Faculteit Rechtsgeleerdheid

Het toetredingsproces van Servië tot de Europese Unie: een verhaal van vallen en opstaan.

Masterproef

Promotor: Prof. M. Maresceau Commissaris: M. Chamon

Academiejaar 2011-2012

Klaas Willaert

Stamnummer: 00700708

2de Master Rechten

VOORWOORD

Deze masterproef zou nooit het daglicht gezien hebben zonder de steun van enkele mensen, waardoor een oprecht woord van dank niet kan ontbreken. Vooreerst wil ik mijn promotor, Prof. Dr. Marc Maresceau, bedanken voor zijn deskundige begeleiding en voor de kans om mijn masterproef aan dit interessante thema te wijden. Zijn aanstekelijk enthousiasme voor alles wat met de Europese Unie te maken heeft en zijn intrigerende lessen over de Westelijke Balkan behoren zeker tot de redenen waarom ik rond dit brandend actueel onderwerp wou schrijven. Een bedanking voor het gepast advies van commissaris Merijn Chamon, die telkens klaar stond om de nodige vragen te beantwoorden, is eveneens op zijn plaats. Ook de personen die ik contacteerde om enkele prangende vragen te stellen, zijnde Ksenija Milenkovic, plaatsvervangend hoofd van de Mission of the Republic of Serbia to the EU, professor Hendrik Vos, directeur van het Centrum voor EU-studies, en Patrick Paquet, betrokken bij de werkzaamheden van de Europese Commissie in het kader van het toenaderingsproces van Servië, toonden zich zeer behulpzaam en kunnen op mijn waardering rekenen.

Daarnaast wil ik ook mijn ouders en broer bedanken voor de nodige steun en het nalezen van de teksten. Hun eigen bedenkingen omtrent bepaalde aspecten van het onderwerp nodigden me uit tot reflectie en zorgden bijgevolg ook voor het aanbrengen van de nodige nuances of verbeteringen. Uiteraard dien ik ze ook te bedanken voor het bieden van de mogelijkheid om hier de laatste vijf jaar in Gent te studeren.

Tot slot zou ik ook graag mijn vrienden willen bedanken, zonder wie mijn verblijf in Gent ongetwijfeld een stuk onaangenamer zou geweest zijn.

Bedankt!

I

II

INHOUDSTAFEL

Blz.

