen verwijzingen. 116. (nr 60, 1952): De bronzen sleutel, 1971 Geen verwijzingen. 117. De toornige tjiftjaf, 1971 In dit verhaal proberen onze vrienden de vogeltjes te redden van een gewisse dood. Lambik wil de vogels beschermen tegen jagers en insecticiden. Hij wil ook de vogelvangst verbieden. In dit verhaal zijn bijna geen verwijzingen naar religie: Hemel!, Hemeltje toch! en trouwen. 118. (nr 41, 1960): De gouden cirkel In dit verhaal maken Suske en Wiske een wereldreis om professor Barabas te helpen. Barabas is radioactief bestraald tijdens een van zijn proeven. De vrienden van de professor zullen hem redden en moeten in zeven verschillende landen kapsulen zoeken om de professor in leven te houden. Zij zullen de wereld een les in naastenliefde geven. Ze vliegen van het ene land naar het andere. In Indonesië komen ze in contact met boeddhisten, boeddhistische tempels (zie p. 38) en Boeddhabeelden. Een Indonesische bokser bidt voor zijn gevecht. Eerst de rituele dans en het gebed voor de kamp. En geve Boeddha dat ik in alle schoonheid hun valse tronies tot moes mag slaan! Wiske is nu ook ziek en zegt: ‘Op 5000 meter hoogte, is mijn zieltje al dicht

109 bij de hemel, he!’. Onze vrienden komen in India terecht en dit is het land van de sadhoes, heilige mannen en de heilige koeien. De Hindoes gaan op bedevaart naar de heilige stad Banaras aan de Ganges (zie p. 46) en daar moeten ze de zon in de heilige stroom Ganges zien ondergaan. Tante Sidonia zegt: ‘Laten we bidden dat we dan al terug thuis zijn…’. Verdere godsdienstige verwijzingen zijn Vaarwel!, Hemel!, tempel, monnik, het hiernamaals, heiligschennis, heilige vervoering en een piramide. 119. (nr 34, 1958): Het sprekende testament, 1971 In het begin van het verhaal wordt de engelbewaarder van Lambik afgebeeld. In dit verhaal vinden we verder vooral christelijke verwijzingen: Hemel!, in hemelsnaam, Lieve hemel, En de hemel geve dat ze het overleven!, …wil geschiede op aarde als…, opbiechten en communiezieltje. 120. (nr 35, 1958): De geverniste zeerovers, 1971 De moraal van dit verhaal is dat je moet proberen een goed mens te zijn voor de minderbedeelden. Lambik zegt over zichzelf: ‘Ik ben een edelmoedig beoefenaar van de liefdadigheid!’. Onze vrienden bezitten een talisman, uit het vorige verhaal, die je beschermt voor onheil. Religieuze verwijzingen zijn: iemand de duivel aandoen en de hel. 121. (nr 36, 1958): De duistere diamant, 1971 Onze vrienden gaan op verlof naar de Ganzenhoeve. De gastvrouw beschikt over toverkrachten. Ze is een afstammeling van tovenaars die in de middeleeuwen op deze hoeve leefde. Suske en Wiske keren terug naar de middeleeuwen om op zoek te gaan naar de geschiedenis van de zwarte diamant. Ze worden als heksen en tovenaars afgeschilderd en Wiske wordt veroordeelt tot de brandstapel. De vierschaar oordeelt: ‘Gezien hare jongheid ende prille jeugd zullen wij niet te streng ende onverbiddelijk zijn maar haar laten aantonen ende bewijzen dat zij onschuldig is…op de brandstapel! Zo zij verbrandt zullen wij eerlijk ende openlijk verklaren dat zij geen heks is! …ende zo gij verbrandt ende verpulvert zult gij onschuldig zijn, want een heks verbrandt ende vlamt niet!’. Wiske wordt gered door haar vrienden en ze overnachten in een druïdentempel. De zwarte ridder jaagt onze vrienden op, want hij is ook op zoek naar de zwarte diamant. De zwarte diamant kan slechts schitteren als hij de lach van de koper heeft ontnomen. De maker van de zwarte diamant geeft deze raad mee: ‘Wie de lach bant, doodt zijn hart!’. Andere religieuze elementen zijn: Hemel!, een kerktoren op de achtergrond, judas, magiër, duivels, geest, de val der engelen, In hemelsnaam, opbiechten en toverij des duivels.

110 122. De kale kapper, 1971 Weinig religieuze elementen zijn in dit boek terug te vinden: Hemel!, berouw en schijnheilige. 123. (nr 37, 1959): De Zwarte Zwaan, 1971 Een waarzegster maakt gebruik van een glazen bol om gebeurtenissen die nog moeten gebeuren te voorspellen. Hier en daar zijn godsdienstige elementen aanwezig: elkaar de duivel aandoen, En biecht nu eens op, Jerom!, Sagrada Familia (kerk in Barcelona) en Catechismus. Het huwelijk komt ook aan bod, maar we kunnen niet opmaken over welke geloofsovertuiging het gaat. 124. (nr 38, 1959): Het vliegende bed, 1971 In dit verhaal komt een verwijzing naar de bijbel voor: ‘Egyptische ruiters! (zie p. 39) In dit verhaal zijn er verwijzingen naar het christelijke geloof en het heidense geloof. De heidense geloofselementen zijn heidens, de god Odin (een god bij de Vikings) en satanisme. De katholieke verwijzingen zijn duivels, kerktorens, hart en ziel, bidden, Hemel! en in hemelsnaam. Verder komen er Egyptische graftempels of piramides (28) voor. 125. (nr 39, 1959): De Texasrakkers, 1971 Lambik luistert naar de stem van zijn geweten. Suske en Wiske helpen een bendelid die hen voordien had aangevallen. Ze zetten zich in voor het goede doel. Daarnaast zit er ook bijgeloof in dit verhaal: een zwarte kat en een spiegel breken. Lambik zegt daarbij: ‘Hemel! Een zwarte kat! Dat brengt ongeluk!’. Lambik schiet een spiegel stuk en zegt: ‘Het was een spiegel! Ik ben benieuwd of me dat ongeluk zal bijbrengen!’. Daarnaast komen deze woorden voor: Sint en een duiveltje in een doosje. 126. (nr 40, 1961): De windmakers, 1971 Vriendschap en naastenliefde staan in dit verhaal centraal. Suske en Wiske hebben samen met jongeren van over de hele wereld een verbond gesloten. Dit verbond heet ‘Vrede door Vriendschap’. Wiske verduidelijkt deze vereniging: ‘Onze leden voeren een intense briefwisseling over de hele wereld om elkander beter te leren kennen en te begrijpen en alzo wereldvrede te bevorderen!’. Wiske maakt veel rommel en Sidonia wil dat Wiske de rommel opruimt, maar ze wil niet. Een engeltje (38) zegt: ‘Wiske, zijt nu eens eerlijk! Suske en tante hebben gelijk, he?’. Jerom begint over naastenliefde te vertellen. Andere verwijzingen zijn Hemel!, Vaarwel! en mediteren.

111 127. (nr 24, 1954): De knokkersburcht, 1972 Dit speelt avontuur zich af in Schotland en onze vrienden vinden dit land vredelievend, maar schijn bedriegt. Jerom is verliefd op de dochter van de vijand en helpt zijn vrienden niet. Plots kijkt Jerom in een toverspiegel en ziet zijn evenbeeld. Jerom wordt in twee verdeeld. De echte Jerom is de slechte en zijn spiegelbeeld is de goede. Het spiegelbeeld wil de slechte daden van Jerom beletten en wil vrede doen heersen. Op het einde van het verhaal komt alles goed en sluiten beide clans vrede. De lessen die we uit dit verhaal halen zijn: Wie goed is van binnen, straalt schoon van buiten en Wie met anderen ruzie maakt, kan geen vrede met zichzelf hebben. Andere religieuze verwijzingen zijn Hemel!, Vaarwel!, In hemelsnaam, Lieve hemel!, ziel en vergiffenis. 128. Het brommende brons, 1972 In het begin van het verhaal schuurt een oude man een bronzen Madonnabeeldje schoon. De man heet Gabriel152. Wiske zegt tegen een bronzen standbeeld: ‘Zeg, hé…Jij zweeft net ergens in de bronzen zevende hemel!’. In dit verhaal komen ook enkele goden voor: Neptunus en Cupido, god van de liefde. Deze goden zijn afgebeeld als standbeelden. Andere uitdrukkingen die een verband tonen met religie zijn: beduvelen, de hel, Alle duivels! en opbiechten. Daarnaast komen de uitdrukkingen Hemel! en Lieve Hemel! veelvuldig voor. 129. (nr 6, 1949): Prinses Zagemeel, 1972 Een Arabier loop in ons land rond en zegt: ‘Het Oosten ontwaakt! Zoon van het Oosten, daal zachtjes neder!’. Verder zegt de vreemdeling: Bij de baard van de profeet heeft mijn bede verhoord! Mohammed heeft mij verlaten!’. Lambik heeft een racistische kijk op de vreemdelingen. Hij noemt de Arabier een tchouk-tchouk. ’s Nachts heeft de Arabier een visioen. De man is in de macht van een boze geest. Verder in dit verhaal wordt het stoffelijk overschot van een moslim begraven in een graf met een kruis (zie p. 24) erop. Wiske ziet een groot standbeeld van de geest van Mokake. Dit beeld bevat een magisch oog. Lambik verandert tijdens dit verhaal in een half paard en half mens. Dit is een verwijzing naar een mythe. De legende van Alibaba komt ook ter sprake in dit verhaal.

152 De naam Gabriël komt tweemaal voor in het boek Daniël (onderdeel van de Tenach) en ook tweemaal in het Evangelie naar Lucas (onderdeel van het Nieuwe Testament). In het laatste geval wordt deze verschijning een 'engel' genoemd, in het eerste geval een 'man', die optreedt in een visioen van Daniël. Uit: http://nl.wikipedia.org/wiki/Gabri%C3%ABl_(aartsengel)

112 Andere verwijzingen: koningin der hemelse wintertuinen, Hemel!, Mohammed is groot en wijs!, engeltje, geheimzinnige kracht, boze tovenaar, eeuwige tuinen van Allah, allerverhevenste. 130. De steensnoepers, 1972 In deze strip komen niet veel religieuze elementen voor: Hemel!. Op het einde van het verhaal heeft de slechte van het verhaal een les geleerd. ‘Ik heb mijn lesje gehad, jongens!’ zegt bekeerde gangster. Daarnaast legt hij uit: ‘Ik leerde vreugde te beleven aan het helpen van anderen!’. 131. (nr 15, 1951): Het zingende nijlpaard, 1972 Dit verhaal speelt zich af in Egypte, waar sfinxen en piramiden veelvuldig voor komen. Een sfinx met toverkracht heeft een Egyptische prinses omgetoverd tot zingend nijlpaard. En deze moet voor hem zingen. De betovering kan slechts gebroken worden als er een ander nijlpaard voor hem komt zingen. De koning gaat raad vragen aan een helderziende. Ze moeten op zoek gaan naar een gouden trompet die toverkracht heeft. Toevallig komt Lambik in contact met de trompet. Lambik vertrekt naar Afrika en daar zegt een arabier: ‘Allah is ons genadig en zendt ons een halve gare ongelovige om te beroven!’. Uit de trompet komt de goede geest van Lambik (zie p. 23) en hij zegt: ‘Ik ben uw goede-ik…uw geweten…uw goede geest. Al wie op de gouden trompet blaast, krijgt zijn goede-ik in zichtbare gedaante te zien. Ik kom u raad geven om een goed mens te zijn! Daar schuilt de toverkracht van de trompet!’. Maar ook de slechte-ik kan uit de trompet worden geblazen en de slechte Lambik probeert hem te verleiden. De goeie-ik zegt: ‘Zolang er mensen zijn, zullen er goede-ikken zijn…slechte ook…Maar wie gelukkig wil zijn of gelukkig wil maken, luistert alleen naar zijn goede.’. Andere verwijzingen zijn eerste communiezieltje, kerk op de achtergrond, Bij Allah!, schoon engeltje, Verduiveld!, Maar hemeltje toch…, een heilige in een stolp met kaars (zie p. 10), Bij de baard van Allah! en tempelruïne. 132. (nr 13, 1950): De stierentemmer, 1972 Dit verhaal speelt zich af in Spanje en dit is duidelijk te merken aan de religieuze opmerkingen zoals Par diablos!, Sancta Madolla en Sancta Madonna. Wiske zorgt voor het kindje van de zangeres.

113 Voor het slapen gaan zegt ze: ‘Kom ga nu maar slapen, Sprotje! Jamaar nee…zo niet, he! Allee rap. Eerst uw avondgebedje, he, Sprotje!’. Dan zegt het kindje: ‘Danke, Dezeke, zoete minneke, maak van Sprotje een braaf kindje en laat de Schjamoelio een van dees dagen eens van zijn peejd vallen en zijn nek bjeken! Amen!’. Wiske antwoordt: ‘Foei! Dat moogt ge niet zeggen, Sprotje! Gij moogt uw vijanden niet haten! Ge moet hen vergeven!’. Lambik gaat naar een kaartenlegster en laat zijn toekomst voorspellen. Lambik vindt dat de toekomst voorspellen allemaal onzin is. 133. (nr 17, 1952): De Tuf-Tuf-club, 1972 In dit verhaal verschijnen rond middernacht heksen die de rechten van de automobilisten verdedigen en de snelheid prediken. Eén van de heksen vliegt op een bezemsteel door het landschap en ze kan toveren. 134. (nr 8, 1950): De witte uil, 1972 Lambik komt in Antwerpen in contact met enkele Chinezen. Hij raakt verslaafd aan opium. Hij heeft gerookt aan de Pijp der Dwazen. Een Chinees verklaart: ‘Hij die de magische opium uit de pijp der dwazen rookt, verandert tot het einde van zijn leven in een dwaas figuur!’. De baas van deze Chinees is de Grote Mandarijn uit de Gouden Pagode van het Vergeten Rijk. Onze vrienden landen in China en een Chinees knielt neer en zegt: ‘O, edele uit de hemel neergedaald, het volk der Korte Staarten wachten al jaren op een witte vogel die hen uit de slavernij komen verlossen!’. Daarnaast komen deze uitdrukkingen voor: Bij alle Boeddha’s!, Hemel!, En nu is de zee hun graf, onze laatste groet, engelbewaarder en akte van berouw.

114 135. De gekke gokker, 1972 In dit verhaal vinden we veel losse godsdienstige verwijzingen terug: Lieve Hemel!, de Ark van Noah, Alle duivels!, duivel, speelduivel, rijstpap eten met gouden lepeltjes, kruisje aan de muur, duivels verdelgen om mensheid te dienen, Verduiveld!, judasgeld, graf, Loop naar de duivel!, kerk, Broederlijke Delen en Goddank. 136. (nr 7, 1956): De bokkerijders, 1972 Dit verhaal gaat over Johan-Matheus Lambik, een voorvader van Lambik en lid van de bende van de bokkerijders. Een bendelid van Lambik wil een zilveren beeldje van de Heilige Barbara (zie 37) uit een kerk laten smelten en er een grote bok van laten maken. Lambik zegt: ‘Kapitein, dit moogt gij niet laten smelten! Dit is de patrones van mijne moeder zaliger gedachtenis.’. Ze kunnen dit niet aanvaarden en bekeren zich. Suske en Wiske zijn gevangen en zullen sterven. Suske zegt: ‘Wiske, ik zal rapper in de hemel zijn dan gij!’. Wiske antwoordt: ‘Vaarwel…Suske…wachten aan de hemelpoort, he?’. In dit verhaal vinden we ook deze religieuze elementen terug: judassen, een goede daad stellen, heiligschenners, Hemel!, In hemelsnaam!, Hemeltje toch!, berouw tonen, kerken, geest van de boze en de kwade, So helpe u God!, vrede, hel, een stolp met een heilige (86), De hemel weet waar die vandaan komt!, Zijt ge van de hemel…, bidden, boze machten, eeuwige vrede, Cathechismus en engelbewaarder. 137. (nr 16, 1951): De ringelingschat, 1972 Een man met een baard, de Tijd genaamd, zit op een boek en heeft de macht om mensen naar een andere tijdzone te brengen. Een man wil niet sterven en zegt: ‘Genade, drakendoder! Ik zal alles opbiechten!’. Op het einde van het verhaal is er een uitvaart (zie p. 55) van een held en hij wordt opgebaard. De religieuze verwijzingen zijn niet verweven met het verhaal. Deze verwijzingen komen voor: ontheiligen, holle grafstem, kapel, heks, kruis, duivels, Hemel! en In hemelsnaam!. 138. (nr 11, 1950): Bibbergoud, 1973 Dit verhaal gaat over een zoektocht naar een goudmijn. De mijn ligt in een gebied waar een kwade geest het goud beschermt.

115 De indianen aanbidden een totempaal. Ze dansen en zingen krijgszangen rond de totempaal. De indianen raadplegen de raad der wijzen bij het nemen van belangrijke beslissingen. Lambik heeft het bewustzijn verloren en Wiske zegt: ‘Zijn levensgeesten zijn nog niet uitgedoofd, Suske!’. Lambik zal met een squaw trouwen en deze huwelijksplechtigheid (zie p. 38) vindt plaats naar indiaanse gewoonten. Verder komen deze religieuze verwijzingen voor: Hemel!, de uitdrukking St-Pieter gaat kijven gelijk een dokwerker, de uitdrukking van je hart een steen maken, iemand opofferen, goed hart en geesten. 139. De boze boomzalver, 1973 Dit verhaal gaat over Robur, een heilige boom, die omgehakt zal worden. Jerom en Lambik willen dit verhinderen. Rond de boom leeft een dryade, een boomnimf. Deze dryaden komen voor in de Griekse mythologie. In dit verhaal komt het heidense geloof aan bod. In deze cultuur komen druïden voor en geloven ze in goden. De druïde leidt de huwelijksplechtigheid tussen tante Sidonia en Robur. Ze roepen de goden aan: ‘Thor! Wodan!...Kom mij ter hulp!’. Andere geloofsverwijzingen: Bij alle goden!, Hemel!, zweren op mijn eerste communiezieltje, gebeden der stervenden opzeggen en bekeren. De moraal van dit verhaal is dat je de mensen niet mag bedriegen als je zelf niet wil bedrogen worden. 140. (nr 4, 1949): De Zwarte Madam, 1973 Dit verhaal gaat over heksen, tovenaars en geesten. In het begin van het verhaal komt Lambik een zwarte kat tegen. De zwarte kat is een teken van bijgeloof. Dit verhaal zit vol toverij en toverspreuken. De geesten vliegen op een heksenbezem door de lucht. Lambik noemt die geesten kwelduivels en waterduivels. De Zwarte Madam raadpleegt een toverkristal of glazen bol om in de toekomst te kunnen kijken. Andere verwijzingen zijn: Hemel!, een kerktoren slaat zes uur, diable aquatik of waterduivel, de kathedraal van Antwerpen en geesten van dode mensen die tot leven komen.

116 141. (nr 18, 1952): Het bevroren vuur, 1973 Suske, Wiske, Lambik en Sidonia komen op een dodenschip van de Vikings terecht. Wiske vertelt over het dodenschip: ‘Wel, als er bij de Vikings een koning stierf, werd hij met al zijn wapens en trofeeën in een snek begraven en aan de zee toevertrouwd.’. In dit verhaal komen ook de christelijke waarden voor zoals van je naasten houden. Op het einde van het verhaal heeft de slechte berouw. Zijn geweten gloeit van berouw! Verder komen deze verwijzingen voor: Hemel!, In hemelsnaam!, Hel en duivel!, St-Niklaas, Vaarwel!, Verduiveld!, engel van een vrouw, heksen, vechten als duivels, judassen en rouwen. 142. (nr 10, 1957): De mottenvanger, 1973 Dit verhaal speelt zich af in het Oude Griekenland. De oude Grieken geloofden in verschillende goden, zoals Zeus, Odysseus, Minerva. Een Griekse figuur zegt: ‘Bij Achilles, donderrommelend godenkind.’. De godin van de jacht Diana en de god van de oorlog Mars komen ook in dit verhaal voor. Ze zegt: ‘Ik ben van de godenwereld! Maar ginds ver achter de bergen zijn mensen als gij en steeds als gij aardebewoners in twist en tweedracht levende! Zij, goden, zijn alles wetende! Het is uw lot dat gij u onder de oude Grieken ginds zult mengen om levenswijsheid te vergaren!’. Suske en Wiske offeren aan Zeus, de oppergod (zie p. 23). Suske zegt: ‘De oude Grieken verbranden wel eens een ever of een kalf voor hun goden!’. Lambik doet mee aan de Olympische Spelen en mag het heilig vuur doen branden. Andere religieuze vergelijkingen die voorkomen zijn Hemel!, Lieve hemel!, In hemelsnaam!, Vaarwel!, Bij Jupiter!, De hemel zij dank!, Parthenontempel, Bij de donderwolken van Zeus, godenzoon, vrede, heilige roos en de liefde van God. 143. De malle mergpijp, 1973 Professor Barabas vertelt: ‘Toen in de prehistorie de holenmensen op jacht gingen, tekenden zij eerst de verlangde buit op de rotswanden’. Daarna legt hij uit: ‘Wie het magische been bezat, gewoonlijk de tovenaar of sjamaan, zorgde ervoor dat de buit werkelijkheid werd.’. Jerom citeert een stukje dat ook in de bijbel te vinden is: ‘Vrouwen geschapen uit mannenrib… Nooit uit mergpijp!’. Aapachtige mensen aanbidden en offeren mensen aan een groot beeld. Op een bepaald moment vecht Jerom tegen een grote aap en Jerom zegt: ‘David en Goliath153 spelen, alleen steentje iets groter!’. Ik noteerde ook deze religieuze woorden: gebedje, offeren, Rijk der geesten, graf en akte van berouw.

153 Goliath is volgens de Bijbelse overlevering een reus die zich ten dienste stelde als kampvechter of tweevechter voor het Filistijnse leger in hun oorlog tegen koning Saul. Zie Samuel 17, 8-9.

117 144. (nr 12, 1950): Lambiorix, 1973 Dit verhaal speelt zich af tijdens de regeerperiode van Julius Cesar. De Romeinse troepen bevechten de Belgen, een volk van Germanen en Kelten. In elke stam is er een druïde aanwezig. Een druïde geeft raad aan de hoofdmannen en is de dienaar van de zonnegod en geesten van de maretak. De druïde (zie p. 4) zegt: ‘Kom deze nacht bij de heilige eikenboom met de urne waarin gij de asse uwer voorvaderen bewaart en ik zal een plaatsvervanger bezorgen.’. De hoofdman en de druïde zitten bij de heilige boom en uit de urne van de voorvaderen zegt: ‘Waarachtig! Bij Thor, god van donder en bliksem! Ik zie…de laatste van ons ras!’. Lambik wordt hoofdman van de Oude Belgen en de druïde treedt op als raadgever. Hij zegt: ‘Niet doen, Lambik, die Arrivix is niet te betrouwen! ‘t Is misschien een valstrik!’. In dit verhaal komt ook bijgeloof voor. Op een nacht sluipt de druïde met zijn paard uit het dorp doch doet hierbij drie eenden in de maneschijn opschrikken wat volgens het bijgeloof betekent dat de dood op hem loert. Onze vrienden worden terug naar ons tijdperk gehaald door de as van de voorvaderen op te warmen. ‘Na een groot afscheidsfeest begeven onze vrienden zich ‘s morgens naar de heilige eik om de asse van Lambiorix zijn voorvaderen op te warmen.’. Een stam komt uit de urne en zegt: ‘Zij zullen gaan zoals zij zijn gekomen! Dat het dondere en blikseme! Het hemelse vuur zal hen terug voeren naar ‘t land van patekens en friten…en…klein kasteeltjes!’. Andere verwijzingen zijn: toverkracht, geest van een overledene, hemelse muziek, Bij Wotan, god van ‘t slecht weer!, Hemel!, iemand zijn zaligheid geven en berouw hebben. 145. (nr 14, 1951): De stalen bloempot, 1973 De enige spreuk die ik heb gevonden is Hemeltje toch!. Lambik wordt hoofdopzichter van de bouw van een kathedraal. Het is een imitatie van de Onze-Lieve-Vrouw kathedraal in Antwerpen. Op het einde van het verhaal ontploft een bom niet ver van de kathedraal en Lambik zit midden in de ontploffing en Suske vreest: ‘Arm Lambikske, hij zal al in de hemel zijn!’. 146. (nr 19, 1952): De sterrenplukkers, 1973 Dit verhaal gaat over een engelenbeeldje dat de ellende kan wegtoveren. Lambik gebruikt dit beeldje om een blind meisje terug te doen zien en om de daklozen in Parijs te helpen. De Sacré-Coeur en de Notre-Dame komen mooi in beeld. Ander godsdienstige verwijzingen zijn: Bekijk me niet alsof ik St-Niklaas ben, trouwen, huwelijk, kerk en Hemel!. De moraal van dit verhaal is dat naastenliefde niet te koop is: ‘Ha! Ik weet waarom die dokter het arme Marianne gratis genas! Hij bezat iets dat sterker is dan het toverbeeld…De toverkracht van de naastenliefde…en die wordt niet betaald…he Wiske!’.

118 147. De poppenpakker, 1974 De duivel speelt in dit verhaal een belangrijke rol onder de naam Mefisto. Een man vertelt over Mefisto: ‘Mefisto! Dat is de duivel! Hij is altijd en overal de vijand.’. Hij beschikt over duiveltjes die dood en vernieling zullen zaaien on de de poppen. Daarnaast komen deze woorden voor: kerk, Hemel!, In hemelsnaam!, snelheidsduivels, Verduiveld! en begraven. 148. (nr 20, 1953): De lachende wolf, 1974 Onze vrienden vinden we in dit verhaal terug in Canada en daar komen ook indianen voor. Tante Sidonia woont in Canada en gaat slapen. Tante Sidonia slaapt besluiteloos in, doch wordt door haar goed en kwaad geweten geplaagd. De engel (goed) en de duivel (kwaad) van Sidonia vechten met elkaar om Sidonia iets te laten doen. Iets verder in het verhaal bewerkt het duiveltje in Sidonia haarzelf. Een indiaanse maakt een toverbrouwsel waarbij iemand kan omgetoverd worden in een peer of in hertjes. Op het einde van het verhaal worden ze onttoverd en de slechten worden terug braaf. Andere verwijzingen zijn: judassen, graf met kruis, de gebeden der stervenden opzeggen, opofferen, spook en Sint-Job. 149. De gladde Glipper, 1974 150. (nr 59, 1952): Het Spaanse spook, 1974 De volgende religieuze uitdrukking kwamen in dit stripverhaal voor: Per diablos, heks, toveren, graf, kerk, kerktoren, De hemel zij dank!, Hel en duivel, Ik draai je voor de duivel allen in een doos en Sint-Michielsbeeld. 151. Het ros Bazhaar, 1974 In dit verhaal speelt een waarzegster een belangrijke rol. Ze is een nazaat van een tovenaar en kan toveren: ze probeert een paard om te brengen. Daarnaast komt een tovenaar de waarzegster halen om haar mee te nemen naar het Rijk der geesten. Deze uitdrukkingen kwamen ook voor: Sinterklaas, Verduiveld!, engeltjes, Lieve hemel!, Hemel!, duivels en de hel barst los!. 152. De bevende baobab, 1974 Lambik en Jerom vertrekken naar Bosambik, waar de plaatselijke inboorlingen worden geterroriseerd door een bende gangsters. De inboorlingen moeten goud offeren aan de bevende Baobab. Suske, Wiske, Lambik en Jerom zullen dit verhinderen. Lambik zegt tegen de dieven: ‘Zeg maar de gebeden der stervenden…’. Verdere verwijzingen zijn: geduvel, lieve hemel, Hemel!, In hemelsnaam! Verduiveld! en Sint-Pieter.

119 153. De nare varaan, 1975 In dit verhaal staat tekenaar Willy Vandersteen afgebeeld in zijn bureau en op de kast staat een Mariabeeld. Onze vrienden gaan op zoek naar een betoverde varaan in de Indonesische Archipel. Het hoofd van het dorp is ook de tovenaar. Ook in deze regio komen tempels en beelden voor. Enkele godsdienstige uitdrukkingen: Ik vlieg recht naar de hemel, Sint-Pieter, offeren, judassen, heksenkring van paddestoelen en ziel. 154. (nr 0, 1946): Rikki en Wiske in Chocowakije, 1975 Veel religie komt hier niet voor: Hemel!, In hemelsnaam!, duiveltje, satanskinderen en Hel en duivel!. 155. De poezelige poes, 1975 In dit verhaal wordt een optocht en een eredienst georganiseerd voor de godin Ubasti. Dit gebeurt in de tempel van de godin Ubasti. De eredienst wordt bijgewoond door de Farao Tut- Smos-Tis. 156. Beminde Barabas, 1975 157. De mollige meivis, 1975 Een tovenaar verandert Veerle, dochter van een medeweker van Mercator, om in een vis. Onze vrienden zullen Veerle helpen om terug normaal te worden. Onze vrienden worden in het dorp uitgemaakt voor heksen en ketters. De kerk van Rupelmonde wordt in dit verhaal mooi afgebeeld. 158. De vinnige Viking, 1976 In het begin van het verhaal zegt Lambik dat er geen rechtvaardigheid meer is. Tante Sidonia zegt tegen Lambik: ‘En wie de wereld wil verbeteren, moet met zichzelf beginnen’. Vrouwe Justitia wordt naar professor Barabas gehaald om haar te vragen waarom er zoveel onrecht is. Ze antwoordt: ‘Om rechtvaardig tegenover anderen te zijn, moet je eerlijk zijn tegenover jezelf!’. Lambik wil het onrecht uit de wereld helpen m.b.v. het zwaard der gerechtigheid. Een man zegt tegen Lambik: ‘Een goede raad…Voor je veroordeelt, moet je eerst oordelen. Men kan het zwaard der gerechtigheid niet goed gebruiken zonder de weegschaal!’. Lambik belandt met onze vrienden bij de vikingen. De goden van de vikingen komen te voorschijn: Thor, de god van de donder, en Freya, de wederhelft van Odin. Een vogel legt uit: ‘De goden maken ruzie onder elkaar!’. Later verschijnt ook de god van de arbeid, Frey. Op het einde van

120 het verhaal zit Jerom bij de goden aan tafel en er wordt weer ruzie gemaakt. De oppergod Odin heeft Jerom meegebracht naar het rijk der goden. 159. De minilotten van Kokonera, 1976 Geen verwijzingen. 160. De bokkige bombardon, 1976 In dit album staan weinig godsdienstige verwijzingen: Hemel! en engeltje. Lambik zegt tegen Theofiel om de pop van Wiske te sparen in naam van de vroegere vriendschap met Theofiel. Theofiel antwoordt: ‘Vriendschap? Hier staat geld op het spel! Grof geld! Bah, vriendschap…een begrip uit de jaren stilletjes! En waar sprake is van geld, kan geen sprake zijn van vriendschap! Uit…Basta!’. Op het einde zegt Suske: ‘Weer een arme ziel gered!’. 161. De blinkende boemerang, 1976 In een woedende bui zegt Lambik tegen professor Barabas: ‘Je kunt voor mijn part met de rest van de kliek naar de hel lopen…Ik heb geen vrienden meer!’. Suske en Wiske plagen elkaar en dan verschijnen een engeltje en duiveltje om het geluk en de woede te tonen. Lambik ziet een raar beest en roept: ‘Oewaa!...De duivel!!! Zie je wel. Ik ben in de hel!’. Het koalabeertje zegt tegen het mannetje: ‘Die natuurbeschermende dikkop maakt mij uit voor duivel!’. Lambik wil zijn slechte daad weer goed maken door de berg der geesten te beklimmen. Op deze berg leven de geesten van de voorvaderen van de Bebeba’s, een inheems volk. Vanaf deze berg wordt een boemerang afgeschoten door de geesten waardoor de Bebeba’s een jaar jonger worden. Dat is de zegen van de diamanten boemerang. 162. De gouden locomotief, 1976 De enige religieuze verwijzing is een opperhoofd van een indianenstam die smeekt: ‘O heilige totem, ik smeek je…Geef toelating aan de zij bleke snuiten de schuilplaats van de zij bizons te vinden…Waugh en Ugh!’. 163. De vlijtige vlinder, 1976 Dit verhaal gaat over een kistje, waarin een onfeilbaar middel zit om mensen met elkaar in contact te brengen of om elkaar te verzoenen. Plots verandert tante Sidonia in een zwaan na het drinken van een magische drank. De tovenaar Liu Kan heeft wraak genomen. Om het kistje te pakken te krijgen, moet Lambik verschillende proeven overwinnen die de tovenaar hem voorschotelde. Daarbij helpt de fee Akiko onze vrienden om het kistje in handen te krijgen. 164. De raap van Rubens, 1977 Lambik poseert voor Antoon van Dijck als een boogschietende engel. Lambik wordt gevangen gehouden door de Orde van de Kwakzalvers en een monnik komt bij Lambik voor

121 de laatste biecht. Op het einde van het verhaal heeft een oude man spijt van zijn daden en zegt tegen Lambik: ‘…Toen mijn beeltenis je met de ketting zag voorbijkomen, kwam ik haar stelen! Ik heb spijt van mijn wandaden en wil nu voor eeuwig rusten!’. Waarop Lambik antwoordt:’Ja, dat gaat zo! Spijt komt na zonde! Alles is vergeven en vergeten! Slaap nu op je beide oren!’. 165. De sputterende spuiter, 1977 De moraal van dit verhaal is dat we bruggen moeten bouwen. Een arme man zegt: ‘Het is een symbolische brug naar de derde wereld, generaal. Een monument van naastenliefde. Ik heb een plan uitgewerkt voor meer hulp en betere samenwerking.’. 166. De maffe maniak, 1977 In dit verhaal haalt Wiske uit naar Lambik: ‘Wil je die sukkelaar in handen van die woedende bende laten? Is dat al een menslievendheid wat er in jou nog over blijft! Je moest je schamen!’. Een man met slechte bedoelingen zegt: ‘Wat moest ik zonder jou beginnen, Sus! Maar nu zal ik mijn leven beteren, hoor!’. Waarop Sus Antigoon antwoordt: ‘Berouw komt na de zonde ,he!’. De tovenares zegt ook tegen Lambik: ‘Lambik, mon ami! Van nu af ben ik de Zwarte Madam met een wit zieltje!’. Het verhaal eindigt met een gangster die met de blokjes speelt en het woord Broederlijk Delen vormt. 167. De zingende kaars, 1978 Sus Antigoon, een spook, komt van het rijk Fantasia. Wiske zegt: ‘Je komt dus uit Fantasia, waar is dat?’. Sus Antigoon antwoordt: ‘Een rijk in de wolken, waar alle goede geesten, feeën, tovenaars en lollige spoken rust vinden, nadat de moderne wereld hen niet meer nodig had!’. 168. De Efteling-elfjes, 1978 Dit verhaal gaat over een maangodin en elfjes. Op Suskes kamer hangt boven het bed een kruisje. Het akte van berouw opzeggen, een engel zijn en de dorstige laven zijn andere godsdienstige elementen. 169. De amoureuze amazone, 1978 Suske en Wiske zitten samen op een motorfiets en willen over een onderbroken brug springen. Suske zegt tegen Wiske: ‘Erop of eronder! Als we er niet doorgeraken, zien we elkaar in de hemel, Wiske!’. Waarbij Wiske antwoordt: ‘Zijn we nu al in de hemel? Ik durf m’n ogen niet te openen!’. 170. De olijke olifant, 1978 Wiske heeft het moeilijk thuis en besluit weg te lopen. Ze komt een kaartenlegster tegen. Ze zegt tegen Wiske: ‘Ik weet dat je op zoek bent naar jezelf’’. Verder zegt ze: ‘Je moet bij een

122 groots gebeuren betrokken worden, zodat je geconfronteerd wordt met goed en kwaad! Hier heb ik een medaillon voor jou. Je kunt er je geweten in zien! Het is maar een kettinkje. Alleen wie er vast in gelooft, ziet iets!’. Het medaillon geeft tips als Wiske zich in een moeilijke situatie bevindt, zoals ‘Wie de zwakheden van zijn medemensen vergeeft, kent zichzelve goed.’. Verdere verwijzingen zijn: Hemel!, vrouwenziel en Verduiveld!. 171. Walli de walvis, 1979 Wiske zegt tegen Suske: ‘Heb jij een proper zieltje, Suske! Dan zien we elkaar in de hemel, he!’. In het album Walli de walvis komen enkele religieuze verwijzingen voor: Hemel!, Neptunus en Sint-Pieter. 172. Het laatste dwaallicht, 1979 Dit verhaal gaat over dwaallichtjes. Dit zijn zieltjes van overleden boosdoeners die geen rust kunnen vinden. Dit is de uitleg van Wiske in het begin van het verhaal. Verder komen enkele religieuze verwijzingen voor in het verhaal: Hemel!, In hemelsnaam!, tovenaar, nagel van mijn doodskist en Verduiveld!. Op de rotsen van een grot staan wandtekeningen van een begrafenisstoet afgebeeld. 173. Het drijvende dorp, 1979 Een dorp verdwijnt omdat een tovenaar wraak op de dorpelingen heeft genomen en bij het zoeken naar een oplossing voor dit probleem komen Suske en Wiske een hunebed, Keltisch graf, tegen. De vader van de dochter ligt ziek in het bed en boven het bed hangt een kruisje. Verdere verwijzingen zijn schijnheilig, Verduiveld!, judassen, huwelijk, preek, kerk en schietgebedje.

174. Het statige standbeeld, 1979 In het begin van het verhaal zegt Wiske tegen een vlugge piloot: Jakkes! Wat een snelheidsduivel!. Daarnaast komt de uitdrukking Hemel! -zoals in alle verhalen- voor. 175. De kadulle Cupido, 1979 De goden, zoals god van de liefde Cupido, de godin van de jacht Diana en Venus, spelen in dit verhaal de hoofdrol. Eerst wordt het voorgesteld als beeld en later als vliegend engeltje. Dit verhaal speelt zich af in het oude Griekenland. De amazones begraven hun leidster. Onze vrienden gaan ook luisteren naar het orakel. Daarbij zegt Lambik: ‘O, eerbiedwaardig orakel, spreekbuis van de goden, oog en oor van het verleden en de toekomst…’. Deze uitdrukking komt ook voor Goddank.

123 176. De pompenplanters, 1979 Suske, Wiske, Jerom en Lambik tonen hun goed hart en gaan waterpompen installeren in een ontwikkelingsland voor Unicef. Een inboorling bidt en offert voor de Incagod Titaco, want ze wil het leven van kinderen redden. De moraal van dit verhaal is dat we iedereen moeten wakkerschudden om mee te werken aan een gelijke verdeling van goederen op aarde. Dat zegt La Paz: ‘Er zijn al velen onder u die hier aan de bestaande toestanden iets willen veranderen. Maar het onrecht en de ongelijke verdeling van goederen viert nog altijd hoogtij op aarde, Wiske! Eerst moet de onverschilligheid van de massa uit de weg geruimd worden, Lambik!’. Andere verwijzingen zijn: engel, Hemel!, Verduiveld!, oude tempel, offerande en toorn van bosduivels. 177. De adellijke ark, 1980 Dit verhaal gaat zoals de titel laat vermoeden over de Ark van Noah (zie …145). Ut Napishtim vliegt met een mini-ark rond. De man met een witte baard vertelt zijn verhaal: ‘Ik heb van de goden het eeuwige leven gekregen omdat ik met mijn…ark vele dieren gered heb… Wrak mag niet ontheiligd worden…anders verlies ik mijn onsterfelijkheid! Mijn onsterfelijkheid kreeg ik…om het gedrag van de mensen tegenover de dieren te controleren…Ugh!’. Onze vrienden gaan in Babylonië op zoek naar de ark, maar een gemene archeoloog wil deze ark ook bemachtigen. Suske en Wiske zullen meehelpen om de ark van Noah van Babylonië op te bouwen en de zondvloed mee te maken. Onze vrienden helpen met het inladen van alle dieren, van iedere soort een mannetje en een wijfje. Maar het leger van de koning wil de ark aanvallen en Ut Napishtim roept de hulp van de goden in. Bliksemschichten doorschieten de lucht en eensklaps…De hemelsluizen openen zich. Stromen regen drijven de aanvallers verschrikt op de vlucht. Vele dagen en nachten blijft het regenen. Alles wordt verzwolgen…In de ark wacht men angstig het einde af. Het water stijgt tot de hoogste bergtoppen.’. Het water trekt dan weg. Ut Napishtim vraagt toestemming van de goden om de ark te verlaten (zie plaat 171). Andere verwijzingen zijn: Hemel!, Allah, het Onze Vader bidden (zie…20), Verduiveld!, op bevel van de goden en bij de baard van de profeet. 178. De stoute steenezel, 1980

124 De drankduivel is woest, omdat twee mannen gestopt zijn met drinken. Hij wil wraak nemen door de kinderen in een monster om te toveren, een steenezel in een glazen pop. Andere verwijzingen: Een afgrijselijke kreet…Recht uit de hel!, kerkhof vol met kruisen, Sint-Pieter, Hemel! en een kerktoren in de achtergrond. 179. De windbrekers, 1980 Op het einde van het verhaal vraagt een tovenaar om vergiffenis voor alles wat hij heeft misdaan. In het midden van dit album gebruikt Lambik een mooie spreuk: ‘Als Mozes niet naar de berg komt, moet de berg naar Mozes gaan154!’. Verder komen deze twee uitdrukkingen nog voor: Hemel! en Op hoop van zegen!. 180. Het kregelige Ketje, 1980 Godsdienstige verwijzingen in dit verhaal zijn: Hemel!, Verduiveld!, een Maria-beeldje op de achtergrond, zondvloed en een engelbewaarder. Daarnaast helpen onze vrienden altijd de mensen in nood. Lambik redt een man die aangevallen wordt door een alligator. 181. De perenprins, 1980 Veel religie is in dit album niet terug te vinden: Hemel!, schijnheilige, In hemelsnaam! en Ze hebben zich bekeerd!. 182. De koperen knullen, 1981 Aan zee verschijnt een grote steenmassa aan de oppervlakte. Suske en Wiske gaan die massa onderzoeken. Daar ontdekken ze koperen mannetjes, die door plaaggeesten worden aangevallen. Professor zegt: ‘God weet wat zij beslissen. We moeten ogenblikkelijk onze vrienden waarschuwen!’. Andere religieuze verwijzingen zijn: Hemel!, engel, kerk, Verduiveld! en Sinterklaas. 183. De toffe tamboer, 1981 Een baron vraagt tante Sidonia ten huwelijk. De baron zegt: ‘Wilt u met mij trouwen? Mijn hart staat in vuur en vlam, mijn engel!’. De dorpelingen zijn bang van de baron en schreeuwen: ‘De hemel sta ons bij!’. In dit verhaal vinden we enkele losse verwijziging naar het geloof: Hemel!, Hel en duivel!, Verduiveld!, Genade, heer!, op uw geweten, akte van berouw en klavertje vier (bijgeloof). 184. De Regenboogprinses, 1981 Enkele boeven willen Suske en Wiske vermoorden en Wiske zegt: ‘Tot in de hemel, he Suske. Ik zal een plaatsje vrijhouden!’.

154 Exodus: 19.

125 185. De botte botaknol, 1981 Een eend steekt de openbare weg over, maar een auto zal de eendjes omver rijden. De eend denkt: ‘We zijn eraan! Zeg nog een schietgebedje voor moeder de gans, kindertjes!’. Zoals in alle verhalen helpen onze vrienden de medemens. In dit verhaal redden ze iemand uit een helikopter. Deze religieuze verwijzingen komen ook voor: Biecht maar op!, spijt na begane zonden en Hemel!. 186. De rosse reus, 1982 Een professor die onze helden veel kwaad heeft aangedaan en een reus wil vangen, stort in de ravijn. Lambik wil de man redden en zegt: ‘Wat? Ben jij het…Wat moet ik nu doen met mijn geweten? ‘k Zal van mijn steen een hart maken en hem toch redden! Mijn geweten is zuiver…’. Na de redding heeft de man spijt en vraagt hij vergiffenis. Daarnaast komen deze verwijzingen voor: Hemel!, een Zweedse kerk op de achtergrond, iemand zijn zaligheid geven, Allemachtig! en goddank. 187. De droevige duif, 1982 Het hoofd van een machtige organisatie, het broederschap der zwarte raven, wil dat Lambik alles over zijn vliegende broer Arthur vertelt en gebruikt veel emoties om Lambik erin te luizen. Hij legt zijn plan uit: ‘Eindelijk vrede brengen in de wereld!’. De hoofdraaf zegt: ‘Arthur moet naar de hoogste berg van de wereld vliegen! Daar heeft de vredesduif haar nest! Als we die in handen krijgen en haar goed beschermen zal er opnieuw vrede zijn!’. Suske, Wiske en Jerom komen bij een Afrikaanse stam terecht. Deze stam heeft een tovenaar (zie plaat 123) en deze zegt: ‘ Ik Jean-Pierre Servela, groot tovenaar! Ik gestudeerd hebben in beschaafde wereld…’. Het stamhoofd vertelt over de 10 geboden155. Op het einde van het verhaal komt de vredesduif in beeld. De vredesduif is zijn palmtak kwijt en Wiske zegt: ‘En dit is voor al onze lezers en voor alle mensen op heel de wereld…Zoek alstublieft mee! Wordt het niet stilaan tijd dat er weer vrede komt!’. Andere religieuze verwijzingen zijn Hemel!, in hemelsnaam, Verduiveld! en engeltje. 188. De snoezige Snowijt, 1982 + (nr 22, 1953): Het vliegende hart, 1982 Suske en Wiske spelen het kersttafereel uit de bijbel na. Suske en Wiske lopen door een besneeuwd landschap als Jozef en Maria met het kindje Jezus.

155 Waarschijnlijk kent iedereen de 10 geboden wel in versvorm: Bovenal bemin één God, Zweer niet ijdel, vloek noch spot, Heilig steeds de dag des Heren, Vader moeder zult gij eren, Dood niet, geef geen ergernis, Doe niets wat onkuisheid is, Vlucht het stelen en bedriegen, Ook de achterklap en het liegen, Wees steeds kuis in uw gemoed, Begeer nooit iemands goed.

126 Suske en Wiske zitten daarna in een stal met een kribbeke, de os en de ezel. De ster schijnt boven de hut en de driekoningen komen het koppeltje bezoeken. Lambik heeft een stel boeven gevangen en de koning zegt: ‘Och, vriend Lambik, het is juist Kerstdag geweest. Laten wij hun vergeven!’. 189. De Belhamel-bende, 1982 Alleen deze twee verwijzingen komen voor: Hemel! en heilige steenweg. 190. De woelige wadden, 1982 Een prinses, die voor de zeedieren zorgt, zegt: ‘Het is ook mijn taak om voor de zieltjes van de overleden zeehondjes te zorgen! Zodra een zeehondje sterft stijgt het zieltje op in de vorm van een ster! Al deze dolende zieltjes breng ik dan met mijn boot naar het witte eiland… waar ze hun normale gestalte terugkrijgen. Hun pels verandert in goud!’. Lambik wil een spiegel kapot slaan en zegt: ‘Men zegt dat een spiegel breken, zeven jaar ongeluk betekent!’ Daar moet ik echt om lachen!’. Verder vinden we verwijzingen naar het geloof: Hel en duivel!, Hemel!, Verduiveld!, zeeduivel en kerstboom. 191. De vergeten vallei + Toffe Tiko, 1982 In beide delen is hier en daar een verwijzing waar te nemen. Er wordt gesproken over trouwen, zijn ziel verkopen aan een boze woudgeest, de legende van Sint-Hubertus, Verduiveld! en Alle duivels. In het tweede verhaal is Vader Tijd het hoofdpersonage. 192. Het Bretoense broertje, 1983 Dit verhaal speelt zich af in Bretagne en dit zien we aan de Mont-St-Michel, de hunebedden en megalieten (zie plaat 220) die in de Keltische cultuur ook veel voorkwamen. Op de achtergrond zien we hier en daar kruisen (zie plaat 93) staan. Onze vrienden duiken onder water naar een verdronken dorp. In dit dorp zien we mooie kruisen (zie plaat 145) en Mariabeeldjes onder een stolp staan. Op het einde van het verhaal zijn we getuige van een trouwfeest tussen twee elfjes. 193. Hippus het zeeveulen + Het verborgen volk, 1983 In het eerste verhaal komen deze twee verwijzingen voor: Hemel! en Je bent een engel. In het tweede verhaal vertelt een oude man: ‘Dit is het reservaat voor het verboden volk. Geesten en sprookjeswereldfiguren die door de beschaving werden verdrongen.’. In dit reservaat leven plaag-, kwel- en aardgeesten. Andere religieuze verwijzingen zijn Hemel!, opofferen en ongeloof.

127 194. De gouden ganzeveer, 1983 Lambik heeft een boek van Hendrik Conscience gelezen. Hij vertelt over de gouden ganzenveer: ‘Als jong schrijver kreeg ik van de Muze, één der Griekse beschermgodinnen van kunsten en wetenschappen, deze veder.’. Onze vrienden keren terug naar de tijd van de Vlaamse schrijver en Lambik wordt eigenaar van de Sint-Sebastiaan. Een knecht wordt aangevallen door wolven en zegt: ‘Een schietgebedje! Een propere ziel is al een halve hemel!’. Verdere religieuze verwijzingen zijn Hemel!, geest, de duivel, nagel aan mijn doodskist, bijgeloof en Vaarwel!. 195. De hippe heksen, 1983 Tante Sidonia zegt over zeemonsters: ‘HaHa…bijgeloof van zeelui, Lambik! Zeemonsters maken mij niet bang!’. Dit is een album met veel verwijzingen naar de heksencultuur en bijgeloof. Tante Sidonia vliegt op een ton naar een verlaten eiland en landt nabij een maantempel (zie 24). Vrouwen verkleed als heksen dansen in een kring rond de tempel, die gebouwd is uit megalieten. Als de maantempel af is, zal er eeuwige vrede zijn en alle mensen zullen broeders zijn. De heksen dansen rond en tekenen een magische cirkel op de grond om in de gunst te staan van de maangodin. De heksen helpen de bevolking en genezen de zieken. Ze denken ook dat Sidonia de afgezante is van de maangodin. De heksen knutselen een voodoopopje in elkaar, zodat ze met naalden de gouverneur, een machtswellusteling, kunnen pijnigen. Deze pijnscheuten zorgen ervoor dat de gouverneur zijn geweten volgt en leven zal beteren, maar dit is niet naar de zin van zijn kapitein. De kapitein gaat naar de duivel Solpher (zie plaat 170) en zegt: ‘Hier zal ik mijn ziel verkopen, mijn geweten smoren en machtig worden, ik heb nu de kans! Duivel, waar zit je?’. De duivel staat nu aan de kant van de kapitein. Jerom komt onze vrienden redden als een engel (zie plaat 205) die uit de hemel komt gevlogen. Deze elementen komen ook in dit verhaal voor: bijgeloof, Hemel!, Hel en duivel! en engel. 196. De natte Navajo, 1983 In dit verhaal wordt de cultuur van de indianen verduidelijkt. Het omslagblad toont een mooi beeld van een tovenaar en de eeuwige jachtvelden voor de overleden indianen. In het begin van het verhaal dragen vier indianen het stoffelijk overschot van een rode broeder en leggen hem op een paalwerk om het aan de goden toe te vertrouwen. De hoofdman van de indianenstam zegt: ‘Sachem Met-Droge-Die-Altijd-Dorst-Heeft, heeft een de heilige totem

128 geschonden door er, met zijn zatte botten, zijn strijdbijl in te klieven! De grote Manitoe, de god van de eeuwige jachtvelden, heeft hem gestraft met korte adem waaraan hij gestorven is maar zijn geest…zal geen rust vinden tot hij aan alle windstreken vergeving heeft afgesmeekt voor deze heiligschennis!’. De tovenaar danst rond het paalwerk en de geest van de overledene maakt zich los. Deze indiaan gelooft sterk in de Grote Manitoe en deze indianengod geeft hem een straf waarbij hij vijf gevaren moet trotseren op zijn tocht over de aarde. Ze komen met de indiaan in Schotland terecht. St-Patrick is een populaire heilige bij de Schotten. Hij overwint alle gevaren en een boot zal hem naar de eeuwige jachtvelden brengen. Ander religieuze verwijzingen zijn Hemel!, bijgeloof, By the name of St. Patrick, beduvelen, Pasen en schietgebedje. 197. Het Delta duel, 1984 In dit verhaal zijn er weinig verwijzingen naar een of andere religie: Judas, de uitdrukking Hemel! en vergeven. 198. De lieve Lilleham, 1984 Wiske is verliefd op een jongen en volgt hem naar Zweden. Ze denkt: ‘God, wat is hij lief en zacht en mooi en…’. Ze komt aan in Zweden en zien een hunebed, een graf. In Zweden vieren ze het eerst weekend na 20 juni het Zonnewendefeest. Onze vrienden gaan op zoek naar het kasteel van koning Olaf II de Heilige. Jerom zegt over deze Heilige: ‘Was in de middeleeuwen de meest populaire heilige in heel Scandinavië.’. Een jongen vraagt vergiffenis en zegt: ‘Heer ridder, edele meester, ik vraag moedig vergeving voor mijn slecht gedrag en beloof mijn leven te beteren! Kun je mij vergiffenis schenken?’. De man vergeeft hem. Verder komen deze religieuze verwijzingen voor: Hemel!, kerk in de achtergrond, de gebeden der stervende opzeggen, In hemelsnaam!, roze engeltjes en bidden voor iemand. 199. De tamme Tumi, 1984 In dit verhaal komen hier een daar religieuze verwijzingen voor: Hemel!, Verduiveld! en bijgeloof. Lambik maakt al knielend een schietgebedje. We vinden vooral verwijzingen naar de Inca-cultuur, zoals Incabeelden, een tumis of rituele messen. Onze vrienden vieren met de Inca’s Inti-Raymi-feest of het feest van de zonnegod. 200. Amoris van Amoras, 1984 In dit verhaal komt de kathedraal van Antwerpen duidelijk in beeld, maar dit is louter realistisch.

129 201. Het dreigende dinges, 1984 Een rijdende camera lokt onze vrienden naar de kathedraal van Antwerpen en het gaat recht naar het schilderij de ‘Kruisafneming’ van Pieter Paul Rubens. Op de achtergrond van de kathedraal zien we een kruisbeeld en een heiligenbeeld. Onze vrienden worden naar het jaar 1875 teruggeflitst en langs de wegen staan kapelletjes met een Onze-Lieve-Vrouw beeldje erin. Een kind Nello gaat bidden in de kathedraal van Antwerpen voor het schilderij ‘Onze-Lieve- Vrouw-Hemelvaart’. Hij heeft een grote bewondering voor de schilderijen van Rubens. De grootvader sterft van koude en ontbering en hij wordt door de kleinzoon begraven op het kerkhof. Later zal de Nello sterven met zijn hond in zijn handen als teken van trouw en vriendschap - vóór het schilderij van Rubens. Hij zegt: ‘Bekijk dit onsterfelijk meesterstuk…Dit wou ik zien alvorens te sterven…Eens droomde ik dit ook te kunnen…Thans heb ik alleen nog jou. Patrasche…De mensen hebben ons niet meer nodig…Wij zullen Hem zien…Het hiernamaals. Hij zal ons niet scheiden…Hier zullen wij samen sterven…’. Op het einde van het verhaal gaan onzen vrienden naar de kathedraal om het schilderij van Rubens te bewonderen en het verhaal te herbeleven. Dit verhaal gaat over trouw en vriendschap. Wiske zegt: ‘Lach niet, Lambik, vriendschap en trouw zijn geen sprookjes en…’. Suske zegt: ‘Maar één ding weet ik zeker…Vriendschap en trouw sterven nooit!’. Andere verwijzingen zijn: Hemel!, In hemelsnaam!, een kerk, Kerstmis, kerstnacht vieren, Verduiveld!, 202. Angst op de “Amsterdam”, 1985 In dit verhaal wil Lambik geld aan een liefdadigheidsinstelling schenken. Wiske zit in de problemen en vecht voor haar leven. Suske wil haar redden en Wiske denkt: ‘Dapper Suske…Maar ’t zal een weerzien in de hemel worden. Het touw is bijna doorgebrand.’. Het schip van onze vrienden is in gevaar en ondertussen is er in de Sint-Clementskerk een eredienst bezig op zondag. De auteur vertelt (zie plaat 175): ‘Op zondag 26 januari 1749 tijdens een eredienst in de Sint-Clementskerk worden de alarmschoten van de Amsterdam gehoord.’. De priester zegt dat er mensen in nood zijn en de kerk loopt leeg. Andere verwijzingen zijn: Hemel!, Verduiveld!, klok van de Sint-Clementskerk, akte van berouw, geweten, goddank en Wiske als engeltje (zie plaat 187). 203. De ruige regen, 1985 In dit verhaal komen deze religieuze elementen voor: Hemel!, kerk, hel, duivels plan en een monnik die geestelijke hulp wil bieden aan een veroordeelde.

130 204. De mooie millirem, 1985 Suske ligt ziek te bed en op een kastje staat een kruisbeeld met een palmtakje. In hetzelfde huis staan ook nog heiligenbeelden op de kast en er hangt een kruisje boven de deur. In de achtergrond merken we soms een kerk op. 205. De kattige kat, 1986 In dit verhaal komt een heks voor die negen keer de gedaante van een kat kan aannemen. Ze zegt daarbij: ‘Een heks kan negen keer de gedaante van een kat aannemen…Daarna komt de duivel me halen.’. De heks heeft tante Sidonia in een kat omgetoverd om vandalenstreken uit te halen. Professor Barabas legt uit: ‘In de middeleeuwen werd een kat door de bevolking aanzien als een bondgenote van heksen! Het kattenwerpen in Ieper is de herdenking van het doden van kwade geesten. Een gebruik dat vroeger in Germaanse landen bestond.’. Andere religieuze elementen zijn: de kerk van Wissant en van Ieper in de achtergrond, Hemel!, Hel en duivel! en duivel. 206. De bonkige baarden, 1986 In dit verhaal speelt bijgeloof bij vissers grote rol. Een zwarte vogel zit op de mast van een schip. De visser is bang dat er hem iets zal overkomen en zegt: ‘Een kwelgeest! Duivelsgebroed! Het schip zal onheil overkomen! Het licht van een gewijde kaars zal ons van een gewisse dood redden! Een hemelboender maken!’. Volgens een oud bijgeloof is de ‘hemelboender’ een borstelvormig voorwerp uit sajet die geplaatst werd op de top van de mast om onheil te voorkomen. De vogels konden er niet op zitten. Op zee bidt de visser en roept: ‘La prière!’. Lambik legt uit: ‘La prière betekent gebed, Wiske. Dat deden de IJslandvaarders iedere dag tot ze de visgronden bereikt hadden’. Daarnaast komt nog een tekening van een graf met een kruisje voor. 207. De glanzende gletsjer, 1986 Geen verwijzingen. 208. De Hellegathonden, 1986 Suske en Wiske willen een spel spelen waarbij geesten worden opgeroepen. Tante Sidonia wordt het medium, de tussenpersoon tussen de geestenwereld en onze wereld. Lambik zegt al lachend dat hij de geest van Sinterklaas is. De geest verschijnt en laat Lambik verdwijnen. Lambik komt terecht in het jaar 1900. Lambik vindt enkele potten en zegt: ‘Verdorie, dat is toverij!’. De tovenaar gebruikt zwarte magie om het geld van de arme mensen te stelen. Hij woont in het hellegat. Op het einde van het verhaal volgt de tovenaar de raad van onze vrienden op en stopt met de zwarte magie. Andere uitdrukkingen: God hebbe zijn ziel, O, mijn God!, genade, Hemel! en kerk in achtergrond.

131 209. De kwaaie kwieten, 1987 Geen verwijzingen. 210. De jolige joffer, 1987 Hier komen enkele godsdienstige verwijzingen in voor: goedgelovige ziel, Ooh Hemel!, goddank en een tovenaar uit het rijk der geesten. 211. De woeste wespen, 1987 In dit verhaal zijn er weinig religieuze verwijzingen: Hemel!, ziel en Bidden en hopen!. 212. De edele elfen, 1987 Tomas Tomasson vertelt over elfen. Suske vraagt: ‘Bestaan elfen echt?’. Tomas zegt: ‘Natuurlijk…Ik zal u vertellen over de eerste mensen.’. Waarbij Wiske zegt: ‘Adam en Eva?’. De man vertelt verder dat dit een overlevering is en dat het paar meerdere kinderen had. Wiske vraagt: ‘Nog meer dan Kaïn en Abel?’. De stamboom met Adam en Eva wordt in dit album afgebeeld. Andere religieuze verwijzingen zijn kale Samsom, IJslandse kerk en de uitdrukking Leef ik nog of ben ik in de hemel?. 213. De eenzame eenhoorn, 1988 Lambik, Suske en Wiske zitten in de problemen en Lambik zegt: ‘Wel heu… Laat me nadenken. We kunnen… bidden!’. 214. De parel in de Lotusbloem, 1988 Dit album verdient onze speciale aandacht omdat het is gemaakt als eerbetoon aan Vandersteen maar ook omdat het Boeddhisme een permanent aanwezig onderwerp is. In 1985 maakte Paul Geerts156 een studiereis naar Nepal, waarna hij gedurende bijna een jaar in het geheim werkte aan een Suske en Wiske album dat nooit in voorpublicatie zou verschijnen. Het eerste album werd in 1987 aan Vandersteen overhandigd tijdens een televisie-uitzending van ‘In de hoofdrol …Vandersteen’. Reeds de eerste pagina doet ons vermoeden dat dit een speciaal album is. We beginnen het verhaal in Nepal. We zien een heiligdom, Swayambunath, gelegen op de heuvel in de Kathmandu-vallei. (plaat 2-8) De volgende plaat zien we de Stupa, dit is een Boeddhistisch heiligdom bestaande uit een dom in de gedaante van een halve bol en bekroond door een zonnescherm. Stupa’s werden opgericht om een reliek van Boeddha te bewaren. Dan komt er een Boeddhistische monnik aan bij de tempel; hij is gekleed in een aardekleurig kleed en beide schouders zijn bedekt. Dan zien we een grappig moment optreden: de man zegt aan Boeddha: “o Boeddha, wat een prachtige dag…als er nu nog een klein geschenkje zou

156 VAN HOOYDONCK (Peter), Willy Vandersteen: De Bruegel van het beeldverhaal, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1994, pp. 270.

132 afkunnen”. Dan zien we een kraai die hem een wit, onaangenaam, geschenkje brengt. En toch zal de man zijn geduld niet verliezen en Boeddha danken voor dit geschenk..al had hij wel iets anders verwacht. Dan knielt de man voor een groot Boeddha beeld en schenkt hem bloemen voor die dag en zal hij naar het voorbeeld van Boeddha met de grote gebedsmolen zijn boodschap van liefde en vrede de wereld insturen. “Om Mani Padme hum”… Dan krijgen we een volledige omschakeling van het verhaal. We komen terecht in onze vertrouwde omgeving bij onze vrienden thuis. Suske en Wiske willen graag naar Mieke Seventig om haar een handje te helpen met de boodschappen en om haar huis netjes te houden daar zij niet meer zo goed te been is. Op weg naar de dame komen ze een oude man tegen die gepest wordt. Maar zoals verwacht kunnen onze vrienden dit niet laten gebeuren en zullen ze de man verdedigen. Bij de oude dame (plaat 34) zien we een Maria/Jezus-beeldje op de kast staan zoals het vroeger wel meer gebeurde. Onze vrienden gaan blijgezind om hun goede daad naar huis. Onderweg vangt Wiske de boodschap die vanuit Nepal was gezonden –Om mani Padme hum- op. Als ze thuiskomen is de dokter bij tante Sidonia en ze is niet meer te genezen van haar angstpsychose. Als Wiske naar de dokter gaat om te betalen, komt ze voorbij het ‘Tibetaans centrum’ waar ze dezelfde zin van binnen hoort komen. Ze gaat binnen en de man zegt: ‘Trachidelegs’. Meteen ontstaat er een probleem daar ze elkaar niet begrijpen. Het betekent namelijk ‘gegroet’. Het misverstand gaat verder daar Wiske haar schoenen moet uittrekken om binnen te komen in de tempel van Boeddha. Ze noemt de man meneer pastoor, maar hij is eigenlijk een lama –een Boeddhistische monnik. Hij draagt een aardekleurig kleed. Hij luistert naar het verhaal van Wiske die haar afvraagt wat de spreuk wil zeggen en waarom alleen zij het hoort. Hij vertelt haar dat ze ‘de parel in de lotusbloem’ is en dat ze tante kan genezen door haar het mooiste te geven wat er op aarde te vinden is. De Lama zegt hier dat iedereen voor zichzelf moet uitmaken wat het mooiste is dat op aarde te vinden is. Ze moet beginnen zoeken waar het ‘om mani padme hum’ vertrokken is. Ze nemen opnieuw afscheid: “dag mijnheer pastoor”; (‘dat kind heeft een zuiver hart!’); “trachidelegs”. (plaat 45-52) Op weg naar huis krijgt Wiske een visioen waarin ze zichzelf zag met een bloem in de linkerhand en een lange witte zijden sjaal in de rechterhand. Ze zat op een reusachtige bloem die uit de zee kwam, met wolken om haar heen. Suske en Wiske bellen naar professor Barabas en hij weet hen te vertellen waar ‘om mani padme hum’ is vertrokken namelijk: “in de Katmandoe vallei ligt een boeddhistisch

133 heiligdom, Swayambunath. Daar bevindt zich de oudste stoepa ter wereld waar nog dagelijks pelgrims naartoe komen”. Na een tijdje onderhandelen gaan onze vrienden naar Nepal. Ze gaan op zoek naar het mooiste geschenk: een handgeknoopt tapijt (het is gemaakt door kinderarbeid en kan bijgevolg niet het mooiste geschenk zijn); een Khukri – dit is een heel oud nationaal wapen van de Gorkha soldaten - met zilver en halfedelstenen bewerkt (het heeft al in vele buiken gezeten en kan bijgevolg ook niet het mooiste geschenk zijn), dan zien ze het aapje dat kan tekenen en ze krijgen het mee in ruil voor Schanulleke en de bevrijding van de familie van de jongen. Op hun weg komen ze ook andere dingen tegen: Wiske maakt een allusie op de heilige koeien (plaat 88); in Pashupatinath verbranden ze de overledenen om hun ziel te bevrijdden van hun lichaam en nadien wordt de as in de heilige rivier ‘bagmati’ geworpen (plaat 98); een man die zijn gebeden aan het opzeggen is voor Boeddha (plaat 107); Suske lacht ermee dat Wiske in Tibet een taxi is gaan zoeken; ze komt echter terug met een kleed en ze wordt door de bevolking ‘Kumari’ genoemd en er worden bloemen naar haar gegooid. Een eeuwenoud geloof zegt namelijk dat de maagd - godin kanya Kumari tijdelijk komt wonen in een lichaam van een uitverkoren klein hindoemeisje… zij moet steeds gedragen worden (plaat 124-127). Even verder in het album komen ze een groot aantal pelgrims tegen die op trommels kloppen. Lambik noemt het een gekke stoet en vergelijkt het met carnaval. De man legt het uit: “namasté”, “slappe thee…is ’t hier kermis of zo?”, “wij pelgrims zijn. Wij naar heilige plaats (heiligdom) Kalinchok gaan om dieren te offeren aan godin Kali.. jij ook dieren offeren?”. We zien de hindoeïstische plaats. (figuur 148) Ze snijden de hals over van de dieren en laten het bloed over het beeld van Kali stromen. Wiske zou het duidelijk niet over haar hart kunnen krijgen, maar Suske zegt: “tja, het is hun godsdienst”. Als Lambik begint over de reus Hamoenan, hebben ze (bijna) allemaal schrik en ze vluchten. We zien op plaat 189-192 de toren waar de reus woont. Het is een prachtig bouwwerk met op de top een lotusbloem van een mooi gesteente. Maar er is veel slavenwerk in gekropen. De toren lijkt ook op een Stupa. Dit zal waarschijnlijk wel de bedoeling zijn daar er bovenaan een lotusbloem prijkt (de enige bloem die boven het moeras kan uitsteken – Boeddhisten- zie eerste hoofdstuk) en de reus wil groter zijn dan Boeddha. Zoals hij het zelf zegt: “ik hoef naar geen wetten te leven om de eeuwige en volledige verlichting te bereiken, mijn toren reikt hoger dan de hemel! Ik stel de wet..Ik ben groter dan Boeddha!”. Als onze vrienden later beschermd worden door de regenboogkrans van de vriendschap heeft de reus begrepen dat “hij tegen het schild van vriendschap niet op kan”.

134 Op plaat 214 zien we onze vrienden voor de Dalai Lama staan en hij geeft hen het volgende mee: “Is de diamant het mooiste ter wereld?…het mooiste ter wereld draag je in je hart! Je hebt het onmogelijke gedaan voor je tante, je hebt mensen bevrijd uit de slavernij..je hebt vriendschap gegeven! In een tijd waarin de mens tot het uiterste wordt gedreven..waarin duizenden angsten ons omringen..zal de vriendschap zegevieren”. De twee witte zijden sjaals zijn het symbool voor deze vriendschap. Zij die ze dragen zullen verder leven in het hart van velen. 215. De -crisis, 1988 Geen verwijzingen. 216. De wervelende waterzak, 1988 De toren van de kathedraal van Antwerpen wordt in beeld gebracht waarbij de waterzak rond cirkelt. Tante Sidonia vertelt over de koningin van Sjeba: ‘Ja, hoor! Zij heerste over Sjeba 950 jaar voor Christus ten tijde van koningin Salomon157!’. Op het einde van het verhaal heeft de tekenaar een moskee getekend. 217. De komiek Coco, 1988 Dit verhaal gaat over piraten die boten op en rond de Seychellen plunderen. Olivier Levasseur wordt gevangen genomen en veroordeelt tot de strop. Een pater in een bruine pij (zie 15) vraagt: ‘Hebt gij nog iets te zeggen, mijn zoon?’. De dame vraagt of onze vrienden van magie en tovenaars houden. Een dame vertelt dat het op het eiland verboden is om magie te bedrijven en dat de toverkunst bijna uitgestorven is. Er is nog één tovenaar aanwezig op het eiland. Onze helden komen bij de tovenaar terecht en hij kan van gedaante (hond, kat en mens) veranderen. Wiske zegt: ‘Goeie genade, Hij heeft zichzelf in een kat veranderd!’. Verder komen deze uitdrukkingen voor: Bij Satan!, iets op je eerste communiezieltje beloven, Bij alle duivels!, Hemel!, een engel, O, mijn god!, Allemachtig! en gebeden der stervenden opzeggen. 218. De krachtige krans, 1989 Tante Sidonia, Jerom, Suske en Wiske komen na een lange wandeling bij een kerk met een kerkhof aan. Wiske zegt: ‘Op een kerkhof? Weet je niets gezelliger?’. Suske hoort hoefgetrappel op het kerkhof en Wiske reageert onmiddellijk: ‘Dat is Pietje de dood die met zijn zeis door de nacht rijdt!’. Suske gaat de achtervolging in en Wiske schreeuwt: ‘De stem van Suske! Hij is in handen gevallen van Pietje de dood! Pietje de dood of niet, maar van

157 O.T.Boek 1 Koningen: 2. Derde koning van Israël (970-931 v.C)

135 Suske blijft hij af!’. Lambik ziet er behekst uit en een Engelsman zegt: ‘Good Heavens! Alles aan hem is duivels!’. In de herberg in het dorp vertelt de man over Lambik: ‘Het was de duivel in eigen persoon! Ach de duivel hale hem!’. 219. De speelgoedspiegel, 1989 Een directeur van onverantwoord speelgoed zegt dat hij niets verkocht heeft: ‘Ik had de sector van het onverantwoord speelgoed en dat kan ik in eer en geweten, niet aan kinderen verkopen, meneer de president!’. De algemeen directeur antwoordt: ‘Welke idioot spreekt er van eer en geweten? Ben je belachelijk?! Geld! Cijfers wil ik zien!’. De moraal van dit verhaal is dat de mensen te veel met hun werk bezig zijn en geen tijd meer hebben om met hun kinderen te praten en te spelen. 220. Sagarmatha, 1989 Sagarmatha is de moedergodin der aarde, het dak van de wereld –Mount Everest- waar de goden wonen. We zien reeds op de titelpagina de gebedsvlaggetjes hangen. Een Boeddhistische monnik zegt: “vreemdeling komt zonder vleugels uit de hemel vliegen”. Lambik vraagt zich echter af wie ‘dat link paterke’ is. Hij vertelt zelf: “ik ben een Boeddhistische monnik, een lama uit het klooster van Tengpoche”. De man is op stap met een Yak, draagt een aardekleurig kleed en heeft beide schouders bedekt. Even later komen we aan in het klooster van Tengpoche. We zien er dan ook een plaat (91). Het klooster is enkel voor lama’s maar ze hebben speciale vertrekken voor reizigers; De volgende dag worden ze uitgenodigd bij de hoofdlama. We zien de binnenzijde: er zit een boeddha met de handen op elkaar. Even verder zien we de hoofdlama en daarachter twee gewone lama’s. Op de achtergrond zien we een schilderij met vermoedelijk een Boeddha die op een lotusbloem zit maar dit is zeer onduidelijk. Als onze vrienden vertellen wat hen is overkomen met de tent dien hen naar die plaats had gebracht zegt de hoofdlama dat het wonder is geschied. Ze hebben bezoek gekregen van de drie zonen van Sagarmatha. Ze is de moedergodin der aarde en heeft drie zonen. Ze zijn de eerste aan wie de hoofdlama het geheim zal

136 ontsluieren. Geen enkele ingewijde heeft het ooit mogen aanschouwen maar zij zijn begenadigd! Zelfs de lama’s, zijn medebroeders hebben dit nog nooit gezien. Ze krijgen een thangka te zien. Dit zijn geschilderde symbolen die de geboorte en het leven van Sagarmatha vertellen. Niemand weet hou oud het is, het heeft er altijd geweest. “Nog voor de continenten gevormd werden verscheen in de lucht een wolk zo groot als het universum. Eeuwenlang regende het uit deze wolk, maar het water bleef boven. De wind blies van alle kanten tegen het water aan, tot het één solide massa werd die hoger groeide. De beukende golven werden gletsjers. En vallende sneeuw toverde alles wit. En Sagarmatha, de moedergodin was geboren. Daar Sagharmatha de hoogste en de mooiste was, moest zij toezien op de rest van de aarde..maar zij was altijd alleen en weende bittere tranen.Uit deze tranen, op dezelfde wijze, haar drie zonen geboren! Voor het overtollige water moest een weg gevonden worden en zij gaf haar zonen een naam! Bato, wat in Nepalees ‘spoor’ betekent, Pani wat wil zeggen ‘water’ en phokhari wat ‘meer’ betekent. Vele van de hoge bergen in de Himalaja zijn goden. Een ervan is khang-ri, wat piek betekent, is een slechte god! Hij is steeds jaloers op de hoogte en schoonheid van Sagarmatha; tijdens de hevige stormen spuwt hij naar haar. Uit zijn speeksel zijn ook drie zonen geboren. Zij zijn afgunstig op Phokhari en haten hen. Ze willen steeds met hen strijden. De zonen van Sagarmathi kwamen in Sidonia’s tuin omdat de godin moet toezien op de aarde. Zij stuurt hen uit naar de rest van de wereld en eenmaal per jaar moeten ze verslag uitbrengen. Dit moet, anders verliezen zij hun krachten. De zonen van Khang-ri beletten hen om bij hun moeder te komen, en als zij daarin slagen brokkelt Sagarmatha af en wordt Khang-ri de hoogste berg. Aan het eind van hun reis zijn Bato en Pani steeds vermoeid en bijna weerloos. Het is dan dat de zonen van Khang-ri toeslaan. Ze stalen de huisraad van Sidonia omdat zij soms geschenken meebrengen voor hun moeder en dan grijpen ze alles wat ze kunnen krijgen, soms meer dan ze kunnen dragen.” Hij vertelde hen dit verhaal omdat de zonen van Sagarmatha hen-gezegenden- met een bezoek vereerd hadden. Ze moeten dit geheim in hun hart dragen. De zonen van de moedergodin nemen een menselijk gestalte aan maar de moeder laat zich nooit zien. Zij is de godheid en voor het menselijk oog onzichtbaar (uitzondering op plaat 205).

137 Er is echter een lama die aan de deur staat te luistervinken en dit kan een andere lama niet toelaten ‘schande kome over u, broeder. De hoofdlama heeft gezien dat de man aan het liegen is en ‘mannen met een leugen in de mond hebben geen plaats meer voor een maaltijd’. Sidonia spreekt de man aan met Eerwaarde. ’s Nachts is het normaal zeer rustig in het klooster maar nu vallen de stenen naar beneden en de hoofdlama begint zich nu af te vragen of hij er wel goed aan gedaan heeft om het geheim te ontsluieren. Misschien zal de toorn deze goden nu over hen komen. Daar ze niet opgewassen zijn tegen deze krachten stelt de hoofdlama voor om door middel van meditatie misschien toch nog hun angst kwijt te raken. Lambik komt terecht in een andere ruimte waar een ‘vliegende’ monnik (de oudste in de gemeenschap) in kleermakerszit aanwezig is. Hij begrijpt de man niet en neemt hem mee naar de ruimte waar de anderen zijn. De man is voortdurend in trance en hij ziet de toekomst. Hij vertelt: “ik zie onheil…ik zie drie knapen…(dit zijn de drie zonen van Sagarmatha zie plaat 159) uitgeput…en drie demonen (dit zijn de drie zonen van Khang-ri, deze laatste is te zien op plaat 207)… ongelijke strijd..LICHT LICHT WIL LICHT.” Jerom wil helpen om de knapen op de Mount Everest te helpen. De hoofdlama weet niet of ze zich mogen moeien met de wereld van de goden. Maar de beslissing ligt bij hen en hij kan de goden slechts vragen om hen te beschermen. Bij het vertrek staan allen in vol ornaat. “voor een sterveling zou het ondenkbaar zijn dat hij in het rijk der goden zou binnentreden en nu gaan jullie hulp bieden, op gevaar van eigen leven”. Ze krijgen witte sjaaltjes mee als bewijs van hun vriendschap. Van het gele koordje om hun hals dat ze meekrijgen zullen ze bescherming krijgen van de goden om de grote gevaren te trotseren. Ook de gebedsvaantjes moeten ze goed zichtbaar dragen zodat de goden hen zouden herkennen en kunnen helpen. Als Lambik in een spleet in het ijs valt zegt Jerom: “Mozes komt naar berg”. Volgende dingen kon men ook in het album vinden: hemel, ik zie al engeltjes maar kunnen ook duiveltjes zijn , op hoop van zegen, ze zullen hun vrienden warm houden zoals de os dit deed in het stalletje van Bethlehem, Yeti (afschuwelijke sneeuwman) is enkel een fabeltje, je halve trouwboek, goeie genade, Lambik noemt Kang-ri een mislukte kerstman, als Wiske uit de kloof wordt gehaald door Sagarmatha denkt ze dat een engel haar komt halen en dat ze in de hemel is. 221. De rinoramp, 1989 Veel godsdienstige verwijzingen zijn in dit verhaal niet terug te vinden: O hemel!, de kathedraal van Antwerpen op de achtergrond en Mijn hemel!. Suske en Wiske gaan op zoek naar een verdwenen jongetje en Suske zegt: ‘Arme Peter-Paul. De hemel mag weten waar het

138 baasje nu zit!’. Suske en Wiske komen in Afrika terecht en daar ontmoeten ze de medicijnman van een Afrikaanse stam. Een stamgenoot zegt: ‘Ga allen dicht bijeen in kring staan. Masai magische dansen uitvoeren en medicijnman toveren. Hij veel geheime krachten bezitten.’. 222. De bezeten bezitter, 1989 De uitdrukking Hemel! en een kerk op de achtergrond zijn de enige religieuze elementen in dit album. 223. De kleurenkladder, 1990 Uit Lambik zijn jas valt een briefje en Wiske is zo nieuwsgierig dat ze het wil lezen. De goede kant van Wiske zegt dat dit onbeleefd is en de slechte kant zegt dat toch niemand het zal zien en dat ze het moet lezen. Lambik verliest het bewustzijn en verdrinkt. Hij denkt: ‘Ik klamp me vast aan het struikgewas op zijn aanminnig gelaat want het kan niemand anders dan Sinte-Pieter zijn. Waar brengt hij mij heen? Niet naar het vagevuur, he Sinte-Pieter?’. Hij komt wakker en ziet Jerom: ‘Whoeaa!! Jerom!! Ik wist niet dat jij Sinte-Pieter was! Waarom heb je me dat nooit verteld?’. Verder zien we de Sacré-Coeur in Parijs. 224. De kleine postruiter, 1990 Dit verhaal speelt zich af in Mechelen en om dit aan te tonen zien we de Romboutstoren. In Tongeren zien we een andere kerk. Later reizen onze vrienden verder naar de stad Worms aan de Rijn. Lambik zegt bij het zien van de stad: ‘…de stad Worms aan de oevers van de Rijn, en de Sint-Petersdom torent boven alles uit! Prachtig!’. Deze kerken en kathedralen worden in dit album afgebeeld louter als realistische achtergrond. 225. De goalgetter, 1990 Wiske zegt tegen haar tante als Suske weer eens niet op tijd thuis is: ‘Met zachtheid kun je bergen verzetten. Een lief woordje doet wonderen…’. Bij het lezen van een contract valt iedereen flauw. Suske zegt: ‘Goeie genade, dit is nog erger dan een overlijdensbericht!’. Een ster is neergedaald uit de hemel om van Suske een voetbalster te maken. Maar de ster verwittigt Suske dat hij fair moet spelen. Hij zegt: ‘Met de anderen heb ik niets te maken, maar als jij een superster wilt worden, moet je in alle opzichten de spelregels eerbiedigen, anders zal ik je nooit meer helpen! Ben je bereid eerlijk te spelen?’. Suske zegt tegen Wiske na het saboteren van de carrière van Suske: ‘Wat je gedaan hebt is verkeerd, maar ik vergeef het je!’. Andere verwijzingen zijn: Hemel! en Allemachtig!.

139 226. De mysterieuze mijn, 1990 In dit verhaal speelt Leyn Wecks de hoofdrol. Leyn Wecks is de beschermengel van de mijnwerkers. Rond haar lopen geesten met fakkels rond. Dit zijn onrustige geesten van overleden ter doodveroordeelden. Ze zien er uit als zombies of levende lijken. Het huis waar Suske en Wiske sliepen werd in brand gestoken en Lambik denkt dat ze dood zijn. Lambik zegt: ‘Laten we hen een laatste groet brengen…Kom.’. Iemand heeft het leven gered van onze vrienden . Suske zegt: ‘We hadden te pletter moeten storten! Een mirakel!’. Terwijl Wiske zegt: ‘Een wonder! Wie kan hierachter zitten? Wie heeft ons het leven gered?’. Onze vrienden werden gered door de Heilige Barbara. Leyn Wecks is woedend op Lambik en roept: ‘Een wandeling naar de eeuwigheid, wil je zeggen! Je komt hier niet meer levend vandaan! Grijp hem!’. Op het einde van het verhaal verschijnt plots een onverklaarbaar wit licht. Dit licht is afkomstig van de Heilige Barbara (zie plaat 175), de beschermheilige van de mijnwerkers en de patrones van gevaarlijke beroepen. Ze heeft een toren en een palmtak in haar handen. Ze zegt: ‘Leyn Wecks, ik zal u vergeving schenken als je beloofd je hekse leven te beteren.’. Leyn Wecks zal de mijnwerkers in de toekomst helpen. De Heilige Barbara zegt verder: ‘Zij hebben genoeg geleden, en hebben hun eeuwige rust verdiend. Met deze mijnwerkerslamp van Davy zal ik een einde maken aan hun onrustig geestenleven. Als ik de vlam doof, zullen ze met het licht verdwijnen!’. Andere religieuze verwijzingen zijn kruisbeeld aan de muur (zie 17) in een slaapkamer, engelbewaarder, Goeie genade!, een nobele ziel, Allemachtig!, Hemel! en Je bent een engel!. 227. Het Witte Wief, 1991 1500 jaar voor Christus stond in de Hoge Veluwe (Nederland) een zonnetempel gewijd aan een zonnegod waar, door priesters en priesteressen, ommegangen werden gehouden. Een man Zander- die eruit ziet als een zandloper- brengt dolende, van elkaar gescheiden mensen en verdwenen mensen weer bijeen. Hij wil Witte Wief terug bij haar geliefde, hogepriester, brengen. Witte Wief is de geest van een priesteres die vroeger in de zonnetempel de ceremonies leidde. Ze kunnen elkaar niet terugzien omdat Udo de Boze, afstammeling van de oorlogsgod Wodan, roet in het eten gooit. Suske en Wiske ontmoeten de hogepriester en Wiske zegt: ‘Zoals u ziet, mijnheer pastoor, ben ik niet de eerste de beste! Het is het Witte Wief die ons hierheen heeft gestuurd!’. De hogepriester antwoordt: ‘Ik ken geen Witte Wief! Jullie zijn afgezanten van Wodan, de oorlogsgod! Dood en verderf komen over jullie! Jullie zullen aan de goden worden geofferd!’. Wodan komt te voorschijn en zegt: ‘Ik eis mensenoffers!’. De hogepriester weigert en zegt: ‘Het is Wodan zelf, de oorlogsgod! Hij zal

140 onheil over ons brengen! Vlucht naar de zonnetempel! Ik weiger mensenoffers te brengen!’. Op het einde van dit album komen de geliefden samen en gaan ze samen het geestenrijk binnen.Verder komen de religieuze verwijzingen voor: Hemel!, goden, offerplaats, O mijn God!, duiveltje uit een doosje, engelbewaarder en de toorn van Wodan. 228. Het wondere Wolfje, 1991 Geen verwijzingen. 229. Tazuur en Tazijn, 1991 Dit verhaal speelt zich af in Temse in de Middeleeuwen. We zien ook de kerk van Temse. Daarbij zegt Wiske over deze kerk: ‘En daar is de geklasseerde O.L.-Vrouwekerk.’. Temse ligt aan de Schelde. Suske en Wiske komen onderdanen van de God van de Schelde tegen. Onze vrienden komen terecht in het Temse van de middeleeuwen. Een kasteelheer denkt dat onze vrienden goede magiërs of boze tovenaars zijn. Wiske komt een zwarte magiër Crimsinius tegen die Wiske in een meeuw omtovert. Een andere uitdrukking die met godsdienst te maken heeft is: Mijn hemel!. 230. Lambik Baba, 1991 Dit verhaal speelt zich af in India, waar onze vrienden een Foster Parents kindje bezoeken. Op het voorblad wordt de oppergod van de Hindoes Sjiva afgebeeld. Een Hindoe belt aan de deur aan bij tante Sidonia en zegt: ‘Ik ben gekomen om de lamp der liefde in je harten te ontsteken. Ik ben naar hier gekomen om jullie het Pad der Liefde, de Plicht der Liefde en de noodzaak der liefde te verkondigen als de universele boodschap!’. De man laat een urne bij onze vrienden achter en verdwijnt. Lambik opent de urne en een geest verschijnt. De geest zegt: ‘Niet schrikken. Ik ben de levende geest van Srinivasa, hierheen gebracht door Sai Bab van Shirdi. Sai Baba is een heilige die honderd jaar geleden leefde en vele wonderen heeft verricht. Zijn boodschap is liefde, liefde voor de medemens! Ik heb hem aanroepen om u, mijn weldoeners, persoonlijk te kunnen bedanken, dat u mij heeft willen adopteren.’. In India staan veel beelden van Hindoe goden. Suske zegt over een beeld: ‘Dat is Sjiva, de oppergod van de Hindoes. Het rechtergezicht stelt de schepper voor, het middelste de behoeder en het linker de vernietiger.’. Lambik wordt onder de arm genomen van een heilige Sai Baba van Shirdi en de mensen beschouwen Lambik als één van de volgelingen van Sai Baba. Sai Baba van Shirdi leeft in

141 een tempel, mediteert en verricht wonderen. Lambik ziet zijn vrienden terug en zegt: ‘Ik ben een Heilige net zoals Sai Baba! Jullie zijn maar gewone stervelingen!’. Lambik wordt gevangen genomen door drie demomen Ego, Agressie en Pretentie. Wiske krijgt gewijde as mee, die de weg zal tonen. De oppergod Sjiva redt Lambik uit de handen van demonen. Lambik en de vrienden krijgen de zegen van de oppergod om de kinderen te redden van de slavernij. Wiske gebruikt de Heilige as om de demonen te verwijderen. De heilige Sai Baba leert ons een les: ‘In ieder mens zitten demonen, bij de een meer dan de andere! Je kunt ze alleen maar verdrijven door je naaste lief te hebben. Jullie hebben het voorrecht gehad de oppergod te ontmoeten. Weinig stervelingen hebben dat geluk gehad! Aangezien jullie nog vele avonturen te wachten staan, geef ik jullie mijn zegen. Ga in vrede!’. De kinderen worden gevangen gehouden door de afstammelingen van de drie demomen en aanbidden een groot demonenbeeld. De demonen worden bestreden met liefde omdat dit met geweld niet mogelijk is. De boeven hebben op het einde van het verhaal berouw. Andere geloofselementen: heilige koe bij de Hindoes, heiligschennis, moskee, heilige, ongelovig, Mijn hemel!, schijnheilige, wraakgodin Doerga, zijne heiligheid, Lieve hemel! en zorgen dat je een proper zieltje hebt, dan kom je in de hemel. 231. De scherpe schorpioen,1992 Dit verhaal speelt zich af in Marokko. De uitdrukkingen zijn aangepast aan de gewoonten en de cultuur van het land: Bij Allah!, Bij Allah en de baard van de profeet! en Allah zij met u!. Dit verhaal gaat over een gouden schorpioen en de schorpioen is de bewaker van de crypte van de grote Kaid. Tante zegt: ‘Wiskes leven hangt misschien aan een zijden draad!’. Lambik antwoordt erop: ‘En jij bent onze draad al aan ’t doorknippen!’. Wiske vraagt aan Lambik: ‘Is dat naastenliefde, na wat ze voor mij gedaan hebben?’. Op het einde van het verhaal vertelt een berber aan Lambik: ‘Jij deed dit uit naastenliefde! Jij bent een edel mens!’. Andere religieuze verwijzingen zijn: Hemel!, mijn engeltjes, Goeie genade! en de toekomst voorspellen door iemand zijn hand te lezen. 232. De Tootootjes, 1992 Geen verwijzingen.

142 233. De klinkende klokken, 1992 Dit verhaal speelt zich af in China, waar een oude man Wangsne Wang Pang, heel zijn leven lang aan een klok heeft gewerkt. De oude Chinees zegt: ‘Heel mijn leven lang werk ik al aan deze klok en nu, op mijn laatste levensjaren, ben ik ermee klaar. Mijn ziel! Pas als ik er mijn ziel in leg zal ze gaan tikken…Haar getik zal de vriendschap onder de mensen bevorderen!’. Hij wil de mensen dichter bij elkaar brengen met behulp van deze klok. Maar een gemene vrouw Tching Tchang wil de klok in handen krijgen. De man valt neer en zijn ziel neemt bezit van een duif. En de vogel vliegt weg. De vrouw steelt de klok en steekt haar gemene ziel in de klok. Wangsne Wang Pang vindt de klok terug en zegt: ‘Dit wordt een krachmeting waarbij ik ten onder kan gaan maar ook…overwinnen! De slechte ziel van Tching Tchang moet uit de klok verdreven worden! Ik wil het! Ik wil! Ik wil! Ik drijf je uit! Verdwijn! Ga weg! Het goede zal overwinnen! Weg! Weg! Je bent overwonnen! Mijn ziel is sterker! Weg!’. Op het einde van het verhaal vergeeft Wangsne Wang Pang de gemene vrouw Tching Tchang en zegt: ‘Tegenspoed! Tegenspoed is de toetssteen van de ware vriendschap. En die heb ik bij jullie gevonden, vrienden. Door jullie heb ik mijn klok terug… Eindelijk zal ik er mijn ziel kunnen inleggen en ik hoop dat ik daarmee de vriendschap onder de mensen zal kunnen bevorderen!’. Andere verwijzingen: Hemel! en Sint-Pieter stond al te wenken met mijn entreekaartje voor de hemel!. 234. Het kristallen kasteel, 1992 Dit verhaal gaat over dwalende zielen en boselfen. Onze vrienden gaan op vakantie naar Han- sur-Lesse en Lambik ziet een mannelijke meermin met een baard. Suske ziet een mooi boselfje en wanneer Wiske dit ontdekt is ze jaloers. Ze zegt: ‘Ga weg! Je hebt mijn hart gebroken, ik ga in het klooster!’. Een dwerg is verliefd op Wiske en wil met haar trouwen. De kerk van Han-sur-Lesse wordt in dit verhaal afgebeeld. Andere verwijzingen zijn Hemel!, judas, middernacht het spokenuur en mijn reddende engeltjes. 235. De krakende Carcas, 1993 Dit verhaal speelt zich af in de Languedoc en meer bepaald in de streek rond Carcasonne. Dit is duidelijk te merken aan het kasteel, de kerken en de muren rond de stad. Lambik pleegt heiligschennis door een petanquebal tegen de mascotte te gooien. De medespelers zitten achter Lambik aan en plots is hij verdwenen. Een man zegt: ‘Le diable…De duivel is verdwenen.’. Lambik

143 komt bij een tovenaar terecht die klopgeesten bewaart die ooit de burcht van Carcasonne in het verderf wilden storten. Eén van de geesten, de geest van Carcas, valt in de koperen cirkel der keerkringen en wordt geopend. De geest neemt bezit van een vrouw. Deze vrouw kan toveren. Lambik moet de fles terughalen en de tovenaar zegt: ‘Maar hou je buiten de godsdienstconflicten van die tijd.’. Lambik komt broeders tegen, die behoren tot de orde van de Katharen. Een broeder zegt: ‘Ziet broeders, de hemelse voorzienigheid plofte ons een maaltijd neer op een tak!’. Een andere broeder (zie 54 en 55) zegt: ‘Verzaakt gij aan onze overtuiging om af te zien van aardse genoegens? Broeder Fricoteur, uw wellustige trekjes zijn een bonhomme onwaardig. Wij katharen leggen onszelf een strenge ontbering op!!’. Lambik heeft iemand in elkaar geslagen en de broeders zeggen: ‘O broeder, wat een tragedie…dat wij u deze roede moeten aanbieden! Het is een kathaarse gewoonte, broeder, onszelf te kastijden bij de minste fout. Ons geloof laat geen geweld toe. Maar je hebt onze zegen, broeder…bij de goede daad die je stellen gaat.’. De katharen of de ketters waren in die tijd niet geliefd. In het boek duidt een scène op deze geloofskwestie. Een pauselijke legaat158 zegt: ‘Ellendige katharen! Jullie zijn de pest van de streek!’. Een broeder (zie plaat 81) antwoordt: ‘Best mogelijk, kerel. Maar van de pest kun je genezen, wat van jouw smoelwerk niet gezegd kan worden. Trouwens, wij beschouwen al wat aards is van de duivel, enkel de geest behoort tot God.’. Waarbij de man roept: ‘Ketters! Jullie durven dus beweren dat de heilige relikwieën des duivels zijn?!’. De broeder antwoordt: ‘Relikwieën? Ha, je bedoelt die zogenaamde losse onderdelen van heiligen.’. Een jongen vertelt over de katharen die op een onmenselijke manier worden vervolgd. Hij vertelt verder: ‘Zij houden er andere ideeën op na. Zij beweren dat het lichaam de duivel toebehoort en enkel de geest van God is. Hun predikanten, de bonshommes, leiden een leven van gebed en ontbering. Door hun goede werken genieten zij de gunst van de bevolking. Bovendien staan zij onder bescherming van de graven van Toulouse en Carcasonne. De paus heeft zijn legaat gestuurd om de graven op andere ideeën te brengen.’. De graaf van Carcasonne neemt afstand zich van de geloofskwestie en hij wil de sukkelaars helpen. Hij zegt: ‘Iedere vervolgde vindt bij mij een onderdak boven zijn hoofd, brood, een schuilplaats en de bescherming van mijn zwaard!’.

158 Een legaat is een pauselijke gezant, hetzij met een speciale opdracht of als vast vertegenwoordiger.

144 De pauselijke legaat is overleden en paus Innocentius159 (zie plaat 136) zegt: ‘Wat zegt u? Peter van Castelnau bezweken aan de verwondingen van een aanslag? Moge Gods toorn de dader treffen. Het kwaad moet nu verdelgd worden!’. Andere religieuze verwijzingen zijn heiligschenner, zijn ziel verkopen, Lieve hemel!, Hemel!, Goeie god!, engeltje, Hemeltje!, monnik, satanszoon, duivels, goddelijk, heilige Jumenas en kruistocht. 236. De gulden harpoen, 1993 Jan Huygen - een geest - heeft Wiske gevangen genomen en wil Wiske wisselen tegen de gulden harpoen. De nazaten van die geest zijn ook op zoek naar de gulden harpoen en bedreigen Lambik. Lambik zegt: ‘Ha, laat me niet lachen! Jij leest te veel stripverhaaltjes! Zeg de gebeden van de afgerammelden maar vast op!’. Professor Barabas vertelt het verhaal van de profeet Zebulon en de gulden harpoen: ‘Jona of Jonas was inderdaad een profeet en de zoon van Amitthia. Hij was afkomstig uit de stad Gath-Chefer op het stamgebied van Zebulon en leefde cica 800 voor Christus. Op last van Jahwe moest Jonas naar Ninivé om de ondergang van die stad te verkondigen indien de inwoners zich niet bekeerden. Onderweg naar Tarsis werd Jonas door een storm overvallen. De zeelieden wierpen hem overboord maar een grote walvis slokte hem op en hield Jonas 3 dagen en 3 nachten in zijn buik om hem daarna aan land uit te spuwen. Hij bracht de boodschap van Jahwe over aan de stad, de inwoners deden boete en Ninevé bleef gespaard van de ondergang!’. Lambik ontmoet Jona, de profeet van Zebulon. Andere religieuze elementen zijn: een kerk, Hemel!, de heilige Lambik Baba en goddank. 237. De snikkende sirene, 1993 Een oude sirene maakt een vloeistof om iemand te veranderen in een sirene om haar te vervangen. Ze zegt: ‘Ik hoop dat de goede geesten mij welgezind zijn en dat ik niet te lang op het resultaat hoef te wachten!’. Tante Sidonia is veranderd in een meermin en ze verdwijnt.

159 Paus Innocentius III (1198-1216).

145 Wiske mist haar tante (zie plaat 69). Lambik zegt: ‘Wat heeft dat te betekenen? De gordijnen dicht, brandende kaarsen! Je drijft over! Jij maakt er hier een funerarium van! Hup! De zon binnen!’. Onze vrienden gaan Sidonia zoeken en plots komt Wiske aangelopen. Suske zegt: ‘Die is alle staten! Nog erger of ze de duivel heeft gezien!’. Verder komen deze vergelijkingen voor: Hemel!, het lot, Allemachtig!, Goeie genade!, kerk in de achtergrond, kerk van Cochem, Mijn hemel!, 238. De slimme slapjanus, 1993 Wiske vraagt waarom Barabas de uitvinding niet heeft vernietigd. Professor Barabas zegt tegen Wiske: ‘Klopt, Wiske. En dit om misbruik te voorkomen. Maar het is hoog tijd dat de mensheid haar verantwoordelijkheid opneemt. Ik dicteer geen moraal, ik ben uitvinder.’. Op het einde van het verhaal zien we de Sacre-Coeur in Parijs. 239. De stervende ster, 1994 Professor Barabas begint het verhaal met deze woorden: ‘Volgens de schrijver Erich von Däniken is het visioen van de profeet Ezechiël uit het Oude Testament een ontmoeting met een…UFO. Jozef Blumrich, hoofd van de afdeling Constructieprojecten van de Nasa, wilde dit weerleggen, maar kwam na studie van de bijbeltekst tot dezelfde conclusie. Hij maakte er zelf een technisch onderwerp van’. In dit verhaal komt een mooie spreuk voor: ‘Doe nooit een ander wat je jezelf niet toewenst.’. Lambik denkt dat hij in de hemel zit: ‘Die silhouetten…engeltjes van de Orionwereld! Hm…die engel is iets minder…maar die pot mag er zijn!’. Op het einde van het verhaal zegt Aborhm: ‘Dank, vrienden. De Anteanen aanbidden vele goden. Maar ook jullie hebben te maken met een god…die van het bevroren bewegende beeld…het toestel van Ampers. Reken af met deze god, voor hij het met jullie doet. Vaarwel.’. Professor Barabas zegt: ‘Vrienden, dit is een historisch moment…het einde van een zonnestelsel. Ooit staat dit de mensheid te wachten. Laat ons hopen dat er dan ook een Ark klaarstaat.’. Verder komen deze verwijzingen voor: zalig, Goeie genade!, Hemel!, Alle duivels!, Mijn god!, godzijdank, missie en Vaarwel!. 240. De pottenproever, 1994 Dit verhaal speelt zich af in Olen en de Matinuskerk speelt daarbij een belangrijke rol. In het voorwoord vertelt de auteur over Olen: ‘In 994 schonk Sint-Ausfride, bisschop van Utrecht verschillende eigendommen van de parochie van Olen.’. De kathedraal van Antwerpen komt ook voor. Een man vertelt: ‘Rijstpap! Jazeker! Zoals de engeltjes in de hemel! Mijn vrouw zal rijstpap maken!’.

146 241. Het Aruba-dossier, 1994 Veel godsdienstige verwijzingen komen we in dit stripverhaal niet tegen: Hemel!, op een duiveltje in een doosje, Godallemachtig, Sinterklaas en judasgeld. 242. Tokapua Toraja, 1994 Dit avontuur speelt zich af op één van de Indonesische eilanden. Diep in de bossen zien we ruïnes van tempels (zie plaat 97). Onze vrienden bezoeken deze eilanden en komen terecht op het Pesta Mati of het feest voor de doden. Sidonia betuigt haar deelneming bij het overlijden van een inwoner. De zoon van de overledene zegt: ‘Wij zijn niet zo bedroeft als jullie westerlingen bij een overlijden. Onze doden gaan naar een betere wereld.’. Tijdens het feest voor de doden roepen de vrouwen de goede geesten op en stemmen hun gunstig. Lambik vertelt over de tautau. Hij zegt: ‘Van iedere overledene wordt een houten beeld gemaakt, tautau genaamd. Soms neemt de geest van de afgestorvene bezit van zo’n tautau.’. Het beeld moet de overledene voorstellen en wordt na de begrafenisplechtigheid bij de andere beelden gezet (zie plaat 148). De geest van de overledene heeft dan rust gevonden. Het is voor de nabestaanden een blijvende herinnering. De broer van de overledene komt de plechtigheid verstoren. Hij is een tovenaar die bezig is met zwarte magie en beschikt over duistere machten. Hij vervloekt de inwoners van het dorp en zal wraak nemen. ’s Nachts vliegt hij rond als Garoeda, een mythisch wezen, dat er uit ziet als half mens en half adelaar. Het is eveneens het rijdier van Visjnoe, een god van de Hindoes. Hij spreekt allerlei bezweringen uit, waardoor tempelbeelden tot leven komen. Een Indonesische tovenaar maakt gebruik van een varkenslever om de toekomst te voorspellen. Op het einde van het verhaal heeft de boze tovenaar spijt en hij vraagt vergiffenis voor zijn daden. Andere religieuze verwijzingen zijn: Hemel!, tempel, begraafplaats, De duivel hale hem!, opbiechten, Verduiveld! en Allemachtig!. 243. De averechtse aap, 1995 Een man vraagt vergiffenis al knielend en zegt dat hij een gewetenloze schoft is. In dit verhaal zijn er weinig religieuze verwijzingen: een kerktoren in de achtergrond, mijn vader zaliger, Hemel! en Waar heb jij het in godsnaam over?.

147 244. De begeerde berg, 1995 Krimson, de eeuwige vijand van onze vrienden wil de Mont Blanc een kopje kleiner maken. Maar onze vrienden kunnen dit verhinderen. De koning van een volk uit de Alpen zegt tegen Krimson: ‘Dit monster was van plan de Alpen onherroepelijk te beschadigen! En waarom? Uit hoogmoed en machtswellust! Twee eigenschappen die jammer genoeg bij velen altijd aanwezig zijn! En daarom zal ik deze Krimson veroordelen tot…Krimson zal met zijn knecht Achiel de natuur mooi houden!’. Tante Sidonia zegt: ‘Zelf in de slechtste mens zit iets goeds! Ook in Krimson!’. Maar Sidonia kan geen voorbeeld geven. 245. De 7 Schaken, 1995 Dit verhaal bespreekt het leven van de auteur Willy Vandersteen. De auteur ging naar het Sint-Eligiusinstituut. Hij kreeg er les van broeders. De broeder sprak over kruistochten en het heilig graf. Willy Vandersteen ging ‘s zondags naar de mis in de Sint-Eligiuskerk. Tante Sidonia vertelt over de jeugd van de auteur: ‘In de Sint-Willeborduskerk gingen Willy Vandersteen samen met zijn vrienden - hun houten zwaarden laten zegenen door de pastoor.’. Willy was leider van een bende die de Heilige Strijd wilde aanvatten om de vijand uit het Heilig Land te verdrijven. Willy vroeg aan de pastoor: ‘Edelachtbare eerwaarde vader, wij zijn ridders die het Hielig Land gaan bevrijden! Wil u ons zegenen?’. De pastoor antwoordt: ‘Maar mijn zegen hebben jullie altijd.’. In dit verhaal komt Minerva, de godin der wijsheid en kennis, en Athena ter sprake. Een man vertelt over de godin: ‘Daar zij uit de godenwereld komt, beschikt zij over goddelijke krachten…Zo voelde ik mijn bronzen leden stilaan vlees en bloed worden! Andere elementen zijn: een kerk in de achtergrond, een Mariabeeldje onder een stolp op de kast, een pastoor, een kruisbeeld op de achtergrond, vijf geboden, Sint-Anneke, Sinterklaas 246. De vonkende vuurman, 1995 Dit avontuur speelt zich af in de streek rond Turnhout. Op het eerste plaatje wordt de kerk van Turnhout mooi afgebeeld. Een man zit geknield in een begijnhof voor een Mariabeeldje (zie 54) in een grot met brandende kaarsen. De man zegt: ‘Waarom hoort niemand m’n bede…’. Deze vuurman is vervloekt en Lambik vraagt waarom hij vervloekt is. Treestantje, een boerin, maakt een kring van keien en brandende wierookstokjes (81). Zij prevelt allerlei onverstaanbare klanken… Suske denkt: ‘Treestantje spreekt de diepste krachten van hemel en aarde aan…De wolken troepen samen!’. En plots komt dankzij een bliksemschicht een man te voorschijn. Treestantje zegt: ‘Het is volbracht…tijd en ruimte zijn overschreden…Klein Peerken, kom te voorschijn! Klein Peerken, ik heb alle krachten van het aardse en het hemelse aangewend om je hier te brengen.’.

148 Verder komen deze verwijzingen voor: Hemel!, Genade!, Hemeltje!, Wat spook jij in ’s hemelsnaam uit!, Heilige Bimbam!, het hiernamaals en Goddank. 247. Het kostbare kader, 1996 Sidonia zegt tegen Wiske: ‘Dat wie mij liefheeft me volge!’. Eddy Merkx legt het plan uit dat de renners zullen volgen: ‘Op de Galiber zullen de groten hun duivels ontbinden.’Andere verwijzingen zijn Hemel!, Je bent een engel! en een geschenk uit de hemel. 248. Robotkop, 1996 In dit verhaal verlaat Lambiks geest zijn lichaam en zweeft rond. Lambiks geest zegt: ‘Ik vlieg door een tunnel, en aan het einde een licht! Een prachtig wit licht! Ik voel me gelukzalig! Ik zie lichtgevende gedaanten! Lambik zit tussen leven en dood. Hij denkt dat hij in de hemel zit en de auteur Vandersteen is ook aanwezig en hij zegt: ‘Wat jij nu meemaakt is de B.D.E.! (De Bijna-Dood-Ervaring (zie plaat 41 tot 53))! Er zijn maar weinig mensen die dat kunnen navertellen. Je hebt nu even mogen kijken in het leven na de dood! Maar jouw rol op aarde is nog niet ten einde. Je moet terug, er wachten nog nieuwe avonturen!’. De schurken ontvoeren Lambik en maker van Lambik een robot. Jerom ziet hem vluchten. Jerom zegt: ‘Vlucht op dak van kathedraal. Op het dak van San Marco-basiliek in Venetië!’. Andere verwijzingen zijn: Hemel!, dood en begraven, dorp met kerk, Sint-Pietersbasiliek, Allemachtig!, een kerktoren in Venetië en San Marcoplein. 249. De razende race, 1996 250. Het Grote Gat, 1996 In dit verhaal komen weinig godsdienstige elementen voor: Hemel!, judas, goddank en Atlantis. Een belangrijke les is dat de kinderen van vandaag de toekomst van morgen zijn. Iemand van een andere planeet zegt: ‘Niemand speelt de baas over een ander! Iedereen houdt van iedereen!...Dat is niet moeilijk, hoor!’. 251. De verraderlijke Vinson, 1996 Wiske neemt afscheid van haar hondje Tobias, omdat ze op expeditie gaan. Het hondje denkt: ‘Lap, ik krijg er nog een judaskus bovenop!’. Het hondje is toch mee op expeditie en hoort iets raars. Het hondje denkt: ‘Er mag Wiske, mijn beschermengel, niets overkomen! Ik ga eens buiten een kijkje nemen!’. Het hondje zoekt Wiske en zegt: ‘Voor Wiske zoek ik overal, zelf in de zakken van de duivel als het moet!’. Een op machtsbeluste professor zegt over professor Barabas: ‘Barabas is een nul! Zijn uitvindinkjes dienen het algemeen belang, die sukkel wil alsmaar de wereld verbeteren!’. Verder komen deze religieuze verwijzingen voor: Hemel!, Goeie genade!, schijnheilige, de uitdrukking Het is net alsof de paasklokken geweest waren! en reddende engel.

149 252. Volle maan, 1997 Suske en Wiske gaan op reis met de trein. Een reisbegeleider zegt dat ze in de verkeerde klasse zitten. Wiske reageert op het klasseverschil. De begeleider knielt neer en zegt: ‘Kunt u het mij vergeven!’. Ze komen op het platteland terecht en Suske zegt: ‘Het zijn lieve mensen, maar ik geloof daar allemaal niet veel van, hoor! Op het platteland zijn de mensen nog erg bijgelovig!’. Langzaam slaat de kerkklok twaalf slagen en onze vrienden worden aangevallen door een monster. Lambik zegt: ‘Wat voor een hellemonster is dat? Pak vast, duivel!’. Suske denkt: ‘Als het juist is wat ik vermoed, dan is Henk een …weerwolf! Het is vannacht volle maan en dan veranderen sommige mensen in weerwolven!’. Een dokter vertelt over de gedaanteverwisseling als weerwolf: ‘De wetenschap mag zulke fabels, zoals die over weerwolven, niet aannemen. Maar de ervaring heeft mij geleerd dat er inderdaad vreemde verschijnselen bestaan waar de wetenschap niets kan tegen inbrengen!’. Andere verwijzingen zijn: Hemel!, een kerk op de achtergrond, Hel en duivel!, O, hemel, Alle heiligen!, O, mijn God!, 253. Prachtige Pjötr, 1997 In dit verhaal bevinden onze helden zich in Rusland. De Rus Pjötr, die al jaren in ons land woont, wil trouwen met de dochter van een Russische tsjaar, maar zijn broer dwarsboomt hem omdat hij ook verliefd is. In dit verhaal komen ook kerken, zowel in de hoofdstad Moskou als in de kleine dorpen, voor. Suske, Wiske en tante Sidonia vliegen met een vikingschip door de lucht en botsen tegen een kerktoren. Suske springt op dat moment uit het schip en zegt: ‘Op hoop van zegen!’. Op het einde van het verhaal huwt Pjötr met de prachtige dochter van de tsjaar en onze vrienden zijn uitgenodigd op het huwelijksfeest. Naast deze religieuze elementen vinden we ook deze terug: ziel, Hemel!, Vaarwel! en O mijn God!. 254. Tex en Terry, 1997 In dit verhaal is veel geweld aanwezig: tante Sidonia wordt neergeschoten en er is een zware ontploffing. In dit verhaal zit ook moraal. Een dolfijn zegt tegen zijn vrienden: ‘Wat? Is dat jouw dankbaarheid? Ze hebben hun leven gewaagd om jullie te bevrijden en nu weigeren jullie hen te helpen!’. De verwijzingen naar religie hangen volledig los van het verhaal: Lieve

150 hemel!, Hemel!, Verduiveld!, halve trouwboek, akte van berouw, ziel, zeemansgraf en O hemel. 255. De mompelende mummie, 1998 Dit verhaal speelt zich af op één van de Indonesische eilanden. Een antropoloog die de stammen in Indonesië heeft onderzocht geeft een lezing over de volkstam Asmat. Deze mensen maken kunst waar ze hun ziel insteken. Onze vrienden zijn op zoek naar twee gegijzelden en de hoofdman van de stam zal de hulp inroepen van de woudgeesten. De hoofdman roept: ‘Wah-Wah-Wah-Wah! O, geesten van het woud, zeg ons waar de twee ontvoerden zijn! Spreek tot ons door de geest en de mond van onze voorvaderen!’. De geesten nemen wraak op de gijzelnemers, waardoor de doden uit hun graf opstaan. Andere verwijzingen zijn: Mijn God, wat nu?, Hemel!, trouwen, De gebeden der stervenden zeggen!, O God!, de hel breekt los en Verduiveld!. 256. De vogels der goden, 1998 Dit is een vervolg van de mompelende mummie. In dit verhaal komen weinig religieuze elementen voor: Hemel!, levende ziel, godvergeten gat, vogels der goden en engeltje. 257. De rebelse Reinaert, 1998 Op de omslag van dit album staat een Kerk. In het begin van dit verhaal kijkt een magiër in een glazen bol om Lambik te zoeken. De man vraagt aan Lambik om een belofte te doen, waarop Lambik antwoordt: ‘Ik beloof het op mijn communiezieltje!’. Suske en Wiske verkleden zich als geestelijken om het kasteel van Reinaert de vos binnen te raken. Aan de poort zeggen ze: ‘De heer zij met u!’. Waarop een vos antwoordt: ‘Et cum spiritu tuo!...En met uw geest160!’. Reinaert zegt tegen Wiske over een GSM: ‘Dat is iets van de duivel, Wiske, en wij zijn godvrezende lieden. Ik moet aan de veiligheid van mijn vrouw en kinderen denken!’. Suske en Wiske zitten in een netelige positie en Wiske zegt: ‘Vaar…Vaarwel, mijn liefste Suske…Tot in de hemel!’. Aan de kerk zal de beul Lambik zijn hoofd afhakken. Iemand heeft de schuur van de pastoor in brand gestoken en de pastoor komt aangelopen: ‘Bij alle engelen in de hemel, mijn schuur brandt!’. Wiske antwoordt: ’Hemel, mijnheer pastoor? Dat lijkt anders meer op de hel!’. Andere verwijzingen naar het geloof zijn: de uitdrukking Gulzigheid is een van de zeven hoofdzonden!, monniken, Je zult met je natte voeten in de hemel aankomen! en Zeg maar de gebeden der stervenden!.

160 Tekst uit de mis.

151

258. De gevederde slang, 1998 Dit verhaal gaat over de Maya-cultuur. Een acheoloog onderzoekt de Maya-cultuur. De professor legt uit wat een cenote is: ‘Een cenote is een offerbron waarin de Maya’s en later de Azteken, mensen offerden!’. Lambik duikt in de vijver en zegt: ‘Allemachtig! Ontelbare skeletten, een waar knekelveld! Het resultaat van het jarenlang brengen van offers!’. In de vijver ontdekken ze een granieten deur waarop Quetzalcoatl, de gevederde slang staat afgebeeld. De gevederde slang is de oude Mayagod van de elementen die waakt over de harmonie tussen hemel en aarde. De Mayagod zegt over onze vrienden: ‘Ik weet dat jullie het goed bedoelen en dat jullie harten zuiver zijn. Daarom wil ik jullie belonen! Als Mayagod, die waakt over de harmonie tussen hemel en aarde, weet ik alles! Wie goden erkent zal niets voelen!’. Op de rug van de slang vliegen ze door de tijd en komen aan in het rijk van de Maya’s met de tempels van Palenque (zie plaat 149). Tante Sidonia heeft de koningin gered en mag een wens doen. Ze wil met Lambik trouwen. Op het einde van het verhaal zouden Sidonia en Lambik trouwen in de Mayacultuur, maar een vulkaanuitbarsting verhindert dit. De Mayagod zegt tegen zijn volgelingen tijdens de vulkaanuitbarsting: ‘Ga allen naar de afgesproken plaat! Neem alleen het hoogstnoodzakelijke mee!’. In de grot komt de god van de regen Chacmool voor. Plots zegt de vogel die is neergedaald op het beeld van de regengod: ‘Halt! Ik vervloek jullie! Jullie onteren dit heiligdom! Mijn wraak zal zoet zijn!’. De vogel bezit bovennatuurlijke krachten. Wiske vraagt aan Suske en Lambik om te helpen bij de afwas, maar ze hebben geen tijd. De engelbewaarder van Wiske (zie plaat 30) verschijnt en zegt: ‘Niet mopperen, Wiske, één goede daad geeft je vleugeltjes!’. Wiske antwoordt: ‘Je hebt gelijk, engelbewaarder, wat is één potje en drie borden!’. Andere godsdienstige uitdrukkingen: Hemel!, een Mexicaanse kerk, een kruisbeeld langs de weg (zie plaat 51), geen genade, goddelijk hart en de uitdrukking Al wat ik kan doen is bidden. 259. Amber, 1999 Dit verhaal gaat over Amber, een meisje dat 250 000 jaar onder het ijs heeft gelegen. Ze is gereïncarneerd, want ze wordt tot leven gewekt door professor Barabas. Andere verwijzingen zijn: Ach, loop naar de duivel! en een schietgebedje opzeggen. 260. De bonte bollen, 1999 Onze vrienden fietsen door het Vlaamse landschap en op de achtergrond zien we een kerk. De moraal van het verhaal is: de plaag van deze tijd is de onverdraagzaamheid onder de volkeren.

152 De geest van Lovamoer zegt: ‘De kans om in harmonie samen te leven wordt met de dag kleiner. Maar er zijn nog mensen die er iets willen aan doen. De toekomst ligt in jullie handen. De jeugd moet voor een betere wereld zorgen!’. Op het einde van het verhaal wordt de verjaardag van Wiske gevierd met alle kinderen van verschillende huidskeuren uit de buurt. Andere verwijzingen zijn: Mijn hemel!, O God! en Hemel!. 261. Het berenbeklag, 1999 Dit verhaal speelt zich af in Turkije en dit is ook duidelijk te zien aan het landschap en de cultuur. De belangrijkste religie in Turkije is de Islam. Op de omslag van dit album zien we een moskee met enkele minaretten (zie 7) afgebeeld. De Turkse vrouwen hebben een hoofddoek om en de Turkse mannen hebben een potmuts op hun hoofd. Onderweg vraagt Lambik aan een Turk: ‘Goedemorgen! Hoe gaat het?’. De man antwoordt: ‘Goed, als God het wil!’. De uitdrukking Allah komt nu en dan voor. Onze vrienden willen een magiër helpen om de beren te redden uit de handen van dieronvriendelijke mensen. De magiër bedankt onze vrienden: ‘U wilt dus de beren helpen?...Allah en zijn profeet Mohammed zijn met u!’. Lambik antwoordt: ‘En met uw geest!’. Andere religieuze verwijzingen zijn: Christus, Hemel!, bidden, niet vloeken en duiveltje uit een doosje. 262. Het enge eiland, 1999 Enkel deze verwijzingen komen in dit verhaal voor: Hemel!, lijkbidders die in het zwart gekleed zijn en Verduiveld!. 263. Het verdronken land, 2000 Dit verhaal speelt zich af in Doel. Suske en Wiske logeren bij een gezin in Doel en in de slaapkamer hangt boven het bed een kruisbeeld (zie 26). Wiske heeft een nachtmerrie over kwelduivels van het Land van Saeftinghe. Een man uit Doel vertelt over de legende waarbij een klok luidt in het Land van Saeftinghe. …voor de anderen was het te laat. Met Allerheiligen 1570 verzwolg een enorme vloedgolf Saeftinghe en de dorpen Sint-Laureins, Namen en Casuwele met hun inwoners… Saeftinghe werd verzwolgen als straf voor de hoogmoed van de inwoners. Kunnen we dit beschouwen als een straf van God? Tijdens hun zoektocht om het mysterie op te lossen en op zoek naar de geliefde van een meerman, vindt

153 Suske een spiegel. Op de spiegel staat ‘Insatrapo haec porta ad inferos est.I’, wat betekent dat deze spiegel de poort naar de onderwereld is. Enkele kwelduivels plagen Suske en Wiske voortdurend en één van de kwelduivels zegt: ‘Maar nu ontbinden wij echt onze duivels! Grrrr! Branden in de hel, dat zullen ze…’. Plots komen de kwelduivels in de hel terecht en ze zeggen: ‘Het stinkt hier naar zwavel! En dan dat vuur…Dit is…DE HEL!!’. Wiske is stervende en de geliefde van de meerman bezit een gave om mensen te genezen. De vrouw red Wiske met deze genezende woorden: ‘Kind met het gouden hart, keer terug naar deze wereld! Jouw rol is nog niet uitgespeeld.’. De geliefde van de meerman Tritonius heeft ook de gave om het hart van mensen met slechte bedoelingen te genezen. Op het einde van het verhaal zegt Tritonius: ‘Ik ben jullie eeuwig dankbaar voor het bevrijden van Irena! Onthou de legende van Saeftinghe…Laat hoogmoed geen meester worden van je hart…Vaarwel!’. Andere verwijzingen zijn: de kerk van Doel, het kerkhof van Doel, Hel en duivel!, ellendige kwelduivels, zuiveren van hart, U bent een engel, in godsnaam, Hemel!, klokkentoren, Lieve hemel!. 264. Jeanne Panne, 2000 Dit verhaal gaat over Jeanne Panne - de vrouw van een bakker- een kruidenmengster. Tante Sidonia vertelt verder: ‘Ze kon ook in de toekomst zien en leed aan de vallende ziekte, een kwaal die toen werd beschouwd als de ziekte van de duivel. Iets wat men niet begreep, was des duivels. Sommigen beweren dat Jeanne Panne iets met de duivel had! Na verschrikkelijke folteringen werd ze op de brandstapel ter dood gebracht!’. Lambik ontmoet Jeanne Panne, maar de knecht van de bakker gaat Lambik verraden en beschuldigt hem als de duivel. Jeanne Panne redt Lambik uit de handen van de Spanjaarden en Jeanne vliegt met Lambik op een bezem door de nacht. Een toevallige getuige roept: ‘Heb je dat gezien, Carolus? Dat was Jeanne Panne, de heks! Kom vlug naar binnen om ons huis…met wijwater te besprenkelen!’. Suske, Wiske, Sidonia en Jerom worden gevangen genomen en Wiske zegt: ‘Ik zou graag nog eens willen lachen voor ik naar de hemel ga!’. Een vreemde man redt onze vrienden en de leider van de bende zegt: ‘Die vent is de duivel zelf! Vluchten, voor we helemaal behekst worden!’. De Spaanse bezetter wil Jeanne op de brandstapel brengen. De baljuw zegt: ‘Die vrouw wordt beschuldigd van hekserij en omgang met de duivel. Tot nu toe hebben we haar nog niet op heterdaad kunnen betrappen…misschien is dit een kans! Dan wacht haar de brandstapel!’. De vreemde man en Jeanne Panne houden samen met Lambik en Sidonia een heksensabbat. Ze dansen met de vreemde man, de duivel is, en roepen dat de slag om Nieuwpoort veel slachtoffers zal eisen. ‘Het hellevuur wacht hen!’ roept Jeanne Panne. Plots

154 worden ze overvallen door Spanjaarden en ze roepen: ‘Grijp die duivelaanbidders!’. De slag om Nieuwpoort wordt gewonnen door de Nederlanders. Andere religieuze verwijzingen: Sint- Laureinstoren die vroeger een kerk was en Verduiveld!. 265. Paparazzi, 2000 Veel verwijzingen vinden we in dit avontuur niet terug: de uitdrukkingen Hemel! en De stress! De hel!. 266. De kernmonsters, 2000 Dit verhaal speelt zich af in Noorwegen en een Noorse kerk wordt er prachtig afgebeeld. Onze vrienden worden bedreigt door krabben die onder controle worden gehouden door een atoomgeleerde. Suske noemt die krabben duivels. Suske valt één van de gangsters aan en de gangster zegt: ‘Carl, wat gebeurt er in godsnaam?…Ik hoor…’. De moraal van dit verhaal vat de professor samen in deze woorden ‘Als verbruiker willen we zo weinig mogelijk betalen voor onze energie en…kernenergie is goedkoop. De vraag is: hoeveel willen we meer betalen om gezonder te leven?’. Andere verwijzingen: helige ziekenfonds, vaarwel, Verduiveld!, graf, Franciscus, kwelduivel en Mijn god!. 267. Lilli Natal, 2000 Dit verhaal gaat over een bloem die in Zuid-Afrika groeit. Hier groeit een zeldzame bloem met mysterieuze krachten die door de eeuwen heen door het geslacht van Zoeloe-sangomas of –waarzeggers werd verzorgd. Met deze bloem kunnen de Zoeloewaarzeggers amuletten maken, waardoor de drager met de dieren kan praten. Dit trekt criminelen aan en de tovenaar verdwijnt. Onze vrienden komen bij de Zoeloes terecht en voor deze volksstam is de kraal voor de dieren als een heilige plaats van de voorouders. De Zoeloes maken gebruik van poppetjes en Lambik zegt over deze poppen: ‘Bah! Voodootoestanden!’. Een stier stormt op Suske en Wiske af en Wiske zegt het onze vader op (zie plaat 50): ‘Onze Vader, die in de hemelen zijt,…’. Ze vinden de tovenaar terug, maar hij is gewond. Een Zoeloe zegt: ‘Ik zal aan de stamoudsten vragen welke behandeling het beste is voor Mabibi…We hebben besloten om voor Mabibi, wiens toestand kritiek is, een genezingsdans uit te voeren. De mannen dansen dan rond een vuur, terwijl de vrouwen in de handen klappen en liederen zingen…Sommige dansers komen in trance. Dat is normaal. Ze kunnen dan het gevecht aangaan met de geesten om Mabibi te genezen.’.

155 Als de mensen in trance zijn, zitten ze in een geestenwereld. De bloem werd geschapen door het opperwezen van de Zoeloes om mens en dier met elkaar te laten praten. Op het einde van het verhaal lijkt het of het einde der tijden (zie plaat 172) is aangebroken. Dit wordt mooi afgebeeld. Wiske zegt: ‘Het lijkt wel of de hemel openscheurt…’. En een dame uit de geestenwereld van de Zoeloes daalt uit de hemel neer. Andere verwijzingen zijn: duivelstand, Hemel!, Vaarwel!, reddende engel, kwelgeesten, heiligschennis, Apocalyps en Jezus. 268. De koeiencommissie, 2001 Een politicus zegt: ‘Uche…Ik denk dat onze gebeden…uche…uche…verhoord zijn…Maar bij alle gefrustreerde heiligen van de oppositie…uche…dat is …lachgas!. In dit verhaal komen weinig religieuze verwijzingen voor: Hemel!, de uitdrukking Als je van de duivel spreekt…Daar is hij net!, Genade! Heb medelijden! en Wat is in godsnaam het ALF?. 269. De stugge Stuyvesant, 2001

Dit verhaal speelt zich af in New York. Jerom en Lambik werken bij de New Yorkse politie en vallen binnen bij een sekteleider, die meditatiecursussen geeft. Jerom zegt: ‘Stuyvesant toch in New York. Heeft soort van sekte opgericht.’. Eén van de sekteleden (zie plaat 89) zegt: ‘Hoe durft u de eredienst van de heilige Peter Farla te storen?’. Andere verwijzingen naar geloof zijn: Hemel!, In godsnaam, sekten en christ. 270. De ongelooflijke Thomas, 2001 Veel religieuze uitdrukkingen zijn in dit verhaal niet terug te vinden: Franciscus, Hemel!, geest, Op hoop van zegen! en Kerstmis.

156 271. Big mother, 2001 Het huis van tante Sidonia zakt weg en Sidonia zegt: ‘Een fout van de architect of het Laatste Oordeel…?! Hemel, de gang ook al!’. Later zegt Suske op deze situatie: ‘Heilige bimbam!’. Lambik is verliefd en boven zijn hoofd cirkelen hartjes en engeltjes rond om de verliefdheid te verbeelden. Hij krijgt ook een geschenk uit de hemel. Een vrouw neemt Big Mother (Celestine) gevangen en zegt: ‘Hemels is célèste in het Frans. Dus de 20 miljoen zitten rond de buik van Celestine. Dat is de oplossing van het raadsel!’. 272. De blote Belg, 2001 Lambik loopt bijna het hele stripverhaal naakt rond, maar op geen enkel moment is er iets te zien. Er staat altijd wel iets voor of Sidonia zorgt daar wel voor. Dit is een album tegen openlijk naakt. Tante Sidonia beantwoordt een telefoon: ‘Wat?! Naakt?! Hoezo, naakt! Dat kan niet in een familiestrip!’. Verder zegt ze: ‘De naakten kleden…zo doe ik mijn werk van barmhartigheid!’. Tante Sidonia vindt het een schande dat hij in zijn adamskostuum rondloopt, want ze zegt: ‘Afgelopen met de publieke schande! Leve het huiselijk fatsoen!’. Lambik ligt op sterven en Sidonia belt naar een begrafenisondernemer, maar krijgt dit antwoord: ‘Wij begraven geen naakte mensen…Wij hebben een reputatie hoog te houden en…’. Deze verwijzingen kwamen ook voor: Hemeltje!, godsamme (Hollands), Goeie hemel!, in godsnaam, en ontzielde lichaam. 273. De Europummel, 2002 Geen verwijzingen. 274. De fleurige floriade, 2002 Seth, een Egyptische god met een slecht karakter, wil zijn broer Osiris, de godkoning die hij verdoemd heeft, het zwijgen opleggen. Suske en Wiske bezoeken in Egypte de piramiden. Wiske vertelt: ‘Wel, de piramide van Cheops, waar we nu tegenaan leunen, bevat twee onvoltooide grafkamers, doodlopende gangen, een grafkamer met de sarcofaag van de koning en een grote galerij.’. Suske en Wiske drinken een vreemde drank in de piramide en beginnen over de farao’s te dromen. Een man zegt: ‘Wachter, wat doe jij hier? Begeef je naar de aanlegplaats! Seth bezoekt zijn broer Osiris, de godkoning. En jij, meisje, ga naar de vertrekken van onze godkoningin Isis!’. Seth vertelt over de eerste Egyptische goden Atum, Shu en Tefnut. Seth bezit goddelijke krachten en gebruikt ze ook. Horus, de zoon van Osiris speelt ook in dit album mee. Onze vrienden moeten verhinderen dat Seth aan de macht komt, anders zal er chaos en oorlog woeden. Seth kan zich transformeren in Apophis, een slangengod uit de onderwereld, terwijl

157 Osiris de gedaante van Apis, een heilige stier, kan aannemen. Seth, een halfgod, wil de godkoning Osiris terechtstellen met onze vrienden als getuige, zodat hij zelf godkoning zal worden. Horus en Anubis, de zonen van Osiris, komen net te laat om hun vader te redden. De ziel van Osiris zegt: ‘Voortaan zal ik heerser over de onderwereld zijn en de doden begeleiden op hun reis na het leven.’. Andere verwijzingen zijn: Hemel!, Bij Thot!, Franciscus, een gevallen engel en hemel op aarde beloven. 275. Heilig Bloed, 2002 Dit verhaal is een vervolg op het vorige album. De lezer heeft natuurlijk al door dat Lambik nog steeds klein is door de betovering van de boosaardige Egyptische godheid Seth in het floriadeavontuur. Jerom is op zoek naar Lambik, maar een dame, gekleed in een monnikpij, zegt: ‘Kom nader, broeder…Mijn naam is zuster Odfella…Ik behoor tot de Basiliusorde. Onze orde volgt jou al heel lang. Jij bent de uitverkorene, de langverwachte…Ik zal je inwijden in de geheimen van de orde. De Basiliusorde is een geheim broederschap dat de mensheid wil helpen. Wij houden regelmatig rituele bijeenkomsten en aanbidden slechts één relikwie…de vier ruggenwervels van de Heilige Basilius. De ontwikkeling van onze orde wordt gestremd door een andere relikwie die veel aandacht krijgt, maar volgens ons een valse relikwie is. Zij heeft een onzichtbare en uitermate gevaarlijke uitstraling en moet vernietigd worden. Het staat zo in onze geschriften…’. Lambik is ontvoerd door twee Duitsers en een slang bevrijdt Lambik. De slang is de Egyptische godheid Seth, de god van de oorlog, die door zijn collega’s Anubis en Horus gestraft werd en in een adder was veranderd. Lambik zegt tegen de slang: ‘Je had mij de hemel op aarde beloofd en dan krijg je zoiets op je bord.’. Onze vrienden zitten in Brugge en een massa volk is op de been. Sidonia vraagt aan een gids meer uitleg: ‘Dat is de Heilige Bloedprocessie, mevrouw. Die gaat elkaar jaar op Hemelvaart uit. Het heilig bloed is een relikwie. Diederik van den Elzas bracht het mee in 1149 uit het Heilig Land. Het was hem toevertrouwd door Boudewijn de derde van Jeruzalem als dankbetuiging voor Diedriks rol in de tweede kruistocht. De oudste ommegang dateert uit de dertiende eeuw…’. Dan worden enkele beelden uit de processie (zie plaat 45-50) getoond

158 zoals de Heilge Maagd, patrones van Brugge, Adam en Eva in het paradijs, Sint-Sebastiaan, Jezus op weg naar de Golgothaheuvel waarbij Simon het kruis helpt dragen en Veronik het gelaat van de Heer wast én het schrijn met het Heilig Bloed waarbij het relikwie statig en eerbiedig wordt gedragen. Eén van de omstaanders citeert voortdurend bijbelverzen: ‘Nu komt het aan op scherpzinnigheid…Apocalyps dertien. Allen die zinnen op kwaad, worden uitgeroeid…Jesaja negenentwintig. Wij leven in een tijd waarin men de wet vermetel veracht, maar ook in een tijd van bestraffing…Makkabeeen twee.’. Jerom wordt ingewijd in de Basiliusorde. Hij zegt: ‘Ik, broeder Jerom, verklaar mij akkoord met de principes van Basiliusorde…Zweer slechts één relikwie te zullen aanbidden met name vier ruggenwervels van Heilige Basilius…En beloof plechtig valse relikwie te zullen vernietigen, zijn de relikwie van…’. Suske en Wiske verstoren de plechtigheid. Suske zegt: ‘Die vrouw heeft je behekst! Zij wil je het Heilig Bloed doen vernietigen!’. De hoofdman van de orde antwoordt: ‘Heiligschennis! Hoe durven jullie een ritueel van onze orde te verstoren!’. De slang Seth is ook uit op het Heilig Bloed en zal het stelen in de Heilige Bloedkapel (zie plaat 87). Eén druppel van de relikwie zal zijn oude gedaante teruggeven en meer krachten geven dan voordien. Lambik steelt het Heilig Bloed (zie plaat 95) in de kapel. Suske en Wiske staan voor een raadsel met beelden van een engel en een duivel. Ze komen in de Jeruzalemkerk (zie plaat 116) terecht, waar een graftombe staat. Uit het grafmonument komt een stem: ‘”De Heer vrezen is het begin van de wijsheid. Sirach, hoofdstuk een. Ik ben de behoeder van het Heilig Bloed. Er is reeds een engel uit de hemel neergedaald om de relikwie te beschermen. Zij komen van verre, sommigen uit het noorden en van de zee…Jesaja 49.’ De man die de verzen citeert is de graaf Kalash en wil het Heilig Bloed in handen krijgen om eeuwig te leven. De graaf maakt Suske en Wiske wijs dat hij de engel is die uit de hemel is gezonden om het Heilig Bloed te beschermen. Hij zegt bij het in handen krijgen van het Heilig Bloed: ‘Juicht, hemelen! Aarde, jubel! Het Heilig Bloed is van mij! Neerwaarts gaat het, de aarde tegemoet om dan de verlossende tocht aan te vatten, de tocht met het Heilig Bloed.’. Hij drinkt het Heilig Bloed, maar dit blijkt een mengsel te zijn van azijn en wijn. De graaf zegt: ‘Mijn binnenste gist als wijn die niet weg kan…Job, hoofdstuk 32…Het

159 verblijf op uw zondige aarde bekomt mij slecht. Geef mij snel de relikwie zodat ik weer ten hemel kan stijgen. De hemel dankt u, kinderen van God, want jullie laven de dorstigen.’ Lambik valt van de Belforttoren en roept: ‘Heilige Sint-Pieter, portier van de hemel, mag ik een fooi in euro geven?’. Verder komen deze religieuze uitdrukkingen voor: Hemel!, paters, geestelijken, bruine pij, heiligschennis, heilig, Heilige Bimbam, Op hoop van zegen!, heilige Franciscus, religieus leiderschap, in een koor van de middernachtmis zingen, geestlijkheid, wierook, sekte, godeloze wereld, heilige kracht. 276. In de ban van de milt, 2002 Dit is een vervolgverhaal op het vorige verhaal. Maar dit heeft verband op afgoderij. Op de achtergrond staat hier en daar een kerk afgebeeld. 277. Verdwenen verteller, 2002 In dit verhaal gaan alle figuren met minder goede bedoelingen samenwerken tegen Suske en Wiske. Ook Savantas, die zegt: ‘Wat een vraag, madam. Ik, Savantas, natuurlijk! Ik probeer nog altijd mijn hemel te verdienen na mijn slechte daden met het sprietatoomkanon! En daarom heb ik die kwelgeesten verkleind en in een lege jampot gestoken!... ’. Waarop de Zwarte Madam antwoordt: ‘Als je nu nog niet in de hemel bent, zal het je nooit lukken!’. Paul Geerts zegt: ‘Weg uit deze hel!’. Waarop een klein mannetje antwoordt: ‘Vindt u het hier een hel?’. Verder komen deze godsdienstige verwijzingen voor: De hemel zij dank!, mevrouw de kerstboom en mijn hemel. 278. De kunstkraker, 2003 Dit verhaal is volledig gewijd aan kunst, meer bepaald het binnendringen in de schilderkunst. Ik noteerde enkel deze elementen: Hemel!, Franciscus, Vaarwel!, heilige bimbam, Lieve hemel!, een kerk op de achtergrond en de uitdrukking Als van de duivel!. In een beroemd schilderij van Dali vinden we een naakte geknielde man met een kruis (zie plaat 68). Lambik roept: ‘De heilige Antonius!’. 279. De laatste vloek, 2003 In dit verhaal komen onze vrienden in contact met Retlaw, een volgeling van de profeet Nenoom, die de wereld wil zuiveren van vloeken161. Retlaw zegt: ‘De voorspelling van de profeet Nenoom, de machtige profeet, mag niet bewaarheid worden. De zevenhonderd zevenenzeventigduizend triljoenste vloek zal niet uitgesproken worden.’. Anders zal er iets

161 Dit is een verwijzing naar een van de 10 geboden: Zweer niet ijdel, vloek noch spot.

160 verschrikkelijks gebeuren. Bij het horen van vloeken zegt hij: ‘Onze heilige plicht roept, Floda!’. Retlaw heeft altijd Floda, een vloekverslinder, en de staf van Stefanus bij. Later zegt hij tegen een groep mensen: ‘Ziedaar, beste mensen, wat voor gevolgen vloeken kan hebben. Gaat heen en verspreidt het woord!’. De heilige profeet verschijnt uit een brandende struik162 (zie plaat 156). Retlaw knielt voor de struik en zegt: ‘Genade, Heer Profeet!’. De zevenhonderd zevenenzeventigduizend triljoenste vloek wordt uitgesproken en Retlaw zegt: ‘Ik heb gefaald…Alles is nu in handen van de profeet en zijn staf…Jurons, keert weder! Ik ben er niet in geslaagd om de vloeken af te wenden…De profeet Nenoom zegt dat enkel het offer van de jeugd, instinct en onschuld de wereld kan redden. Ik ga zoals ik gekomen ben. Vaarwel, ondermaansen…’. Zuster Odfella speelt ook in dit verhaal mee. Zuster Odfella heeft zich inderdaad teruggetrokken om met haar GSM vader Joshua van de Basiliusorde te bellen. Lambik is verliefd op Odfella en zegt: ‘Je hebt gewetensproblemen, nietwaar? Daarom stuurt de Basiliek-orde een uittredingsformulier…Ik begrijp het wel…Korte pijn, Odfella, maar daarna zullen wij eeuwig samen zijn!’. Lambik zegt: ‘Ja, de heilige Sint Lambikus. Die stond bekend om zijn intelligent medeleven en innemende goedmoedigheid!’. Verder komen deze verwijzingen voor: heidens, Goeie God!, zuster, monnik in een bruine pij, je handen in onschuld wassen, Hier wacht hen de hel! en Pietje de Dood met zeis. 280. De kus van Odfella, 2003 Dit verhaal gaat over de zeven hoofdzonden. Op de voorpagina staan ze allemaal afgebeeld. ‘Wie kent ze nog, de zeven hoofdzonden? Hoogmoed, luiheid, gulzigheid, gramschap, jaloersheid, gierigheid en onkuisheid…Wie beoefent ze? Wie koestert ze?’ Onze vrienden ontvangen een brief en een cd-rom met een spelletje. Ze kraken de code van het spelletje. Suske zegt: ‘Kennen jullie het bijbelse verhaal van Lot in het boek Genesis? Lots vrouw veranderde in een zouten zuil toen ze omkeek naar de verwoesting van Sodom en Gomorra163. In de dertiende eeuw stichtte een godsdienstfanatieke ingenieur, die bezeten was door dat verhaal, de steden Gomoravska in Chocowakije.’. Tante Sidonia leest verder in een boek: ‘Volgens dit naslagwerk was de ingenieur Arjin Labevski bevriendt met een andere

162 Mozes en de brandende braamstruik. Exodus 3, 1-6. 163 Genesis 19, 1-29.

161 godsdienstfanaat, Jackov Nenoom…’. Jerom antwoordt: ‘?! Is die knotsgekke profeet Nenoom! Net begint zich te sluiten…’. Deze profeet is bezeten van de zeven hoofdzonden. Hij is gekleed als een monnik. Onze vrienden moeten de zeven hoofdzonden overwinnen. Iemand die bezeten is door rijkdom en geld wordt bekeerd door een kus van een jonge vrouw. Na de kus roept hij: ‘Neem alles! Weg ermee! Ik hoef het niet meer! De enige ware rijkdom zit in je hart! Het is de liefde…die je gul moet rondstrooien!’. 281. De gevangene van Prisonov, 2003 In dit verhaal spreekt een monnik, die niet beste bedoelingen heeft, over de zeven hoofdzonden. Hij zegt: ‘Het leger zal binnenkort de steden platwalsen. Dat komt ervan als je de zeven hoofdzonden niet afzweert!’. Later zegt hij ook: ‘Niet boos worden! Gramschap is ook een hoofdzonde!’. Lambik voelt zich niet veilig en zegt: ‘Zeg drie onze vaders en vier weesgegroetjes en biecht al uw verkeerd ingevulde belastingsbrieven op!’. Andere religieuze elementen zijn: offer, Franciscus, monnik, Hemel!, In hemelsnaam! en graf. 282. Breinbrekers, 2004 Deze drie verwijzingen komen in dit verhaal voor: Hemel!, in godsnaam en Mijn hemel!. 283. Paniek in Palermo, 2004 Dit verhaal speelt zich af in Palermo zoals de titel laat vermoeden. Italië is een katholiek land en dit zie je aan de uitspraken Madre Madonna en de kerken. Een peetvader van een maffiaclan begraaft zijn overleden familieleden in een grafkelder. Lambik is in handen gevallen van de maffia en hij wordt naar een kerkhof gestuurd om daar sporen bij de graven te zoeken. Plots valt een heiligenbeeld (zie plaat 157) uit de lucht voor de auto van Suske en Wiske. Andere religieuze elementen zijn: Hemel!, O, goeie God! en in godsnaam. 284. Kaapse kaalkoppen, 2004 Dit verhaal speelt zich af in Zuid-Afrika. Een Zuid-Afrikaanse zegt: ‘Ik heb een plaatselijke medicijnman gevraagd om uw vriend te onderzoeken. Kijk, daar is hij net…’. Wiske zegt tegen een gangster: ‘Vrijdag, visdag!’. De moraal van het verhaal vertelt Sidonia ons: ‘Een goede les ook. Zolang er goede wil onder de mensen is, heb je geen vredeselixir nodig…’. Andere verwijzingen zijn: Hemel!, een kerkhof van de melaatsen en hemeltje. 285. Verraad op de Veluwe, 2004 286. Flierende fluiter, 2005 In dit verhaal staan weinig religieuze verwijzingen: een kerk op de achtergrond en enkele graven met een kruis op een kerkhof.

162 287. Formidabele fantast, 2005 Geen verwijzingen. 288. Het slapende goud, 2005 Lambik zegt tegen zijn vrienden dat ze op zoek zijn naar een Keltische grafkamer waar een stamhoofd schijnt rond te dwalen als een klopgeest. Andere religieuze verwijzingen zijn: Zwitserse kerk op de achtergrond, heilig, Vaarwel! en de uitdrukking Dit is omdat we in de hemel zitten!. 289. De kaduke klonen, 2005 Geen verwijzingen. 290. De blikken blutser, 2006 In dit verhaal zijn er weinig verwijzingen naar een of andere vorm van geloof. Alleen deze verwijzingen komen voor: trouw, begrafenis en Luister goed! Ik ben het masker van de god Mwengabu!. 291. De bangeschieters, 2006 In dit verhaal spelen de indianen een belangrijke rol. De tovenaar wordt afgebeeld waarbij hij een regendans uitvoert. Hij zegt tegen Wiske: ‘Zij bleekgezichten betreden hebben heilige grond van Coward’s End! Ugh!’. Dan vertelt de hoofdman een verhaal over een oude tovenaar die gaat sterven. De indiaanse sachem vertelt: ‘100 jaar geleden voelde de oude tovenaar Wijze Gier zijn einde naderen. Zoals gebruikelijk wilde hij zich terugtrekken op de sterfweide om in alle rust te kunnen heengaan.’. De oude tovenaar spreekt een vloek uit tegen Jack The Killer, een cowboy. Op het einde van het verhaal is de vloek gebroken, want de cowboy heeft spijt van zijn wandaden. Hij zal rust vinden op de eeuwige jachtvelden. 292. De Nachtwachtbrigade, 2006 In het laatste stripverhaal, dat ik bespreek van Suske en Wiske, speelt Rembrandt de hoofdrol. Onze vrienden worden naar het Amsterdam van de zeventiende eeuw teruggeflitst. Ze komen op een plein terecht waar ook een Kerk staat. Verder komen deze verwijzingen voor: tovenaars, Lieve hemel!, Als je van de duivel spreekt!, geen genade en een man die een ontrouwe vrouw betrapt.

163 2.3. ‘Piet Pienter en Bert Bibber’ door POM 2.3.1. Biografie Pom, alias Jozef Van Hove, werd geboren te Berchem op 16 november 1919. Zijn vader die reeds voor de oorlog overleed was schoolmeester in Berchem en zijn moeder onderwijzeres. Zijn vrouw is vroegtijdig overleden en zijn vier kinderen zijn getrouwd en het huis uit164.

Pom volgde geen grafische opleiding. Hij behaalde wel een diploma technisch ingenieur met als specialisatie hoogfrequentie en radiotechniek tijdens de oorlog in Duitsland terwijl hij bij radiofabriek Blaupunkt werkte165. Hij ging in het leger bij de elite maar bleef erg anti-militaristisch. Na de oorlog werkte Pom nog een paar jaar bij Arel in Antwerpen maar na het faillissement in 1948 werd hij werkloos. Hij vond met zijn diploma echter moeilijk werk. Zijn voorliefde voor het tekenen en het succes van Vandersteen zullen zijn verdere keuze bepalen.

De stripproductie van Pom is, in vergelijking met de meeste andere tekenaars van zijn generatie, eerder gering. Bovendien heeft hij zich slechts op één stripreeks toegespitst. In zijn tekeningen zullen techniek en uitvindingen wel een speciale plaats innemen. Onder andere door zijn gebrek aan zakelijk talent en commerciële aanleg bleef hij steeds in de schaduw van anderen.

Pom ‘s eigenlijke stripcarrière begon op 15 oktober 1950 in ‘Het Handelsblad’ met ‘De Week in Krabbels’, een wekelijkse strook satire over actuele gebeurtenissen. In de periode 1950- 1951 tekende hij ook voor het tijdschrift ‘De Middenstand’; cartoons voor ‘De Plezante Krant’ (een krantensupplement bij Het Handelsblad) en tenslotte nog de halve pagina-gag, getiteld ‘Het hoekje van de chimist Delpire in ‘De Voorlichter’ (het vakblad van het schoenbedrijf)166.

In 1951 verscheen zijn eerste ‘Piet Pienter en Bert Bibber’ in Het Handelsblad. Het werden negen verhalen waarvan Pom er verschillende in zijn latere scenario’s opnieuw zou bewerken. Voor hem was deze dagpublicatie een echte leerschool.

164 MARIËN (W.), Piet Pienter en Bert Bibber. Analyse van een stripverhaal, Leuven, K.U.L. (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1979, p. 181. 165 SMET (J.), Pom: biografie, bibliografie en interview, Stripgids, Breda, Brabantia Nostra, 1981 (25), p. 2. 166 BUSSCHOTS (Peter), PEETERS (Ludo), VAN CALSTER (Werner), Pom, het fenomeen van de Vlaamse stripwereld (geeft wéér geen interview), Brabant Strip, Londerzeel, Brabant Strip V.Z.W., 2002 (8), p. 5.

164 De verdere avonturen van het klassieke heldenduo Piet Pienter en Bert Bibber verschenen vrij onregelmatig in de vanaf 1955. Deze krant bood Pom een groter publiek, meer loon en via haar uitgeverij ‘De Vlijt’ ook de publicatie van albums. Het eerste verhaal ‘In het Spoor van Sherlock Holmes’ verscheen als album in 1955. Pom herwerkte een aantal oude Handelsblad-verhalen tot nieuwe verhalen voor zijn nieuwe uitgever. Dat was mogelijk omdat de verhalen uit Het Handelsblad nooit in album waren uitgebracht167. In dit verband is er nog een anekdote het vermelden waard. In 1958 - het jaar van de wereldexpo in Brussel - toen er van het verhaal ‘De stralende meteoor’ reeds 41 afleveringen waren verschenen liet Pom het even afweten. Gedurende enkele dagen verscheen er geen vervolg in de krant. Pom zag het niet meer zitten en was de draad van zijn verhaal kwijt. De krant voegde noodgedwongen een ‘Intermezzo voor detectives’ in als vervolg op ‘De stralende meteoor’ getekend door een zekere Mop (Georges Ebinger, de tekenaar van de Gazet van Antwerpen). Die fantaseerde een verhaaltje over de spoorloze verdwijning van Pom die door een gangsterbende was ontvoerd. Twee weken later doen Piet en Bert opnieuw hun intrede168. Voor uitgeverij ‘De Vlijt’ tekende Pom 43 albums. Na een kleine zijsprong via ‘Keesing’ in 1993 met het album ‘Vakantie in Pandorra’ belandde Pom in 1995 bij de ‘Standaard Uitgeverij’. Zij startte met de heruitgaven van de verhalen die sinds 1955 waren verschenen.

Pom169 was hoofdzakelijk een humorist, werkend in de lijn van de ‘Vlaamse School’ zoals Vandersteen, Sleen, De Moor e.a. Hij maakte avontuurlijke verhalen in schematische stijl, met humor en toespelingen op actuele, sociale en politieke toestanden. Typisch bij hem is dat hij ook een ontspannend verhaal probeert te brengen, door zijn figuren te vermenselijken en de onvolmaaktheden een beetje te overdrijven170. Zijn vindingrijkheid op het gebied van gags - zijn thematiek was weinig vernieuwend - en de sympathieke hoofdfiguren maakten van hem één van onze auteurs van het Vlaamse beeldverhaal. We kunnen Pom rekenen tot de tweede generatie Vlaamse krantentekenaars, waarvan onder meer ook Nys deel uitmaakte.

167 SMET (J.), Pom: biografie, bibliografie en interview, Stripgids, Breda, Brabantia Nostra, 1981 (25), p. 2. 168 ERNALSTEEN (Edgard), Piet Pienter en Bert Bibber worden 30 jaar, Gazet Van Antwerpen, 11 april 1981. 169 DEWILDE (Danny), Officiële Belgische stripcatalogus, deel I, Gent, Casto, 1997, pp. 118. 170 MARIËN (W.), Piet Pienter en Bert Bibber. Analyse van een stripverhaal, Leuven, K.U.L. (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1979, p. 186-188.

165 Hij vertoont toch enkele trekjes, die wijzen op beïnvloeding van Hergé171, vooral in de opzet van bepaalde verhalen. Na verloop van tijd is zijn tekenstijl echter verbeterd, zelfs vereenvoudigd tot een doeltreffend en soepel werkend schematisme. Hij roept onweerstaanbaar de herinnering op van de beste jaren van Sleen en Vandersteen, vooral door zijn gewiekste combinatie van personage en situatiehumor. In zijn helden herkent men de kwaliteiten en gebreken van onze medeburgers.

Zoals de meeste strips in de jaren ‘50 werden zijn albums in zwart-wit uitgegeven. Maar ook later werd Pom geen voorstander van ingekleurde albums en heeft hij slechts met tegenzin toegestaan dat een aantal herdrukken in kleur werden uitgebracht.172 Als men Pom vraagt welk publiek hij wil bereiken krijgt men daar een zeer kort en weinig bruikbaar antwoord op: “onnozelaars die ’t kopen.”173

Sciencefiction174 vormde een belangrijk onderdeel in de leefwereld van zowel Jozef van Hove als van zijn striphelden. De science, het wetenschappelijke, speelde daarbij een belangrijke rol: de gebruikte thema’s moeten aanvaardbaar en wetenschappelijk verantwoord zijn, vond hij. Pom wilde geen hoogdravende, onmogelijke humoristische situaties, maar ging uit van een zekere geloofwaardigheid. Hij streefde er ook naar zijn figuren zo menselijk mogelijk te laten reageren. De personages Piet en Bert kunnen we beschouwen als een gedeeltelijke verpersoonlijking van het karakter van Van Hove. Hij bedacht voor zijn personages situaties en liet hun overeenkomstig met zijn eigen persoonlijkheid - die evenveel van de filosoferende en berustende Piet weg heeft, als van de onstuimige, opvliegende en agressieve Bert - reageren. Zoals hij het zelf formuleerde: “Ik probeer er echte mensen van te maken en geen superhelden, zoals superman, want die bestaan toch niet.” “Je moet Piet en Bert niet zozeer zien als helden maar als anti-helden, ze blijven menselijk. Ze zijn ook conservatief. Het zijn geen wereldverbeteraars, geen rebellen maar gewoon realistische figuren, bovendien zie ik in Susan een ideaalbeeld van een vrouw.”175

171 In het begin van Pom’s loopbaan oefende Hergé wel een tastbare invloed op hem uit, maar daarna vonden we in de tekeningen meer sporen terug van Franquin. Toch moeten we opmerken dat hij steeds streefde naar een eigen stijl. 172 www.stripverhalen.net 173 SMET (J.), Pom: biografie, bibliografie en interview, Stripgids, Breda, Brabantia Nostra, 1981 (25), p. 14. 174 KOUSEMAKER (Evelien en Kees), Wordt vervolgd: stripleksikon der Lage Landen, Utrecht/Antwerpen, Het spectrum,1979, p. 147. 175 MARIËN (W.), Piet Pienter en Bert Bibber. Analyse van een stripverhaal, Leuven, K.U.L. (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1979, p.186-187.

166 De auto’s van Pom lijken wel te leven maar niet op de manier van Vitamientje in Suske en Wiske. Ze komen de realiteitszin en de geloofwaardigheid van de verhalen ten goede. Bij veel strips zweven de auto’s boven de baan of staan ze op de weg zonder de indruk van snelheid te wekken, vooral bochten zijn een vaak onoverkomelijk probleem. Bij Pom is dit duidelijk anders, een auto in de bocht is duidelijk onderhevig aan alle natuurwetten. Daar ging uiteraard een lange studie aan vooraf maar het was voor hem een erezaak als wetenschappelijk onderlegd man176.

In zijn laatste actieve jaren was Pom intensief bezig met het herwerken van al zijn verhalen voor herdrukken. Pom is nu al een tijdje gestopt met tekenen. Hij woont nog steeds in alle rust in de bossen van Nijlen. Hij verkiest momenteel een eenzaam, teruggetrokken leven in een bescheiden woning. Pom is altijd iemand geweest die zijn energie liever in zijn strip stak dan zelf in de schijnwerpers te staan. Hij kon, volgens zijn zeggen, slechts één verhaal per jaar produceren en liet zich verder minder, dan bijvoorbeeld Vandersteen, door commercieel denkende krantenbonzen beïnvloeden. Zijn strip WAS gedeeltelijk zijn leven; een krasse bewering die zijn diepere oorzaak vond in het vroegtijdig sterven van zijn geliefde vrouw (verpersoonlijkt in zijn verhaal als Susan), een ingrijpende gebeurtenis die bepalend was voor het ganse werk van Pom.177

2.3.2. Verwijzingen naar religie in de reeks 1. In het spoor van Sherlock Holmes, 1955 De personages vloeken in dit album op volgende manier: “Heilige bimbam, lieve hemel en sapristie” en men maakt iemand uit als: “Giftmenger! Anarchist!”. Bert Bibber zegt verder: “Ga in vrede, kinders”, zoals men ook doet op het einde van de mis. 2. De Incaschat der Cordillera, 1955 Dit is moraal die in dit verhaal voorkomt: mijn hotel staat open voor IEDEREEN, we moeten mensen in nood helpen en we moeten onze vijanden vergeven. Men vloekt ook wel eens: “Sakker de sakker, hemel”. Onze vrienden willen een Inka-kasteel betreden, maar ze zijn bijgelovig en hebben geen gids. Dan zegt de professor: “Gelukkig zijn wij niet bijgelovig”.

176 BUSSCHOTS (Peter), PEETERS (Ludo), VAN CALSTER (Werner), Pom, het fenomeen van de Vlaamse stripwereld (geeft wéér geen interview), Brabant Strip, Londerzeel, Brabant Strip V.Z.W., 2002 (8), pp. 8-9. 177 KOUSEMAKER, Wordt vervolgd: stripleksikon der Lage Landen, Utrecht/Antwerpen, Het spectrum, 1979, p.147 en www.stripverhalen.net en http://home.tiscali.be/deludo

167 Verder in het verhaal is het vrij rustig en Piet Pienter zegt daarop: “Kurieus… het is toch geen zondag”. Dit verwijst duidelijk naar zondag rustdag. Bert is er verder in het verhaal van overtuigd dat de speelduivel hem te pakken heeft. 3. Het Raadsel van de Schimmenburcht, 1956 Op de derde pagina zien we de engel en de duivel van Bert redetwisten (plaat op pagina 3). De ene wil Bert aanzetten tot het goede en de duivel wil hem aanzetten tot het slechte. Uiteindelijk wint de engel en besluit hij om de tas naar het politiebureau terug te brengen. Onze vrienden vloeken ook in dit album: “sakker de sakker”. De bevolking zegt dat het in het kasteel spookt, maar eigenlijk is dit enkel om de dorpsmensen af te schrikken. 4. Plakijzerpiraten, 1956 In dit album vinden we geen religieuze verwijzingen. Piet zegt enkel de spreuk die we bij Pom regelmatig vinden: “Heilige bimbam”. En Bert zegt op pagina 35: “Hemel, Wat is hier gebeurd?”. 5. De Diamantmijnen van Koningin Salami, 1956 De professor is van mening dat men een medemens toch niet van dorst kan laten omkomen. Even later geeft Bert de anderen benzine en zegt: “We zijn toch op de wereld om elkander te helpen he”. Bert wil ook geen medemens doden. Hier ziet men de waarden doorstromen in het stripverhaal. Men vloekt ook: “Sapperloot, lieve hemel”. Piet wil Bert terugvinden om hem ten minste een fatsoenlijke begrafenis te geven. Piet zegt ook op het einde: “Diamanten brengen geen geluk”. 6. De Kumulus Formule, 1957 We komen deze uitdrukkingen tegen: “de hemel zij dank, lieve hemel” en “misschien heeft hij berouw gekregen.” 7. El Rancho Grande, 1957 Cambello zegt tegen Susan: “Daar zult ge voor boeten”. Men zegt ook eens: “Op de duur ga ik nog in spoken geloven”. En even later in het album: “dit is toverij”. Susan zegt: “eerst een

168 indianendans en dan op de loop of ze de duivel gezien hebben.”. Kale Jim is de slechtste nog niet want hij zegt: “Mijn geweten zou me niet met rust laten...”. 8. Bibber contra Tutter, 1958 In dit album zien we de engelbewaarder van Piet opduiken. Dit zien we door de engelenvleugels en hij zegt bij de redding van Piet: “ ’t Is mijne stiel he”. Even later moet de boef opbiechten waar Susan is. Men zegt ook nog “Verduiveld”. 9. Buldaarse Rhapsodie, 1958 In dit album zegt Piet: “Op hoop van zegen”. 10. De Stralende Meteoor, 1958 Op pagina 6 zegt Stanske: “Het spookt hier in huis!…” en Piet reageert nuchter: “maar tenslotte is het geen toverij.” Omdat de boeven “tot weerziens” zeggen, besluit de commissaris dat ze een goede opvoeding hebben genoten. We eindigen het verhaal met een spreuk: “Wie weet wat hij heeft, is waard dat hij leeft”. 11. Avontuur in San Doremi, 1959 In dit album krijgen we enkel verwijzingen naar vampieren: “naar het kasteel madre de dis, daar dwaalt een vampier rond”. Als Bert zich afvraagt hoe een vampier er zou uitzien als hij zou bestaan, antwoordt Piet: “volgens het oude bijgeloof is het iemand die al een paar 100 jaar dood is, maar af en toe uit zijn graf komt en zich dan bij voorkeur camoufleert als een grote vleermuis”… Bert antwoordt: “gelukkig ben ik niet bijgelo…” 12. Storm over AkhaBakhadar, 1959 In deze strip vinden we verwijzingen naar de Islam en hun gelovigen. Reeds op pagina 10 verschijnt er een zekere Hadsji Ben Mhazouth. Hij wordt typisch voorgesteld als een Arabier. Hij verwijst ook naar Allah. Hij zegt: “Moge Allah de booswichten straffen!…” Hij wil hen dan ook helpen: “Het zal mij een hele eer zijn om de schone jongedame en haar begeleiders tot Dagbad te brengen”. Hieruit kunnen we besluiten dat de auteur een toespeling maakt op Bagdad. We merken ook aan de omgeving en de klederdracht dat Piet Pienter en Bert Bibber in de Arabische landen zijn. Even verder heeft men het opnieuw over Allah.

169 Op pagina 13 zegt Moestafa (raadsman van Hadsji Ben Mhazouth): “Allah is groot! Uwe Hoogheid moet die dame huwen.” Waarop hij antwoordde: “WAT? TROUWEN? Ik heb al 46 vrouwen kaffer!…. En zonder premie van Moeder aan de haard!” Hieruit blijkt dat men er geen probleem van maakt om met zoveel vrouwen tegelijk te hebben. Het blijkt dat van de vrouwen verwacht wordt dat ze in de keuken staan want hij wil het offer wel brengen voor de oliebron. “En misschien kan ze wel goed koken!…” Even verder komt iemand bedelen en Susan geeft hem wat geld om een stuk zeep mee te kopen. Hierop antwoordt de man: “Allah zal het U lonen!…”. Hieruit krijgen we de boodschap om goed te zijn voor anderen van de ene kant én de dankbaarheid van de man aan de andere zijde. We merken ook aan de taaltekens dat we in Bagdad zijn. (p. 19) Later in het album wordt er opnieuw gebedeld en maakt men een toespeling op Allah. De auteur houdt niet van bloed vergieten en men sluit liever iemand op in de gevangenis om tot inkeer te komen (p. 34). Op pagina 35 heeft men het over de tempelschat die niet bewaakt wordt omdat het een heiligdom is. Niemand zou er durven aan raken. Het is Allahs wil dat Ibn Ben Zhine niet lafhartig vlucht en dus neemt hij de verantwoordelijkheid over de diefstal van de schat op zich zonder dat hij die zelf heeft begaan. Dit lijkt voor Westerlingen onbegrijpbaar. Hij neemt dan afstand en hij voegt er aan toe: “Moge Allah U op uw verdere levensweg beschermen.” 13. De Anti-zwaarte-kracht-generator, 1959 Stanske heeft het over toverij en een spookhuis omdat al haar potten en pannen beginnen te zweven. Op pagina 5 noemt de professor Bert een ‘Ongelovige Thomas’178.

178 Dit verwijst naar T(h)omas die niet wilde geloven dat Jezus uit het graf was opgestaan, tot hij het met de eigen ogen gezien had. Deze geschiedenis staat beschreven in Johannes 20, 24-29. Hieruit ontstond de uitdrukking ongelovige Thomas.

170 Even later heeft een boer het over zwarte kunst en toverij omdat hij begint te zweven. Piet zegt aan de telefoon: ‘in hemelsnaam’. Dit is echter een ingeburgerd woord en Pom had waarschijnlijk niet de bedoeling om een religieuze toespeling te maken. Later merken we dat professor Kumulus niet wil meewerken aan oorlogstuigen. Dit gegeven komen we in andere albums ook tegen. Stanske zegt ook nog “Hemel, ze zijn de professer aan ’t afronselen”. Ook hier zit dus onbewust het idee dat er een hemel is. Op pagina 44 zegt Bert dat Angèle een engel is. Enkele pagina’s verder merken we op dat onze helden katholiek want ze mogen niet wraakzuchtig zijn en moeten iemand helpen. Angèle toont (al dan niet oprecht) berouw en dan zal Bert de Barmhartige Sarmaritaan zijn. Dit verwijst duidelijk naar de Barmhartige Samaritaan179. 14. Het Straalgas Mysterie, 1960 Er staan hier puntjes… en een pijltje ernaartoe met in een kader de volgende woorden: ‘minder fraaie woorden’ (door de lezer zelf in te vullen naargelang de opvoeding). Verder zegt men nog eens: ‘Verduiveld’. Opnieuw geen religieuze verwijzingen dus. 15. De Barbier van Bombilla, 1960 Onze gaan de nieuwe nonnekensschool inhuldigen. Kumulus wil niet dat zijn uitvindingen worden gebruikt als oorlogstuig. Verder hebben we nog: ‘in hemelsnaam, lieve hemel, heilige bimbam’. 16. De Verborgen Schat, 1961 Ook in deze strip zijn er enkele indirecte verwijzingen te vinden. Zo zegt Bert reeds op de derde pagina: “Als ge van de duivel spreekt” en “lieve hemel”. Op pagina drie hebben we een morele code want de man zegt: “ … dat een oude man wil slaan..” Hij wil hiermee duidelijk maken dat men eigenlijk geen oude man slaat. Verder in dit verhaal zit nog bijgeloof want de ellebogen van Bert zijn even betrouwbaar als wichelroeden. In dit album gaat men bij een helderziende langs die door middel van hocus pocus de plaats van de schat zal aanduiden. Pom laat hem enkele verkeerde voorspellingen doen en maakt daarmee duidelijk dat je er eigenlijk niet kan op vertrouwen. Als hij dan nogmaals opbelt, zegt hij dan ook: “Loop naar de duivel!” 17. De Vloek van Toetan Kanon, 1961 Ze roepen enkele malen Allah aan: Moge Allah U allen behoeden, Allah straft de onreinen die het wagen de tempel te ontwijden, moge Allah hen straffen, Allah zij geprezen. We zien ook

179 In het verhaal van de Barmhartige Samaritaan vertelt men over een reiziger die door bandieten overvallen en halfdood achtergelaten wordt. Het is niet de priester of de Leviet (beide voorname joden) maar wel een Samaritaan die hem zal helpen (Evangelie volgens Lucas 10, 25-37).

171 enkele andere verwijzingen: de hemel zij dank, we zien een zwarte kat op pagina 13 (bijgeloof), en op pagina 43 zegt Kumulus: “Ik moet die mensen helpen!” 18. De Dubbel Koolzure-Soda-Bom, 1962 Dit album weer spiegelt een soort mentaliteit die uit een soort geloof (onbewust?) voortkomt: nooit zal de professor toelaten dat er mensen worden gedood door zijn uitvindingen, men zal een dame niet knevelen, “zijt toch menslievend! U hebt toch een hart!”, een eerlijk man breekt zijn woord niet en mijn geweten komt in opstand. 19. Herrie om Carolus Magnus, 1962 Opnieuw zien we geen opvallende verwijzingen: Bert speelt de beschermer van weduwen en wezen en deze uitdrukking komt ook voor: “Ga in vrede”. Op pagina 13 zien we een engeltje afgebeeld met vleugels. Hij tikt Bert op de vingers voor de gemene streek die hij deed. Verder wil Piet Bert helpen omdat hij in de knoei zit, ondanks het feit dat hij zijn goede raad in de wind had geslagen. We zien ook een zwarte kat (bijgeloof), en “Het geeft een voldaan gevoel te weten dat men een goede daad heeft verricht”. 20. De diktator van San Doremi, 1963 “Ik zal mijn hart laten spreken”, “de hemel zij dank”, “Het is wel niet netjes (een fles op iemands hoofd gooien) …maar nood breekt wet”. 21. Straalgoud, 1963 “Misschien kunnen we ze helpen” en een spreuk uit de bijbel: “als je een klop op uw linkerwang krijgt moet je uw rechter aanbieden.180” 22. De Diadeem van Swaba, 1963 Zoals in het twaalfde album krijgen we hier gelijkaardige verwijzingen naar de Islam. De inbreker zegt: “Allah zij geprezen”. Later hebben we nog verwijzingen naar Allah: “Allah zij mij genadig”, “Allah moge me straffen”, “Allahs naam zij mij geprezen”. Op de achtergrond zien we ook de minaretten in de nabijheid van een moskee. Susan gaat een sluier aandoen om minder op te vallen in de Arabische landen. We merken een duidelijk taalverschil op. Bij het gebruik van de Anti-graviteitsgenerator gaat de man op de

180 Mattëus 5, 38-42: 38 Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Oog om oog, tand om tand. 39 Maar Ik zeg u geen weerstand te bieden aan het onrecht, doch als iemand u op de rechterwang slaat, keer hem dan ook de andere toe. 40 En als iemand u voor het gerecht wil dagen en uw onderkleed afnemen, laat hem dan ook het bovenkleed. 41 En als iemand u vordert één mijl met hem te gaan, ga er twee met hem. 42 Geef aan wie u vraagt, en wend u niet af als iemand van u lenen wil.

172 vlucht en roept luid uit: “Dat is toverij!!! Zwarte kunst!”, “Tegen zwarte kunst valt niet te strijden! Ik maak me stilletjes uit de voeten.”

23. Bulderlachgas, 1964 Ook hier geen opvallende uitspraken: onze vrienden zijn wel tegen het gifgas en tegen geweld omdat mensen belangrijker zijn. Op pagina 39 zien we een voorbeeld: “Het spijt mij dat ik tot geweld mijn toevlucht moet nemen maar … nood breekt wet”) 24. Invasie uit het heelal, 1965 Op de eerste pagina zien we iets dat we weinig zien in de verhalen van Piet Pienter en Bert Bibber namelijk een kerkje op de achtergrond. Het is mij niet duidelijk waarom hij dit nu doet. Enkele pagina’s verder spreekt het geweten van onze helden want ze moeten de arme man toch helpen. Even later brengen de ooievaars de kinderen.

Op pagina 34 wordt Bert afgebeeld als een engel en als een duivel. De engel heeft natuurlijk vleugels en een kringetje boven het hoofd. De handen zijn in een biddende positie gebracht. De duivel heeft vleermuisvleugels en probeert Bert op het slechte pad te brengen. Of de slechte of de goede wint, weten we niet maar de ‘hypnose golf’ zorgt ervoor dat Bert alles kort en klein slaat. Op het einde heeft de professor het nog over ‘het duivelstuig’. 25. De Tijdmachine, 1967

173 Zoals in de meeste Pom - albums vinden we ook in dit album niet veel verwijzingen. Men zegt wel eens “dat is toverij… zwarte kunst”, “moge de hemel hem bijstaan”, Piet wil geen wapens gebruiken: “hou op, geweldenaar”, “gestolen goed gedijt niet” 26. Hypnose pillen, 1968 Op pagina 9 geeft Pom mee dat men niet mag stelen. 27. Het geval “Warwinkel”, 1969 Op pagina 12 zien we een kerk op de achtergrond en op pagina 34 zien we een torenklok. 28. Super-brandstof en pikante Saus, 1970 Op pagina 5 beeldt Bert zijn graf in. Het is zeer rudimentair getekend, maar we zien toch duidelijk het kruis wat er misschien op wijst dat hij katholiek is. De moraal van het verhaal is geen geweld te gebruiken. Op pagina 19 zien we daar een mooi voorbeeld van. Men zal ook de ‘armen’ helpen. Als een man langskomt die beweert dat hij doofstom is,… zal de helpster van Kumulus de ‘drommel’ snel 20 frank geven. Een man breekt in, maar Kumulus had een val opgezet. De man zegt: ‘De duivelse professor.’ Dit heeft uiteraard niets met religie te maken, maar in het woordgebruik blijft de duivel nog steeds bestaan. Hij wil niet meer binnendringen bij de professor maar voor een witte marmeren grafsteen met gouden inschrift wil hij zijn leven nog wel eens wagen. Kumulus zal zijn kennis ook nooit ter beschikking stellen voor oorlogstuigen van te maken. Dit bewijst het volgende citaat: “Maar zonder mij! Ik werk niet mee aan oorlogstuigen!!!”. Maar aan de andere kant wil hij nooit een vriend in de steek laten en zal hij iets zoeken zodat hij niet aan het oorlogstuig moet meebouwen en toch zijn vriend niet in de steek laat. 29. De dubbelganger, 1972 We zien een zware kat langskomen. Dit is een voorbeeld van bijgeloof. Verder hebben we nog volgende verwijzingen: “Biecht uw zonden”, “Men mag een dame niet te ruw aanpakken” en een kerkje op de achtergrond. Echter belangrijker is dat Bert op de voorlaatste pagina wordt afgebeeld met een aureooltje boven het hoofd, net zoals men de engeltjes uit de hemel zou afbeelden. 30. Warwinkel in de war, 1974 Kumulus is de ‘ongelovige Thomas’. Hij zegt: “Is dat de meid van de pastoor?”. Hij zegt verder ook nog: “De weg naar de hel is geplaveid met goede voornemens”. 31. Polarisatie - preparaat XX, 1975 We zien enkel een zwarte kat, maar ik veronderstel dat dit louter toevallig is.

174 32. Hocus-Focus-Flits, 1976

In dit album vinden we voornamelijk vele verwijzingen naar bijgeloof. Reeds op de eerste pagina zal Madame Toeternel de toekomst voorspellen voor Bert. Hij kocht een “omelet” (hiermee bedoelt hij natuurlijk een amulet). Piet vindt dit echter allemaal onzin. Bert kan hier echter niet mee lachen. Hij zegt: “…er zijn méér dingen tussen hemel en aarde die ’n gewone sterveling niet begrijpt!!”. Doorheen het verhaal gelooft Bert echt dat er hem niets kan overkomen door het amulet, maar hij kent vele kleine ‘ongelukjes’. Om te beginnen valt er een bloempot op zijn hoofd, later valt een hamer op zijn hoofd als hij onder een ladder loopt, hij loopt tegen een paal,…Als Bert er genoeg van heeft, gooit hij de talisman weg. Theo vindt de talisman en hij vindt onmiddellijk een portefeuille. Het ‘fototoestel’ wordt door Piet een ‘duivelstuig’ genoemd en de professor is nog steeds niet te vinden voor moordtuigen, want er zijn al genoeg op de wereld. Op de achtergrond zien we ook verschillende een begrafeniswinkel. Hier zien we de kist met het kruis erop. 33. Gedonder in Bommelheide, 1977 In dit album gelooft Bert in zijn horoscoop en Piet zegt dat dit onzin is. Op pagina 27 zijn “die kerels gewapend, en Piet heeft een hekel aan schietingen”. Even verder zegt Susan: “Ik ga in het klooster. Bij de trapp…isten”. Hier worden de paters dus in verband gebracht met Trappist. 34. De zaak Blinkstein, 1978 Bert moet in de cel blijven zitten om over zijn zonden na te denken. Slurf zegt verder nog: “Alsof de duivel ermee speelt!”. Kommisaris Knobbel wil Slurf nog een kans geven omdat hij nog geen geluk heeft gehad in zijn leven. Hij zegt bij het buitengaan dat hij een beter mens is geworden. (De lezer waar natuurlijk dat dit niet waar is).