VOORWOORD I

INHOUDSTAFEL III

INLEIDING 1

1. Situering 1

2. Opbouw 2

TITEL I: HISTORISCHE ACHTERGROND 5

1. Vroege geschiedenis en verdere ontwikkeling 5

2. Balkanoorlogen en Wereldoorlog I 6

3. Het ontstaan van Joegoslavië en Wereldoorlog II 7

4. Het bewind van Tito 8

5. De opkomst van Slobodan Milosevic 9

6. De oorlogen in voormalig Joegoslavië 10

7. De democratisering van Servië 12

TITEL II: HET TOETREDINGSPROCES VAN SERVIË TOT DE EUROPESE UNIE 15

HOOFDSTUK 1: ACHTERGROND 15

1. Bilaterale betrekkingen 15

1.1 De relaties EEG – Joegoslavië 15

1.2 Reactie van de EEG na het geweld in voormalig Joegoslavië 16

1.3 De relaties tussen de EEG/EU en de voormalige Joegoslavische republieken 17

1.3.1 Situering 17

1.3.2 Servië op een dood spoor 18

2. Regionaal beleid van de Europese Unie 20

2.1 Algemeen: het Stabilisatie- en Associatieproces 20

2.1.1 De kiemen voor een regionaal beleid 20

2.1.2 Het Stabiliteitspact en andere regionale initiatieven 21

III

2.1.3 Ontwikkeling van het Stabilisatie- en Associatieproces 22

2.2 Stabilisatie- en Associatieovereenkomsten 23

2.2.1 Rechtsgrond en inhoud 23

2.2.2 Conditionaliteit 26

2.2.2.1 Situering 26

2.2.2.2 Beoordeling van Servië 26

2.2.3 Op weg naar een Stabilisatie- en Associatieovereenkomst 27

2.3 Europees Partnerschap 29

2.4 CARDS en IPA 30

3. Verdere evolutie van de relaties 32

3.1 Stabilisatie- en Associatieovereenkomst en interimovereenkomst 32

3.2 Implementatie van de vereiste hervormingen 33

3.2.1 Vroegere beoordelingen 33

3.2.2 Recente evaluaties 33

3.3 Evaluatie van het Stabilisatie- en Associatieproces 35

HOOFDSTUK 2: ENKELE DELICATE PUNTEN 38

1. Medewerking met internationale strafrechtelijke instanties 38

1.1 Situering 38

1.2 Medewerking met het Joegoslaviëtribunaal 38

1.2.1 Ontstaan en functie van het Internationaal Oorlogstribunaal voor Voormalig Joegoslavië 38

1.2.2 De verwerking van de voorwaarde in het Stabilisatie- en Associatieproces 39

1.2.2.1 Situering 39

1.2.2.2 Medewerking met het Joegoslaviëtribunaal wordt deel van de politieke conditionaliteit 40

1.2.3 Patronen en tendensen betreffende de medewerking van Servië 41

1.2.4 De twee laatste voortvluchtigen: Ratko Mladic en Goran Hadzic 42

1.2.4.1 Gevolgen van het uitblijven van de arrestaties 42

IV

1.2.4.2 De arrestaties van Ratko Mladic en Goran Hadic 43

1.2.5 De situatie na de arrestaties van Ratko Mladic en Goran Hadzic 44

1.3 Medewerking met het Internationaal Strafhof 45

1.3.1 Situering 45

1.3.2 Ontstaan en functie van het Internationaal Strafhof 46

1.3.3 De tegenwerking door de Verenigde Staten 46

1.3.3.1 Het sluiten van bilaterale immuniteitsovereenkomsten 46

1.3.3.2 Weerslag op de Balkan-landen 47

2. De onafhankelijkheid van Kosovo 49

2.1 Historische achtergrond 49

2.1.1 Vredevol verzet 49

2.1.2 Het ontstaan van een gewelddadig conflict 49

2.1.3 Resolutie 1244 51

2.1.4 Op weg naar Kosovaarse onafhankelijkheid 51

2.2 De weerslag van de Kosovaarse onafhankelijkheidsverklaring op het toetredingsproces van Servië 53

2.2.1 Situering 53

2.2.2 Beleid en standpunt van Servië 54

2.2.3 Beleid en standpunt van de Europese Unie 55

2.2.4 Actuele ontwikkelingen 59

2.2.4.1 Het aanvechten van de Kosovaarse onafhankelijkheid binnen de VN 59

2.2.4.2 De gesprekken tussen Servië en Kosovo 60

2.2.4.3 Beschuldigingen van orgaanhandel 62

2.2.4.4 Handelsembargo en geweld aan de grensposten 63

2.2.4.5 Vernieuwde druk vanuit Europese hoek: het Duits ultimatum 64

2.2.4.6 Hervatting van de gesprekken en sluiten van een douaneakkoord 65

V

2.2.4.7 Nieuwe conflicten in Noord-Kosovo 66

2.2.4.8 Op weg naar een oplossing? 67

3. Spanningen met de buurlanden 82

3.1 Situering 82

3.2 De relaties Servië-Kroatië 82

3.2.1 Achtergrond 82

3.2.2 Pogingen tot verzoening 83

3.2.3 Recente controverses 84

3.3 Weerslag van de relaties met de buurlanden op het toetredingsproces van Servië 84

HOOFDSTUK 3: DE HUIDIGE SITUATIE 87

1. Situering 87

2. Vraagstukken voor de Europese Unie 88