175 35. Operatie diepvries, 1979 ‘Waarom jaagt men de dictator niet naar de duivel?’ en ‘Ze zullen de arme kerel buitenbrengen .. het is toch ook een mens’ zijn twee uitdrukkingen die aantonen dat de auteur geen oorlog en geen geweld wil. Men zegt ook nog: ‘we zullen geestelijke bijstand geven, de hemel zal het U lonen, de biecht doen, tot weerziens.. in de hemel, duivelstuig’. 36. De erfenis van Nonkel Bibber, 1980 Juffrouw Philomenia gelooft in haar horoscoop: “Volgens mijn horoscoop zal ik vandaag de man mijner dromen ontmoeten! … Is uw sterrenbeeld toevallig ‘schorpioen, of steenbok? Ik ben een maagd” “en ik heb gezworen: de eerste man die me kust daar trouw ik mee!!!”. Verder komt dit voor: “Het is onze plicht”, geen geweld prediken, zich verontschuldigen, van de twee kwaden kiest men de minst kwade en “geld maakt niet gelukkig”. 37. Atoombrandstof Warwinkelarium, 1981 Door storingen op de telefoonlijn komen onze vrienden bij een priester terecht. Hij wordt voorgesteld als een serieuze man met een soort bolhoed. Hij heeft ook een zwarte kazuivel aan. Maar we kunnen pas echt zien dat het om een priester gaat omdat hij een boek vasthoudt met een kruis op. Dit is naar alle waarschijnlijkheid een bijbel. Theo Flitseris niet vergevensgezind in dit album, want hij zegt: “dat vergeef ik Susan nooit.” De verloren zoon181 wordt teruggevonden. Susan zegt: “Nu de verloren zoon behouden is weergekeerd … mag ik eraan herinneren: de soep wordt koud!” In dit album gaat ook de professor op de knieën: “Susan, ik smeek het op m’n knieën…” 38. Zangkwintet ‘De Lange Asem’, 1982 Het enige opmerkelijke in dit album in verband met religie zijn de nonnen in hun auto. Ze worden aangesproken door Kommissaris Knobbel omdat ze een panne hebben. Hij zegt het volgende: “eerwaarde zuster…ik bedoel: heilige moeder overste… wij hebben een kleine panne.” Moeder overste reageert met de volgende woorden: “We zijn op de wereld om mekaar te helpen, mijn zoon!”. Als de commissaris zegt dat hun auto niet meer in al te beste staat is, zegt de overste: “Wij vertrouwen op onze schutterspatroon, de Heilige Otto, mijn zoon” Als de auto helemaal in panne staat, vinden de nonnen dit helemaal niet erg. Ze doen een schietgebedje (Heilige Otto maak ons weer mobiel! Amen!). Anders helpt dit steeds, maar deze keer komt er geen beweging in de auto. De nonnen staan op pagina 43 in biddende houding. Ze hebben een witte habijt aan met een zwarte schort erboven. Ze hebben ook een puntig hoofddeksel.

181 Dit verwijst naar het Bijbelse verhaal waar bij de terugkomst van de verloren zoon het beste dier wordt geslacht. Lukas 15, 11-32.

176 39. Marie Huana, 1983 In dit verhaal hebben we opnieuw verwijzingen naar bijgeloof zoals in album 32. Op de eerste pagina gaat Bert op zoek naar een klavertje vier, omdat dat volgens hem geluk brengt. Susan lacht ermee en zegt: “‘n konijnenpoot zou ook geluk brengen”. Als Bert dan op pagina 29 een klavertje vier, ziet wordt het voor zijn neus afgemaaid. Op de laatste pagina raapt Bert dan maar een hoefijzer op, want dat brengt ook geluk. Maar er komt een auto langs en hij vliegt over een omheining. Geen probleem voor Bert, want hij valt in een weide recht naast een klavertje vier.

40. Hypnose-stralen, 1984 De hoofdrolspelers willen geen geweld en proberen te verhinderen dat er bommen worden gelegd: “We zijn geen terroristen”. Op de poster op pagina 19 zien we een man staan met een aureooltje boven het hoofd, net als een engeltje. De auteur zegt erbij: “Hij straalt direct goedheid uit!”. 41. Systeem kleerkast, 1986 Geen religieuze verwijzingen, maar Susan wil Bert niet aan zijn lot overlaten. 42. De Supersonische Schokgolf-Oscillator, 1990 Warwinkel zegt: “de bazuinen van Jericho182!…Hoe was dat ook weer?… Ze deden de muren instorten…”. Verder zegt men ook: “de hemel zal u lonen”, “Heilige bimbam, ze zijn ongedeerd”, 43. Intermezzo in Hamaj’Oewait, 1990 Piet zegt: “Heilige bimbam”. De man, die in de woestijn loopt, is uitgeput is. Hij ziet een auto aankomen en zegt: “De Heilige Sosthenus Symphorianus-Toffeknullius zijn dank”. 44. Vakantie in Pandorra, 1993

182 Oude testament: boek Jozua 6

177 We moeten opmerken dat Susan niet in bikini in beeld komt… in het ene plaatje is ze maar gedeeltelijk getekend (enkel de benen) en in het volgende plaatje… begint het plots te regenen. 45. Susan bij de Knobbelgilde,1995 Als Susan een oubollig uniform aanheeft reageren Bert en Piet: “Moe…moeder-overste”. De auteur wil ook geen geweld in tekenverhalen.

2.4. Jommeke door Jef Nys 2.4.1. Biografie Jef Nys is de zoon van Hendrik Nys en Louise Van den Bos. Hij werd geboren als tweede van vier kinderen in Berchem op 30 januari 1927. Nys onderging een sterke invloed van zijn grootvader aan moeders zijde, die zowel zijn stempel drukte op de tekenaar als de Vlaming Jef Nys183.

Jef Nys sloeg de kleuterschool over en hij genoot zijn eerste onderwijs aan de gemeenteschool van Berchem. Gestimuleerd door zijn grootvader, een meester - schilder, stuurden zijn ouders hem op elfjarige leeftijd naar de gemeentelijke tekenschool van Berchem. Daar viel hij op in tekenen, maar ook in opstel. Met een tussenstop van een jaar in de technische school in Berchem, ging hij naar de vak- en nijverheidsschool te Borgerhout in 1941. Hij maakte karikaturen van leraren om ze dan te verkopen aan medeleerlingen. Hiermee verdiende hij extra zakgeld dat zeer welkom was in de oorlogsjaren. In 1943, volop in oorlogstijd, als zestienjarige en zonder vader184 stond Jef Nys voor een moeilijke keuze. Hij studeerde graag en hield van zijn richting maar hij luisterde naar zijn leraars en ging naar de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten185 in Antwerpen. Nog tijdens de oorlog begon hij te werken in een tekenfilmstudio: AFIM. Na vier dagen zat hij echter opnieuw aan de academie. Nadat in de tuin van de academie een bom was gevallen werd deze gesloten. Het betekende ook het einde van zijn academische opleiding. Met het

183 DE RYCK (Luc), Jef Nys Ongekend veelzijdig, Antwerpen, Balloon Books, 2005, 222 pp. (een lovend boek met weinig tekst, veel foto’s, weinig over de persoon Nys en geen bibliografie). 184 Zijn vader overleed in 1941 op 52-jarige leeftijd toen hij op weg was naar het kerkhof voor een bezoek aan zijn overleden kinderen (Opmerking: in stripschrift las ik dat hij overleden is bij een auto-ongeval en vermoedelijk is de oorlog ook niet vreemd aan zijn dood). 185 Velen waren hier ingeschreven om te ontsnappen aan de verplichte tewerkstelling in Duitsland (cultuur was namelijk een belangrijk punt voor de Duitsers) Uit: REYNEBEAU (Marc), Interview. ‘Jommeke is mijn kind’, De Standaard, 11 juni 2005

178 fenomeen strip was hij toen nauwelijks vertrouwd. Hij vond echter spoedig werk als technisch tekenaar.

In mei 1945 won Jef Nys een wedstrijd uitgeschreven door het satirisch weekblad ‘Het Pallieterke’186, en kreeg hij er een baan aangeboden. De achttienjarige hapte toe en dit betekende de start van zijn carrière als tekenaar. Intussen werkte hij ook verder voor diverse opdrachtgevers. Zijn droom om voor de ‘Walt Disney Productions’ te werken ging dus niet in vervulling. In dezelfde periode maakte Nys ‘De lotgevallen van Jef Neus’ voor de Gazet van Antwerpen en ‘De lotgevallen van Amedeus en Seppeke’187 voor Het Handelsblad. Deze reeksen bevatten reeds verschillende figuren en titels die later in Jommeke zouden terugkeren. Vanaf 1949 voerde Nys ook geregeld tekenopdrachten uit voor de spilfiguur van het Kerkelijk Leven, Frans Janssens. Aanvankelijk was hij vrijgesteld van legerdienst maar hij werd toch opgeroepen door een tekort aan soldaten. Nys zou 5 jaar lang (’52-’57) elke zaterdag zijn dienstplicht vervullen op de Luchtbal in Antwerpen.

Hij verliet ’t Pallieterke in 1956 toen Jan Nuyts, De Winter opvolgde als algemeen redacteur. Nys werd losse medewerker van het katholieke weekblad ‘Kerkelijk Leven’ waar Jommeke reeds vanaf 30 oktober 1955 verscheen als wekelijks gagstrip op de kinderpagina. De kinderpagina sloeg aan en hij werd vast in dienst genomen. Drie jaar lang zou Jommeke het blad opvrolijken. Verder maakte hij ook een aantal biografieën van bekende, meestal religieuze figuren voor het Kerkelijk Leven en dit in wekelijkse afleveringen. Het wondere leven van Pieter Brueghel; H. Pius X, van volksjongen tot paus; Bernadette; en Godelieve van Gistel zijn daar voorbeelden van.

Nys werd in 1958188 aan de deur gezet en op dat ogenblik keek het katholieke dagblad van de arbeidersbeweging ‘Het Volk’, uit naar een tweede tekenaar naast Marc Sleen. Nys twijfelde, maar hij trok zijn stoute schoenen aan. Hij kreeg groen licht maar om niemand in het harnas te jagen zou hij eerst een proefverhaal schrijven.

186 DEWILDE (D.), Officiële Belgische stripcatalogus, deel I, Gent, Casto, 1997, p. 105. 187 VAN GOMPEL (Patrick) & HENDRICKX (Ad), Strips, aha: de wereld van het beeldverhaal, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1995, pp. 51-52 188 KOUSEMAKER, Wordt vervolgd: stripleksikon der Lage Landen, Utrecht/Antwerpen, Het spectrum,1979, pp 153 en 181. Nys kreeg ruzie met de dominicaan die eigenaar was; uit: REYNEBEAU (Marc), Interview. ‘Jommeke is mijn kind’, De Standaard, 11 juni 2005

179 Een strijdlustige, eerlijke, opgroeiende knaap van 11 jaar, Jommeke, klaar om de wereld te veroveren werd er de hoofdfiguur van. Toch verliep de start niet vlekkeloos. De directie van Kerkelijk Leven eiste het eigendomsrecht van Jommeke op en stelde dat de strip niet mocht verschijnen in Het Volk. Nys neemt - op aanraden van de directie van de krant - contact op met de grote voorman van het ACW en tevens de sleutelfiguur binnen de CVP: P.W. Segers. Het dispuut werd beslecht binnen de Christelijke familie: Jommeke blijft in Het Volk. Alleen werd hij een beetje ouder dan in Kerkelijk Leven, zodat hij meer avonturen kon ondernemen en meer op reis gaan… Op die manier maakte Jef Nys van Jommeke een van de meest gelezen kinderstrips in Vlaanderen en neemt hij een volwaardige plaats in naast Marc Sleen.

Voor ’t Kapoentje - de bijlage van Het Volk op woensdag - leverde hij vanaf 1958 ook verhalen die waarheidsgetrouw het leven en werk weergaven van beroemde Vlaamse priesters en missionarissen met een zeldzame inzet voor armen, noodlijdenden en zieken. De bijtitel van de reeks was: ‘Vlaamse kapoentjes die beroemde mannen werden.’ Hij realiseerde er zeven. Hij verrichtte zelf alle werk: biografische opzoekingen, de scenario’s schrijven en de verhalen tekenen.

Nys bewondering voor Walt Disney is altijd gebleven en zijn kabouterverhalen zijn er de tastbare bewijzen van. Hij startte in 1963 - gelijklopend met het 14e verhaal van Jommeke, ‘Op heksenjacht’- met de reeks Langteen en Schommelbuik (waarvan er ondertussen 11 verschenen zijn.

In 1965 koos de geestelijke vader van Nero, Marc Sleen, voor de groep /De Standaard/De Gentenaar. De Lustige Kapoentjes werden nu overgenomen door Nys. Aanvankelijk creëerde hij nieuwe figuurtjes maar deze werden gauw vervangen door Jommeke. In 1967 nam Hurey de reeks over. In 1989 werd ’t Kapoentje omgevormd tot de Jommekeskrant. In 2005 werd de Jommekeskrant vervangen door de dagelijkse Yo pagina.

Als promotie voor zijn stripheld begon Nys in 1967 aan een Jommekes speelfilm: ‘De schat van de zeerover’. Het verhaal verscheen als album 37. In 1999 werd de film herwerkt en op videocassette uitgebracht.

180 Het vertrek van Sleen bracht Nys nog steviger in het zadel. De toenemende drukte, het voortdurend werken tegen de tijd, alles zelf doen, de realisatie van een film, bezoeken van beurzen, scholen, recepties en andere verplichtingen eisten weldra hun tol. In 1968 speelde zijn gezondheid hem parten. Hij werd enkele maanden op non-actief gezet en hij ging (na het 45e album) op zoek naar inkters. Het avontuur duurde echter niet lang en na enkele slechte ervaringen deed hij alles opnieuw alleen.

In 1972 had de auteur een maandenlange voorsprong getekend op zijn publicatie- verplichtingen en kon hij een grote reis ondernemen. Hij maakte een rondreis door Latijns- Amerika. Dit leverde inspiratie op voor drie albums: ‘Het geheim van Macu Ancapa, De strijd om de Incaschat en De verborgen tempel.’

Jef Nys schakelt vanaf 1972 hulp in bij het schrijven en tekenen van nieuwe Jommekesalbums. Zo zijn er de tekenaars/scenaristen Hugo de Sterk (1972-2002), Leo Loedts, Edgar Gastmans, Karel Boumans, Eric De Rop, Edwin Wouters, Wim Haazen, Gerd van Loock, Luc Morjaeu (zit nu bij Suske en Wiske) en Philippe Delzenne. Een aantal scenario's komen van Leopold Vermeiren (de échte vader van De Rode Ridder) en Jan Ruysbergh189. In de loop der jaren leidde hij verschillende tekenaars op maar de meeste gaven het op omwille van zijn veeleisendheid. Net als voor de tekeningen bepaalde hij ook voor de scenario’s de regels. Zij doen nu samen wat Nys vroeger helemaal alleen deed. Nys doet nog steeds de supervisie, met een kritische blik! De laatste scenario’s die hij zelf schreef waren nummer 200 en 208.

Op 1 juli 1998 werd ‘het Volk Stripuitgeverij’ overgenomen door Infotex, een dochter van de VUM groep), die in oktober 2000 op haar beurt werd opgekocht door Dupuis. Sinds mei 2005 zijn de Jommekesalbums in handen van ‘Balloon Books’- een dochteronderneming van Dupuis.

In de periode 1987-2005 werden 18 albums (1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 20, 21, 22, 32, 36, 40, 41, 47, 51, 59) hertekend om verschillende redenen: de Jommekesfiguur was veranderd, het inkten was kwalitatief ontoereikend, sommige scenario’s waren niet sterk genoeg, er kwamen

189 http://users.skynet.be/ictzone/jommeke/opstart/

181 voorwerpen in voor die hedendaagse kinderen niet meer herkenden,… Een bewijs dat Jommeke meeleeft met zijn tijd en met de leefwereld van zijn fans.

In 1992 respectievelijk 2002 legde Nys de toekomst van Jommeke testamentair vast. Ook als hij zelf niet meer aan de strips zal kunnen werken, of na zijn overlijden, zal Jommeke verder leven, zij het onder strikte voorwaarden. Hij heeft de krijtlijnen bij zijn testament vastgelegd, zoals Vandersteen dit met Suske en Wiske deed. Zijn held moet blijven wie hij is: de strip moet positief geïnspireerd blijven, neutraal, gevrijwaard van geweld, seks en racisme, godsdienst,…tot 70 jaar na zijn dood190.

Wat juist het succes uitmaakt van de Jommekes verhalen is moeilijk achterhaalbaar. Indien Nys grote oplagen kan halen (50 miljoen in 2003) is dit in de eerste plaats omdat hij een ander publiek heeft - 7 à 12 jaar - dan Sleen en Vandersteen, en duidelijk een leemte vult. Gedeeltelijk, maar dan in de tweede plaats, is er de stijl. Jef Nys munt uit door een vrij gemakkelijke overgang van de humor en de schematische stijl naar een realistische stijl191. In die zin sluit hij volledig aan bij de grote voorgangers van de Vlaamse School. Het verwijt van stripkenner De Laet ligt dan ook op een heel ander vlak namelijk zijn taalgebruik. Nys moest al het dialectisch vergrijp, zo typisch voor de Antwerpse Brabanders, weren, indien hij de vulgariteit wilde vermijden die toen wel eens ergerlijk overkwam192. Verder is hij ook afgeschoten voor zijn stereotype rolpatronen, de Vlaamse aard van de strip, en omdat er seksisme en racisme in de verhalen zou zitten193.

De bekendheid van Jommeke is beperkt gebleven tot Vlaanderen. In de jaren ’70 ondernam de uitgeverij wel enkele pogingen om naar Engeland, Frankrijk, Duitsland en later Nederland te trekken maar dit leverde niet het gewenste resultaat op.

Net als andere succesrijke striphelden is ook Jommeke niet vrij van misbruiken geweest. In 1973 en 1974 verschenen er vijf albums van Willeke die duidelijk geïnspireerd waren op Jommeke. De auteur - Edgard Gastmans - is een gewezen medewerker van Nys. De reeks werd langs juridische weg stopgezet.

190GOBELAINE (Filip), Jef Nys viert 50 jaar Jommeke, en toch…, Plus magazine, nummer 206, juni 2005. 191 DE LAET (Danny) & DAISNE (J.), Het beeldverhaal in Vlaanderen, Breda, Brabantia Nostra, 1977, p. 160. 192 DE LAET (Danny), De Vlaamse stripauteurs, Antwerpen, De Dageraad, 1982, p. 33. 193 VANTYGHEM (Peter), Reportage. Zondag wordt de stripheld Jommeke 50, De Standaard, 29-30 oktober 2005.

182 In 1995 kwamen twee pornoalbums op de markt met Jommeke en zijn vriendjes in de hoofdrollen, maar met licht veranderde namen: Jommeke werd Pommeke. De tekeningen waren minderwaardig van kwaliteit en Nys spande een proces in dat hij pas na 5 jaar procederen zou winnen. Hij liet de oplage vernietigen. De pornoauteur bleef ongekend.

In 1970, het jaar van zijn echtscheiding, brak Nys definitief met de Kerk194. Hij vertelt daarover verbitterd: “De ouderen van vandaag weten het allemaal wel; de Kerk heeft ons in een keurslijf gestopt, ze heeft ons jaren verhinderd om te denken. Wij zijn bedrogen. De weg die ze voor ons uitstippelde was aan de linKerkant bezaaid met verbodstekenen en aan de rechterkant met flitscamera’s om ons op het juiste spoor te houden.” Op de vraag: “Wat betekende het om voor katholieke bladen te werken? Jommeke is nooit naar de mis geweest.” Antwoordt Nys: “Nu ben ik niet meer katholiek. Sinds ik gescheiden ben, denk ik anders over God en de schepping. Tot mijn ontsteltenis moest ik na mijn scheiding nog wel mijn plichten doen, maar mocht ik geen sacramenten meer ontvangen of in gewijde grond begraven worden. Dat soort zever. Een journalist van Het Volk die ook was gescheiden, is nog ontslagen toen hij hertrouwde. Gelukkig is men tegenwoordig niet meer zo schijnheilig.”195

2.4.2. Verwijzingen naar religie in de reeks 1. De jacht op een voetbal, 1959 (herwerkte versie nummer 143) Vloeken doet men als volgt: ‘alle duivels, alle donders, verduiveld’. Anatool zegt tegen de gravin: ‘innige deelneming’. Ik merkte ook het volgende op: ‘duivelsjong, god zij dank, alle duivels uit de hel, goeie hemel, halve duivel, Jommeke die begraven wordt, men heb genade..erbarmen!, over een rouwmoedig zondaar ontfermen, op de achterzijde van plaat 87 zien we een kerk, lieve hemel, ik zoek tot ik ze vind ..al was dat in de hel, ik heb niet veel zin om als martelaar als spijs geklopt te worden, zwarte duivel en het maakt mij sterk als Samson196 (plaat 200)’.

194 DE WEYER (Geert), België gestript. Alles over de Belgische strip: feiten, genres en auteurs, Tielt, Lannoo, 2005, pp. 145-146. 195 REYNEBEAU (Marc), Interview. ‘Jommeke is mijn kind’, De Standaard, 11 juni 2005. 196 Samson (zie Simson) boek Rechters 13-16: Jahweh gaf Simson een buitengewone kracht die verdween wanneer zijn lange haren geknipt werden.

183 2. De zingende aap, 1959 Op een dag komt er bij Jommeke een brief toe van nonkel pater van de missies. Flip (Flippus) is de papegaai van de missionaris. Hij schenkt hem aan Jommeke omdat hij flink geholpen heeft in de missie- spaarweek. Hij is zeer beschaafd en verstandig, maar Jommeke moet hem mooi leren spreken. Op pagina 7 zegt Flippus ‘Dominus vobiscum197’en ‘Deo gratias198’, Nonkel pater had hem gevangen op de feestdag van Sint- Filippus. Filiberke heeft nog een spraakgebrek en zegt ‘patelllnostell’ in plaats van paternoster. Flip lacht met zijn spraakgebrek en hij moet zich van Jommeke verontschuldigen. Deze zin komt ook voor: ‘amen, mea culpa, mea culpa, mea maxima culpa199’. Er is ook iemand die boete doet, Jommeke moet vechten tegen de duivels in de hel, iemand staat er in zijn adamskostuum en ik ben een braaf engeltje. 3. De koningin van Onderland, 1959 De koningin van Onderland is een toverheks die in het zwart gekleed gaat. Theofiel wil de dame in vrede laten leven. Verder hebben we nog: ‘Een duivel met helse plannen?’, Ik wil wraak, ik heb een hogere roeping.. verduiveld, heb erbarmen, Ongelovige Thomassen, zwarte katten (bijgeloof), onschuldige wezentjes op mijn geweten, bedevaart, uit de biecht spreken, Waar een wil is is een weg’. 4. Purpere pillen, 1960 De purperen pillen zijn gemaakt voor het goede doel namelijk kinderen genezen. We zien ook Sint-Niklaas en Zwarte Piet. Sint-Niklaas vergist zich niet maar Zwarte Piet wel. Andere verwijzingen zijn: ‘door de hemel gezonden, als er mensen in nood zijn gaan ze vlug helpen, een leven te redden is onze plicht, kermis vieren en er wordt een kerstekind geboren. 5. De muzikale Bella, 1960 Jommeke en zijn vrienden gaan op Lourdesbedevaart met de CM. We ‘horen’ een beiaard, uit de biecht spreken en alle duivels uit de hel.

197 Gebed uit de mis: de Heer zij met u. 198 Gebed uit de mis: God zij dank 199 Gebed uit de mis: door mijn schuld, door mijn schuld, door mijn allergrootste schuld.

184 6. Het Hemelhuis, 1960 Deze verwijzingen komen voor: een kind moet gehoorzamen aan vader en moeder, de duivel, denk maar aan Mozes, missies, als hij naar de hemel gaat zal God hem belonen, het is misschien een engel, we komen in het aards paradijs, koning van de schepping, hel, reeds een kind en nog niet gehuwd en ge zijt een engel. 7. De zwarte bomma, 1961 Sterven als een martelaar; Ga, mijn zoon!; alle duivels; de duivel weten; vergiffenis vragen en barmhartig zijn. 8. De ooievaar van Begonia, 1961 Dit verhaal speelt zich af op een begijnhof. De begijntjes zijn: ‘Eufrasieke, Begonia, Antonella, Scholastica, Pudentia, Eulalie, Ursula’ en de ooievaar Hieroniemus. Het mansvolk moet hen ronddragen in het begijnhof. De pastoor zegt dat het tijd is voor het lof. Men moet voor zijn naaste doen, wat je zelf wil dat ze voor u doen. Verder hebben we nog: ‘Heilige Sint-Antonius, mijn ziele Gods, aardsengelen, Oh lieve hemel, Begijntjes kussen niet, het is voor het goede werk, men was de pastoor vergeten te verwittigen, en je moet u leren bedwingen’. 9. De schildpaddenschat, 1961 In het testament van een oude man staat dat de vinder het vermogen moet uitdelen aan goede doelen. Verder zien we deze verwijzingen: ‘Dominus Vobiscum’, Sinterklaas spelen, wraak, duivel, kerkhof, er komt ook een kerstekind, Heil ende zege weze hem, op eerlijke wijze uw boterham verdienen, Heil, Heil, Heil. 10. De straalvogel, 1962 In hemelsnaam, om de liefde Gods, als duivels, God zij dank, opbiechten, Rust in vrede! Amen, onschuldige schaapjes, eeuwige verdoemnis in de hel en lieve hemel. 11. De Zonnemummie, 1962 Zoals de titel doet vermoeden, handelt dit album over mummies. Op een bepaald moment zegt Professor Gobelijn: “Ledigheid is het oorkussen des duivels”. Jommeke sterft en ze begraven hem onder een hoop stenen en ze plaatsen er een kruis op. Maar Jommeke verschijnt opnieuw en de vrienden zeggen: “Hij is verrezen!” Als hij zijn verhaal doet, is hij volgens de tweelingzusjes een moedige martelaar. De mannen die we in het begin van het verhaal tegenkwamen, zijn moslims want ze aanroepen Allah en ze zweren bij de baard van deze profeet: “de baard van de profeet weze gezegend!”.

185 De schat die in de mummie zit, moet gebruikt worden voor nobele bedoelingen namelijk: hij moet gebruikt worden tot de welvaart van het volk, opbeuring van armen zieken, weesjes en alle sukkelaars. 12. Paradijseiland, 1962 Ook in dit album vinden we enkele verwijzingen. Iemand vermeldt tijdens de quiz van Filiberke dat de ooievaar bij de oude Germanen een heilig dier was. De winnaar wil zijn prijs verdelen (broederlijk delen), maar eerst denkt men dat dit uit wroeging is. Omdat onze vrienden zelf bekend hebben dat ze een hond meegesmokkeld hebben, wil de kapitein hen dit vergeven. Pekkie moet eerbied hebben voor oude lieden. Jommeke is ervan overtuigd dat Onze Lieve Heer de aarde voorzien heeft met voldoende voedsel. Omdat ze niets tekort komen, zullen de zusjes een dankgebedje naar de hemel sturen. 13. Het Jampuddingspook, 1963 Zoals de titel doet vermoeden, gaat het hier over een spook dat zich verschuilt in het kasteel aan het Duivelsmeer in Schotland. De Jampuddigs hebben er schrik van, maar onze vrienden zullen dit spook ontmaskeren. Om onze vrienden te beschermen, wendt Jampuddig zich tot alle engelen en heiligen (dat ze hen mogen beschermen). Bij het vloeken zal men zeggen: ‘lieve hemel of alle duivels’. Verder hebben we nog enkele kleine verwijzingen zoals een adamskostuum, een stem uit de hemel, Amen en God zij dank. Onze vriendenzeggen dat spoken onmogelijk te vatten omdat het duivelse geesten zijn. 14. Op heksenjacht, 1963 De heksen wonen teruggetrokken, aan de grens met kabouterland, waar de ruwe duistere rotsen beginnen en waar nooit een mens of dier komt. De heksen (ook wel duivelinnen genoemd) zien er zeer typisch uit dwz een puist op de neus, een kwade blik, een zwarte raaf of kat in de buurt, vreemd uiterlijk, ze eten vreemde dingen uit een grote pot (slangendarmen met adderstaaren en paddevellen), ze zweven door de lucht op een bezemsteel en ze wassen zich nooit. 15. Het staartendorp, 1963 In dit album hebben we maar enkele noemenswaardige verwijzingen. Het dorp is betoverd en behekst, de duivel zit in het spel. Een man met de duivelsstaart legt zijn staart even in het wijwatervat gaan en dan veranderde zijn staart in een mooie witte staart. 16. De gouden jaguar, 1964

186 Als er hulp nodig is, zijn de Miekes er steeds bij. Op hoop van zegen sluipen ze naar het vliegtuig. Flip doet een schietgebedje: ‘O, God, laat alles goed aflopen.’ Als ze bij een graf (een hoop stenen met een kruis erop) aankomen, komt alle hulp te laat. Het enige wat ze nog kunnen doen is een gebedje prevelen. Als de man onder de stenen stemmen hoort, waant hij zich eerst in de hemel. Met het geld dat de gouden jaguar zal opbrengen, wil men scholen, fabrieken en hospitalen bouwen. Men gebruikt het geld dus voor een goed doel. Verder komen deze verwijzingen voor: goddank, lieve hemel, alle heiligen en verduiveld. Deze spreuken komen voor bij woede, geluk en terleurstelling. 17. Diep in de put, 1964 We hebben hier een opmerkelijke verwijzing naar de zondvloed200. Het is hard aan het regenen (de hemelsluizen worden opengezet) en iemand zegt: ‘Het is als een tweede zondvloed, zoudt ge niet aan uw acte van berouw beginnen?’ Het kasteel wordt dan gezien als de Ark van Noah die hen tegen de regen zal beschermen. Jommeke en zijn vrienden hebben hun plicht gedaan en dat geeft hen voldoening. Men vloekt als volgt: ‘Voor de duivel, goede hemel, lieve hemel, lieve heiligen en allelua’ 18. Met Fifi op reis, 1964 Ze vloeken op volgende wijze: ‘Lieve hemel en goede hemel’ Ze gaan een werk van barmhartigheid uitvoeren als ze de graaf gaan troosten en Flip zal de engelbewaarder van Fifi spelen. 19. Wie zoekt die vindt, 1964 Op een bepaald ogenblik komen we in Bagdad aan en de lokale bevolking draagt een hoofddoek of een rond hoedje op hun hoofd.. Jommeke is op zoek naar Toet-El Toet. We zien een minaret. Maar als onze vrienden een moskee willen binnentreden, is er een man die hen tegenhoudt. Hij zegt dat vreemdelingen niet binnen mogen. Jommeke zal zich verkleden als arabier. hij gaat binnen en zegt ‘Allah, Allah’. Hij komt op het terras vanwaar de Moëddzin de bevolking tot gebed oproept. Als dit gebeurt, knielen alle moslims neer (met het hoofd naar Mekka gericht). Zie plaat 66. Jommeke komt in contact met de indianen. Jommeke en zijn vrienden hebben de Vuurberg of heilige berg van de vuurgod betreden met hun vuile voeten. Dit zullen onze vrienden bekopen door hun hoofd van de berg te laten rollen. Dan zal de god tevreden zijn. Wederom vloeken ze in dit album door volgende uitspraken: ‘Lieve hemel, hemel,…’

200 De overstroming van de aarde die volgens Genesis, 6-7 ten tijde van Noach als straf voor de zonden der mensen plaatsvond.

187 20. Apen in huis, 1965 Geen verwijzingen. Verder komen deze verwijzingen voor: ‘lieve hemel, zalige kerstmis en goeie hemel.’ 21. Het verkeerde land, 1965 Als Flip wakker wordt heeft hij het over ‘Brand.. aardbeving… en het laatste oordeel201’. De personages vloeken met behulp van deze uitdrukking ‘Lieve hemel’. De straf die Jommeke krijgt, is het helpen van mensen waar nodig (moraal). Bij het drinken van koffie zeggen de dames: ‘Het is alsof we de hemel inslikken!’. 22. Het wonderdrankje, 1965 Ze vloeken ‘(lieve) hemel, Godlievedeugd’ Jommeke spreekt over toverij als er iets gebeurt waar hij geen verklaring voor heeft. De auteur heeft het ook over Ongelovige Thomas en de dorstige lessen is een goed werk. 23. Dolle fratsen, 1965 Dit album bestaat uit afzonderlijke verhalen. We hebben het over Pasen, we zien een Mariabeeldje op de schouw, Jommeke maakt foto’s van op de kerktoren, Jommeke zegt: ‘Sint-Franciscus preekt voor de vogeltjes, we zien de 3 koningen en Jommeke houdt een liefdadigheidsfeest. Men staat hierbij neutraal ten opzichte van geloof. Er zijn geen speciale verwijzingen naar het geloof. We zien het in de achtergrond. 24. De verloren zoon, 1965 We zien woorden die in verband kunnen gebracht worden met religie: lieve hemel, verduiveld (bij het vloeken), Amen, bij mijn grootje in de hemel, engel van de hemel (als er iemand uit de hemel komt gevallen), vergiffenis, trouwen voor het altaar, op hoop van zegen en Ongelovige Thomas. Jampudding wordt op het onbewoonde eiland als een witte God beschouwd. 25. De zeven snuifdozen, 1966 In dit album zijn het wederom maar enkele woorden die naar religie verwijzen: ‘hemel, duivel, op hoop van zegen en verduiveld’. 26. Kinderen baas, 1966 Geen verwijzingen. Sinterklaas komt ter sprake en ze zeggen ‘hemel’ als ze vloeken. 27. Geheime opdracht, 1966

201 Matteus 24: de dag waarop over alle mensen een oordeel geveld zal worden door God of een afgezant van God.

188 Wederom de verwijzingen naar volgende woorden: ‘hemel, reddende engel, alle duivels uit de hel, hemeltjelief, hemelsnaam en hemel zij dank’. Jommeke komt in het verhaal in een moskee (in Istambul) terecht, maar deze is niet zo goed uitgewerkt. Van buiten kunnen we met moeite een minaret onderscheiden en binnenin waant men zich in een leeg huis met een toren. 28. De Samsons, 1966 Geen verwijzingen. Wel woordspelingen: ‘Goddank, lieve hemel, hemeltjelief en Ongelovige Thomas’. 29. De vliegende ton, 1967 Ook in dit album de woordspelingen: ‘lieve hemel, verduiveld en op hoop van zegen’. We zien hier ook Theofiel die het heeft over de ‘akte van berouw.. heb spijt…door mijn schuld.. schuld..grote schuld’ en Flip zegt: ‘Hongerige spijzen is een werk van barmhartigheid’. 30. Jommeke in de Far West, 1967 Naast de woordspelingen (pilduivel, hemel, engelbewaarder, in godsnaam, …) komen we hier ook in aanraking met de indianen die in de bergen leven en opgejaagd worden door de blanken. De tovenaar – Houten Nek genaamd- zal beslissen hoe de bleekgezichten naar de eeuwige jachtvelden zullen verhuizen. Hij loopt rond onze vrienden die aan een paal zijn vastgebonden en zegt: ‘hoewoewoewoewoewa…’. Flip noemt hem een aangeklede aap. Als het moment aangebroken is, zullen de trommels het lied van de dood verkondigen. De bleekgezichten krijgen nog enkele ogenblikken om aan de Grote Geest vergiffenis te vragen voor hun slechte daden. Net op tijd komt er een gewonde indiaan het kamp binnenstrompeld. Hij vertelt dat de dochter van de hoofdman wordt gevangen gehouden. Ze is in goede staat en Dikke springmuis zegt: ‘De Grote Geest beschermt haar.’ Als het opperhoofd hoort dat de bleekhuiden medelijden hebben, geeft hij hen de kans om zijn dochter te bevrijden. Flip houdt zich voor prekende boodschapper van de Grote Geest (en daar luisteren ze allen naar).

189 Het vliegtuig noemen ze een duivelstuig of toverij. De auteur geeft op pagina 47 mee dat men maar best niet te vroeg trouwt. 31. Knappe Mataboe, 1967 Naast de woordspelingen -hemel, (snelheids)duivel- komen in dit album de Begijntjes veel aan bod. Het zijn dezelfde begijntjes als in het album ‘De ooievaar van Begonia’. Ze verschijnen op plaat 46 voor het eerst als ze een lekke band hebben. Jommeke merkt dat het Begonia is en vraagt of ze alleen op schok is. Dan springen ze allen uit de auto: ‘Eufrazieke, Scholastika, Prudencia, Antonella en Petronella’. Ze hebben allen korte rokjes aan en als Jommeke vraagt of ze balletdanseresjes zijn geworden, antwoorden ze: ‘Nee, nog steeds begijntjes. Maar we hebben ons wat gemoderniseerd. Onze rokjes ingekort.’ Verder gaan ze ook zwemmen, nemen ze judolessen, enz. Dan merken ze plots Mataboe op en roepen ze: ‘Heilige Sint-Antonius, sta ons bij’. (Ook verder in het album zullen ze deze heilige nog aanroepen.) Mataboe is op slag verliefd en wil de dames kussen. Een begijntje antwoordt echter: ‘Begijntjes en kwezeltjes kussen niet.’ De dames hebben steeds hun grote pot koffie mee. Dan komt er een agent aan en omdat de dames niet mogen pick-nicken op de rijweg, vraagt hij allerlei documenten waaronder de trouwboekjes. Een begijntje antwoordt: ‘Trouwboekjes, God, beware ons, die hebben wij niet.’ Mataboe wil mee naar het begijnhof en we krijgen de volgende dialoog: ‘Een aap in t begijnhof, Lieve tijd dat gaat niet’, ‘Mataboe geen aap zijn.. knappe man gemaakt hebben’, ‘Oei een man in het begijnhof, dat mag zeker niet!’. Even verder in het verhaal komen we in de slaapkamer van een begijntje (ze heeft haar hele uitrusting aan) terecht. We zien er enkel een bed en een nachtkastje en vaag kunnen we veronderstellen dat er een Mariabeeldje opstaat. Mataboe staat aan haar bed en ze roept uit: ‘hullppp hullppp, een monster een duivel…’. De dame laat haar niet doen: ‘Ik meid spelen voor een gorilla?!… Nooit!!! Gij zijt helemaal van uw lotje getikt…’ Een begijntje dat een beetje doof is, denkt dat Mataboe en Eufrazieke zullen trouwen, ze maakt haar dan ook de bedenking ‘dat ze dan nog met een man zou trouwen.. maar met een aap?’, en ‘kunnen ze dan niet wachten tot de zon schijnt?’, ‘We geven het cadeautje later wel’ ‘nu reeds op huwelijksreis, wat zal Eufrazieke gelukkig zijn’, ‘spijtig begijntjes en kwezeltjes dansen niet’, ‘kijk hoe ze haar man aanbidt en bewondert’, ‘als hij maar goed voor haar is’ en ‘tegenwoordig is alles mogelijk’. Bij het horen van goed nieuws van het koppel, zegt een begijntje: ‘God zij dank’ met in elkaar gehaakte handen (al moeten we opmerken dat ze niet echt gevouwen zijn).

190 Als er iets op de zenuwen van een begijntje begint te werken, zegt ze: ‘Om de liefde Gods, Prudencia, wanneer gaat ge nu eens snappen dat Eufrazieke niet met die vuile stinkende aap trouwt’. De schipper, die onze vrienden helpt, zegt nog: ‘We moeten elkaar helpen.’ 32. In Pimpeltjesland, 1967 ‘Hemel’ als vloek. Verder zegt professor Gobelijn dat menslievendheid en hulp niet betaald moeten worden. 33. Jacht op Gobelijn, 1968 Buiten de woordspelingen: ‘lieve hemel en verduiveld’ komen we in dit album in een ver uithoekje van Egypte. We zien op de achtergrond de minaretten. Als Jommeke vertrekt zegt de man: ‘moge Allah hen beschermen’. Op het einde van het verhaal verkleden ze Gobelijn in een vrouw en hij draagt een lapje voor de mond zodat hij niet zou opvallen tussen de gewone bevolking. 34. Jommeke in de knel, 1968 Opnieuw enkele woordspelingen: ‘hemel, verduiveld en schijnheiligaard’. We zien op pagina 5 ook een kerk op de achtergrond. En de baron is te oud om te trouwen en onze vrienden zijn te jong. 35. Gekke grappen, 1968 Dit album bestaat uit verschillende grappen. We vinden er enkele woordspelingen (hemel, hemelsnaam, engeltje en godlievedeugd) en verder zegt men dat het goed is om de hongerige te spijzen, staat er al eens een kerk op de achtergrond en hebben ze het bij een zware regen over de zondvloed. 36. Neuzen bij de vleet, 1968 In dit album staan er maar enkele kleine verwijzingen: ‘Hemel’, Jommeke doet het kostuum van Gobelijns’ plechtige communie aan en we zien op plaat 110 een kerkje op de achtergrond. 37. De schat van de zeerover, 1969 Naast de woordspelingen: ‘Hemel, kerstenkind, engel en verduiveld’ hebben we hier duidelijk een moralistische invloed. Jommeke gaf al zijn spaarcenten aan de arme kinderen. In het testament van de rover staat dat hij zijn slechte daden wil goedmaken: ‘De vinder moet de schat gebruiken voor goede en menslievende doeleinden…Dat de edele vinder mijn laatste wilsbeschikking nu uitvoere. De Heer krijge mijn arme ziel. Amen.’ Jommeke en Filiberke beloven elkaar dan ook plechtig om met de schat alle kinderen te helpen die in nood verkeren. Ze zullen ook een krans in zee werpen ter ere van de zeerover. 38. Kaas met gaatjes, 1969

191 Naast de woordspelingen ‘Hemel en duivel’ zien we op pagina 16 een kerk op de achtergrond. We komen een papegaai tegen die nog van een Vlaamse missionaris is geweest (de missionaris is terug naar zijn land en de papegaai bleef in Azië.). Daardoor spreekt hij Vlaams en hij bidt nog iedere dag een rozenhoedje. Even verder komen we bij de Hoehoes terecht. Dit is een ‘Primitieve’ (als we dit zo mogen uitdrukken) stam in Azië. Ze worden op de typische manier afgebeeld. (Zie copij pag 41 / 41). Ze hebben een zwarte huidskleur, ze hebben een soort stok door hun neus, hun haar is op een vreemde wijze opgestoken, ze jagen op vreemdelingen, ze hangen deze vreemdelingen vervolgens op stokken, om hun lot uit te spreken, en meestal wel te doden en ze wonen in hutten. Wat in het gezichtspunt van de religie echter belangrijker is, is dat de zwarte hond in brand zal gestoken worden om geofferd te worden aan Bengo, hun God. Gelukkig voor Jommeke en zijn vrienden zijn ze bijgelovig en geloven ze dat de stem van Bengo in de kaas zit. Deze laatste vraagt om hen vrij te laten. 39. Lieve Choco, 1969 Opnieuw zien we de woordspelingen met hemel en duivel. Als Choco er netjes uitziet zegt Flip dat het net een communicant is. Verder zien we een net getrouwd koppel die trouwfoto’s aan het nemen zijn. Choco veegt zijn handen af aan het huwelijkskleed en direct dramatiseert Jommeke dit omdat hij vreest dat het huwelijk zal mislukken. Even verder vragen de Miekes zich af of er een dierenhemel bestaat. 40. Anakwaboe, 1969 In dit album staan vele woordsamenstellingen over de duivel: ‘duivelsjong, verduiveld, duivels, duivelse rat,…’ Verder heeft Flip het over de Ark van Noah als hij onder de kraan wordt gestoken. Jommeke zal zijn trouwe vriend niet in de steek laten. 41. Twee halve lappen, 1970 Naast de woordspelingen van ‘lieve hemel’ zien we een aantal verwijzingen naar de indianen. (Propere Voeten; zie album 30). Ze geloven in De Grote Geest: ‘Moge de Grote Geest u beschermen’. Jommeke zegt even verder ook dat sommige wildestammen hun doden op een hoog staketsel van takken leggen. 42. De witte bolhoed, 1970 Naast de woordspelingen met duivel en lieve heilige, hebben we hier maar enkele kleine verwijzingen. We zien de grafkapel waar het familiegraf zich bevindt. We bevinden ons in Engeland en er staat een kruis op,

192 we zien een altaar met een kruis erop en ondergronds zijn de graven. We hebben ook een moraal: Als er iemand om hulp roept, snellen onze vrienden er onmiddellijk naartoe. Als ze de schat vinden, denken ze er ook aan om een deel aan het goede doel te geven. 43. Filiberke gaat trouwen, 1970 Filiberke is tot over zijn oren verliefd. Flip probeert hem duidelijk te maken dat verliefdheid anders is dan trouwen. Jommeke probeert nog door te zeggen dat hij nog maar 11 jaar is, maar niets helpt (In India trouwt men immers zeer vroeg) .Flip beschrijft een trouwfeest in India: ‘prachtig is als er een prinses trouwt, men heeft er een prachtige stoet, mooie stoelen, olifanten, veel muziek, mooie danseressen, alles glittert naar edelstenen,…’ Als Annemieke dit hoort besluit ze met Choco te trouwen en daarvoor gaat ze naar de pastoor en het gemeentehuis. We zien even later een kerk op de achtergrond. Als Choco even verder allerlei eten op de markt meeneemt, geeft hij de handelaren een briefje met de volgende tekst: ‘hongerige spijzen is een werk van barmhartigheid’. Filiberke zegt dat de papegaai zeker bijgelovig is omdat hij denkt dat de Ganges een heilige stroom is die hun zonden wegwast en dat de koeien een heilige dieren zijn. We zien ook een oude Indische tempel op de achtergrond. 44. De Jommekesclub, 1970 Dit album bestaat uit korte mopjes (die soms reeds in een ander album werden gepubliceerd). Geen verwijzingen. 45. De zeepkoning, 1971 Geen verwijzingen. Enkel: ‘Adamskostuum, hemel en beduvelen’. 46. De tocht naar Asnapije, 1971 In dit album hebben we opnieuw te maken met een ‘primitieve stam’ (als we dit zo mogen uitdrukken. We weten enkel dat we ons dicht bij Asnapije bevinden, maar de lezer weet niet waar dit land zich bevindt. Ze spreken er een vreemde taal. Jommeke wordt aanzien als een tovenaar omdat hij een vogel van op afstand doormidden boorde. Alle inboorlingen gaan spontaan op de knieën zitten om hem te eren en dan volgt er een feestmaal. De huidige tovenaar daagt Jommeke uit voor een wedstrijd met pijl en boog. Als Jommeke wint wordt de huidige tovenaar simpel uit zijn ‘ambt’ ontzet en ze zullen de nieuwe tovenaar inwijden door te feesten. De tovenaar laat het er niet bij en hij tracht de nieuwe tovenaar te doden. Zonder veel problemen wordt de ‘oude’ tovenaar terug ingewijd door een feest. Als Jommeke opnieuw te voorschijn komt, stellen ze Jommeke terug aan als tovenaar.

193 47. Diamanten in de zoo, 1971 Geen verwijzingen. Ze zegen wel eens verduiveld en hemel. Verder zou Flip opnieuw een vrouw ten huwelijk vragen. 48. De zilveren giraf, 1971 In dit album vinden we geen verwijzingen. We vinden wel woordspelingen met hemel, duivel en zondvloed. We komen een kleine moraal (als we het zo mogen noemen) tegen. Als Anatool en Smosbol in de krater vallen geloven onze vrienden nog dat hij niet door en door slecht is en hebben ze zelf een beetje medelijden: ‘Hij was niet eerlijk, maar een echte bandiet was hij toch ook niet; Ja, er was misschien nog iets goed van te maken; en die dikke zag er ook niet zo slecht uit; Zij rusten in vrede, amen.’ 49. De groene maskers, 1971 We lezen over de papegaaienhemel, duivel, ze laten hun vrienden niet in de steek en de laatste gebeden opzeggen voor iemand die sterft. Flip is een engel want hij heeft al vleugels. 50. De plastieken walvis, 1972 In dit album vinden we de volgende woordspelingen: “hemel, mirakolos, verduiveld en duivels” Anatool smeekt op zijn knieën en met gevouwen handen om genade. De moraal is dat Jommeke het goud zal gebruiken om mensen mee te helpen. 51. De fwietmachine, 1972 Geen verwijzingen. (2 maal lieve hemel). 52. De zingende oorbellen, 1972 Naast twee kleine verwijzingen naar de hemel vinden we in dit album geen verwijzingen. 53. Het kristallen eendje, 1972 Annemieke en Rozemieke zullen een arme vrouw helpen. Later krijgen we nog een klein aantal verwijzingen naar de hemel, martelaren, toverij en duivel. Ik wil hier wel iets aanvullend opmerken. Dit verhaal handelt over het kristallen eendje van een Indische dame. Zoals bij de Boeddha zien we tussen haar wenkbrauwen een stip staan. Hierdoor is duidelijk dat de historische Boeddha ook kenmerken draagt van de maatschappij waar hij leefde. 54. Broeder Anatolius, 1972 We vinden opnieuw woordspelingen: ‘op zijn paasbest, getrouwd, mensen helpen is belangrijker dan een

194 kostuum, hemel, engel, moeder overste, duivel, ...’ Reeds op de voorpagina zien we op de achtergrond een kerk en broeder Anatolius gekleed als pater in pij en om de middel een koord. Door alle drukte om de nieuwe uitvinding van Gobelijn wil hij de rust opzoeken. Hij doet dit door naar het klooster (de abdij van Noordmalle) te gaan. We zien de abdij op plaat 65. De abt doet de deur open en we worden met open armen ontvangen. We komen broeder Anatolius tegen en Jommeke zegt: ‘Ha, ge gaat boete doen voor al uw pekelzonden’. Anatolius: ‘Ja, ik wil als heilige sterven.’ Hij zegt dat de stilte hem goed doet, hij luidt de klokken en verzorgt de varkens. Hij krijgt echter de goudkoorts opnieuw te pakken en hij gaat ervandoor. Hij zegt dat je een pater bij auto-stop nooit mag laten staan en de Heer zal het de man vergoeden. De man zegt ook dat een pater toch geen geld mag hebben en geen krant mag lezen. Anatool beweert ook dat hij allemaal flesjes wijwater in zijn zak heeft zitten. Onze vrienden helpen hem als zijn vliegapparaat stuk is. En Flip zegt: ‘Het is niet al goud dat blinkt op de wereld’. Flip eindigt met de zin: ‘In de hemel, in de hel en op de aarde en op alle andere plaatsen. Amen en uit’. 55. Tita Telajora,1973 In dit album is Flip vastbesloten om met Tita Telajora te trouwen. We vinden in dit album dus enkele verwijzingen naar trouwen. Het is gedaan met zijn vrijgezellenleven en het wordt tijd dat hij eens aan trouwen begint te denken. Ze zeggen dat ze naar de ‘pastoor’ moeten gaan en later in het album regelt Flip een afspraak bij de burgemeester. Het algemene idee is echter wel dat papegaaien niet met mensen kunnen trouwen. 56. De vruchtenmakers, 1973 Deze religieuze verwijzingen komen voor: ‘scherven brengen geluk, (lieve) hemel, met al die bomen zijn we in het aards paradijs’. 57. Het geheim van Macu-Ancapa, 1973 In dit album en het volgende (een vervolgverhaal) vinden we elementen als: ‘steeds bereid tot helpen, hemel, getrouwd, verduiveld, hel en duivel’. We vinden vele verwijzingen naar de Inca’s en hun Zonnegod. We zien dat de Incaschat bewaker (Macu Ancapa) gelooft in de Zonnegod. Ook de andere Inca’s geloven in de

195 Zonnegod en als de bewaker tien dagen en nachten overleeft in de Dode Berg geloven de Inca’s dat de man de bescherming heeft van de Zonnegod. Hiertegenover staan de bandieten die helemaal niet in de Zonnegod geloven en enkel een oude man voor de berg zien zitten die ze eens snel uit de weg zullen ruimen. 58. De strijd om de Inca-schat, 1973 Vervolg van album 57. 59. De Kuko-eieren, 1973 Geen verwijzingen. 60. Alarm in de Rode Baai, 1973 ‘Amen en uit, verduiveld en de oceaan wordt onze hemel of ons graf.’ De moraal van het verhaal is dat we mensen moeten helpen. (In dit geval wel stank voor dank). 61. De hoed van Napoleon, 1974 ‘Hemel, verduiveld, een kerk op de achtergrond en reddende engel zijn de verwijzingen. Onze vrienden blijven van mening dat ze mensen moeten helpen.’ 62. Luilekkerland, 1974 Als men opschrikt van iets zegt men ‘hemel’. Even verder hebben we het over trouwen (op het paradijslijk eiland). Ook hier is men van mening dat apen en mensen niet kunnen trouwen. Toch komt er een trouwfeest met veel muziek, dans en drank. Het koppel is ondertussen op huwelijksreis. 63. Madam Pepermunt, 1974 Opnieuw vinden we woordspelingen: ‘mirakel; we zien een kerk op de achtergrond; hemel; naar de hemel gestuurd; Hemelvaart; naar de hemel gaan; veranderen in een echt engeltje met vleugels (als je dood bent); in hemelsnaam; de hemel sta haar bij…Amen; verduiveld; heks en beduveld. Ook een moraal: ‘We zullen u helpen, maar niet voor de beloning, nog niet voor al het goud van de wereld jaag ik iemand een kogel door zijn pens.’ 64. De kristallen grot, 1974 ‘Hemel, een zondvloed, verduiveld en de dieven moeten nadenken over hun oneerlijk gedrag in de cel’ zijn de verwijzingen in dit album. 65. De grasmobiel, 1974 In dit album vinden we verwijzingen naar Allah. De grasmobiel zou de ondergang van Al Ben Zin betekenen en zo zien we dus Arabieren afgebeeld. De chauffeur verschiet en zegt als een soort vloek: ‘Bij Allah’. Dit wijst op zijn minst op een verwijzing naar hun geloof. Even verder zeggen zijn twee aanhangers ook: ‘Bij Allah’.

196 66. De vrolijke bende, 1974 In dit album staat één verhaal per pagina en de figuren zeggen af en toe ‘lieve hemel’. 67. De slaapkop, 1974 Opnieuw vond ik woordspelingen: ‘hemel, engelbewaarder, Jommeke’s vrienden zijn steeds bereid om mensen te helpen en Jommeke zit op de kerktorenhaan.’ 68. De gele spin, 1975 Het hoofdthema is de sekte van de gele spin. Gobelijn heeft een bom uitgevonden die alle atoombommen kan uitschakelen. Maar de plannen zijn gestolen door Anatool. Gobelijn zou er alle atoombommen mee onschadelijk maken, ook deze van de gele spin. Dit is een geheime sekte in Hongkong die de wereld wil veroveren. Ze hebben voldoende atoombommen in hun macht om de hele wereld te vernietigen. We zien op pagina 35 het Drakenhuis, hun hoofdkwartier, met op het dak een vergulde draak met acht koppen en uit iedere muil steekt een antenne om boodschappen uit te zenden naar de hele wereld. Niemand in de buurt weet dat dit het hoofdkwartier van de Gele Spin is. Als Gobelijn weigert om zijn plannen opnieuw leesbaar te maken zullen Jommeke en zijn vriendjes naar het geestenland van de kalme dagel(r)aad gezonden worden (dood). De sekte is van plan om haar web rond de wereld te weven zoals een spin dit doet. Maar de professor wil niet meewerken aan zo’n plan. We kunnen dus besluiten dat dit geen religieuze sekte is en ze dus buiten mijn onderzoeksveld valt. Jommeke is steeds bereid om te helpen. Verder zegt men ook nog ‘hemel, verduiveld en alleen een mirakel kan mij redden’. 69. Straffa Toebaka, 1975 In dit album vinden we enkele woordspelingen: ‘Hemel, pierenland (na de dood), duiveltjes, mirakel, wonder’ en één moraal: ‘het is de plicht van iedereen om elkaar te helpen.’ 70. De verborgen tempel, 1975 Dit verhaal gaat over de Maya’s en we zien een offertafel in de Mayatempel. Het goud dat onze vrienden gevonden hebben, zal dienen om scholen, ziekenhuizen en werkplaatsen te bouwen. Het goud mag onder geen beding door de dieven worden gebruikt om op hun luieren te gaan rusten. 71. De sprekende ezel, 1975 Filiberke kan geen slaap vatten omdat hij zo ondankbaar was ten opzichte van zijn vrienden. Hij gaat dan ook naar Jommeke om vergeving te vragen voor zijn hoogmoedigheid. Op het einde van het verhaal zien we Mario aankomen met aan zijn zijde een pater. Het is pater Antonio die zorgt voor de weeskinderen. Hij draagt een pij met een koord rond. Als

197 Filiberke hoort dat de kinderen dakloos zullen worden schenkt hij zijn kasteel aan de weeskinderen. De pater valt flauw en zegt: “o, God, hou me vast ik val flauw”. Verder hebben we nog ‘lieve hemel, je bent een engel, ik heb al twee vleugels, Filiberke is ervan overtuigd dat er geen slechte mensen bestaan, aangeworven voor hij ten hemel steeg (stierf) en verduiveld’. 72. Choco ontvoerd, 1975 Geen verwijzingen. Enkel: ‘hemeltje en goddank’. 73. De gekke wekker, 1975 Geen verwijzingen. Enkel: ‘hemel, hemeltjelief, bij de heilige draak’. 74. De Kikiwikies, 1976 Jommeke en zijn vrienden spreken af aan de kerk. Daarnaast hebben we de woordspelingen: ‘hemel en mirakel’. 75. Prinses Pott,1976 We vinden enkel woordspelingen: ‘duivels, hemel, engeltje, op hoop van zegen, amen, vergiffenis vragen, lieve hemel, naar de hemel gaan (sterven), uit de hemel neerdalen en hemeltjelief’. 76. Het rode oog, 1976 Dit album gaat over een Boeddha-beeld met de rode ogen in Indië. Dit beeld staat in een oude tempel in de jungle. We zien de tempel op pagina 7. Het is één van de oudste Boeddha beelden in Indië (meer dan 2000 jaar) en helemaal belegd in goud (pagina 8). Als de gids merkt dat het beeld slechts één rood oog meer heeft, zegt hij: ‘O, heiligschennis! De vreselijkste straf van Boeddha kome over hem.’ ‘De goddeloze schurk zal zwaar boeten voor die verschrikkelijke zonde.’ Een toerist maakt dan de opmerking: ‘Waar maken ze zich druk over? Boeddha is toch hun god niet meer.’ Waarop een andere toerist zegt: ‘Inderdaad, bijna alle Indiërs geloven nu in Brahma, Sjiva en Visjnoe. Maar in deze streek zijn nog veel aanhangers van Boeddha.’ Als de drie bewakers een stem horen in de nacht die zegt dat het de stem van Boeddha is, staan ze vol verbazing en noemen ze het een wonder. Ook de edelmoedigheid van de gravin komt boven: ‘waar we kunnen helpen, doen we het’.

198 77. Peuterweelde, 1976 We vinden opnieuw enkele malen (lieve) hemel en engel De auteur vertelt over de Hemelstraat. Filiberke’s moeder wordt overtuigd dat haar zoon gedreven wordt door een goed hart en dat hij daarom niet gestraft hoeft te worden. Ze zullen voor een nobel doel op de kinderen passen van ouders die op reis zijn. Flip heeft het over Zuster Ursula. Zij moet dan maar op al die kinderen passen. Als de ouders van Jommeke thuiskomen moeten ze beginnen met kinderen droogleggen. Flip zegt erbij: “Ja, menslievend, zindelijk, noodzakelijk en verheven! De hemel zal ‘t u lonen.’ 78. Juffrouw Perlefinneke, 1976 De auteur vermeldt enkele malen ‘hemel’. Filiberke gaat op jacht om een geschikte man vinden voor Perlefinneke. Alle mannen die ze aanspreken, zijn reeds getrouwd. Jommeke oordeelt over het huwelijk: ‘Gij zult het geluk van een huwelijk smaken, de veiligheid van een echtelijk dak, de grote vreugde en de kracht van een allesoverwinnende liefde.’ Flip zegt dat hij dat heeft gehaald uit een groot boek over liefde en zijn vader zegt daarop: ‘Snotneus! Gij moet uw neus niet steken in grote mensenzaken! Snuffel liever in uw eigen schoolboeken!’. Flip zet een advertentie in de krant zetten maar, alle mannen komen voor haar rijkdom en niet om haar hart te veroveren. Het verhaal eindigt met de raad: ‘Geraakt ge niet getrouwd? Win een prijs en ga op reis.’ Perlefinneke is haar man op reis tegengekomen. 79. Het plezante kliekske, 1976 Dit album is een verzameling van kleine mopjes en we vinden er enkele woordspelingen: Lieve hemel, in hemelsnaam en een goed werk. We zien ook een kerstboom verschijnen. 80. De Njam-njambloem, 1977 In dit album komen we bij eilandbewoners terecht. Ze zeggen enkele malen hemeltjelief. Ze zullen er mensen helpen die neergestort zijn met een vliegtuig. De mensen kennen Nederlands dat ze leerden van de paters. De inboorlingen worden voorgesteld alsof ze nog geen vliegtuig herkennen: ‘Ikke blinkende vogel hebben zien vallen….uit de hemel als grote witte vlinders.’ Eénmaal bij de bloemen aangekomen noemt Jommeke deze plaats het paradijs op aarde. Op het einde van het album zal hij het geld dat hij krijgt besteden om de inboorlingen te helpen. Terug een nobel doel dus. 81. De luchtzwemmers, 1977 Opnieuw vinden we woordspelingen als: ‘hemel, godlievedeugd, een mirakel, ‘heilig, heilig, heilig’, hij is heilig geworden en stijgt levend ten hemel’, amen en er is een man die op een kerktoren uitrust. 82. Opstand in Kokowoko, 1977

199 Geen verwijzingen uitgezonderd ‘hemel en een reddende engel’. 83. De stenen aapjes, 1977 In dit album komen we enkel woordspelingen tegen: hemel, verduiveld, Ongelovige Thomas, amen en uit en behekst. 84. De plank van Jan Haring, 1977 ‘Jongeren moeten elkaar helpen, een mirakel, lieve hemel, de pijp aan Maarten geven (sterven), op hoop van zegen en alle duivels’. De mensen, die het goud vinden dat de viking zelfzuchtig voor zichzelf vergaarde, moet het uitdelen aan hen die het nodig hebben. Deze vraag wordt gesteld ‘Wie zal de rotsblokken opnieuw wegnemen? Alleen God weet het.’. 85. De Granda Papiljan, 1977 Op pagina 5 zien we een kerk op de achtergrond. Men zegt ook enkele malen lieve hemel en duivels. Verder is de Grande Papiljan een vlinder, een goddelijk dier, dat het eiland beschermt. Al wie hem aanraakt moet sterven. We zien op pagina 25 een man verkleed als vlinder. Hij buigt voor een paal waar de vlinder is afgebeeld. Het is de tovenaar die de Grande Papiljan aanbidt. Hij maakt allerlei gebaren met zijn handen en spreekt de volgende woorden uit: ‘O, Granda Papiljan! Vlindergod! Heerser over dit eiland! Grote beschermer tegen alle onheil! Tegen vernietigend vuur van onze boze berg! Tegen vreemde indringers die vloek brengen over ons! Wij u altijd onderdanig zijn!’. Als Jommeke even verder door de inboorlingen wordt gevangen genomen, zien zij de dode vlinder en zegt de tovenaar: ‘ik bidden binnen in hut.. ik God Papiljan om vergeving smeken! Goddelijke vlinder misschien terug tot leven komen!’ De inboorlingen zullen onze vrienden offeren aan de brandende buik van de berg. Als slot wil Gobelijn niets voor zijn diensten (het opsporen van de vlinder), hij vindt dat men een oude schoolkameraad al eens een dienst mag bewijzen. 86. De lustige slurvers, 1978 Geen verwijzingen. Men zegt enkele malen hemel en Gobelijn wil de weldoener van de olifanten worden. 87. De stad in de vulkaan, 1978 Ook in dit album hebben we weinig verwijzingen: duivel, bijgeloof (vulkaan die mensen opeet), hemel en aards paradijs. 88. Jommeke in Bobbejaanland, 1978 We vinden hier enkel woordspelingen: hel en duivel (het zijn Amerikanen die dit zeggen), hemel, verduiveld, de pijp aan Maarten geven (sterven), helse tocht en duivels. Op het schilderij dat in de huiskamer bij Jommeke hangt, zien we een kerkje staan.

200 89. Het piepend bed, 1978 In dit album zien we de volgende woordspelingen: “hemel, naar de hemel gaan (sterven), amen en uit, God zal het U lonen” en de moraal luidt: “ We moeten mensen helpen” 90. De kleine professor, 1978 Ook in dit album hebben we enkele woordspelingen: hemel, amen en uit, mijn engel, verduiveld, tot stof en as zult gij wederkeren en de god van het vuur. 91. Prins Filiberke, 1978 In dit album spelen moslims een belamgrijke rol. Reeds op de eerste pagina loopt Filiberke tegen een man (Arabier) die zegt: “Bij Allah”. Verder komen we ook nog de volgende uitspraken tegen: “En Allah zij met U, hemel, moge Allah U behoeden, Allah weze gezegend, Allah zij geprezen, verduiveld, heb vertrouwen in Allah en lieve hemel”. Filiberke wordt ontvoerd door de emir van Koerania. Jommeke en Gobelijn landen nabij de hoofdstad en meteen vallen de minaretten op. We zien de vrouwen met een hoofddoek en de mannen met een tulband op het hoofd. Ook onze vrienden trekken lokale kledij aan om niet op te vallen. Ze trachten het paleis binnen te dringen, maar een wachter zit op hun hielen en hij roept: “Bij Allah”. Verder zegt men ook: “op hoop van zegen, bij Allah, hemel, door Allah gezonden, Allah op uw blote knieën danken, lieve hemel, het is de wet en de wil van Allah, Allah zij gezegend en de prinsen worden kinderen van Allah genoemd”. De opdracht van dubbelganger Filiberke is om als eerste het zwaard der gerechtigheid te ontvangen uit de handen van de wijze profeet El- goe-Hart. Dat is de wil van Allah. Allah zal hen op deze tocht niet enkel begeleiden en beschermen, maar ook op hen toezien. Bij het afscheid zegt de man: “Allah zij met U.” Filiberkes tegenstander heeft niet zo’n goede bedoelingen, maar als zijn plannetje niet lukte zegt hij: “Bij Allah, bij de luizenbaard van de profeet, verduiveld, in pierenland helpen (sterven), bij alle profeten, bij alle vuile luizen in de baard van de profeet”. In het kamp van Flip luidt het: “lieve hemel en hemel”. De man (Ikke-ben- braav) die Filiberke red zegt: “ge waart bijna in de tuinen van Allah (sterven), bij Allah, bij de baard van de profeet, Allah is mij niet welgezind”. De laatste poging om Filiberke in een hinderlaag te lokken, wordt echter bijna fataal voor zijn tegenkandidaat. In plaats van de jongen aan zijn lot over te laten, zal Filiberke hem gaan helpen. Samen zullen ze de profeet opzoeken.

201 Hij woont in een moeilijk toegankelijke grot te midden van de woestijn (zie plaat 146). We zien de oude man zitten met kruiken en een gouden zwaard voor hem. Hij draagt een tulband en sandalen. Hij heeft ook een lange witte baard. Bij het verlaten van de grot zegt de profeet nog dat de zegen van Allah op hen rust. Bij hun aankomst in het paleis zegt men: “gezegend zij de profeet! Allah zij dank”. 92. Het aards paradijs, 1979 Jommeke beweert dat het aards paradijs niet meer bestaat. Theofiel wil Eva afleren om in de appel te bijten. Het aards paradijs ligt in dit verhaal op een plateau in Afrika omgeven door steile bergen. Nog nooit heeft iemand eerder een voet in het aards paradijs gezet en er heerst een zalige rust. De dieren kunnen er spreken, lezen en schrijven. Het is natuurlijk niet het aardse paradijs van duizenden jaren geleden waar Adam en Eva kwamen maar een paradijs dat Gobelijn geschapen heeft. Even verder zal de plechtigheid voltrokken worden voor het huwelijk tussen een muis en een olifant: “ik Spitske de muis, neen Julia, de olifant, tot vrouw. Ik zal goed voor haar zorgen, ge zijt nu man en vrouw! Proficiat.” Echte liefde kent geen grenzen, zij overwint alles volgens de professor. Ze zeggen ook nog enkele malen ‘hemel en amen’ 93. De Haaienrots, 1979 We hebben enkele woordspelingen: ‘hemel, akte van berouw, op hoop van zegen en verduiveld’. 94. De supervrouw, 1979 Marie wil geen huisvrouw meer zijn en wordt een zakenvrouw. Filiberke zegt dat gevangenen verlossen een werk van barmhartigheid is. Als het vliegtuig met de ‘Arabieren’ vreemd begint te doen, zeggen de inzittenden: “Allah Allah, bij Allah, Ik dank Allah” Als Marie zo veel succes heeft, trekt Theofiel zich terug. Flip vraagt zich af of hij werkelijk heremiet202 zou worden omdat hij er niet veel patersvlees aan ziet. Jommeke lacht ermee en

202 Een heremiet is een kluizenaar. De eerste mensen die heremiet genoemd werden waren christelijke monniken die zich afzonderden in de woestijn van Egypte.

202 zegt: “Als hij een man wordt van gebed en boete dan brengt hij het misschien tot paus.” Op het einde van het verhaal zien we hem zitten in een pij, hij heeft een lange baard, leest een boek en zit in een grot. Op het aanwijzingsbordje staat ‘Sint-Theofiel eremiet’. Flip besluit nog: “daar alleen kan liefde wonen, daar alleen is’t leven zoet , waar men stil en ongedwongen alles voor elkander doet.”. We zullen dus op het einde van het verhaal maar besluiten dat de auteur wil meegeven dat een vrouw maar beter aan de haard zit en geen supervrouw kan worden zonder (de kracht)pillen (van Gobelijn). Verder hebben we nog: “hemel, God saves Britain, mirakel en Heilige Maria”. 95. Melanie, 1979 We vinden in dit album enkele woordspelingen: ‘hemel, zondvloed, je doet een werk van barmhartigheid en daardoor zal je in de hemel raken, op hoop van zegen, Amen, hel en duivel, verduiveld’. 96. Paniek rond Odilon, 1979 We zien de volgende verwijzingen: als Odilon hoort dat iemand om hulp roept gaat hij er snel naartoe. Dan hebben we ook de vertrouwde woordspelingen: hemel, naar de hemel (sterven), Kwak en Boemel zeggen op hun knieën: “Amen, genade & (H)erbarmen, hep metelijten”. 97. De valse kameel, 1979 Er moet een kroon van Afganistan naar Jeruzalem gebracht worden en dit is een moeilijke opdracht. Jommeke was net over koning Salomo203 aan het lezen en de man die hem komt halen, vertelt hem dat iedereen in het Oosten deze geschiedenis goed kent. Marie weet dat koning Salomo al lang dood is, al bijna 3000 jaar. De man in een hol in de rots vertelt hen het hele verhaal: “Al de landen in het Oosten zouden moeten mekaar de hand reiken en één groot land worden, met hun koning. Lang geleden, toen de grote koning Salomo stierf, volgde zijn zoon Rehabeam hem op. Deze zoon was niet zo verstandig als zijn vader. Vele stammen scheidden zich af en het machtige rijk brokkelde in stukken. Tot overmaat van ramp vielen de Egyptische legers van farao Sisak het verdeelde land binnen en plunderden het leeg. De nakomelingen van koning Rehabeam trokken weg en verspreidden zich, zelfs tot in Afghanistan. Nu nog leeft een rasechte nakomeling onder hen. En deze heeft recht op de

203 De naam van Koning Salomo is goed bewaard omwille van de vermelding van zijn daden in de Thora, Bijbel en de Koran, maar ook rond de legendevorming rond zijn persoon. Uit: http://sapiens.ya.com/jrcuadra/tx- konin.htm

203 troon, als ware opvolger van de wijze koning Salomo. De man kan dit bewijzen omdat de nakomelingen van Rehabeam bij de vlucht de kroon van Salomo meenamen. Die kroon is het teken van het koningschap.” “De man is reeds vertrokken naar Jeruzalem omdat daar het prachtige paleis van koning Salomo stond. Maar nu moet de kroon ook nog in Jeruzalem geraken. Maar er is ook de jaloerse nakomelinge van de stam van koning Salomo -Sara Jarabees- die beweert dat haar zoon Rachad recht heeft op de troon.” Onze vrienden gaan door de woestijn met twee karavanen en de ene slaat in Irak af naar het zuiden voor een bedevaart naar Mekka. Maar er is een verrader in het spel -Jadus204. Hij zal Sara gaan verwittigen in hun kamp. De vrouwen dragen allen sluiers en de mannen een tulband op het hoofd.

We zien op plaat 147 Jeruzalem verschijnen. Doch het is niet in detail getekend. Allah komt vaak ter sprake: “Allah zij dank, Allah behoedde ons, Allah zij met ons, ik breng de verlosser van ons volk, Allah zij met U, Allah sta ons bij, bij Allah, vliegt naar Allah (sterven), Allah zegene U, Allah verlicht mijn verstand”. Verder hebben we nog: ‘lieve hemel, mogen naar de hemel (sterven), verduiveld en de dorstigen lessen is een werk van barmhartigheid’. 98. De kaart van Wawa Wang, 1980 We vinden de volgende woordspelingen: hemel, preek afsteken, verduiveld, amen en uit. De auteur geeft ook een moraal mee: geld geven aan de arme mensen, onze vrienden zullen de schat uitdelen aan de kinderen in een sukkelstraat. We zien ook een kerk op de achtergrond op plaat 89. 99. De grote knoeiboel, 1980 Gobelijn denkt dat hij als een engeltje naar de hemel zal gaan als hij sterft. We hebben ook de woordspelingen: hemel, amen en hemeltjelief. We merken een hoofdzuster in het moederhuis

204 Misschien is dit een verwijzing naar Judas, één van de 12 apostelen. Hij heeft Jezus ‘overgeleverd’ / verraden aan de Romeinse autoriteiten. Daarna werd Jezus gekruisigd. Johannes 13, 1-30.

204 op. We kunnen haar echter niet herkennen als zuster, ze draagt enkel een ‘verpleegsterhoedje’. 100. Het jubilee, 1980 Anatool wil een feest organiseren voor het 100e album van Jommeke. Daar worden alle bekende figuren uitgenodigd. Gobelijn is de eerste genodigde en hij is ook de man die zich steeds vergist: eerst denkt hij dat er iemand dood is en betuigt hij zijn medeleven. Ook de begijntjes (rustende zusters) zullen niet ontbreken: Begonia, Eufrasie, Ursula, Scholastica, Prudencia, Eulalie en Antonella. Het is de eerste keer dat ze een jongen kust. Ze hebben een grote koffiepot als geschenk meegebracht. Jommeke krijgt twee gouden beelden met zijn beeltenis en eentje daarvan geeft hij aan de kinderen die in een sukkelstraat zitten. Verder hebben we nog: ‘hemel, Anatool vindt dat het nooit te laat is om zich te bekeren en ga in vrede’. 101. Het monster in de ruïne, 1980 In het verhaal komen we bij een stam terecht. Jommeke wordt er aanbeden en draagt allerlei pluimen en sierraden. Hij wordt gedragen naar de tempel en er vindt een hele ceremonie plaats. De hoofdman is de man met de vele pluimen op het hoofd en bovenaan dragen twee volslanke mensen een magere man. Ze smijten hem bij de drakengod en niemand mag kijken. Jommeke noemt de hoofdman van de volslanke een ‘gepluimd kieken’ wat niet echt respectvol kan genoemd worden. Jommeke wordt door de dikkodikkos aanbeden omdat ze denken dat hij een blanke god is. De dunnodunnos-stam moet al zijn eten afstaan aan de dikkodikkos en bovendien moeten vele dorpelingen mee naar de goddelijke hagedis. Daar willen onze vrienden gerechtigheid in brengen. De dunnodunnos zijn afstammelingen van de vroegere tempelbewoners. We vinden de volgende woordspelingen: ‘lieve hemel; rondfladderde bij de engeltjes in de hemel (gestorven); engeltje; een kerk in Brazilië op plaat 35; alle duivels; hellegat, een plaats

205 in de wildernis waar planten en bomen op elkaar groeien; men veronderstelt dat uitgestorven stammen vroeger de beelden van de dieren die ze tegenkwamen als goden aanbaden; Gobelijn heeft een vredesgas ontwikkeld waardoor alle kwade gevoelens in mens en dier verdwijnen en we komen in een tempel die goed lijkt op een oude Aztekentempel; we komen ook op een plaats waar waarschijnlijk offers werden gebracht. 102. De vampier van Drakenburg, 1980 Het hoofdthema is vampieren. Volgens de legende zijn vampieren afkomstig uit adellijke families, maar mevrouw van Stiepelteen vindt het geslacht Drakenburg nergens terug. Om vampieren te verjagen, heeft men look nodig. Een vampier kan vliegen. De professor gelooft echter niet in vampieren en noemt het de reinste onzin en een legende. Ze komen ook na middernacht uit hun kist gekropen. We zien ook hier en daar een kerk op de achtergrond. Er is ook een dame die op haar knieën gaat zitten en begint te bidden voor de vampier. 103. De bron van El Razar, 1981 We vinden deze woordspelingen terug: ‘hemel, in godsnaam, amen en verduiveld’. Maar daarnaast staan de uitspraken van de Egyptische bevolking: “Allah bescherme U”. Het is misschien toevallig, maar we zien enkel mannen met een baard. Ze dragen allen iets op het hoofd. De journalisten denken dat het een mirakel is, als er ooit alleen vrede zou zijn. Toch zeggen de regeringsleiders (in de Jommekeswereld): ‘We maken er samen een aards paradijs van’. Jommeke is ook duidelijk voor de wereldvrede. 104. De vlucht van Bella, 1981 Bella de koe liet de volgende brief achter: “Beste professor, dankzij u ligt de weg van de roem voor mij open. Maar deze weg is vol gevaren. IJdelheid en hoogmoed, verspilzucht en braspartijen. En drankzucht is slecht voor mijn melk. Daarom vlucht ik weg van de wereld en het vlees. Ik trek mij terug in een klooster…’. Onze vrienden leggen aan boer Snor uit dat ze non is geworden. Filiberke speelt een dood opperhoofd. Maar hij zal toch op zoek gaan naar Bella. We zien het klooster in de verte en er staat een beeld boven de deur zie plaat 111. Er komt een non opendoen in een blauwe habijt en een blauwe sluier. Achter haar staat een heiligenbeeld. Hij gaat naar het klooster en zegt: “daar is het fort van de blanke squaw zonder man”. De non verschiet en zegt: “heilige Sint-Antonius”.

206 Dan gaat hij naar het fort van de begijntjes. Het begijntje die pap aan het maken is schrikt als er plots een indiaan voor haar staat, maar de schrik is snel weg als ze merkt dat het Filiberke is. Als de wonderkoe zou komen dan zou het pas feest zijn. Als hij de koe vond, moest hij ze maar naar daar brengen, dan kan ze meezingen in hun koor. Ik vond er de volgende verwijzingen: ‘lieve hemel en ge vliegt naar de hemel (sterven).’ 105. De knook van Azmor, 1981 De knook van Azmor komt van de ondoordringbare jungle van Irian Barat, waar een onbekende (primitieve) volksstam leeft, de Azmoren. Azmor is de afgod van de Azmoren. Naar het schijnt rust er een vloek op de knook. Sinds een man de knook had ontvreemd, wordt hij achtervolgd door het ongeluk. De knook is een relikwie, het enige overblijfsel dat de Azmoren van hun afgod hadden kunnen redden. Jommeke noemt de vloek echter gewoon bijgeloof. Als de stam de knook terugziet, beginnen alle dorpelingen te knielen voor de knook. Omdat ze de echte knook terugvonden, zullen ze ook een groot feest op poten zetten. In ruil mogen onze vrienden iets kiezen. Ze kennen geen geld om een nieuwe boot te kopen, maar ze zullen goud meegeven en vragen om de gevangenen (bandieten) vrij te laten in plaats van hen levenslange dwangarbeid te geven. Ook volgende zinnen kwamen we tegen: ‘amen, ieder huisje heeft zijn kruisje, zeeduivel, hemel, verduiveld, zij ruste in vrede Amen en genade smeken’. 106. Zoete mosterd, 1981 We komen in dit album bij de indianen terecht. We zien Houten Nek (de raadsman van de propere voeten) optreden. Hij heeft een bruin lederen pak aan en een masker met witte lintjes. Ze zullen doen alsof Zoete Mosterd naar de eeuwige jachtvelden is (gestorven is) en ze storten veel valse tranen. Het lijkt ligt op een houten constructie met een deken erop. Haar geest is opgestegen naar de Grote Geest. Verder zegt Flip nog eens ‘amen’. 107. De Pestkopjes, 1982 Wederom komen de woordspelingen aan de oppervlakte: ‘hemel, duivels en Ongelovige Thomas’. Als Filiberke gelooft in hekserij, dan antwoordt Jommeke: ‘Ge zijt toch niet bijgelovig zeker’. Als ze dan samen in de grot verder trekken: ‘Misschien komt de gang wel uit in de hel’; zo diep in de grond: ‘het zijn misschien duivels’. De pestkopjes (een volk dat

207 leeft in een grot) denken dat Gobelijn een tovenaar is die de zwarte kunst kent, en dat Flip een heks is in vogelgedaante. 108. De sidderplanten, 1982 Geen verwijzingen. Men zegt enkel af en toe ‘hemel’. 109. Guitenstreken, 1982 Dit album bestaat uit verschillende gags die vroeger (1955- 1958) reeds verschenen zijn en sommige handelen wel over een religieus thema: - als Jommeke in ‘op ziekenbezoek’ gaat bij zijn vriendje doet hij een werk van barmhartigheid. In het ziekenhuis werkt ook ‘zuster Eufrasie’. - hij wil ook de mensen helpen in ‘help dan al iemand’; in ‘doe dan al een goed werk’ zal hij op aanbevelen van een priester (ik vermoed dit daar hij een lange zwarte mantel aanheeft) een goede daad doen. - in ‘de klokken van Rome’ vermoed ik dat Jommeke uit de kerk komt (die overigens ook op de achtergrond staat) met zijn moeder. Hij heeft zijn zondagspakje aan en heeft een boek onder de arm (bijbel?). Jommeke stelt voor om een groot paasei te kopen voor zijn vader omdat het bijna Pasen is (een katholiek feest). - in ‘deze nacht komt Sint-Niklaas’ en ‘Jommeke maakt het gemakkelijker’ handelt het over Sinterklaas. De man komt door de schoorsteen en loopt op het dak. We zien hem ook afgebeeld met de mijter en de staf en natuurlijk met een baard en veel speelgoed. Jommekes moeder zegt ook nog “Sinterklaas komt langs de schouw als ge braaf zijt.” - ‘drie koningen’ dit is het feest waar de drie koningen met de mooiste geschenken bij Jezus kwamen. 110. De viool van Varazdina, 1982 Ik vond kleine woordspelingen: ‘hemelse helderheid, hemel, duivels, Varazinof moet ook tot inkeer komen en dan zal hij opnieuw met open armen ontvangen worden. 111. De olijke oliemannen, 1982 Kwak en Boemel zeggen aan de boer: ‘Gezegend sijt gij poven alle mannen’, ‘God zal ‘t u lonen’, ‘Ik hep mijn proek nog bij de susters op de panken fersleten’. Verder zegt men ook soms: ‘lieve hemel’. 112. Het ei van de smartlapvogel, 1983 In dit album vond ik ook enkel kleine woordspelingen: “hemel, op hoop van zegen, groene hel (oerwouden van de Amazone)”. We zien Filiberke ook op zijn knieën zitten met gevouwen handen en hij smeekt dat de professor zou stoppen met zo’n vreselijke dingen te

208 zeggen. Flip probeert de smartlapvogel te overtuigen mee te komen door: ‘denk eens, wat een daad van echte naastenliefde’. 113. In de greep van Mac Rum, 1983 We hebben enkel woordspelingen: ‘hemel, door de hemel gezonden, we zien een kerk op de achtergrond, zwarte Duivelsmeer, God zij dank, akte van berouw en verduiveld’. 114. Het Kriebelkruid, 1983 We komen terecht bij de Propere Voeten, de indianen waar we reeds eerder kennis mee maakten. Houten Nek zal de geesten van de uitgeputte man terug opwekken. Verder gaan ze naar de eeuwige jachtvelden als ze sterven. Vooraleer onze vrienden zullen gedood worden, doet de stam nog een dodendans en dit vindt Jommeke alles behalve aangenaam. Ze zeggen nog vlug vaarwel, tot in de hemel. Maar het oude opperhoofd beslist er anders over. Dit bewijst de grote macht van de opperhoofden bij de indianen. Flip noemt de beer die ze tegenkomen Goliath205, wie niet sterk is moet slim zijn. Verder zeggen ze nog: ‘hemel, vrede zij met u, in de hemel en verduiveld’ 115. De lappenpop van Anatool, 1983 Ook hier vind ik enkele kleine verwijzingen: ‘naar de hemel vertrekken (sterven), in een huwelijk moet men elkaar aanvullen, men werkt voor een goed doel, hemel, verduiveld, we zien soms een kerk op de achtergrond, Goddank, engeltjes, God zal ’t hun lonen Amen, deze misstap vergeven’. 116. De gelukzoekers, 1983 In dit album hebben we de gebruikelijke woordspelingen: amen, God krijge hun zielen, zeeduivel, in godsnaam, hemel,… We krijgen ook een aantal schietgebedjes voorgeschoteld: ‘liefe heer, als ik dit overleef sal ik altijd praaf sijn…’ ‘hinplaats van naar Hamerika naar de hemel, ja’ ‘ik tenk naar de hel! In de hemel is geen plaats foor ons!’, ‘de Hemel heeft Flip gesonten, tank, o, God’, ‘ik ga dood.. o God, vergeef mij’. Als aanvulling krijgen we nog een citaat uit de bijbel: “In het sweet uws aanschijns sult gij uw prood fertienen, staat in de pijpel. T is waar206”. Het is alsof iedereen voor zijn dood in dit album plots nog vergeving moet vragen aan God. 117. De stenen handdruk, 1983 Opnieuw zien we de woordspelingen: amen, lieve hemel,… De moraal van het verhaal is: iedereen moet helpen in nood, iedereen mag betalen in het hotel naar Godsvrucht en

205 Goliath is volgens de Bijbelse overlevering een reus die zich ten dienste stelde als kampvechter of tweevechter voor het Filistijnse leger in hun oorlog tegen koning Saul. Zie Samuel 17, 8-9. 206 Genesis 3, 19.

209 vermogen. Als Filiberke zegt: ‘ik denk, ieder begin van vrede, hoe klein ook, is een lichtpunt in de duisternis’ antwoordt Jommeke: ‘Amai, Filiberke, gij preekt gelijk een pater? Gaat ge missionaris worden?’ 118. De bedrogen miljonair, 1983 We zien enkele malen een kerk op de achtergrond. Ze zeggen meerdere malen hemel, vergiffenis en God zij dank. Als Filiberke zegt aan Jommekes vader: ‘Daarbij, gevangenen verlossen is een werk van barmhartigheid.’ Antwoordt de vader: ‘Gij hebt goed preken, gij.’ In dit album staat men niet zo positief ten opzichte van trouwen: ‘voor het geld genomen, u so in de penarie setten’. Anatool staat aan het stadhuis maar zijn verloofde komt niet opdagen en ze is met al zijn geld gaan lopen. Anatool zegt dan nog: ‘een vrouw straalt steeds op haar trouwdag.’ 119. Het apencircus, 1983 We vinden enkele woordspelingen: hemel, mirakel, amen en uit. 120. De vlag van Lord Chester, 1983 Ook in dit album zijn er enkele woordspelingen: als ge van de duivel spreekt, ziet ge zijn staart, engeltjes, hemel. We zien ook enkele keren een kerk op de achtergrond. We vinden ook enkele verwijzingen naar trouwen die men allerminst positief kan noemen: ‘trouwen is een avontuur, en men trouwt enkel voor de centen’. 121. De rare doedelzak, 1984 Ik merk hier enkele woordspelingen op: hemel, zeeduivel, verduiveld en duivels. En een man in gebedshouding zegt: ‘genade…heilige Jampudding’. 122. Het Boheems schommelpaard, 1984 Hier zien we soms een kerk op de achtergrond verschijnen. En we zien ook de woordspelingen: hemel en engelbewaarder. 123. De schat van Angkor, 1984 Jommeke gelooft niet in geluksbeeldjes. Het beeldje met de vier armen die de Miekes gevonden hadden was afkomstig van Cambodja. Het ‘papier’ dat erin zat viel op het hoofd van een man die hoopte dat het fortuin op zijn hoofd kwam vallen. Als hij het plan zag en de hoop op een schat te vinden groter werd zei hij: ‘Boeddha heeft mij uitverkoren om rijk te worden!!!’, ‘Kijk wat Boeddha mij geschonken heeft’, ‘Boeddha is mild geweest voor mij’, ‘wij zijn gemachtigd van Boeddha’, ‘Boeddha weze gezegend’, ‘Bij Boeddha’, ‘Boeddha heeft ons uitverkoren’. De boeven denken dat alles door Boeddha is geregeld en voorzien. Bij de tempel van Angkor staat een lange rij beelden en ik vermoed dat dit Boeddha beelden zijn maar nergens in de tekst staat vermeld welke beelden het zijn. We merken wel dat onze

210 vrienden niet zorgzaam omspringen met de Boeddhabeelden. Eerst kapt Filiberke het kartonnen beeld dat namaak was zomaar in stukken zonder een besef te hebben van de waarde van zo’n beeld. Gelukkig is dit beeld namaak. Het tweede beeld dat ze verwoesten, was een echt beeld (mijn vermoeden is dat dit een Boeddha beeld was) waar Filiberke was tegengevlogen met de vliegende ton. Eens ze de schat hadden gevonden trekt men zich niets meer aan van het beeld. We komen ook deze woordspelingen tegen: hemel; heiligschennis en godverlaten plek. Als men Filiberke niet gelooft zegt hij: ‘Ongelovige Thomas’. Jommeke zal als hij de schat vindt zijn deel afstaan aan een goed doel. 124. Het geheimzinnige eiland, 1984 In dit album enkel woordspelingen: hemel en duivels. 125. Drie in een slag, 1984 Dit album bestaat uit 3 verhalen. We ontdekken enkele woordspelingen: hemel en duivel. We zien een kerk afgebeeld op de achtergrond. Verder heeft men het enkele malen over een nobel gebaar en een weldoener. 126. Het bal van Mathilde, 1984 We zien in dit album duidelijk dat men slechts trouwt omwille van het geld. Kwak en Boemel zeggen dat ze de bruid maar op het altaar moeten slepen. Flip zegt dat ze veel geld moeten meenemen voor de huwelijksreis. Om te trouwen gaan ze naar het stadhuis. Misschien is het toeval dat men niet spreekt van het kerkelijk huwelijk. We zien Flip met gevouwen handen om vergiffenis smeken. Ik vond ook woordspelingen in dit album: van de duivel voortgekomen, door de hemel gezonden zoon, hemel, ware Jacob, God zij dank, engel, hel en duivel. Hier en daar zien we ook een kerk op de achtergrond. 127. De watervallen van Svanjabak, 1985 We zien op plaat 25 een kerk op de achtergrond. We hebben ook nog de woordspelingen: “god moge hen bijstaan; lieve hemel; tot in de hemel! Amen! (als ze denken te sterven); uw schuld en grote schuld amen!”. 128. De grote zeilrace, 1985

211 In dit album vond ik deze woordspelingen: hemel en zeeduivel. De valsspelers moeten boete doen en Jan Haring is een nobel man omdat hij de winst niet voor zichzelf wil houden, maar hij wil het aan de armen schenken. 129. De Whiskymaker, 1985 Ze zeggen in het album: “in godsnaam, in hemelsnaam, hemel, engel en goddank”. 130. Het geheim van Ambiorix, 1985 In dit album gaat het over bijgeloof: ‘Eerst zien en dan geloven zei Thomas’. Het verhaal handelt over een godendrank of elixir –ooit gebrouwen door een druïde, Naftanex- die er voor zorgt zorgen dat de bevolking langer in leven zou blijven. De formule raakte plots zoek en het …ste achterkleinkind was nog steeds op zoek naar de formule. We hebben ook de vertrouwde woordspelingen: hemel en verduiveld. 131. De kippen van Gobelijn, 1985 Opnieuw vinden we enkele woordspelingen: (lieve)hemel(sgoed), een geschenk uit de hemel, amen en uit. Filiberke lacht met waarzegger Flip. We komen hier ook een moraal tegen: stelen brengt nooit zegen en eerlijk duurt het langst, de twee hebben er dan ook spijt van. 132. De spookkrater, 1985 De gebruikelijke woordspelingen vinden we terug: hemel, verduiveld en martelaar. Jommeke’s vader voert een werk van barmhartigheid uit. De diamanten zullen worden gebruikt om mensen in nood te helpen. 133. Het gekkegas, 1986 We zien hier een kerktoren op de achtergrond. Men zegt eens ‘verduiveld’. We zien ook Anatool die op zijn knieën zit met gevouwen handen en die zegt: ‘Genade’. De man moet te biechte te gaan bij zijn moeder. 134. De prinsen van Snoby, 1986 In dit album komen we weinig woordspelingen tegen: ‘zeeduivel, hemel, god zij dank en amen. We zien er ook een kerk op de achtergrond. 135. De kruik van Aztrakan, 1986 We hebben opnieuw de gebruikelijke woordspelingen: duivel en goddank. Maar daarnaast komen we hier ook mensen tegen die geloven in Allah. Dit is duidelijk merkbaar aan hun woordgebruik. De man belooft aan Allah dat hij al zijn

212 zonden zou goedmaken als zijn zoon geneest. Hij zou soberder gaan leven. We zien op de achtergrond ook vrouwen met een hoofddoek (zie plaat 132). De man gelooft ook dat Allah hem heeft gestraft omdat zijn zoon onder het puin terecht kwam. Hij vraagt dan ook vergeving aan zijn broer voor zijn levensstijl van de laatste jaren. Ze sluiten opnieuw vrede. Als onze vrienden de gevolgen van de aardbeving zien, twijfelen ze niet om de mensen te helpen. Ze helpen zelf de zoon die zich zo onrechtvaardig heeft gedragen. 136. Het monster uit de diepte, 1986 Hier zien we enkel woordspelingen: op hoop van zegen, zeeduivel, tot in de hemel, amen en lieve hemel. En we zien ook het thema’s opbiechten en spijt hebben van zijn daden terugkomen. 137. Apen te koop, 1986 Hier treden de bekende begijntjes op. Het feit dat ze begijntjes zijn belet hun niet om aan het avontuur deel te nemen. We zien Prudencia, Eufrazieke,…zij doen ook allerlei uitspraken: “Bekeer u, voor het te laat is! De kinderen en de apen staan onder mijn bescherming (de ‘slechte’ van het verhaal noemt Eufrazieke daarop een franke teut en een prutsmadammeke)”. Een andere uitspraak van Eufrazieke is: “Begijntjes en kwezeltjes kussen niet”. Verder hebben we ook de volgende verwijzingen: hemel, engel, zondvloed, we zien een kerk op de achtergrond, de hemel moge hen beschermen en de hemel sta ons bij”. 138. De rib van Kalafar, 1986

In het begin van het verhaal krijgen we iets opmerkelijk. Filiberke zegt: “een linkerrib?!… maar dan is dat het geraamte van Adam! Ja Ja, Adam geraakte toch een rib kwijt om Eva ervan te maken!”. Waarop Jommeke antwoordt: ‘Oh zotteke dat is maar bijbelse beeldspraak.”

213 Opnieuw hebben we hier de gebruikelijke woordspelingen: hemel, in godsnaam, engel, uit de hemel gevallen en duivel. Ze zullen de schat gebruiken voor alles wat het volk ten goede komt: ziekenhuizen, scholen,… 139. De blauwe grot, 1987 De woordspelingen in dit album zijn de volgende: duivel, hemeltjelief, kruis over maken want het is amen en uit, lieve hemel, god zij dank en alle heiligen opnoemen. De moeder van Jommeke is fier op hem omdat hij steeds bereid is om te helpen. Jommeke noemt het eerst maar bijgeloof als de indianen het over de geesten hebben. Hij legt de indianen later in het verhaal uit dat het geen geesten zijn. Ze zijn uit vlees en bloed, namelijk prehistorische dieren. De indianen geloven Jommeke niet en zeggen dat Monitoe hen heeft beschermd. Wie Monitoe is weet ik niet, maar ik vermoed dat het een soort beschermgod is waar ze in geloven. 140. De Chinese kast, 1987 Er zijn weinig verwijzingen in dit album: hemel. We zien ook eens een kerk op de achtergrond. En zoals we gewoon aan het worden zijn: onze vrienden zijn er om te helpen.

141. De bruid van El Toro, 1987 We zien hier en daar een kerk op de achtergrond en we hebben ook de gebruikelijke woordspelingen: door de hemel gezonden en hemel. Men zegt ook: ‘helpen is onze leuze’. Belangrijker zijn echter de Begijntjes –niet de zusters- die in het album voorkomen. Ze zeggen zelf: ‘Begijntjes en kwezeltjes dansen wel’. Ze gaan op reis met hun gewonnen caravan en komen zo in het avontuur terecht. We komen in het gemeentehuis terecht waar een koppel aan het trouwen is. Plots komen Bella en El Toro (koe en een stier) binnen om te trouwen waarop de burgemeester boos wordt. Ze willen trouwen en de burgemeester zegt daarop: ‘Maar gij zijt gek’, ‘De wereld wordt gekker met de dag’, uiteindelijk trouwt hij de twee. ‘Neemt de zwarte de witte tot vrouw… beu…; neemt de witte de zwarte tot man… beu’

214 142. De documenten van Langneus, 1987 De woordspelingen zijn: amen, hemel, zeeduivel en verduiveld. 143. Va Kwak en moe Boemel, 1987 Een vrouw met een hoofddoek zegt: ‘Moge God ons alle behoeden’. We komen ook een aantal woordspelingen tegen: hemel, in hemelsnaam, op hoop van zegen, helse rit, duivel en godzijdank. Kwak denkt ook dat hij en goede daad zal doen door het kindje op te vangen. Op plaat 53 zien we ook een typisch Vlaams kapelletje met een beeldje erin en een bankje ervoor. De gelovigen zeggen er hun gebedjes op. Kwak en Boemel geven het kindje eten onder de grond. Flip zegt: ‘Wat een vroom gebeuren. Doet me denken aan het kerststalletje.’ 144. De pijp van geurig gras, 1988 Volgende woordspelingen komen aan bod: amen, als er een hel is zal je er in branden, hemel en duivel. Zoet Vuurwater zal vergeving vragen. Opnieuw wordt hier Manitoe vermeld. Ik vermoed dat dit de beschermgod van de indianen is. 145. Het levenselixir, 1988 Men komt opnieuw de gebruikelijke woordspelingen tegen: hemel, amen (met de handen gevouwen), in de eeuwen der eeuwen amen en op hoop van zegen. 146. Komkommer in ’t zuur, 1988 In dit verhaal gaan onze vrienden naar Egypte. Alhoewel ik enkel een vermoeden heb dat de mannen moslims zijn, breng ik ze hier toch ter sprake. We zien op de achtergrond minaretten. Alle mannen dragen een hoofddoek en bij de vrouwen is het gezicht bedekt. Een man zegt wel “Bij de baard van de profeet” wat zou kunnen verwijzen naar de profeet Mohammed. Verder hebben we nog: hemel, naar de hemel gaan (sterven), ze maken een graf met een kruis erop, Mijnheer Selders heeft geen interesse in de schat en geeft ze eerlijkheidshalve aan de regering. 147. Het Yacochacabeeldje, 1988 Filiberke vertelt het over de Ark van Noah en de dieren die zullen aanschuiven om mee te mogen. We vinden ook deze woordspelingen: lieve hemel, amen en hellos. De papegaai, die we tegenkomen is een geschenk van een kapitein op rust die hem aan een missionaris gaf. Maar de missionaris kon niet tegen zijn gevloek en zo kwam hij bij de hoofdman terecht.

215 Belangrijker is echter dat het verhaal handelt over een godsbeeldje van de Yacochaca- indianen in Zuid-Amerika. Als de indianen het beeldje zien, gaan ze op de knieën zitten en aanbidden het met de handen die op en neer gaan. Wie het beeldje steelt, zal sterven. We zien het beeld van deze god op plaat 163. Met de opbrengst van de edelstenen die de ogen vormen van het beeld, zullen alle indianen een nieuwe tempel bouwen. Jommeke vergelijkt de ogen ook met deze van de Boeddha in verhaal 76. 148. De vliegende Brigade, 1988 Dit album bestaat uit drie verhalen, maar ik vond er enkel een kerk op de voorpagina en de uitspraak ‘de duivel aandoen’. 149. De grote puzzel, 1988 We merken de volgende woordspelingen op: hemeltje, hemel, de hemel zij dank, duivels en engelbewaarder. Jommeke laat ook de tegenstanders niet aan hun lot over als ze in nood zijn.

150. De gestoorde zeereis, 1989 Het album begint met een gelijkstelling van het huwelijk met afwassen en afdrogen. We hebben ook de gebruikelijke woordspelingen: zeeduivel, amen en uit, hemel, god zij dank, op hoop van zegen. We zien ook een kerk op de achtergrond. We komen deze drie begijntjes tegen die in nood zijn: Begonia, Eufrazieke en Prudencia. 151. Het meermonster, 1989 De boeven willen het monster uit de diepte laten doorgaan voor het monster van Loch Nes en er veel poen mee scheppen. Ze zouden het beest in het Duivelsmeer steken. De oude schipper heeft reeds aan Filiberke gezegd dat dit monster in een groot meer zit en volgens de oude legende zo groot als een huis is. Ik merkte volgende woordspelingen en religieuze uitspraken op: “op hoop van zegen, hemel, er is een duivel in mijn meester gevaren, hij is bezeten, godzijdank, de hemel mag weten hoe

216 jullie hier raakten, in de eeuwigheid amen, akte van berouw, alle duivels in de hel beland (bij het monster in het water) maar Flip vindt het net iets te waterachtig voor de hel te zijn, amen”. 152. S.O.S. Benistal, 1989 We komen in Marokko terecht en we zien de dames met hoofddoeken en de heren met een rood hoofddeksel. We komen echter nergens te weten tot welke godsdienst ze behoren. Verder hebben we nog de typische woorden: ‘in godsnaam, amen, de duivel mag het weten, men mag geen mensenlevens in gevaar brengen, helse rit, verduiveld en lieve hemel.’ 153. Het hoofd van Samos, 1989 We kunnen het volgende opmerken: engelen uit de hemel, Flip wordt door de dronken zeeman als engelbewaarder gedoopt. We zien een kerk op de achtergrond; het hoofd is vermoedelijk van een Griekse godheid, hemel (of zal het de hel zijn), duivels, verduiveld en Jommeke is uit zijn slaap verrezen. In een dialoog tussen Flip en de zeeman zit er ook een mooie wijsheid verscholen: ‘Gestolen goed gedijt niet!’, ‘wie spreekt daar?’ ‘de Heilige krombekmeeuw, ik ben gestuurd om het kwade te bestraffen’, ‘maar ik heb het hoofd niet meer’, ‘des te beter voor uw zielenzaligheid! Ga in vrede naar uw schip en steel geen hoofden meer! Amen!’. 154. De hellestokers, 1989 In dit album hebben we het over duivels. Het zijn afschuwelijke monsters die de pestkopjes ontvoeren naar hun rijk diep onder hun grot. Jommeke gelooft eerst niet in echte duivels, maar toch gaat hij mee om te weten wat er gaande is. Ook Flip denkt eerst dat het een mop is, maar als het zo ver is, wil hij snel naar huis want hij wil nog niet in de hel belanden. Hij is er bovendien niet zo zeker van dat ze reeds voor hetere vuren hebben gestaan. Samen zullen ze het kwaad bestrijden. De duivels stinken naar zavel. We zien ze voor het eerst op plaat 32. Ze hebben een drietand, hoorns, een staart en stekelhaar, zien er rood / verschrikkelijk uit. Het is er ook ontzettend warm. Jommeke beseft nu dat ze echt beduveld zijn. Ze worden ook wel demonen genoemd. Ze lieten een pestduiveltje zakken in een diepe kloof en hoe dieper hij zakte hoe warmer het werd. Dan kwam hij in een grote ruimte terecht die volstond met grote ijzeren ketels, verbonden met dikke buizen die gloeiend heet stonden. Er moest dus voortdurend hard gestookt worden en daar hadden ze dus de pestkopjes nodig. De koning van de duivels en de onderwereld is Dia Bolus (

217 uitkomt. De duivels eten ontzettend veel en vallen dan in slaap. Ze eten slangen, kakkerlakken en dikke spinnen en nog meer van dat ongedierte overgoten met een pikante saus. We zien ook De Mon (duivel). Hij zit in de kolenkelder. Hij legt onze vrienden uit dat wie terug naar boven gaat van gedaante verandert. Ze worden namelijk een duivel: eerst worden ze in een ton gelegd om te krimpen, vervolgens gaan ze in een zweethok. Daarna krijgt men het sap van dikke vogelspinnen en stekelvarkens om de haargroei te bevorderen. En tenslotte moeten ze een keuze maken uit verscheidene pikante brouwseltjes zodat men kan bepalen welke hoorns en slagtanden men krijgt. Vanaf dan behoor je eeuwig tot de orde van de kwelduiveltjes. Flip zoekt de professor op en hij gelooft dat niemand weet waar de hel is en hij twijfelt aanhet vestaan ervan. Op het einde valt Jommeke uit zijn bed en blijkt alles een droom te zijn. Ze vloeken: ‘hemel, hemel zij dank, alle duivels, bij Satan, bij alle duivels, bij alle engelen’. 155. De kleine vandaal, 1990 In dit album hebben we enkele woordspelingen: hemel, O God en duivel. We zien ook hier en daar een kerk op de achtergrond verschijnen. 156. De Superster, 1990 We zien verwijzingen naar katholieke dingen: hemel, beduveld, verduiveld, amen, de kerktoren op de achtergrond en het geweten dat begint te knagen. Op het einde heeft men het over de terugkeer van de verloren zoon en net zoals in de bijbel wordt er een groot feestmaal opgediend. 157. Koningin van Kachar el Nachar, 1990 Hier gaat het vooral over het feit dat Egyptenaren in het hiernamaals geloven: de mummie die tot leven wordt gewekt, denkt dat ze in het hiernamaals is, ze heeft ook een klomp goud mee om te betalen, want men gaat immers niet naar het hiernamaals met lege handen. ‘Bij alle zonnegoden, bij Osiris god van de onderwereld!’ Verder hebben we nog het volgende: ‘ik ben dood en het is hier zo warm ik ben zeker in de hel, hemel, carnaval wordt ieder jaar vroeger gevierd, kwelduivels, op hoop van zegen en verduiveld’. 158. Het probleem van Jeff Klaxon, 1990 Iedereen moet eerbied hebben voor grijze haren, hemel, staart van de waterduivel of zeeduivel, duivels, naar hiernamaals gezonden en reddende engel. Kidd Drummond zou een deel van de schat wegschenken, maar een andere nakomeling (Patt) wil de schat voor hem alleen. Op het einde wordt dan beslist dat men een fabriek zal bouwen en dat de winst verdeeld zal worden. 159. De Kokoskoe, 1990

218 We zien maar enkele kleine verwijzingen: hemel, duivels, de kerk op de voorpagina, als Filiberke nadenkt zegt men ‘het is een mirakel’. Wat mij echter opviel, is het kapelletje op plaat 94 (zie ook album 143).

160. De verdroogde bron, 1991 Naast de woordspelingen hemel, alle duivels, op hoop van zegen zien we enkele de bandieten om vergiffenis of genade smeken op hun knieën. Flip is nog veel te jong om naar romantische films te kijken en men mag niet lachen met een oudere dame (dit zou Filiberke wel in zijn opvoeding moeten geleerd hebben). 161. Drie toverstokjes, 1991 In dit album vond ik enkele woordspelingen: ‘Je zou boven bij de engelen geweest zijn (dood), hemel, het is vergeten en vergeven, als je van de duivel spreekt, amen, hij gaat nu nog voor het goede doel goochelen (o.a. kindertehuizen), door de hemel gezonden, Boudini had een jeugd vol zonde en hij heeft er spijt of berouw van en daarom zullen zijn leerlingen de gevonden schat aan de arme mensen schenken. 162. De zwarte parel, 1991 We krijgen geen specifieke vermelding, maar ik veronderstel dat we in Egypte (El Bazaria genoemd in het album) belanden bij de Emir. Op de achtergrond dragen de vrouwen sluiers en ik meen ook minaretten te kunnen onderscheiden. Het valt ook op dat onze vrienden zich proberen aan te passen aan het land waar ze zijn, door zich te gaan kleden zoals de plaatselijke bevolking. De Miekes zullen dan ook hun haar bedekken om niet op te vallen. Op plaat 105 zegt Jommeke ook “Allah is met U”. We krijgen de raad mee dat stelen niet mag. Iets minder godsdienstig, maar toch de moeite waard om te vermelden, vind ik dat de Miekes het volgende zeggen als ze buikdanseres spelen: “gelukkig ziet moeder ons zo niet!.. Ik zou me doodschamen.” Daarnaast vinden we de volgende woordspelingen: ‘papegaaienhemel, verduiveld, hemel, hemelse redders en duivels doolhof’. 163. Het Midasmysterie, 1991 We merken enkele woordspelingen op zoals: lieve hemel, in hemelsnaam en verduiveld, hemelse verschijning. Jommeke toont verder ook zijn menslievendheid: ‘Een mens in nood moet je helpen! Zelfs als het je vijand is.’ 164. Het verdwenen kasteel, 1991 Onze vrienden denken dat er een kwade geest of een duivel in het kasteel zit omdat er helse steken gebeuren in het verplaatste kasteel van Achterberg. Ze roepen de hulp in van de

219 Propere Voeten. We zien Houten Nek, die nog steeds bruine lederen kledij aanheeft. Op het einde komt het uit dat spoken eigenlijk niet bestaan. Als Mevrouw Pepermunt op de luchthaven met pepermuntjes begint te schieten, wordt ze een terroriste genoemd. Verder komen deze verwijzingen voor: een engel, verduiveld, duivelse, hemel, buren moeten elkaar opbeuren, lieve God en tot in de eeuwigheid amen. 165. Spaghetti met kaas, 1992 In dit album vond ik enkel woordspelingen: “hemel, tot in de hemel (sterven), verduiveld, snelheidsduivel, aardsengel, engelbewaarder en papegaaienbewaarder”. We zien op plaat 51 en 61 wel een kerkje op de achtergrond. Ze geloven hier duidelijk dat men na de dood in een hemel terecht komt. 166. De mandoline van Caroline, 1992 Hemelse klanken, goddelijk getokkel, hemel, ze spreken af achter de kerk, we zien een kerk op de achtergrond, verduiveld, dove duivel, in de hel zou het gekrijs ook niet kunnen aanhoren en je mag niet stelen. Flip droomt alweer dat hij met Tita voor het altaar staat om te trouwen. 167. De Appelvreters, 1992 In dit album zien we de gebruikelijke woordspelingen “hemel, hemeltjelief en duivels”. Theofiel zegt: “Ze gaat tekeer als een duivel in een wijwatervat”. Hij alludeert daarmee dat ze zich daar maar vreemd gedraagt. Flip zegt ook: “Later in de hemel, als je een engel bent, zul je ook vleugels hebben”. 168. Het heksenbal, 1992 in de tuin en Jommeke staan paddestoelen in een cirkel en dit noemt een heksenkring. Maar als men beweert dat daar ’s nachts heksen hebben gedanst dan doet hij dit af als volksgeloof. We zien een heks op een bezemsteel en even later een kraai (Piko). Het is bijna Walpurisnacht en tijdens het heksenbal willen de heksen Jommeke offeren. De heksen noemen Pierehaar, Stekeltand en Hakeneus. Zara is hun zwarte kat. Pierehaar vergist zich echter en ze ontvoert Filiberke. Als de bezemsteel zomaar terugvliegt naar zijn eigenaar zijn de heksen kakkerlakkensoep aan het maken. Voor mensen stinkt dit goedje verschrikkelijk. Annemieke verkleedt zich als opperheks die het Walpurgisfeest in ere moet houden. Ze wisten niet dat de opperheks bestond, maar ze luisteren naar haar. Filiberke kijkt naar de griezelfilm ‘de duivelse dienares van de vadsige vampier’, maar hij wordt al gauw bang en gaat naar Jommeke. We zien ook eens een kerk op de achtergrond, hemel, verduiveld, bij alle razende duivels in de hel, hel en duivel.

220 169. De Slangegodin, 1992 We krijgen te maken met een slangengodin. Ze is echter geen echte godin, ze laat voor zichzelf een tempel bouwen en heeft enkele slangenaanbidders. Samen doen ze de slangendans ergens in Brazilië. Maar de dame is eigenlijk een dievegge en wordt door onze vrienden gevangen genomen. Verder hebben we nog: ‘Kan ik niet doen voor mijn geweten, hemel, auto’s gratis wassen als goede daad, kerk op de achtergrond, om genade smeken, ondanks wat de dame deed haar toch helpen, ze zullen het beeld verkopen en het geld verdelen onder de slachtoffers. 170. Het Chocokomplot, 1993 Men zegt al eens hemel, goddank en verduiveld. Het verwende jongentje van Florida schaamt hem om zijn slechte daden en hij wil geen cadeautjes meer, maar wel dat zijn grootvader meer thuis is. 171. De goudvis van Filiberke, 1993 Filiberke werd bijna ten hemel opgenomen, verduiveld, Pistache gaf bijna zijn pijp aan Maarten (sterven) en Verpest is een gewetenloze schurk. 172. Fifi in de knoei, 1993 De personages zeggen het volgende: ‘hemel, op hoop van zegen, verduiveld, hoe kon hij toch zo laag vallen, kerk op de achtergrond, gewetenloze schurk. We zien op de eindplaat ook een kerstboom staan. 173. Het geheim van de Hoefslag, 1993 Een hoefijzer brengt geluk als je het over je schouder gooit. De stalknecht vindt een legende uit over een Zwart Spookpaard. Als het zou opduiken, verandert je leven in een ware hel. Maar Jommeke gelooft niet in dit soort bovennatuurlijke verschijnselen. Verder hebben we nog: hemelse genot, duivel, het paard ‘rode duivel’, hemel, verduiveld en Flip je mag niet zo hebzuchtig zijn. 174. Het zevende zwaard, 1996 Naast de woordspelingen: ‘hemel, verduiveld en amen’; zien we dat Flip tegen Filiberke zegt: ‘Biecht maar op’; we zien ook hier een daar en kerk op de achtergrond. We komen ook in een recente abdij terecht, maar de nonnetjes zijn op reis. Kwak en Boemel verkleden zich als nonnetjes. De ene draagt de naam Victorine. Ze dragen beide een zwarte

221 habijt en een witte ‘schort’ erover. Maar Flip krijgt al vlug in de mot dat het geen vrome nonnetjes zijn. Onze vrienden verstoppen zich ook achter een kapel en sluiten er de vals nonnetjes in op (Kwak en Boemel) en voegt Flip er sarcastisch aan toe: ‘Hier kunnen jullie urenlang ongestoord bidden’. Op één van de zwaarden staat de mijter van Sinterklaas. Filiberke’s opa kan het goud niet aanvaarden omdat er zoveel ellende is in de wereld. Met de opbrengst kan er veel goed worden gedaan. 175. De verdwaalde vuurtoren, 1994 Op het schilderij dat bij Jommeke thuis hangt staat een kerk. Men wil de bevolking doen geloven dat de vuurtoren behekst of vervloekt is en dat de toorn van de vuurtorengeesten op U zal komen als je te dichtbij komt. Verder las ik nog: ‘Ongelovige Thomas, hemel, verduiveld, duivels plan, engel en hopen op een wonder, Amen!’. 176. De snoezige dino’s, 1994 Hij komt aan alsof de duivel op zijn hielen zit, hemel, verduiveld, het mekka van de filmsterren, ik glijd de hemel binnen (hij denkt dat hij dood is) en duivelse beesten zijn de verwijzingen. De man die de dino’s ontvoerde, smeekt om vergeving. Even later zullen onze vrienden hem dan ook niet aan zijn lot overlaten. 177. Kwistig kwissen, 1994 De ‘slechten’ wensen Flip een prettige reis naar het hiernamaals. En als hij Jommeke ziet vraagt hij: “Ben jij ook in de hemel?”. Verder hebben we de gebruikelijke woordspelingen: ‘hemel, duivels’. 178. Het bedreigde paradijs, 1994 We zien enkele kleine verwijzingen: hemel, een kerk op een schilderijtje, blonde engel, goddank, naar eeuwige jachtvelden (dood), als je van de duivel spreekt, hij ziet eruit als een echte duivel, plaats des onheils, op hoop van zegen, verduiveld en beschermengel. Onze vrienden zijn op paradijseiland, maar Theofiel noemt dit in het begin eerder de hel, 'Een nonnetje kan toch niet met een aap trouwen.’ Mataboe is voor Terragoros een geschenk uit de hemel. Terragoras smeekt om genade. Filiberke gelooft ook in hypnose. De persoon die wordt gehypnotiseerd zou ontspannen zijn en hij doet wat de hypnotiseur vraagt. 179. Paniek op de Akropolis, 1994

222 Onze vrienden hebben het op hun reis naar Griekenland niet veel over godsdienst, ook al handelt het verhaal over de tempel op de Akropolis. Ze zeggen de volgende dingen: “godendrank, slankheidsgodinnetjes, hemel, beschermengel en bij Zeus (dit is een Griekse Godheid).” 180. Filicasso, 1995 Theofiel weet dat hij Jommeke een geweldloze opvoeding heeft gegeven. Annemieke en Rozemieke verkopen oud speelgoed ten voordele van een weeshuis. Verder hebben we nog: verduiveld, genade, Filiberke weigert mee te werken aan slechte dingen (schilderijen namaken), hemel, Jommeke woont in de Hemelstraat en in de hemel (dood). 181. De valse papegaai, 1995 Als we bij de Koningin van Onderland zijn, komen allerlei uitspraken rond de duivel en Satan aan de beurt: ‘duivelse plannen, pestduiveltje, duiveltje, de staart van Satan, geen mirakels verwachten, verduiveld, naar de eeuwige jachtvelden…’ En als we kijken naar de uitspraken van Jommeke en zijn vrienden dan zien we eerder verwijzingen naar (katholieke) uitingen: “hemel, Ongelovige Thomas, godendrankje, ocharme, God hebbe zijn ziel (als Flip vernam dat de echte Flip was gestorven). 182. Het zingende moeras, 1995 In een oud boek lezen onze vrienden over de legende van het zingende moeras. Als het moeras zingt, betekent dit onheil. De moerasgeesten moeten dan gevoed worden met levende kinderen, anders zal de toorn van de moerasgeesten over hen komen. In een Chinees restaurant komen onze vrienden een man tegen die in het dorpje Tsjeng-Jong woont, niet ver van het moeras. Onze vrienden gaan naar China om er het geheim te ontdekken. Bij de aankomst in China verschrikt iedereen als ze zeggen dat ze komen om het zingende moeras te onderzoeken. Dan komt de priesteres opdagen. Ze is gekleed in een paarse mantel en ze heeft een masker aan. Filiberke denkt dat het een draak, monster is. Ze gelooft eerst niet dat ze zonder kwade bedoelingen zijn gekomen. Flip wordt het zwijgen opgelegd door een oude vrouw. Zij is daar echter niet zo blij mee: ‘Ik moet mijn mond toch niet houden omdat dat carnavalspook een beetje kan goochelen.’ Maar al gauw wijst Jommeke er hem op dat er met deze dorpspriesteres niet te spotten valt. Tot slot mogen ze blijven, maar ze hoopt dat de moerasgeesten niet gewekt zullen worden. Het moeras had al twee maal gezongen en die avond zouden de geesten spreken. Tot slot trekt ze zich terug tot de avond valt en wil ze niet gestoord worden. Later krijgt de lezer te horen dat ze de

223 kleindochter is van de vroegere dorpsprinses. Bij een grote aardbeving is zij echter gestorven en Yen-Li heeft haar taak op zich genomen. Ze heeft namelijk de krachten overgeërfd. De inwoners geloven echt dat de moerasgeesten door de aardschok opnieuw tot leven zijn gekomen na een jarenlange stilte. ’s Avonds begint de plechtigheid en iedereen is bedrukt (zoals op een begrafenis bij ons). Na een hevige slag op de trom verschijnt Yen-Li. Ze zal de ‘Wijze draak’ om hulp vragen: “Stem de moerasgeesten gunstig. Laat het offer niet te zwaar zijn!”. Dan begint het moeras te zingen en Yen-Li zegt dat er 4 kinderen naar het moeras moeten gebracht worden. Dit zal gebeuren de dag na de volle maan. Dan stuurt ze iedereen naar hun woning om tot de moerasgeesten te bidden. Zodat hun offer zou aanvaard worden. Onze vrienden komen de volgende ochtend Yen-Li tegen die op weg is naar de drakentempel in Man-Tsjoel. Dat is in de dichtstbijzijnde stad. Onze vrienden volgen haar. Op een bepaald moment komen ze bij de drakentempel. Daar mag niet gesproken worden. Yen-Li zegt dat de man die haar benaderde in de drakentempel, een monnik is die haar hielp te bidden om de moerasgeesten te kalmeren. Het pakje verklaarde ze alszijnde voedsel, daar de maaltijden sober zijn in het klooster. Maar dit is helemaal niet waar. Ze misbruikte gewoon de legende. Haar grootmoeder ging in de grot regelmatig in alle rust en stilte mediteren. Het is ook van haar dat ze geheime kruiden leerde kennen. Yen-Li las in één van de boeken van haar grootmoeder over een enorme goudmassa in het moeras. En de goedgelovige dorpelingen, die in het zingende moeras geloofden, kon ze makkelijk om de tuin leiden. Daarnaast hebben we de woordspelingen: hemel, kwelduivel, goddank, weer eens naar de hemel (sterven), biecht het maar op, de Chinees vraagt met gevouwen handen om vergiffenis, het leven is een hel geworden, slles ruste in vrede Amen, je tong zal branden in de hel en genade. Yuko –de helpster van Yen-Li- heeft berouw over zijn daden en verklapt de schuilplaats van de goudopslag. Onze vrienden krijgen een klompje mee en de rest zal gebruikt worden voor de welvaart in Tsjeng-Jong. 183. Berta Gobelijn, 1995 We vinden in dit album enkel woordspelingen: ‘vergeven en vergeten, hemel, verduiveld, amen en uit, we gaan naar de hemel (sterven)’. 184. De kroon van Kazimir, 1995 Als onze vrienden in Egypte aankomen zien we op de achtergrond (waarschijnlijk) minaretten staan en de vrouwen dragen sluiers. Door medidatie verdwijnt de vervelende nies van Nellie Nies. Ze vraagt naar het sterrenbeeld van Kazimir en dat is een schorpioen.

224 De professor zegt dat dit beeld van Osiris, de god van de dodenwereld, is. En dat er in de graven een schat, juwelen en goud zou liggen omdat de doden dit meekregen om te gebruiken in het hiernamaals. We hebben de gebruikelijke woordspelingen: ‘verduiveld, Sinterklaas komt vroeg dit jaar, snelheidsduivel, kwelduivel, een engeltje, pestduivel, hemel, mirakel, goddank, je kan met je kroon nog steeds drie koningen zingen, God hebbe haar verdorven ziel amen, naar de eeuwige jachtvelden (sterven) en vervloekte oord.’ 185. De modekoningin, 1995 Men zegt in dit album: verduiveld, hemel, is de duivel in U gevaren?, zweren op ons communiezieltje, zondvloed, duivels beest, Annemieke en Rozemieke zouden niet willen dat hun moeder hen ziet met deze ‘modellenkledij’, op hoop van zegen, reddende engel, hemel sta ons bij en engelen dalen ter aarde neer. 186. De pruik van Anatool, 1996 Ik heb volgende woordspelingen gevonden: hemel, engel, goddank, goddelijk, verduiveld en hel. We zien ook een kerk op de achtergrond. En Jommeke zegt: ‘In ieder mens schuilt iets goeds.’ 187. De zwarte cactus, 1996 Naast de woordspelingen: ‘hemel, verduiveld, amen en uit, de cactusgoden zijn ons gunstig gezind, goddank, op hoop van zegen, engeltjes’ wil men ons ook een moraal meegeven: men moet geen geweld gebruiken als dit niet nodig is. De ‘slechten’ van het verhaal hebben berouw over hun daden en dan moet men ze vergeving schenken. 188. De vurige inktvis, 1996 We merken het volgende op in dit album: ‘als je van de duivel spreekt, snelheidsduivelin, hemel, tot in de hemel (sterven) en heilig boontje’. Mevrouw pepermunt zal geen grammetje goud voor zich houden en wil met het goud vele arme mensen gelukkig maken. 189. De koppige cobra, 1996 We komen hier terecht in Indië. En we kunnen het dus niet toevallig noemen dat een Indische man het heeft over de “heilige koeien…dit is een mirakel”. De beschermgod van de koninklijke familie is Mahavira207. Later in het album komen we te weten dat dit Boeddhabeeldje zich in de tempel (plaat 152) bevindt. Als Bardar, de koning van zijn troon wil stoten, komen er enkele rebellen zeggen dat hij naast het bezit van het beeld van Mahavira ook iemand in de hofhouding moet hebben die in staat is

207 Deze Mahavira (599 - 527 v.Chr.) geldt als één der grondleggers van de Jaïna-godsdienst en was een tijdgenoot van Boeddha.

225 om de koninklijke cobra te laten dansen. Hij wimpelt dit af als bijgeloof, maar dat is het helemaal niet, de mensen aanvaardden dit niet en geven hem niet de macht om koning te zijn. Verder heeft men het over: “hemel, het amulet van Shahed (de trouwe raadgever), amen, hel, verduiveld en duivels” 190. Alarm in het begijnhof, 1996 Op een dag komt de postbode aan in het begijnhof met een brief. Hij kan echter nergens een brievenbus vinden aan het begijnhof. Hij belt dan maar aan. We zien de Begijntjes (o.a. de allombekende Eufrazie, Prudencia, Begonia, Petronella, Antonella, Scholastieka, …) net aan tafel zitten om koffie te drinken (op tafel staat hun befaamde koffiepot). Ze dragen allen een zwarte habijt, zwarte schoenen en op het hoofd een witte sluier. Ze horen het klokje klepelen. Ze zegt: “herelief! Wat een ongeduldigaard!”. Op de achtergrond zien we op het binnenplein een kapel. We kunnen dit herkennen aan het Mariabeeld dat in de nis staat. We zien op de hoek ook een heiligenbeeld hangen (zie plaat 89). Als de zuster binnenkomt en zegt dat ze post hebben gekregen, antwoordt er iemand: “Wie? Van onze vader? Moeten we nu al naar de hemel? In de fleur van mijn leven? Op mijn vijfentachtig lentes?” “Misschien is het een uitnodiging voor het bal van de burgemeester.” “Spijtig! begijntjes en kwezeltjes dansen niet”. Het is een brief van de burgemeester om een kleine bijdrage (100 000 franken) te vragen voor het verblijf in het begijnhof omdat het eigendom van de gemeente is. De reactie van de zusters is niet min: “ochgod..sta ons bij,…” Op de achtergrond zien we nu ook een Mariabeeldje onder een stolp, een kader met een zuster op. Als alle begijntjes hun spaarpot aanspreken, zien we ook de kamers: in de ene kamer zit het geld in het spaarvarken op de kast, in een andere in een kous onder het bed en in een kistje. Er staat ook een soort kerkstoel, er hangt een kruisje aan de muur en vaag kunnen we een schilderij met Maria onderscheiden. Om het geld bij elkaar te krijgen, houden ze een rommelmarkt. Ze verkopen onder andere: heiligenprentjes, kant, Mariabeeldjes, kaarsstompjes, kandelaars…alles gezegend. Hun kraam is binnen de kortste keren uitverkocht. Met de opbrengst kopen ze instrumenten. Ze stichten een fanfare ‘de blazende begijntjes’. Opmerkelijk is dat de koploper een kort rokje aanheeft. Ze spelen wel vals en Flip zegt daarop: “Lieve hemel, de hel is losgebarsten, de bazuinen van Jericho zijn er niets bij208.”

208 Zie vroeger

226 De begijntjes dansen en Flip zegt daarop: “Dan ben je in overtreding! Volgens artikel 40 van het wetboek wordt er door begijnen en kwezeltjes niet gedanst!”. Op plaat 56 vinden we de volgende conversatie: “Dappere begijntjes! Ze geven zich niet gewonnen! Helaas geraken ze wel een beetje uit de tijd. Wie wordt nu nog begijn? Ik niet! Maar ik ben wel benieuwd hoe dit gaat aflopen. Een ding is zeker, op ons kunnen ze rekenen!” Op het bureau van John Beton vraagt men zich af hoe de begijntjes aan al dat geld zijn gekomen en iemand zeg: “misschien een mirakel…” ze lachen ook met de begijntjes: “die liggen al van vóór tik tak in hun bedje”. Maar door het geluid is Begonia wakker geworden en ze maakt de andere begijntjes wakker. We zien de zusters in hun slaapplunje. Ze dragen nog steeds hun witte sluier met daaronder een soort onderkleed. Als Eufrasie zegt: “Wee hun achtergebeente” zegt een andere zuster “dat voor een begijntje”. Als de ontvanger komt zegt Flip: “Mogen het vandaag ook bidprentjes zijn?”. Ze krijgen een weekje uitstel. John Beton lacht Jommeke en zijn vriendjes uit: “Ze zijn nog maar pas afgeleverd door de ooievaar..; zie je wel hij fladdert hier zelfs nog rond” (dan hebben we het over Hieroniemus). We komen binnen in het begijnhof en op de achtergrond hangt een kruisje, zien we schilderijen met vermoedelijk heiligen op afgebeeld. Ze beslissen om de hulp van Mataboe in te schakelen. (als zijn oerkrachten maar weer niet verkikkerd geraakt op ons Eufrasieke). Bij een laatste blik op het begijnhof zegt Flip: “Net een zichtkaartje! Dit moet zo blijven!”. Na dagen komen ze aan op Paradijseiland. Als Flip het heeft over de ooievaar dan denkt Gobelijn dat hij zijn geboorteverhaal uit de doeken zal doen. Opnieuw zien we de verwijzing dat de kinderen gebracht worden door de ooievaar. We zijn terug op het begijnhof. Nu de begijntjes de rekening niet hebben betaald, zullen de bulldozers korte metten maken met het begijnhof. Na de poort, wordt de beschermheilige van zijn voetstuk geslagen. Een begijntje besluit dan maar dat alles nu verloren is. We horen ook nog “jullie zijn engeltjes, ik ben benieuwd wat voor een vrome heilige die baas wel mag zijn, het begijnhuis is de nagel aan mijn doodskist, God zal ‘t u lonen, in hemelsnaam, lieve God, in hemelsnaam, hemeltjelief en beschermengelen”.

227 De ‘slechten’ worden zoals altijd op hun plaats gezet. De begijntjes zullen te voet naar Schepenheuvel gaan en de dochter van de burgemeester zal (omdat ze al jaren vruchteloos op zoek is naar een man) in het begijnhof treden. In dit album maakt de auteur dus ondergronds duidelijk dat begijntjes verleden tijd zijn (zie gesprek tussen Filiberke en Jommeke), maar langs de andere kant slaagt de ‘slechte’ er niet in om de begijntjes zomaar van de kaart te vegen en er zijn casino op te bouwen. 191. De magische spiegel, 1997 We hebben de gebruikelijke kleine - en toevallige - verwijzingen. Er staat een heiligenbeeld op zolder bij Jommeke en zijn moeder noemt dit maar rommel. Ongelovige Thomas, hemel, amen, duivelse pitbull, op hoop van zegen, geld inzamelen voor het goede doel en zwarte duivel. Anatool zweert op zijn communiezieltje. Als ze niet meer weten waar de spiegel naartoe is, zegt Flip: ‘Heb jij een glazen bol? En ik ben ook niet helderziend’. Als de dame het zal overleven, belooft ze haar leven te beteren en alleen nog goede werken te doen voor armen en behoeftigen. 192. De drietand van Neptunus, 1997 Hier staat geloof ten opzichte van de wetenschap in de kijker. De schippers (zoals Jan haring) geloven steevast in Neptunus (met zijn drietand), de god van de zee. Maar Jommeke en Gobelijn geloven dat dit enkel een legende is. Verder heeft de auteur het ook over de verzonken stad Atlantis. In het verhaal dienen de zeemeermin en Neptunus als afleiders zodoende dat men niet zou in de buurt komen van Atlantis. 193. De zilveren traan, 1997 Gigiola Vrinquetti wilde – om haar verveling te bestrijden - graag onbetaald, directrice worden van een weeshuis. Maar er kwam een (schijnheilige) dame die het weeshuis wilde kopen en zo ontstond de strijd om de zilveren traan. Met dit probleem komt ze bij mevrouw Stiepelteen. En die reageert ongelovig op de legende van de zilveren traan (maar vriendinnen zijn er om elkaar te helpen). Maar Vrinquetti zegt dat men zeer bijgelovig is in Italië. Hij zal natuurlijk helpen. De traan werd het laatst gezien in het klooster van Sancta Tomata in Averzzano (we zien dit klooster op plaat 53). Men komt opendoen maar men is op zijn zachtst gezegd niet vriendelijk. Dieren zijn niet welkom en mensen ook niet, ze willen in alle rust bidden. “Ga heen in vrede”. Men reageert hierop: “Ik dacht dat nonnen vriendelijker waren! Geef ons maar Begonia en haar begijntjes.” Het zijn geen echte nonnen, want de boeven hebben de echte vastgebonden. “Ooit al een non gezien met een zonnebril en de stem van de tweede non was nogal laag, net een man.” Flip gaat op onderzoek. We zien ondertussen een

228 lange kloostergang op plaat 61 en het sobere decor met hier en daar een kast (met eventueel een boek erop) en een kaars. De nonnetjes zitten met de handen gevouwen gebonden aan een stoel. Ze dragen allen een zwarte habijt en een zwarte sluier. “Wees gegroet, dames, oh een angelo, een engel! Neergedaald uit de hemel om ons te bevrijden! Ja, vleugels heb ik wel, maar een engel ben ik niet.” Als de non met een pan op het hoofd van de valse nonnen slaat, zegt ze: “Vergeef mij heer.” En de valse non repliceert: “De duivel is in het gevaren”. Velen van de zusters zijn heengegaan en dit zijn de jongste (4) zusters die zijn overgebleven. Ze herinnerde zich wel het verhaal dat zuster Octavietta haar had verteld. Dan krijgen onze vrienden een rondleiding. En in de tuin staat een engelenbeeld. De valse mensen zeggen dan: “Die nonnen hebben zeker uit de biecht geklapt.” Dan komen we terecht bij mijnheer Pavadotti. Hij geeft toe dat zijn overgrootvader in het klooster was geweest. Hij is een zeer gelovig man en hij wilde de zonde van de man goedmaken. Hij schenkt het weeshuis dan aan Mevrouw Vrinquetti. Dan komen de nonnen nog even langs en zij bieden hun diensten aan in het weeshuis daar zij zich in het klooster toch maar vervelen. Onrechtstreeks zien we dus ook een kleine kritiek op de weinige taken die nonnen op zich nemen. 194. Dinopolis, 1997 In dit album staan maar enkele kleine verwijzingen: “hemel, reliqui, een kerk op de achtergrond, verduiveld, geschenk uit de hemel en Oh God, ik smeek om genade.” 195. Gerommel in de Far-West, 1997 Bij de indianen (in dit geval de stam van de Propere voeten) gelooft men in de grote Manitoe die goede daden zal belonen in de eeuwige jachtvelden (dit wil zeggen na de dood). We hebben ook de tovenaar die veel macht en invloed in de stam heeft. In deze stam noemt hij – zoals we eerder reeds merkten- ‘Houten Nek’. Hij is helemaal in het bruin gekleed en men kan niets van de tovenaar zien. Hij heeft twee hoorns op zijn hoofd. (Plaat 105). Men gelooft ook sterk in de Grote Geest. Ik denk dat hij hen bescherming geeft daar Dikke Springmuis zegt: “Moge de Grote Geest de moedige bleekgezichten helpen”. De Grote Geest weet ook alles: “Weet de Grote Geest dat.. De Grote Geest weet alles”. Maar men zal ook niet aan de wil van de Grote Geest twijfelen: “Wat de Grote Geest zendt voor Rollende Rots kan alleen maar goed zijn. Het allerbeste.. Goed! Als de Grote Geest met zijn groot verstand denkt dat… dan ga ik akkoord.”

229 We krijgen enkele woordspelingen: “zeeduivels, bij de baard van de Neptunus, lieve hemel, reddende engel uit de hemel (Flip), amen, door de hemel gezonden, ga heen in vrede, hel vs. Hemel en tot in eeuwigheid amen” 196. De elfenbron, 1998 In dit album komen we kleine religieuze verwijzingen tegen: “hemel, goddank, vogelhemel, mijn heiligdom, verduiveld, duivelse plannen en genade.” 197. Het schuimspook, 1998 In dit album vond ik enkel kleine verwijzingen: ‘hel, duivelse, zwarte kat, verduiveld, hemel, hellebliksem, kwelduivel, duivelskind en genade’. We zien ook een kerk op de achtergrond op plaat 45 en 91. We zien ook de drie heksen: Hakeneus, Pierehaar, Stekeltand die we al vroeger in de albums zagen. En Jommeke en zijn vrienden gaan niet op zoek naar het schuimspook voor het geld maar omdat ze de mensen willen helpen. 198. De Kraaienburcht, 1998 We vinden hier niet veel verwijzingen: “hemel, een Duitse kerk op de achtergrond, godvergeten plek, engel, verduiveld en rotten in de hel.” 199. De vergeten mijn, 1998 We zien hier duidelijk dat Jommeke woont in ‘Hemelstraat 7’. We hebben ook de gebruikelijke vloeken en aanverwanten: ‘hemel, verduiveld, duivelse, goddank en duivels’. De mijn ligt in de Duivelsbergen waar niemand durft te komen. We krijgen hier ook een moraal mee: we mogen niet doden, we moeten die schurken redden ook al verdienen ze het niet en we geven beter al het geld aan goede werken. 200. Stefanie Stekkebeen, 1998 In dit album zien we de volgende dingen verschijnen: ‘hemel, amen, een kerk op de achtergrond, bij de staart van de zeeduivel, men maakt beter geen ruzie om geld en God hebbe zijn ziel, engel”. Stekkebeen was een weldoener daar hij al zijn geld aan de arme mensen had geschonken. We zien ook een Jamaicaans kerkhof en in wezen ziet dit er niet zo verschillend uit als bij ons. We zien allemaal zerken met een kruis erop. Het zijn wel allemaal witte zerken. 201. De Kovonita’s, 1998 Als we het hebben over de Koningin van Onderland dan zegt men dat het een verdorven geest is, maar Jommeke repliceert dat iedereen een tweede kans verdient. Het zou een mirakel zijn, mocht ze veranderd zijn. De man van de instelling had daar uren voor gebeden. Hij zegt dat ze zelf in de zevende hemel zal zijn.

230 Om haar kasteel op te knappen zal ze een popgroep opstarten en bij het zoeken naar een naam komt ze op ‘Saint Girls’, maar ze voegt er meteen aan toe ‘zo’n heilige ben ik nu ook weer niet’. Het meeste geld dat de Miekes verdiend hebben, gaat naar het goede doel.’ Verder hebben we nog: ‘naar de hemel gaan (sterven), hemel, goddank, Eros de god van de liefde, verduiveld en aartsduivel. 202. De panda van Wanda, 1999 Reeds in de eerste plaatjes krijgt Theofiel een duidelijke kus van zijn vrouw. Men zou denken dat dit niet zo speciaal is, maar voor Jommeke is dit vrij uitzonderlijk. Flip maakt er dan ook een opmerking over: ‘Aha, betrapt, de oudjes op vrijersvoeten.’ Verder vond ik nog: ‘hemel en een jong moedertje, Filiberke speelt mummie en vreest de wraak van de goden die over de spotvogel zullen neerdalen, hij wil verder rusten in het hiernamaals in zijn sarcofaag, ze zullen de jonge moeder helpen ook al was ze zeer bot ten opzichte van onze vrienden (ze verdient het niet), Jommeke vraagt zich af waar de ‘slechte’ is opgevoed, verduiveld en pandazieltje’. 203. De lachende mango’s, 1999 Men maakt in dit album wel duidelijk dat men de andere moet helpen. Zo zullen onze vrienden Hakuna Banana helpen. Dit is de medicijnman, stamhoofd en leraar, van de Helabanaan, een stam in het Braziliaanse regenwoud. Verder zien we nog: ‘hemel, vergeten en vergeven, verduiveld, door de hemel gezonden en God hebbe haar ziel.’ 204. De verdwenen tuinkabouter, 1999 Toen de tuinkabouter plots terug op zijn plaats stond, dacht men dat dit of een mirakel was of dat de dief berouw had gekregen. Verder hebben we nog: ‘verduiveld, hemel en duivelse snotneus’. Eviliana probeert elke dag een goede daad te stellen en nu zal dit zijn door Anatool een lift aan te bieden. 205. De kopermicroben, 1999 Wat hier opmerkelijk is, is dat we Theofiel en zijn vrouw in één bed zien liggen. Op zich niets speciaal zou men denken, maar het is de eerste maal dat men dit in een Jommekesalbum kan vinden. Theofiel krijgt een preek over de brute manier waarop hij zijn zoon ’s morgens heeft begroet. Als hij terugkomt van het werk springt Jommeke hem om de hals omdat hij denkt dat hij een videospelletje zal krijgen. De omstaanders die dit zien denken echter dat dit pure vaderliefde is. We zien ook het volgende: ‘hemel’. Ze zullen allen vroeg gaan slapen en Flip zal eerst nog wat knuffelen, kerk op de achtergrond, ‘amen’, we komen ook de begijntjes tegen, als

231 Jommeke en zijn vader zwart zijn denken de omstaanders dat het zwarte pieten zijn die hun stoomboot naar Spanje hebben gemist, Gobelijn denkt dat Jommeke en zijn vrienden komen zingen voor drie koningen, maar dit is niet zo. 206. De ring van Mac Rum, 1999 We vinden enkele spreuken en woordspelingen in dit verhaal: ‘hemel, verduiveld, de duivel aandoen, duivels, op hoop van zegen, het kasteel is gelegen aan het Duivelsmeer, de duivel en goddank’. Een opmerkelijke ondergrondse opmerking is de volgende: “Jullie zijn goedgelovig! Gelukkig zijn wij, Amerikanen, een stuk nuchterder.” Maar toen de dame zelf de spoken ‘zag’ en ‘hoorde’, trok ze vrij snel de conclusie dat het kasteel behekst was. 207. De geniale Malloten, 2000 Ik vond geen echte religieuze verwijzingen: ‘hemel, bij alle zeeduivels, in hemelsnaam, op hoop van zegen.’ En Jommeke zal in dit album ook de ‘slechten’ niet aan hun lot overlaten. 208. Het raadsel Van Kiekebilleke, 2002 Bewust of onbewust zal Nys hier de lezer toch laten aanvoelen dat de vrouwen niet veel goed in zich hebben. Gobelijn zegt: “Wat? Met drie vrouwen allen op een eiland?! Jonge jongen toch! Ga je nu jezelf al in’t ongeluk storten? Al zo oud.. ik bedoel, nog zo jong!”. Een promotie voor het huwelijk kan men dit moeilijk noemen. Kwak, Boemel en Anatool nemen even verder het plan op om met de drie dames te trouwen voor het geld: “En jij denkt dat die drie daar gaan intrappen?! Waarom niet? Sij trouwen om een fent te heppen, wij foor de centen.” “ We zullen eerst proberen aan hun centen te geraken, zonder te moeten trouwen.” Maar verder in het verhaal roept Jommeke, Flip tot de orde: “Hier mag je ook bloot in het water hoor, niemand ziet het!” “Flip, je moet welgemanierd zijn tegenover dames”. Onze vrienden zijn wel goed ten opzichte van zijn medemens in dit verhaal: “als ze hulp- geroep horen gaat Jommeke helpen; Jommeke geeft zijn schatten weg; Kiekebilleke zal haar grootoom zijn wens vervullen door haar schat te geven aan wie het nodig heeft”. Jommeke zal de bandieten ook niet aan hun lot overlaten, ze smeken om vergiffenis en erbarmen op hun blote knieën met de gevouwen handen. De boer weet het kapelletje staan en voert hen ernaartoe. Het kapelletje is echter afgebroken en er staan nu chique villa’s. Tot slot zegt de boer: “Wilde je soms een fotootje nemen of zo? ‘t Is nog te zien op zichtkaarten. Er zijn ergere dingen dan afgebroken kapelletjes (van Sint- Honoratius).” De grootoom van de dame is genoemd naar dit kapelletje. Verdere verwijzingen zijn: ‘in de hemel (sterven) en verduiveld”.

232 209. Blinkende Knopen, 2002 Naast de vele kritiek op de politie vinden we ook enkele religieuze verwijzingen. Zo merkte ik het volgende op: “in hemelsnaam, hemeltjelief, Kwak en Boemel zullen vergeving schenken aan Theofiel, trouwboekje, Kwak en Boemel tonen berouw voor hun daden, we zien een kerk op de achtergrond en verduiveld.” Kwak en Boemel willen een bekeuring geven aan de dansende begijntjes: “Pegijntjes en Kwezeltjes tansen niet! Ha zoals in dat liedje!, Pegijntjes mogen niet tansen! Ten strengste ferpoten folgens artikel 40 van het wetboek!” We zien de begijntjes in roze tutuutjes, wat op zich al ongewoon is. De begijntjes zijn aan het dansen en blijkbaar doen ze het niet zo schitterend daar een begijntje zegt aan Petronella: “Petronella, kijk uit met je achterwerk, verdorie toch! Een nijlpaard danst tien keer beter!” “Dames we zijn er om ballet te dansen! Niet om ruzie te maken!” 210. Het pompoenenkasteel, 2002 Halloween is een feest afkomstig van Amerika en een grote Amerikaanse speelgoedfabrikant zal in Zonnedorp griezelfeestjes organiseren in het kasteel van de ‘Koningin van Onderland’. Hij wil kinderen van Europa laten griezelen op een plezante manier. De Amerikaan stuurt een pompoen naar de burgemeester om zijn aandacht te trekken. De burgemeester weet dat men in Amerika dol is op zo’n Halloween pompoen. Jommeke had ook al een aantal dingen opgevangen over Halloween bij de professor: “In Amerika vieren ze dat eind oktober. Hallow Even, heiligenavond. Op die avond zou de toverkracht van tovenaars en heksen het grootst zijn. In Amerika is het een kinderfeest. Kinderen verkleden zich op Halloweenavond als tovenaars, heksen, spoken en andere griezels. Ze zingen van deur tot deur en vragen snoep.” “ha! Zoals hier bij ons Driekoningen”. Het feest is inderdaad afkomstig van Amerika, maar eigenlijk is drie koningen –ondanks het feit dat men dan ook rondgaat al zingend om snoepjes te krijgen- voor de katholieken toch nog verschillend, het gaat trouwens door op verschillende dagen. We kunnen het eerder vergelijken met Allerheiligen. Alle kinderen van Zonnedorp verkleden zich -als vampier met een drietand of als bruid van Frankenstein of als Dracula,… - en gaan naar het feest. Verder hebben we nog volgende woordspelingen: ‘duivelin vs. engel, godin, geld schenken aan de bibliotheek, alle duivels, verduiveld, goedgelovig, goddank en hemel’. 211. De geest van Anakwaboe, 2002 Reeds op de voorpagina zien we Houten Nek, de grote raadgever van de stam ‘Propere Voeten’. Hij draagt steeds het bruine pak met de hoorns, maar in dit album zal Anatool zijn

233 kledij uitdoen en dan zien we kale man met een ketting rond de hals staan. De man heeft steeds een heel aantal tovermaskers in zijn bezit (zie plaat 136). Hij gaat naar de Kale Berg (zie plaat 57) waar hij een teken zal krijgen van de Grote Geest. De Kale Berg is een heilige plaats en alleen zuiveren van geest en voeten mogen die plek betreden. Het is ook de plaats waar hun voorvaderen vertoeven in de eeuwige jachtvelden. Houten Nek zal de Grote Geest trachten gunstig te stemmen met kunstig gezang en gedans: ‘Hoewoewawa! Hoewoewoewawa!’ rond de totempaal. Dan zet hij zich op zijn knieën voor de totempaal en vraagt hij: “Oh, Grote Geest! Blijven de Propere Voeten voor altijd in rijkdom leven. Zo ja geef een teken! Een sein in de lucht of een geluid.” Dan stort de vliegende bol daar te pletter. Houten Nek zal dan in beeld gebracht worden vanuit kikvorsperspectief. Hij zegt: “Hoe durven de bleekgezichten hier komen? Wat zoeken ze? Hun tong moet het zeggen.” Anatool vindt de Geest van Anakwaboe uit en hopend op de bijgelovigheid van de indianen stuurt hij hen op bedevaart naar Scherpe heuvel om er op hun blote knieën spijt te betonen voor hun ondankbaarheid. Jommeke komt dit te weten en dan krijgen we volgende conversatie: “Door ze op bedevaart te sturen naar een scherpe heuvel die niet bestaat!”, “Dat was de geest van Anakwaboe die dat zei!”, “En hoe zag die geest er dan uit? Toch niet een duivelskop met een slipjas samen met 2 landlopers met een spraakgebrek”, “Nee nee, het was een echte geest”, “En heb je hem dan gezien?”, “Nee, Houten Nek heeft niets gezien! Daarom was het een echte! Want echte geesten zijn onzichtbaar…de geest van Anakwaboe sprak tot mij in de taal van de tovenaars!” Verder heb ik nog de volgende zaken gevonden: “hemel, op hoop van zege, leger des heils, Jommeke woont plots in Hemelstraat 10, hemeltjelief, dat de geest van Anakwaboe de Propere Voeten bescherme, er dolen drie kwade geesten rond in het jachtgebied van de Propere Voeten, duivelskop en duivelsjong. De indianen zullen het goud schenken aan de president van Amerika om gezondheidsprogramma’s voor alle arme landgenoten mee op poten kan zetten (..hoe nobel zegt Flip daar op).” 212. De Limonadelelies, 2002 In dit album vond ik enkele woordspelingen: “Jommeke vindt dat ze Anatool moeten helpen, de Miekes willen niet dat er iemand uitgelachen wordt, Isidoor zaliger, amen!, als ik in de hemel zulke zalige drankje krijg, wil ik wel dood zijn!, Gobelijn maakt de drank niet voor het geld, in de zevende hemel zijn, engel, verduiveld, hemel, berouw komt na de zonde, in mijn… je weet wel (achterste), goddank en godendrankje.” 213. Zeven sterren, 2002

234 Als onze vrienden denken dat Filiberke gestorven is, zeggen ze het volgende: “God hebbe zijn ziel! Filiberke zal ons vanaf nu vanuit de hemel bewaken” en als ze dan toch een stem horen: “een stem vanuit de hemel”. Flip vraagt zich af als zij engeltjes zouden zijn in de hemel (sterven) of hij dan andere vleugeltjes zou krijgen. We zien hier de volgende woordspelingen: “hemel, nagel aan mijn doodskist, hel zal uitbarsten, vergeten en vergeven, verduiveld.” 214. Holeman, 2002 Holeman, de enige overgebleven holbewoner, Gobelijn vereert als een God. Enkele malen wordt van kledij verandert en men was vrij preuts: ‘Ik zal mijn ogen toedoen’ ‘Ga maar in de struiken’. We zien een kerk op de achtergrond, lieve hemel, en bij het lawaai dat wordt opgesomd staan ook de klokken van de kerk afgebeeld. 215. De kimono van Yamamatsu, 2004 We komen terecht in Japan waar de legende zegt dat wie de kimono koopt de vrouw van de keizer moet worden. Onze vrienden komen terecht op een trouwplechtigheid. Er is priester die vraagt of ze willen trouwen. ‘Neemt u, keizer Takamatsu, tot echtgenoot? Ja, ik wil’. De man staat naast de priester en de vrouw voor de priester. Na deze plechtigheid is er een groot feest. De woordspelingen die ik vond: “verduiveld, reddende engel, ik vergeef u alles, goddank, hemel, Elodie weigert zomaar uit de kleren te gaan en Flip belet de lezer te kijken als ons paar aan het kussen gaat.” 216. De laatste Viking, 2002 De oude Viking zou onze vrienden offeren aan de God Thor maar eerst doet hij nog een gebed. Flip vergelijkt de Viking met een koppensneller en Thor met een meikever. Gobelijn legt Flip uit dat Thor de god is van de Vikingen. Ik vond ook het volgende in dit album: “verduiveld, men wil er nogmaals op wijzen dat kapitein Haring een heel deel van de schat heeft weggeschonken aan weeshuizen, kinderziekenhuizen, rusthuizen voor oude schippers en nog zo van die dingen, amen, heilige eer, alle zeeduivels en lieve hemel”. 217. Zoektocht naar Sorab, 2002 Theofiel zegt: “als Mozes niet naar de berg komt, zal de berg naar Mozes gaan209.” Als onze vrienden in India vertrekken voor hun gevaarlijke avontuur krijgen ze een beeldje mee om in de rivier te gooien. Het beeldje komt niet zo duidelijk in beeld, maar het lijkt op een mens met een slurf. “Kinderen gooi dit beeldje in de rivier en Ganesja zal jullie beschermen.” Een

209 zie eerder

235 overmoedige Filiberke zegt resoluut dat doorwinterde avonturiers dit niet nodig hebben en dat hij dat ding terug op de schouw mag plaatsen. Maar als hij van de eerste stap al valt, zegt Flip dat ze het beeldje toch maar zullen meenemen. Even verder in het verhaal spelen ze de vermenselijking van het beeld met de vele armen (zie Boeddhisme). Ik vond ook volgende woordspelingen: ‘gemene duivel en verduiveld’. 218. Het blauwe prieeltje, 2002 Eugène de la Farcerie heeft een groot deel van zijn fortuin weggeschonken aan een weeshuis; Zij kunnen mijn schat beter gebruiken dan de geldwolven die mijn erfgenamen zijn. Toch liet hij nog een stukje over en Odilon schenkt het aan de ‘slechte’ om hun leven te beteren en werk te zoeken. Verder hebben we nog ‘het is een mirakel, hemel en in hemelsnaam’. 219. Operatie Bonsai, 2002 Jommeke klaagt voor het eerst dat vriendendiensten toch ver gaan als dit midden in de nacht is. Gobelijn wil de wereld redden en Flip vindt dit een zeer nobel doel. Theofiel wil niet laten sollen met zijn vaderlijk gezag. Maar hij is toch fier op zijn zoon als hij de redder van de wereldvrede is. (Ook al is dit laatste een dikke leugen van Flip). 220. De frietbaron, 2003 Als Jommeke een vreselijk gebrul hoort van iemand in nood, zal hij trachten te helpen. Filiberke is boos op de plant dat zijn vrienden aanvalt. Hij moet nog goede manieren leren. Gobelijn wil met zijn groeimiddel iedereen helpen. Als de planten sneller groeien, zal iedereen eten hebben. Met zo’n wortel zal het paard van Sinterklaas wel hel blij zijn. De ‘slechte’ heeft spijt, schaamt zich en heeft berouw om zijn daden. Verder zegt men wel eens ‘goede hemel en verduiveld’. 221. Wowofski, 2003 In dit album staan eigenlijk geen verwijzingen: lieve hemel, er woont misschien wel een vampier, je bent een engel (die hebben ook vleugels nietwaar?) en ik dacht dat ik in mijn doodskist lag. 222. Strijd om de bizon, 2003 We komen bij de Propere Voeten terecht. En natuurlijk is ook Houten Nek van de partij. Er komt een pakket met vuurwater toe. Maar er is een probleem: als eerste wil Houten nek waarschuwen voor vuurwater omdat je hersenen er van benevelen en je gaat er met een dubbele tong van spreken. Maar er is nog een ander probleem. Een voorvader van Dikke Springmuis heeft een slecht geweten. Om dit goed te maken raadt Houten Nek hem aan om een antwoord te vragen aan de Grote Geest. Hij moet daarvoor naar de Kale Berg (zie plaat

236 22) en hij moet wachten hij het graf van Magere Springmuis (de voorvader van Dikke Springmuis) op een teken van de Grote Geest. Op een bepaald moment komen er wolken en daarin ziet hij een bizon. Daaruit besluit hij dat er opnieuw bizons op hun vlakte moeten komen. Dan valt een beeld van zijn voorvader tegen de totempaal ter ere van de bleekgezichtenkinderen. Daaruit besluit hij dat deze hem moeten helpen. Vooraleer ze vertrekken doet Houten Nek de bizondans. Flip vergelijkt dit echter met de vogeltjesdans. Als ze op pad gaan, zien we de tovenaar van de ketelbuiken (zie plaat 80). Een indiaan denkt dat er een kwade geest in de game boy zit en die moeten met de tomahawk (een soort bijl) het zwijgen opgelegd worden. Even later heeft de game boy echter de geesten van de indianen in beslag genomen. Verder vinden we nog volgende zaken: ‘bij de Grote Geest, Grote Geest moet over zijn lot beschikken, bij de Grote Manitoe, mijn geest heeft rust gevonden en lieve hemel’. Een afstammeling van Buffalo Bill heeft spijt van zijn daden en hij beseft hoeveel bizons zijn voorvader op zijn geweten heeft. 223. De Komkommerprinses, 2003 In dit album vond ik geen verwijzingen: ‘duivelse piraat, alle duivels, verduiveld en in hemelsnaam’ staan wel hier en daar in het album. 224. De rare kwibussen, 2004 Jommeke wil helpen als hij het S.O.S. bericht vindt, amen, genade en men komt eens op een kerkhof. 225. De erfenis van Sorgeloos, 2004 We zien op de achtergrond een kapelletje staan. Verder gaan Kwak en Boemel helpen als er om hulp geroepen wordt midden in de nacht. Verder hebben we ook nog Filiberke die een mummie speelt. Hij vertoeft volgens zijn zeggen in het hiernamaals en Jommeke die zijn graf opent is een grafschenner. Hij eet zo veel dat Kwak hem vraagt of er geen eten is in het rijk der doden. De landloper moest eerst zijn zonden opbiechten vooraleer hij zou vrijgelaten worden. 226. Het luchtkasteel, 2004 Jommeke nam het eten weg van een feestje en hij zegt: “de hongerigen spijzen is een werk van barmhartigheid”. De (‘slechte’) man die in het water gereden is, wil Jommeke toch niet aan zijn lot overlaten en hij gaat helpen. De man komt weer bij en hij vraagt of hij in de hemel is omdat hij zich zo licht voelt. Als hij dit avontuur zou overleven zou hij op zijn blote knieën naar Scherpenheuvel gaan.

237

2.5. ‘Kiekeboe’ door Merho 2.5.1. Biografie Robert Merhottein is geboren op 24 oktober 1948210 in Antwerpen. Hij groeide op met Hergé, Piet Pienter en Bert Bibber, Nero211, Suske en Wiske en de Lustige Kapoentjes. Zowel Hergé als Vandersteen hebben een belangrijke invloed uitgeoefend op de tekenstijl van Merho. Voor de scenario’s was de inspiratie van Pom212 doorslaggevender.

Zijn eerste oefening was ‘Flup en Tist’, een verhaal over een bakker en een slager. Het verhaal wilde niet vlotten voor de 15-jarige tekenaar. Een aantal jaren later in 1965 debuteerde hij met ‘Zoz en Zef’ in het tijdschrift, ‘Jong Karitas’213. De strip over twee broers was eigenlijk een visuele uitwerking van bestaande moppen. Merho zelf bestempelt Zoz en Zef als erg amateuristisch. En toch was de reeks goed voor het album ‘Zoz en Zef parade’, uitgegeven op 1 000 exemplaren die deur aan deur verkocht werden om een klasreis naar Rome te financieren. Een andere strip die Merho tijdens de humaniora creëerde, heette ‘Comi en Dacske’. Via de vader van een schoolvriend, René Adriaensens, die bij de Comidac-spaaractie werkte, kreeg Merho de kans een gagreeks op te zetten. De reeks verscheen vanaf 1964 in het tijdschrift ‘De Middenstand’ en was bedoeld als een promotie voor de actie rond de Comidac-spaarzegels. Rond de twee jongelui Comi en Dacske verscheen in 1966 het album ‘Gekidnapte zegeltjes’. Het was geen selectie van reeds verschenen gags, maar een volledig nieuw avontuur van het duo Comi en Dacske. Merho stopte de serie pas toen hij in 1966 naar het Sint-Lucasinstituut te Brussel trok.

210 MORTIER (Patrick), MESSEMAN (Sofie), De grote Vlaamse tekenaars 1 Merho Kiekeboe, s.l., Standaard uitgeverij, 1995, pp. 6-21 en VERBURG (Alexandra), stripmakers in the picture, Oosterhout, Hout-Haven Publications, 1995, s.p. 211 De Nero-verhalen van Marc Sleen behoorden tot de eerste strips die Merho in handen kreeg, nog voor hij de albums van Suske en Wiske kon bemachtigen. De reden lag voor de hand. Een album van Nero kostte slechts 15 frank; eentje van Suske en Wiske kostte 39 frank. Helemaal onbetaalbaar was het album van Kuifje, dat 65 frank kostte. “Maar dat maakte er de fascinatie voor de albums van Hergé niet minder op”, zegt Merho. “Mijn neefje had een Franstalig Kuifje album. Ik heb daar heel vaak zitten naar kijken, lang voor ik voldoende Frans kende om de tekst te begrijpen. De tekeningen van Hergé zijn erg indringend. Ze beklijven.” 212 Van hem leerde Merho hoe gestalte te geven aan een humoristische strip, hoe verhaallijnen op te bouwen en hoe personages van vlees en bloed te creëren. Bij hem zag hij ook voor het eerst originele platen, die tot zijn grote verbazing op een veel groter formaat werden gemaakt dan die van een krantenstrip. Omdat de tekenaar hem altijd welwillend ontving, zocht Merho hem regelmatig op. Aan Pom legde Merho zijn eerste verhalen voor, die hij maakte toen hij 13 jaar oud was. 213 VERBURG (Alexandra), Stripmakers in the picture, Oosterhout, Hout-Haven Publications, 1995, s.p.

238 Zijn vader verplichtte hem eerst zijn humaniora af te maken, voor hij iets met tekenen mocht gaan doen. Tegen zijn zin studeerde Merho wetenschappelijke A wiskunde en fysica. Achteraf bekende hij dat het beter had geweest om een A2 opleiding tekenen te volgen om inzicht in anatomie te krijgen. In 1966 trok hij dan naar het Sint-Lucasinstituut. Dit was erg tegen de zin van zijn vader die hem een weinig rooskleurige toekomst voorspelde. Bij zijn medestudenten stuitte Merho’s voorliefde voor strips op heel wat onbegrip. 1966 was het moment waarop pop-art, flower power en experimentele kunst ín waren. Aan het Brusselse Sint-Lucasinstituut stond Luc Verstraete in voor het atelier grafiek. Hij vormde een hele generatie cartoonisten onder wie GAL, HugoKé, Ploeg en Leo Dres. Maar het beeldverhaal kon bij de studenten niet op dezelfde bijval rekenen als de cartoon. Traditionele stripverhalen waren zeker taboe. Het enige wat nog net getolereerd werd, waren de grafisch gedurfde strips. Voor een deel legde Merho zich neer bij de heersende trend van de jaren zestig; hij ging zich toeleggen op cartoons en grafisch werk. Met ‘Poezewoef’, een bewust kinderlijk getekende strip, deed hij een poging om zich in te schakelen in de gangbare experimentele tendens. Het verhaal leverde hem voor het eerst een goede score op bij zijn leerkrachten. Maar Merho bleef dromen van beeldverhalen. Tot de weinige strips die hij in deze periode maakte behoort ‘De schone slaapster’. Onder invloed van de tijdsgeest was hij zich gaan toespitsen op grafisch werk en affiches. Merho vond in deze periode morele steun bij Erik Vandemeulebroeke, de tekenaar van Jim Lont in de Gazet van Antwerpen, die op Sint-Lucas eveneens had moeten afrekenen met de heersende minachting tegenover het klassieke beeldverhaal. De strips, die Vandemeulebroeke ondanks de kritiek bleef tekenen, werden daar getoond als voorbeelden van hoe het niet moet. Onder zijn invloed hervatte Merho zijn oude passie: hij ging opnieuw strips tekenen.

Tijdens zijn studententijd had Merho al eens gepolst bij de krant De Standaard of interesse bestond voor een stripreeks. Hij werd er doorverwezen naar Vandersteen. Op zijn eerste sollicitatiebrief naar Studio Vandersteen kwam echter geen respons. De kennismaking met Peter Koeken, een goede bekende van Karel Biddeloo, bracht hem ook niet dichter bij zijn doel. Uiteindelijk stapte Merho gewapend met een pak tekeningen naar Vandersteen. Blijkbaar kwam hij op het goede moment. Een paar tekenaars hadden net de studio verlaten en Vandersteen zat in een fase waarin hij wekelijks een ‘Jerom’ verhaal moest leveren aan Duitsland. Merho mocht na de eindexamens onmiddellijk beginnen.

239 Bij Vandersteen (1970-1976) kwam Merho dus terecht in de massaproductie van de Jerom verhalen voor Duitsland214. Die verhalen werden geproduceerd aan een tempo van één verhaal per week, met alle kwaliteitsproblemen van dien. Eugeen Goossens en Eduard de Rop stonden in voor de potloodschetsen, Merho werd de inkter. Naar eigen zeggen heeft hij heel wat Jerom verhalen verknoeid, gewoon omdat hij niet over de nodige vakkennis beschikte. Bij Vandersteen kreeg hij echter de kans om het vak van striptekenaar te leren. Merho’s inschakeling in de Jerom ploeg was van korte duur.

Na een paar maanden werd hij opgeroepen voor zijn legerdienst. De legertijd (1970-1971) betekende geen afscheid van de strip. Merho kwam terecht op de socio-culturele dienst van het leger, wat voor hem voldoende tijd liet om een stripfiguurtje te creëren. ‘Jager Jansens’ heette het strippersonage dat wekelijks avonturen beleefde in het soldatentijdschrift. Merkwaardig genoeg bloedde de reeks net dood op het moment dat Merho afzwaaide. Zijn opvolger op de socio-culturele dienst werd Hector Leemans (FC De Kampioenen, Bakelant) die de reeks op zijn eigen manier verder zette.

Na zijn legerdienst trok Merho opnieuw naar studio Vandersteen, waar de toestand grondig gewijzigd was. In Duitsland was de populariteit van de Jerom verhalen flink achteruitgegaan, waardoor de nood aan tekenaars iets minder groot was geworden. Merho trad eind 1971 in loondienst bij Studio Vandersteen. Aanvankelijk werd hij ingeschakeld voor kleinere klusjes zoals het aanpassen van de Bessy-verhalen aan de Vlaamse markt. Uit de 52 Bessy’s die jaarlijks in Duitsland verschenen, werden er zes geselecteerd voor het Vlaamse publiek. Daarnaast werden Bessy albums aangeboden onder de titel Karl May. Een van Merho’s taken bestond erin Karel Biddeloo te assisteren bij deze aanpassing. Biddeloo en Merho kozen uit de Duitse Bessy’s die verhalen waarin de hond Bessy weinig voorkwam. Nadien werden de honden uitgewist en werd het hoofdpersonage Andy vervangen door Old Shaterhand. Merho zelf omschrijft deze periode als niet bijzonder druk. Daar kwam verandering in met de start van de Patskrant215. De eerste Pats verhalen schetste Vandersteen zelf. Maar vanaf het vierde album was het de beurt aan Merho. Hij legde het scenario ‘Lieve loempia’ voor aan Vandersteen. Die vond het goed, op een punt na. Er kwam in het verhaal geen slechterik voor, iets wat Vandersteen cruciaal vond. Vanaf het vijfde

214 KOUSEMAKER (Evelien en Kees), Wordt vervolgd: stripleksikon der Lage Landen, Utrecht/Antwerpen, Het spectrum,1979, p. 175. 215 Deze Patskrant is een stuk ouder dan de stripreeks ‘Pats’.

240 album stond Merho jarenlang in voor de Pats reeks, die op een bepaald moment werd omgedoopt tot Tits. De reeks was gericht op vrij jonge kinderen, wat Merho het voordeel bood onbeperkt te oefenen met vrij eenvoudige scenario’s. Pats werd vaak een typisch Vandersteen product genoemd. Ook in Merho’s eigen stripreeks ‘Kiekeboe’ zien sommigen de invloed van Vandersteen. Hoewel Merho zelf vindt dat Kiekeboe in de loop der jaren weg evolueerde van de Vandersteen-stijl, heeft hij weinig moeite met die associatie. Merho geeft toe dat ze ondanks het grote leeftijdsverschil (35 jaar) steeds op dezelfde golflengte zaten. Merho was opgegroeid met de albums van Vandersteen en zijn stijl sprak hem aan. Hij beweert dat hij zelfs zonder die samenwerking in de studio een zelfde stijl zou gebruikt hebben. De samenwerking met Vandersteen liet Merho toe heel wat op te steken. Vandersteen leerde hem hoe je als striptekenaar efficiënt kunt werken. Hij leerde hem onder andere om snel tot de juiste compositie te komen. “Vandersteen weet als geen ander de essentie van een beeld te vatten”, aldus Merho. Ook de nadruk op het scenario erfde Merho van Vandersteen. Toch bleef Merho niet bij Studio Vandersteen. Toen Paul Geerts omstreeks 1976 voorstelde om Merho in te schakelen in de productie van Suske en Wiske, haakte hij af. Merho vreesde verbitterd te raken als hij bleef.

Het idee van een eigen krantenstrip sprak Merho aan, maar dat was niet eenvoudig. De Standaard had een hele reeks vaste krantenstrips: Suske en Wiske, De Rode Ridder en Nero. Het Volk had al jaren de serie Jommeke en bij de Gazet van Antwerpen hadden ze Piet Pienter en Bert Bibber. Enkel voerde nog geen beleid met eigen reeksen. Een jaar voordien waren ze gestart met Bakelandt van Hec Leemans, een realistische reeks. Merho vermoedde dat daarnaast plaats moest zijn voor een humoristische strip. Bovendien had die krant ooit Suske en Wiske geweigerd en wou ze die achterstand inhalen. Met de Wollebollen, een proefverhaal voor Kiekeboe trok Merho naar Het Laatste Nieuws. De redactie vond het verhaal te kinderachtig maar Merho was vastbesloten om door te gaan. Hij stelde voor om het verhaal te laten lezen door een groep kinderen. En wat bleek? De kinderen waren wel enthousiast over de Wollebollen. Met een proefcontract voor twee Kiekeboe albums op zak, verliet Merho op 13 januari 1977 de Vandersteen studio. Vandersteen zelf vond die transactie geen probleem. Hij stelde zelfs voor dat Merho de Tits scenario’s nog een tijdlang zou verder zetten. Dat betekende voor Merho dat hij een hels werkritme van drie Kiekeboe-platen en twee Tits-platen per week moest halen. Sindsdien heeft hij de reeks nooit onderbroken.

241

Het personage Kiekeboe bestond reeds sinds 1958 als poppenspelpop in het rondreizende poppentheater ‘Knik en Knok’ van Merho’s broer Walter. Kiekeboe speelde in de voorstellingen de hoofdrol, met als tegenpool de doorslechte Balthazar. Het expressieve gezicht van de poppenspelpop Kiekeboe werd overgenomen in het strippersonage: Kiekeboe heeft grote ogen, een grote snor en een kaal hoofd. In de strip kreeg Kiekeboe een vrouw Charlotte, een zoon Konstantinopel en een dochter Fanny. Merho zegt hierover216: “Een tienerdochter inbrengen die een beetje frivool en sexy is, dat vond je toen in de klassieke Vlaamse strips niet. Toen Hergé en Vandersteen begonnen, was alles dat ook maar in de verte naar erotiek neigde verboden. Dat ik dat wel kan, heeft te maken met het feit dat ik de strip voor Het Laatste Nieuws en de Nieuwe Gazet maakte. Dat was een liberale krantengroep, en die had daar geen problemen mee. Al vrij snel ging Fanny in bikini’s rondlopen of werd er eens een blote borst getoond. Dat zou op dat moment bij De Standaard of de Gazet van Antwerpen nooit mogelijk geweest zijn. Ik moest ook wel weten waar stoppen, hoor. Met Fanny en haar vriendjes bijvoorbeeld. Dat ze met haar vriendjes slaapt, dat durfde ik vroeger niet tekenen. Een kus op de drempel tot daar maar niet verder. Nu teken ik Fanny wel zonder schroom samen met Jens in de slaapkamer, en ik heb nog geen kwade lezersbrief ontvangen. We hebben een enorme weg afgelegd. Ook in onze maatschappij zijn kinderen nu veel meer gewend. Ze weten nu ook sneller o.m. dankzij de TV waar Abraham de mosterd haalt.” In het derde verhaal heeft Fanny verkering met een zwarte man. Kiekeboe staat zeer open ten opzichte van het rassenprobleem vooraleer zijn dochter met een neger komt aanzetten. Een paar jaar later introduceerde hij een homokoppel, later ook Lat relaties en erotische shows in discotheken217. Dit soort zaken konden niet bij Vandersteen. Ook inzake erotiek durft men in Het laatste Nieuws al eens verder gaan. Het interesseerde Vandersteen ook niet en in de Katholieke pers zouden ze ook nooit zo ver durven gaan. Denken we maar aan brieven die men in De Standaard krijgt tegen de Rode Ridder. En denken we maar wat Marc Sleen soms te verduren krijgt. Merho nuanceert wel: “Men moet wel opletten, vooral als er albums komen. In Vlaanderen denkt men nog steeds dat strips voor kinderen zijn”218.

216 WILRI (Wim), “Fanny stond bijna in de playboy”, Merho over de eerste 30 jaar van de familie Kiekeboe, Stripgids, februari 2002, jaargang 1 (2e reeks), nummer 3, pp. 10-18. 217 KEMPENEERS (Michel), Expositie.30 jaar Kiekeboe in het Brusselse Stripmuseum, De Standaard, 30 november 2006 218 DE LAET (Danny), De Vlaamse stripauteurs, Antwerpen, De Dageraad, 1982, p. 135.

242 Merho heeft in elk geval de kenmerken behouden van de ‘Vlaamse School’219. Het is een krantenstrip in zwart wit220, hij verschijnt dagelijks221, hij heeft een familiale kern222, het is een humorstrip223, hij knipoogt op sociaal - politieke en economische toestanden en hij is avontuurlijk. Volledig op de traditionele Vandersteen leest geschoeid, is Kiekeboe een prototype van een Vlaamse krantenstrip: de soepele schematische stijl, familiesituatie, de humor en het avontuur Merho zette het hele opzet echter opnieuw op scherp224. Merho weet dus de zwakke plekken van zijn leermeesters te vermijden, kortom Kiekeboe is een Vlaamse krantenstrip die de veranderde sociale situatie anno 21ste eeuw niet schuwt.

Zoals klassieke striphelden verouderen de ‘Kiekeboes’ niet maar hun omgeving verandert wel. Zo zien we in de jaren ’70 zowel hippies als disco in Kiekeboe, in de jaren ‘80 cd- spelers, draagbare telefoons en zonnebanken, in de nineties rollerblades en gsm’s, en zelfs een plastuit voor Fanny. Ook de morele waarden zijn veranderd. In 1979 had Fanny een zwart vriendje en Het Laatste Nieuws vroeg aan Merho om toch voorzichtig om te springen met dit gegeven. Drie jaar later introduceerde Merho een homokoppel, nadien volgden ook lat-relaties en erotische shows in discotheken225.

219 DE LAET (Danny), De Vlaamse stripauteurs, Antwerpen, De Dageraad, 1982, p. 130. 220 In België is de krantenstrip nu op sterven na dood. Tegenwoordig denken striptekenaars in albums. BISSCHOP (Ilka), Zomerstreken. De kameleon van de Vlaamse strip, De Standaard, 25 juli, 2005. 221 De strip past in de Vlaamse naoorlogse traditie van humoristische familiestrips die tegen een hoog tempo werden gepubliceerd in de krant. De twee dagelijkse stroken zijn typisch Vlaams. KEMPENEERS (Michel), De honderdste Kiekeboe, De Standaard, 21 februari 2004. 222 Merho heeft met opzet een familiale kern gebruikt zoals Vandersteen, Sleen en Nys dit deden. Hij zegt zelf dat hij dit deed omdat er na verloop van tijd mogelijkheden inzitten. Een familie heeft iets gezellig, iets volks. Bovendien hebben we te maken met een normale familie: man, vrouw en twee kinderen. We hebben geen neefjes, oom of tante zoals in Suske en Wiske en Nero. In deze laatste hebben de families een nogal vreemde samenstelling in tegenstelling tot de authentieke familie van Kiekeboe. In dit opzicht is het dus een atypische Vlaamse familiestrip. De personages zijn ook uit het leven gegrepen, iedereen kan er wel iemand in herkennen. De familie behoort tot de doorsnee: niet arm, niet rijk, vader en moeder met twee kinderen (een jongen en een meisje). Ik wil hier ook opmerken dat indien Merho nu zou herbeginnen, hij geen klassiek gezin meer zou gebruiken, maar een nieuw samengesteld gezin. In een van de volgende albums zal Kiekeboes buurman trouwens een echte vechtscheiding meemaken. DE LAET (Danny), De Vlaamse stripauteurs, Antwerpen, De Dageraad, 1982, p. 135.; KEMPENEERS (Michel), Expositie.30 jaar Kiekeboe in het Brusselse Stripmuseum, De Standaard, 30 november 2006; KEMPENEERS (Michel), Merho over 30 jaar Kiekeboe, Het Nieuwsblad, s.d.; www.stripverhalen.net. 223 De meest opvallende vorm zijn de grappige namen en de running gags-de grappen die een heel verhaal of een hele reeks blijven doorlopen. www.stripverhalen.net 224 DEWILDE (D.), Officiële Belgische stripcatalogus, deel I, Gent, Casto,1997, pp. 87 en 88. 225 KEMPENEERS (Michel), Expositie. 30 jaar Kiekeboe in het Brusselse Stripmuseum, De Standaard, 30 november 2006.

243 Merho kan binnen hetzelfde verhaal verschillende vertelniveaus leggen. Grappige dingen vertellen voor volwassenen zonder de leesbaarheid van de kinderen aan te tasten226. Merho heeft steeds met een eenvoudige verhaallijn gewerkt die ook voor kinderen begrijpelijk is. Als die af is voegt hij er dubbele bodems aan toe, die enkel de volwassenen begrijpen227. Hij beschouwt zijn strips als een getekende soap met een hoog realiteitsgehalte. En zoals hij zelf zegt: “Die genres hebben ook een groot, trouw publiek en daar draait het toch om”228.

Hoewel de eerste aflevering van Kiekeboe reeds in 1977 in ‘Het Laatste Nieuws’ verscheen, kwam het eerste album pas uit in december 1978, bijna 2 jaar later. Het streefdoel van ‘Uitgeverij Hoste’ die Het Laatste Nieuws uitgaf, was de albums zo goedkoop mogelijk te produceren. Vandaar de keuze voor zwart-wit, op het moment dat kleur al volop op komst was. Uiteindelijk kwamen er in 1985 toch kleurenalbums en niemand leek te vallen over de prijs. De eerste kleurenoplage was na een maand uitverkocht. Ondertussen bleven de zwart- wit albums liggen in het magazijn. Er werd een compromis gevonden: de productie en verkoop werd overgenomen door uitgeverij De Standaard, terwijl Het Laatste Nieuws de strip bleef voorpubliceren. De Standaard bracht sommige oude nummers opnieuw op de markt. Ze waren vijf jaar lang niet verkrijgbaar geweest. Qua oplage kenden Merho’s albums een gestadige groei.

Hoewel Merho in eigen land een relatief grote bekendheid verkreeg, is hij in het buitenland nooit echt doorgebroken, alle beloften van De Standaard ten spijt. Het probleem op de Franse markt is, dat je af te rekenen hebt met distributeurs als Lombard en Dargaud, die overal hun eigen stripreeksen promoten. In Nederland229 zijn er zware problemen met het distributiesysteem. De strips worden er verdeeld als tijdschriften, niet als boeken. Je treft ze niet aan in grootwarenhuizen zoals in België.

Het Kiekeboe-verhaal ‘Het witte bloed’ werd ooit verfilmd. Eerst wilde Merho, samen met zijn broer, een musical rond Kiekeboe maken. Maar na een gesprek met Ruud de Ridder bleek dat er van het oorspronkelijke verhaal weinig zou overblijven. Er werd dan gekozen voor een

226VAN GOMPEL (Patrick) & HENDRICKX (Ad), Strips, aha: de wereld van het beeldverhaal, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1995, p. 50. 227 www.kiekeboe30.be 228 KEMPENEERS (Michel), Kiekeboe viert vijfentwintigste verjaardag met tentoonstelling, De Standaard, 15 februari 2002. 229 De naam Kiekeboe wordt in Nederland geassocieerd met peuters en die zijn uiteraard ons doelpubliek niet KEMPENEERS (Michel), Dirk Stallaert neemt Kiekeboe over, De standaard, 17 juli 2003.

244 Kiekeboe-film. Producent Herman Verbaet koos ‘Het witte bloed’ als basis voor de film. Merho vond dat het resultaat best meeviel. De overgang van strip naar film is immers - onder meer vanwege de tekstballonnetjes - niet eenvoudig. Het scenario werd strikt gerespecteerd, maar toch waren er een paar problemen. De opnames duurden langer dan voorzien, waardoor de video, die gepland was voor de feestdagen, pas in januari in de winkel lag. Verder was de prijs te hoog om te kunnen concurreren met een Disney video. En alhoewel er veel mediabelangstelling was bij de start van de opnames, werd er bij het verschijnen weinig promotie gemaakt. Deze film was bedoeld als pilootaflevering voor een verdere televisieserie. In 2000 verscheen ‘Misstoestanden’ in de bioscoop, maar ook deze werd geen voltreffer230. Merho zag het aankomen en distantieerde zich van het project. In het album ‘De Simstones’ neemt Merho revanche en zet hij de verantwoordelijken voor het fiasco flink voor schut231.

Er is ooit een seksparodie van Kiekeboe op de markt gekomen. Het heette ‘De poes van Kanny’. Merho reageert: “als ze dat mooi zouden tekenen, zou ik daar totaal geen problemen mee hebben. Zelfs Nys vond de pikante Annemieke en Rozemieke van Jan Bosshaert geslaagd”232.

Merho zoekt zijn inspiratie niet in bestaande stripverhalen. Hij leest weinig strips van anderen, tenzij soms op advies van collega’s. Zijn grote voorbeelden zijn een hele reeks komieken en cabaretiers: in de eerste plaats Laurel & Hardy, verder ook Charlie Chaplin, Harold Lloyd en Toon Hermans. Hierin vond Merho het antwoord op de vragen die hem bezighouden, namelijk “Hoe bouw je een grap op? En hoe plaats je een grap?” Andere inspiratie haalt hij uit verre reizen, in Zoersel233 en in zijn knipselkast234. Merho ziet zichzelf niet als een gepassioneerd tekenaar maar wel als een verhalenverteller, kortom een scenarist die zijn eigen verhalen illustreert.

Merho werkt sinds 1986 niet meer alleen aan de Kiekeboe verhalen. Er zijn in de loop der jaren enkele medewerkers235 geweest die sporadisch hebben meegewerkt. Vaste medewerkers

230 www.kiekeboewebstek.be 231 KEMPENEERS (Michel), Kiekeboe-auteur neemt revanche voor geflopte film, De Standaard, 9 januari 2001. 232 WILRI (Wim), “Fanny stond bijna in de playboy”, Merho over de eerste 30 jaar van de familie Kiekeboe, Stripgids, februari 2002, jaargang 1 (2e reeks), nummer 3, pp. 10-18. 233 DROEVEN (Valerie), Merho. “Hier vind je de grootste collectie wansmaak”, De Standaard, 25 augustus 2004. 234 LESAFFER (Pieter), Merho - Entertainer met de pen, De Standaard, 8 augustus 2006.

245 werden Peter Koeken236 en Dirk Stallaert237. (Deze laatste is de opvolger van Rik Dewulf. 238) Momenteel zijn zijn tekenaars Steve Van Bael en T. Du Caju239. Enkele andere bekende namen die een bijdrage geleverd hebben zijn Erik Meynen voor de decors in ‘Kiekeboe in Carré’ en Claus Scholz (de vaste medewerker van Hec Leemans) die verantwoordelijk is voor de reclamespots in ‘De spray-historie’.

Dat Merho ooit zou samenwerken met een scenarist, acht hij uitgesloten. De dialogen wil hij zelf blijven schrijven. Maar de samenwerking met verschillende tekenaars vindt Merho prima. “Strips maken is teamwork” luidt zijn overtuiging. Over de opvolging van Kiekeboe ligt voorlopig nog niets vast. Merho wil zich zeker niet vastpinnen op een ‘geestelijk testament’ à la Vandersteen. Hij vindt dat te strak: “je moet een strip altijd in zijn maatschappelijke context durven plaatsen en je weet nooit of zo’n onderwerp niet plots heel relevant zou kunnen zijn.”240

2.5.2. Verwijzingen naar religie in de reeks 1. De Wollebollen, 1978 Geen verwijzingen. 2. De duivelse driehoek, 1978 Er staat een woordspeling op het 44e plaatje: “We zouden de volgende week voor 3 weken naar Costa Brava gaan.” “Laat die brave koster er maar buiten…” Ze komen in de hoofdtempel van de Maya-stad onder water. We zien echter niet veel van de tempel want deze is ingericht als bureau. Het interieur leidt er niet toe dat we het zouden herkennen als tempel. 3. De dorpstiran van Boeloe Boeloe, 1979

235 http://www.kiekeboewebstek.be/merho.html 236 Peter Koeken en Merho kenden elkaar van Merho's periode bij Vandersteen. Zij werkten samen aan Tits, de reeks die Peter Koeken later van hem over nam. Vanaf ‘Het witte bloed’ zette Peter Koeken Kiekeboe in inkt. 237 Dirk Stallaert tekende onder meer Nero voor Marc Sleen en bij het stopzetten van de reeks koos hij om Kiekeboe te gaan tekenen, vanaf januari 2003. Hij nam grotendeels het tekenwerk over, waardoor Merho zich meer kon toeleggen op de verhaallijnen. In 2005 volgt Dirk Stallaert, die op dat moment ook al twee nieuwe reeksen gestart is met Urbanus, zijn jeugdsentiment, en hij stapt over naar Suske en Wiske. 238 Rik Dewulf schetste de tekeningen van Merho verder uit. Hij werkte voor het eerst mee sinds ‘Een witte Kerst’. Sinds 1994 en tot januari 2003 schetste hij (bijna) alle Kiekeboe verhalen. 239 GGE/VPB, Striptekenaar Merho geeft de fakkel door, De Standaard, 7 oktober 2005; PENEERS (Michel), Merho over 30 jaar Kiekeboe, De Standaard, 22 november 2006. 240 KEMPENEERS (Michel), Merho over 30 jaar Kiekeboe, De Standaard, 22 november 2006.

246 Een opmerkelijke zin in verband met religie is: “Huwelijk is niet meer van deze tijd.” Hieruit kunnen we opmaken dat het geloof sterk is afgenomen in de jaren ‘70. Dit album is gemaakt in ‘77. 4. De onthoofde sfinx, 1979 De auteur verwijst naar zondag rustdag. Kiekeboe wil een rustdag op zondag maar een dagje naar zee (inclusief file) horen daar duidelijk niet bij. In strook 4 en 22 zien we een kerkje op de achtergrond. Fanny moet thuisblijven en voelt zich als: ‘moeder aan de haard.’ Als onze vrienden aankomen in Cairo zien we een gebouw met twee minaretten. Ik veronderstel dat dit een moskee is, maar zeker ben ik daar niet van. Een deel van het verhaal speelt zich af in Cairo. We zien ook de lokale mensen en die achtergrond. In dit album maken we kennis met de mysterieuze kracht van de piramide. Piramides zijn graven van de Egyptenaren. Deze piramide zou een geneeskrachtige werking hebben. 5. Tegen de sterren op, 1979 We vinden vooral verwijzingen naar ‘sekte’ -als we het zo mogen benoemen. We krijgen er te maken met een orgieter. Zijn verenigingsavonden worden georganiseerd in een verlaten huis buiten de stad. De man draagt een geitenkop met een sik en een zwart gewaad. Hij houdt iedereen in de ban van zijn afpersing en voert allerlei rituelen uit. We zien de man op pagina 12. We zien een kandelaar met drie kaarsen, een soort gieter, een peper- en zoutvat,... op een soort altaar. Hij maakt een magische vloeistof waardoor Satan de volgelingen in bescherming neemt. Deze vloeistof is gemaakt van 10 soeplepels slangenbloed + 100 gram gemalen paddenlevers + krokodillenei + peper, zout en citroen. Vervolgens zal hij de volgende magische formule uitspreken: “Oh Astaroth, Beëlzebub, Lucifer en Schele Vanderlinden, daal neder in deze vloeistof”. Dan zal hij hen met de vloeistof besprenkelen. Als deze ceremonie gedaan is, steekt hij een vlam aan en zal hij vertellen wat de demonen hem langs deze weg vertellen. De aanwezige slang zal de offergaven ophalen. De volgelingen - in werkelijkheid afgeperste restaurantuitbaters - zijn in witte gewaden gehuld. Kiekeboe krijgt een dreigbrief geschreven in spiegelschrift. Zijn zoon leert hem dat in vroegere tijden de zogenaamde duivels in spiegelschrift schreven omdat de duivels alles omgekeerd doen. Als Kiekeboe langsgaat bij een vroegere aanhanger van de orgieter wordt ook duidelijk dat men een straf kreeg als men geen milde gaven offerde aan de orgieter. De sanctie was het horen van een gelach en het breken van de ruiten.

247 Later in het album zien we Fanny zitten in een vreemde houding met de benen achter het hoofd. Ze zit op een doek. Voor haar staat een kaars. Ze noemt dit Yoga. Haar vriend (Wortel) noemt het transcendentale meditatie. Hij staat op zijn hoofd en heeft een Yin en Yan teken op zijn T-shirt. Kiekeboe vindt er helemaal niets aan en gaat zijn broek laten verruimen. Waarop Wortel antwoordt: “Begrijpelijk. Te veel vet eten is slecht voor het hart en de bloedvaten. U bent bezig uw graf te graven met mes en vork.” Als er later in het album een vreemde man met een zak op zijn rug door Kiekeboes tuin loopt zegt Konstantinopel: “Het is misschien Sinterklaas.” Het verhaal eindigt met nog een luguber ritueel van de orgieter. Fanny is vastgebonden aan een paal en er staat reeds een gieter klaar om haar te besprenkelen. Er staan ook twee kaarsen in het doodshoofd. Verder is er ook nog een zwaard om haar te onthoofden. Maar zo ver komt het niet. 6. Kiekeboe in Carré, 1979 Op plaat 41 is een man Playboy aan het lezen. Pieter Curas, die in het album voorkomt, is helderziende en zijn vriend vindt dit bijzonder handig, daar hij steeds de examenvragen op voorhand kent en alles terugvindt. Mata Hari is de schrijver van het boek op p. 22. 7. De schat van Mata Hari, 1979 Dit album is het vervolg van Kiekeboe in Carré. Kiekeboe zegt: “Oostenrijk is toch ook mooi, met zijn Boeddhistische tempels.” Waarop Konstantinopel antwoordt: “Aardrijkskunde is nooit zijn sterkste kant geweest.” We zien op plaat 19 een aalmoezenier. Hij is helemaal in het zwart met een zwarte hoed. Hij heeft een bijbel in de hand. Hij gaat naar de gevangenen die naar hem hadden gevraagd. “En kinderen, hebben jullie mijn geestelijke bijstand nodig?” “Uw bijstand niet zo zeer eerwaarde, …eerder uw soutane.” Even later zien we de twee gevangenen vermomd tot nonnen: “Ik ben Soer Marie Trompette de l’harmonie Céleste. En dat is Soer Célestine de l’aspirine. Wij gaan op bedevaart naar Lourdes.” “ Dat is al de 2e maal dat we geholpen worden door een religieuze vermomming.” Op plaatje 19 zien we op de achtergrond een kerk. Even later komen we op een plaats met menhirs: “Ze stammen uit een stenen tijdperk en moeten een soort heiligdom geweest zijn.” We krijgen dan ook nog een moraal in het verhaal. Fanny zegt namelijk het volgende: “Het is niet steeds heilzaam om naar je vader te luisteren.”. Dit heeft waarschijnlijk niet de bedoeling om de kinderen aan te zetten niet meer naar hun vader te luisteren. Op het einde van het

248 verhaal zal men de schat verkopen om met de opbrengst een tehuis voor buikdanseressen op te richten. Als dit geen nobel doel is. 8. De Haar-Tisten, 1980 De auteur maakt een allusie op een sekte. Hij gaat dit vermengen in het verhaal. Als drie mannen bij de familie Kiekeboe aankloppen is de eerste reactie van Charlotte: “Driekoningen is toch al lang voorbij.” De mannen zijn echter geen driekoningen, maar het zijn volgelingen van leider Jansens. Ze behoren dus tot de Haar-Tisten. Zelf stellen ze zich voor als de Haar- Tisten en vragen of Charlotte hen niet wil vergezellen: “Komt U niet happy leven in onze commune? Zo zult U ook de kracht van het haar ontdekken.” Het zijn mannen met lang haar en een rood kleed. Aan hun hals hangt een kam en een borstel. Kiekeboe wordt ondertussen gevangen gehouden door deze mannen en hij wil duidelijk niet meewerken aan hun project: “En voor paljas spelen zeker, ik denk er niet aan”. Men ziet in het album dat men gelooft dat er in sektes hersenspoeling wordt toegepast. Wie niet op vrijwillige basis wil meewerken wordt aan een apparaat geschakeld dat u automatisch van idee doet veranderen. Als de familie in gevangenschap wordt gehouden had Jansens hen opgedragen om te mediteren. We zien het bureau van Jansens op pagina 36, het is rijkelijk versierd met een wandtapijt en een haard, … Opmerkelijk is wel dat we boven de haard een Mariabeeldje zien. Als Jansens uit de ballonmand valt is Kiekeboe niet harteloos en zegt hij: “In feite ben ik veel te goed maar je moet de vijand de hand reiken.” Pas op het einde van het verhaal zien we dat de echte leider van de sekte wordt gearresteerd en dat de Haar-Tisten de infrastructuur hadden gebruikt als masker voor de buitenwereld om haargroeimiddelen te verkopen. De echte leider vertelt dan ook: “Samen met mijn volgelingen leefde ik heel tevreden op mijn macrobiotische boerderij, tot die haargroeimaniak mij overviel en me hier opsloot.” Konstantinopel zegt ook eens: “Als je van de duivel spreekt.” Ook hier zien we geen verwijzing naar de echte duivel. 9. De zwarte Zonnekoning, 1980 Men zou de indruk krijgen dat men hier lacht met ‘Afrikaanse Godsdiensten’. We zien de dorpstovenaar met een masker op en een rokje aan. Hij heeft een vreemd voorwerp vast en hij voert de regendans uit voor de toeristen. Hij maakt zichzelf de bedenking: “Toch maar een dom vak…dorpstovenaar. Wachten tot het regent en dan wat staan rocken. Even verder noemt hij dit: ‘folklore waar niet langer tijd voor is’. Even later zegt Moabe: “Je lijkt wel een kerstboom” als hij de man met de vele decoraties ziet. Charlotte helpt het oude vrouwtje dat aan de deur komt.

249 Balthazar wordt even later vermomd tot kardinaal Richelieu. Voor de gelegenheid heet hij kardinaal Balthalieu. Hij draagt een rood kleed en een hoedje. Men heeft het ook over de duivel, schijnheilige, … 10. De doedelzak van Mac Reel, 1980 We zien er Porridge Castle en volgens het bijgeloof zou het er spoken. Triangl heeft het over het feit dat men geen respect meer heeft voor oudere mensen. Met zijn achtergrond komt dit wel niet erg overtuigend over. Er is ook een man die een telefoontje pleegt om zijn geweten te sussen. Fanny heeft het ook over de ‘duivelse plannen’ van Triangl. 11. Spoken in huis, 1981 We merken uiteraard vele verwijzingen naar spoken. In ruil voor de vrijlating van Kiekeboe en Van Der Neffe krijgen beide boefspoken een opleiding van Balthazar tot 20e eeuwse boef: “Voeth - bank… dat de paters van Keutelgem hun geld daar hebben... paters hebben die dan geld? Die van Keutelgem wel, dat is een bedelorde, en er komt nog bij dat ze heerlijk bier brouwen. De dubbele bruine van Keutelgem is een streling voor het gehemelte.” We zien de pater afgebeeld met een pint bier in de handen. Hij is bijna kaal en draagt een typisch bruine pij met een koord om het middel. Op plaat 71 zien we de abdij van Ceutelheim. Volgens Balthazar maken ze er ook lekkere kaas maar de boeven zijn eerder uit op de schat die er te vinden zou zijn. Als ze er aankomen zitten alle paters in de kerk. We zien ze allen op een rij zitten en liederen zingen (plaat 72).

Ze zien de spoken binnenkomen met de volgende reactie: “Het is een geest! Vader abt heeft gelijk! Een verschijning! Eindelijk worden we verhoord! Zou het door het bier komen? Door die verschijning kunnen we van onze abdij een bedevaartsoord maken. En dan plaatsen we extra offerblokken!” Op plaat 79 zien we al de rijkdom van de abdij: een beker voor de wijn, schilderijen, …Even later vluchten de spoken en komen dronken pater Delirium tegen. Hij zegt: ‘dat hij steeds in

250 de zevende hemel is, ze zeggen dat je door te drinken je leven met de helft verkort maar je ziet dubbel zoveel’. 12. De trawanten van Spih, 1981 Geen verwijzingen. 13. Kies Kiekeboe, 1981 Men heeft het over de heilige plicht om orde op zaken te stellen. Ook Sinterklaas en de toverheks worden vernoemd, maar ik vond geen echte verwijzingen naar religie. 14. Een zakje Chips, 1982 We zien weinig verwijzingen. We spreken over een duivels plan, er staat op plaat 36 een kerk op de achtergrond en Charlotte zegt ‘Hemel’ als ze haar bedenkt dat ze haar echtgenoot vergeet. 15. Mysterie op Spell-Deprik, 1981 Geen verwijzingen. 16. Meesterwerken bij de vleet, 1982 In dit album hebben we enkel onrechtstreekse verwijzingen. Kiekeboe had in zijn tijd nog respect voor zijn ouders (zo beweert hij toch). Even later in het album zal Moemoe trouwen… in het wit. Samenwonen is volgens haar niets voor haar generatie. 17. Fanny Girl, 1982 Er is in dit album enkel iemand die zegt: “De duivel hale je!”. 18. Bing Bong, 1982 Men maakt een grapje over de huwbare leeftijd. Konstantinopel zegt: “Ik heb nu al dikwijls zin om te huwen” waarop zijn vader antwoordt: “Daar ben je nog veel te jong voor”. “En wanneer ben ik dan oud genoeg?” “Als je geen zin meer zult hebben”. Even later heeft men het nogmaals over trouwen wanneer Madelon zegt dat haar vriendje reeds na de eerste afspraak wil trouwen. Fanny lacht dit weg: “Begrijpelijk? Hij kent je nog maar PAS!” Als men ‘Bing Bong’ hoort is het eerste idee dat er een klok uit de toren viel. Even later zien we dat de grote aap op de kerktoren zit. 19. Geeeeef acht! ,1983 Men heeft het dikwijls over Allah. Op pagina 9 gaat het over de Ayatollah. In Thiran staat Allah aan onze kant, dan weer is Allah geprezen, vervolgens laat hij hen in de steek, en later staat hij weer aan hun kant. Het zijn mannen volledig in het zwart gekleed en met een witte baard. Er lopen ook mensen rond met een hoofddoek. De man die een wapen aan het maken was noemt Kiekeboe vervolgens een vredesapostel.

251 20. De Ka-Fhaar, 1983 Men heeft het wel eens over Sinterklaas en ‘De duivel speelt ermee’. Maar eigenlijke verwijzingen naar geloof vinden we niet. Sarbimko was eigenlijk Kamiel Broos. Hij had twee persoonlijkheden: in de eerste plaats was hij een dief maar in de tweede plaats kon hij geen dief zijn. Misschien zien we hier de verpersoonlijking van het goede en het kwade, al is dit zeer ver gezocht. Het album eindigt met een woordspelletje: “De pater was in de achtste hemel, want hij las in zijn tweetje in zijn brevijf.” 21. De pili-pili pillen, 1983 In dit album vinden we enkele sporadische verwijzingen. Men hecht geen geloof aan medicijnen. Hij noemt de dokters charlatans en kwakzalvers op pag 24. Op pag. 32 gelooft hij in de homeopathie want Dr. Cunne experimenteert met kruiden in zijn vrije tijd. In het nudistenkamp worden alle geslachtsdelen bedekt met bladeren zoals we zien op schilderijen van Adam en Eva. 22. De omgekeerde piramide, 1983 In dit album hebben we te maken met een sekte, met name ‘de democraten’. De onderzoekers van de omgekeerde piramide zeggen reeds bij het eerste bezoek: ‘Net of we ons in een of ander heiligdom bevinden.’ In deze piramide vonden ze ook een beeldje met een amulet aan een ketting. Fanny gelooft even verder in het album in de heilzame gevolgen van piramide-energie op lichaam en geest. Maar Kiekeboe gelooft die (volgens hem) onzin niet. Even later zal hij echter toch naar de piramide sluipen omdat hij niet goed kan slapen. Er heerst dus enige twijfel over de waarheid van de heilzame gevolgen. In een kist vindt men allerlei materialen zoals een doodshoofd, kaarsen, … en Miel Jeu beweert: ‘het lijken wel voorwerpen van een occult ritueel’. Even verder zien we de geheime sekte van duivelaanbidders. Het zijn rijke excentrieke Amerikaanse zakenlui, onder de leiding van opperheks Ella Stick. Iedereen draagt een zwart kleed en ze verzamelen rond een soort4 altaar. Dan verschijnt een man die de leidster van de groep tegenspreekt. Ze zegt: “Een niet ingewijde op deze bijeenkomst. Dat is duivelschennis, …Ik, de uitverkorene van de duivel, zal de krachten uit de onderwereld oproepen! Satan zal uit de hel tot ons komen.” 23. De snor van Kiekeboe, 1984 Op de voorpagina zien we een Antwerps decor met daarop een Mariabeeldje en een kerk. Ook later in het verhaal zien we Mariabeeldjes opduiken.

252 Later in het verhaal krijgen we ook nog onrechtstreekse verwijzingen naar een onchristelijk uur (zeer vroeg ’s morgens), een Antwerpse bedevaart (elfkroegentocht) en een geschenk van de goden (men wil met de kidnapping van Kiekeboes kinderen gebruiken om Kiekeboe te chanteren). 24. De anonieme smulpapen, 1984 Geen verwijzingen. 25. Het plan SStoeffer, 1984 We bevinden ons in Papagaya - een Zuid Amerikaanse staat - en we zien op de achtergrond van plaat 10 vermoedelijk een orthodoxe kerk. We komen ook nog andere verwijzingen tegen: duivels plan, Mata Hari op plaat 23, Fanny laat subtiel weten dat ze geen maagd meer is, het ligt niet in de aard van de helpers van Sstoeffer om aan liefdadigheid te doen. Fanny laat ook weten dat het niet hoort om een eerbaar meisje in haar badkamer te belagen, in ‘s hemelsnaam, de man die geen geweten heeft zal het geweten uitlenen van Sstoeffer omdat hij het toch niet gebruikt. 26. Album 26, 1984 Het is een speciaal album en er wordt een beetje gespeeld met de medium strip. Goegebuer wijst erop dat drie koningen op 6 januari op pad gaan en dat dit niet kan gebeuren als het buiten snikheet is. Daar moet iets aan gedaan worden en Kiekeboe gaat op zoek naar de kinderen die inderdaad verkleed zijn als drie koningen. Ze hebben al allerlei snoep verzameld. Fanny eist ook haar eigen naaktscène op in elk verhaal. Kiekeboe wijst erop dat indien de orthodoxe feministen zouden merken dat zijn vrouw het verstelwerk doet, het hek van de dam zou zijn. Kwestie van het klassieke rollenpatroon niet te bevestigen laat Charlotte hem zelf het verstelwerk doen. Merho heeft al een wachtlijst van bekenden die willen meespelen in de strip en één van hen is de paus. Merho tekende ook geen klassieke neger met dikke lippen enz. daar hij anders zou uitgescholden worden voor racist. Maar of hij nu blank of zwart is, hij is gewelddadig. Kiekeboe zegt echter dat geweld enkel in videoclips is toegelaten. 27. De getatoeëerde mossel, 1985 Reeds in de eerste pagina’s merken we dat de sekte van Mister Sun een belangrijke rol zal spelen. We zien de volgelingen musiceren in kleurrijke kledij. Kiekeboe zegt: “Zeker volgelingen van Mister Sun. Die sekte breidt zich uit als een olievlek.”

253

Eén week nadat Charlotte en Goeghebuer spoorloos verdwenen zijn krijgt de familie Kiekeboe een kaartje uit Cambodja met de volgende tekst: “Ik ben ingetreden in de Sun sekte. Ik verblijf in de hoofdtempel in Angkor. Probeer me niet terug te halen. Hier heb ik het ware geluk gevonden.” De reactie van Sapperdeboere zegt ons misschien ook iets over de visie op sekten: “Wat kunnen we hun ten laste leggen? Dat ze leden werven en dat sommigen van hen naar de hoofdtempel van Angor (later zien we dat dit de Sam-poetempel is) gaan?” Kiekeboe gaat zelf op onderzoek uit. Een man in kleurrijke gewaden doet open en zegt: “Broeder, bent u op zoek naar de zon?” ,“Kalm broeder, uw tred verraadt onrust.” We zien ook nog andere volgelingen die in kleermakerszit op de grond zitten. De broeder schenkt Kiekeboe iets in om te drinken. Daarna wordt Kiekeboe ontvangen door leider Lapzwans. De man stelt Kiekeboe voor om ook toe te treden maar Kiekeboe denkt daar anders over: “En dan als een kanarievogel in zo’n gele jurk rondhuppelen, ben je gek?” Dan wordt hij aan de deur gezet. Hij stoot op een man die een comité heeft opgericht voor familieleden van mensen die in de sekte zijn toegetreden. Hij vertelt: “De leden krijgen een soort hersenspoeling en zij moeten zo veel mogelijk geld voor de sekte bijeen brengen. Computerfraude is een geschikt middel,…” “Waarom treedt de politie dan niet op?” “De kans dat de fraude ontdekt wordt is klein en er bestaat geen internationale wetgeving om ze te bestraffen.” Hij toont ook een foto van de leider van de sekte.

254 Kiekeboe gaat op onderzoek in de tempel. We zien de leider die de aanhang toespreekt, de slaapzaal van de leden (alles behalve luxueus) en het optrekje van Mister Sun dat al heel wat luxueuzer is. Sekten staan dus duidelijk niet meteen in een positief daglicht. 28. Over koetjes en kalfjes, 1985 In dit album vinden we enkel enkele losse verwijzingen zonder enige samenhang. Op pagina 8 hebben we een kerkje op de achtergrond. Op pagina 15 vermeldt men de Mormonen. Op de affiche op pagina 20 maakt men reclame voor het optreden: ‘Ave Maria’. Op pagina 32 sterft een varken en houden we een minuut stilte bij de kist. We zien twee mannen in het zwart voorbijkomen met een draagberrie en daarop een kist met een rood doek en bloemen. De bedrijfspsycholoog gelooft in reïncarnatie. Als men op pagina 35 de dood van Kiekeboe verneemt kleedt iedereen zich in het zwart. Van der Neffe zou zich blijkbaar wel laten cremeren want hij zegt: ‘het spaart wel kosten uit voor de crematie’ (men heeft het lijk van Kiekeboe niet gevonden). Men zegt ook innige deelneming aan de echtgenote (in dit geval Charlotte). Men zal ook naar mevrouw Stokvis een overlijdensbericht sturen. Als blijkt dat Kiekeboe helemaal niet dood is, krijgt hij op het einde wel de bloemenkrans die voor zijn graf bestemd was. 29. De zoete regen, 1985 Geen verwijzingen. 30. Het lot van Charlotte, 1985 Geen verwijzingen. Men twijfelt wel aan het huwelijk. 31. Klavertje vier, 1986 We zouden veronderstellen dat dit album over bijgeloof handelt omdat de titel een klavertje vier is maar het album bestaat uit 4 verhalen. In het vierde verhaal vinden we verwijzingen naar geloof omdat het zich op het kerkhof afspeelt. We zien er de graven met de kruisjes. Even later in het verhaal zien we een hardrijder. Het speciale hieraan is dat hij met een doodswagen rijdt. We zien de kransen, de vier pluimen op het dak, ‘rust in vrede’, …De man roept verder nog: ‘nagel van mijn doodskist’. 32. Het edelweissmotief, 1986 De personages bewegen zich in Kofhidras. Deze plaats heeft een decor met minaretten (o.a. op pagina 23 en 24). We merken ook aan de naam van de adviseur dat ze in de islam geloven, de man heet Mohammed-Allah-Kart. De lokale bevolking draagt hier een hoofddoek. Andere zaken die ik vond: je bent een engel en harembewaker.

255 33. De een zijn dood, 1986 Men lacht met de begrafenisondernemers die het verdriet van nabestaanden gaan commercialiseren. We hebben twee bedrijven namelijk Zerckmans (een familiebedrijf) en Postuum (een commercieel bedrijf). Alle namen in het boek verwijzen naar begrafenissen. We hebben Zerckmans, Posthum, … Op de eerste pagina zien we een doodsbrief. Hierop worden alle hoofdrolspelers aan de lezers voorgesteld. Op pagina 6 zien we de dodenwagen aankomen met twee personen erin. De lijkwagen wordt voorgesteld zoals die er echt uitziet, namelijk een lange auto met vier pluimen op het dak. De mannen die erin zitten zijn volledig in het zwart en dragen een hoed. Dan komen we binnen in hun winkel en zien we op de achtergrond de doodskisten staan. Men verlaat de winkel met een ongewone snelheid voor een begrafeniswagen en als men aankomt bij de overledene gaat men direct over tot het kisten. We zien het lijk liggen in een paarse kamer op een tafel bedekt met een paars doek. Daar staat een kist met de overledene. Naast hem staan twee grote kaarsen op grote sokkels. Later komen we in Eunuchië terecht. Daar zijn baarden verboden, en Charlotte reageert hierop: “Dan kan Sinterklaas hier niets komen doen”. De man die bij haar is zegt na zijn val: “Is er dan toch leven na de dood.”. Hiermee wil de auteur misschien insinueren dat er twijfel mogelijk is over het al dan niet bestaan van leven na de dood. De man zegt nadien nog: “Gewetensbezwaren kennen jullie zeker niet?” 34. De zaak Luc Raak, 1986 Reeds op de eerste pagina zien we een heiligenbeeld van Sint-Ezijzer. Het beeld zal doorheen het verhaal een belangrijke rol spelen. Het heeft een aureool zoals elk heiligenbeeld en de heilige heeft een boek in de hand, waarschijnlijk de bijbel. Eerst veronderstelde men dat het beeld een soort talisman was van Marjop, maar het bleek dat de aureool een belangrijk stukje film van Laurel en Hardy bevatte. Later in het verhaal viel het beeld naar beneden en Kiekeboe zegt hierop: “Neen, het was een heilige, die uit de hemel donderde, mevrouwtje”. 35. Kiekeboeket, 1987 Geen verwijzingen. 36. Het witte bloed, 1987 Reeds op de voorpagina zien we de volle maan en fladderende vleermuizen. Hier weet de lezer dat er iets onheilspellend zal gebeuren. Het blijkt een verhaal te zijn dat over vampiers gaat. De opa van Fanny’s nieuwe vriendje is een vampier en zegt: “En morgen wil ik bloed zien, nagel van mijn doodskist.” Als Fanny ontdekt dat ze in doodskisten slapen en opa tanden

256 heeft zoals die van een vampier, gaat ze naar de bibliotheek om meer te weten te komen over vampiers. Ze vindt er het volgende: “vampiers Vleermuizen uit Midden -en Zuid-Amerika. Met hun messcherp gebit maken ze wonden in de huid van vogels en zoogdieren en zelfs van mensen. Zij voeden zich met het daaruit opgelikte bloed. In het volksgeloof, vooral bij Slavische volkeren, een dode, die ’s nachts zijn graf verlaat om zich te voeden met het bloed van een levende. Het slachtoffer wordt zelf een vampier. De beroemdste vampier is Dracula. Een vampier slaat op de vlucht voor look en kruisbeelden. Men kan hem vernietigen door een houten pin in zijn hart te steken. Ook daglicht kan hij niet verdragen. Dit is natuurlijk allemaal legende.” Een legende, ik weet wel beter! …Daarom was hij niet op onze afspraak. Later in het verhaal komen we in contact met Zuster Bloedwijn. Ze is een ‘volslanke’ verpleegster waarmee men beter niet lacht. De kinderen van Van Der Neffe zeggen: “Ik ga aan de pil”. Daarop schrikt de vader. “Ik heb al twee babypoppen en dat is meer dan genoeg.” Op het einde van het verhaal is Charlotte nog een engel. We besluiten het verhaal met twee vampiers en een vleermuis. 37. Jeanne Darm, 1987 Konstantinopel beweert dat hij helderziende is geworden, maar dit kunnen we geen religieuze verwijzing noemen. 38. Prettige feestdagen, 1987 De lezer krijgt enkele stereotiepen voorgeschoteld van dingen die men zou moeten doen op Kerstmis. Op Kerstmis zal Fanny kalkoen klaarmaken. Of men gaat naar het restaurant. We zien het beeld van een witte kerst, … In dit album spot men eigenlijk met de commercialisering van Kerstmis en (in uitbreiding) met feestdagen. Kiekeboe zegt: “Sinterklaas komt tegenwoordig in september, zodat in oktober plaats vrij is voor Kerstartikelen. Want in november moeten er paaseieren liggen.” We zien ook kerstbomen en kerstmannen opduiken in de kantoren en op de gebouwen. De baas van Djingelbell wil duidelijk munt slaan uit Kerstmis en ieder jaar iets nieuw brengen. Hij zegt namelijk: “de financiële strop die je mij vorig jaar bezorgde ben ik nog niet vergeten”. De man op kantoor heet Meneer Djingelbell. Een van de assistenten heet Mary Christmas en de vervangstripteuse heet Beth Lehem. Dit zijn duidelijke verwijzingen naar Kerstmis. De bedriegers verkleden zich in kerstman (een kerstpak en een kerstmuts) en Sinterklaas (met de mijter en de staf). Ze beginnen echter te vechten en Kiekeboe komt naar beneden: “In mijn huis wordt niet gevochten! ! Dat noemt zich een kindervriend! ! Jullie zouden het goede

257 voorbeeld moeten geven!” Ook buiten geven ze de strijd niet op. Ze herbeginnen het gevecht. ‘Dat wordt stille nacht, heilige nacht voor de Kerstman!’ De auteur zal het hier ook als mop opvatten in een gesprek tussen twee kalkoenen: “Wat doe jij met kerstmis? Ik heb een goed gevuld programma.” Het komt later in het album nogmaals tot een gevecht en iemand zegt: “Vanwaar opeens zoveel geweld? En dit in de tijd van “vrede op aarde”, waarop de kerstman antwoordt ‘maar wij zijn niet van goede wil’. 39. De fez van Fes, 1988 Dit verhaal speelt zich voor een groot deel af in Marokko en we vinden dus veel verwijzingen naar Marokko. Toch is er maar één man (plaatje 66) die iets over Allah vertelt: ‘Allah is met ons’. 40. Villa Delfia, 1988 Enkel een kleine verwijzing naar de duivel. Fanny zegt: “En of de duivel ermee speelde, altijd aan de tafel die voor u gereserveerd was!” 41. De bende van Moemoe, 1988 Moemoe zegt op een bepaald ogenblik: “Je mag niets nemen dat je niet toebehoort”. Maar ondertussen steelt ze zelf wel bontjassen. 42. De spray-historie, 1988 Geen verwijzingen. 43. De spookfirma, 1989 We zien de kist die op een blauwpaars deken staat. Voor de kist zien we twee kaarsen staan. De geest van de man die gestorven is heeft - voor hij het aards tranendal definitief verlaat - nog een appeltje te schillen met de nabestaanden. Later in het album probeert de familie Kiekeboe te ontsnappen uit het spookhuis en komen ze terecht op een oud kerkhof. Het wordt wel voorgesteld als een plek waar je liever na 12 uur niet meer rondloopt want dan verschijnen er zombies, levende lijken, vampiers, … Dan volgt er nog een tweede verhaal: ‘Arsene Lupin en de stradivarius’. In dit verhaal zegt Fanny: “Onder het bed van een vreemde man voelt een eerbaar meisje zoals ik zich niet op haar gemak”. 44. Hotel O, 1989 Geen verwijzingen 45. Een koud kunstje, 1989 Napoleon komt opnieuw tot leven. Tot zijn grote verbazing is er al heel wat veranderd. Hij ontdekt het bestaan van fundamentalisten. Napoleon sterft echter door te grote emoties. Het

258 verhaal eindigt dan ook met de begrafenis van de man (ook nu nog kunnen we niet eeuwig leven, en is dit wel wenselijk). We zien op de begraafplaats de verschillende zerken en de mensen die afscheid nemen van de man. Verder zien we ook dat de kist door de begrafenisondernemers in het graf wordt neergelaten. Er ligt ook een rond bloemstuk op. 46. Konstantinopel in Istanboel, 1990 Reeds op de voorpagina zien we minaretten verschijnen. Het verhaal speelt zich gedeeltelijk af in Istanbul en we vinden er verwijzingen naar moskeeën en minaretten. In plaatje 41-42 heeft de familie Kiekeboe het erover: “Ik zie scheel van al die moskeeën met hun minaressen. Minaretten zal je bedoelen. En wat een vervelende gewoonte dat je telkens je schoenen moet uitdoen voor je een moskee betreedt. Een stalletje met Zac spullen! En dat in een moskee!” Op het bewuste tapijt stond het motief dat boven de ingang van het klooster staat. De vrouw die het tapijt maakte wijst hun de weg naar het klooster maar ‘Als men in het dorp ontdekt dat ik vreemdelingen de weg naar het klooster wijs, dan zwaait er wat! Is het klooster dan zo bijzonder? In vroegere tijden vluchtten de Christenen naar deze afgelegen streek (Capadocië). In de rotsen konden ze zich schuilhouden. In de zachte steen werden kerken, kloosters en woningen uitgehakt. Sommige zijn zelfs nu nog bewoond.’ We komen in de kapel terecht en we zien op de wanden nog de restanten van de muurschilderingen. We zien nog de hoofden met de aureolen erboven. 47. De taart, 1990 Het heeft niet echt met geloof te maken maar met belangrijke gebeurtenissen in een (religieus) leven. Kiekeboe koopt een mooie ring (verwerkt in een taart) voor zijn vrouw, men maakt trouwfoto’s, … Moemoe gaat naar de begrafenis en in de doodsbrief stond: ‘bloemen noch kransen’ en daarom besloot ze maar om een mand fruit mee te nemen. Anders vinden we nog enkele onsamenhangende verwijzingen: ‘mijn hemel’, ‘goede genade’, … 48. Black-out, 1990 Op televisie zien we op pagina 6 twee mannen die een kist dragen. Fanny zit te treuren om haar idool. (Romeo Alfa). Later in het verhaal komen we in het klokkenhuis. Als men er een schietpartij begint zegt Booby Trap: “Dit lijkt wel een beiaardconcert.” 49. De Medusa-stichting, 1991 In de ruïnes van het Saind-Pied-de Cochon klooster heeft de Meduzastichting een tweede basis. Later in het verhaal krijgen we echter een interessanter fenomeen. We treffen Fanny

259 aan in het klooster en er wordt een ‘afscheidsritueel’ uitgevoerd. We zien de groendampende potten, de doodshoofden, de tamtams, dan komt er een zwarte man binnen die een masker opzet en muziek maakt. Het hele feest wordt aangevuld met een dansende vrouw met een slang om haar hals. Ze draagt een kort rokje en heeft een soort mijter op het hoofd. De man met het masker is de dorpstovenaar en stamgenoot van Bibi Pralin Gaga. Bij de bevrijding van Fanny komt men ook langs de catacomben van het klooster. 50. Afgelast wegens ziekte, 1991 Dit is een speciaal album. Het is het 50ste album en Kiekeboe speelt eigenlijk niet echt mee daar hij in het begin van het verhaal ontdekte dat hij een dodelijke ziekte heeft. De cafébaas wil dan ook onmiddellijk een afspraak maken met de stervensbegeleider Odulf Verdoodt. Daar wordt echter mee gelachen. Odulf Verdoodt is een drukbezet man en daardoor is het mogelijk dat men reeds dood is op het moment dat hij vrij is. Verdoodt zal Kiekeboe opbellen voor een rondleiding bij de firma Exit, de beste begrafenisondernemer uit de buurt. De dame die aankomt is helemaal in het zwart gekleed. De hele zaak is commercieel uitgebuit. Men kan de begrafenis nog regelen vooraleer men dood is. Tijdens de rondleiding zien we kisten met bloemen op een paars doek. Kiekeboe mag de kist gerust even proberen. Misschien had hij liever een crematie als milieuvriendelijke en unieke ervaring. Men vervuilt de bodem niet en de plaats die wordt uitgespaard, kan een plaats zijn voor een parkeerterrein. Er is ook een uitzonderlijk aanbod: ‘Crematie op proef. Niet tevreden as terug!’. We zien de urnen en een kruisbeeld. Actieve doden kunnen ook in een zandloper terechtkomen. Ze hebben ook voorgedrukte rouwkaarten. Ze vragen wanneer men van plan is te sterven, kwestie van een timing te kunnen opmaken. Ze vragen wel een serieus commissieloon. Als Kiekeboe het contract tekent denkt hij dat zijn doodvonnis aan het tekenen is. Kiekeboe droomt van zijn eigen begrafenis en we zien de lijkwagen uitrijden.

260

Er zijn vele kennissen van vroeger en ook de collega-stripfiguren zijn aanwezig. Goeghebuer wil nog enkele woordjes zeggen op het kerkhof: ‘tot stof zal hij wederkeren’. Als hij dit allemaal in zijn droom heeft gezien wil hij bij nader inzien niet meer gecremeerd worden en hij gaat in het holst van de nacht naar Verdoodt. Als hij na een paar dagen nogmaals langsgaat, is Verdoodt zeer onvriendelijk en hij wil dat Kiekeboe minder egoïstisch is. Zijn wachtzaal zit vol met stervenden. Fanny komt ook doodleuk vertellen dat ze ’s morgens in het huwelijk is getreden. Konstantinopel was de bruidsjonker. Bil en Jet waren de getuigen. Na het stadhuis zijn ze onmiddellijk naar een hamburgertent gegaan en er is nog fondue voor de naaste familie. Op deze manier bespaart Fanny de kosten van een nieuwe jurk voor Charlotte. Op het schilderij bij Van der Neffes staat een kerk. Een fan van Fanny ging op zoek naar een relikwie van haar in de vuilnisemmer. 51. Met de Franse slag, 1991 Of het de bedoeling is, weet ik niet maar op de eerste pagina ligt Fanny in kruishouding op een stuk hout dat op de rivier drijft. Het lijkt wel Jezus die aan het kruis is genageld. Als de familie Kiekeboe verhuist om te ontstressen, is Charlotte niet zo enthousiast. De oude man praat over het dorp dat een spookdorp is en op een gegeven moment behekst is. Even later zegt men: “Het is nummer 12” waarop iemand antwoordt: “Het valt nog mee dat het niet nummer 13 is want dat brengt ongeluk.” Als de muggen later in het verhaal vervelend doen, zegt Kiekeboe: “Allemaal de schuld van Noah. Waarom moest hij zo nodig twee muggen meenemen in zijn ark? !” 52. De wraak van Dédé, 1991 Onrechtstreeks hebben we volgende zaken in verband met religie: ‘ga vragen aan Abraham waar hij de mosterd haalt’ en ‘geen geweld bij een minderjarige’. 53. De roze Rolls, 1992 Geen verwijzingen.

261 54. Gedonder om de bliksem, 1992 ‘Mijn innige deelneming, Uw broer is vermoord’. Dit zegt Sapperdeboere als hij aan de persoon moet zeggen dat zijn broer gestorven is. Even later in het album lopen we rond op een kerkhof in Portugal. Velen zijn er gecremeerd maar anders zien we niets speciaal. 55. Schiet niet op de pianist, 1992 Op pagina 35 zien we een kapelletje maar indien Kiekeboe dit niet had gezegd, zou men kunnen denken dat het een gewoon huis is. Later komt Kiekeboe in een vliegend luchtkasteel terecht en zijn tegenstrever zegt: “Ik sla je de hemel in! Je zit trouwens al in de goede richting.” 56. Het Stokvis-incident, 1993 Geen verwijzingen. 57. Zeg het met bloemen, 1993 Geen verwijzingen 58. Haaiman, 1993 Op de achtergrond van plaat 10 en 15 zien we een kerk of een kathedraal afgebeeld. Belangrijker is echter het teken van The Holy Hamburger Movement. De familie Kiekeboe gaat er binnen en ze krijgen een hamburger, ketchup en wierook in de handen. Als ze in de grote zaal komen zien we een koor, een predikant en een grote massa mensen. De predikant zegt: “Welkom broeders en zusters. En ook de broeders en zusters in de huiskamer. Laat de geest van de hamburger over u neerdalen, zodat u bevrijd wordt van uw zonden.”. Charlotte maakt dan de volgende opmerking: “ We zijn in één of andere halfgare religieuze sekte terechtgekomen. Die vind je wel meer in Amerika.” De predikant gaat verder met zijn verhaal: “Een paar maanden geleden reed ik bij toeval langs de tempel van The Holy Hamburger Movement. Ik had honger en door de geur van hamburgers ging ik naar binnen. Later heb ik begrepen dat mijn lichamelijke honger…symbool stond voor mijn geestelijke honger die hier gestild zou worden. Na de eerste hap van mijn hamburger was het of de bliksem bij me insloeg. Want toen zag ik zuster Lara. En door haar te aanschouwen, drong het licht tot me door. In die dagen wist ik nog niet dat zuster Lara, Lara Steam, de dochter van een eerbiedwaardige dokter was. En zij heeft mij de diepere zin van de hamburgerspiritualiteit doen inzien! Ze las me voor uit het boek dat haar vader schreef: ‘op weg naar de eeuwige hamburger’ dankzij haar heb ik de juiste weg gevonden. HALLELUJA! Tot slot van deze bijeenkomst zal ik uw hamburger zegenen. U krijgt de kans om met milde hand uw offergaven te storten, uw bijdragen zullen volledig besteed worden aan de bouw van een nog grotere

262 tempel, The Drive-in Hamburger church of the eternal belief. Voor de broeders en zusters thuis zal er nu een rekeningnummer op het scherm verschijnen. In de naam van de Holly Hamburger Movement. ‘Eet en vermenigvuldig u!’ We zien even later dat de getuigenis helemaal nagespeeld was. Veel later in het verhaal wordt Dokter Steam opgepakt door de politie en even snel terug vrijgelaten. Zijn toespraak op de televisie ziet er als volgt uit: “Broeders en zusters! Geliefde hamburgerfanaten! Ik heb gezondigd! Ik was zwak en werd verblind door de lokroep van het geld! Maar ik zal boete doen, en om dit te bewijzen zal ik ervoor zorgen dat onze nieuwe tempel nog grootser zal worden. Wees daarom extra mild met uw gaven.” De volgende reactie van de Kiekeboes is dan ook begrijpelijk: “De charlatan! Hij had acteur moeten worden”, waarop Charlotte antwoordt: “Wat denk je dat hij nu doet?” In dit verhaal krijgen we dus een relatief objectief verhaal over een sekte in Amerika. Door het verhaal gewoon te vertellen kan men merken dat men het niet kan goedkeuren. De man troggelt gewoon geld af van de gelovigen en dat geeft ons als niet-gelovige in de sekte een negatief beeld. 59. De kus van Mona, 1993 Dit verhaal is een vervolgverhaal van ‘Het witte bloed’ (album 36). Het speelt zich gedeeltelijk af op het kerkhof. We zien dan ook het kerkhof afgebeeld, met de kruisen op de graven, de inscripties en de bloemen op de zerken. Moemoe komt te weten dat op de plaats van het kerkhof splinternieuwe flatgebouwen komen en de graven platgewalst zullen worden. Ze is er niet goed van en ze begint te wenen: “Snik, Snik…De laatste rustplaats afnemen van de lieve man…Hoe durven ze! Men moet een beetje respect hebben voor een dode.” De moraal vertelt ons dat men een beetje offervaardigheid moet tonen. Moemoe zal dan ook bloed gaan geven. Dokter Van Pier zit in een psychiatrisch instelling omdat hij de kruisen van de graven had verwijderd. Hij werd beschuldigd van grafschennis. 60. Het gat in de kaas, 1994 Geen verwijzingen.

263 61. De zes sterren, 1994 We bevinden ons in dit album in Gouda en we zien op een van de achtergronden een kerk (waarschijnlijk de Sint-Janskerk). Verder hebben we het nog over een ‘behekst klusje’ en ‘wat bezielt die vent in hemelsnaam?’. Maar dit zijn allemaal onrechtstreekse verwijzingen naar religie. 62. Doorgestoken kaart, 1994 Goeghebuer heeft het over de Ark van Noah. Als Konstantinopel thuiskomt zegt Fanny: “Als je van de duivel spreekt.” 63. Moet er nog sneeuw zijn, 1994 Dit album bestaat uit twee delen namelijk: Van de os op de ezel en Een witte kerst. Zoals de titels reeds doen vermoeden handelen deze verhalen over Kerstmis en het gebeuren er rond. We vinden dus veel voorstellingen van katholieke feesten. a) Van de os op de ezel De voorpagina toont ons de familie Kiekeboe die Kerstmis aan het vieren is. Met een kerstboom, een taart, de slingers, toeters en bellen die we bij ons vaak aantreffen. Reeds op de eerste pagina zien we de kerstbomen verschijnen die rond de kerstperiode te vinden zijn in de winkelstraten. De lezer wordt verondersteld blij te zijn met Kerstmis want Kiekeboe zegt: “Vanwaar die doodbiddergezichten? Vanavond is het Kerstmis.” Later zien we ook nog een kerstcrach. Kiekeboe zegt er nog bij: “Die ziet duidelijk meer dan één ster van Betlehem”. Enkele pagina’s verder zien we het decor van het kersttoneel. We zien het kribbetje met daarin Jezus, Maria en Jozef, de drie koningen, de os en de ezel. De toneelmeester krijgt op het einde van het verhaal een kerstkind, zoals wij dat dan noemen (zie plaat pagina 24). Het einde wordt ingeleid door een engeltje. b) Een witte kerst Dit verhaal begint met de beschrijving van een typische kerst in vele gezinnen in Vlaanderen. Men zou een witte kerst wensen in het verhaal, men kijkt naar kerstfilms, men viert Kerstmis in een beperkte kring, met mensen die ons lief zijn, …Later in het verhaal zien we een kerstboom en een typische kerstman verschijnen. Even later zien we een kerststal met Maria, Jozef en Jezus erin. Bovenaan prijkt een engeltje. Als alle schilderijen van Meneer Gradé gestolen zijn, is de man van het Lam Gods geslagen. Later in het album zitten de ouders van Pierrot Croissant op de knieën in een biddende

264 houding te smeken om de piano die ze met hun laatste centen voor hun zoon hadden gekocht niet mee te nemen. Nu ze beide voor elkaar staan is het tijd om te verzoenen. Kerstmis is immers de tijd van de vrede op aarde. Het verhaal eindigt met een witte kerst. 64. De onweerstaanbare man, 1994 We gaan naar Thailand, en op plaat 47 zien we de Boeddha’s zitten. Deze plaat komt echter maar eenmaal voor. Graag zou ik nog willen opmerken dat de Shadow hunters, dit zijn mensen die de zwaluwnesten plukken als delicatesse, de boeiabessen zien als een heilige plant met magische krachten. Deze plant mag niet geplukt worden. Ze spreken ook een vreemde taal. 65. De come-back van Dédé, 1995 Geen verwijzingen. We zien enkel op plaatje 74 de kerk van Zulte afgebeeld. 66. De hoofdzaak, 1995 De familie Kiekeboe logeert in een 13e eeuws gerenoveerd klooster dat is omgebouwd tot een hotel. Alleen twee beeldjes aan de poort en een lange gang met zuilen doet ons herinneren aan het klooster. Van de Kasseien moet trouwen voor de eer maar hij wil dit niet, en zo komt de familie Kiekeboe in een avontuur terecht. We zien even verder een Italiaans kerkhof. We zien de graven met bloemen en kruisjes. Maar we merken al gauw dat men dit kerkhof niet bekijkt als een plaats waar men stil moet zijn en even tijd maakt voor de overledene. Charlotte wil het graf van Lex gaan onderzoeken (haar zoon zegt haar dat dit grafschennis is), maar ze zijn niet alleen op het kerkhof. Men verwisselt er de graven alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Ondertussen probeert Kiekeboe nog steeds om Van de kasseien uit het hotel te smokkelen. Eén van hun pogingen is om het hotel te verlaten, verkleed als kardinaal en als onderpastoor. We zien de twee mannen in een zwarte kazuifel. De onderpastoor met een blauw lint om het middel en de kardinaal met een rood lint om het middel. Beiden dragen ze een zwarte hoed. Als ze het hotel verlaten zegt Kiekeboe: “Op hoop van zegen.” Later in het album is Fanny in de ogen van haar minnaar een engelbewaarder. Maar zijn kompanen geloven dat de duivel (Calsone) hier een hand in heeft. Even later zien we een Kapucijnenklooster. Het is een sober gebouw met een kruis bovenaan. Men wordt naar de catacomben begeleid door Fra Gilio. Het is een man die er vrij bleek

265 uitziet en bijna kaal is. Hij draagt een pij en sandalen. Bij het binnentreden van de catacomben zien we lijken hangen. Er bevinden zich ongeveer 8000 lijken. Ze zijn nu gemummificeerd of vergaan tot skeletten. De doden werden door de familieleden af en toe in andere kleren gestoken of van houding veranderd. Deze wijze van begraven werd verboden in 1881. 67. Het geslacht Kinkel, 1995 We vinden een opmerkelijke verwijzing die rechtstreeks uit een bijbels verhaal stamt en zo in ons dagelijks woordgebruik terechtgekomen is. Er is een man die jaren niets van zich heeft laten horen en opeens krijgt hij van zijn vader de directeurszetel van het familiebedrijf. De schoonzoon die zich lang heeft ingezet voor het bedrijf wordt zo vergeten. De zus zegt dan ook: “…en dan staat meneer plots voor de deur en wordt het vetgemeste kalf geslacht voor de verloren zoon”. In de bijbel zal men voor de verloren zoon ook het beste dier slachten. 68. Thantomthant, 1996 De familie Kiekeboe mag naar Sri Lanka, het vroegere Ceylon! Een exotisch eiland gelegen onder India, waar volgens de legende het aards paradijs zou geweest zijn. We komen in de hoofdstad, Colombo. De gids vertelt: “De meerderheid van de bevolking is Boeddhist. Het boeddhisme kwam ruim tweeduizend jaar geleden vanuit Noord - Indië naar Sri Lanka. Boeddha is geen eigennaam maar een titel die ‘de verlichte’ betekent. De laatstverschenen Boeddha is Siddartha Gautama, die zichzelf gewoonlijk Sakyamuni noemde.” We zien op de achtergrond een enorme boeddha zitten met de handen en de voeten op elkaar. Ze maken ook een uitstap naar Polonnarua en we zien er een liggende Boeddha van de Gal Vihara. Konstantinopel noemt hem een halve gare. Dan gaan ze naar Dambulla met zijn rotstempels uitgehouwen uit een bergflank. Vooraleer men de tempel betreedt moet men de schoenen uitdoen. We zien op plaat 36 een enorm aantal Boeddha’s staan. Sapperdeboere is als reisbegeleider mee maar eigenlijk heeft hij een geheime opdracht: “de sekte van Thantomtheant is een heel fanatieke Hindoesekte die al een hele tijd terreur zaait over Sri Lanka. Thantomthant is de leider, maar hij is ongrijpbaar. De autoriteiten weten waar hij zit maar via de toeristische routes komen er toch wapens en dergelijke terecht.” Op een dag komt een monnik op Kiekeboe af om de enveloppen te ontvangen. Hij zegt: ‘Aubowan’. Hij draagt een aardkleurig kleed en is blootsvoets. Ook de rechterschouder is

266 onbedekt. Zijn naam is Niveadelial. Hij zegt: ‘bohona esthuti’, dank u zeer. Hij neemt Kiekeboe mee. Charlotte beweert dat het een vermomd sektelid is. Hij ontfermt zich echter over weeskinderen. Kiekeboe voelt zich een verrader omdat hij Van de Kasseien als verrader aanzag maar Charlotte wijst er hem op dat hij geen heilige is. Het geschenk dat Kiekeboe uit dankbaarheid kreeg is een boeddhabeeldje gemaakt door de weeskindjes. Later gaan ze ook naar de Boeddha van Aukana. Het beeld is dertien meter hoog en stamt uit de 15e eeuw. Verder gaan ze naar Kandy. In de verte zien we de Tempel van de Tand (sekte). Hier wordt de linkerhoektand van Boeddha bewaard en vereerd. Hij is opgeborgen in een schrijn van zeven in elkaar passende kleine gouden dagoba’s, behangen met goud en juwelen. Over enkele dagen zal de beroemde Perahera starten. Dit is het jaarlijkse feest van de Tand. Tijdens dit feest wordt de Tand zelf, verpakt in een zilveren reliekschrijn, rondgedragen op de rug van een olifant.

Fanny gelooft niet in Sapperdeboere als engelbewaarder voor haar vader. In het holst van de achtervolging stopt de man aan een Boeddhatempeltje voor een kleine offergave. Het is een lokale gewoonte om bescherming af te smeken in het verkeer. Konstantinopel noemt het een dagopa maar Fanny verbetert hem door te zeggen dat het een dagoba is en dat die gevuld is met stenen. Dan zien we de reisleider tevoorschijn komen. Hij draagt een aardkleurig kleed en een masker. Hij wil het schrijn in handen krijgen. Het is er de ideale dag voor daar de tempel gesloten is voor het publiek. Ze moeten dus enkel de monniken in slaap brengen. Als ze de Tand in handen zouden krijgen komt er zeker een volksopstand omdat dit de heiligste relikwie is voor alle Boeddhisten. 69. Zand erover, 1996 We vinden geen speciale verwijzingen. Enkele voorbeelden: ‘Lieve hemel; ik draag geen kap, ik ben geen non; het heeft meer iets van een kathedraal; volle maan.’ We zien dus duidelijk dat de auteur niet de bedoeling had om een religieus onderwerp aan te snijden. 70. Witter dan wit, 1996 Geen verwijzingen. 71. King Sacha, 1997 Ik weet het niet zeker maar de beelden op de 6e pagina kunnen misschien Afrikaanse religieuze beelden zijn. Ze zijn enkel op de achtergrond te zien en hebben geen wezenlijke

267 betekenis in het album. Verder hebben we nog een onrechtstreekse verwijzing naar religie namelijk: “Een geschenk uit de hemel”. We vinden echter een ander element van het volksgeloof in het album. Er staat op pagina 33 een beeld van King Sacha. Als het beeld begint te wenen denkt de bevolking dat dit een teken is van de koning. Volgens de bevolking wil de koning niet dat ze nog verder bouwen aan het vakantiedorp. De lezer weet echter beter… 72. Het Zipan-project, 1997 Geen verwijzingen. Fanny denkt enkel dat de auto zonder bestuurder behekst is. 73. Hoe meer kijkers, 1997 Op pagina 11 zien we het graf van Peggy Guggenheim. Op de volgende pagina zien we een belangrijke Indische tempel in een sneeuwbol (de Tadzy Mahal). Later in het album wordt duidelijk dat deze sneeuwbollen dienen om aan terroristische organisaties te leveren. Ze bezitten een giftig gas. (Even verder in het album zien we Bali met op de achtergrond de tempels.) We zien dat Charlotte kiekjes neemt van de mensen die offergaven voor de goden aan hun deur leggen. Deze offergaven zijn rijst, groenten en kruiden. Charlotte wil ook kiekjes maken van de miniatuurtempeltjes in hun tuin van de mensen. We zien ook een begrafenisstoet. De mensen lopen op straat met fruit en groenten op het hoofd. Ze zijn allen in het zwart gekleed met een geel lint rond hun middel. We zien ook mensen die een soort tempeltje dragen of muziek maken. Nog even later in het album zou Fanny liever in het klooster treden dan een relatie beginnen met de man waarmee ze op reis is. 74. De wereld volgens Kiekeboe, 1997 We zijn in de toekomst en we merken verwijzingen naar Kiekeboedisme en Chrislam. Volgens mij zijn dat kleine allusies op wereldgodsdiensten. Chrislam (Christendom) wil zijn ideologie of dictatuur opleggen aan de Kiekeboedisten (Boeddhisme) en hun ideologie als enige juiste beschouwen. Het rijk van Chrislam is op Romekka (Mekka). Om dit tegen te gaan dient Kiekeboe als Messias. In Merhopolis (Acropolis) zou Kiekeboe voor de Kiekeboedisten verschijnen. 75. Het idee van Dede, 2002 Balthazar zegt: “Het is alsof de duivel ermee speelt, en Kiekeboe lijkt wel helderziend.” 76. Kiekebanus, 2005 Konstantinopel en Urbanus proberen Fanny te bevrijden en zetten een achtervolging in. Men heeft het over de Sinterklaasroute en later vliegen ze door de lucht door op een grafkist te

268 skaten. We zien er de priester van Tollembeek in het paars en een kist met een krans op. We komen in het decor van Urbanus terecht. We zien op de achtergrond een nonnetje dat een lange wortel koopt. Later zien we de kerk op de achtergrond. Amedee heeft een draadje van Fanny’s nachthemd kunnen nemen en zo kunnen ze haar volgen. Fanny zegt echter ‘Hopelijk duurt de rit niet te lang, want ik wil het deftig houden.’ Dit verhaal heeft een einde voor de Kiekeboefans en één voor de fans van Urbanus. In de Kiekeboe versie houden we het zedig. In de Urbanusversie is Fanny zwanger vooraleer ze trouwt en komt er een Kiekebanusje. 77. Drempelvrees, 2004 We belanden in een huis van lichte zeden. De auteur laat weinig aan de verbeelding over: we zien schaars geklede dames, schilderijen met blote dames, in de kamertjes boven worden de heren ontvangen door de dames,... Fanny loopt schaars gekleed rond en we merken het volgende: “Trek dan toch gewoon iets uit” “Stoute jongen! Hoe durf je zoiets te vragen een eerbaar meisje? ” “Het was maar een voorstel.” Fanny besluit dan ook dat de zwakke plek van mannen drank en vrouwen zijn. Alanis en Fanny helpen een dame uit het ravijn. Verder hebben we nog: ‘een godverlaten gat, de man vraagt Kiekeboe om geen geweld te gebruiken, Maarten April pleegde zelf ...(moord), de ministers/ dames van de dorpskroeg hadden nog in een pornofilm meegewerkt / in een herenclub gewerkt.’ 78. Havana Gilla, 2005 Het verhaal begint reeds met een stukje moraal: “Geen geweld gebruiken, geweten sussen…” Als Kiekeboe wil binnengaan bij Krokodillo, een maffialeider, zegt hij: “Bellen we aan en zeggen we dat we missiekalenders verkopen?” Een beetje later zitten ze gevangen en zegt Kiekeboe: “Alleen een mirakel kan ons redden”. Als Krokodillo merkt dat ze zijn gevlucht zegt hij: ‘de duivel weet hoe’. 79. Kunst en vliegwerk, 2002 Dit album bestaat uit 2 delen. In het eerste deel vinden we geen verwijzingen. In het 2e deel vinden we wel een verwijzing naar bijgeloof. Moemoe ontvangt een kettingbrief en indien ze geen zeven kopijen naar andere mensen zendt, zal de straf van Sint-Tetris haar treffen. Kiekeboe drijft er de spot mee en zegt: “Is dat soms een patroonheilige van de wielertoeristen?”. Hij noemt de hele zaak onzin. 80. De babyvampier, 2002 Fanny zal in dit album iemand in nood helpen zoals van een goede gelovige wordt verwacht. Ook al is hier niet speciaal verwezen naar het gelovige aspect.

269 Fernand Goeghebuur is gekend om de druppels die uit zijn mond komen bij het spreken en men zegt: “Beheers jezelf, voor je het weet heb je het kind al gedoopt.” Ook de zaak van de begrafenisondernemer komt in beeld en we zien alle kisten en toebehoren in de vitrine staan. Even later in het verhaal gaan de vampiers ervandoor met de begrafeniswagen. Men kan hier in mijn ogen moeilijk spreken van lachen met het geloof. 81. Blond en blauw, 1998 Op pagina 31 ziet de lezer dat bij een katholiek huwelijk eeuwige trouw wordt verwacht. Charlotte zegt namelijk: “Je had me nog maar trouw beloofd en je liep al achter andere vrouwen aan! ! !” 82. De aqua-rel, 2003 Geen verwijzingen. Enkel hier en daar een totempaal waar ‘dame T’ haar geheim wapen in verbergt. 83. Lang zullen ze leven, 2005 Op plaat 11 zien we mensen rond een graf op het kerkhof (zichtbaar aan de graven en de kruisen erop) waar de begrafenisondernemer van een begrafenis een commercieel feit maakt. Moemoe krijgt zonder moeite twee doodsprentjes en hij maakt reclame voor de firma op een ongepast moment. Later komen we te weten dat het bedrijf behoort tot de BAU-holding (Business As Usual). Dit gaat natuurlijk ten koste van de kleine begrafenisondernemers (o.a. Zerckmans die we reeds vroeger in de serie tegenkwamen). Even later speelt de auteur op de openbare zeden want de bewaker zit in de Play Fair te kijken. Ik heb echter de indruk dat dit vrij discreet gebeurt en op een meer verantwoorde manier dan in de serie Urbanus. Het middel om eeuwig jong te blijven is volgens Fanny immoreel. 84. Het lijk had gelijk, 2002 Reeds in het begin van het verhaal zijn we in het Vaticaan in Rome. De binnenzijde is rijkelijk versierd. We zien er kardinaal Gladiano in zwarte kazuifel met een rood lint om het middel. Hij heeft duidelijk geen honger. We merken echter gauw dat hij met duistere zaken bezig is. Hij prijst de Heer omdat hij de man, die hij reeds 20 jaar zoekt, gevonden heeft. Later geeft Sapperdeboere meer uitleg over Vaticaanstad: “Is een onafhankelijke staat binnen Rome met de Paus als staatshoofd. Er wonen ook leken. Ik heb een afspraak met Monseigneur Kadodder, een pauselijke nuntius, zeg maar de ambassadeur van Vaticaanstad.” Als Sapperdeboere er aankomt is de man kazuifels aan het passen omdat zijn tijd op aarde maar beperkt is. Mevrouw Clique die de kazuifels aan het meten was, is plots weg en gaat biechten in de kerk. We zien het wijwatervat en de preekstoel van de kerk. We zien een man,

270 geknield op een stoel en in biddende houding. Hij neemt de biecht af van de zuster en ze moet een rozenkrans bidden. We zien op de achtergrond ook het versierde altaar en het kruis erboven. De man die de preek afnam zegt: “onze organisatie is machtig en heeft overal zijn pionnen…Sapperdeboere... gulzigheid is een van de zeven hoofdzonden…”. We zien dat de zuster lid is van de Holi Dei (Opus Dei241). Later in het verhaal geeft Hal Ready meer uitleg: “Dit is een beweging van strenge orthodoxe gelovigen. Een club waartoe niet zomaar iedereen kan toetreden. De leden zijn uitzonderlijk machtig en rijk. Hun invloed is dan ook zeer groot. Paus Prostatus de 8e was helemaal niet opgezet met Holly Dei, tot grote ergernis van Gladjano. Bovendien wilde Prostatus de achtste de schatten van het Vaticaan verkopen en met het vrijgekomen geld de armoede uit de wereld helpen.” In de ogen van Gladjano een simplistisch idee. Hij investeert het Kerkelijk Kapitaal liever in duistere constructies van zijn maffiavrienden. In het huis waar de gangsters zich schuilhouden zien we een kruis, een schilderij met de afbeelding van een paus, een heiligenbeeld, een Mariabeeldje, … Hal Ready was een boek aan het schrijven over Prostatus VIII, de man die één week paus was. De officiële doodsoorzaak was een hartstilstand maar er deden vreemde geruchten de ronde. Enkel Uberto Tosti kende de ware toedracht want hij was de persoonlijke dienaar van de paus. Hij was aan zijn zijde toen Prostatus overleed. Voor de kardinaal is alles in orde gekomen en hij noemt het een waar mirakel, hij wordt er zelf gelovig van. De andere man noemt dit een goede zaak, te meer hij getipt wordt voor de volgende paus…

241 Taak van het Opus Dei is het verspreiden van de boodschap dat men door het werk en in de gewone omstandigheden van het leven God kan ontmoeten, de naaste kan dienen en de samenleving kan verbeteren. http://www.opusdei.nl/sec.php?s=46

271 85. In het spoor van Dede, 2002 Fanny mag niet van de ene jongen naar de andere fladderen en Sapperdeboere noemt zijn gedrag immoreel. Anders vinden we geen verwijzingen. 86. Misstoestanden, 2003 We hebben het hier over K.A.L.F., een terroristische organisatie. Men wordt rood als iemand vraagt ‘Moet ik hem een beurt geven?’ Het is hier zo uitgestorven als op een kerkhof. 87. De Simstones, 2004 Naar mijn mening vormt dit album in verband met de opinies over religie een soort uitzondering. We zien dat het scenario uit handen wordt gegeven en het verhaal neemt een heel andere wending. Opeens is de familie Kiekeboe drank-, drugs- en computerverslaafd en komen er totaal andere thema’s aan bod dan in de ‘normale albums’. De personages komen ook regelmatig in opstand. Of we mogen aannemen dat we hier een weerspiegeling zien van de echte ideeën weet ik niet. Ik heb het dan over SM spelletjes, de ongure buurten, de buitensporige relaties, Charlotte die wil scheiden, … 88. De hoed van Robin, cop. 2004 Geen verwijzingen. 89. De S van pion, 2003 Ze hebben het over de duivel, een satanisch regime. Een man, die geen interesse heeft in Fanny’s geloofsovertuiging. Hij vindt haar wel bangelijk mooi. Fanny zal strippen voor de man. Charlotte noemt de mensen van de diepvriesproducten Farizeeërs. We zien in de laatste plaat ook twee minaretten. 90. Black e-mail, 2005 In dit album speelt een 12e eeuws klooster uit Lasanoer een rol. Konstantinopel en Charlotte zijn op zoek naar Kiekeboe die in het klooster zou zijn. Als Konstantinopel hoort dat de nonnen wel op fotomodellen leken zegt hij pertinent: “Ik ga op bedevaart, plotse opwelling van vroomheid.” Even later zien we de zusters in bikini liggen aan het zwembad. Eén van de zusters zegt dat ze bezoek krijgen. Diezelfde nonnen zien we later in de habijten (vgl. Poms voorstelling van nonnen).

272 Konstantinopel en Charlotte dringen binnen in het klooster. We zien een Mariabeeld, een kaars een deel van een groot beeld en glasramen. Dan komt Timithea Triangl (alias moeder overste voor de gelegenheid) binnen en heet hen welkom bij de zusters van de mantel der liefde. Als Konstantinopel de nonnen ziet zegt hij vrolijk: “Ik wil wel pater worden.” Nog even later zien we Rhett White vastgebonden aan het kruis hangen. Hier zien we duidelijk een verwijzing naar Jezus. Onder de doopvont zit de computer (die de black e-mail zal verzenden). Even later beginnen de klokken te luiden. Als men de nonnen kan opsluiten maakt men nog een woordspeling: “We maken er slotzusters van”. 91. De affaire Chichi, 2005 We hebben het over ‘een nobel doel, innerlijke rust, als je over de duivel spreekt’. Als Fanny wenst weg te gaan van het feestje en naar huis wil zegt Alanis parmantig: “Als jij wil leven als een non...” 92. De heren van Scheurbuyck, 2002 Kiekeboe wordt gehypnotiseerd. De man die de hypnose uitvoert gelooft in reïncarnatie, maar verzekert Kiekeboe dat het geen probleem is als hij daar zelf niet in gelooft. We komen terecht in de middeleeuwen. Hier krijgen we te maken met allerlei religieuze figuren en gebeurtenissen. De hofnar, Hans alias Kiekeboe, heeft het in zijn gezangen over de tovenaar en zwarte magie. Hij praat ook met broeder Catwalck die eruitziet als een woedende pater met een bruine pij. Even later botst de nar tegen de aartsbisschop aan die in zijn koets zit. De aartsbisschop zegt: ‘wat gebeurt er in naam van Sint-Tetris!’ Hij is in het paars gekleed met het typische hoedje en een kruis rond de hals. Hij zal het huwelijk van de graaf zegenen. De aartsbisschop zal logeren in het Insulinenklooster. De koetsier mag niet vloeken in zijn nabijheid. Als de nar zijn bagage draagt zal hij een volle aflaat geven. Dan komt de man aan in het klooster en we zien zuster Cellulita in een wit habijt met een zwarte kap erboven. We zien ook twee novicen die volgende maand hun geloften zullen afleggen. De aartsbisschop zal voor hen een raadsman en biechtvader zijn. En de nar zingt vrolijk verder: “Suskind en Wiskindt staan als vondeling in de boeken opgevangen in het klooster, alzo van de dood gered, telkens negen maand en één van de predictors bezoeken …” De nar zal echter gevangen genomen worden en tot de brandstapel (het helse vuur) worden veroordeeld. De twee novicen (o.a. Fanny) zwemmen naakt in het water. Zo lang ze geen geloften hebben afgelegd is dit geen zonde. De aartsbisschop ziet hen maar hij zegt: “Als geestelijke sta ik

273 boven elke lichamelijke verlokking, de bijbel beweert dat het vlees zwak is maar dat van jullie ziet er nog stevig uit.” Daarna zetten de novicen zich naast hun geestelijke raadsman: “Binnenkort leggen jullie de geloften van zuiverheid en van armoede af. Daarover wilde ik jullie spreken, …Vertel gerust alles aan je biechtvader. Hebben jullie al onkuisheid begaan? Oh, nee Monseigneur, wij zijn nog maagd. En geen onkuise gedachte af en toe? Biecht op! En uw zonden worden u vergeven.’ Dan valt echter de bespieder uit de boom: “Blijf staan, vervloekte zondaar! Dat ik je in de ban van de Kerk sla (en nu wordt een bijbel in zijn richting gegooid). Je zal eeuwig branden in de hel… Ik heb het me toch niet ingebeeld! Misschien was het een verschijning, Monseigneur. Ik denk eerder dat de miswijn me vanmorgen niet goed bekomen is.” De nar komt ook in de onderwereld terecht. We zien op pagina 29 allerlei vreemde doch herkenbare instrumenten: opgerold perkament, kaarsen, vreemde dranken, …Lag Maey zal de nar een drankje brouwen op basis van kamelenbloed en door middel van een ritueel zal hij veranderen in een pad. Speciaal door de kruisvaarders meegebracht uit het Heilige land. Door alle onthullingen over Kiekeboes verleden komt men allerlei gegevens te weten waar men als (kunst)historicus geen zekerheid over gaf. Zo ontdekt het vriendje van Fanny (Kevin) dat: ‘de aartsbisschop Perdictor na zijn dood heilig werd verklaard.’ We zien dan een heiligenfoto want de man heeft een aureool boven het hoofd. De nar wordt net op tijd gered door de kwajongen. Broeder Catwalck zal trachten door middel van kruiden een tegengif te brouwen. Ze proberen binnen te dringen in het kasteel door zich te verstoppen in de koets van de aartsbisschop. Hij is klaar om het huwelijk in te zegenen en hij lijkt op Sinterklaas. Hij draagt een mijter en een staf, hij heeft de bijbel in de hand en hij draagt een roze koorkap met daaronder een wit kleed. De man die de koets herstelde zal hij: ‘gedenken in zijn gebeden’. De twee zusters gaan mee om het huwelijk een beetje op te vrolijken met hun hemelse gezangen. Er is een man die zegt: “Ik moet eerst de toestemming vragen van de graaf’ maar de aartsbisschop antwoordt snel: “Het is de wil van God” (hieruit kunnen we besluiten dat men daar beter niet kan tegen ingaan). Op pagina 37 komen we dan in de kapel waar het huwelijk zal ingezegend worden. We zien de priester staan met de armen open en achter hem is het altaar met erop kaarsen en een boek. Ook de kist waarin de hosties zitten staat op het altaar. 93. In tweevoud, 2002 Dit is een verhaal dat bestaat uit twee delen: De appelsmoes en De kwestie van Tai-Ming.

274 In het eerste deel vinden we enkel enkele onrechtstreekse verwijzingen. Charlotte noemt het een contract met de duivel en we zien op plaatje 35 een kerk op de achtergrond. In het tweede deel staan geen religieuze verwijzingen. 94. Taxi Comitée, 2002 We hebben weinig verwijzingen: ‘Van de Kasseien zit in de Viagra Express en we zien er schaars geklede dames die vragen of hij zou blijven, hij is verder in het verhaal ook Play Fair aan het lezen. Fanny gaat naar Stringtime, een plaats waar allerlei schaars geklede dames dansen, ze verdwijnt langs de daken zoals Sinterklaas. Kiekeboe gaat tot in Rome (we zien op de achtergrond het Sint-Pietersplein) met zijn taxi – de man beweerde dat de paus hem nog een flinke som geld moest uitbetalen- hij was dan ook uit de instelling ontsnapt. 95. Alles kitsch, 2002 Op de voorpagina zien we een kerkhof. Op dit kerkhof zal een schilderij worden verstopt in de holte van een kruis. De man op de eerste pagina wil alles opbiechten. De vervalser van de schilderijen heet Abraham Vader, een verwijzing naar vader Abraham. Van de Kasseien heeft het over een onchristelijk uur. Even verder blijken de schilderijen al even vals als de baard van Sinterklaas. Mevrouw Nichon zal later naar een benefietvoorstelling gaan (waar ze hoofdpijn van krijgt) maar (zoals ze zelf zegt): ‘je moet iets overhebben voor je medemens.’ 96. De Incabouter, 2003 Nonkel Vital heeft een kabouter uit de tijd van de Inca’s. Als Konstantinopel het heeft over wilde orgieën verbetert Moemoe hem: dit is geen taal voor een kind. We zien ook een kerk op de achtergrond van plaat 62. De ‘eindkabouter’ staat er met zijn blote kont op. 97. Kielekiele Boe, 2004 Geen verwijzingen. Men heeft het wel over de ooievaar die de kinderen brengt. 98. Verkeerd verbonden, 2003 Haftrit 2 drinkt jenever maar hij wordt op de vingers getikt door zijn wederhelft. Als hun grote leider Ben Ladher Zath (Bin Laden) zou ontdekken dat een trouwe volgeling van Allet Quade (Al quaeda) alcohol drinkt dan zou hij hem koud maken. En bovendien kon Agfah (Allah) elk moment bellen. Men maakt Van de Kasseien wijs dat ze werken aan een baanbrekend project voor de CIA om terrorisme te bestrijden. Ze maken er robothonden die via de geur mensen kunnen opsporen. Met deze honden kunnen ze op zoek gaan naar Ladher Zath, de ongrijpbare leider van de terroristische organisatie Allet Quade. Hij wist te ontkomen maar hij verloor zijn hoofddeksel. We zien op de achtergrond een foto van de man. Hij verstopt zich momenteel in een grot in het onherbergzame Emmennehm.

275 Hafrit 1 en 2 vlogen bijna met een helikopter door het Sheriltonhotel waar we een vergelijking kunnen maken met de terroristische aanslagen van 11 september. Op het einde zien we Ben Ladher Zath zitten op een tapijt met rond hem twee gewapende mensen om hem te beschermen. Hij laat De Zalm bij hem komen om zijn feromonensamenstelling te veranderen. Ook al beweren de Amerikanen dat ze geen interesse hebben in de snuffelhonden. Deze plaat is vergelijkbaar met deze uit album 105. 99. Mona, de musical, 2003 Halloween en vampiers zijn centrale thema’s in dit album. We zien reeds op de voorpagina een pompoen liggen. Van de Kasseien zal een griezelmusical regisseren. Hij zal ‘Halloween’ opvoeren, van de Amerikaanse Roger Hammerstein. Het verhaal speelde zich af op het Engelse platteland in de 18e eeuw. Het is de nacht van Halloween en een afgelegen dorpje werd geteisterd door een vrouwelijke vampier. Van de Kasseien weet ons te vertellen dat een pompoen het symbool is van Halloween. Halloween wordt gevierd op de avond voor Allerheiligen. Volgens de legende komen dan de zombies tot leven. Het is een griezelig feest met heksen, spoken en vampiers. Halloween is overgewaaid uit Amerika. Op de affiche zien we ook duidelijk een pompoen afgebeeld. Thuis voegt Konstantinopel daar nog aan toe dat de commerciële wereld handig inspeelt op de groeiende populariteit van dit feest. Opa vampier maakt altijd een afspraak op 31 oktober, de avond van Halloween. Op de voorlaatste plaat is het feest duidelijk aan de gang, we zien op straat verklede mensen, pompoenen, doodmakers, … De doodskisten in het Muziektheater zullen van pas komen voor de vampiers. Natuurlijk zijn Mona, haar vriend, opa en Vladje van de partij. Opa is niet gelukkig omdat ze overdag niet kunnen slapen door de repetities en ’s nachts niet kunnen slapen door de drukte. Aan de telefoon zegt hij ook dat hij enkel na zonsondergang beschikbaar is. Barry Caddé, die veranderd is in een vampier door een kus met Mona, verandert in een hoopje stof als hij in het daglicht komt. Ze kunnen ook niet tegen knoflook, dit zien we duidelijk als Mona niet in de

276 buurt wil komen van Van de Kasseien die knoflook had gegeten. Barry heeft ook geen spiegelbeeld. Ze kunnen ook niet tegen kruisen, dat bewijs levert Fanny. De zakelijke relaties gaan door in ‘De losse flodder’. Er worden geen doekjes om gewonden als Jens bleef slapen of als een non in een sauna zit. De regisseur die aanbevolen wordt, kreeg ook lovende kritieken voor zijn regie van ‘De paus is ook maar een vrouw’. De man is ook voorzitter van de stichting Bloedvlek, een organisatie die zich bezighoudt met het inzamelen van bloed voor kansarme privéklinieken. Hij organiseert er een benefietvoorstelling voor. We weten natuurlijk dat het geld dan in zijn zakken zou belanden. De auteur Merho heeft ook geen schroom voor blote vrouwen: Mona, schaars geklede balletdanseresjes, maar Fanny weigert bloot te gaan. De nieuwe regisseur zegt nog: “Wicca, de cultus der heksen, stamt af van de animistische religies uit het stenen tijdperk en wordt naakt beleden.” 100. 99 plus, 2004 Kiekeboe zegt dat het gesternte goed zit en Moemoe wijst dit resoluut af als bijgeloof dat ongeluk brengt. Ze gaat wel naar alle begrafenissen van kennissen omdat deze anders niet naar de hare zouden komen. Kiekeboe gaat het lijk van Dede begroeten bij de begrafenisondernemer en we zien de man liggen in de doodskist die op een paars laken staat. Even later staan we op het kerkhof rond de kist die in het graf wordt gelaten. De priester wenst hem de rust toe die hij tijdens zijn leven niet heeft gekend. Men zal hier nog eens herhalen dat zelfs de superterrorist Ben Ladher Zath met Kiekeboe te maken heeft gehad. Men heeft het ook nog kort over Sinterklaas, als een kerstboom zonder ballen, … De edelmoedigheid van Kiekeboe om zich op te offeren voor zijn gezin treft ‘99 plus’ diep en hij vraagt vergiffenis aan Kiekeboe. Merho vermeldt ook nog even dat gulzigheid één van de zeven hoofdzonden is. 101. In vuur en vlam, 2004 In dit album is Fanny van mening dat rouwen iets is wat niemand meer doet uitgezonderd homo’s en lesbiennes. Even verder zien we het kerkje van Mestwalle op de achtergrond. Als we in de sauna komen zit iedereen naakt. Als het niet lukt om de puzzel te maken zegt Kiekeboe: “Als Pasen en Pinksteren op een dag vallen. Al vielen het Chinese nieuwjaar en de Ramadan op een dag.” Nog een beetje verder is Yolanda niet mee omdat het haar uur voor meditatie is. ‘s Morgens eten Yolanda en Jean gepelde rijst. Nonkel Vital gelooft dat de vreemde branden afkomstig zijn van de Vuurman. Er is een legende die zegt: “In de middeleeuwen woonde er een magiër in Dommelheide. Als hij zijn

277 einde voelde naderen liet hij zijn boek met toverspreuken verbranden door zijn meid, maar deze laatste begroef het boek in de grond. Op een dag liep er een man op het kerkhof en hij zag een brandende figuur uit het graf komen. Hij was op zoek naar het toverboek.” Fanny noemt het hele verhaal een volkslegende uit oud vervlogen tijden. Yolande gelooft dat het door een zeldzame vorm van telekinese komt, namelijk pyrokinese. Door veel energie op te hopen in een voorwerp zou een spontane ontbranding ontstaan. Specialisten geloven natuurlijk niet in deze ‘onzin’. Op het einde van het verhaal staan Fanny en haar (voorlopige) wederhelft duidelijk in vuur en vlam. 102. De potloodmummie, 2004 Het verhaal begint in Jordanië, aan de Dode Zee. Volgens de theorie van de bemanning zouden ze de restanten van de bijbelse steden Sodom en Gomorra242 aanschouwen. In de oudheid zouden dit de symbolen van zonde en verderf geweest zijn. Duizenden jaren geleden werden ze vernietigd en al eeuwen zoekt men er tevergeefs naar. Een Arabier –Abahbel al Qual- financiert de hele zaak. Charlotte wint een reis naar Jordanië en ze zullen Jerash, de woestijn van Wadi Rum en Petra bezoeken. Op deze plaats werd de mummie gevonden van een Egyptische farao waarvan men niet zeker weet of hij wel bestaan heeft. Het hart was er echter uit genomen. In Egypte was het hart het centrum van de intelligentie en het gevoel en dus had men dit nodig in zijn nieuwe leven. Bij het conserveren werden longen, lever en nieren weggehaald en het hart bleef over als bewaarplaats van de ziel. Ook de hersenen werden met een lange haak via de neus uit de schedel gehaald. En daarvoor moest men het zeefbeen breken. En hier was dit alles niet het geval. Het bleek dus uiteindelijk een valse mummie te zijn. Sabbam Wustein (woordspeling van Saddam Hoessein) zou de mummie onderzoeken in Amman. Konstantinopel heeft het over blitse meiden in fluoriserende tanga’s en Kiekeboe maakt de opmerking dat hij daar veel te jong voor is. Maar volgens Konstantinopel is hij daar veel te oud voor. Kiekeboe windt er ook geen doekjes om dat hij met de mooie dame doktertje zou willen spelen. Normaal is het niet de gewoonte van Jens om vrouwen te slaan maar in dit geval wil hij wel een uitzondering maken. 103. Heil bod, 2004

242 Genesis 19, 1-29.

278 In dit album vinden we geen religieuze verwijzingen, maar we zien wel dat de tekenaar vrij open is. Hij tekent de dames al eens in een te kleine bikini. We zien ook een man met een doek op het hoofd maar hij staat enkel op de achtergrond. De lezer weet niet welke geloofsovertuiging de man heeft. 104. De Himbagodin243, 2005 In dit verhaal heeft men het over een ‘primitieve stam’. De vrouw met blonde haren en een melkwitte huid beschouwden ze als iemand die gezonden was door de voorvaderen. Ze noemden haar de Himbagodin. Haar blinkende stenen (diamanten) beschouwden ze als heilige stenen. Van de Kasseien vernoemt ‘de twee Duitse neven van wijlen mams zaliger. God hebbe haar ziel.’ We zien even verder een Himbakerkhof. Het lijkt niet op een westers kerkhof maar er ligt één grafsteen zoals in het Westen, van Elza Swein. Alle andere graven zijn gemaakt met beenderen. Fanny wordt mooi gemaakt en rood geverfd voor de groepstrance. De vrouwen voeren rituele dansen uit om de boze geesten uit te drijven. Dan zien we alle vrouwen rond een vuur zitten en liederen zingen. Dan zal Fanny doen wat in haar oor gefluisterd wordt door de twee bandieten: “Die verlaten hut am rand des dorp bevat boze geesten…De Himbagodin wollte das sie die hut in brand steken! ! !” In deze hut zit de familie Kiekeboe en die zeggen: ”Ze stoken ons levend op! ! Lieve hemel! Die gaan we zo dadelijk van dichtbij zien! Tenminste als hij bestaat.” Even later zien we dat Fanny wordt gedragen als een echte godin en ze krijgt dan ook de diamanten die onder de termietenheuvel zijn verstopt. 105. Het boerka Complot244, 2005 Zoals de titel reeds laat vermoeden komt in dit album de Islam aan bod. We zien op de voorpagina dat alle figuren een boerka dragen. Dit is een sluier die vrouwen moeten dragen om de mannen niet te verleiden. Bij één van hen zien we ook een teken van de mannen staan. Het is echter in twee delen voorgesteld. De mannen die op het punt staan om een uitvinding te doen vernoemen ook Ben Ladher Zath (Bin Laden) en Allet-Quade (Al Quaeda). Ze zeggen dit alles in de naam van Allah. Het bedrijf (Bioxin) waarvoor ze werken is een dekmantel om bacteriologische wapens te maken voor Allet-Quade. Ze willen dit virus verspreiden over

243 KEMPENEERS (Pichel), Kiekeboe 104: De Himbagodin, De Standaard, 19 februari 2005. 244 In de toekomst zullen geen mannen meer nodig zijn voor de voortplanting en deze sekte wil dit proces nog versnellen. LESAFFER (Pieter), Merho-Entertainer met de pen, De standaard, 8 augustus 2006.

279 Europa en Amerika om zo de volledige bevolking uit te roeien. We zien dus een duidelijke verwijzing naar de actuele wereld. Even verder in het album maken we kennis met een vereniging van vrouwen die de boerka dragen. Zij willen een einde maken aan de mannenmaatschappij. Naar ze zelf zeggen: “In mijn geboorteland Emmennehm, worden vrouwen onderdrukt en mishandeld. Ze worden er beschouwd als minderwaardige wezens. En dat gebeurt niet alleen in Emmennehm. Ook op andere plaatsen worden vrouwen uitgebuit als goedkope werkkrachten. Of ze komen in de vrouwenhandel terecht. Zelfs hier, in de zogenaamde beschaafde Westerse wereld, worden vrouwen nog altijd achteruitgesteld. Daarom willen ze het proces waarbij de man zal uitsterven versnellen.” De dame die de bacterie ontwikkelde, deed dit in het belang van haar moeder en zusjes, omdat het een vloek is om als meisje geboren te worden in Emmennehm. ‘Vrouwen worden er gestenigd voor zogenaamd overspel.’ Het verhaal eindigt met de televisie-uitzending waar de directie van Bioxin wordt gearresteerd. Konstantinopel noemt Van de Kasseien een farizeeër. Dit is een duidelijke verwijzing naar de bijbel. We zien dat diegene die er eigenlijk niets mee te maken hadden (namelijk de erfgenamen die het deel van hun erfenis opeisten van Van de Kasseien) verschijnen voor Ben Ladher Zath en dat de dood met het mes hen boven het hoofd hangt. 106. Vrolijke vrolijke vrienden, 2005 We zien op plaat 10, 39, 74 een kerk op de achtergrond. Even later in het album rijden we de kerk binnen waar net een huwelijk aan de gang is. De mannen, gehuld in zwarte kledij aan de ene zijde van de kerk en de vrouwen in gekleurde kledij aan de andere kant. We zien ook de priester met een witte kazuifel en een gele stola erover. Op de achtergrond zien we de preekstoel, een kruis en de beeldhouwwerken. Het is net het ogenblik waarop ze elkaar de eeuwige trouw zouden beloven ‘in goede en kwade dagen.’ Door de schok valt de echtgenote flauw en haar water breekt. De dame was dus zwanger op het ogenblik dat ze ging trouwen.

280 De burgemeester die zegt dat iedereen een plaats onder de zon verdient, krijgt de reactie dat hij beter een pastoor was geworden. Even tussen haakjes wil ik melden dat de zigeuners die in het album aanwezig zijn met vreemde tekens praten (Romani) en de agent denkt daarom dat ze hem willen beheksen. Als de zigeuners trouwen, is het altijd een groot feest. Allen lachen, zingen, dansen en er is een overvloed aan voedsel. Slobodan was bijgelovig omdat hij nooit werkte in een week met een vrijdag. Op het sterfbed van La Mamma zien we duidelijk dat er een kruisje boven haar bed hangt. Dat de brief 35 jaar later aankomt schrijft de zigeunerin toe aan een teken van hierboven. Er heerst nu enige twijfel welk geloof deze zigeuners hebben. Ik had een vermoeden dat ze van joodse afkomst waren, maar dit berust op zwakke vermoedens. 107. Tiznoland, 2005 Het album handelt o.a. over het gestolen deel van het Lam Gods en we krijgen het schilderij te zien met de nodige uitleg: “de rechtvaardige rechters is één van de panelen van het Lam Gods. Het beroemde schilderij van de gebroeders Van Eyck, en tevens een van de hoogtepunten uit de schilderkunst; het hangt in de Gentse Sint-Baafskathedraal”. We zien de koster met hoedje en baard. Verder draagt hij een kostuum met een jas erover. Op de achtergrond zien we heiligenbeelden, hetgeen vrij normaal is in een kerk. Hij roept Monseigneur erbij. De bisschop kreeg nog verschillende brieven over het verdwenen schilderij. Een ex- koster van Sint-Baafs (Arsène Goedertier) wist er meer van maar hij gaf net te vroeg de geest. We zien de volgende woordspelingen: in ‘s hemelsnaam, hij gaf de geest (stierf) en slecht geweten. 108. De dt-fout, 2006 De dochter van Edgard Poe eist respect op voor het brein van haar vader, volgens de katholieke traditie om respect te hebben voor uw ouders en de doden. De man had volgens DT te veel morele waarden. Ze zegt wel even verder in het album: “Tot in der eeuwen der eeuwen, Amen!” 109. Een echte Vitalko, 2006 We zien Balthazar in een joodse vermomming, herkenbaar aan zijn kledij, zijn lange baard, zijn speciale haardracht, … Dan valt hij niet op in een vlucht naar NY. De joden zitten echter allemaal in business class. Als ze zijn opgestegen zegt de stewardess dat het eten allemaal koosjer is.

281 We maken hier ook enkele verwijzingen naar de aanslagen op de WTC torens. Als nonkel Vital bekent dat hij een terrorist is, zien we dat iedereen onmiddellijk paraat is. Hij wordt dan ook gearresteerd en men heeft vele telefoontjes (van belangrijke personen) en uren nodig om opnieuw vrij te komen. Als nonkel Vital de WTC torens wil bezoeken, merkt Kiekeboe op dat die al een tijdje met de grond zijn gelijkgemaakt door de aanslagen. 110. Baas boven baas, 2006 Van de Kasseien heeft het voor de dame die een hoofddoek draagt in functie van de multiculturaliteit. Typisch is het feit dat ze in de toiletten werkt en dat de broer haar komt beschermen. Kiekeboe volgt een cursus assertiviteit die wel eens doet denken aan een yogacursus. Allen zitten in een soort kleermakerszit met de handen tegen elkaar. Ze moeten de energiebron ontdekken in hun diepste ik. Zo zouden ze in staat zijn de losgekomen energie door hun hele lichaam te laten stromen. Door die concentratie moeten ze loskomen van het aardse. Zoals gewoonlijk vindt Kiekeboe niets aan dit soort dingen. Kiekeboe kan er wel mensen door doen zweven en sommigen noemen dit dan ook toverij, hekserij, …

2.6. ‘Urbanus’ door Linthout en Urbanus 2.6.1. Biografie Willy Linthout werd geboren op 30 april 1953 in Eksaarde. Hij behaalde een diploma A2 mechanica245. Hij was ook ontwerper van computeronderdelen, en gedurende 12 jaar metaaldraaier. Hij heeft nooit tekenles gevolgd. Hij is getrouwd met Magda en heeft een zoontje Sam (en een hond James).

Het eerste verhaaltje dat van hem werd gepubliceerd heet ‘Wooden hart’, het was een van de drie verhalen die door het tijdschrift “Wordt vervolgd” bekroond werden (in een wedstrijd voor beginnende auteurs) in 1982 (of 1983). Hij maakte ook nog een persiflage –met de toestemming van Marc Sleen- op Nero. Het verscheen als album ‘De zeven van Zeveneken’. In 1982 nam tekenaar Willy Linthout246 het initiatief om een nieuwe stripreeks te ontwikkelen. Twee dingen waren vanaf het begin duidelijk: de serie zou de traditie van de volkse Vlaamse strip voortzetten, maar ze zou minder braaf zijn, en de humor zou veel gedurfder worden.

245 DEWILDE (D.), Officiële Belgische stripcatalogus, deel I, Gent, Casto, 1997, pp. 76-77. 246 www.stripverhalen.net

282 Zijn ouders waren bloemisten, zij staan model voor Cesar en Eufrazie. Zijn jeugd247 is zeer goed terug te vinden in de Urbanusstrip. De strijd om het bestaan is dan ook een wederkerend onderwerp in ‘Urbanus’. Verder speelt de pastoor en de Kerk van Eksaarde-Doorselaar een rol in de Urbanusstrip. Ook Jef Patat (uitgever Jef Meert) en andere figuranten bestaan echt. Waarom zou hij een hoofdpersonage uitvinden, als er in Vlaanderen al een ideale stripfiguur in de persoon van Urbanus (in het dagelijkse leven Urbain Servranckx) bestond? Urbanus werd voorzien van een korte, veel te brede broek, bottinen en bretellen en werd omringd door nieuwe, door Linthout verzonnen nevenfiguren: vader Cesar, moeder Eufrazie, de tweedelige hond Nabuko en Donosor, de bromvlieg Amedee en de eeuwig zieltogende, schatrijke nonkel Fillemon. Daarmee was de familie Urbanus compleet. Alleen de schurk ontbrak nog. Dat werd de immer goedgeluimde clochard-oplichter Jef Patat. Urbanus en Linthout schrijven het scenario248 samen - de teksten en de dialogen stellen ze samen op - maar het basisidee komt hoofdzakelijk van Linthout. Linthout zegt dat hij in een strip steeds de grenzen wil verleggen. De lezers moeten liefst hun ogen opentrekken: wat gaat er nu gebeuren, hoe moet het nu verder? De interviewer repliceert hierop: “Van grenzen gesproken. De Urbanusstrip heeft weinig gangbare thema’s binnengesmokkeld bij het Vlaamse publiek. Met de Kerk wordt bijvoorbeeld regelmatig gelachen…” Waarop hij antwoordt: “De draak steken met de Kerk? Ik denk niet dat dàt vandaag nog grensverleggend is. In het begin, in 1983 was dat allemaal nog redelijk straf, ja. Tja, we durven nog wel eens een heet hangijzer aanpakken, maar we krijgen er eigenlijk niet zoveel reacties op. Wie dat niet plezant of straf vindt, zal het niet lezen zeker?” In 1996 stond er in de Standaard een boze lezersbrief over de décolleté in ‘Robotkop’, de nieuwe Suske en Wiske strip. Daarom vraagt de interviewer zich af wat zo iemand van Urbanus denkt, waar borsten en billen tot het straatbeeld behoren. Het antwoord van Linthout: “In de loop van die dertien jaar heb ik geen dertien negatieve brieven gekregen. Dat betekent misschien niet dat er geen negatieve reacties zijn, maar ik krijg ze niet. Ook niet in Story, waar Urbanus in voorpublicatie verschijnt.” Linthout denkt dat de lezer weet waar de figuur Urbanus voor staat, en welk soort humor hij brengt. De kopers weten wel dat ze hetzelfde kunnen verwachten in de strip, dat die even ver gaat. In die zin denkt hij dat zij hun veel meer kunnen permitteren dan Suske en Wiske of

247 Hij heeft de dag meegemaakt dat het enige bezit van zijn ouders 20 frank was - de vraag was dan ook niet: WAT eten we vandaag maar OF ze zouden eten. 248 VRANKEN (Patrick), Willy Linthout: “Een mens moet het ergens halen, hé. Ik haal het gewoon uit mijn eigen leven en mijn jeugd” In: Brabant stripmagazine, 5 (36), 1996, pp. 4 –11.

283 gelijk welke andere strip. Kiekeboe durft ook wel eens iets verder gaan, maar verder is er geen enkele Vlaamse strip die ook maar enig risico neemt. De mensen zijn overigens geëvolueerd, de laatste vijf jaar249 kan veel meer. Als je de TV opendraait moet je al moeite doen om geen seksprogramma te zien. Maar hij heeft wel het gevoel dat het opnieuw verandert, dat er weer meer films ‘KNT’ zijn. Op de vraag: “Urbanus past als anti-held wel goed in de tijdsgeest.” Antwoordt hij: “Vroeger zag je op TV Bonanza, dat waren allemaal goeien en de tegenstanders waren de slechten. Nu beginnen meer en meer slechten ook een hoofdrol te spelen. Zo is het ook met Urbanus. Is dat nu een goeie of een slechte, dat is moeilijk te zeggen. Eufrazie is een goeie, dat is duidelijk, maar Cesar?” Linthout is een enorme fan van Amerika. Bij ‘Urbanus’ vind je ook die baldadige boefjes- humor die zo typisch was voor de vroege Amerikaanse strip. Hij haalde ook veel inspiratie bij Marc Sleen; Suske en Wiske kon hij niet kopen toen hij klein was, maar een Nero was niet te duur en Kuifje was helemaal buiten de kwestie. Volgens Linthout komen de beste strips nog steeds uit Amerika - al is het er een tijdje wat minder geweest - en trekken de Franse strips op niets.

Urbanus vertelt in een interview250 dat hij zich als de dag van gisteren herinnert dat hij als jonge snaak van 8 jaar met zekerheid wist dat hij striptekenaar wilde worden. Hij was steeds de beste in de klas maar dat interesseerde hem eigenlijk niet. Hij wilde tekeningen maken en dacht dat al die andere ‘rommel’ in zijn hoofd er enkel zou voor zorgen dat hij zijn grandioze stripideeën zou kwijtspelen. Zijn lagere school deed hij in Sint-Gertrudis Pede. Later ging hij naar de Latijnse bij de Paters van Aalst. Hij hield het er twee jaar uit maar het laatste jaar was er een van kommer en kwel. Zo kwam hij in een Brusselse school terecht, maar lang duurde dit niet daar hij aan de slag kon in een Ukkelse bakkerij waar hij drie jaar bleef. Dan ging hij voor zes maanden naar het leger. Hij werd magazijnier in de kelders van de Brusselse platenfirma Phonogram. Het was in die dagen dat hij voor het eerst in contact kwam met het Brusselse Sint-Lukasinstituut. Dit avondlijke kunstonderwijs was voor hem een hele openbaring. Het werd hem er wel duidelijk dat hij met tekenen zijn kost niet kon verdienen. Zijn creaties waren niet slecht maar daar bleef het ook bij. Met een paar mensen van Sint-Lucas en een neef heeft hij toen een groepje ‘Anus’ opgericht. Hij vertelt zelf dat wie toen in Sint-Lucas studeerde een linkse rakker was,

249 uit een interview uit 1996 250 VAN GHELUWE (Geert), Urbanus is gelukkig met zijn stripklavertje van vier In: Stripnieuws, 2006, 4 (3).

284 en indien ze het etablissement en de Kerk konden ‘kloten’ ze dit zeker niet moesten laten. Na enkele nederlagen wilden de groepsleden niet meer mee en dan is hij er alleen voor gegaan251. Toen is voor Urbanus de kleinkunst geboren. Op dit ogenblik verdween voor hem eigenlijk de grote droom om ooit een beroemd striptekenaar te worden.

Ergens in 1982 na een in het weekblad Humo verschenen interview stonden Willy Linthout en uitgever Jef Meert aan de deur bij Urbanus. Zo werd uitgeverij Loempia geboren en Linthout zorgde bij het eerste verhaal zowel voor een scenario als voor de tekeningen. Urbanus wilde wel helpen maar had het op dat ogenblik te druk met zijn dagelijkse optredens. Vanaf het derde album zijn ze samen rond de tafel gaan zitten om te schrijven. Wat Urbanus zo aantrok in Linthout is zijn notoire kennis van het stripverhaal. Hij had toen al een verzameling van meer dan 15 000 albums en wist dus zeer goed wat lukte op de markt en wat niet. Linthout zit ook vol met ‘losse ideeën’ wat niet steeds evident is voor een tekenaar. Urbanus is van mening dat ‘iemand die maar matig kan tekenen door oefening wel beter kan worden maar als je weinig of geen inspiratie of fantasie hebt kan je dit niet aanleren.’ Linthout blijft de basisideeën op papier zetten en zo is het voor Urbanus gemakkelijker om er de dialogen en de grappen bij te verzinnen. Linthout wilde niet zozeer een Urbanus-strip maken, als wel een familiestrip met Urbanus in de hoofdrol. Een aantal sketches uit die tijd vertrokken vanuit een gezinssituatie, en daar wilde Linthout op verderwerken252.

Jef Meert was in de ogen van Urbanus ook een ontzettend toffe en intelligente uitgever. Ze dachten bij de start dat indien ze 5 à 6 000 boekjes zouden verkopen, het al een enorm succes zou zijn maar uiteindelijk werden het er pak meer253. Als Loempia een beetje boven hun hoofd begon te groeien zijn ze overgegaan naar de Standaard Uitgeverij. Bij deze laatste wisten ze wel dat de strips van urbanus iets ‘vettiger’ waren dan hun klassieke aanbod, maar ze hebben nooit het gevoel gehad dat ze gecencureerd werden.

251 HORSTEN (Toon), Urbanus in viervoud, Stripgids, 2007, 1, 2e reeks (4), p. 17. 252 HORSTEN (Toon), Urbanus in viervoud, Stripgids, 2007, 1, 2e reeks (4), p. 18. 253 Urbanus vertelt: “Ik herinner mij nog als de dag van gisteren die eerste keer dat onze eigenste uitgeverij Loempia een piepklein tafeltje kon bemachtigen op de grote Antwerpse boekenbeurs. Wij met zijn drieën en elk met een piepklein hartje daar naar toe. De vrees voor een afgang maakte reeds snel plaats voor krek het tegenovergestelde. In rijen stonden ze voor onze stand aan te schuiven en dat tot grote afgunst van de andere standhouders die op die manier zelf geen boek meer konden verkopen. Dat ik op dat ogenblik furore maakte in alle parochiezalen en mijn platen als zoete broodjes verkochten zat daar uiteraard ook voor een groot stuk tussen.”

285 Als men vraagt naar de eigen stripjeugdidolen van Urbanus geeft hij ootmoedig toe dat hij zelf niet graag boeken leest. In mijn jeugdjaren zag hij het zeker niet zitten om een Kuifje’s verhaal van Hergé te lezen. Zelfs een Suske en Wiske van Willy Vandersteen of een Nero van Marc Sleen was net al iets te veel tekst voor hem. Toch was Marc Sleen een meer dan bepalende figuur voor hem. Hij is uitermate dol op zijn ‘Lustige kapoentjes’ maar vooral zijn ‘Piet Fluwijn’ en ‘Bolleke’ liggen hem nog altijd nauw aan het hart. Ook ‘Het plezante Circus’ uit Ons Volkske van Willy Vandersteen met Bros en Guust konden hem altijd uitermate bekoren. Dat waren immers meer prentjes dan tekstballontjes. Toch kon hij zich niet van de indruk ontdoen dat die bengels of rakkers eigenlijk geen echte ‘rotzakskens’ waren. Daarvoor collaboreerden ze te vaak met hun ouders, de politieagent of de schoolmeester. Neem nu bijvoorbeeld Jommeke van Jef Nys. Die helpt als een echte padvinder oude madammen de straat over. Onze Urbanus doet dat ook maar dan wel volledig fout. Hij zet die bejaarden weer op krak dezelfde plaats als vanwaar ze vertrokken waren…De creatie van zo’n smeerlapje dat met de kinderen samenspant tegen die gevestigde waarden als de ouders, de schoolmeester of de dorpspastoor was het gat in de markt dat Willy Linthout en Urbanus nu al vele jaren weten te bespelen. Ook een grote behoefte doen in de strip zal je nooit ofte nimmer terugvinden in een Suske en Wiske of een Jommeke’s album. Bij hen is dat uiteraard wel even anders: de familie Urbanus zet zich minstens één keer per aflevering op de toiletpot… Hun eerste gloriemoment volgde niet veel later. Een misnoegde moeder had immers een heel boze brief in de krant laten publiceren waarbij ze het hen zeer kwalijk nam dat haar kleine niet meemocht op schoolreis. Ze hadden de jonge snaak op het WC betrapt terwijl hij één van onze ‘vulgaire’ stripboekjes aan het lezen was.. Op dat ogenblik waren Urbanus en Linthout er absoluut zeker van dat ze goed bezig waren! Bij de start van de reeks Urbanus tekende Linthout Urbanus zoals hij in die tijd op het podium stond. Dit wil zeggen slungelachtig, met een baard en lang haar. Het was pas toen een van Urbanus platencovers een klein Urbanuske van ongeveer 13 jaar opvoerde met een veel te grote broek en een boekentas op de rug –die overigens tegen zijn hielen stond te plassen- dat de huidige Urbanus het levenslicht zag. Ze wilden vooral voor kinderen en jongeren werken en ook daarom is het srippersonage Urbaus veel jonger dan de podiumfiguur Urbanus. Urbanus was al die jaren op zoek geweest naar een geschikte stripfiguur en plots ontdekte hij zichzelf… Ook de Urbanus familie is niet zomaar uit de lucht gevallen. De vader van Urbanus was al een tijd overleden en Linthout kende zeker de moeder van Urbanus nog niet. Daarom opteerde Linthout ervoor om zijn ouders in stripbeeld te brengen. Vader Linthout was in het

286 echte leven begoniabollenkweker maar ook een notoir pintenpakker in zijn stamkroeg terwijl zijn moeder net als Eufrazie heel devoot en Katholiek door het leven ging. Ook de immer aanwezige Kerk in hun stripverhalen is er een die vooral Linthout kent. Hij koos voor die van Daknam Lokeren en dat zorgde wel eens voor verwarring bij hun fans. Het gebeurt niet zelden dat de echte, vaak Nederlandse freaks tevergeefs door Tollembeek hossen op zoek naar dé echte UrbanusKerk.

‘Kiekebanus’ of het verhaal van de huizenruil tussen de familie van Marcel Kiekeboe en de familie van Urbanus was zeker een apart verhaal in het stripwereldje van die dagen. Vooral de keuze om zowel een Urbanus én een Kiekeboe happy end te creëren, deed hen scoren in stripland. De inspiratie daarvoor vonden ze in een Franse film uit de jaren ‘70 waarbij de immens populaire hoofdrolspelers Jean-Paul Belmondo en Alain Delon gedurende de ganse film op elkaars bakkens sloegen om dan als grote vrienden het doek te laten vallen. Ook voor hun 100ste album kwam Linthout met een idee op de proppen. Iedereen weet dat Linthout en Urbanus -in tegenstelling met de meeste van hun collega’s- altijd met een grote albumvoorsprong werken. Op een bepaald ogenblik was dit zelfs opgelopen tot 8 stuks. Daarom rees het idee om wijlen Karel Biddeloo, Merho en Paul Geerts te vragen om in hun verhaal van dat ogenblik een code te gaan verwerken254. De Urbanus familie moest die code dan vinden (in de albums van de bibliotheek van album 100). Er zijn nu nog steeds mensen die zich afvragen hoe ze dat op dat ogenblik mogelijk gemaakt hebben. Kiekebanus was voor hem echt een hoogtepunt, het idee bestond reeds meer dan 10 jaar maar ze vonden nooit de tijd om het project uit te werken. Het leek hem dus passend om op deze manier een bijdrage te leveren aan 100 jaar strip.

2.6.2. Verwijzingen naar religie in de reeks255 1. Het fritkotmysterie, 1983 In deze reeks zien we dat de auteur het niet nauw neemt met de goede zeden. We zien een blote vrouw op het schilderij in de woonkamer.

254 We mogen hier niet uit het oog verliezen dat dit de lezer ongetwijfeld prikkelt om de albums waar de code in verwerkt zit ook te lezen en te kopen. Commerciële doelen zijn hier dan waarschijnlijk ook aan de orde. 255 Omdat de Katholieke godsdienst zo vaak ter sprake komt dat ze bijna tot het decor behoort heb ik zaken die regelmatig voorkomen niet per album vermeld. Dit om te voorkomen dat ik te vaak in herhaling zou vallen. Men kan ze makkelijk vinden in de samenvatting. Ik baseerde mij gedeeltelijk op samenvattingen die op internet te vinden zijn. Ik sluit dus niet uit dat men op dit vlak gelijkenissen opmerkt.

287 Verder in het verhaal liggen twee mensen in één bed . Ook Urbanus draagt geen broek meer als hij bij zijn schattebout aankomt. Dit valt echter niet in goede aarde bij haar: “uw haring zal niet braden manneke!.. gedaan met trouwen ik treed nog liever in het klooster.” Urbanus krijgt een visioen. Hij wordt afgebeeld met een aureool boven het hoofd . Hij valt op zijn knieën en roept: “Ik hoor een stem uit de hemel! Ik ben verdorie uitverkoren! Gelijk Mozes! Ik had altijd al gedacht dat het er eens ging van komen! ‘ t is niet voor niets dat ik alle dagen zuster Godelieve Bloedwijn drink.” Urbanus kondigt met veel zwier aan dat hij zal moeten trouwen! Zijn vader reageert daar niet zo goed op: “Vuilaard! Grote vuilaard! Hebben we u daarvoor zo’n goede opvoeding gegeven. Hebt ge daarvoor zo lang bij de paterkes op school gezeten?” Heksen zijn ook geen probleem in de strips van Urbanus. Hij zou er zelfs mee trouwen. Ook Sinterklaas zien we opduiken. Hij heeft een mijter, een staf, en een rood/witte koorkap. Tante nonneke, gekleed in een zwarte habijt en zwarte kap speelt een kleine rol in het verhaal. Verderop in het verhaal zien we een begrafenisstoet voorbijkomen : De priester, in het zwart gekleed, vooraf gegaan door de misdienaar met het kruis en daarachter de mensen die de kist dragen. De priester dient ook de sacramenten van de stervenden aan Cesar toe en zegt: “t’is erg maar ik zal U sterken met de sacramenten der stervenden” “Ge zijt gezalfd en gezegend er kan u niets meer gebeuren en bedankt voor de druppel”. Uiteindelijk kan de priester toch de begrafenis afwerken en zien we Urbanus op het katholiek kerkhof, waar de pastoor hem trouwt . 2 De Hittentitten zien het niet zitten, 1983 In deze strip komt Urbanus in aanraking met een vreemd volkje: de hittentitten, een soort kabouters. Deze strip bevat opnieuw gelovige (katholieke) elementen : - Zo ziet Urbanus de kerktoren vanuit zijn slaapkamer, - Op pagina 99 wordt de leefkamer van Urbanus uitgebeeld. Boven de Leuvense stoof hangt een kruisbeeld met Jezus erop. - De materniteit wordt afgebeeld met een groot kruis op de muur geschilderd.

288 - Urbanus krijgt hulp van zijn engelbewaarder (p. 20). Deze engelbewaarder is afgebeeld met vleugeltjes, een kroontje boven zijn hoofd en een baard. Tevens wordt een hoop rijstpap voorgezet en zegt de engel: “’t is hier haast zo goed als in de hemel”. - Ook de duivel komt te voorschijn (p. 22). Deze duivel heeft hoorntjes op zijn hoofd en een staart, hij jongleert met vuurfakkels. De duivel komt tenslotte in een wijwatervat met kruisbeeld terecht . We vernemen ook dat Urbanus een nonkel pater heeft (p. 24). Enkele uitdrukkingen die verband houden met het geloof: zijn duivel is dood (p. 25), daarna ga ik in het klooster (p. 25) De tekenaar toont wel zijn preutsheid want hij tekent Urbanus in zijn blote kont, doch plakt een klever op zijn geslachtsdeel. 3 Het papschoolgenie, 1984 In dit verhaal ontmoet Urbanus koning Boudewijn.De koning wordt zijn vriend . Urbanus loopt school bij meester Kweepeer in de gemeenteschool. In de klas staan volgende boeken op de boekenkast (p. 107): ‘Kardinaal Suenens en Coïtus interruptus’. De school is gebouwd in de nabijheid van de Kerk. Aan de ingangspoort van de Kerk zijn heiligennissen gebouwd. Boven de poort is tevens een kruisbeeld gemetst. Urbanus kan deze kerk vanuit zijn slaapkamer bewonderen (zie vorig album). De koning bezoekt de klas van Urbanus en daarom wordt het volgende lied aangeleerd: “Lieve Vrouwke schoone ende Soete”. Mijnheer pastoor, in zijn traditioneel pakje, doet zijn intrede op pagina 55: “hoort het ook koster, zijt gij ook zo ontroerd bij het horen van deze hemelse klanken die ons dorpje overspoelen.” De pastoor bezoekt ook de school van Urbanus (p. 58): “hewel Urbanus, kent ge uwe catechismus”, Op pagina 59 wordt de pastoor kwaad: “Gij vuile Farizeeër!! In plaats van sjieken te plakken zoudt ge beter één van de discipelen worden van Onze Lieve Heer!”. Op pagina 60 praat de pastoor wartaal nadat hij een wereldbol op zijn hoofd kreeg: “en Mozart kwam van de berg Sinai met de tien stenen tafelen in zijne rugzak”. Op de slaapkamer van de ouders van Urbanus hangt een schilderij van het laatste avondmaal,met Jezus(met baard en kroontje) naast de twaalf apostelen.

289 Eufrasie heeft het schilderij gewonnen bij de “boerinnenbond”. Eufrazie maakt hier duidelijk dat ze lid is van de ‘boerinnenbond’ (een vereniging die nu KVLV noemt). 4 Urbanus op Uranus, 1984 Eufrazie is nog steeds gespecialiseerd in het afstoffen van Onze Lieve Vrouwbeeldjes, doch dit komt slechts eenmaal aan bod, namelijk op de voorpagina als men de beschrijving van de personages geeft. Toch toont Eufrazie haar katholieke opvoeding bij de zwangerschap van Urbanus’ hond, wanneer ze zegt: “ge hebt ondertussen toch vuile manieren gedaan! Ge staat hier zo zwanger als iets.” God heeft met dit verhaal niets te maken, maar omdat God nu eenmaal overal is, zien de auteurs zich genoodzaakt God ook in deze strip te vermelden. Urbanus verkoopt chocolade aan de ganse wereld, dus ook aan de paters: “zes ton chocoladerepen voor de paters trapezisten van scheut! Komt in orde!” In deze strip worden de getuigen van Jehova vermeld. Men zegt: “Ja! Er staan daar weer twee getuigen van Jehova! Is’t weer eens t’einde van de wereld misschien?” De pastoor en de koster komen in de strip voor terwijl ze de kerktoren bekijken, waar Urbanus aanhangt: “Wat hangt daar nu weer aan onze Kerktoren?” “Een mirakel misschien?” “ Ge kunt zien dat ge mijn kerktoren repareert,’k zit morgen met ne chieken trouw.” Mijnheer pastoor bezoekt nonkel Fillemon aan zijn sterfbed. De pastoor geniet van een glaasje wijn, terwijl hij als dronkaard wordt afgebeeld. Aan het sterfbed zit ook pietje de Dood. Pietje de Dood (p72-74) getekend als een geraamte in een zwart kleed, zit met zijn zeis te wachten op de dood van Fillemon. “Als ik hier nog lang ga moeten wachten pak ik nen anderen mee!” Er worden enkele Bijbelse verhalen in het boek vermeld. Zo zegt Eufrazie, wanneer Urbanus na het sluiten van zijn chocoladebedrijf terug naar huis gaat: “De verloren zoon is teruggekeerd”. Waarop Cesar antwoordt: “Maar als hij denkt dat ik mijn vetgemest kalf ga slachten is hij goed mis!!”. Hier zien we duidelijk een verwijzing naar het verhaal in de Bijbel

290 waar na de terugkeer van de verloren zoon een gezond dier gedood wordt om de thuiskomst te vieren. 5 Het mislukte mirakel 1983 In het mislukte mirakel gaat Urbanus op zoek naar eten voor zijn nest hondejongen. Hij krijgt hulp van een zwevende geest ‘Van Vierspleten’. Deze geest moet een mirakel verzinnen in het bijzijn van twee afgezanten van Sint Pieter, nadat hij een duimspijker op Gods troon heeft gelegd. Als straf wordt zijn ziel opgesloten in kookpotten. In deze strip toont Eufrazie haar katholieke opvoeding bij de geboorte van de achtenveertig hondejongen, wanneer ze zegt: “Jezus, Maria, Jozef en alle Heiligen van den Almanak! Dat is hier een Mirakel, De wonderlijke vermenigvuldiging!” Mijnheer pastoor speelt een belangrijke rol in dit verhaal : - “Ik zet mijn hand ook nog ne keer graag in een mals stukje vlees” , vandaar dat hij bijklust bij zijn broer in de beenhouwerij, met een voorschoot boven zijn pastoorkleed. - Hij heeft ook regelmatig dorst want hij spurt naar het café bij Wiezeke terwijl hij zegt: “hola ‘k moet er bij zijn! Er is daar weer iemand aan trakteren”. Na een paar glazen begint hij te zingen: “Wijle zijijijn van Tollembeek” - Hij bezoek de altijd stervende Fillemon: “k zal meerijden om hem te berechten, misschien erf ik wel zijne wijnkelder”. Bij nonkel Fillemon aanvaardt hij een druppel, zeggende “tot vanboven is vol genoeg”. Woedend verlaat de pastoor de genezen Fillemon, terwijl hij zegt: “’k heb hier al twee vaten heilig Oliesel opgebruikt aan dien ouwen en hij leeft nog”. - Hij gelooft niet in mirakels: “ha,ha een mirakel! Wie gelooft daar nu nog in!” Doch voor het herstellen van de Kerktoren gelooft hij wel in een mirakel. De pastoor van Tollembeek belt de paus op in het Vaticaan: “Hallo! Met het Vaticaan? Is de paus thuis?” De paus is bereid zich over de ongedoopte hondejongen te ontfermen in ruil voor een nieuwe kerktoren. De toren moet echter hoger zijn dan de Dom van Keulen en dikker dan de Basiliek van Koekelberg. De ziel Van Vierspleten herstelt de toren via een mirakel zeggende: “Dominus Omnibus Vanuwesus, Dominus Kwibus Impotentus, Dominus Etrangerus nondedzus!”

291 De pastoor is verrukt en zegt: “dit moeten we vieren met een speciale mis! Komaan. De Kerk zit vol! We kunnen de Bisschop en de Kardinaal niet langer laten wachten.” Ik weet niet of dit toen (1983) de bedoeling was om te spotten met de lege kerken die we de dag van vandaag kennen, maar de lezer kan dit wel zo interpreteren. - Wanneer het spook een moskee tovert zegt mijnheer pastoor: “Gaan we daarmee niet teveel vreemdelingen naar ons parochie lokken?” 6 De pretparkprutsers 1983 In het doplokaal staat een nonnetje, gekleed in een lang zwarte habijt met kruisje rond de hals en doek op het hoofd. De Kerk staat in het midden van het pretpark van Urbanus en de kerktoren is een onderdeel van de glijbaan. De pastoor moet 80% van het inkomen hebben van alles wat op het pretpark gebeurt. 7 Tegen de dikkenekken 1984 In dit verhaal wordt Urbanus belastingscontroleur en belandt hij op de elektrische stoel. In het begin van het verhaal komen twee getuigen van Jehova aan de deur bellen bij Urbanus: “Hebt ge de ‘ontwaakt’ al ontvangen? Mogen we U dan de nieuwe wachttoren overhandigen?” Een van beide getuigen heeft een bordje in zijn hand: “In 1982, 1983, 1984, 1985 ontploft de wereld.” Deze getuigen nemen ook Urbanus en zijn familie mee in hun wagen: “We zullen die verschoppelingen der aarde een lift geven! Misschien kunnen we ze bekeren!”. Bovenop hun wagen liggen twee wachttorens. Urbanus steelt deze wagen zeggende: “ze hebben hem toch voor niks van God gekregen!” Eufrazie, toont dat ze bijgelovig is als ze tegen de belastingscontroleur zegt: “Maar allé dat is een schapulierke dat ik meegebracht heb uit Lourdes!” De pastoor is ook weer van de partij in deze strip: - Hij heeft nog altijd een bijverdienste bij de beenhouwer: “Jamaar…Ik stuur mijn bijverdienste allemaal op naar de derde wereld!” - Hij breviert op straat in zijn ouderwets kostuum met baret. - Hij zit te slapen in zijn biechtstoel in de Kerk omdat hij dronken is “Help mij ne keer recht, want mijne miswijn was op en ‘k heb whisky moeten gebruiken voor de begrafenis van deze morgen!” - Hij schopt Urbanus uit zijn Kerk: “Uit mijn ogen vuile Farizeeër!” - Hij staat Urbanus’ terechtstelling bij zeggende: “Dominoes Vobiskoem”

292 De kerk komt regelmatig in beeld. Links, rechts en boven de toegangspoort zijn heiligennissen aangebracht. Binnenin de kerk staat de biechtstoel, de offerblok en de Kerkstoelen. Nabij de biechtstoel hangt het biechttarief “vuile praat 3 weesgegroeten, onkuisheid 6 onze vaders”. De offerblok is ten voordele van het Heilig Trezeken. 8 De proefkonijnen, 1985 In deze strip is er een verwijzing naar Jehova opgenomen. De auto die Urbanus van de gevangenis naar huis brengt heeft als opschrift: ‘God redt’ en bovenop de wagen ligt een wachttoren. Men noemt het dan ook de goddelijke vierwieler. Als ze er een politieagent mee omverrijden zeggen ze: “wat scheelt er mijn zoon? Hij lijkt wel door de hand Gods geslagen”. Verder in het verhaal zien we opnieuw het Mariabeeldje staan in de huiskamer van de familie Urbanus. Als men aan Urbanus zegt dat er een boorlingkske zal komen antwoordt hij hierop: “Ik zie hier nergens een ooievaar. Maar hij gelooft dan ook nog in Sinterklaas.” Ook de kerk met kruis wordt afgebeeld in de strip. De pastoor heeft de auto die aan het kruis hangt opgemerkt en een voorbijganger zegt: “er hangt misschien een mirakel aan de kerktoren”. Amerikanen zijn ook gelovig in het verhaal want Reagan zegt: “Jezus christ” en zijn militairen zeggen: “fucking hell!!”. We kunnen dus zeggen dat de Amerikanen niet zo goed worden voorgesteld in het album. 9 Het gefoefel met de zak 1985 In deze strip speelt de zak van Sinterklaas de hoofdrol. Sinterklaas en zwarte piet steken Urbanus in de zak . Omdat Sinterklaas weldra komt speelt Urbanus de brave en sympathieke jongen: - Nonkel Fillemon zegt: “heeft hij zich bekeerd misschien?” - In de klas staat Urbanus recht voor mijnheer pastoor. - Urbanus krijgt van meneer pastoor een aureooltje op zijn hoofd en hij murmelt “dank u eerwaarde vader!” Sinterklaas wordt teruggeroepen vanuit de hemel door Sinte Pieter: “Kom vlug naar boven! ’k ga de hemelpoort weer sluiten voor een jaar”. Vloekend vertrekt de Sint naar de hemel: “nondegodver hier en ginder”. De zak van Sinterklaas verricht wonderen wanneer er gezongen wordt: “en dan nu de wienerzangerknapen vanuit de Bartholomeus kerk in Zwijnaarde” Ook de pastoor, met de offerblok in zijn handen is van de partij:

293 - “k sta hier nu! En dan nog met mijn grootste offerblok!!” - Hij wordt ook beschoten, doch de knopen van zijn kleed redden hem: “mijn gezegende knoopjes hebben mij weer eens gered.” - Hij verzamelt de zieken om genezing te bekomen: “deze kant op!! Verlamden, kreupelen en ongeneeslijke zieken, een applausje voor Urbanus, de gezegende jongeling, die uitverkoren werd om genezing te brengen onder de lijdenden!! - Hij slaat Urbanus in de ban van de kerk Wanneer Urbanus wordt opgevist door Sinterklaas zegt Eufrazie: “Mijnheer pastoor, kijk onze Urbanus is ten hemel opgestegen!” Samen knielen ze terwijl de pastoor zegt: “We hebben een nieuwe Kerkelijke feestdag bij!! Sint Urbanus Hemelvaart” . Doch Sinterklaas schopt Urbanus uit de hemel met de woorden: “Uw ziel vertoont nog teveel vuile vlekken”. Uitdrukkingen die voorkomen in deze strip en verwijzen naar niet gelovigen: “schijnheiligaard!”, “‘t is precies of ge hebt in de hel gezeten”, “vuile communisten”. 10 Ambras in de klas, 1986 In de klas zingen de leerlingen: “wijle zijn de paters Jezuwieten”. De pastoor ziet alles en is er steeds bij als er iets te doen is in Tollembeek. Hij vergezelt niet alleen de minister van tewerkstelling naar de klas, maar geniet ook van de drank. Cesar laat zich vervoeren in eenmobiele telefooncel. Enkel oude kwezels zeggen wanneer Cesar in zijn mobiele cel passeert: “wist ge dat de paus terug zou komen! ‘ t stond niet in het parochieblad”. 11 De tenor van Tollembeek, 1986 In dit album vinden we in vergelijking met de andere strips weinig verwijzingen. Urbanus noemt Jef patat wel een “schijnheiligaard”. We zien ‘meneer’ pastoor op plaat 21, traditioneel gekleed. Naar de mening van Eufrazie “zijn er meer fritkoten dan kerken”. We zien ook hier en daar de kerk op de achtergrond. Urbanus zingt: “…kermis in de hel…”. De priester zou hem willen vragen om in het kerkkoortje te komen zingen. Even verder in het album heeft de Heer, Jef Patat tot zich geroepen (ze denken dat hij is gestorven). 12 Urbanus moet trouwen !, 1986 In dit album moet Urbanus trouwen omdat zijn ‘vriendin’ zwanger is. Op de voorpagina staat een Mariabeeld, met op de voorgrond Urbanus en zijn zwangere vriendin, voor de priester. De pastoor herkennen we aan zijn kazuifel met paarse band onderaan. Men zou

294 verwachten dat hij nuchter is,doch zijn rode neus verklapt echter dat hij zat is. Hij heeft ook een boek vast dat waarschijnlijk de Bijbel is. Een varken brengt de trouwringen . Naar mijn mening lacht men hier met de katholieke godsdienst of alvast met de trouwceremonie. Iedereen in het dorp ziet Urbanus als ‘de schande van Tollembeek’ omdat hij reeds een kind verwekte voor het huwelijk. Zelfs meneer pastoor stapt op in de betoging met een bord: “majorettekes bepotelen dat kan hij!” Urbanus wil een rechtzetting in het parochieblad. Hij verwacht blijkbaar dat velen dit blad lezen. Als hij het blad echter wil gaan kopen (in de kiosk zit er een non, met een kruisbeeld daan de hals en het zwart/witte habijt) is er geen parochieblad verschenen. De ouders van Urbanus komen in het bejaardentehuis ‘de laatste zucht’ terecht en aanroepen “Maria moeder maagd.” 13 Radio Salami, 1987 In dit verhaal komen - in vergelijking met andere Urbanus verhalen - relatief weinig religieuze verwijzingen aan bod . Enkele verwijzingen spotten met de Kerk. We zien de pastoor overal opduiken. Zo zien we hem in vol ornaat zijn radio openzetten als ‘radio Salami’ door Urbanus voor de eerst maal in de ether komt. Hij draagt zijn zwarte mutsje en zijn zwarte kazuifel .We zien het kruisbeeld boven zijn radio hangen. Kortom zoals het een goede priester betaamt. Als men op de radio ruzie maakt, komt de priester naar buiten en zegt : “t is heiligschennis”. Urbanus zendt de mis op zondag rechtstreeks uit . Vele medegelovigen vinden dit echter geen goed idee en vragen om stilte in de Kerk. We zien Urbanus geknield zitten in de kerk om verslag uit te brengen. Het klinkt als volgt: “Best zieke en gehandicapte luisteraars van radio Salami! Gelieve te knielen, want de pastoor steekt de hostie in de hoogte!!! … vervolgens richt hij de kelk met de wijn ter hemel.. nu knielt meneer pastoor voor het altaar.. en dan nu een passende reclamespotje: er is altijd plaats van voor in de kerk van meneer pastoor!”

295 Als de mis ten einde is rapporteert Urbanus :. “Komt allen naar de zondagmis, waar het vrolijk bidden is anders gaat ge naar de hel, bakker Adolf die komt er wel.” Er wordt gespot met de zondagsmissen die we soms ook op televisie zien . Urbanus neemt een loopje met de gangbare stilte die in de kerk wordt gevraagd om te bidden. Urbanus lapt ook de regels van de biecht aan zijn laars . Hij volgt de bakker tot in de Kerk en schendt het biechtgeheim.Hij zegt: “bakker Adolf gaat met zijn ongewijde voeten de kerk binnen, hij is in de biechtstoel gekropen, we zullen eens van dichtbij luisteren wat hij allemaal te vertellen heeft..De bakker begint als volgt: “Eerwaarde Heer, zegen mij, want ik heb gezondigd!” Hierop antwoordt de priester: “Vertel op mijn zoon! Wat ligt er op uw lever!’”. Hieruit kunnen we concluderen dat de priester zijn inwoners ziet als zijn zonen. Ook het biechttarief hangt aan de biechtstoel.Blijkbaar is foefelen met andermans vrouw en dronkenschap minder erg dan vloeken. De pastoor berispt Urbanus : “het is pure Heiligschennis , om penetenties te mogen opleggen moet ge eerst priester zijn!!” 14 De geboorte van Urbanus, 1987 Urbanus geeft een filmvoorstelling van de verloving van zijn ouders. Mijnheer pastoor is ook aanwezig bij die filmvoorstelling: - Hij probeert af te pingelen op de prijs: “ik mag wel voor halve prijs kijken zeker Urbanus ? t’is al bezig!” - Hij is ook een kenner: “juist nu er iets te zien was is de boel kapot”. De ouders van Eufrazie, deftige mensen zijn niet opgezet met Cesar: “’t is niet alleen een zatlap! Hij gaat ook maar één keer per week naar de mis! In mijn huis komen geen heidenen.” Wanneer Eufrazie (en Cesar) in verwachting zijn van Urbanus worden ze als verschoppelingen behandeld. Ze worden door iedereen verstoten zelfs meneer pastoor roept kwaad: “Gij leeft alle twee in staat van doodzonde!! En dan willen ze nog het huis van God betreden!! Weg losbandig gespuis!! Alledrie buiten duivelsgebroed.” Ze zoeken, zoals in het bijbelverhaal onderdak bij de armtierigsten, onder een brug. Urbanus wordt geboren en in een bakje aardappelen gelegd. Plots verschijnt koning Boudewijn als een van de drie koningen. Eufrazie vraagt: “Wierook, goud en mirre!!” Tenslotte trouwt Cesar met Eufrazie. Het kerkelijk huwelijk wordt ingezegend door meneer pastoor in vol ornaat. Urbanus wordt grondig gedoopt: “en dan doop ik U in de naam van God de vader, de Zoon en de Heilige geest…maar voor alle veiligheid ook in de naam van de Heilige Rita, Maria Magdalena, de Heilige broeder Isodoor, Sint Eustachius, de Heilige Rumoldus, de Heilige

296 Gertrudus, Sint Bresjnev, de Heilige Johannes, Sinterklaas, Sint Bonnifacius, Sint Gregorius, Sint Thomas, de Heilige Valentius,…” Uitdrukkingen die in het verhaal voorkomen : - als ge van de duivel spreekt ziet ge zijn staart - schijnheilige vrouwenzot. 15 Het vlooiencircus, 1987 Deze strip is een samenvatting van korte verhalen en gags. In ‘het vlooiencircus’ geeft meester Kweepeer les over hygiëne. Hij spreekt over “U alle dagen wassen inclusief uw verborgen delen”. Ook het bord aan de muur spreekt duidelijke taal. Het aantal keren dat men zich moet wassen staat verduidelijkt op het plakkaat: achterwerk 12x, aangezicht 4x, gesl.dln. 38x, voeten 2x. Wanneer Urbanus een vlooiencircus opent, staat meneer pastoor opnieuw op de eerste rij . In ‘Urbanus was op tijd’ vloekt Cesar: “nonde godver! Wat is hier gebeurd” ‘Nieuwe leerling’: In de klas maken we kennis met Herman Jambon. Op de achtergrond hangt in de gemeenteschool, naast het bord, een kruisbeeld. In ‘goede doel’ coördineert mijnheer pastoor de verzamelactie voor de derde wereld. Urbanus lost het probleem op door zijn boterhammen op de wereldbol te plakken. In ‘kerstnacht’ krijgt Urbanus zijn hoofddeksel niet af voor meneer pastoor, bij het inoefenen van het kerstlied. Daarom moet hij ezel spelen bij de kerstkribbe naast Maria, Jozef en kindje Jezus. Boven de kerststal staat de ster en zweeft een engeltje, terwijl het koor” Stille Nacht” zingt. 16 De krottenwijkagent, 1987 In dit verhaal speelt de pastoor een kleine rol. Hij staat keurig in de rij wanneer de paus in zijn automobiel in Tollembeek voorbijrijdt. Terwijl Urbanus de gangsters opwacht, wordt het Onze Lieve Vrouwenbeeldje met de bijbehorende kandelaars door de schoorsteen weggezogen. 17 De kleine tiran, 1988 Aan de inwoners van Tollembeek worden nieuwe belastingen opgelegd . De bevolking komt in opstand, zelfs meneer pastoor betoogt mee.Hij werpt zelfs met een steen. De stem van Jehova had het nochtans voorspeld: “We hebben jullie dikwijls genoeg verwittigd”. Opmerking: in dit stripverhaal komt heel wat naakt voor: - Dikke Herman,zedig afgedekt door twee bordjes,

297 - meester Kweepeers geslacht afgeschermd door zijn zotskap, - manneken pis 18 Het lustige kapoentje, 1988 Urbanus haalt heel wat kattenkwaad uit.Ook Cesar en Eufrazie, samen gezellig in hun blootje in de badkuip zijn niet veilig voor Urbanus en de zedige kijkers. Gelukkig bedekt een wolkje zeep alles. De heilige maagd neemt een bad in de visbokaal. Eufrazie kan er niet mee lachen: “Heiligschennis! De heilige maagd onderste boven. Ons lieve vrouwke molesteren”. Terwijl Cesar zijn vaderlijke plichten doet, wordt het bed buitengekapulteerd. Naakt belanden Cesar en Eufrazie bij meneer pastoor. Meneer pastoor geeft kledij aan de blote ouders en zegt: “De heer sprak! en gij zult de naakten kleden”. Dit verwijst dus duidelijk naar de katholieke godsdienst. s’Anderendaags wordt Urbanus de les gespeld door meneer pastoor en een druppel kan er altijd bij. Een poging om Urbanus ,zoals Mozes in een mandje te laten drijven mislukt. De naakte negertjes sturen hem terug: “Urbanus partita. Daswelda”. Ook hier hebben we een verwijzing naar het bijbelverhaal. Professor Dokter Schrikmerg maakt van Urbanus een braaf lammetje. Urbanus zingt zelfs het liedje “Avee! avee! avee Maria” 19 Dieselman, 1988 In deze strip zijn weinig verwijzingen naar het katholieke geloof. Meneer pastoor krijgt het gezelschap van een gevangene die lijdt aan hondsdolheid. De pastoor besprenkelt de gangster met wijwater, doch moet het op een lopen zetten al roepend: “help uw herder wordt verscheurd”. 20 Het kunstmatige weeskindje, 1988 Bij de uitgave van het twintigste boek is er feest bij Urbanus en de pastoor stelt, als ‘religieuze leider’ voor om bij wijze van boetedoening een slechte gewoonte op te geven. Cesar zal stoppen met drinken, Eufrazie zal stoppen met het afstoffen van kruisbeelden en Onze Lieve Vrouwbeeldjes en Urbanus zal geen kattenkwaad meer uithalen. De pastoor zegent de beloftes in met wijwater: “de beloftes zijn opgenomen in het sacramentenboek! …Nu nog wat wijwater sprenkelen en de zaak is geregeld en denk eraan! wat aan God beloofd is kan door de mens niet meer teniet gedaan worden!” Urbanus bidt constant voor het Onze Lieve Vrouwenbeeldje(p12)

298 De pastoor drinkt de pinten bestemd voor Cesar (p43-44) en wordt ladderzat: “wat een herder al niet moet doen om zijn schapen op ‘hik’ het rechte pad te houden! De armen van geest zullen de Here aanschouwen, ‘hik’! De pijn van het vlees reinigt de zieken, ‘hik’”. Cesar en Eufrazie krijgen ruzie en meneer pastoor regelt de scheiding. Eufrazie gaat inwonen bij meneer pastoor en Urbanus moet karweien opknappen zoals hosties knippen. Een verzoeningspoging nabij het kapelletje mislukt en Eufrazie wordt nonnetje in de Kongo om de negertjes te bekeren. 21 De sponskesrace, 1989 In het vorig verhaal is Eufrazie naar Kongo vertrokken om de negertjes te bekeren en ze heeft er een missiepost gesticht. “Volgens de krant van Tollembeek steekt zuster Euphrasia Moeder Theresa de loef af in Goedheid!! In haar eentje bekeert ze twintigduizend negertjes per dag!! Ons lieve Vrouwke is haar al drie keer verschenen” Urbanus wil terug naar zijn moeder en probeert alles te doen om geld te verzamelen voor een vliegreis naar Kongo.

Omdat de kloosterorde heeft betaald, probeert Urbanus bij de paters van Denderwindeke - de orde van Piet Fluwijn256 - missionaris te worden. Urbanus verkleedt zich als missionaris met een patattenzak en een paterskapsel. “Net broeder Isodoor”: zegt de hond Nabuko Donosor. De paters Piet Fluwijnen hebben allemaal een snor, bruine pij en ze lopen op sandalen. De paters zijn niet alleen gekend als de armste onder de armen, maar ook voor hun kastijdingen. Urbanus wordt uitverkoren om de mis op te dragen voor de geknielde

256 De orde van Piet Fluwijn is een fictieve kloosterorde. Linthout maakt hier wel een verwijzing naar de paters uit een stripserie ‘Piet Fluwijn en Bolleke’’ uit de jaren ’50 en ’60 van de hand van Marc Sleen.

299 parochianen. Vooraan het altaar - voorzien van kaarsen, kruisbeeld en Onze Lieve Vrouwenbeeld - preekt Urbanus: “Dierbare parochianen en parochiekiekens, de paus heeft gezegd dat de missen vanaf nu beginnen met een omhaling en ‘t moeten briefjes zijn en wat de communie betreft! Wel er zal hier niemand van mijn hosties komen fretten voor hij gebiecht heeft!” Bij de communie zitten de gelovigen geknield en steken ze hun tong uit om de hostie te ontvangen. Het Latijn van pater Urbanus laat te wensen over: “Openium uwen tootium zoutvatum Fritkottorium Avoirium wredigen Dorstium…en vergeet Sint Antonius niet”. Omdat zijn plan mislukt vlucht Urbanus uit het klooster. De paters slaan hem met het kruisbeeld in de ban van de Kerk Maar dan hoort Urbanus dat er een zeepkistenrace wordt georganiseerd met als hoofdprijs drie miljoen. Mijnheer pastoor rijdt op een zeepkist in de vorm van een Kerk, de paters op het hoofd van Piet Fluwijn, met de paternoster als wapen. Uiteindelijk belandt Urbanus in Kongo en ontmoet hij er een neger, in traditionele kledij, die een Onze Lieve Vrouwe beeldje afstoft. 22 . De gesloten koffer, 1989 Eufrazie komt terug van haar bekeringswerk ,als non, in Kongo en Cesar verlaat het ontwenningsoord ‘den laatsten druppel’. Cesar is intellectueel geworden en schrijft een politiek roman. Wanneer het boek een flop wordt gaan ze in de kerk bidden voor de ‘Heilige Bibliotheekius’. “Dominus van Biskop! Hef de pastoor zijn slip op! Anders schuift hij uit op de linoooolium”. De pastoor is duidelijk geschrokken en verwittigd de kardinaal Traweels: “hallo kardinaal, er zit volk in mijn Kerk en ze zingen over linoleum”. De pastoor slaat Eufrazie in de ban van de Kerk en de kardinaal,in het paars gekleed ,zegt: “geen vrouwvolk in ons klubke”. Dit is duidelijk een verwijzijzing dat vrouwen als priester niet kunnen voor de paus en zijn omgeving. 23 Urbanellalala, 1989 Na een week regen zegt Eufrazie: “ ik ga een mand eieren bij de nonnekes brengen. Dan bidden ze tot de Heilige Clara voor beter weer!!”. De waterellende blijkt een probleem van de riolering te zijn: “NondeGodver” vloekt Cesar! Heel het huis is doorweekt en ze kunnen slechts geld krijgen van de verzekering als zich een dodelijk ongeval voordoet. Urbanus is de pineut. We zien met een lijkstoet met trommelgeroffel.Urbanus wordt begraven. Vooraan staat de misdienaar en meneer pastoor in witte albe met stola en een missaal. Onderweg verliezen ze

300 Urbanus. De pastoor zegt: “hier zijn boze geesten aan het werk geweest. In het hiernamaals leeft hij nog”. Urbanus wordt begraven op het kerkhof onder een zerk met het opschrift R.I.P. Als blijkt dat de ouders geen geld krijgen van de verzekering verkopen ze de spullen van Urbanus. Meneer pastoor koopt twee onderbroeken van Urbanus.Later troost hij de ouders van Urbanus terwijl hij een pint drinkt. Ook bij de muziekwedstrijd staat meneer pastoor op de eerste rij en bij het zien van het bloot pietje van Urbanus roept hij: “dodenmis voor een levende! Heiligschennis!!” 24 Het verslechteringsgesticht, 1989 Cesar en Eufrazie staan reeds op de eerste bladzijde in een gewaagde naaktscène. Het vervolg van deze naaktscène is dat Cesar en zijn vrouw in een begrafenisstoet belanden en uitgemaakt worden door de pastoor voor: “Godslasteraars, lijkenschenners, vuile socialisten”. “We kunnen achter onze hemel fluiten! We hebben heiligschennis gepleegd”: zegt Eufrazie. Urbanus is weer hyperactief en om te kalmeren moet hij voortdurend pilletjes nemen. Meester Kweepeer gaat met zijn klas op studiebezoek bij de yoghurtfabriek. De directeur geeft uitleg over de productie: “In deze bakken zit al het melkpoeder dat ik gekocht heb van een Ethiopiër die ginder honderd ton gekregen had van de 11-11-11-aktie.” Urbanus valt in de yoghurt en wanneer zijn klasgenoten deze pilletjes, vermengd met yoghurt innemen, worden ze brave engeltjes. Volgens dokter Kattevulling worden ze “braver dan de paus”. Het negertje, Botswana, voelt zich zelfs schuldig voor al het leed van de wereld want het roept: “Kruisig mij! t’is allemaal mijn schuld. Neem mij want ik ben schuldig aan alle zonden der wereld”. Urbanus wordt ingeschakeld om van de school een verslechteringsgesticht te maken. Urbanus verzint straffen zoals bijvoorbeeld: een oud kwezelke een paternoster van konijnenkeutels cadeau doen,…Eufrazie vraagt Urbanus: “of hij godsdienst of moraal aan het studeren is.” Urbanus gaat met zijn bende duiveltjes, gekleed met duivelse attributen zoals staarten en hoorns, op stap om de mensen te pesten. Mijnheer pastoor verdedigt zijn kerk met hand en tand en met het wierookvat. In het handboek voor duivelsuitdrijvingen vindt meneer pastoor het recept om duivels te verdrijven:

301 “wijwater”. En inderdaad, Urbanus zegt: “Here Jezus waar was ik mee bezig.” En Urbanus neemt het kruis op zijn schouders. Ook het negertje zingt: ”Leve onze herder! Want hij brengt ons op het goede pad.” 25 Zeven plagen, 1990 Wanneer God de Vader zijn kinderen - Godendochters en Godenzonen - terechtwijst omdat ze met rijstpap op ‘hemelse wijze’ werpen, valt het boek ‘de schepping’ op de aarde. Urbanus krijgt het per ongeluk in handen en experimenteert ermee. “Hopelijk is Urbanus te dom om een nieuwe zondvloed te ontketen”: denkt God. Urbanus geeft het boek aan de duivel. Wanneer de duivel het boek opent springt er een naakt engeltje uit. De duivel wordt afgebeeld als een dik persoon met hoorntjes op zijn hoofd en een staart en gezeten in een solverbad. In het boek staan de geheime ingangen van de hemel, evenals de formules om Heiligen mee te verdelgen. Wanneer Urbanus het boek niet kan teruggeven aan God, stuurt God de zeven plagen over Tollembeek. Dit is een verwijzing naar het Oud Testament, de zeven plagen van Egypte. De duivel bestrijdt de plagen maar Urbanus en Cesar moeten hun ziel verkopen aan de duivel en gaan naar de hel. Ook Eufrazie bestrijdt de duivels - met het Onze Lieve Vrouwenbeeldje op de rug gebonden, kruisbeeld en palmtakje in de hand en roepend: “heiligen van de almanak sta mij bij.” In dit boek wordt tevens verwezen naar Mozes op de berg. God zegt: “Breng mij een offer” en Urbanus roept “nu nog een lam om te slachten”. De hemel wordt afgebeeld gelegen in de wolken met gouden pilaren Het is ook een plaats waar men rijstpap eet. 26 De spellekeszot, 1990 Op plaat 17 zien we de priester recht na de zondagsmis op café gaan. De cafégasten hadden gewed dat de pastoor zijn achterste niet zou tonen,maar voor enige pinten bezwijkt de pastoor.. We kunnen dit alles behalve Katholiek noemen. De priester zegt tegen Urbanus:

302 “De dag dat uw vader en moeder u verwekt hebben is een zwarte bladzijde in de geschiedenis van het christelijk geloof”. De priester kijkt naar de televisiezender die Urbanus heeft gecreëerd. In hetTV spel ‘rad van ajuin’ zoekt men het woord penitentie maar op het bord zien we ,als lezer, peni... staan. Urbanus verduidelijkt : “het is iets dat de priester veel gebruikt”. Men heeft dus niet veel verbeelding nodig om te begrijpen op waarop men alludeert. 27 De Jef Patatten-invasie, 1990 Urbanus vindt een vermenigvuldigingsmachine. Hij denkt eraan zich te klonen “nu gaan we de schepping van God wat vervolmaken door er van mezelf nog bij te fabriceren”. In de slaapkamer van Eufrazie en Cesar hangt een tekening van het Angelus. 28 En ge kunt er uw haar mee kammen !!, 1990 Op een dag krijgt de familie Urbanus bezoek van Gaby en Werther Van Der Sarren. Werther blijkt een halfbroer te zijn van Urbanus. Het voorvalletje is gebeurd toen Eufrazie naar de dagelijkse mis was. Dit wordt in een flash back weergegeven, waar Cesar zedig zijn geslacht camoufleert met een kous en de hond. Urbanus’ vlieg verbergt bij Gaby de geslachtsdelen. Als straf moet Cesar het Onze Lieve Vrouwbeeldje afkuisen. Eufrazie verwoordt het mooi: “De enige remedie tegen onkuisheid is drie weken aan één stuk kuisen”. Om geld te verdienen gaat Urbanus moppen tappen want: “Onze Lieve Heer heeft mij bedeeld met een humoristisch talent.” Natuurlijk is de pastoor aanwezig bij het spektakel. Hij geniet niet alleen van de schuine moppen, hij roept en scheldt bij elke flauwe mop. 29 De slavin van Tollembeek, 1991 In dit verhaal krijgt Eufrazie een inzinking omdat haar gezin haar het leven zuur maakt. Eufrazie vertelt aan de dokter: “ik sta overal alleen! Cesar heeft mijn verzameling paternosters verkocht om drank te kopen!! en als hij dan midden in de nacht thuiskomt begint hij mij lastig te vallen met zijn eigen paternosterballekes”. Door de medicatie verliest ze soms haar geheugen . Als er gestolen wordt in Tollembeek wordt Eufrazie vals beschuldigd. Alsook de kerkklokken gestolen worden - op de vooravond van Pasen - komt meneer pastoor er zich mee bemoeien: “begin niet te liegen hee, of Ons Lieve Vrouwke draait zich om onder haar stolp”. De pastoor werpt zelfs met conserven naar Eufrazie om haar te stenigen. Na de biecht bij meneer pastoor en na “een penitentie van zes miljard onze vaders, dertig miljoen weesgegroetjes en alle zon- en feestdagen een bedevaart naar keuze” verricht Eufrazie allerlei werkjes voor de bevolking van Tollembeek. Daardoor verdient Eufrazie volgens de pastoor twaalfduizend aflaten, goed voor een halve dag verlof in de maand.

303 Urbanus ontdekt de ware toedracht en Eufrazie wordt heilig verklaard. Eufrazie wordt rondgedragen in de processie en meneer pastoor maakt van Tollembeek een bedevaartsoord, dankzij ‘de heilige sintigheid van Eufrazie’. Er gebeurt zelfs een mirakel, een doofstomme roept: “een mirakel !! Hosanna,Hosanna!!” In dit verhaal wordt verwezen naar de bedevaartsoorden van het katholieke geloof. 30 Dertig floppen, 1991 Dit verhaal bestaat uit dertig grappen. De pastoor wordt uitgebeeld als een dorpsherder: - Hij gaat bij Eufrazie en Cesar eten. De heiligenbeelden staan op de schoorsteen, het kruisbeeld hangt in de woning en de familie zit op kerkstoelen. Meneer pastoor wil de kennis van de gewijde geschiedenis testen.Wie de tekst kan vervolledigen mag een stuk van het varken aansnijden. - Cesar zegt: “Petrus ontstak in woede en hakte het linkeroor van één van de Romeinse soldaten af. Cesar hakte een oor van het varken af. En at het op . -Eufrasie zei: “hij hakte de duivel zijn staart af” en Eufrasie nam de staart. - Urbanus sprak: “Maria wikkelde het kindje Jezus in een warm dekentje en vluchtte naar Egypte” en Urbanus was weg met het varken. De pastoor neemt ook de biecht af van Urbanus en vraagt: “welke pornofilmpjes waren dit dan”. 31 De zes turven, 1991 Omdat de familie Urbanus er op los vloekt “Godverdegodver!!”, verliezen ze de kracht van hun haar,dat ze ten gelde willen maken. Eufrazie denkt dat het komt omdat: “Ons Lief Vrouwke heeft wellicht de kracht van het mirakel verbroken omdat we haar beledigd hebben met onze vloeken!” Omdat ze hun haar niet meer kunnen verkopen verkeert de familie in grote geldnood, daarom gaat Urbanus bedelen bij nonkel Fillemon. Terwijl ze bidden:”Heer, wij danken U voor deze milde spijzen! En leid ons niet in bekoring, maar verlos ons van het kwade... uw wil geschiede en uw rijk kome ook nog...Amen” heeft Cesar alles opgegeten. Nonkel Fillemon krijgt er genoeg van om steeds Sinterklaas te spelen en belooft Urbanus 50 miljoen als hij zes boeken van buiten leert.Meester Kweepeer neemt het examen van Urbanus af, na een grondig onderzoek,zelfs zijn anus wordt geïnspecteerd.Urbanus moet het examen naakt afleggen.Toch slaagt de auteur er telkens in het geslacht van Urbanus te verdoezelen

304 door de hand van Urbanus, het rechterbeen, de lessenaar, of een doosje kleurpotloden voor zijn piemel te tekenen. In de klas hangt een kruisbeeld. 32 Urbanus maakt reklame, 1991 Deze strip bevat twee verhalen: In het eerste komt de uitdrukking: “christelijke mutualiteit” voor. In het tweede verhaal “Urbambo” gebeuren rare dingen in Tollembeek en daarom denkt Urbanus dat hij droomt: hij ziet de pastoor in zijn slaapkleed uit de kerk komen. Urbanus gedraagt zich als een echte Rambo: hij pest de kwezeltjes; hij vermoordt dikke Herman en werpt een bom in de materniteit. Hij verjaagt de nonnetjes uit hun nonnekesklooster” de heilige pater”.We zien een bruine pater uit het venster van het nonnenklooster ontsnappen.De nonnetjes roepen: Maria Onbevlekt red ons.” 33 Het oeuvre van hors d’oeuvre, 1991 In dit album komt het pensionaat van de bruine paters in beeld. Broeder portier is kaal, heeft een baard en hij draagt een bruine pij. Regelmatig zien we de pastoor en het heiligenbeeldje opduiken. Urbanus zegt : “als men van de duivel spreekt”. In dit album sterft de hele familieUrbanus één voor één . De familie draagt rouwbandjes. Men heeft meer last van het dragen van een bandje dan van de hele rouwperiode. Eerst sterft Amedee, dan Cesar “ de Heer heeft hem tot zich geroepen”. Eufrazie valt flauw en ze besprenkelen haar nog vlug met een palmtakje met wijwater zodat ze vlug herstelt. In Cesars’ testament staat dat hij in het hiernamaals ook succes wil bij de vrouwen en zodoende wil geconserveerd worden. Zonder veel rouw gebeurt dit dan ook. Dan sterft de hond Nabuko Donosor. Hij wordt gecremeerd. Ze vragen zich af of er een koffietafel moet georganiseerd worden . Ook Urbanus sterft en Jef Patat zegt : “Hij ruste in vrede”. Ondertussen strijkt hij al het geld op en zegt hij: “Voor zo’n bedrag krijg ik zelfs Zuster Theresa in mijn bed” . Als laatste sterft ook Eufrazie . We zien dat de diepvries ingericht is als graf. Jef patat voelt zich goed en zegt “‘k heb met die twee nonnenkens, in lingerie nota bene, hier al drie keer een hele rozenkrans voor u gebeden! Mijn paternosterbollenkens gloeien er nog van !”. Zonder enige schroom wordt hier met het geloof en de rouw om de doden gelachen.

305 34 De vliegende goudrenet, 1992 Sint Pieter selecteert de mensen aan de hemelpoort aan de hand van zijn boek. Omdat Eufrazie een voorbeeldig leven had: “zwakken geholpen, dorstigen gelaafd, naakten gekleed”, mag ze in de hemel. Urbanus komt in het vagevuur terecht, wegens zijn gebreken en schunnigheden . Cesar mag naar de hel, want hij heeft het geld bestemd voor Sint Antonius verbrast aan drank en vrouwen. In de hel is de duivel afgebeeld met staart en hoorntjes en een varkensneus. Eufrazie kan, dank zij bemiddeling van Onze Lieve Vrouw, zowel Urbanus als Cesar in de hemel krijgen. Het bevalt Cesar in de hemel want hij zingt in koor met enkele engeltjes: “We zijn hier in de hemel En we zuipen bier van ’t vat De vrouwtjes zijn gewillig En ze willen ook wel wat De mannen hebben goesting Want t’is al zo lang geleen Hun kleed hangt aan de kapstok En ze geven van hunnen teen” Urbanus verveelt zich in de hemel en neemt een kijkje bij de boom van goed en kwaad. Hij slaagt erin om fruit te stelen van de boom en naar de aarde terug te keren, waar hij de inwoners van Tollembeek pest. Als goede daad zorgt hij ervoor dat alle inwoners van Tollembeek pastoor of nonneke worden en bovendien zijn ze allemaal zwanger. 35 De geforceerde Urbanus, 1992 36 Aroffnogneu, 1992 In het vorig verhaal werd de familie Urbanus enorm rijk . Rijk zijn is ook niet gemakkelijk .Eufrasie doet haar beklag : “ Hoe kunnen wij in godsnaam al dat geld op een zinnige manier opmaken “ Ook Urbanus weet het niet “Ik heb al drie keer een paar miljoen naar ontwikkelingshulp gestuurd in India , maar ze sturen het altijd terug! Want ze kunnen daar met Belgisch geld niks aanvangen “ “We vliegen erin en we doen ons geld op naar believen “spreken ze af.

306 Urbanus wordt directeur van het college van Tollembeek,doch zijn leerlingen dreigen naar de jezuïeten opte stappen en voor leerlingen van gastarbeiders krijgt hij geen subsidies . In het kleine verhaal “ de lege vuilnisbak speelt Jef Patat bankier en iedereen ziet zijn inzet verdubbelen .Eufrasie ziet zelfs haar onze lieve vrouwbeeldjes maal 10000 worden.Doch iedereen wordt bedrogen .Zelfs meneer pastoor,in tradionele kledij, doet zijn duit in het zakje. 37 Dertig varkensstreken, 1992 Dit is een gagstrip, op elke bladzijde komt een mop voor. - ‘In de aangifte’ zien we de leefkamer van Urbanus met het Onze Lieve Vrouwbeeldje op de kast. - ‘In het holleke ontstoken’ discussiëren meneer pastoor en Jef patat over wiens holleke riekt. Meneer pastoor vecht er op los om zijn gelijk te halen. Meneer pastoor komt bij de familie Urbanus wekelijks kaarten en zijn pintje drinken - Ook in de gag ‘haantje de voorste’ is meneer pastoor aanwezig om een glaasje te nuttigen Wanneer Urbanus de kerkmuur beschildert geeft meneer pastoor Urbanus een ferme schop onder zijn broek, roepende: “vuile stinkende smerige kaffer”. - ‘In de twee trakteurs’gaan Urbanus met zijn vader een bezoekje brengen aan Wulpse Zulma.Omdat ze niet kunnen betalen voor bewezen diensten moeten ze de condooms uitwassen. Op 19 december - de patroonheilige van Urbanus - komt tante nonneke haar petekind bezoeken. Meester Kweepeer vertrouwt niemand bij het examen godsdienst en laat iedereen zijn klederen uitdoen (verwijzing naar pedofielie). De examenvraag is: “waarop stonden de tien geboden geschreven?” - ‘In het goede voorbeeld’ ontmoet Urbanus, Jommeke. Jommeke is een zeer voorbeeldig jongetje. Hij kent de geboden “vader, moeder zult ge eren”. Hij studeert Latijn om later priester te worden en aan Sinterklaas heeft hij een speelgoedaltaartje gevraagd om de mis te leren opdragen. “Zoveel goedheid en gehoorzaamheid kunnen mijn lezers niet verwerken” zegt Urbanus: “Gelukkig komen de woorden kak, pis en vagina nog op het laatste plaatje voor.” -In de gag ‘Malse meubels’ hangt het kruisbeeld in de living van de familie Urbanus.

307 38 Urbanio en Oktaviette, 1992 Urbanus is verliefd op zijn buurmeisje Oktaviëtte “het verliefdste koppel van Gods prachtige schepping”. Jean Yves trouwt met Oktaviette in de kerk, geknield voor meneer pastoor,gekleed in vol ornaat. Boven het bed van Cesar hangt het kruisbeeld en ook het onze lieve vrouwenbeeld is aanwezig. 39 Leute voor de meute, 1993 In dit album is de godsdienst alomtegenwoordig. De doodveroordeelde Urbanus vraagt de minister om op een grappige manier te sterven. De minister neemt het niet nauw met de echtelijke plichten, want hij scharrelt met twee dames in (seks)lingerie, terwijl zijn vrouw slaapt . Er wordt vuurwerk ontstoken en meneer pastoor zit op de eerste rij. Meneer pastoor neemt ook de biecht af van Urbanus als deze laatste in de gevangenis terechtkomt. Hij zegt: “We zullen u voorbereiden om voor uw schepper te verschijnen, we zullen beginnen met de sacramenten der stervenden, hebt ge nog slechte gedachten in uw hoofd”. We zien de priester in een witte albe met een paarse kazuifel erboven. Hij heeft een kaars , een wierookvat en missaal vast. Als Urbanus verkleed als priester, wegvlucht zegt hij : “dat hij niet zag waar hij liep omdat hij zijn missaal aan het lezen was”. In de huiskamer van de familie Urbanus zien we nog steeds het Mariabeeldje staan. Later in het album zegt men: “We hebben hem vergeven en een mens mag niet zijn hele leven wraakgevoelens koesteren!” Als de grootse festiviteiten van de ter dood veroordeelde Urbanus beginnen, zijn zijn ouders in het zwart gekleed, het kleur van de rouw. Het feest is vergelijkbaar met de festiviteiten als er heksen werden verbrand in de middeleeuwen . In tegenstelling echter tot een katholieke begrafenis, was er feestmuziek en was iedereen blij . Urbanus neemt afscheid met de volgende zin: “Vaarwel vrienden we zien elkaar terug in de hemel”. Urbanus’ moeder roept :”Maria Moeder Gods “aan met de paternoster in de hand. De laatste pagina heeft helemaal een zwarte achtergrond en dit omdat iedereen in rouw is voor de dood van Oktaviëtte. We zien de priester en de misdienaar met een kaars . De kist wordt

308 gedragen op een draagbaar. Er is ook tromgeroffel . Ze gaan allen naar het kerkhof waar we de priester (Urbanus ) zien in zijn witte albe en een paarse kazuifel. 40 De riolen van Tollembeek, 1993 De familie Urbanus heeft gezwommen in een substantie waardoor ze veranderen in ratten. Jef Patat wordt rattenvanger en probeert de familie Urbanus in de val te lokken met een Onze Lieve Vrouwbeeldje, een seksboekje en een pint bier. Later in het verhaal worden ze een attractie in de dierentuin en natuurlijk staat meneer pastoor op de eerste rij. 41 De dochter van Urbanus, 1993 Eufrazie krijgt onverwachts een boodschap van het Onze Lieve Vrouwbeeldje op haar kast. Het verschijnende beeldje zegt “ik heb een belangrijke boodschap, uw gezin zal spoedig uitgebreid worden! Het kind zal langs bovennatuurlijke weg aan uw gezin geschonken worden.” Eufrazie denkt dat ze onbevlekt ontvangen zal worden en weigert elk seksueel contact met Cesar. We vernemen dat Cesar condooms gemaakt van varkensdarmen gebruikt. Het kind blijkt echter de dochter van Urbanus en Octaviette te zijn. God de vader, samen met zijn sexy geklede engelen brengen Urbanus’ dochter naar de aarde . God geeft Urbanus de opdracht een week voor zijn dochter te zorgen en haar wat aardse dingen te leren. Urbanus viert zijn vaderschap samen met de pastoor op café. Omdat Urbaniëtteke stout is verkoopt Urbanus haar aan een neger en zegt: “Hier te koop! Blanke slavin!!” Aan zijn vader vertelt Urbanus dat hij zijn dochter heeft verkocht om ervaring op te doen met vreemde culturen. Uiteindelijk grijpt de hand van God in. 42 De depressie van Urbanus, 1993 Het regent pijpenstelen in Tollembeek. Eufrazie spreekt zelfs van “Jezus!!Maria! Jozef! De zondvloed”. Dit komt omdat Oktavietteke weent in de hemel omdat ze haar dochter mist. Urbanus doet er alles aan om dood te gaan en zo de hemel binnen te komen. Hij mag echter geen zelfmoord plegen, want dan gaat hij naar de hel. Urbanus wil een heldendaad verrichten want in de krant van Tollembeek staat: “soldaten aan het front gaan als martelaars naar de hemel.” Urbanus valt te pletter en meneer pastoor, gekleed in vol ornaat, staat hem bij in zijn laatste minuten. Doch God de vader is niet akkoord met de gang van zaken en komt Urbanus berispen. God de vader is voorgesteld als een man met witte baard, in een wit kleed, met een muts, op sandalen en met een aureool. Soms wordt het God de vader te machtig en vloekt hij: “Tedzu toch”. We zien ook een seksboekje met als titels :” Goedele frigide en Goedele miskraam”.

309 43 Tomatenpuree, 1993 Urbanus bekijkt een oude film van zijn overgrootvader nonkel Urbaenusch, gedraaid in een huiselijke kring met kruisbeeld aan de muur, en besluit ook een film te maken. Meneer pastoor speelt zijn rol in de film van Urbanus uitstekend , uiteraard na enkele glazen drank. De pastoor zegt :”preek nog wel geen indiaans, maar k’zou wel alle squaws van de far west hun penitentie kunnen geven”. 44 Een knap zwartje is ook niet mis, 1994 De familie Urbanus staat aan de top van de wereld. Cesar kweekt een supervarken: “Dit is werkelijk vlees van superieure kwaliteit! zelfs een moslim zou daarin bijten.” Eufrazie heeft een brief gekregen van de paus, want ze mag de eerste vrouwelijke kardinaal van de Katholieke Kerk worden, met de heilige stoel als optie. Dit is duidelijk lachen met de Kerk . “In Kerk en leven schrijven ze dat er een stijging van de priesterwijdingen te verwachten is”, zegt Eufrazie. De paus belt naar Eufrazie: “ik denk dat ik nog zal wachten om een vrouw tot kardinaal te wijden ... ge moogt blij zijn dat ik u niet in de ban van de Kerk sla wegens het proberen spelen met mijn gewijde voeten”. Blijkbaar heeft meneer pastoor vergeten naar het optreden te gaan van Urbanus, want in deze strip komt hij niet voor. 45 Vettige vampiers, 1994 In dit album zien we reeds in het begin verwijzingen naar het geloof. Urbanus wil schuilen voor de regen op het kerkhof , onder een boom .Daar is echter een hoekje voor de ongedoopten!“ Onder de boom der verdoemenis” genoemd. Op deze plaats ziet men ook een bordje staan met: ‘Verboden te bidden’ . Toch ging Urbanus daar rustig zijn frieten opeten. Er kwam echter een arm uit het graf die in de broek ging van Urbanus. Als hij dit vertelt aan de politie dan antwoordt deze: “Hola! Zedenfeiten ook nog.” Amedee zegt ook nog: “die spinnenwebben zijn engelenhaar van kerstmis.”

310 Urbanus heeft de schrik van zijn leven opgedaan en wil niet meer van onder tafel komen. Zijn moeder geeft hem echter een paternoster die hij in zijn broekzak moet steken en die hem zal beschermen tegen de vampiers. Ook de priester en de nonnekens zijn aanwezig op de kermis. We zien ook een waarzegster met een typisch ronde bol om de toekomst te lezen. Ze worden allemaal vampiers en vampiers kan men enkel vernietigen door een bevroren wortel in hun hart te planten. Verder hebben vampiers ook angst voor rouwkost en magere yoghurt. 46 Urbanus zijn snippelepipke rekt uit, 1994 Cesar stoeit op café met Eufrazies nieuwe borsten, natuurlijk is meneer pastoo, in klassieke kledij, ook aanwezig. Urbanus belandt dank zij de siliconenborsten van Eufrazie op de planeet Zubvobwee. Wanneer hij terug op aarde komt is hij besmet met een zeer gevaarlijke infrarontgenzubvobweestraling. Eufrazie bidt tot het Onze Lieve Vrouw beeldje: “Maria onder ’t stolpke klein…zorg goed voor mijn kindje fijn!!” Cesar schrijft het doodsbericht voor Urbanus: “ons zoontje Urbanus…redelijk godsvruchtig overleden en voorzien van de laatste complimenten ..” Het duurt niet lang of de hele familie raakt besmet. 47 De harem van Urbanus, 1994 Reeds op de voorpagina zien we dat hier met de katholieke godsdienst gespot wordt. De priester is aanwezig op een piepshow en schaamt zich daar niet voor. Ook op het einde van het verhaal is hij aanwezig in de piepshow bij het begluren van drie naakte dames. Bij de voorstellingen van God en Sint Pieter zegt de tekenaar : “hadden evengoed kunnen vervangen worden door Boeddha en Visjnoe.” Ook het Mariabeeldje in de huiskamer is van de partij. Urbanus mag zijn geliefde gaan opzoeken in de hemel. Hij gaat ernaartoe met een stolp die vertrekt van aan het kapelletje van ‘Onze Lieve Vrouwke van zeven weeën’. We zien er een beeld staat van een vrouw die aan het bevallen is. Urbanus stijgt naar de hemel waar hij wordt opgewacht door Sint Pieter. Zijn vrouw en kind wachten hem op in de tabernakelzaal. Hij komt er mensen tegen die een aureool boven hun hoofd hebben, een man die rijstpap bij zich heeft, … Hij vliegt echter recht in een aureooltjeswinkel.

311 Blijkbaar zijn de katholieke waarden voor de tekenaar geen probleem want er staat een condoomautomaat in de hemel. Urbanus wordt verworpen uit de hemel door de Almachtige. Het Mariabeeldje uit de huiskamer is voor de moeder van Urbanus zeer belangrijk want bij de brand in hun huis is dat het enige dat ze redt . Urbanus vervalst de heiligenkalender om terug in de hemel toegelaten te worden. Urbanus zijn geliefde is in het hofje van Eden. Urbanus kruipt in een condoom om zich te verplaatsen. De condoom automaat heeft blijkbaar succes in de hemel want het is de laatste condoom. God zegt: “Die gaan hier goed van de hand tegenwoordig”. Als Urbanus wederom uit de hemel wordt gegooid komt hij op de kerk terecht. Als Oktoviëtte ook ontsnapt uit de hemel roept Sint Pieter: “Oktaviëtte kom onmiddellijk terug naar boven of ge vliegt naar de hel”. 48 De tirannie van Eufrazie, 1994 Op plaatje 17 zien we op de achtergrond het Mariabeeldje staan. Eufrazie wendt zich rechtstreeks wenden tot de lezers: “…niet steeds educatief uit de hoek komen…positieve kanten van deze strip, er wordt toch ook de nodige aandacht besteed aan de Christelijke waarden zoals het afstoffen van het Onze Lieve Vrouwebeeldje en dergelijke.” Urbanus en Cesar willen hun eer redden en dwingen Eufrazie een vuile mop te vertellen op het marktplein, waar de kerk staat. Eufrasie vindt een Mach-man (een Playboy achtig boekje) en koopt in een sexshop de benodigdheden om op de dame uit het boekje te lijken. Jef Patat verkoopt geen enkele WC omdat de vrouwen bang zijn van hun man. Zelfs het nonnetje zegt: “Meneer pastoor zou mij de absolutie niet meer willen geven.” Daarop komt hij met het idee om een weerbaarheidtraining te geven aan de vrouwen. Eerst heerst de opvatting dat de vrouw moet luisteren naar haar man, maar na de training is dit helemaal niet meer zo. Dan komt het nonneke naar de priester en zegt: “schaamt gij u niet? Er zitten vier oude vrouwtjes in de biechtstoel op u te wachten.” De mannen missen de huiselijke sfeer en gaan bij ‘de Wulpse Zulma’ mijmeren over hoe het vroeger was. Wulpse Zulma moet “te Lourdes op de bergen” zingen. Cesar gaat aankloppen in de pastorij: “De taak van de herder is om verloren schapen te redden..” Ze schuilen bij het negerke dat samen met zijn moeder in een hut woont. Opmerking:

312 1) In deze strip wordt gore taal gebruikt ten opzichte van de vrouwen: luie wanne, toelating vragen aan mijn eigen wijf, sloor, troela, stomme trein, ram ik hem in uw strot, alle slons, luie treinen,… 2) Ook worden de geslachtsdelen of seks regelmatig vermeld: ‘t swassantneuffen, uw spel in de fax steken, seks shop waarJommeke en Filiberke aan het venster staan te gapen, kleine behoefte, plassen, spel in mijn gulp, patatten afgieten, seksprijzen,… 49 Nabuko Donosor loopt voor de voeten, 1995 Bij die circusact zit meneer pastoor natuurlijk op de eerste rij en hij roept: “Boe zo flauw!!” Verder geen verwijzingen naar het katholieke geloof. 50 De hete Urbanus!, 1994 In de slaapkamer van Eufrazie hangt een kruisbeeld boven het bed. In het bed zit Jef Patat met een tros rotte bananen. Urbanus zegt: “Wie prutst er aan ons ma”. Verder in het verhaal zegt Eufrazie tegen Jef Patat: “Ge hebt al genoeg aan mijn lijf gezeten”. We zien geen priester in dit verhaal. 51 Vaarwel, Eufrazie, 1995 In dit album sterft Eufrasie en net vooraleer ze naar beneden valt doet ze een gebedje: “Nu kan niets mij nog redden! Maria moeder maagd! Sta me bij in mijn laatste levensstonde!”. Ze valt als bij wonder recht op het kruis van de kerktoren dat bovendien afvalt voor de voeten van de priester. De priester bidt: “Heer, ontvang deze nietige zondares in uw oneindige almachtigheid!… weze zij gebenedijde! Amen”. Als al haar ingewanden gedoneerd zijn aan verschillende mensen valt er Urbanus iets te binnen: “Ons ma is in de hemel! Ik bel naar God en vraag hem om haar terug te sturen”. Hij belt naar God alsof hij naar zijn beste vriend zou bellen: “Ja, jong! Dat duurt nogal voor gij de telefoon opneemt!”. Maar Eufrazie is niet in de hemel: “Ik zie in het boek der wijsheid dat ze een zes-eenheid geworden is! Pas nadat de zes getransplanteerde overleden zijn, kan haar ziel zich bevrijden!…ik zal u iets laten weten.” We zien God De Vader ,zitten voor een groot boek maar wat opvalt is dat God De Moeder die naast hem zit zwanger is. Toeval of niet maar dit lijkt mij een nogal onkatholieke voorstelling van de hemel. Urbanus en Cesar gaan naar huis en leggen het matotteke van Eufrazie op het hoofd van het Onze Lieve Vrouwbeeldje dat in hun huiskamer staat. Omdat dit het enige is dat ze nog hebben van Eufrazie zegt Cesar: “’t is de moeite niet om daarvoor een begrafenis te houden…al die kosten”. Wederom vind ik dit niet de houding die men van een Katholiek zou verwachten.

313 In het holle Mariabeeldje zit het geld en even vraagt Cesar zich af of dit geen heiligschennis is, maar al gauw is men dit vergeten. In het verhaal heeft Sinterklaas zijn speelgoedzak geruild voor een vrouw en daarna is hij beginnen drinken. Meneer pastoor leent niet aan bedelaars (p. 79). 52 De stiefmoeder van Urbanus, 1995 De verwijzingen liggen misschien niet helemaal in de sfeer van het religieuze maar men maakt hier verwijzingen naar hertrouwen en de slechte stiefmoeder die geen aandacht heeft voor de kinderen. Reeds in de eerste prent zien we twee trouwers in de kerk. De vrouw in een lang wit kleed en de man in een degelijk kostuum en een hoed. Dit ligt helemaal in de Katholieke traditie. In het vuile huis van Cesar hangt nog steeds een kruisje boven de schouw. Even verder zegt Cesar iets waar vele katholiek opgevoede mensen rood van zouden worden: “ge bedoelt een wijf om mee in bed te kruipen”. Eufrazie is nog maar net dood en Cesar wil direct hertrouwen met Allumetta. Allumetta beweert echter een deftig meiske te zijn en ze wil eerst trouwen vooraleer ze naar bed gaat. Even later trouwen ze toch en zien we hen in de kerk verschijnen. We zien de priester met de missaal in de handen en het koppel voor hem in een trouwjurk. Ze spreken de volgende woorden: ‘Allumetta, neemt gij Cesar als man in voor en tegenspoed?… Ja ja laat het een beetje vooruitgaan! Ik sta op scherp… ge moogt de bruid kussen’. Iedereen in de mis is echter aan het slapen. Dit bewijst duidelijk dat men hier lacht met de Kerk. We zien van uit het raam van Urbanus kamer de kerk op de achtergrond. Gelukkig komt later uit dat Allumetta een man is: “Een vent! Dan was ik niet echt hertrouwd”. 53 Game Over !!, 1995 Urbanus bezoekt Euro Disney, waar hij dreigt om zijn broek af te steken: “een sexschandaal is ‘t laatste dat we hier kunnen gebruiken. Mickey verwikkeld in sexschandaal.” Cesar zegt: “een lege frigo is zoals een vrouw die geen goesting heef , buiten ermee.” Urbanus wreekt zich op zijn vader.Als zijn vader in de douche staat - zijn piemel zedig bedekt door een tekstballonnetje - vervangt hij het water door zoutzuur. De rol van de pastoor is beperkt tot toevallige toeschouwer langs de straat en op café aan de toog. 54 De laatste dagen van Urbanus, 1995 Urbanus is depressief, zijn moeder is dood en zijn vader Cesar ligt in het ziekenhuis.

314 Nabuko Donosor stelt voor om yoga te beoefenen op het dak van hun huis. Doch de inwoners van Tollembeek houden niet van nachtlawaai, en de pastoor niet van slapende mensen in zijn kerk. Door Urbanus - via de plaatselijke reporter Rik Riool - wordt nonkel Fillemon beticht van zedenfeiten. Volgende artikels verschijnen in de krant: -halfnaakt knaapje binnengesmokkeld bij schatrijke ouderling. -De hond en de vlieg hadden ook geen kleren aan; -zo zag de tuin eruit na een wilde seksorgie bij nonkel Fillemon; -oude rijkaard in opspraak! -Fillemon vergrijpt zich aan hondegat; - bejaarde seksmaniak slaat weer toe. Nonkel Fillemon wordt in therapie gestoken en neemt wraak op Urbanus. 55 De geest in de koffiepot, 1995 Reeds op de eerste pagina’s zien we de priester opduiken. Hij wil geen geld geven voor de operatie van een heiden als Cesar, maar hij zal vergevensgezind zijn en hij zal de collectebus zegenen. Hij doet dit als volgt: “Innominipatriettfili! Ettiwhitespiittisante!!” Dit is een gekende spreuk in de Kerk namelijk ‘In nomin di patri et filius et spiritus …’ Ondertussen gaf Cesar de pijp aan Maarten. Dit is ook een gezegde om te zeggen dat hij stervende is. Cesar kan allen maar gered worden door een dokter uit het Amazonewoud. Men lacht hier eigenlijk met de Westerse maar ook met de alternatieve geneeskunde, de primitieve geneeskunde genoemd in het album. Cesar sterft uiteindelijk toch (zo denkt men toch want hij is schijndood) en we zien dat er een geest uit zijn lichaam komt. Zo komt hij samen bij zijn vrouw en zij heeft een pintje en tabak meegebracht, om zijn tocht naar het hiernamaals te veraangenamen. We zien Eufrazie naar een vergadering gaan van de oude wijze spoken ,die plaatsvond in het kapelleken. We zien in het kapelleken een heiligen beeld staan met handen in biddende houding en een aureooltje boven het hoofd. Op deze vergadering komt ze te weten dat de ‘Grovesnees’ (dit zijn de zwarte geesten) in staat zouden zijn om Cesar nog in leven te houden. Deze zwarte geesten zijn enkel in staat tot kwade dingen.Als men ze in de wasmachine steekt , dan krijgt men bekeerde, witte geesten. Ze zingen dan ook: “Ave!Ave!Ave Maria!”

315 56 Kermis in de hel, 1996 Als Urbanus 14 dagen - volgens God De Vader - zijn geboden kan naleven mag hij een week in de hemel op vakantie komen om Oktaviëtke en zijn dochtertje te bezoeken. God denkt er het zijne van: “Ik ben er zeker van dat hij al gezondigd zal hebben voor de haan drie maal kraait”.Dit is een verwijzing naar de bijbel. God geeft het mystieke oog mee dat Urbanus in de gaten zal houden. Urbanus bezorgt God zoveel miserie - hij overtreed gebod 112, gij zult geen brand meer stichten of leest vieze boekjes - dat God op vakantie vertrekt om tot rust te komen. Eén van de duivels heeft gehoord dat God weg is en de duivels veroveren de hemel en ontvoeren de engelen naar de hel. Urbanus bezoek het hellerestaurant met op de menu kaart: “gestoofde paters en als dagschotel, eerste communiepietjes.” Dank zij het gewijd water en het gebed van de pastoor: “et cum spiriti toettuoe…, weze gezijde gebenedijde!” komt alles goed. 57 De billendans, 1996 God is op vakantie en daarom hebben Oktaviëtte (met vleugeltjes en aureooltje getooid) en Urbaniëtte de kans schoon om even bij Urbanus in te wonen. Maar Urbanus blijkt niet zo’n goede vader en echtgenoot te zijn. Oktaviette zegt van Urbanus: “Urbanus zijn onderkant is met zijn tijd meegegaan!! Maar vanboven is hij alleen een kind gebleven.” Zelfs de tovermuts van God de vader kan hem niet helpen. God berispt hem. “ge hebt genoeg geprutst met bovennatuurlijke krachten!! Geef mijn muts terug voordat ge mijn schepping nog meer in de war brengt”. Ondanks alles vervult Urbanus zijn echtelijke plichten en krijgt een zwart zoontje “ Urboemba”. 58 Een Eufrazie te veel, 1996 De gereïncarneerde Eufrazing, zoontje van Chinezen die in China wonen, is in werkelijkheid een manvrouw. Volgens de oude wijze Yang Yong Wong is Eufrazing: “een reïncarnatie van een Westerse vrouw die drie jaar geleden gestorven is!! Boeddha zij geprezen”. Zij begint zich te ergeren aan de Chinese gewoonten en vlucht naar Tollembeek. Ze komt bij de familie Urbanus wonen, maar omdat een mannelijke Eufrazie maar niks is, haalt Urbanus de vroegere Eufrazie terug met de teletijdskapsule van professor Barabas. Twee Eufrazies is van het goede teveel en daarom wordt een wedstrijd georganiseerd. Zelfs in het bidden in de kerk zijn ze evenwaardig: “Onbevlekt ontvangen, in al uw goedertierendheid”. De pastoor moet ingrijpen: “ gelovigen!! ik kan er in komen dat ge uw geloof wilt uitdragen, maar Ons Lieve Vrouwke is niet doof”.

316 De winnende Eufrazie mag blijven. De pastoor is s’avonds ook nog op pad met zijn missaal onder de arm. Hij kleedde ook de naakte Eufrasie aan met zijn muts. 59 Het zwarte winkeltje, 1996 In dit album zien we een vreemd spookwinkeltje dat verschijnt en verdwijnt. Binnenin staan er allerlei vreemde dingen zoals een doodskist, een kassa met een kruis op, een zwarte kraai,… Als Urbanus zijn wiel terug aan zijn fietsje zet met de toverschroevendraaier dan wordt zijn fietsje paars, de kleur van de dood voor de katholieken. Ze noemen het dan ook een lijkfietske. Urbanus raakt betrokken bij een ongeluk en de priester loopt daar ‘toevallig’ ook rond. Direct zijn de doodsbrieven gedrukt. Urbanus ligt echter ondersteboven in de goot zonder zijn broek. Even later als Urbanus opnieuw op straat loopt zien we de pastoor daar terug , hij lijkt wel een stuk van het decor. Het wordt duidelijk dat de dame van de winkel een heks is want ze vliegt over het dorp op een stofzuiger. Ze verschijnt voor de meester-heks die haar betovering zal ongedaan maken indien ze slaagt voor de proeven. Bij de meester zien we naast de troon een duivel staan. 60 Miserie met oma Tettemie, 1996 De pastoor staat ‘s nachts in de rij om de kunsten van Cesar en Eufrazie te bewonderen of zoals tante het verwoordt: “Cesar zijn knalpot laat het afweten”. Verder zien we opnieuw het onze lieve vrouwenbeeldje op de schouw. 61 Snoeperdepoep, 1997 De bende van Urbanus pleegt een overval op een snoepauto. De pastoor en meester Kweepeer getuigen dat ze Urbanus gezien hebben op het uur van de overval. De politieagent zegt “Als twee voorname burgers uw alibi bevestigen …” Hieruit kunnen we besluiten dat de pastoor een voorname burger is. Ook het Mariabeeldje is nog niet uit de huiskamer verdwenen. Verder hebben we in dit album enkele onrechtstreekse verwijzingen: Hemel!! Die oude brand als een hooimijt!, Vrouwenlichaam te koop,… De pastoor is ook een snoeper want hij eet negerinnetetjes (p.21-24). 62 Primo Ballerino, 1997 Eufrazie wil een goede daad stellen en zal de kerk boenen. De volgende zondag zit ze op de eerste rij in de kerk en ze zit nieuwsgierig te wachten op de priester . De vloer was echter te geboend en de misdienaar glijdt uit. Ook de priester glijdt uit maar kan zich nog net vastklampen aan de paaskaars.

317 We zien het altaar en de gelovigen die in de kerk zitten. Op het altaar ligt een boek en staan twee kaarsen. Achter het altaar staat een kruisbeeld. Ook de kelk staat reeds op het altaar. De priester begint al glijdend zijn mis: “I Nomini patriii!!! Beminde parochianen.” Maar er breekt een brand uit… De reactie van Eufrazie is: “wat zal Onze Lieve Heer van mij denken… Door mijn schuld is een van zijn huizen afgebrand!! En ze zal boete doen. Maar alleen door de marteldood kan ik mijn ziel redden! Ik wil martelares van de zeven vlammen worden.” De vlam dooft en hieruit besluit Eufrazie: “Het is een teken van Goddelijke voorzienigheid… Onze Lieve Heer wil niet dat ik mij van kant maak!” Verder in het verhaal kan de juf van Urbanus het niet meer aan en smijt zich in de armen van de priester. Dit zou men niet kunnen omschrijven als een goede houding van de priester . Ook het Mariabeeldje in de huiskamer is van de partij. De familie Urbanus ziet ook allerlei onaangename dingen als een geschenk uit de hemel,zoals een uitlaatpijp. (zie plaatje 71). We zien ook Sinterklaas, Zwarte piet, de Paasklokken en de Kerstman opduiken in het verhaal . De pastoor is ook lid van het gemeentebestuur, samen met de barones, meester Kweepeer en de beide politieagenten.Ook naaktfiguren zijn veelvuldig aanwezig in de strip. 63 De ringelingterrorist, 1997 Urbanus belt met de penofoon van de papoea’s: “nee fritten eten we alleen als we missionaris aan het spit klaarmaken”. Urbanus begint een eigen telefoonmaatschappij “Pottfoon”en maakt woekerwinsten, terwijl zijn concurrent verlies boekt. Urbanus belooft geld voor een goed doel en natuurlijk staat meneer pastoor op de eerste rij als er geld te krijgen is. Urbanus geeft zelfs geld aan de arme kindjes van Hongersnodië. Urbanus zegt: “zet een negerhutteke op het podium!! dan voelt dat kindje van Hongersnodië zich meteen thuis!! Ook de pastoor moeit zich: “Hij is nog niet zalig verklaard en er gebeurt hier al een mirakel!!” 64 De gediplomeerde soepkip, 1997 In dit album zien we opnieuw de gebruikelijke elementen uit de Urbanus strips verschijnen,zoals de doodskist op het paarse kleed met de twee kaarsen ernaast. We zien slimme kippen die nogal wild met elkaar omgaan : “Ik word homofiel”. Dit is opnieuw iets dat moeilijk ligt voor de Paus en aanverwanten. De priester is aanwezig op het uitvindersalon, in het café en de kaartersclub. De pastoor kan het ook niet goed vinden met het vrouwenkoor want hij zegt: “ik wil tien kippen met conservatoriumkwaliteiten!! Dan kan ik dat vervelende vrouwenkoor ontslagen!!” en de kippen zingen: “hosanna in den hoge”.

318 Als Urbanus zijn tegenstander wil uitschakelen ,moet hij zijn moeder doden. Zo ver komt het echter niet (al zou hij er niet veel problemen van maken). Zijn moeder zegt echter: “’t is dat Onze Lieve Heer het zo wil en ik zal voor u bidden in het hiernamaals.” 65 Het geheim van de pastoor, 1997 Omdat de zatte pastoor met Urbanus gewed heeft op café, moet Urbanus de zolder van de pastoor opkuisen. Urbanus vindt de slechte schoolrapporten van de pastoor. De tongen komen los: “door welke bisschop is hij gewijd? Heeft er ooit iemand het diploma theologie gezien?” De pastoor moet bekennen dat hij geen pastoorsdiploma heeft en dat hij een vals diploma heeft opgemaakt. Hij bekent dat hij Remi Jean Jacques Pastoor heet. Urbanus zegt: “als meneer pastoor niet de echte is, dan zijn mijn doopsel en mijn plechtige communie ongeldig. Ik ben een heiden”. Ook Eufrazie realiseert zich dat ze al die jaren in zonde samenleefde met Cesar: “Want we leven al die jaren in zonde! Ons huwelijk is ongeldig.” Eufrazie wordt verliefd op meneer pastoor en ze trouwen in de kerk Het huwelijk is ook ongeldig en Remi pastoor zal studeren om zijn pastoorsdiploma te halen. 66. De getikte struisvogel, 1997 67. Vergeten Willy, 1998 In dit album zien we als bij uitzondering geen priester verschijnen, wel enkele blote vrouwen. 68. Kiekebanus, cop. 2002 Zie Kiekeboe 69. Holleke Bolleke, 1998 In de klas van Urbanus komt een nieuwe leerling, Holleke Bolleke. Hij is vrij mollig en hij wordt uitgelachen. Doch Bolleke is slim want hij kan op de vraag van meester Kweepeer - “noem de twaalf olympische goden” - antwoorden. We zien op plaatje 50 een engel en een duivel afgebeeld. Dit gebeurt vrij stereotiep. We zien een engel met een aureooltje en helemaal in het wit gekleed. En het duiveltje is helemaal in het rood en heeft een drietandige riek vast. El Olievat de oliesjeik van Koeweit krijgt voorrang op alle apparatuur in het ziekenhuis. De sjeik valt recht op de Kerktoren en zegt dan: “Ik zit hier mooi en dan nog op het symbool van

319 de concurrerende godsdienst!”. Hij krijgt zijn koffer niet dicht omdat er zo veel rijkdom (juwelen, chocolade, Van Sint Lambert) inzit,.. De man spreekt ook een vreemde taal en roept bij het ongeluk van zijn vliegtuig” Mohammed.” Later sterft Bolleke en we zien de begrafenis. We zien de kist met een kruis erop, het kruis met Jezus, de priester, de krans, en de mensen zijn in het zwart gekleed. Urbanus begint te hallucineren en ziet overal Holleke Bolleke verschijnen: in het schilderij, als vliegtuig en als klok,… maar hij moet snel terug weg om rijstpap te eten. 70. De Tutterbende, 1998 Reeds op de eerste pagina komen we op het kerkhof terecht. We zien er de graven met de kruisjes en de bloemen. De moeder van Urbanus ziet Nonkel Fillemon liggen en vraagt zich af of hij het Heilig Oliesel wel heeft gekregen. Ze beslist dan maar om in de kerk te gaan bidden. Haar man en Urbanus volgen haar echter niet en denken direct aan de nalatenschap. Dit getuigt ervan dat ze niet zo veel respect hebben voor een dode. Urbanus gelooft in het hiernamaals want hij zegt: “Gij doet zeker aan bodybuilding in het hiernamaals?”. Nonkel Filemon komt als spook terug om hen tot de orde te roepen. Verder is het verhaal drinkt de priester zich zat op het kerkhof. Dit zou men toch niet verwachten van een pastoor. 71. Het aangenaaide oor, 1998 Urbanus en zijn vrienden bevolken de kerststal. Urbanus als moeder Maria, Herman als Sint Jozef en het negertje als Jezus. Doch de kerststal en de kerk branden af. De pastoor, in zijn onderbroek, redt de relikwie van de heilige Orelius. We zien de kwezels bidden voor de relikwie: “Weze gezijde gebenedijde, heilige Orelius bid voor ons! in uw goedertierentheid!” Cesar naait de relikwie van de heilige Orelius aan zijn hoofd. Dit oor groeit als de bezitter bedrogen wordt door zijn partner. Dit oor speelt Cesar heel wat parten omdat Eufrazie op een voetbalspeler verliefd wordt. Eufrazie staat zelfs naakt met de speler onder de douche. Meneer pastoor is ook voetbalspeler bij Tollembeek, drinkt lustig mee op café, staat met de ander spelers onder de douche en scoort zijn eerste doelpunt en zegt “dank u mijn zoon”. Hij klimt de slaapkamer binnen van Cesar en Eufrazie: “hela viezerikken! wat doen jullie daar met het heilige oor?”

320 In dit verhaal wordet duidelijk gelachen met de heilige relekwiën. 72. Vers gebakken poetsen, 1998 Dit album bestaat uit allemaal verschillende verhalen. - Het negende verhaal noemt: ‘Nog Jezuser dan Jezus’. De priester vertelde: “Christus wandelde over het water en zijn volgelingen stonden met hun mond vol tanden te kijken naar het mirakel!!” Urbanus beweerde dat hij dit ook kon maar hij wordt betrapt en zijn vrienden zeggen: “We laten niet spotten met de Kerk! … we zullen hem aan zijn kruis vastnagelen!!” Ze spotten hier echter met de Kerk want ze doen dit letterlijk. - In het verhaal ‘Een nat boompje kaarten’ zien we dat de priester ook mee aan het kaarten is. - In het volgende verhaal ‘Een wekker uitgespaard’: is er een ceremonie voor de doden. Ze dragen nonkel Fillemon in een doodskist, met een kruis op en paars lint over. Ook de priester heeft een paarse kazuifel aan. De ouders van Urbanus zijn ook in het zwart gekleed. - In het verhaal ‘Kapsalon Eufrazie’ zien we een typische pater verschijnen: hij is kaal met een klein baardje en een bruine pij. Hij heeft een kruis bij zich en draagt sandalen. - In het verhaal: ‘Opgeruimd staat netjes’ belt Urbanus aan bij de priester . Hij zal er de drollen opruimen want de priester zou niet graag hebben dat de kardinaal erover valt. - In het verhaal ‘de moderne Noach’ bouwt Urbanus een ark om zichzelf te redden. Om de dieren te redden neemt hij echter proefbuisjes mee. - In het verhaal ‘de polyvalente betoging’ is de priester tegen racisme. 73. Humorosaurus Rex, 1998 Cesar zet met zijn ‘remote controlled zipper’ de bevolking van Tollembeek letterlijk, in hun onderbroek. Zo zien we een nonneke in haar onderbroek met kruisjes op. In het moppen theater zit de pastoor natuurlijk op de eerste rij. Eufrazie wordt ontvoerd en ze bevruchten haar, zodat in haar buik een straffe moppentapper zou ontwikkelen. Het kindje, geboren via een ei, wordt een echte Humorosaurus rex. Als je hem een flauwe mop vertelt wordt hij gevaarlijk en groter. Bij een goeie mop wordt hij braaf en klein. De pastoor, toevallig op café, wil het ei niet dopen: “nee,nee, ik heb mijn gerief niet bij me!” Wanneer de pastoor zat is zingt hij samen met Jef Patat: “Cesar zijn spel is niks meer waard!! Ze hebben hem onbekwaam verklaard want Eufrazie heeft een ei gebaard”. We kunnen ook nog een woordspeling vinden: Fluitek esnok = fluiteke snok = fluitje masturberen.

321 74. Snotneus in love, 1999 Voor het examen godsdienst moeten de leerlingen de tien geboden opsommen. Als Urbanus steeds naar boven kijkt verklaart hij dit door te zeggen dat hij aan de heilige geest vraagt om even te helpen. De leraar vloekt in de vorm van: “Jezus”. Urbanus dient naakt zijn examens af te leggen. Netteke zegt: “kijk !! Weer een pedofiele leraar!” In de krant ‘het laatste nieuws’ stond: “De 25e verjaardag van meester Kweepeer is uitgelopen op een bizar geval ven heiligschennis…nadat hij op zijn feest tientallen vrouwen had lastig gevallen…boven op de kerktoren…” In de Urbanus - verhalen is men ook niet vies van vuile praat en dit voorbeeld bewijst dit voortreffelijk: “lelequetresque’” en “de meester met zijn broek aan zijn enkels”. Urbanus heeft ter ere van ‘Sinte Pussy’ een attentie gekocht voor zijn lerares. Op het einde van het verhaal zien we de kapel met het kruis erboven. Even later zien we een trouwend koppel en de priester draagt een rode kazuifel. 75. De worstenwurger, 1999 In het dorpje Tollembeek komt de priester regelmatig langs bij Cesar, zelfs op zijn patattenland. Hij is zelfs een beetje een stuk van het toneel geworden. Even later zien we hem op café. Dit hoort eigenlijk niet voor een goede priester om zich in alcohol te verdiepen. Urbanus mag zijn moeder niet beledigen en zijn vader niet laten uitdrogen. Dit is waarschijnlijk gebaseerd op het principe van: ‘eert uw vader en uw moeder’. De pastoor gaat ook naar de SM club. Eufrazie zegt: “Netteke en Stanske gaan naar de seksclub van Jef patat en de pastoor ook!!” Cesar antwoordt: “Netteke 83 jaar. De pastoor zal kruipolie moeten gebruiken om haar scharnieren los te krijgen.” We weten echter pas later dat dit een geheel andere betekenis heeft dan men vermoed (soepmixer). 76. De allesweters, 1999 Als huiswerk voor godsdienst moet het negertje de namen en regeerperiodes opzoeken van alle pausen en dat sedert Petrus “en dat zijn er 263” zegt hij: “en dat allemaal om een diploma te behalen, als ik daar dan werk mee zou vinden zou ik nog zeggen.”

322 Amedee trouwt met een eendagsvlieg . Alles moet zeer snel gaan. Urbanus heeft de pastoor reeds gebeld en het zal een korte mis zijn. De reactie van Eufrazie is: “Ze heeft nog geen trouwkleed…. geen uitzet!…geen huwelijksreis!… en wat doen we met de genodigden…’” Maar er is geen tijd voor deze zaken en voor men het weet is men in de kerk. Urbanus betaalt de priester vlug en de mis is zeer kort. “Welkom in de Kerk! Ge zijt getrouwd en amen! Ge moogt de bruid kussen! ‘T is gedaan!” We zien de priester in een oranje kazuifel en een zwarte muts. Op de achtergrond zien we de kelk en de bijbel liggen op het altaar. Achter het altaar staat een kruis . Het huwelijk wordt geconsumeerd. De vlieg sterft gelukkig omdat ze een van haar wormpjes uit het ei heeft zien kruipen. We zien opnieuw de priester maar nu met een paarse kazuifel. Hij zegent de vlieg en ze wordt begraven in de tuin. “We zijn hier samengekomen om afscheid te nemen van deze dierbare geliefde… hoe nietig ook, elk leven heeft zin in de ogen van de Heer, ze was iemand die heel haar leven in dienst van anderen heeft gesteld want is het niet zo, dat de barmhartigheid van de Heer niet te meten is?” Cesar moet zijn muts afnemen voor de begrafenis en Eufrazie heeft een paternoster vast. Na de dienst zien we de pastoor zijn rekening maken. We zien later in het verhaal Amedees geliefde verschijnen vanuit de hemel . Ze heeft een soort harp vast en een aureooltje boven het hoofd. Ze is helemaal in het wit en ze heeft vleugeltjes. Ze mocht van Onze Lieve Heer nog eens naar beneden komen omdat hij zag dat haar geliefde zo veel verdriet had. Ze verandert echter in een duivel. 77. Meneer en madam Stoef, 1999

In dit verhaal hebben we op plaatje 39 een woordspeling: “Hoe gaat het in de agrarische sector?” vraagt Cesar zijn nieuwe buur. “Een Hongaarse sekte daar weet ik niets van!’”antwoordt Cesar . Urbanus gaat travestiet spelen aan het kapelleken. De priester en nog enkele vrienden staan daar dan te lachen met hem. De pastoor zegt: “eindelijk komt zijn ware aard boven”. Als Eufrazie een potje zalf krijgt zegt ze: “Dank u, Ik zal voor u een rozenkrans bidden”.

323 Als er water langs de trap loopt denkt Eufrazie eerst nog dat het een mirakel is. “De maagd Maria doet het hier nog straffer dan in Lourdes! Het wijwater stroomt recht door ons huis! weze gezijde gebenedijde.” Dit is duidelijk spotten met het geloof in de mirakels in Lourdes. 78. De facelift van Urbanus, 1999 Het verhaal begint met Bolleke die uit de hemel valt. Hij heeft een aureooltje boven het hoofd en vleugels op zijn rug. Sinte Pieter vertelt dat ze rijstpapleidingen aan het leggen zijn. Als hij niet luistert naar Sinte Pierter dan zal hij in het vagevuur belanden. Wijlen Bolleke valt nogmaals uit de hemel recht op de kerk. De klok van de kerk valt aan diggelen. Even later valt de klok op de priester en dan ensceneren Urbanus en Bolleke dat de priester een ongeluk had met een moto. De politie denkt dat hij dronken was en slaan hem in de boeien. Urbanus steelt de klok van vadertje tijd (die steeds slaapt) om de dorpsklok te vervangen. Bij het terug naar benedendalen, komen ze langs de hemel en we zien nog net dat er een duivel aan het aanschuiven is. Sinte Pieter vraagt: “en zijt ge zeker dat ge geen enkele zonde op uw geweten hebt.” Urbanus draait de klok van vadertje tijd terug. Omdat ze zich zelf in het krachtveld van de klok bevonden gingen ze zelf niet terug in de tijd. Barones Pif de Zwif zit naast zuster Esmeralda en ze zegt: “ik heb heel veel bewondering voor het kloosterleven. Ik denk eraan om ook non te worden.” We zien hier de zuster zitten in een witte habijt met een zwart overkleed. Ze heeft een grote bril aan. (plaat 100) De barones gaat naar de kerk en ze vraagt de Heer om raad: “Here Jezus! Wat moet ik doen? Enerzijds wil ik non worden…” Dan komt een blote Urbanus uit de lucht in de vorm van een engel: “Hoooooozaaa..naah!! Uw gebed wordt verhoord!!” “ Eik een naakt manneke” “Welnee! Ik ben een engeltje! Ik ben naar de aarde

324 gezonden om u te zeggen dat ge moet trouwen” “ Ik voel mij gevleid omdat Onze Lieve Heer zich persoonlijk met mijn probleem bezighoudt!…” Later trouwen ze en we zien ze uit de kerk komen, zij in een wit kleed en haar man aan haar zijde. Ze gaat in de kapel bidden om Onze Lieve Heer te bedanken voor hun pril huwelijksgeluk. Ze komt echter terug en we zien Cesar en Eufrazie samen vrijen achter de zetel. De vrucht hiervan is Urbanus. Urbanus komt zo tot de conclusie dat men zijn lot niet kan veranderen. 79. De ezel van Frankenstein, 1999 Dank zij vadertje tijd komt de familie Urbanus in de middeleeuwen terecht. Ook in deze tijden is de pastoor een belangrijke figuur. Hij begraaft de dieren: “omnipotentum et com spititutu miauwium!Kattorium muizevangerium amen!” Hij drijft duivels uit: “verdwijn Satan! en neem uw addergebroed mee!! Ik zal zeven vaten wijwater over hun hoofden gieten! Diabolicum vulgaris traptetafeum amen en muiltoearee calmaree sussareum!es!” De voorvader van het negertje heet in de middeleeuwen koffieboontje en zit in een boom in de klas. De familie Urbanus wordt als heksen beschouwd en belandt op de brandstapel, doch de klok van vadertje tijd redt de ganse familie. 80. De blikken dozen soap, 2000 De familie Urbanus die nog steeds in handen is van de klok van vadertje tijd denkt terug in Tollembeek te zijn beland. Gelukkig komt vadertje tijd op tijd. De pastoor speelt zijn gebruikelijk rolletje : cafeéanger, eet oliebollen en verzorgt de begrafenissen. 81. Het bronzen broekventje, 2000 Naar aanleiding van Tollembeek 2000 wil men een standbeeld plaatsen op het marktplein. Elke vereniging wil iets anders: de heemkring wil een bronzen hanenkop, de duivenmelkers een bronzen duiven hok, de katholieken een paternoster. De pastoor zegt: “Wij katholieken eisen een bronzen paternoster met een wijwatervatje op een sokkel”. Daarom besluit men een wedstrijd te organiseren. De pastoor doet ook mee aan de zoekkoers. Urbanus die smoorverliefd is op Minneke, een levend bronzen beeld, doet ook mee. Minneke wordt vergiftigd door Jef Patat en verschijnt aan de hemelpoort bij Sint Pieter die zegt: “God schept aan de lopende band en ik weet niet meer in welke categorie ik zijn schepsels moet onderbrengen.” Urbanus wijzigt de vragen: “hoeveel rodeo’s heeft Maria gewonnen”. Zo hoopt hij samen met Minneke vereeuwigd te worden en op het marktplein te staan. Ook Neptunus , de God van alle vissen, speelt mee in het verhaal.

325 82. De flopschepper, 2000 In dit album vinden we vele verwijzingen naar de duivel (Ed Liviud) en naar God de Vader, in de hemel. We zien beiden reeds afgebeeld op de eerste pagina. God de vader is zoals steeds in de strips , afgebeeld met een aureooltje boven het hoofd, met een witte baard en een wit kleed, sandalen en op een wolk. De duivel is rood, met de twee hoorntjes, een lange rode pijlstaart en hij komt uit het toilet. Het verhaal begint ook met ongehoorde beelden voor een echte Katholiek. We zien dat Urbanus in de kleuterklas een medeleerlinge in zijn broek laat kijken waar een duiveltje in zit en zijn kleuterjuf heeft een rokje dat amper iets bedekt. Velen zouden dit vulgair noemen. In het verhaal verschijnen ook gokautomaten. Urbanus wint, zoals de pastoor, niets op de kermis, maar uit de gokautomaat van de duivel haalt hij alle rijkdom die hij maar kan wensen. Hiervoor betaalt hij wel een grote som want hij moet telkens een levend wezen van vlees en bloed offeren. De duivel verdwijnt even later in de hel. We zien er de typische afbeelding van de hel, namelijk de brandende vuren en de aanwezige duivels. Even later neemt men het opnieuw niet al te nauw met de morele regels want de verpleegster van Jules (die ook aan een gokspel staat) draagt netkousen met een kleedje dat amper iets bedekt. Urbanus denkt alles te kunnen kopen met geld. Zo koopt hij de rechten op van alles waar hij zin in heeft: de ijsfabriek, de tv programma’s, patenten op dingen die mensen niet kunnen missen,… Als hij het patent op de zwarte inkt koopt print men zelf een Sinterklaas en een Witte piet. Als Urbanus het echter te bont maakt zal God de Vader tevoorschijn komen. God zal de schepping teniet doen maar ook daar heeft Urbanus een patent op gekocht. Ze doen een weddenschap en als Urbanus een betere wereld kan scheppen mag hij God zijn. Ondertussen zijn alle geofferden van de gokautomaat verandert in duivels en zien we dat ook Eufrazie en Cesar zijn veranderd in duivels. Het beeldje van Maria Moeder Maagd dat in hun huiskamer staat, heeft schrik van hen. Ze gaan naar alle windstreken op de wereld in de vorm van gokautomaten. Zodoende wordt ook de Paus een duivel , (figuur 108) want ook hij kan niet aan de gokverleiding weerstaan. De paus zegt: “wat sta ik hier tussen de kaarsen en de Heiligenbeelden te doen!! Ik ga een pint pakken bij de meisjes van plezier!!” Ondertussen zijn de dingen die Urbanus heeft verandert aan de schepping en die op het eerste zicht aangenaam leken (limonaderegen, een rups in plaats van een bus om de kinderen naar school te brengen,…) grote floppen geworden. Uiteindelijk vernietigd God de aarde.

326 83. Het ei van Urbei, 2000 Ook in dit album speelt God mee. Er wordt opnieuw duchtig met het katholieke geloof gelachen. Hier enkele voorbeelden: “Zorro werd geboren in een ijskoud kribbeke en het was Kerstmis in San Diego; Mozes is de hogere broer van mozeven.” In het vorig album was er niets meer met uitzondering van de hemel, want die behoort niet tot de schepping! God had, toen hij zijn plechtige communie deed, de hemel gekregen van God de suikernonkel. God de vader moet met zijn kinderen spelen. Zijn vrouw zegt: “Ge hebt er het plezier van gehad, ge moet er nu maar voor zorgen ook.” Maar een verhaaltje over Abraham die zijn zoon Isaak zal offeren vonden de kinderen te saai. Als de kinderen gaan wandelen moeten ze op het rechte pad blijven van de Vader. Ze mogen nooit in het grotje van de alles en nietswetendheid binnengaan. Later gaan ze er toch heen en we komen te weten dat daaronder het vagevuur ligt. Er zit een vreemd beest dat papier opeet en dan het afgebeelde schept. Dit komt omdat hij allerlei onnuttige dingen heeft geschapen als God afwezig was. Nu kan hij enkel nog kopiëren. Dan komen we langs een school en daar staat een grote kaars met een kruis erop. Ondertussen zien we de omgeving van de hemel. Iedereen loopt op wolkjes en er vliegen engeltjes rond die ‘hosanna in den hoge’ zingen. God heeft het ook zeer druk met alledaagse zaken zoals het vloeren van de hemel, een verkeerde bestelling kaarsen,…Later maakt hij toch tijd om de dierengeluiden na te botsen voor de kinderen. De kinderen van God moeten de hele ark van Noah uit het hoofd kennen. Door het dier komt Urbanus in de hemel terecht en de liefde is er niet verboden, maar de liefde tussen een volwassen vrouw en een halfwassenmanneke is onkuisheid. De ‘hosanna in den hoge meter’ meet de onkuisheid, ongehoorzaamheid, intelligentie, zuiverheid in de hemel en nu de familie Urbanus er is zijn alle waarden beïnvloed in negatieve zin. Dan scheppen ze maar een nieuwe aarde; God zal zorgen voor een zondvloed die 40 dagen en 40 nachten zal duren. Maar dit is niet voldoende om de nieuwe aarde te vernietigen, er zit niets anders op dan de wereldgeschiedenis opnieuw te beleven. Mozes trekt met zijn volk door de woestijn, de drie koningen (ter gelegenheid met slaven); de geboorte van Zorro en Jezus Christus worden voor de gelegenheid samengevoegd; pater Damiaan en moeder Theresa gaan naar de hel;…Ze zullen alle belevenissen e mailen naar ‘[email protected]’. 84. Onderbroekje en de wolf, 2000 Op plaatje 15 zien we de priester kaarten en volgens hem heeft hij geluk omdat Onze Lieve Heer aan zijn kant staat. We zien ook de kerk op de achtergrond.

327 Even later is Urbanus bezeten en de priester weet daar wel raad mee: “Ik zal hem onmiddellijk besprenkelen met wijwater en zijn demonen bezweren; ik gebied u demonen! Verlaat het lichaam van deze onschuldige gelovige! Weg Satan keer terug naar uw oord van verderf weze gezijde gebenedijde.” De priester draagt een zwarte kazuifel met een gele stola. De pers is snel ter plaatse en de reactie van de priester is de volgende: “…als ervaren duiveluitdrijver stel ik mij dan ook meteen kandidaat voor de volgende bisschopverkiezingen. Het is duidelijk dat iemand met mijn uitstraling en religieus talent het zelfs tot paus kan schoppen”. De tweede maal spuwt de duivel zijn braaksel over de priester en helpt zijn wijwater niet meer en schakelt hij grotere middelen in (afb 26). Als duidelijk wordt dat het een uitwerking is van de ‘magic doos’ gaan de journalisten ervandoor omdat het niets met het ware geloof te maken heeft en de priester noemt het religievervalsing. Als men de zieke Urbanus komt bezoeken mogen zijn vrienden met wijwater op zijn hoofd sprenkelen en het kruisje een kusje geven. De meeste tonen echter meer interesse voor zijn speelgoed. Ook de priester lacht met de situatie: “Als hij voor overmorgen sterft, is er geen probleem maar daarna zit ik vol voor de komende vier maanden.” Hij moet nu begraven worden, nu hij nog een beetje leeft. We zien de priester aan de deur staan met een paarse stola en de misdienaar draagt het kruis. Dan bindt men de kist (waar de half levende Urbanus nog inzit) aan de doodswagen terwijl de familie volgt. Daar zijn de ouders in het zwart en staat de kist op een paars doek. Achter de priester zien we het altaar. Ze laten Urbanus respectloos in het graf vallen. De pastoor giet een tonneke wijwater over het graf: “Ik zal hem nog eens extra zegenen met dit tonneke wijwater”. Urbanus komt terug naar huis en Eufrazie vraagt hulp aan het alomtegenwoordige beeldje van onze lieve vrouw. Haar gebed wordt gehoord en zij krijgt nu de ‘ziekte’ van Urbanus. Urbanus moet te rade gaan bij de elfjes, feeën en andere sprookjesfiguren om zijn moeder te redden. 85 Kogels en jarretels, 2000 In dit album veronderstelt Cesar dat Eufrazie hem bedriegt met de priester. In mijn ogen niet direct de eerste persoon aan wie men denkt aan buitensporige relaties. Er waren 2 kandidates voor meid en de priester heeft de mooie gezelschapsdame gekozen, daardoor is Eufrazie een dievegge geworden . Ook het beeldje in de huiskamer is regelmatig aanwezig op de achtergrond . In de gevangenis maakt men hosties. Op plaat 65 gaat Netteke een rozenkrans bidden in de kerk. In werkelijkheid is dit om de Jezusbeeldjes te stelen uit de kerk, terwijl de pastoor water (in feite whisky) was gaan

328 drinken. Als de pastoor een opsomming maakt van de mensen die regelmatig in de mis zijn heeft hij amper een lijst van 4 personen. Hier merken we een gelijkenis met de bezetting in de missen ,al is dit lichtelijk overdreven. De pastoor trouwt de Fakir en Netteke, door het venster van de gevangenis: “Dan verklaar ik u nu man en vrouw, dat is dan drieduizend euro.” De Fakir laat een tapijt zweven en Urbanus schiet op het schapulierke van Eufrazie. Op de laatste bladzijde loopt de pastoor tegen een lantaarnpaal aan, omdat hij omkijkt naar een meisje, gekleed in een rokje waaronder jarretels tevoorschijn komen. 86 Ferm gedraaide loeren, 2001 Dit album bestaat uit verschillende verhalen. Iedere pagina bevat een ander verhaal. - Zo heet het eerste verhaal ‘Vrijdag visdag’. Dit is een katholiek gebruik om op vrijdag geen vlees te eten. We zien dan ook meneer pastoor in de rij wachten om vis te kopen. - In ‘roze slipje’ neemt men een vlucht met de morele waarden en men zoekt een manier om onder de rokken te kijken. - Ook in het verhaal ‘Daddy’s hobby’ neemt men een loopje met de morele waarden en bezoekt men een bordeel. - In het verhaal ‘vijf euro’ komt de priester zat uit het café en Urbanus neemt hem beet door hem te laten opnemen voor een penisverlenging. De verpleegster zegt: “ voor een pastoor is dat toch niet belangrijk” “ Hij zal in ieder geval wel een geheime relatie hebben” antwoordt de dokter. - In het verhaal ‘Plechtige uitvaart’ zien we de nonkel Prosper op een kist liggen om hem een laatste groet te kunnen geven. We zien de paarse doek en de twee kaarsen. We zien ook dat hij zal gecremeerd worden. De uitvaartauto staat reeds klaar en allen haasten zich om de koffiekoeken te gaan eten. - In het verhaal ‘Ding dong burp’ moeten Eufrazie en Cesar naar de vroegmis en zit meneer pastoor mee te kaarten en pinten te drinken.

87. De wraak van Boemlala, 2001 In dit album vinden we geen echte religieuze verwijzingen maar we lezen wel het volgende: duivelsdoornstroken, godenmaal, zwavelput van de hel, Sinterklaas. Zonder schroom komt de lezer wel terecht bij gewillige maagden en de stripclub .De prins en de prinses liggen op het einde van het verhaal op elkaar.

329 88. Nul-op-zijn-rapport-man, 2001 De familie Urbanus gaat naar de zee en daarom zeggen ze, tijdens het kaarten met meneer pastoor, dat ze morgen niet in de mis aanwezig zullen zijn. Ze plegen ook openbare zedenschennis omdat Eufrazie in haar blootje in de auto zit. Maar door een auto-ongeluk gaan ze toch naar de mis. Men gaat opnieuw lachen met het geloof: “De vloer van de preekstoel is doorgezakt, ze geven voor de omhaling een knoop, het evangelie wordt vervangen door een omhaling voor een paar flessen goede miswijn, dan is er nog een omhaling om de schulden af te betalen op café, en de priester maakt de aanwezigen erop attent dat de offerblok achteraan in de Kerk dient om zijn reis naar Teneriffe te financieren, we zien ook dat de beker gemaakt is in Taiwan”. We zien ook het decor van de kerk met het altaar en daarop een kaars, de beker, een kruis en een boek, achteraan in de kerk staat ook een heilige. Even verder in het verhaal is er een homokoppel dat wil trouwen. De bevolking reageert: ‘Jezus, Maria, Jozef’ en de priester zal nooit zo’n huwelijk voltrekken in Tollembeek. Dan contacteren ze ‘rent a priest’ en zo organiseren ze een feest. Verder is de priester ook in de buurt als men naar de Wulpse Zulma gaat. De kerk is de schuilplaats van de drie helden en Eufrazie moet haar leugen gaan opbiechten. 89. De harige meisjeszot, 2001 90. De laatste Hollander, 2001 Eufrazie zegt: “Het heeft de Heer behaagd onze noorderburen tot zich te roepen.” De pastoor speelt een kleine rol als toevallige toeschouwer in het café en in het reservaat. 91 De aanval van Zwakattack, 2001 Eufrazie wordt gestalkt door Tistje Zwakattack. Hij was vroeger verliefd op Eufrazie: “laat mij uw bloot velleke eens voelen” en zat daarna 40 jaar in een verbeteringsgesticht. Maar Tistje wil Eufrazie nog altijd voor hem alleen. Hij valt haar steeds lastig en hij laat Eufrazie fotograferen terwijl ze naakt in bad zit. Eufrazie wil graag op bedevaart naar Scherpenheuvel. De pastoor is aanwezig als Eufrazie halfnaakt de koers wint. Men heeft hier geen schroom om (bijna) naakte dames te tekenen (In plaat 17,69, 87, 101). 92. De Yellow kid, 2002 Om zijn gokschulden te kunnen afbetalen bij Giona en Mattia verhuurt Cesar zijn bovenverdieping als goklokaal. Ook de pastoor komt gokken en zegt: “Ik zal de andere offerblok ook moeten leegmaken.” In dit verhaal blijkt dat meneer pastoor een verwoed

330 gokker is. Hij smijt zelfs met zijn misboek naar de boksers en roept: “wat een flauwe match, boe.” 93. Teevee hupsakee, 2002 Op de eerst pagina is het Pasen. Dit is een religieus feest en voor de kinderen horen daar paaseieren bij. We zien de Paasklok met de vleugeltjes boven Tollembeek vliegen. In het grote ei dat de klok legt zit een tv-station. We zien meneer pastoor kijken naar televisie en er staat een kruisbeeld boven zijn televisie. In het tweede uitgezonden programma komt de priester binnen en hij vraagt of men de zondagsmis ook rechtstreeks wil uitzenden. Omdat het een Amerikaanse reeks is moet hij Engels praten en de priester antwoordt daarop: “t is al goed dat ik Latijn heb moeten leren spreken in vier talen!” Dit wijst erop dat een priester Latijn moet kennen. Omdat men de hoogmis zal uitzenden maakt Urbanus reclame: “De rechtstreekse uitzending van de Heilige mis!! Met aan het altaar de pastoor… aan het orgel de koster en als climax de uitreiking van de Heilig communie …’. Maar als iedereen naar tv kijkt is niemand in de mis en omgekeerd. Dit probleem lost men op door iedereen zijn tv te laten meenemen in de mis. We zijn nu in de kerk en we zien de glasramen van de kerk en de gelovigen. De priester heeft de hosties vast en hij draagt een witte albe met en gele stola erover. Alle gelovigen zingen de psalmen uit het kerkboek . Urbanus zegt hierop: “maar dat duurt minstens een halve dag!” Hiermee wil hij zeggen dat een mis gerust iets korter mag zijn. Op het einde zegt de priester: “Gaat nu allen heen in vrede…amen!”. Het verhaal eindigt met een gijzeling van Eufrazie op de kerktoren. We zien de kerk en het kerkhof met de kruisjes. Maar de man die Eufrazie gijzelt laat haar los en ze valt in een bak condooms, die klaar stonden voor de late-night-film ‘seks tegen de kerkmuur’. Dit gaat in tegen alle zedelijke principes waar de Kerk voor staat. 94. De 3 griezelbiggetjes, 2002 Als Eufrazies haren uitvallen aanroept ze de Heilige Sint Postice, patroonheilige van de kappers. De klokken luiden opdringerig en Eufrazie vraagt zich daarom af of er iemand is overleden. Het is namelijk zo dat de doodsklokken luiden bij het overlijden van een parochiaan. Met de goede zeden wordt ook geen rekening gehouden: nonkel Fillemon was bijna gestorven door te stoeien met de verpleegster en Eufrazie kleedt zich zomaar uit om te stoeien. Ook de vliegen kunnen het niet laten om te stoeien. Op plaat 91 en verder is de priester samen met Jef Patat zat. Hij zingt op straat: “wijle zijn de mannen die de gaaz doen branden, de klinken repareren en de vrouwen ambeteren “

331 Hij wordt neergestoken en Jef Patat vraagt: “meneer pastoor geef mij de sacramenten der stervenden” waarop de priester die te zat is om te beseffen wat er aan de hand is antwoordt: “ga ze halen in de sacristie en breng ze voor mij ook mee”. Het verhaal eindigt met het beeld dat Urbanus en Cesar in hun blootje naar huis gaan en zingen: “wij zijn de zingende sijsjes, iedereen ziet onze blote radijsjes.” 95. Het oud zot, 2002 Nonkel Fillemon wordt verliefd op verpleegster Betty. De familie Urbanus denkt dat ze het geld van nonkel Fillemon wil inpikken. Er wordt een kleine allusie gemaakt op het feit dat moslims geen varkensvlees eten: “Wieske zegt: “ik eet geen varkensvlees” en men antwoordt: “haha Wieske is moslim geworden.” Even later verkleden ze zich in nonnetjes. Ze dragen daarvoor een zwarte habijt met een witte kap. Op de achtergrond zien we de kerk Fillemon ligt samen met de verpleegster in bed en hij heeft haar borsten vast. Als ze naar boven gaan kraakt het bed (later merken we dat het niet het bed was). Op het einde van het verhaal zijn Urbanus en zijn vader voor even begrafenisondernemers. We zien de paarse kleur overal verschijnen. We zien ook de priester en de kist (en een kruis) met rond de kist de nabestaanden in zwarte kledij. Ze gaan rechtstreeks naar het kerkhof omdat ze de kerk aan het schilderen zijn. 96. De zwarte maagd, 2002 Eufrazie breekt bij het afstoffen, de stolp van Onze Lieve Vrouw: “oei, oei, Maria Moeder Maagd, ik heb een doodzonde begaan”. Als Eufrazie een grot bouwt voor de Moeder maagd in haar tuin, zal ze verschijnen voor de gelovigen van Tollembeek. Onze Lieve Vrouw zegt: “ik zal daar nu en dan eens verschijnen en een klein mirakeltje laten gebeuren” Eufrazie zegt: “ik ben uitverkoren zoals Bernadetteke van Lourdes! De Heilige Moeder maagd heeft mij opdracht gegeven om van onze tuin een bedevaartsoord te maken!” Wanneer de verschijning niet doorgaat speelt Urbanus de rol van Onze Lieve Vrouw en hij verschijnt in een fel licht. Hierdoor wordt Eufrazie blind. Netteke zegt: “ Dit is een omgekeerd mirakel in plaats van iemand te genezen is er iemand blind geworden!! De pastoor zegt: “Oei! Dat is mijn fout! Ik heb vergeten dat grotje in te wijden!…De Heilige maagd is verschenen op een onreine plaats!” De pastoor giet een emmer water over de grot en zegt: “Weze gezijde gewijde! Kwispedorius sanctus grottius!! Amen!”

332 De gangsters Stef, Staf en Stylo maken misbruik van de blinde Eufrazie, maar de Heilige Maagd Maria is er ook nog, evenals Sinte maffia, de patroonheilige van de gangsters. Eufrazie mag van de Heilige maagd enkele mirakels doen. Ondertussen wordt de pastoor uit de pastorie geschopt en wordt de pastorie een nightclub. De pastoor solliciteert er als ober. 97. De zabberlipgekte, 2002 In het Tollembeekse bier en de Tollembeekse tabak blijkt Labberlipius te zitten. Dit is een spierverslapper voor bronstige olifanten. In deze strip volgen we een dag in het leven van Eufrazie, die undercover voor de politie werkt. Ook een dag uit het leven van Cesar, die rechter wordt, wordt uitgebeeld alsook Urbanus, die optreedt in de Moulin Rouge. Uiteindelijk mondt alles uit in een zelfde einde. Het album begint reeds met de pastoor die klinkt op zijn verjaardag op café.Ook bloot en sex komt voor in deze strip. 98. De telelover, 2003 De familie Urbanus zit weer eens in de schulden. Eufrazie is sexy gekleed en staat met een bed op straat. Meneer pastoor zegt: “Eufrazie, ik weet toch niet of Onze Lieve Heer begrip zal hebben voor het feit dat ge een vrouw van lichte zeden geworden zijt!”. De pastoor probeert de zachtheid van het bed en wordt door Cesar in een verdachte houding betrapt. Een aap is ook verliefd op de pastoor en kust hem. Juffrouw Pussy, beïnvloedt door een uitvinding, wrijft met haar borsten het bord schoon. Men gaat in dit album dus opnieuw lachen met de goede zeden. 99. De kwelgeesten, 2003 Cesar leest in de krant dat hij zijn huis kan ruilen voor een prachtig middeleeuws kasteel. Om geld te verzamelen besluiten ze er een spookkasteel van te maken. Doch daarvoor moeten ze eerst sterven of doen alsof. Maar in het kasteel zijn echte spoken die voor verwarring zorgen. De vorige eigenaars hebben geprobeerd de spoken met een kruis af te schrikken, maar niks helpt. De pastoor is natuurlijk weer overal aanwezig: bij de hypnoseshow, op straat, op café met een pint in zijn hand, in de kerk met emmer wijwater en kwispel. Op het kerkhof preekt hij -“ze moeten een degelijke christelijke begrafenis krijgen op gewijde grond van het kerkhof, dat komt dan op 6300 euro.” Iets later zegt de pastoor gekleed in kazuifel: “ze zijn christelijk vermalen.”

333 100 Buljanus-dreiging, 2003 De familie Urbanus krijgt het aan de stok met de Buljanussen. Dit zijn imitators van de familie Urbanus. Tollembeek is te klein voor twee geschifte families en daarom organiseert men een wedstrijd. De pastoor is natuurlijk ook van de partij. Hij is zelfs jurylid in de rechtbank en in het café. De Buljanussen winnen de wedstrijd en de familie Urbanus wordt buitengeschopt door een buitenschopschoen bediend door de pastoor. Ook Fillemom die ondertussen gestorven is wordt buitengeschopt. Hij zit in een kist en die ligt op een paars laken. Aan de hand van een schilderij van Breugel kan Urbanus bewijzen dat hij eerder bestond dan de Buljanussen en zo kunnen ze in Tollembeek blijven wonen. 101 De gepeperde paus, 2003 Meneer pastoor krijgt telefoon van tante Chagrijna, een non, die bij hem wil komen wonen. Ze zegt:“ t’is met tante nonneke!! Hoe gaat het daar, ouwe gluiperd? Zijt ge nog steeds aan de drank!!” Meneer pastoor is daar niet mee opgezet. Op het kerkhof zorgt hij ervoor dat Chagrijna bij Eufrazie intrekt, als troost voor het verdriet voor de dood van Fillemon. Urbanus koopt de relikwie van Sint Friscosius. Zuster Chagrijna wil Urbanus opnieuw op het rechte pad brengen. Ze leert hem bidden: “Heer gij hebt de spijzen gezegend die ik tot mij genomen hebt…zegen nu ook de spijzen die langs natuurlijke weg mijn lichaam gaan verlaten.” Iets later zegt ze: “Urbanus!….ge komt net op tijd voor de tuchtiging!! en ik zal u mijn paternoster laten opeten!!” Later hangt Onze Lieve Heer halfstok aan zijn kruis en op de evangelische omroep vertellen ze dat de paus dood is. Urbanus wil Chagrijna in de ban van de Kerk slaan, doch hiervoor moet hij paus worden. Chagrijna vertelt hem hoe je paus wordt: “de Heilige geest verschijnt in de gedaante van een witte duif, omringd door een verblindend licht, boven het hoofd van de uitverkorene.” Urbanus zorgt voor de nodige verschijningen. Ook de pastoor erkend Urbanus als nieuwe paus. Maar ook Chagrijna wordt uitverkoren door de duif omringd door 2 engeltjes. Paus Urbanus-de-kweet-niet-hoeveelste legt verplichte lingerie kledij op aan de nonnekes, maakt dat Sinterklaas meermalen per jaar komt en plaatst speeltuigen in de kerk. Uiteindelijk wordt het hondje Fifi de nieuwe paus ‘paus fifi I’. In dit verhaal wordt duidelijk gespot met de verkiezing van de katholieke paus. 102 De lapjesman, 2003

334 103 De sneeuwpretvedette, 2003 Urbanus vindt dat bij sneeuw een Kerstman hoort en nodigt hem per brief uit. Hij bezorgt speelgoed in een compromitterende houding aan kleine meisjes en de echte Kerstman wordt aangehouden, gekleed in zijn ondergoed. De pastoor is een skiër. 104 Herman en Hermien, 2004 Meester Kweepeer bezoekt de hoeren. De directeur vervangt meester Kweepeer en geeft les in hygiëne in de lagere regionen: “we beginnen met het reinigen van het stropje.” De pastoor verkoopt het hart van nonkel Fillemon aan de dokter. 105 Floepie Snoepie, 2004 Urbanus trouwt met illegalen voor het geld. Hij gaat schijnhuwelijken aan met een Chinese, een zwarte en een Marokkaanse (schaap en tapijt). De familie Urbanus wordt als illegalen uitgewezen en belandt in de Sahara. De sjeik zegt: “Allah weze geprezen.” Urbanus wil dolgraag de fiets van Eddy Merkx en wordt gigolo in Tollembeek, om het geld te verzamelen. De hond Nabuko heeft van de dokter een middeltje gekregen waardoor zijn innerlijke aard boven komt. Natuurlijk eet de ganse familie Urbanus van dit middeltje. Gelukkig komt de geest van Fillemon ter hulp. In dit album komt geen pastoor ter sprake. 106 De centjesziekte, 2004 Hermien krijgt een stevige haargroei. Ze krijgt de trekken van nonkel Fillemon, omdat zijn hart bij haar is ingeplant. Het product ‘Tetkontoplus’ biedt de oplossing. Juffrouw Pussy loopt naakt in het zwembad rond. We zien twee mensen die ‘moeten’ trouwen omdat de vrouw in verwachting is. De bevalling gebeurt in de kerk. Het blijkt een zwarte tweeling te zijn. De pastoor zegt: “proficiat, madam het zijn twee gekleurde medemensjes!!” Met het geld van Ammedee’s geldmachine wordt vlees gekocht bij de beenhouwer. Aan de muur hangt de prijs: shorma 5 euro, kebab 7,5 euro. 107 Het ongeluk van Odilon, 2004 Odilon,de nieuwe liefde van Eufrazie zorgt voor heel wat problemen. Urbanus wil Odilon het huis uit en als blijkt dat Odilon ongeluk zelfs plezant vindt, poogt Urbanus hem gelukkig te maken. Doch Odilon is voor het ongeluk geboren. De pastoor speelt in dit verhaal zijn gewone rolletje: aanwezig zijn bij de begrafenis, op café en hij trouwt Eufrazie en Cesar. Hij spreekt van: “Eufrazie hoe durft ge! Trouwen met iemand anders terwijl Cesar nog leeft!! Dat is veelventerij !!”

335 108 In de ban van de spin, 2004 Cesar is piepklein en als er een spinneninvasie is in Tollembeek, kan hij zich tot koning kronen. Ondertussen heeft Urbanus een vriendin ‘Leentje’. Leentje heeft een slecht karakter en haalt veel kattenkwaad uit zoals de gesprekken uit de biechtstoel via boxen aan iedereen bekendmaken. In de biechtstoel leest de pastoor de Playboy. Eufrazie bevalt van een zoontje van Odilon. 109 Manneken pils, 2004 Madam Zelma, waarzegster, speelt een kleine rol. De pastoor staat ook weer overal op de eerste rij in het café, in het circus en bij de brand. Op café vertelt Kweepeer: “Pussy had al wat op en van het één kwam het ander, maar ik was er wel gerust in!! Wij Kweeperen zijn gespecialiseerd in de Kerk uitgaan voor het zingen! De pastoor antwoordt: “als pastoor kan ik dat niet goedkeuren !!” Ook het nodige bloot is aanwezig in de strip : manneken pis, blote Cesar,.. 110 De glanskonten, 2005 Cesar wedt op café, in gezelschap van de pastoor, dat hij het hoogste kaartenhuisje zal bouwen. Cesar beslist een eigen wielerclub op te richten ‘de doortrappers’ samen met zijn vrienden van het café Jef Patat en de pastoor. De twee clubs houden een weddenschap , wie het meeste volk overhoop rijdt wint. De pastoor doet mee in koerskledij aan de wielerwedstrijd en rijdt mensen omver maar God berispt hem: “is dat het goede voorbeeld geven? De mensen overhoop rijden.” De pastoor antwoordt: “maar God ge moet geen schrik hebben. Ik zal de mensen die we overrijden wel berechten!” Ondertussen begluurt Urbanus de naakte juffrouw Pussy onder de douche. 111 Urbanus aan de haak, 2005 De pastoor wandelt met een varken door het dorp Tollembeek: “Weduwe De Rijck heeft twee miljoen aan de Kerk geschonken! In ruil moet ik haar troeteldier levenslang een goede opvoeding geven.” Vervolgens geeft de pastoor: -rekenles: “ hoeveel hosties gaan er in een kelk als ge weet dat de kelk halfvol zit met miswijn!; - godsdienstles: “vervolledig de tekst voordat de haan twee keer gekraaid zal hebben…”; -en aardrijkskunde: “van welke grondstoffen worden de Mariabeeldjes gemaakt die verkocht worden in Lourdes”

336 Urbanus wordt verdacht de pastoor te hebben vermoord. Hij wordt begraven door een Imam uit Borgerhout: “Allah weze meneer pastoor genadig! Neem nu allemaal jullie tapijtje en bid met het hoofd richting Mekka!” Op het moment van de terechtstelling van Urbanus verschijnt meneer pastoor al zwevend en met een bult. Ook de kloosternonnen, ‘de zusters Foefianen’ zweven en proberen de bevolking van Tollembeek vruchtbaar te maken. De pastoor predikt nieuwe regels in de kerk: “mager zijn is doodzonde! Allen zij die goed in het vlees zitten zullen het rijk der hemelen betreden! Open uwen totium ! Amen.” 112 Rattenkamertje, 2005 In het huis van Eufrazie gaat een lingerie show met bijbehorende speeltjes door. Juf Pussy komt in het rattenkamertje van de familie Urbanus wonen. Natuurlijk profiteert iedereen ervan om de juf nachtzoentjes te geven. Ook Eufrazie doet de laatste tijd raar, ze krijgt mannelijk trekken: Ze leest de pin-up boekjes van Cesar en ze kust de vrouwen. De pastoor komt slechts als toevallige toeschouwer even langs. Hier wordt de draak gestoken met de lesbiennes. 113 Het gat van de duivel, 2005 Urbanus doet zijn plechtige communie in de kerk. Ondertussen maakt God zich zorgen dat tegenwoordig teveel mensen naar de hel moeten vertrekken..Sint Pieter is te streng: “Oei!! er staat een uitroepteken naast uw naam ! naar de hel !!”. God zegt: “we moeten minder streng zijn, de lat iets lager leggen!!”. Ook Sinterklaas scharrelt met zuster Theresa en vliegt naar de hel. De enige manier om meer mensen naar de hemel te krijgen is er voor te zorgen dat God de Holy Grail in handen krijgt. Sinte Phychiatrus verwoordt het: “De Holy Grail zorgt ervoor dat de aarde overspoeld wordt met een vloedgolf van goedheid en menslievendheid!!” De heilige hostie krijgt de opdracht de Holy Grail op te sporen, ze verschuilt zich bij de andere hosties van de pastoor en belandt natuurlijk bij Urbanus. God grijpt in: “Urbanus heeft te veel zonden op zijn geweten!! Hij mag zijn plechtige Communie nog niet doen”. Terwijl Urbanus de Holy Grail zoekt moet de pastoor voorlezen uit de bijbel en de pastoor leest: “en toen kwamen de Israëlieten van de berg want den Here had gezegd: ga van de berg, omdat den Here gezegd had dat zij van de berg moesten gaan, gingen zij van de berg opdat zou geschieden wat den Here bevolen had, want hij had bevolen dat zij van de berg moesten gaan!!” Urbanus zoekt de Holy Grail bij de minister van Egypte die met 2 vrouwen in bed ligt. Verder lopen Urbanus en juf Pussy naakt in de woestijn. Als Urbanus de Holy Grail vindt is iedereen

337 braaf. De mensen zingen: “Hosanna in den hoge”. God zelf geeft Urbanus zijn plechtige Communie: “het lichaam van Christus”. Zelfs het hoerenkot van Zulma is omgedoopt in een bidkapel en Zulma is non geworden De hemel wordt overbevolkt en God doet opnieuw een beroep op Urbanus. Urbanus werpt de Holy Grail in de hel en de mensen worden normaal, doch de duivels verliezen hun streken en staan aan de hemelpoort. In dit verhaal wordt gelachen met het geloof in de hemel , hel en vagevuur. 114 De zielenzuiger De pastoor kampt met jeuk en steekt een zetpil op, doch deze zetpil is een wezen van de planeet minitron. De pastoor rust uit in de zetel en leest zijn missaal, doch de zombies vallen hem lastig “weg van hier satansgebroed!!”: roept de pastoor terwijl hij zwaait met het kruisbeeld. Maar hij wordt ook een zombie . Urbanus en Amedee zullen de zombies uitschakelen via een zielenzuiger, want zombies hebben geen zielen.Als ze een kippenziel krijgen worden ze normaal. Ook de pastoor krijgt een kippenziel en gaat naar de hemel. Maar Sint Pieter stuurt hem terug. De pastoor zegt: “Ik ben een kieken” en Sint Pieter antwoordt: “Voor een pastoor is dit geen probleem, terug naar beneden”. Dit is duidelijk stellen dat men voor een priester te zijn niet veel moet kunnen. Als de gasleiding ontploft wordt iedereen normaal en krijgt de verzekeringsagent ervan langs. De pastoor eist veel geld: “mijn Kerk was twee keer zo groot als de dom van Keulen!!” 115. Cesar, de bosfopper, 2005 Cesar vertelt het verhaal over de bouw van zijn woning met hout uit het sprookjesbos. In dit verhaal komt opnieuw het gebruikelijke bloot voor zoals : -Cesar en Eufrasie samen in bed -De pastoor die samen met een blote Cesar s’nachts op pad is -Cesar met twee maitresses in bad -Urbanus in zijn blootje : “Ik kan niet goed kakken” We vernemen ook dat Urbanus in de kerk geboren is. De pastoor vergelijkt de miswijn , het bloed van Christus , met een chateau petrus of saint emillion of vortebeek. Dit is duidelijk spotten met het misoffer. De pastoor sluit ook een weddenschap af om het verst te pissen en pist een man van zijn brommer. De pastoor heeft duidelijk het goede voorbeeld niet. 116. Luierfabriek, 2006 117. Tien kleine nonkeltjes, 2006

338 118. Harpo en Harpy, 2006 Cesar en de pastoor kaarten voor een boerenhesp maar meneer pastoor kan het vals spelen niet laten. Urbanus roept de hulp in van de heilige Sintepeerintwee, de patroonheilige van de eerlijke verdeling en van de poire Williams. Als tegenprestatie moet Urbanus een bedevaart uitvoeren langs de twaalf kapelletjes van Sintepeerintwee. Zelf juffrouw Pussy is bereid naakt te poseren om Urbanus te helpen. “Als de Kerk het vraagt”: antwoord juffrouw Pussy. Urbanus vraagt “kleed u vlug uit ‘t is voor Sintepeerintwee”. In deze strip wordt nogal naakt vertoont. Zowel Cesar als Eufrazie en juffrouw Pussy vertonen zich naakt ,zelf Netteke staat in lingerie. 119. t' Is weer proper, 2006 Dit is een gagstrip, dat wil zeggen dat er op elke pagina een mopje staat. In deze gagstrip komen de Urbanussen weer in hilarische toestanden terecht. Eufrazie gaat bij Wulpse Zulma werken, Cesar wil deelnemen aan de grote pletskoppenwedstrijd, …

2.7. Samenvatting In dit deel zal ik, per aangehaald onderwerp uit de inleiding, beschrijven wat ik vond in de 5 stripreeksen die ik besproken heb. Zo ziet men een evolutie – die vaak ook samenloopt met de actualiteit - in de soort aangesneden onderwerpen.

2.7.1. Suske en Wiske De stripreeks “Suske en Wiske” past duidelijk in de samenleving na de tweede wereldoorlog die grotendeels beïnvloed werd door het Katholieke geloof.

Vooral in de eerste albums komen bewegingen aan bod die een Christelijke visie hebben op mens en maatschappij of die aan werken van barmhartigheid doen: Caritas Catholica, Bouworde, Bond zonder naam. Later veranderen deze bewegingen in andere organisaties zoals Broederlijk Delen, Unicef, Foster Parents.

Bijbelse verhalen komen doorheen heel de reeks ongeveer evenredig aan bod. Meestal moet men de verwijzing naar de bijbel niet begrijpen om het verhaal te volgen maar is het een woordspeling die leuk is om te ontdekken. Ik geef enkele voorbeelden: het aardse paradijs, de ark van Noach met de daarbij horende zondvloed, Judas, de verloren zoon, als je op je linker wang wordt geslaan moet je ook de rechter aanbieden, Adam en Eva, Goliath, het

339 kersttafereel, Mozes, de 10 geboden, Salomon en Ezachiël. De auteur veronderstelt dat het een ingeworteld (Katholiek) woordgebruik is, waar geen uitleg bij vereist is.

Het is duidelijk dat Vandersteen in Suske en Wiske een duidelijke Katholiek geïnspireerde moraal wil meegeven aan zijn lezers. De bekende christelijke waarden - als naastenliefde, vergevingsgezindheid, berouw, verzoening, verdraagzaamheid, onbaatzuchtigheid - komen vaak aan bod. Dit wordt niet alleen duidelijk vermeld op het einde van het verhaal maar ook verweven doorheen het verhaal. Hij deed dit omdat hij vond dat een verhaal positief gekleurd moest zijn. Ook Geerts – zijn opvolger - zal trachten een moraal mee te geven aan de lezer. Verhaegen en Morjeau doen dit duidelijk minder, al blijven ze vasthouden aan de Katholiek geïnspireerde visie. Men kan besluiten dat de verwerking van de moralistische boodschap vooral auteursgebonden is ook al werkt men verder in de geest van Vandersteen. En al is de moralistische boodschap minder expliciet aanwezig, men zal Suske en Wiske nooit a -morele dingen laten doen. Suske en Wiske nemen in dit opzicht een soort voorbeeldfunctie op zich. Men zou het mensbeeld in Suske en Wiske kunnen omschrijven als dat van een erg - katholiek moralist.

Andere (Katholieke) zaken die aan bod komen zijn de 7 werken van barmhartigheid, de hoofdzonden, vrijdag visdag, men neemt al eens een catechismus ter hand, men prevelt al eens een schietgebedje en men zegt soms de gebeden der stervenden. Men zal nooit expliciet vloeken. Men zegt steeds: ‘lieve hemel, …’ Tot op de dag van vandaag is het ook nog steeds niet mogelijk om in een stripverhaal een blote man / vrouw in het album te tekenen. Denken we maar aan ‘De blote Belg’ waar Sidonia nog steeds verontwaardigd is over naakt in de familiestrip. Ze zal haar werk van barmhartigheid doen en de naakten kleden.

Al deze Katholieke zaken komen doorheen de hele reeks aan bod. Men kan dan ook besluiten dat deze reeks duidelijk Katholiek geïnspireerd is en blijft tot op de dag van vandaag.

Hier en daar vond ik wel iets dat wees op een zoektocht naar een alternatief voor de katholieke godsdienst Ik merkte een opmerkelijke toename van talismannen, waarzeggers, kaartenlegsters, bijgeloof en meditatie eind jaren ’50 en begin de jaren ’60. Dan is er een pauze tot eind jaren ’70 en

340 begin de jaren ’80. Ze voorspellen de toekomst, men gelooft in zwarte katten, men kijkt in een glazen bol,… Schanulleke is bijvoorbeeld in de jaren ’70 aan het mediteren. Ze doet aan Yoga. Er is een recent album ( verschenen in 2001) dat handelt over een sekte in Amerika (in dit geval in New York) waar men meditatiecursussen geeft.

De Islam wordt voornamelijk op een afstandelijke manier benaderd. Als Suske en Wiske in Turkije, Marokko, Het Midden - Oosten of Irak zijn, ziet men minaretten, moskeeën op de achtergrond, en men aanroept wel eens Allah / Mohammed / de profeet. We zijn dus steeds in een ander land. In eigen land is er maar in één album een Arabier op bezoek.

Dit neemt niet weg dat men nooit in contact komt met andere religies. Maar deze zijn meestal veraf / niet in eigen land. Feit is wel dat in het testament van Vandersteen staat dat Suske en Wiske nooit iets te maken mogen hebben met geloof. We wel opmerken in albums is dat ze wel in contact komen met andere religies maar dat Suske en Wiske nooit een standpunt innemen.

Boeddhisme en Hindoeïsme zijn meestal in het Oosten gesitueerd. Deze godsdiensten komen,in de reeks , vrij laat aan bod. Het Boeddhisme situeert zich in Cambodja, Indonesië, China en Nepal. De twee opmerkelijkste albums zijn ‘De parel in de lotusbloem’ en ‘Sagarmatha’, gemaakt in 1988 en 1989. Men kan dus duidelijk zien dat ze gemaakt werden na de reizen die Geerts maakte. Het Hindoeïsme situeert men in Indië. De meest opvallende albums zijn hier: ‘Lambik Baba’ en ‘Tokapua Toraja’. Beiden zijn gemaakt in het begin van de jaren ’90. Ook hier werkte Geerts mee aan het scenario en is de invloed van zijn reizen merkbaar. Voor deze opmerkelijke albums - die bijna volledig in het teken staan van een Oosterse godsdienst in andere landen - is er nog een album waar men een wereldreis maakt (‘De gouden cirkel’). Hier komt men in contact met Hindoes en Boeddhisten, zij het dan om Barabas te helpen. Dit album is wel relatief vroeg gemaakt namelijk in 1960. Het is dan ook door Vandersteen gemaakt. Voor dit album uitkwam was Indië nog altijd het land van de heilige koeien en de meditatie.

341 2.7.2. Piet Pienter en Bert Bibber Een moraal die verdervloeit uit het Katholieke geloof kan men in een aantal albums van Pom terugvinden. Enkele voorbeelden zijn: open staan voor IEDEREEN, steeds iemand helpen in nood257, zijn vijanden vergeven, zijn medemens niet doden, ouderen niet slaan, steeds bereid zijn tot een goede daad, geen geweld gebruiken en zijn vrienden helpen. Indien onze vrienden dit niet doen komt er een engel(bewaarder) of een duiveltje258 op hun schouder tikken. Iedere gelovige was wel vertrouwd met het feit dat men het goede moest doen om in de hemel te raken. En wie dit niet deed zou zeker in de hel belanden. De duivel symboliseert dus duidelijk de hel en de engel duidelijk de hemel. Met andere woorden het goede versus het kwade. Professor Kumulus wil niet dat zijn uitvindingen gebruikt worden als oorlogstuig259.

Soms spelen ‘religieuzen’ een ‘gastrol’: in album 37 neemt een priester de telefoon op. In album 38 roepen de zusters bij autopech de hulp in van de Heilige Otto. Iets minder expliciet zijn de kleine mopjes260 die soms in albums verweven zijn. Susan gaat in het klooster bij de Trapp..isten, in dit uniform is Susan precies Moeder Overste, de Heilige Sostheneus Symphorianus-Toffeknullius zij dank,..

Pom zal hier en daar verwijzen naar Bijbelverhalen261 en hij verwacht dan ook dat zijn lezer deze zinnen daaraan kan linken. Hij heeft het bijvoorbeeld over de ongelovige Thomas, als men op de linkerwang slaat moet men ook de rechter aanbieden, het beste dier dat geslacht wordt als de verloren zoon terug naar huis komt, en de bazuinen van Jericho,… Deze zaken passen perfect in een Katholieke samenleving waar zowat iedereen gelovig is en wel kennis heeft van de bijbel.

Na het afbrokkelen van de houvast en de waarden die de katholieke kerk jarenlang had aangeboden gingen velen op zoek naar íets om zin te geven aan het leven. Als de mening van Pom geventileerd werd in zijn albums zou men dit íets onder de noemer ‘bijgeloof’ kunnen vatten.

257 Zie albums 2, 5, 13, 17, 24, 28. 258 Zie albums 3, 8, 19, 24, 29. 259 Zie albums 13, 15, 18, 28, 32. 260 Zie albums 33, 43, 45. 261 Zie albums 13, 21, 37, 42.

342 In album 2 waren onze vrienden nog niet bijgelovig. Maar bijgeloof komt voor in de volgende albums: 11, 16, 32, 33, 36, 39. We zien dus een duidelijke concentratie in de jaren ’70 en ’80. We merken dat verschillende zaken aan bod komen: wichelroeden, horoscoop, allerhande geluksbrengers zoals een klavertje vier, een amulet, een konijnenpoot of een hoefijzer. Bert bezoekt eens een helderziende en een dame die de toekomst voorspelt. Het valt wel op dat het steeds Bert is die in dit soort zaken gelooft en nooit Piet. Bert zegt dan ook eens: “er zijn meer dingen tussen hemel en aarde die een gewone sterveling niet begrijpt…” Dit is natuurlijk te linken aan het karakter van dit personage. We hebben telkens de tweestrijd tussen enerzijds Bert met ‘het helpt.. het brengt geluk’ en Piet met ‘het is totale onzin’.

Bij de immigratie van gastarbeiders kwamen we in België in contact met andere godsdiensten zoals de islam. Maar waarschijnlijk kon Pom het thema nog niet in eigen land situeren. Eind jaren ’50 en begin jaren ’60262 zullen Bert en Piet wel naar Arabische landen trekken waar ze in contact komen met moslims. Af en toe vraagt men naar de gunst van Allah, of hopen ze dat hij hun beschermt. Ook in album 12 zijn we in de Arabische landen. Hadsji Ben Mhazouth heeft reeds een aantal vrouwen en hij zou enkel een nieuwe tolereren indien ze een oliebron heeft. In album 22 zien we ook minaretten op de achtergrond. De personages dragen oosterse kledij om minder op te vallen.

2.7.3. Jommeke Jommeke past duidelijk in het kader van de Katholieke samenleving na de tweede wereldoorlog. Hij draagt Katholieke waarden mee en is aangesloten bij Katholieke organisaties. Hij draagt een vrij naïef wereldbeeld uit. In een serie die zich voornamelijk op kinderen rond 9 jaar richt vind ik dit echter niet zo vreemd.

Jommeke deed mee aan de missie - spaarweek. Hij zette zich dus in voor Katholiek geïnspireerde acties. Jommeke was ook lid van de CM( Christelijke Mutualiteiten ). De auteur haalt namelijk aan dat men met de CM op bedevaart naar Lourdes kan. Ik moet wel opmerken dat deze acties en organisaties alleen voorkomen in de eerste 5 albums. Daarna maakt de auteur er geen melding meer van, het is alsof ze plots aan belang inboeten.

262 Zie albums 12, 17 en 22.

343

Over heel de reeks is het duidelijk dat de geesteskinderen van Nys zeer sociaal bewogen figuren zijn zoals dit verwacht werd van een goede katholiek. Ze zullen de gevonden schat steeds voor een goed doel wegschenken. Zij het aan de armen, wezen, kinderen in een sukkelstraat of ze zullen er een school, een fabriek of een hospitaal mee oprichten. Dit laatste gebeurt vaak in ontwikkelingslanden. Ze dragen duidelijk de boodschap mee dat niet iedereen het zo goed heeft als wij en dat we best ons steentje bijdragen aan een betere wereld. Jommeke woont niet voor niets in de Hemelstraat.

De Katholiek geïnspireerde moraal luidt: heb eerbied voor oudere mensen, doe werken van barmhartigheid, help elkaar door goede werken (men kan bijvoorbeeld spaarcenten aan de arme kinderen geven). Misdaad is uit den boze (geen geweld) en men kan maar beter vergiffenis schenken aan de medemens en vrede sluiten. Ook stelen of doden betaamt niet.

Vloeken gebeurt zelden. Men zal in de albums van Jommeke nooit een vloek vinden zoals ‘Godverdomme’. Vloeken kon namelijk niet op deze manier voor een goede Katholiek. Dit zou dus niet passen in het beeld dat Nys schept. En indien men dan toch vloekt wordt dit verbloemd: lieve hemel, verduiveld, bij de zeeduivel, bij Satan. We vinden soms ook goddank, godlievedeugd, op hoop van zegen. Woordgebruik dat zelfs in de laatste albums nog voorkomt.

In dit Katholieke wereldbeeld mogen de begijntjes niet ontbreken263. Ze zijn met velen: Begonia, Eufrazie (met de aap Mataboe), Scholastika, de dove Prudentia, Antonella, Petronella, Eulalie, Eurazië, Ursula. We hebben natuurlijk ook Hiëronimus de ooievaar die boodschappen overbrengt. Reeds in 1967, kort na het Tweede Vaticaans Concilie264, hebben de begijntjes zich gemoderniseerd en dragen ze soms korte rokjes. Ze gaan zwemmen, doen aan judo,.. Ze houden wel vast aan de spreuk ‘Begijntjes en kwezeltjes kussen / dansen niet’ tot album 209 waar ze ballet aan het dansen zijn. Ze hebben steeds hun grote pot koffie mee. Als de politie hun trouwboekjes vraagt aanroepen ze God, omdat ze die niet hebben. In album 104 zouden de begijntjes het wel fijn vinden

263 Ze spelen een rol in albums 8, 31, 100, 104, 137, 141, 150, 190, 209 en 235. 264 Tweede Vaticaans Concilie: waarin de kerk getracht heeft te vernieuwen en aan te passen aan de moderne wereld en de volledige eenheid van de christenen voor te bereiden (1962-1965).

344 indien de muzikale Bella in hun koor zou komen meezingen. Het feit dat ze begijn zijn belet hen niet om deel te nemen aan het avontuur. In album 141 gaan ze dan ook met hun gewonnen caravan op avontuur. In ‘Alarm in het begijnhof’(1996) spelen de begijntjes een opmerkelijke rol. Op een dag komt de postbode langs en hij vindt in het begijnhof geen brievenbus. De dames zijn dus duidelijk afgesloten van de buitenwereld. De burgemeester wil een bijdrage vragen voor de gebouwen waar de begijntjes verblijven. Maar ze kunnen deze bijdrage moeilijk betalen ook al spreken ze hun spaarpot aan. Ze houden een rommelmarkt van allerlei heiligenprentjes, Mariabeeldjes, kaarsstompjes e.d. Ze zijn snel uitverkocht en met de opbrengst kopen ze instrumenten en beginnen ze een fanfare. Het klinkt volgens Flip echter nog erger dan de bazuinen van Jericho265. Jommeke heeft hier een kritische opmerking: “ze geven hun niet gewonnen maar helaas geraken ze wel een beetje uit hun tijd. Wie wordt nu nog Begijn?”. Het boek verscheen in 1996, een moment waar het aantal begijnen nagenoeg nihil was. Op het bureau van John Beton wordt spottend gezegd dat zij reeds voor Tik Tak in hun bed liggen. Maar hij heeft het mis als hij denkt dat dit betekent dat ze niet alert zijn als ze een verdacht geluid horen. Flip is een beetje nostalgisch en wil dat het beeld van het begijnhof behouden blijft. Het begijnhof vanuit de lucht bekeken lijkt namelijk op een zichtkaartje. Even denkt de lezer dat de bulldozers het zullen halen maar met de hulp van Mataboe kan het begijnhof behouden blijven. De dochter van de burgemeester zal in het klooster treden omdat ze geen man vindt. Nys maakt hier allusie op de gangbare theorie dat vrouwen wanneer ze geen man vonden in het klooster gingen. De begijntjes zullen te voet op bedevaart naar Scherpenheuvel gaan. Bedevaartplaatsen zoals Scherpenheuvel worden ook nu nog in de tijd na de secularisatie druk bezocht. En we kunnen dus besluiten dat Nys in dit opzicht wel mee is met de tijd.

Doorheen heel de reeks veranderen de begijntjes nauwelijks van uiterlijk. We krijgen dus een zeer stereotiep beeld maar hier en daar durft Nys het toch aan om hen in korte rok te laten verschijnen. In het album , uitgegeven in 1996, worden ze even op de korrel genomen.

265 Joz.6

345 Net voor de onafhankelijkheid van Kongo kreeg Jommeke een papegaai van ‘nonkel pater van de missies’. Hij noemde Flippus omdat ‘nonkel pater’ hem gevangen had op de feestdag van Sint-Filippus. Hij was zeer beschaafd en verstandig maar hij had nog wat les nodig om degelijk te leren spreken. Deze papegaai is ons allen bekend als Flip en speelt nog steeds een belangrijke rol in de reeks. Wat mij opviel is dat de papegaaien en sommige mensen die we tegenkwamen in verre streken de ‘Vlaamse’ taal geleerd hadden van missionarissen. In album 38 gaat het over een papegaai die in Azië is gebleven nadat de missionaris naar zijn land is teruggekeerd. De inboorlingen in album 80 leerden ‘Vlaams’ van de paters. De papegaai in album 147 is een geschenk van een kapitein op rust die hem aan een missionaris gaf. Dezelfde draad loopt dus door het verhaal van eind jaren ’60 tot eind ’80. Een wel ruime spreiding van enkele vermeldingen. Het is waarschijnlijk functioneel in het verhaal. Als de papegaaien geen ‘Vlaams’ spreken kunnen ze moeilijker met Flip communiceren.

Ook al gaat men in de ‘Jommekes’ – albums niet echt op zoek naar alternatieven voor het Katholicisme, recentelijk verschenen er enkele albums waarin Theofiel en Marie kusjes gaven, samen in een bed lagen,…Voordien kon dit niet in de reeks ‘Jommeke’. Ook Halloween (album 210) wordt op de korrel genomen. Blijkbaar is voor Nys het overgewaaide feest uit Amerika een aanval op wat de Katholieken Allerheiligen noemen. Men viert eigenlijk hetzelfde feest maar op een andere manier. Misschien moeten we het niet zo ver zoeken en wilde hij gewoon een (voor kinderen) herkenbaar element in de reeks brengen.

Striptekenaars maken vaak grote reizen die hen inspireren voor hun verhalen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de stripfiguren in contact komen met verschillende godsdiensten als ze op avontuur gaan. Als men naar Egypte, Marokko, Bagdad, Istanbul of andere Arabische landen266 gaat, kan men vaak veronderstellen dat men op de achtergrond moslims ziet. De mannen aanroepen er Allah267 of zweren bij de baard van de profeet. Op de achtergrond zien we vrouwen die een hoofddoek dragen en mannen met een tulband op het hoofd. Op de achtergrond komen minaretten voor. De achtergrond in Jommeke is vaak zeer schematisch getekend maar met veel fantasie kan men soms een vage schets van een moskee onderscheiden.

266 In volgende albums: 11, 19, (27), 33, 65, 91, 94, 97, 103, 135, 146, (152), 162, 184. 267 Hoofdstuk 1.2.4.

346 Vreemdelingen mogen niet binnen in een moskee maar als Jommeke zich verkleedt zodat enkel zijn gezicht onbedekt is, kon hij wel binnen. Als de Moeddzedin de bevolking tot gebed oproept, gaat de bevolking op de knieën met het hoofd naar Mekka gericht zijn gebeden opzeggen. Onze vrienden zullen zich soms ook verkleden om niet op te vallen in de menigte. Album 91 speelt zich grotendeels af bij Arabieren. De opdracht van Filiberke is om het zwaard der gerechtigheid uit handen van de wijze profeet El-goe hart te ontvangen. Deze profeet woont in een moeilijk toegankelijke grot in het midden van de woestijn. Een karavaan in album 97 slaat in het zuiden af voor een bedevaart naar Mekka. De man in album 135 beloofde Allah om al zijn zonden goed te maken indien zijn zoon zou genezen. We komen verwijzingen naar moslims dus tegen doorheen heel de reeks, voornamelijk als de stripfiguren op reis gaan. Wel opmerkelijk is dat men een concentratie heeft in de jaren ’60, ’70 en ’80 en eventueel de jaren ’90 maar daarna niet meer.

Ook het Boeddhisme268 heeft zijn plaats gevonden in deze reeks. Filiberke zegt bijvoorbeeld dat de papegaai bijgelovig is als hij denkt dat de Ganges een Heilige stroom is en de koe een Heilig dier. Album 76 (gemaakt in 1976) handelt over een Boeddha - beeld met rode ogen in Indië. Het is één van de oudste Boeddhabeelden. Als het rode oog van de Boeddha verdwenen is vraagt een toerist zich af waar ze zich druk om maken. Ze geloven nu toch in Brama, Sjiva en Visjnoe. Maar in die streek zijn er nog vele aanhangers van Boeddha. In album 123 vinden de Miekes een beeldje uit Cambodja. Het beeldje valt op het hoofd van een man , die denkt dat Boeddha hem heeft uitverkoren om rijk te worden. Een Indische man uit album 189 heeft het over heilige koeien. De beschermgod van de koninklijke familie is Mahavira (Boeddhisme). Het beeldje van deze godheid is te vinden in de tempel. Vaak zijn we dus in een Oosters land als we in contact komen met het Boeddhisme.

Een opmerkelijk voorbeeld van wat ik eerder ‘exotische godsdiensten’ noemde is de tovenaar / medicijnman bij de indianen. In de Jommekes - albums is er een indianenstam ‘de Propere Voeten’ die regelmatig in beeld komt. De raadgever en de ‘tovenaar’ noemt Houten Nek269.

268 Zie albums 43, (53), 76, 123, 189, 217. 269 Zie albums 19, 30, (41), 106, 114, (139, 144), 164, 195, 211, 222 (dus eerder verspreid; naargelang Nys de Propere Voeten kon gebruiken in het verhaal).

347 Houten Nek draagt steeds een bruin lederen pak met lintjes aan. Hij heeft ook twee hoorns op het hoofd. In weinig albums zien we de man zonder deze kledij. Dan is hij kaal en draagt een ketting rond de hals. Hij heeft ook een groot aantal maskers in zijn bezit. Flip noemt hem echter een aangeklede aap en de ‘Koningin van Onderland’ vindt zijn kledij nog erger dan die van prins Karnaval. We krijgen een zeer stereotiep beeld van indianen. Hun ‘geloofsopvatting’ is zo verweven met hun samenleving dat men ze moeilijk kan onderscheiden. We kunnen ons dan afvragen in hoever de beeldvorming van religie samenvloeit met de beeldvorming van deze ‘bevolkingsgroep’. Ze zijn vrij vijandig ten opzichte van de buitenwereld en leven terug getrokken in Amerika. Ze voeren vreemde dansen uit en zingen vreemde liederen rond een totempaal. Ze hebben een tovenaar die hen raad kan geven over dingen waar ze geen vat op hebben. Aan de Grote Geest kunnen ze vergiffenis, bescherming en raad vragen. Omdat hij alles weet luisteren ze ook naar hem. Men kan een teken van hem zien op de Kale Berg, de plaats waar de voorvaderen liggen. De doden worden daar op een houten constructie gelegd en de nabestaanden huilen vele tranen. De geest van de overledenen gaat, na het overlijden, naar de Grote Geest. Ze raadplegen hun voorvaderen als ze raad nodig hebben. De Grote Manitoe zal hun goede daden belonen in de eeuwige jachtvelden. Nys gebruikte ze doorheen heel de reeks als nevenpersonnages.

2.7.4. Kiekeboe Het ‘Jodendom’ werd, zeker na de tweede wereldoorlog, een gevoelig onderwerp. Het is pas in een strip van 2006 dat ik voor het eerst melding kon maken van Joden. Balthazar vermomt zich als Jood omdat hij niet wil opvallen op de vlucht naar New York. Hij beantwoordt aan het stereotype beeld van Joden: lange baarden en een speciale haardracht. Als ze zijn opgestegen meldt de stewardess dat al het eten koosjer270 is. De Joden zitten allemaal in Business Class en Balthazar in economy en daardoor valt hij op. Het is al gewaagd om zo’n thema aan te snijden en de auteur durft het al meteen aan om ondergronds te zeggen dat Joden tot de rijkere groep behoren en enkel in Business Class zitten. Blijkbaar kan men nu – na een lang verwerkingsproces - opnieuw het thema aanhalen.

270 Zie hoofdstuk 1.2.2.

348 Van in het begin merken we dat de reeks Kiekeboe minder dan de voorgaande reeksen ingebed is in de Katholieke levenssfeer die men kende na de tweede wereldoorlog. Hij startte zijn reeks dan ook behoorlijk later en hij behoort tot de derde generatie van de Vlaamse school. Bovendien geeft hij zelf toe dat hij publiceerde in een liberale krant en dat men daar al iets verder kon gaan inzake bloot en andere zaken dan in een Katholieke krant.

Rakelings kan men wel nog enkele Bijbelse verhalen opmerken. Ik geef maar enkele voorbeelden: de Farizeeër, de Ark van Noach, vader Abraham, het mooiste dier dat geslacht wordt voor de verloren zoon. Deze komen voornamelijk in de jaren ’90 voor en men kan dus onmogelijk de analogie trekken met het Katholieke geloof na de tweede wereldoorlog.

Merho zal vrij snel kritiek hebben op bepaalde zaken. Een laatste afscheid van doden was lange tijd – ook nu nog - in handen van de Katholieke kerk. Zij maakten een mis waar de nabestaanden in alle rust en zonder veel commerciële inmenging afscheid konden nemen van de personen die hen nauw aan het hart lagen. Ik wil opmerken dat begrafenissen en andere sacramenten, zaken zijn waar de ‘gemiddelde Vlaming’ nog aan vasthoudt tot de dag van vandaag, ondanks de secularisering. Merho laat duidelijk merken dat de commercialisering van bepaalde zaken te ver gaat. Als duidelijkste voorbeeld hebben we begrafenissen271. Er zijn twee begrafenisondernemers namelijk ‘Zerckmans’, een familiebedrijf en ‘Postuum’ een commercieel bedrijf. In album 50 is het zeer frappant. Men kan bij een begrafenisondernemer Exit de volledige begrafenis regelen terwijl men nog leeft. Men kan gerust de kist even uitproberen. Je mag ook kiezen voor crematie, de meest milieuvriendelijke oplossing. De rouwkaarten zijn reeds voorgedrukt. De onderneming vraagt wel wanneer men van plan is te sterven, zodat de planning kan worden opgemaakt. In album 59 komt Moemoe met het nieuwtje dat het kerkhof zal omgevormd worden tot flatgebouwen. In album 83 behoort de begrafenisondernemer tot de Business As Usual holding.

In zijn visie ten opzichte van trouwen272 speelt Merho in op de wijzigende opinie in onze moderne samenleving. In album 3 (1979) vindt men trouwen niet meer van deze tijd. Moemoe (de moeder van Kiekeboe) zal een aantal albums later wel nog trouwen omdat ze samenwonen niets vindt

271 Zie albums 33, 38, 43, 45, 47, 50, 59, 63, 66, 83, 100. 272 Zie albums 3, 16, 18, 30, 47, 50, 81, 106.

349 voor haar generatie. Ook al weten we haar leeftijd niet, ze behoort tot een iets ‘oudere’ generatie, en zij herkennen zich meer in trouwen. Konstantinopel heeft soms al zin om te trouwen, maar zijn vader zegt hem dat hij maar mag trouwen als hij er geen zin meer zal voor hebben. In album 30 (1985) heeft men twijfels bij het huwelijk. Een vijftal jaren later trouwt Fanny zonder medeweten van haar ouders. Daarna is er nog een fondue voor de dichte familie. Zo kan ze de kosten voor een jurk van haar moeder uitsparen. In album 106 (2005) is er zelfs een dame zwanger en breekt haar water vooraleer ze het ja - woord heeft uitgesproken.

De ‘commerce’ speelt ook een belangrijke rol voor het Katholieke feest ‘Kerstmis273’. Op die dag is de gemiddelde Vlaming bijna verplicht om kalkoen te eten of op restaurant te gaan. De kerstartikelen moeten ook steeds vroeger in de winkelrekken liggen. Als de kerstman en Sinterklaas ruzie maken vraagt zich iemand af of dit geen tijden van vrede op aarde moeten zijn. In album 63 hebben we een mooi kersttafereel: het kribbetje met Jezus erin, de os en de ezel, Maria en Jozef. Ook de Drie Koningen komen langs. Er wordt ook een Kerstekind geboren.

Eenmaal heeft hij het ook over Halloween, namelijk in album 99. Halloween274 wordt de avond voor Allerheiligen gevierd. Het is overgewaaid uit Amerika en de commerciële wereld speelt daar handig op in.

Vooral in de beginjaren - eind jaren ’70 en eerste helft van de jaren ’80 - heeft deze reeks vrij veel aandacht voor sekten. Dit is niet toevallig de periode waarin sekten uit Amerika overwaaiden. Er zijn een aantal albums waar de sekte zelfs een belangrijk onderdeel vormt van het verhaal, dus niet enkel een korte verwijzing. Album 5 handelt over de sekte van de orgieter. De sekteleden komen samen in een verlaten huis. Men doet er allerlei rituelen om de bescherming van Satan te vragen. Natuurlijk zullen de leden hiervoor een flinke geldelijke bijdrage moeten leveren. ‘De Haar-Tisten’ (album 8) is eveneens de naam van een sekte. Ze gaan van deur tot deur om mensen te ronselen. Ze willen iedereen de kracht van het haar laten ontdekken . De leden

273 Zie hoofdstuk 1.2.3. 274 Halloween is een overblijfsel van het oude Keltische feest Samhain, het einde van de zomertijd. Het feest kreeg een sinister karakter: heksen, geesten, kabouters, feeën en duivels dwalen rond en de zielen der doden keerden in hun huizen terug. Vandaag gaan zingende kinderen rond met lampions. Het is een beetje vergelijkbaar met een Amerikaanse variant van Allerheiligen.

350 stellen het dan voor als een ‘happy live’ in de gemeenschap. Ze gebruiken er echter de technieken van hersenspoeling. Verder mediteren ze terwijl de leiders een rijkelijk leven leiden. In het 22e album hebben we de sekte van de duivelaanbidders. Het zijn excentrieke Amerikaanse zakenlui die regelmatig verzamelen rond een altaar. Een niet-ingewijde is er niet welkom. In ‘De getatoeëerde mossel’ (album 27) komt de lezer in aanraking met de sekte van mister Sun. Deze sekte maakt snel uitbreidingen. De leden hebben naar eigen zeggen het geluk gevonden. Sommigen zijn vertrokken zonder medeweten van vrienden of familie. Ondergronds wordt meegegeven dat men de sekten eigenlijk niets ten laste kan leggen. In dit geval enkel het feit dat ze leden meeneemt naar de tempel in Angkor. Als buitenstaanders zelf op onderzoek uitgaan krijgen ze problemen met de leider. In de strip stoot Kiekeboe op een man die een comité oprichtte voor de familieleden van de mensen die zijn toegetreden. Dit comité was reeds te weten gekomen dat de leden een soort hersenspoeling krijgen en dat ze moeten zorgen dat de sekte zo veel mogelijk geld bijeen kan brengen. Opnieuw is het optrekje van de leider veel luxueuzer dan (de slaapzaal) van de leden. In het volgend album maakt men een woordspeling op de ‘Mormonen’275. “Ik heb vorige week 2 hormonen aan de deur gehad”, “Mormonen! Knuppel”. In 1993 maakt Merho nogmaals een allusie op een sekte maar deze keer in Amerika. Het gaat over ‘The Holy hamburger Movement’. Een predikant spreekt voor een groot aantal mensen en meestal wordt dit ook op televisie uitgezonden. De leider vertelt dat hij op een dag begreep dat zijn lichamelijke honger symbool stond voor zijn geestelijke honger. En hij stichtte deze ‘sekte’. Hij zou de hamburgers zegenen maar in ruil verwachtte hij een milde gave. Deze zou gebruikt worden om een nog grotere tempel te bouwen. Zelf zondigde de leider echter en at hij een hamburger.

Ik denk dus te mogen besluiten dat men sekten niet positief voorstelt, men wordt er best geen lid van. De sekten beloven steeds een ‘happy’ leven zonder veel zorgen. Maar ze gebruiken er bedenkelijke technieken als hersenspoeling. De leden moeten geld vergaren dat in de zakken van de leiders belandt en contacten met familie worden geweerd.

275 Zie hoofdstuk 1.3.1.

351 In de jaren ’70 /’80 heeft Merho aandacht voor allerlei alternatieve krachten / godsdiensten. In album 4 schrijft men krachten toe aan de piramide - vorm. In album 5 doet Fanny Yoga - oefeningen276 (waarschijnlijk) onder invloed van haar vriendje ‘Wortel’. Hij noemt het Transcendente Meditatie277. Hij heeft ook een Yin en Yan teken op zijn T-shirt. Onlangs (2004) kwam het thema nog eens voor bij Yolanda en Jean. Ze hebben op bepaalde uren meditatie en ze eten gepelde rijst. Dr. Cunne doet in album 21 experimenten met kruiden en gelooft meer in homeopathie dan in de Westerse geneeskunde.

Een ander opmerkelijk thema is de Islam. Zeker in de laatste albums. Als we in Caïro, Istanbul, Marokko, e.d., komen (album 4, 19, 39, 46, 89) zien we op de achtergrond steeds minaretten verschijnen. De dames dragen hoofddoeken en de heren hebben witte baarden en dragen een tulband. Sommigen zullen om Allah roepen voor bescherming,…Dit is echter vrij neutraal. In album 46 krijgen we toch een lichte kritiek daar er ‘Zac’ winkeltjes staan in de moskeeën. Men moet ook steeds de schoenen uitdoen in de moskeeën. De echte verwijzingen beginnen van 2003 tot en met 2005 (meer bepaald in album 98, 100 en 105). Dit gaat niet toevallig gepaard met een toenemende aandacht in de media - door de terroristische aanslagen in Amerika – voor de Islam na 11 september 2001. In album 98 gaat het voornamelijk over de leider ‘Ben Ladher Zath’ (Osama Bin Laden) en zijn organisatie Allet Quade (Al Quaeda). Zijn medewerkers Halfrit 1 en 2 mogen duidelijk geen alcohol drinken. Mocht hun leider dit toch ontdekken zouden ze niet lang meer leven. Ben Ladher Zath wist te ontkomen in het onherbergzame Emmennehm maar hij verloor zijn hoofddeksel. De Amerikanen (CIA) trachten dan maar om hem door middel van geuren op te sporen. Halfret 1 en 2 zitten in dit album in een vliegtuig en hierbij kunnen we onmiddellijk de link leggen met de terroristische aanslagen op de WTC - torens in 2001. Op het einde zien we ook een foto van Ben Ladher Zath en zijn bewakers. Tot slot zien we in album 105 vergelijkbare beelden opduiken. Reeds op de voorpagina zien we mensen die een Boerka dragen. Het gaat over een vereniging vrouwen die een einde wil maken aan de mannenmaatschappij. Ze willen niet dat vrouwen nog langer onderdrukt en mishandeld worden. Ze strijden tegen vrouwen die gebruikt worden als goedkope werkkrachten, tegen vrouwenhandel en tegen het feit dat vrouwen die geboren worden in Emmennehm gestenigd worden voor zogenaamd overspel. Het bedrijf Bioxin is een

276 Zie hoofdstuk 1.2.5. 277 Zie hoofdstuk 1.3.8.

352 dekmantel voor het vervaardigen van bacteriologische wapens voor Allet Quade in naam van Allah.

Ook Kiekeboe en zijn familie gaan op reis naar ‘Oosterse’ landen waar ze in contact komen met het Boeddhisme. In album 7 (1979), 64, 68 en 74 (jaren ’90) vinden we een kleine of grotere verwijzing . In album 7 zegt Kiekeboe enkel dat men in Oostenrijk Boeddhistische tempels kan vinden terwijl dit eigenlijk niet zo was. Ook in album 64 zien we enkel op de achtergrond enkele Boeddha’s staan. In album 68 zijn we echter in Sri Lanka dat de meerderheid van de bevolking Boeddhistisch is. Het Boeddhisme kwam ruim 2000 jaar geleden uit Noord - Indië. Van de gids komen we te weten dat Boeddha ‘de verlichte’ betekent, dat de laatstverschenen Boeddha Siddhartha Gautama is. We komen op allerlei plaatsen waar Boeddhabeelden staan: Colombo, Polonnarua, Dambulla, Aukana, Kandy. Vooraleer men de tempel mag binnengaan moet men de schoenen uittrekken. We zien een Boeddhistische monnik die een weeshuis runt. Hij is in een aardekleurig kleed gehuld en heeft geen schoenen aan. In het drukst van het verkeer en in volle achtervolging, stopt een plaatselijke man toch om een kleine offergave te geven in een Boeddha - tempeltje. Hij wil de bescherming afsmeken in het verkeer (en dit is geen overbodige luxe). De reis heeft echter als geheime opdracht het voorkomen dat een Hindoeïstische sekte voorzien wordt van wapens. Het is de sekte van Thantomthant - een erg fanatieke sekte - die reeds geruime tijd terreur zaait over Sri Lanka. Ze bewaren er de tand van Boeddha in een schrijn van 7 in elkaar passende kleine dagoba’s. Over enkele dagen zou de beroemde Perahera starten. Dit is het feest waarop de Tand wordt rondgedragen op de rug van de tempelolifant. Indien iemand de Tand zou stelen mag men een volksopstand verwachten daar dit hét heiligste relikwie is van de Boeddhisten.

De familie Kiekeboe komt ook enkele malen in contact met ‘exotische godsdiensten’. In 1980 is er een Afrikaanse dorpstovenaar, met een masker op en gekleed in een rokje, die de regendans uitvoert. Hij vraagt zichzelf af wat het nut is van dorpstovenaar te zijn. Je moet wachten tot het regent en dan wat staan rocken. Hij vond dit soort folklore achterhaald. Ook in een album uit 1991 zien we een dorpstovenaar. Hij draagt een masker en voert het afscheidsritueel uit. Daar hoort tamtamgeroffel en ‘folkloristische dans’ bij. Deze wordt uitgevoerd door een dame met een slang om de hals. Er zijn ook allerlei groene dampen.

353 In album 71 heeft men het eerder over volksgeloof. De onderdanen geloven dat het wenende beeld van King Sacha een teken is van de koning. Op Bali is Charlotte kiekjes aan het nemen van mensen die offers (rijst, groenten en kruiden) aan hun deur leggen voor de Goden en van de miniatuurtempeltjes die in hun tuin staan. De begrafenisstoet is dan ook verschillend van de katholieke. Men loopt er op straat met fruit en groenten op het hoofd. Er wordt muziek gemaakt en velen dragen een zwart kleed en een geel lint rond het middel. Een opmerkelijk album is nummer 104, verschenen in 2005. De ‘stam’ beschouwt de vrouw met de blonde haren en de melkwitte huid als iemand die gezonden werd door de voorvaderen. De vrouwen voeren allerlei rituele dansen uit om de boze geesten te verdrijven. Dit album werd gemaakt na een reis van Merho.

We krijgen dus het cliché beeld van de ‘exotische godsdiensten’ met slangen, trances, rituele dansen,… Merho kent een evolutie van ‘het is folclore’ naar een meer beschrijvende visie van deze ‘godsdiensten’.

2.7.5. Urbanus Deze reeks past – in het zoeken van religieuze verwijzingen - niet tussen de andere reeksen. Urbanus vertrekt vanuit zijn eigen ervaringen met het Katholicisme zoals hij dit zelf beleefde in de jaren ’50 en ’60. Vanuit dit standpunt gaat hij alles uitvergroten en bijgevolg ridiculiseren. Het is een combinatie van een karikatuur van het Vlaamse dorpsleven en een anarchistische instelling ten opzichte van de Kerk. Bijgevolg is het merendeel van de verwijzingen een spot met de Katholieke Kerk en komt de evolutie die we qua onderwerp in andere reeksen zagen minder aan bod.

Hij start vanuit een ‘boerendorpje’ namelijk Tollembeek. De kerk278 vormt het middelpunt van het dorp en daar draait alles rond. Deze kerktoren is zelfs zichtbaar vanuit de kamer van Urbanus. Het kerkhof (album 45, 70) ligt vlakbij de kerk.

De priester is in het dorp steeds aanwezig en er is een zeer vrome inwoonster namelijk Eufrazie.

278 Zie albums 52, 76, 78, 88,…

354 ‘Meneer pastoor’ – zoals hij waardig wordt genoemd - is de dorpspastoor van Tollembeek. Zijn echte naam is Pastoor Remi-Jean Jacques279. Hij neemt zijn taak ter harte bij dopen, biechten, huwelijksvieringen, ziekenbezoeken en begrafenissen. Hij woont in de pastorie naast de kerk. En hij zetelt in de gemeenteraad280. Hoewel hij een pastoor is, geniet hij van de menselijke deugden: hij houdt van alcohol, vrouwen en is sportief. Hij is steeds van de partij bij plaatselijke evenementen en schuwt het nachtleven niet. Als fervent kaarter waagt hij het ook om vals te spelen, hij is tevens een echte tooghanger. Hij is gekleed in een soutane met veel knopen en een Romeinse boord, zwarte schoenen, witte kousen en een bonnet daterend van vóór het Tweede Vaticaans Concilie. Voor speciale gelegenheden zoals een trouw, een begrafenis of een mis kleedt hij zich met de albe, kazuifel, stola, missaal en hanteert hij overvloedig de kwispel. Langs de ene kant hebben we dus een vrij realistisch beeld maar drankgebruik en vrouwen horen niet thuis in dit plaatje. We lachen dus duidelijk met de katholieke stelling dat priesters niet mogen drinken en trouwen.

Eufrazie is moeder van Urbanus. Ze is de goedheid zelve en zeer katholiek. Ze houdt van Mariabeeldjes afstoffen en gaat elke dag naar de mis. Ze ziet het dan ook als een prestigetaak om de kerk te kuisen (zie album 62). Ze is getrouwd met Cesar. Ze heeft een zoon, Urbanus en drie dochters: Ritake, Sonjake en Yvetteke. De dochters heeft ze afgestaan aan haar vriendin Netteke. In album 20 scheidt Eufrazie van Cesar en gaat ze bij de pastoor inwonen. Ze is huisvrouw maar werkt soms tijdelijk in een bordeel of in de chocoladefabriek van Urbanus. Hier lacht men met de vrome katholieken. Langs de ene kant is Eufrazie zeer gelovig maar ze maakt er wel geen probleem van om in een bordeel te werken.

Zoals reeds eerder vermeld zijn (Katholieke) sacramenten gebeurtenissen van alledag. In ieder album worden we wel eens geconfronteerd met een huwelijk, iemand die te biecht gaat, een zalving der stervenden of een begrafenis. Ook al zijn deze sacramenten Katholiek geïnspireerd, Linthout maakt door overdrijving duidelijk dat hij er de spot mee drijft. Ik geef enkele voorbeelden: in album 13 (reeds gemaakt in 1987) wordt de biecht op de korrel genomen. Alles is realistisch voorgesteld maar op de

279 Zie album 65. 280 Zie album 62.

355 affiche met de ‘tarieven’ staan een aantal zaken die er niet thuishoren zoals ‘vals zingen in de kerk’. Met andermans vrouw foefelen levert je daarentegen geen boetedoening op.

Het dagelijkse leven van de familie Urbanus is doorspekt met Katholieke zaken.

Urbanus gaat bijvoorbeeld naar een Katholieke school. Af en toe komt de priester er langs of zingt men ‘Katholieke’ liedjes, men krijgt godsdienstles,…Maar het zou niet de reeks ‘Urbanus’ zijn als er geen spot mee gedreven zou worden. Er staan namelijk boeken op het rek die niet in een katholieke school horen,…

Ook het verenigingsleven is Katholiek geïnspireerd. Eufrazie is bijvoorbeeld lid van de ‘Boerinnenbond281’.

In ieder huis in de reeks vindt men ook wel een kruisje of staat er een Mariabeeldje282. In de huiskamer van de familie Urbanus wordt dit veel afgestoft door Eufrazie. Dit is volledig gebaseerd op het feit dat Linthout zich inspireerde op zijn eigen jeugdervaringen. In de jaren ’60 en daarna was het in vele ‘Vlaamse’ gezinnen gebruikelijk om een Mariabeeldje op de kast te zetten of een kruisje aan de muur te hebben.

Men doet ook aan Heiligenverering. Eufrazie gaat op een bepaald moment eieren hij de Heilige Clara brengen (album 23). Ze gelooft dat daardoor het weer beter zal worden. In een later album wordt ze als ‘zogenaamde plaatselijke heilige’ in processie doorheen ‘Vlaanderen’ gedragen (album 29).

Mirakels komen af en toe voor maar meestal ludiek. In album 41 was Eufrazie haar Mariabeeldje aan het afstoffen. Op een bepaald moment verschijnt Maria om te zeggen dat een kind op bovennatuurlijke weg aan haar gezin geschonken zou worden. Dan geloofde ze dat ze de onbevlekt ontvangenis zou krijgen.

Linthout laat het ook niet om met de paus te lachen. In album 82 raakt de paus zelf verslaafd aan gokken.

281 Deze vereniging is nu omgedoopt tot KVLV (zie album 3). 282 Zie albums 2, 4,…

356 Linthout maakt hier en daar ook melding van Bijbelse verhalen283. Ik noem er hier maar enkele: Mozes, Farizeeër, Berg van Sinaï, verhaal van de verloren zoon, drie koningen, zondvloed en de ark, boom van goed en kwaad, de tien geboden, vooraleer de haan drie maal kraait, Jezus die over het water loopt, Kerstmis, Abraham en zijn zoon Isaac, Berg van de Israelieten,…Het ligt hier in de lijn der verwachtingen dat deze verhalen in het belachelijke getrokken worden. Een poging om Urbanus zoals Mozes op een mandje te doen drijven is mislukt, hopelijk is Urbanus te dom om een zondvloed te ontketenen, Christus wandelde over het water en zijn volgelingen stonden met hun mond vol tanden te kijken naar het mirakel,…

Na het overlijden zal men door God beoordeeld worden naar de verdiensten of tekortkomingen in zijn leven en komt men respectievelijk in de hemel, het vagevuur of de hel. In de leefwereld van Urbanus eet men in de hemel rijstpap met gouden lepeltjes. De engeltjes hebben vleugeltjes en een aureooltje boven het hoofd (album 78). Maar er zijn ook condoomautomaten die relatief veel gebruikt worden (album 82, 83, …). Dit hoort duidelijk niet in een hemel van een vrome katholiek. In die hemel zit God de vader. Hij is getrouwd met God de moeder en heeft 2 kinderen. Hij heeft een aureooltje boven het hoofd, een witte baard, draagt sandalen en zit op een wolk. We hebben er ook vadertje tijd die in album 78 aan het slapen is. Aan de hemelpoort zit Sint Pieter die moet beslissen wie de hemel binnen mag en wie niet284. Het vagevuur is een tussenoplossing tussen de hemel en de hel. Urbanus komt er in album 34 terecht. In de hel zien we duivels met hoorntjes op het hoofd en een staart285.

Het ligt in de lijn der verwachtingen dat men geen Katholiek geïnspireerde moraal zal vinden. Vloeken, ‘vunzige woorden’ en dergelijke zaken worden niet geweerd. Zo maakt Urbanus op een gegeven moment met de blokjes woorden als: masturberen, kaka, erectie, anale seks, pedofiel, kutteke,…Cesar vloekt regelmatig als een ketter. Ook ‘vuile’ bladen en andere literatuur worden niet gemeden. Zonder daar doekjes om te winden gaan Cesar, de priester en anderen regelmatig bij de plaatselijke prostituee ‘Wulpse Zulma286’. Het is ook vrij duidelijk dat Cesar een buitenechtelijk kind heeft hij Gaby Van Der Sarren.

283 Respectievelijk in albums 1, 18, 25, 83, 3, 4, 14, 25, 72, 83, 34, 37, 74, 56, 111, 72, 83, 113. 284 Zie albums 25, 34, 78, 81, 113, 83. 285 Zie albums 2, 25, 82.

357 Linthout heeft er geen probleem mee om blote dames en naakten in zijn strip te verwerken.

Als we overschakelen van gedachtegang en even het anti - Katholieke kader (hierboven beschreven) verlaten kan men thema’s merken die soms actueel waren bij het maken van de albums en rakelings worden aangehaald.

Als vrome katholiek zal Eufrazie naar Kongo gaan om de negertjes te bekeren. Ze zal er een missiepost oprichten. Dit gebeurt in album (21) gemaakt in 1989. Dit thema was duidelijk niet zo actueel bij het maken van het album. We kunnen dit eerder kaderen in de inspiratiebron van Linthout – namelijk de jaren ’60- waar dit thema actueler was.

De getuigen van Jehova komen in enkele albums ter sprake287. Ze voorspellen het einde van de wereld of komen het boekje ‘ontwaakt’ of ‘de nieuwe wachttoren’ overhandigen. Niet toevallig zijn de meeste verwijzingen in de jaren ’80, na de reorganisatie naar de huidige structuur en de naamsverandering naar Jehova’s Getuigen. In 1995 stelt Nabuko Donosor voor om Yoga te beoefenen op het dak van het huis. En in hetzelfde jaar lacht men ook met de alternatieve geneeskunde. Men stelt het voor als kwakzalverij dat - in dit geval - door de Westerse dokters wordt overgenomen.

Slechts eenmaal (in album 77) had men een woordspeling met sekte288: “een Hongaarse sekte, daar weet ik niets van”.

Twee maal zal Urbanus de mis op de radio of televisie weergeven. Dit gebeurde eens in 1987 en eens in 2002. Hij geeft hiermee lichte kritiek op de missen die integraal worden uitgezonden op televisie.

In album 44 kreeg Eufrazie de kans om de eerste vrouwelijke kardinaal te worden maar de kerk wilde de zogenaamde ‘zwarte’ kardinaal niet benoemen. In album 22 (1989) zegt de kardinaal “geen vrouwvolk in ons klubke”

286 Zie albums 44, 48, 88, 113 287 Zie albums 4, 7, 8, 17 (Zie hoofdstuk 1.3.2.) 288 Zie hoofdstuk 1.3.

358 Linthout merkt in 2000 op dat er maar 4 mensen regelmatig in de mis zitten en in 2001 heeft hij het over het homohuwelijk. In 2005 wil God zorgen dat hij de Holy Grail in handen krijgt, om meer mensen in de hemel te krijgen. Dit staat in schril contrast met de vroegere angst van de gelovigen om niet in de hemel te komen. Ongetwijfeld speelt men hier in op het verschijnen van de ‘Da Vinci Code289’.

Heel uitzonderlijk steekt Linthout de draak met de Islam290. In album 5 vraagt de priester zich af of ze niet te veel vreemdelingen naar de parochie zullen lokken als er een moskee komt. Als men in album 44 een varken van superieure kwaliteit heeft, zegt Cesar, dat zelfs een moslim daar zou in bijten. Een Arabier aanroept Mohammed als zijn vliegtuig een ongeluk heeft (in album 69). Als Wieske geen varkensvlees wil eten lachen ze met hem of hij Moslim291 is geworden. Een sjeik zegt in album 105: “Allah weze geprezen”. In album 111 is het een Imam292 uit Borgerhout die de begrafenis organiseert: “Allah weze meneer pastoor genadig! Neem nu allemaal jullie tapijtje en bid met het hoofd richting Mekka!”. We zien doorheen de hele reeks maar enkele verwijzingen naar de Islam en dit is ook niet geconcentreerd in een bepaalde periode. Maar in tegenstelling tot wat we gezien hebben in andere reeksen durft Linthout het aan om de ‘Islam’ te plaatsen in eigen land.

Er is relatief weinig aandacht voor ‘andere’ godsdiensten. In 1994 kunnen God en Sint Pieter evengoed vervangen worden door Boeddha293 en Visjnoe294. In 1996 is Eufrazing een reïncarnatie van een Westerse vrouw die drie jaar geleden gestorven was. “Boeddha zij geprezen”. Dit zijn de enige verwijzingen die ik vond in verband met Boeddhisme. De familie Urbanus gaat dan ook zelden op reis waar men in contact zou kunnen komen met deze godsdienst.

289 BROWN (Dan), De da vinci code, Londen, Corgi, 2004, 593 pp. 290 Zie hoofdstuk 1.2.7. 291 Zie album 95 292 Zie hoofdstuk 1.2.4. 293 Zie hoofdstuk 1.2.6. 294 Visjnoe: Indische godheid

359 2.7.6. Conclusie Als we nu terugkomen op de vragen die ik mij stelde in de inleiding kom ik tot de conclusie dat iedere reeks zijn eigen accenten legt. Toch zijn er een aantal terugkerende onderwerpen over de reeksen heen.

Zo stelde ik dat ‘Joden’ na de tweede wereldoorlog een gevoelig thema werd. Als we in het achterhoofd houden dat men Joden samen met andere bevolkingsgroepen viseerde en hen het leven zuur trachtte te maken, kunnen we ons voorstellen dat dit een gevoelig thema werd na de tweede wereldoorlog. Als we kijken in de strips die ik onderzocht moeten we besluiten dat het niet alleen na de wereldoorlog een gevoelig thema was maar dit ook blijft tot op heden. Blijkbaar zijn velen de tweede wereldoorlog nog niet vergeten en durven stripauteurs het nog niet aan om met deze bevolkingsgroep te lachen. Onlangs kwam het thema voor de eerste maal aan bod in Kiekeboe. In andere reeksen bleef het thema ongemoeid.

Als tweede stelde ik dat de meerderheid van de samenleving in België Katholiek was na de wereldoorlog. Dit blijkt duidelijk in albums die in die periode gemaakt werden. Alle reeksen benaderden dit thema wel op verschillende manieren. In de reeks Suske en Wiske is de volledige leefwereld katholiek geïnspireerd. Men heeft aandacht voor katholieke organisaties, er zijn Bijbelverhalen in verwerkt, ze dragen katholieke waarden mee, ,…Ook bij Pom zien we een Katholiek geïnspireerde moraal en Bijbelverhalen. Jommeke draagt een Katholiek geïnspireerde visie mee, hij is zeer sociaal bewogen en is zich bewust dat niet iedereen het even goed heeft. In de eerste albums is men duidelijk lid van Katholieke organisaties. Rakelings maakt Merho spelingen met Bijbelverhalen maar deze reeks begint later en is minder Katholiek geïnspireerd. Urbanus begon de reeks nog later maar hij vertrok vanuit een anarchistische visie ten opzichte van gezagsdragers zoals de Kerk.

Het thema ‘missionarissen’ bekeringen in Kongo komt sporadisch voor in 2 reeksen. De papegaai Flip is oorspronkelijk van ‘de paters van de missies’. En sommige papegaaien hebben het ‘Vlaams’ geleerd van de missionarissen. In Ubanus gaat Eufrazie in 1989 naar Kongo ‘om de negertjes te bekeren’.

360 In bijna alle reeksen gaat men op zoek naar een alternatief voor het Katholieke geloof rond de secularisering in de jaren ’60. Men ging duidelijk op zoek, maar iedereen vond het antwoord in iets anders. In Suske en Wiske nam men zijn toevlucht in waarzeggers, toekomstvoorspellers,…in de jaren ’70 gaat Schanulleke plots aan Yoga doen. Pom gaat in de jaren ’70 en ’80 aandacht krijgen voor geluksbrengers zoals amuletten, hoefijzers, klavertjes 4, waarzeggers, horoscopen en dergelijke. Bij Jommeke vond ik dit soort zaken niet terug. Maar bij Merho des te meer. Hij heeft aandacht voor sekten, Yoga,…eind jaren ’70, begin jaren ’80. Linthout heeft het over de Getuigen van Jehova en Yoga.

Het contact met de Islam is zeer verscheiden. In het ene album is het iets veraf, iets van een ander land en in de andere reeksen kan men het dichter bij huis brengen. In Suske en Wiske staat de Islam ver weg van België, het is een godsdienst die men tegenkomt op reis, als men in andere landen is. Ook in Piet Pienter en Bert Bibber en Jommeke is dit zo. Merho zal in de beginjaren de Islam ook beschouwen als iets van een ander land maar na de aanslagen van 11 september 2001 is het voor Merho blijkbaar mogelijk om enkele ‘terroristen’ in België te laten verblijven / onderduiken. Al quada en Bin Laden vormen een duidelijke inspiratiebron.

Boeddhisme blijft, in de strips, een godsdienst die voornamelijk in het Oosten beleden wordt. De thema - nummers in Suske en Wiske tonen dit duidelijk aan. In Piet Pienter komen we dit niet tegen. Ook in Jommeke en Kiekeboe is Boeddhisme ‘iets’ van het Oosten, een plaats waar men op reis gaat. In Urbanus stond enkel een kleine woordspeling rond Boeddhisme. In de laatste reeks, Urbanus, blijft men vaak in Tollembeek, waar men minder in contact komt met Boeddhisme.

Over de ‘exotische’ godsdiensten kan ik kort zijn. In de meeste reeksen hangt de voorstelling van indianen, Afrikaanse godsdiensten en dergelijke samen met een beeld dat men schept over die andere cultuur. Vaak zien we tovenaars, slangenaanbidders, medicijnmannen,.. Ze worden zeer vaak stereotiep uitgebeeld. Ze dansen, zeggen spreuken op,…Een mooi voorbeeld zijn de indianen in de reeks Jommeke. Kiekeboe heeft minder aandacht voor deze ‘exotische volkeren’. In Piet Pienter en Bert bibber en Urbanus komen ze niet voor.

Tot slot wil ik opmerken dat ik drie generaties stripauteurs van de Vlaamse school besprak en dat bijgevolg niet alle reeksen op hetzelfde ogenblik van start gingen. Elk vertrokken ze

361 vanuit hun eigen basis,om daarnaast allerlei ondergrondse knipogen naar de maatschappij te geven. Dit laatste is trouwens een van de kenmerken van de Vlaamse school. Op ‘religieus’ vlak kunnen we drie generaties onderscheiden: ‘Suske en Wiske’ door Vandersteen, Geerts, Verhaegen en Luc Morjeau kan men tot op de dag van vandaag plaatsen in een Katholiek geïnspireerd milieu, waar men aandacht heeft voor Katholieke zaken en waarden. Vandersteen was immers Katholiek opgevoed, ging naar school bij de Broeders van barmhartigheid en voelde zich thuis bij Vlaams Verbond van Katholieke Scouts. Bovendien maakte hij de reeks voor ‘De Standaard’. Door zijn wil in een testament vast te leggen zou hij er ook voor zorgen dat Suske en Wiske nooit te maken kregen met seks, drugs, racisme en geloof, ook niet bij zijn opvolgers. Als eerste reeks met de kenmerken van de Vlaamse school zou ik de geesteskinderen van Vandersteen willen benoemen als de eerste generatie.

‘Piet Pienter en Bert Bibber’ door Pom kunnen we ook in dit Katholiek geïnspireerde milieu plaatsen, zij het dat ik de indruk heb dat hij opzettelijk weinig aandacht heeft voor het thema religie.

‘Jommeke’ door Nys is ook Katholiek geïnspireerd. Het is niet voor niets dat de voorloper van Jommeke zijn eerste avonturen beleefde in ‘Het Kerkelijk Leven’. Na enige aanpassingen zal Jommeke zijn avonturen verder beleven in het katholieke dagblad van de arbeidersbeweging ‘Het Volk’. Ook zijn held – net zoals Suske en Wiske – moet neutraal, vrij van geweld seks en racisme blijven na zijn dood. In 1970 brak Nys wel met de kerk omwille van zijn echtscheiding maar dit oefende geen invloed uit op de Katholieke inspiratie van zijn geesteskind.

Pom en Nys kan men samen labelen als de tweede generatie, beiden begonnen ze hun reeks in de jaren ’50.

‘Kiekeboe’ door Merho startte eind de jaren ’70, net na de periode waar allen op zoek gingen naar alternatieven voor het Katholicisme. Naar eigen zeggen kon hij net iets verder gaan inzage bloot en andere omdat hij publiceerde in de liberale krant ‘Het laatste Nieuws’.

‘Urbanus’ door Linthout begon de reeks nog later namelijk in het begin van de jaren ’80. Hij zette een totaal ander concept op dan de vorige auteurs. In plaats van hier en daar kritiek te

362 uiten op het katholicisme, vertrok hij van een anarchistische instelling ten opzichte van gezagsdragers zoals de Kerk. Op het moment dat de reeks startte was dit allemaal vrij ongewoon maar vandaag schrikt men minder van deze aanpak.

Kiekeboe en Urbanus kan men de derde generatie van de Vlaamse school noemen.

363 BIBLIOGRAFIE Bronnen

VANDERSTEEN, Willy, SUSKE EN WISKE (Strip Klassiek), Standaard Uitgeverij: 2. (nr 1 ,1947) Op het eiland Amoras, 1981295

VANDERSTEEN, Willy, SUSKE EN WISKE, Antwerpen,Standaard Uitgeverij: 67. De poenschepper, 1967296 68. (nr 52, 1964): De nerveuse Nerviërs, 1967 69. (nr 52, 1964): De nerveuse Nerviërs, 1967 70. (nr 31, 1956): De spokenjagers, 1967 71. Wattman, 1967 72. (nr 57, 1966): Jeromba de Griek, 1967 73. (nr 53, 1964): Het zoemende ei, 1967 74. (nr 54, 1965): De koddige kater, 1967 75. Het mini mierennest, 1967 76. (nr 27, 1955): De ijzeren Schelvis, 1967 77. (nr 56, 1965): De apekermis, 1967 78. (nr 58, 1966): De Dulle Griet, 1967 79. De zeven snaren, 1968 80. (nr 30, 1956): De brullende berg, 1968 81. (nr 25, 1954): De circusbaron, 1968 82. De gramme huurling, 1968 83. (nr 29, 1956): De straatridder, 1968 84. (nr 33, 1957): De stemmenrover, 1968 85. (nr 55, 1965): De schone slaper, 1968 86. Tedere Tronica, 1968 87. (nr 3, 1948): De vliegende aap, 1968 88. (nr 23, 1953): De tamtamkloppers, 1969 89. (nr 21, 1953): De dolle Musketiers, 1969 90. (nr 51, 1964): Sjeik El Rojenbiet, 1969

295 Tussen haakjes wordt het nummer en het jaartal van de oorspronkelijke uitgave weergegeven. 296 Idem. Indien er geen verwijzing tussen haakjes aanwezig is, wijst dit er op dat het niet om een heruitgegeven album gaat.

364 91. (nr 26, 1954): De speelgoedzaaier, 1969 92. De briesende bruid, 1969 93. (nr 32, 1957): De snorrende Snor, 1969 94. (nr 50, 1963): De sissende sampan, 1969 95. (nr 28, 1955): De Kleppende Klipper, 1969 96. (nr 49, 1963): Het rijmende paard, 1969 97. De junglebloem, 1969 98. (nr 46, 1962): Het hondenparadijs, 1969 99. (nr 48, 1963): De kwakstralen, 1969 100. Het gouden paard, 1969 101. (nr 47, 1962): De kaartendans, 1970 102. De dromendiefstal,1970 103. (nr 44, 1961): De klankentapper, 1970 104. (nr 45, 1962): De wilde weldoener,1970 105. (nr 5, 1949): De koning drinkt, 1970 106. De charmante koffiepot, 1970 107. (nr 2, 1948): De sprietatoom, 1970 108. Twee toffe totems, 1970 109. (nr 43, 1961): De wolkeneters, 1970 110. (nr 42, 1960): De zingende zwammen, 1970 111. (nr 62, 1954): De schat van Beersel, 1971 112. (nr 65, 1957): De groene splinter, 1971 113. (nr 63, 1955): Het geheim van de gladiatoren, 1971 114. (nr 61, 1953): De Tartaarse helm, 1971 115. (nr 64, 1951): De gezanten van Mars, 1971 116. (nr 60, 1952): De bronzen sleutel, 1971 117. De toornige tjiftjaf, 1971 118. (nr 41, 1960): De gouden cirkel 119. (nr 34, 1958): Het sprekende testament, 1971 120. (nr 35, 1958): De geverniste zeerovers, 1971 121. (nr 36, 1958): De duistere diamant, 1971 122. De kale kapper, 1971 123. (nr 37, 1959): De Zwarte Zwaan, 1971 124. (nr 38, 1959): Het vliegende bed, 1971

365 125. (nr 39, 1959): De Texasrakkers, 1971 126. (nr 40, 1961): De windmakers, 1971 127. (nr 24, 1954): De knokkersburcht, 1972 128. Het brommende brons, 1972 129. (nr 6, 1949): Prinses Zagemeel, 1972 130. De steensnoepers, 1972 131. (nr 15, 1951): Het zingende nijlpaard, 1972 132. (nr 13, 1950): De stierentemmer, 1972 133. (nr 17, 1952): De Tuf-Tuf-club, 1972 134. (nr 8, 1950): De witte uil, 1972 135. De gekke gokker, 1972 136. (nr 7, 1956): De bokkerijders, 1972 137. (nr 16, 1951): De ringelingschat, 1972 138. (nr 11, 1950): Bibbergoud, 1973 139. De boze boomzalver, 1973 140. (nr 4, 1949): De Zwarte Madam, 1973 141. (nr 18, 1952): Het bevroren vuur, 1973 142. (nr 10, 1957): De mottenvanger, 1973 143. De malle mergpijp, 1973 144. (nr 12, 1950): Lambiorix, 1973 145. (nr 14, 1951): De stalen bloempot, 1973 146. (nr 19, 1952): De sterrenplukkers, 1973 147. De poppenpakker, 1974 148. (nr 20, 1953): De lachende wolf, 1974 149. De gladde Glipper, 1974 150. (nr 59, 1952): Het Spaanse spook, 1974 151. Het ros Bazhaar, 1974 152. De bevende baobab, 1974 153. De nare varaan, 1975 154. (nr 0, 1946): Rikki en Wiske in Chocowakije, 1975 155. De poezelige poes, 1975 156. Beminde Barabas, 1975 157. De mollige meivis, 1975 158. De vinnige Viking, 1976

366 159. De minilotten van Kokonera, 1976 160. De bokkige bombardon, 1976 161. De blinkende boemerang, 1976 162. De gouden locomotief, 1976 163. De vlijtige vlinder, 1976 164. De raap van Rubens, 1977 165. De sputterende spuiter, 1977 166. De maffe maniak, 1977 167. De zingende kaars, 1978 168. De Efteling-elfjes, 1978 169. De amoureuze amazone, 1978 170. De olijke olifant, 1978 171. Walli de walvis, 1979 172. Het laatste dwaallicht, 1979 173. Het drijvende dorp, 1979 174. Het statige standbeeld, 1979 175. De kadulle Cupido, 1979 176. De pompenplanters, 1979 177. De adellijke ark, 1980 178. De stoute steenezel, 1980 179. De windbrekers, 1980 180. Het kregelige Ketje, 1980 181. De perenprins, 1980 182. De koperen knullen, 1981 183. De toffe tamboer, 1981 184. De Regenboogprinses, 1981 185. De botte botaknol, 1981 186. De rosse reus, 1982 187. De droevige duif, 1982 188. De snoezige Snowijt, 1982 + (nr 22, 1953): Het vliegende hart, 1982 189. De Belhamel-bende, 1982 190. De woelige wadden, 1982 191. De vergeten vallei + Toffe Tiko, 1982 192. Het Bretoense broertje, 1983

367 193. Hippus het zeeveulen + Het verborgen volk, 1983 194. De gouden ganzeveer, 1983 195. De hippe heksen, 1983 196. De natte Navajo, 1983 197. Het Delta duel, 1984 198. De lieve Lilleham, 1984 199. De tamme Tumi, 1984 200. Amoris van Amoras, 1984 201. Het dreigende dinges, 1984 202. Angst op de “Amsterdam”, 1985 203. De ruige regen, 1985 204. De mooie millirem, 1985 205. De kattige kat, 1986 206. De bonkige baarden, 1986 207. De glanzende gletsjer, 1986 208. De Hellegathonden, 1986 209. De kwaaie kwieten, 1987 210. De jolige joffer, 1987 211. De woeste wespen, 1987 212. De edele elfen, 1987 213. De eenzame eenhoorn, 1988 214. De parel in de Lotusbloem, 1988 215. De Krimson-crisis, 1988 216. De wervelende waterzak, 1988 217. De komiek Coco, 1988 218. De krachtige krans, 1989 219. De speelgoedspiegel, 1989 220. Sagarmatha, 1989 221. De rinoramp 222. De bezeten bezitter, 1989 223. De kleurenkladder, 1990 224. De kleine postruiter, 1990 225. De goalgetter, 1990 226. De mysterieuze mijn, 1990

368 227. Het Witte Wief, 1991 228. Het wondere Wolfje, 1991 229. Tazuur en Tazijn, 1991 230. Lambik Baba, 1991 231. De scherpe schorpioen,1992 232. De Tootootjes, 1992 233. De klinkende klokken, 1992 234. Het kristallen kasteel, 1992 235. De krakende Carcas, 1993 236. De gulden harpoen, 1993 237. De snikkende sirene, 1993 238. De slimme slapjanus, 1993 239. De stervende ster, 1994 240. De pottenproever, 1994 241. Het Aruba-dossier, 1994 242. Tokapua Toraja, 1994 243. De averechtse aap, 1995 244. De begeerde berg, 1995 245. De 7 Schaken, 1995 246. De vonkende vuurman, 1995 247. Het kostbare kader, 1996 248. Robotkop, 1996 249. De razende race, 1996 250. Het Grote Gat, 1996 251. De verraderlijke Vinson, 1996 252. Volle maan, 1997 253. Prachtige Pjötr, 1997 254. Tex en Terry, 1997 255. De mompelende mummie, 1998 256. De vogels der goden, 1998 257. De rebelse Reinaert, 1998 258. De gevederde slang, 1998 259. Amber, 1999 260. De bonte bollen, 1999

369 261. Het berenbeklag, 1999 262. Het enge eiland, 1999 263. Het verdronken land, 2000 264. Jeanne Panne, 2000 265. Papa razzi, 2000 266. De kernmonsters, 2000 267. Lilli Natal, 2000 268. De koeiencommissie, 2001 269. De stugge Stuyvesant, 20001 270. De ongelooflijke Thomas, 2001 271. Big mother, 2001 272. De blote Belg, 2001 273. De Europummel, 2002 274. De fleurige floriade, 2002 275. Heilig Bloed, 2002 276. In de ban van de milt, 2002 277. Verdwenen verteller, 2002 278. De kunstkraker, 2003 279. De laatste vloek, 2003 280. De kus van Odfella, 2003 281. De gevangene van Prisonov, 2003 282. Breinbrekers, 2004 283. Paniek in Palermo, 2004 284. Kaapse kaalkoppen, 2004 285. Verraad op de Veluwe, 2004 286. Flierende fluiter, 2005 287. Formidabele fantast, 2005 288. Het slapende goud, 2005 289. De kaduke klonen, 2005 290. De blikken blutser, 2006 291. De bangeschieters, 2006 292. De Nachtwachtbrigade, 2006

370 POM, PIET PIENTER EN BERT BIBBER, Antwerpen, De Vlijt

1. In het spoor van Sherlock Holmes, 1955 2. De Incaschat der Cordillera, 1955 3. Het Raadsel van de Schimmenburcht, 1956 4. Plakijzerpiraten, 1956 5. De Diamantmijnen van Koningin Salami, 1956 6. De Kumulus Formule, 1957 7. El Rancho Grande, 1957 8. Bibber contra Tutter, 1958 9. Buldaarse Rhapsodie, 1958 10. De Stralende Meteoor, 1958 11. Avontuur in San Doremi, 1959 12. Storm over AkhaBakhadar, 1959 13. De Anti-zwaarte-kracht-generator, 1959 14. Het Straalgas Mysterie, 1960 15. De Barbier van Bombilla, 1960 16. De Verborgen Schat, 1961 17. De Vloek van Toetan Kanon, 1961 18. De Dubbel Koolzure-Soda-Bom, 1962 19. Herrie om Carolus Magnus, 1962 20. De diktator van San Doremi, 1963 21. Straalgoud, 1963 22. De Diadeem van Swaba, 1963 23. Bulderlachgas, 1964 24. Invasie uit het heelal, 1965 25. De Tijdmachine, 1967 26. Hypnose pillen, 1968 27. Het geval “Warwinkel”, 1969 28. Super-brandstof en pikante Saus, 1970 29. De dubbelganger, 1972 30. Warwinkel in de war, 1974 31. Polarisatie - preparaat XX, 1975 32. Hocus-Focus-Flits, 1976

371 33. Gedonder in Bommelheide, 1977 34. De zaak Blinkstein, 1978 35. Operatie diepvries, 1979 36. De erfenis van Nonkel Bibber, 1980 37. Atoombrandstof Warwinkelarium, 1981 38. Zangkwintet ‘De Lange Asem’, 1982 39. Marie Huana, 1983 40. Hypnose-stralen, 1984 41. Systeem kleerkast, 1986

POM, PIET PIENTER EN BERT BIBBER, Keesing

42. De Supersonische Schokgolf-Oscillator, 1990 43. Intermezzo in Hamaj’Oewait, 1990 44. Vakantie in Pandorra, 1993

POM, PIETER EN BERT BIBBER, Antwerpen, De Standaard 45. Susan bij de Knobbelgilde,1995

NYS, Jef, JOMMEKE, Gent, Het Volk, De stripuitgeverij, Dupuis 1. De jacht op een voetbal, 1959 2. De zingende aap, 1959 3. De koningin van Onderland, 1959 4. Purpere pillen, 1960 5. De muzikale Bella, 1960 6. Het Hemelhuis, 1960 7. De zwarte bomma, 1961 8. De ooievaar van Begonia, 1961 9. De schildpaddenschat, 1961 10. De straalvogel, 1962 11. De Zonnemummie, 1962 12. Paradijseiland, 1962 13. Het Jampuddingspook, 1963 14. Op heksenjacht, 1963

372 15. Het staartendorp, 1963 16. De gouden jaguar, 1964 17. Diep in de put, 1964 18. Met Fifi op reis, 1964 19. Wie zoekt die vindt, 1964 20. Apen in huis, 1965 21. Het verkeerde land, 1965 22. Het wonderdrankje, 1965 23. Dolle fratsen, 1965 24. De verloren zoon, 1965 25. De zeven snuifdozen, 1966 26. Kinderen baas, 1966 27. Geheime opdracht, 1966 28. De Samsons, 1966 29. De vliegende ton, 1967 30. Jommeke in de Far West, 1967 31. Knappe Mataboe, 1967 32. In Pimpeltjesland, 1967 33. Jacht op Gobelijn, 1968 34. Jommeke in de knel, 1968 35. Gekke grappen, 1968 36. Neuzen bij de vleet, 1968 37. De schat van de zeerover, 1969 38. Kaas met gaatjes, 1969 39. Lieve Choco, 1969 40. Anakwaboe, 1969 41. Twee halve lappen, 1970 42. De witte bolhoed, 1970 43. Filiberke gaat trouwen, 1970 44. De Jommekesclub, 1970 45. De zeepkoning, 1971 46. De tocht naar Asnapije, 1971 47. Diamanten in de zoo, 1971 48. De zilveren giraf, 1971

373 49. De groene maskers, 1971 50. De plastieken walvis, 1972 51. De fwietmachine, 1972 52. De zingende oorbellen, 1972 53. Het kristallen eendje, 1972 54. Broeder Anatolius, 1972 55. Tita Telajora,1973 56. De vruchtenmakers, 1973 57. Het geheim van Macu-Ancapa, 1973 58. De strijd om de Inca-schat, 1973 59. De Kuko-eieren, 1973 60. Alarm in de Rode Baai, 1973 61. De hoed van Napoleon, 1974 62. Luilekkerland, 1974 63. Madam Pepermunt, 1974 64. De kristallen grot, 1974 65. De grasmobiel, 1974 66. De vrolijke bende, 1974 67. De slaapkop, 1974 68. De gele spin, 1975 69. Straffa Toebaka, 1975 70. De verborgen tempel, 1975 71. De sprekende ezel, 1975 72. Choco ontvoerd, 1975 73. De gekke wekker, 1975 74. De Kikiwikies, 1976 75. Prinses Pott,1976 76. Het rode oog, 1976 77. Peuterweelde, 1976 78. Juffrouw Perlefinneke, 1976 79. Het plezante kliekske, 1976 80. De Njam-njambloem, 1977 81. De luchtzwemmers, 1977 82. Opstand in Kokowoko, 1977

374 83. De stenen aapjes, 1977 84. De plank van Jan Haring, 1977 85. De Granda Papiljan, 1977 86. De lustige slurvers, 1978 87. De stad in de vulkaan, 1978 88. Jommeke in Bobbejaanland, 1978 89. Het piepend bed, 1978 90. De kleine professor, 1978 91. Prins Filiberke, 1978 92. Het aards paradijs, 1979 93. De Haaienrots, 1979 94. De supervrouw, 1979 95. Melanie, 1979 96. Paniek rond Odilon, 1979 97. De valse kameel, 1979 98. De kaart van Wawa Wang, 1980 99. De grote knoeiboel, 1980 100. Het jubilee, 1980 101. Het monster in de ruïne, 1980 102. De vampier van Drakenburg, 1980 103. De bron van El Razar, 1981 104. De vlucht van Bella, 1981 105. De knook van Azmor, 1981 106. Zoete mosterd, 1981 107. De Pestkopjes, 1982 108. De sidderplanten, 1982 109. Guitenstreken, 1982 110. De viool van Varazdina, 1982 111. De olijke oliemannen, 1982 112. Het ei van de smartlapvogel, 1983 113. In de greep van Mac Rum, 1983 114. Het Kriebelkruid, 1983 115. De lappenpop van Anatool, 1983 116. De gelukzoekers, 1983

375 117. De stenen handdruk, 1983 118. De bedrogen miljonair, 1983 119. Het apencircus, 1983 120. De vlag van Lord Chester, 1983 121. De rare doedelzak, 1984 122. Het Boheems schommelpaard, 1984 123. De schat van Angkor, 1984 124. Het geheimzinnige eiland, 1984 125. Drie in een slag, 1984 126. Het bal van Mathilde, 1984 127. De watervallen van Svanjabak, 1985 128. De grote zeilrace, 1985 129. De Whiskymaker, 1985 130. Het geheim van Ambiorix, 1985 131. De kippen van Gobelijn, 1985 132. De Spookkrater, 1985 133. Het Gekkegas, 1986 134. De prinsen van Snoby, 1986 135. De kruik van Aztrakan, 1986 136. Het monster uit de diepte, 1986 137. Apen te koop, 1986 138. De rib van Kalafar, 1986 139. De blauwe grot, 1987 140. De Chinese kast, 1987 141. De bruid van El Toro, 1987 142. De documenten van Langneus, 1987 143. Va Kwak en moe Boemel, 1987 144. De pijp van geurig gras, 1988 145. Het levenselixir, 1988 146. Komkommer in ’t zuur, 1988 147. Het Yacochacabeeldje, 1988 148. De vliegende Brigade, 1988 149. De grote puzzel, 1988 150. De gestoorde zeereis, 1989

376 151. Het meermonster, 1989 152. S.O.S. Benistal, 1989 153. Het hoofd van Samos, 1989 154. De hellestokers, 1989 155. De kleine vandaal, 1990 156. De Superster, 1990 157. Koningin van Kachar el Nachar, 1990 158. Het probleem van Jeff Klaxon, 1990 159. De Kokoskoe, 1990 160. De verdroogde bron, 1991 161. Drie toverstokjes, 1991 162. De zwarte parel, 1991 163. Het Midasmysterie, 1991 164. Het verdwenen kasteel, 1991 165. Spaghetti met kaas, 1992 166. De mandoline van Caroline, 1992 167. De Appelvreters, 1992 168. Het heksenbal, 1992 169. De Slangegodin, 1992 170. Het Chocokomplot, 1993 171. De goudvis van Filiberke, 1993 172. Fifi in de knoei, 1993 173. Het geheim van de Hoefslag, 1993 174. Het zevende zwaard, 1996 175. De verdwaalde vuurtoren, 1994 176. De snoezige dino’s, 1994 177. Kwistig kwissen, 1994 178. Het bedreigde paradijs, 1994 179. Paniek op de Akropolis, 1994 180. Filicasso, 1995 181. De valse papegaai, 1995 182. Het zingende moeras, 1995 183. Berta Gobelijn, 1995 184. De kroon van Kazimir, 1995

377 185. De modekoningin, 1995 186. De pruik van Anatool, 1996 187. De zwarte cactus, 1996 188. De vurige inktvis, 1996 189. De koppige cobra, 1996 190. Alarm in het begijnhof, 1996 191. De magische spiegel, 1997 192. De drietand van Neptunus, 1997 193. De zilveren traan, 1997 194. Dinopolis, 1997 195. Gerommel in de Far-West, 1997 196. De elfenbron, 1998 197. Het schuimspook, 1998 198. De Kraaienburcht, 1998 199. De vergeten mijn, 1998 200. Stefanie Stekkebeen, 1998 201. De Kovonita’s, 1998 202. De panda van Wanda, 1999 203. De lachende mango’s, 1999 204. De verdwenen tuinkabouter, 1999 205. De kopermicroben, 1999 206. De ring van Mac Rum, 1999 207. De geniale Malloten, 2000 208. Het raadsel Van Kiekebilleke, 2002 209. Blinkende Knopen, 2002 210. Het pompoenenkasteel, 2002 211. De geest van Anakwaboe, 2002 212. De Limonadelelies, 2002 213. Zeven sterren, 2002 214. Holeman, 2002 215. De kimono van Yamamatsu, 2004 216. De laatste Viking, 2002 217. Zoektocht naar Sorab, 2002 218. Het blauwe prieeltje, 2002

378 219. Operatie Bonsai, 2002 220. De frietbaron, 2003 221. Wowofski, 2003 222. Strijd om de bizon, 2003 223. De Komkommerprinses, 2003 224. De rare kwibussen, 2004 225. De erfenis van Sorgeloos, 2004 226. Het luchtkasteel, 2004 227. Het brein van Gobelijn, 2004 228. De goudkoorts van Anatool, 2005 229. Het slimme varken, 2005 230. Pekkie in Hollywood, 2005 231. Het zeemeerdinges, 2005 232. Duel in Venetië, 2006 233. Paljaskof, 2006 234. De pechvogel, 2006

MERHO, KIEKEBOE, Host 1. De Wollebollen, 1978 2. De duivelse driehoek, 1978 3. De dorpstiran van Boeloe Boeloe, 1979 4. De onthoofde sfinx, 1979 5. Tegen de sterren op, 1979 6. Kiekeboe in Carré, 1979 7. De schat van Mata Hari, 1979 8. De Haar-Tisten, 1980 9. De zwarte Zonnekoning, 1980 10. De doedelzak van Mac Reel, 1980 11. Spoken in huis, 1981 12. De trawanten van Spih, 1981 13. Kies Kiekeboe, 1981 14. Een zakje Chips, 1982 15. Mysterie op Spell-Deprik, 1982 16. Meesterwerken bij de vleet, 1982

379 17. Fanny Girl, 1982 18. Bing Bong, 1982 19. Geeeeef acht! ,1983 20. De Ka-Fhaar, 1983 21. De pili-pili pillen, 1983 22. De omgekeerde piramide, 1983 23. De snor van Kiekeboe, 1984 24. De anonieme smulpapen, 1984 25. Het plan SStoeffer, 1984 26. Album 26, 1984 27. De getatoeëerde mossel, 1985 28. Over koetjes en kalfjes, 1985 29. De zoete regen, 1985 30. Het lot van Charlotte, 1985 31. Klavertje vier, 1986 32. Het edelweissmotief, 1986 33. De een zijn dood, 1986 34. De zaak Luc Raak, 1986 35. Kiekeboeket, 1987 36. Het witte bloed, 1987 37. Jeanne Darm, 1987 38. Prettige feestdagen, 1987 39. De fez van Fes, 1988 40. Villa Delfia, 1988 41. De bende van Moemoe, 1988 42. De spray-historie, 1988 43. De spookfirma, 1989 44. Hotel O, 1989 45. Een koud kunstje, 1989

MERHO, KIEKEBOE, Antwerpen, Standaard, 46. Konstantinopel in Istanboel, 1990 47. De taart, 1990 48. Black-out, 1990

380 49. De Medusa-stichting, 1991 50. Afgelast wegens ziekte, 1991 51. Met de Franse slag, 1991 52. De wraak van Dédé, 1991 53. De roze Rolls, 1992 54. Gedonder om de bliksem, 1992 55. Schiet niet op de pianist, 1992 56. Het Stokvis-incident, 1993 57. Zeg het met bloemen, 1993 58. Haaiman, 1993 59. De kus van Mona, 1993 60. Het gat in de kaas, 1994 61. De zes sterren, 1994 62. Doorgestoken kaart, 1994 63. Moet er nog sneeuw zijn, 1994 64. De onweerstaanbare man, 1994 65. De come-back van Dédé, 1995 66. De hoofdzaak, 1995 67. Het geslacht Kinkel, 1995 68. Thantomthant, 1996 69. Zand erover, 1996 70. Witter dan wit, 1996 71. King Sacha, 1997 72. Het Zipan-project, 1997 73. Hoe meer kijkers, 1997 74. De wereld volgens Kiekeboe, 1997 75. Het idee van Dede, 2002 76. Kiekebanus, 2005 77. Drempelvrees, 2004 78. Havana Gilla, 2005 79. Kunst en vliegwerk, 2002 80. De babyvampier, 2002 81. Blond en blauw, 2005 82. De aqua-rel, 2003

381 83. Lang zullen ze leven, 2005 84. Het lijk had gelijk, 2002 85. In het spoor van Dede, 2002 86. Misstoestanden, 2003 87. De Simstones, 2004 88. De hoed van Robin, cop. 2004 89. De S van pion, 2003 90. Black e-mail, 2005 91. De affaire Chichi, 2005 92. De heeren van Scheurbuyck, 2002 93. In tweevoud, 2002 94. Taxi Comitée, 2002 95. Alles kitsch, 2002 96. De Incabouter, 2003 97. Kielekiele Boe, 2004 98. Verkeerd verbonden, 2003 99. Mona, de musical, 2003 100. 99 plus, 2004 101. In vuur en vlam, 2004 102. De potloodmummie, 2004 103. Heil bod, 2004 104. De Himbagodin, 2005 105. Het boerka Complot, 2005 106. Vrolijke vrolijke vrienden, 2005 107. Tiznoland, 2005 108. De dt-fout, 2006 109. Een echte Vitalko, 2006 110. Baas boven baas, 2006

LINTHOUT, Willy, URBANUS, Antwerpen, Loempia 1. Het fritkotmysterie, 1983 2. De Hittentitten zien het niet zitten, 1983 3. Het papschoolgenie,1984 4. Urbanus op Uranus, 1984

382 5. Het mislukte mirakel, 1984 6. De pretparkprutsers, 1984 7. Tegen de dikkenekken, 1985 8. De proefkonijnen, 1985 9. Het gefoefel met de zak, 1985 10. Ambras in de klas, 1986 11. De tenor van Tollembeek, 1986 12. Urbanus moet trouwen !, 1986 13. Radio Salami, 1987 14. De geboorte van Urbanus, 1987 15. Het vlooiencircus, 1987 16. De krottenwijkagent, 1987 17. De kleine tiran, 1988 18. Het lustige kapoentje, 1988 19. Dieselman, 1988 20. Het kunstmatige weeskindje, 1988 21. De sponskesrace, 1989 22. De gesloten koffer, 1989 23. Urbanellalala, 1989 24. Het verslechteringsgesticht, 1989 25. De zeven plagen, 1990 26. De spellekeszot, 1990 27. De Jef Patatten-invasie, 1990 28. En ge kunt er uw haar mee kammen !! , 1990 29. De slavin van Tollembeek, 1991 30. Dertig floppen, 1991 31. De zes turven, 1991 32. Urbanus maakt reklame, 1991 33. Het oeuvre van hors d’oeuvre, 1991 34. De vliegende goudrenet, 1992 35. De geforceerde Urbanus, 1992 36. Aroffnogneu, 1992 37. Dertig varkensstreken, 1992 38. Urbanio en Oktaviette, 1992

383 39. Leute voor de meute, 1993 40. De riolen van Tollembeek, 1993 41. De dochter van Urbanus, 1993 42. De depressie van Urbanus, 1993 43. Tomatenpuree, 1993 44. Een knap zwartje is ook niet mis, 1994 45. Vettige vampiers, 1994 46. Urbanus zijn snippelepipke rekt uit, 1994 47. De harem van Urbanus, 1994 48. De tirannie van Eufrazie, 1994 49. Nabuko Donosor loopt voor de voeten, 1995 50. De hete Urbanus ! , 1994 51. Vaarwel, Eufrazie, 1995 52. De stiefmoeder van Urbanus, 1995 53. Game Over !! , 1995 54. De laatste dagen van Urbanus, 1995 55. De geest in de koffiepot, 1995 56. Kermis in de hel, 1996 57. De billendans, 1996 58. Een Eufrazie te veel, 1996 59. Het zwarte winkeltje, 1996 60. Miserie met oma Tettemie, 1996 61. Snoeperdepoep, 1997 62. Primo Ballerino, 1997 63. De ringelingterrorist, 1997 64. De gediplomeerde soepkip, 1997 65. Het geheim van de pastoor, 1997 66. De getikte struisvogel, 1997 67. Vergeten Willy, 1998 68. Kiekebanus, cop. 2002 69. Holleke Bolleke, 1998 70. De Tutterbende, 1998 71. Het aangenaaide oor, 1998 72. Vers gebakken poetsen, 1998

384 73. Humorosaurus Rex, 1998 74. Snotneus in love, 1999 75. De worstenwurger, 1999 76. De allesweters, 1999 77. Meneer en madam Stoef, 1999 78. De facelift van Urbanus, 1999 79. De ezel van Frankenstein, 1999 80. De blikken dozen soap, 2000 81. Het bronzen broekventje, 2000 82. De flopschepper, 2000 83. Het ei van Urbei, 2000 84. Onderbroekje en de wolf, 2000 85. Kogels en jarretels, 2000 86. Ferm gedraaide loeren, 2001 87. De wraak van Boemlala, 2001 88. Nul-op-zijn-rapport-man, 2001 89. De harige meisjeszot, 2001 90. De laatste Hollander, 2001 91. De aanval van Zwakattack, 2001 92. De Yellow kid, 2002 93. Teevee hupsakee, 2002 94. De 3 griezelbiggetjes, 2002 95. Het oud zot, 2002 96. De zwarte maagd, 2002 97. De zabberlipgekte, 2002 98. De telelover, 2003 99. De kwelgeesten, 2003 100. De Buljanus-dreiging, 2003 101. De gepeperde paus, 2003 102. De lapjesman, 2003 103. De sneeuwpretvedette, 2003 104. Herman en Hermien, 2004 105. Floepie Snoepie, 2004 106. De centjesziekte, 2004

385 107. Het ongeluk van Odilon, 2004 108. In de ban van de spin, 2004 109. Manneken pils, 2004 110. De glanskonten, 2005 111. Urbanus aan de haak, 2005 112. Het rattenkamertje, 2005 113. Het gat van de duivel, 2005 114. De zielenzuiger, 2005 115. Cesar, de bosfopper, 2005 116. De luierfabriek, 2006 117. Tien kleine nonkeltjes, 2006 118. Harpo en Harpy, 2006 119. ’t Is weer proper, 2006

Literatuur Religie BARKER (Eileen), SINGELENBERG (Richard), Nieuwe religieuze bewegingen, Kampen, Kok, 1996, 166 p. BLEEKER (C.J.) e.a. Encyclopedie van de godsdiensten, kerken en sekten, Amsterdam, Elsevier, 1978, 303 p. BLOMMESTIJN (H.H.), Tot op de bodem van het niets, mystiek in tijd van oorlog en crisis, Kampen, Kok, 1991, 118 p. BOUDENS (Robrecht), De kerk in Vlaanderen, Apeldoorn, Averbode, 1994, 466 p. BROECKAERT (Bert), VANDEN HOVE (Isabelle), VAN DEN BRANDEN (Stef) & VOS (Renilde), Grote rituelen in de wereldgodsdiensten, Leuven, Davidsfonds, 2005, 160 p. BRUNNER-TRAUT (Emma), De vijf grote wereldgodsdiensten, Kapellen, Pelckmans, 1992, 157 p. COLLINS (Michaël), PRICE (M.A.), Het verhaal van het christendom, Antwerpen, Standaard, 2000, 240 p. COOGAN (Michael), God op aarde, Ten Have, Averbode, 1999, 288 p. DENAUX (Adelbert), Godsdienstsekten in Vlaanderen, Leuven, Davidsfonds, 1982, 132 p. DE SMET (Daniël), VAN REETH (Jan), De islam is modern, Leuven, Davidsfonds, 2001, 153 p.

386 DOBBELAERE (Karel), ELCHARDUS (Mark), KERKHOFS (Jan) e.a., Verloren zekerheid, Tielt, Lannoo, 2000, 272 p. DOBBELAERE (Karel), VOYE (Liliane), BILLIET (Jaak), REMY (Jean), België en zijn goden: kerken, religieuze groeperingen en lekenbewegingen, Leuven, Cabay, 1985, 503 p. GIBB (H.A.R.), De islam – een historisch overzicht, Meppel, Boom, 1981, 180 p. HELLEMANS (G.A.F.), KLOPPENBORG (M.A.G.T.), TIELEMAN (H.J.), De moderniteit van religie, Zoetermeer, Meinema, 2001, 259 p. HERMANS (Chris), Is er nog godsdienst in 2050?, Budel, Damon, 2003, 112 p. HOEKSTRA (E.G.), Jehovah’s Getuigen, Kampen, Kok,1997, 112 p. JONES (Lindsay), Encyclopedia of religion, USA, Thompson Gale, 2005, 15 delen. KERKHOFS (Jan), De Europeanen en hun waarden, Leuven, Davidsfonds, 1997, 154 p. LALLEMAND (Alain), Sekten, in België en Luxemburg, Berchem, EPO, 1994, 259 p. LEMESURIER (Peter), Wat is New Age?, Antwerpen, Kosmos, 1990, 253 p. LONGTON (Joseph), Uit Abraham geboren, Jodendom, Christendom, Islam en hun vertakkingen, s.l., Brepols, 1990, 273 p. LUNDE (Paul), Het verhaal van de islam, Antwerpen, The House of Books, 2002, 192 p. NEDERVEEN PIETERSE (Jan), Wit over zwart: beelden van Afrika en zwarten in de westerse populaire cultuur, Den Haag, Novib, 1990, 257 p. MESOTTEN (Bart), Van Aalmoes tot Zwitserse garde, s.l., Averbode, 2004, 670 p. MICHIELS (Robrecht), Het wereldchristendom, Overzicht van de christelijke kerken, s.l., Averbode, 1991, 103 p. PARRINDER (Geoffrey), De grote godsdiensten, Amsterdam, Hamlyn Publishing Group, 1972, 440 p. PLATTI (Emilio), Islam…vreemd?, s.l., Averbode, 1996, 271 p. SCHAAF (Ype) & JONGENEEL (Jan), De andere wereld na 11 september, Kampen, Kok, 2002, 62 p. SCHREUERS (P.), BOONEN (J.), COENEGRACHTS (B.) e.a., Christelijke gemeenschappen in deze tijd, Averbode, Altiora, 2001, 115 p. STROHM (Leo), 20 eeuwen christendom, Tielt, Lannoo, 2001, 272 p. TENNANT (Rich), Lieve hemel! Religie definieren in: GELLMAN (Marc), HARTMAN (Thomas), Religie voor dummies, pp. 9-32. VANACKER (GEERT), De religieuze sekten, Kapellen, Pelckmans, 1986, 148 p. VAN DE VOORDE (Mark), Geloven is achterlijk, zeggen ze, Leuven, Davidsfonds, 2006, 96 p.

387 VAN ROEY (J.E.), Catechismus, Brugge, Desclée De Brouwer, 1960, 95 p. VAN VEGHEL (Harald) e.a. Waarden onder de meetlat, Budel, Damon, 2002, 122 p. WAADENBURG (Jacques), Religie onder de loep: systematische inleiding in de godsdienstwetenschap, Baarn, Ambo, 1990, 284 p. WATCH TOWER, Jehovah’s Getuigen – verkondigers van Gods koninkrijk, New York, Watchtower bible and tract society of New York, 1993, 723 p. WILLIBRORD, De Bijbel – uit de grondtekst vertaald, Brugge, Emmaüs, 1975, 411 p. Redactie van ‘Life’, De grote wereldgodsdiensten, New York, Golden Press Inc.,1967, 224 p. SMELIK (Klaas), syllabus Het Jodendom, De geschiedenis van een volk, Leuven, Davidsfonds, Universiteit Vrije Tijd, 58 p. HEIRMAN (Ann), syllabus Boeddhisme, een wereldreligie, Leuven, Davidsfonds, Universiteit Vrije Tijd, 50 p.

Suske en Wiske DE LAET (Danny) & DAISNE (J.), Het beeldverhaal in Vlaanderen, Breda, Brabantia Nostra, 1977, p. 142 en pp. 187-195. DE LAET (Danny), De Vlaamse stripauteurs, Antwerpen, De Dageraad, 1982, pp. 9-17. DE RYCK (Rolf), Van glimlach tot schaterlach, Antwerpen, Standaard uitgeverij, 1996, 48 p. DE SCHUYTENEER (J.), De Eigentijdse samenleving in de Vlaamse school, 2000, onuitgegeven licentiaatscriptie Ugent DEWILDE (D.), Officiële Belgische stripcatalogus, deel 1,Gent, Casto, 1997-1998, p. 48 en pp. 164-165 en p. 255. DURNEZ (Erik), Ik vier het elke dag… Willy Vandersteen 65, Antwerpen, Standaard uitgeverij, 1978, s.p. FLORQUIN (Joos), Willy Vandersteen in Ten huize van… nr 13, Leuven, Davidsfonds, 1977, pp.96-131. GUILLAUME (Luk), De interviews-de foto’s: Willy Vandersteen, Antwerpen, Standaard uitgeverij, 2005, 167 p. KOUSEMAKER (Evelien en Kees), Wordt vervolgd: stripleksikon der Lage Landen, Utrecht/Antwerpen, Het spectrum,1979, p. 139 en pp. 225-227. LEEFLANG (Thomas), De wereld van de strip, Houten, Unieboek b.v. Van Holkema en Warendorf, 1988, pp. 24-33. Suske en Wiske 60 jaar, Antwerpen, Standaard uitgeverij, 2005, 104 p.

388 VAN GOMPEL (Patrick) & HENDRICKX (Ad), Strips, aha: de wereld van het beeldverhaal, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1995, pp. 58-59. VAN HOOYDONCK (Peter), Willy Vandersteen: De Bruegel van het beeldverhaal, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1994, 288 p. VAESSEN (Theo), Paul Geerts, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2005, 112 p.

DE WEYER (Geert), Marc Verhaegen verlaat Studio Vandersteen, Stripschrift (Rotterdam), nummer 376, mei 2006. PAULI (Walter) en DE WEYER (Geert), Suske en Wiske en het generatiepact, De Morgen Magazine, 17 december 2005, pp. 36-51 RIBBENS (Kees), Paul Geerts, pleegvader? Stripschrift (Rotterdam), nummer 374, maart 2006, pp. 34-35.

SCHOETENS (Marc), Striphelden Senne en Sanne roepen op tot verdraagzaamheid, De Morgen, 4 oktober 2006.

STEVENS (Caroline), Striphelden Senne en Sanne ijveren voor meer verdraagzaamheid, TV- familie, 2006. VAN OSSELT (Stephane), Nieuwste aanwinst van Studio Vandersteen, Belgisch tekenaar en gevestigde waarde, Luc Morjaeu, Stripnieuws, jaargang 3, nummer3, juni 2005, pp.16-18. VAN SOEST (Hans), Senne & Sanne 1: Rebecca R., Zozolala, nummer 146, februari/maart 2006, s.p. VAN SOEST (Hans), Voor den Belg en voor den Ollaander, Zozolala, nummer 150, oktober/november 2006, s.p.

DE FOER (Steven), Interview. Marc Verhaegen, nieuwe vader Suske en Wiske staat losser van Vandersteen, De Standaard, 11 mei 2002. DE WEYER (Geert), Peniskokers en pirana’s, interview: Suske en Wiske-tekenaar Paul Geerts over de inspiratie van zijn reizen, De Standaard, 18-19 maart 2006. KEMPENEERS (Michel), Suske en Wiske zijn doodgewone mensen, De Standaard, 17-18 december 2005. REYNEBEAU (Marc), De gore geruchten, De Standaard, 25-26 februari 2006. VAN DEN BERGHE (Gie), Auschwitz zien en sterven, De Standaard, 21 januari 2006. VANTYGHEM (Peter), Suske en Wiske onder de loep, De Standaard, 2 oktober 2003.

389 VANTYGHEM (Peter), Sociaal engagement niet welkom bij Sus en Wis?, De Standaard, 26 februari 2005. VANTYGHEM (Peter), Interview. Marc Verhaegen ruilt Suske en Wiske voor idealistische Senne & Sanne, De Standaard, 6 december 2005. VERWEIJ (Agnes), De gouden Moerdijk, De Standaard, 17-18 december 2005. VERWEIJ (Agnes), Suske en Wiske leren kinderen veilig surfen, De Standaard, 7 februari 2006. http://www.senneensanne.com/ http: //www. stripverhalen.net http://suskeenwiske.ophetwww.net/, Jeromba de Griek en De stemmenrover http://www.stichtingbeeldverhaal.nl

Piet Pienter en Bert Bibber DE LAET (Danny) & DAISNE (J.), Het beeldverhaal in Vlaanderen, Breda, Brabantia Nostra, 1977, pp. 164 -166. DE LAET (Danny), De Vlaamse stripauteurs, Antwerpen, De Dageraad, 1982, pp. 279 - 283. DE LAET (Danny) & VARENDE (Yves), De zevende kunst voorbij: geschiedenis van het beeldverhaal in België, Brussel, Ministerie van Buitenlandse zaken, 1979, 302 pp. DEWILDE (Danny), Officiële Belgische stripcatalogus, deel I,Gent, Casto, 1997, pp. 117 - 118. KOUSEMAKER (Evelien en Kees), Wordt vervolgd: stripleksikon der Lage Landen, Utrecht/Antwerpen, Het spectrum,1979, p. 147 en pp. 192 - 193.

BUSSCHOTS (Peter), PEETERS (Ludo), VAN CALSTER (Werner), Pom, het fenomeen van de Vlaamse stripwereld (geeft wéér geen interview), Brabant Strip, Londerzeel, Brabant Strip V.Z.W., 2002 (8), 12 pp. DE GRAEVE (Sam), Geen goesting – Pom, Piet Pienter en Bert Bibber, De Standaard, 21 april 2006. MARIËN (W.), Piet Pienter en Bert Bibber. Analyse van een stripverhaal, Leuven, K.U.L. (onuitgegeven licentiaatsverhandeling),1979, 191 pp. SMET (J.), Pom: biografie, bibliografie en interview, Stripgids, Breda, Brabantia Nostra, 1981 (25), pp. 2-15.

390 www.stripverhalen.net http://home.tiscali.be/deludo

Jommeke DE LAET (Danny), De Vlaamse stripauteurs, Antwerpen, De Dageraad, 1982, pp. 31-37. DE LAET (Danny) & DAISNE (J.), Het beeldverhaal in Vlaanderen, Breda, Brabantia Nostra, 1977, pp. 158-160. DE RYCK (Luc), Jef Nys Ongekend veelzijdig, Antwerpen, Balloon Books, 2005, 222 pp. DE WEYER (Geert), België gestript alles over de Belgische strip: feiten, genres en auteurs, Tielt, Lannoo, 2005, 190 pp. DEWILDE (D.), Officiële Belgische stripcatalogus, deel I, Gent, Casto,1997, pp. 105-106. KOUSEMAKER (Evelien en Kees), Wordt vervolgd: stripleksikon der Lage Landen, Utrecht/Antwerpen, Het spectrum, 1979, pp. 153 en 181. VAN GOMPEL (Patrick) & HENDRICKX (Ad), Strips, aha: de wereld van het beeldverhaal, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1995, pp. 51-52.

BELGA, Duizendtal fans vieren verjaardag Jommeke, De Standaard, 30 oktober 2005. GOBELAINE (Filip), Jef Nys viert 50 jaar Jommeke, en toch…, Plus magazine, nummer 206, juni 2005. HORSTEN (Toon), De koningin en ik, De Morgen, 20 maart 2007. KEMPENEERS (Michel), 50 jaar Jommeke in het Stripmuseum, De Standaard, 16 juni 2005. KEMPENEERS (Michel), Jef Nys krijgt Gouden Adhemar, De Standaard, 19 december 2005. REYNEBEAU (Marc), Interview. ‘Jommeke is mijn kind’, De Standaard, 11 juni 2005. ROSSEL (Peter), De wereldreis van Jommeke, Kerk + Leven, 29 juni 2005. RUYSBERGH (Jan), Tien ultieme Jommekesvragen aan Jef Nys, Het Nieuwsblad, 29-30 oktober 2005. RUYSBERGH (Jan), ‘Ik droom nog van een Jommekesfilm’, De Standaard, 30 januari 2007. TDK, Zalvend boek over Vlaams wereldwonder, Stripschrift (Rotterdam), nummer 374, maart 2006, pp. 39. VANTYGHEM (Peter), Reportage. Zondag wordt de stripheld Jommeke 50, De Standaard, 29-30 oktober 2005. VPB, Wat is het beste Jommeke-album?, De Standaard, 11 juni 2005. www. stripverhalen.net

391

Kiekeboe DE LAET (Danny), De Vlaamse stripauteurs, Antwerpen, De Dageraad, 1982, pp. 127-137. DE LAET (Danny) & DAISNE (J.), Het beeldverhaal in Vlaanderen, Breda, Brabantia Nostra, 1977, p. 157. DEWILDE (D.), Officiële Belgische stripcatalogus, deel I, Gent, Casto, 1997, pp. 87-89 en p. 156. GROSSEY (Ronald) en MEESTERS (Gert), Kiekeboek, In de Coulissen van een strip, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1997, 96 pp. KOUSEMAKER (Evelien en Kees), Wordt vervolgd: stripleksikon der Lage Landen, Utrecht/Antwerpen, Het spectrum, 1979, p. 160 en p. 175. MORTIER (Patrick), MESSEMAN (Sofie), De grote Vlaamse tekenaars 1 Merho Kiekeboe, s.l., Standaard uitgeverij, 1995, pp. 6-21. VAN GOMPEL (Patrick) & HENDRICKX (Ad), Strips, aha: de wereld van het beeldverhaal, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1995, p. 50. VERBURG (Alexandra), Stripmakers in the picture, 0osterhout, Hout-Haven Publications, 1995, s.p.

BRACKE (Eric), Kiekeboe! Een Belg in Afrika, De Standaard, 19 februari 2005. DAENEN (Roel), Kiekeboe en Guust in het museum, De Bond, 8 december 2006. DE BISSCHOP (Ilka), Zomerstreken. De kameleon van de Vlaamse strip, De Standaard, 25 juli 2005. DHH, “Op vrijersvoeten in Zoersel”, De Standaard, 29 september 2006. DROEVEN (Valerie), Merho. “Hier vind je de grootste collectie wansmaak”, De Standaard, 25 augustus 2004. GGE/VPB, Striptekenaar Merho geeft de fakkel door, De Standaard, 7 oktober 2005. HUYGENS (W.), Het ambachtelijke werk van Peter en Dewulf, Play Fair, Brabant Strip Magazine, 1997 (46), pp. 6-8. JACOBS (Paul), Striptekenaar Merho, De Standaard, 8 februari 2003. KEMPENEERS (Michel), Kiekeboe-auteur neemt revanche voor geflopte film, De Standaard, 9 januari 2001. KEMPENEERS (Michel), Kiekeboe viert vijfentwintigste verjaardag met tentoonstelling, De Standaard, 15 februari 2002.

392 KEMPENEERS (Michel), Dirk Stallaert neemt Kiekeboe over, De Standaard, 17 juli 2003. KEMPENEERS (Michel), De honderdste Kiekeboe, De Standaard, 21 februari 2004. KEMPENEERS (Michel), Kiekeboe 104: De Himbagodin, De Standaard, 19 februari 2005. KEMPENEERS (Michel), Kiekeboe 106: Vrolijke Vrolijke Vrienden, De Standaard, 13 augustus 2005. KEMPENEERS (Michel), Bij Fanny op schoot, De Standaard, 17 december 2005. KEMPENEERS (Michel), Merho over 30 jaar Kiekeboe, De Standaard, 22 november 2006. KEMPENEERS (Michel), Expositie. 30 jaar Kiekeboe in het Brusselse Stripmuseum, De Standaard, 30 november 2006. LESAFFER (Pieter), Merho - Entertainer met de pen, De Standaard, 8 augustus 2006. OLAERTS (An), Scherp gesteld – Merho (58), vader van Kiekeboe, DSM magazine, 18 november 2006. WILRI (Wim), “Fanny stond bijna in de playboy”, Merho over de eerste 30 jaar van de familie Kiekeboe, Stripgids, februari 2002, jaargang 1 (2e reeks), nummer 3, pp. 10-18. http://www.kiekeboewebstek.be/merho.html www. stripverhalen .net www.dirkstallaert.be www.kiekeboe30.be

Urbanus DEWILDE (D.), Officiële Belgische stripcatalogus, deel I, Gent, Casto,1997, pp. 76-77. VERBURG (Alexandra), Stripmakers in the picture, Oosterhout, Hout-Haven Publications,1995, s.p.

HORSTEN (Toon), Urbanus in viervoud, Stripgids, 2007, 1, 2e reeks (4), pp.15-21. VAN GHELUWE (Geert), Urbanus is gelukkig met zijn stripklavertje van vier, Stripnieuws, 2006, 4 (3). VRANKEN (Patrick), Willy Linthout: “Een mens moet het ergens halen hé. Ik haal het gewoon uit mijn eigen leven en mijn jeugd”: Brabant stripmagazine, 5 (36), 1996, pp. 4 –11. http://www.urbanus-online.be/ http://users.telenet.be/urbanus/index2.htm http://www.urbanusfan.be/

393

Nero DEMEDTS (Lieven), De politieke memoires van Nero, Antwerpen, Sandaard Uitgeverij, 1997, 200 pp. KERREMANS (Yves), LEFVRE (Pascal), 50 jaar nero Kroniek van een dagbladverschijnsel, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1997, 112 pp.

394