2.1 De hervormingsdrang van Tadic vs. ‘uitbreidingsmoeheid’ binnen de EU 88

2.2 Het toetredingsproces van andere Balkan-landen 91

3. Actuele analyse van de positie van Servië in het kader van het toetredingsproces 92

3.1 De moeilijke weg richting kandidaat-lidmaatschap 92

3.1.1 De aanloop naar het advies van de Commissie 92

3.1.2 Het advies van de Commissie 93

3.1.3 De aanloop naar de beslissing van de Raad 94

3.1.4 De beslissing van de Raad 98

3.2 De betekenis van de status van kandidaat-lidstaat 103

3.3 Wat Servië in de toekomst nog te wachten staat: de verdere stappen in het toetredingsproces 106

BESLUIT 113

BIBLIOGRAFIE 119

BIJLAGEN 161

VI

INLEIDING

1. Situering

1. Servië heeft, om het nog eufemistisch uit te drukken, een bewogen geschiedenis achter de rug. Deze werd lange tijd gekenmerkt door nationalistische impulsen en de ambitie tot gebiedsuitbreiding, wat meer dan eens aanleiding gaf tot gewelddadige conflicten. De etnische spanningen en onderlinge vetes tussen de buurlanden uit voormalig Joegoslavië kenden een absoluut hoogtepunt in de jaren 90, toen genocide, etnische zuiveringen, massaverkrachtingen en gruwelijk geweld de regio teisterden tijdens een burenoorlog die in Europa niet snel zal vergeten worden. De Europese Gemeenschappen waren hier allerminst op voorbereid en een onbeholpen, machteloze reactie was het gevolg. Na een vergeefse poging tot verzoening bleek dat de EEG niet in staat was om de escalatie van geweld te voorkomen en een gruwelijke burgeroorlog ontrolde zich in onze achtertuin. Het betreft zonder enige twijfel één van de zwartste pagina’s in de recente geschiedenis van Europa en de toenmalige EEG, die allerminst foutloos had gehandeld, moest aan geloofwaardigheid inboeten.

2. Jaren later is de stabiliteit nu teruggekeerd in de Balkan, maar onderhuidse spanningen blijven aanwezig. Na de Akkoorden van Dayton werd dankzij de Verenigde Staten de rust in zekere mate hersteld, maar van een echte oplossing voor de dieper liggende problemen was geen sprake. De Europese Unie besloot een regionaal beleid te ontwikkelen voor de Westelijke Balkan en zou niet veel later beseffen dat het één van de moeilijkste uitbreidingsdossiers ooit had geopend. Er was nog een lange weg te gaan…

3. Net als de meeste andere landen uit voormalig Joegoslavië begon Servië de vereiste stappen te doorlopen met EU-lidmaatschap als einddoel, maar ondervond vele hindernissen op dat parcours. De klassieke criteria van Kopenhagen, die de Europese Unie al lange tijd hanteert om de toetredingsmogelijkheid van hierom verzoekende landen te beoordelen, werden aangevuld met specifieke voorwaarden voor de landen uit Zuidoost-Europa en die vormden vaak het probleem. Naast deze eisen van regionale samenwerking en volledige medewerking met het Internationaal Oorlogstribunaal voor Voormalig Joegoslavië, die voor de onderworpen landen allerminst evident waren, kende Servië ook nog specifieke problemen die het toetredingsproces tot de Europese Unie bemoeilijkten. Het imago van aanstoker van de oorlogen in voormalig Joegoslavië zorgde eerder al voor allerminst hartelijke reacties vanwege de Europese Unie en door de recente weigering tot erkenning van de onafhankelijkheid van de (voormalige) Servische provincie Kosovo kon het aanvankelijk ook op weinig goodwill rekenen. Er kan dus zeker niet gesproken worden van een probleem- of incidentloos toetredingsproces.

1

4. De democratisering van Servië na de val van Slobodan Milosevic zorgde voor grote veranderingen en de regering van president Boris Tadic leek bereid te zijn om de nodige wijzigingen door te voeren en Servië zo goed mogelijk voor te bereiden op EU-lidmaatschap. Dit engagement zorgde voor een nieuwe wind en bijgevolg ook meer welwillendheid aan de kant van de EU-lidstaten. Maar de berechting van oorlogsmisdadigers en de vereiste coöperatie met het Joegoslaviëtribunaal werd uitermate serieus genomen en het niet arresteren van de resterende voortvluchtigen, die door vele Serviërs als nationale helden worden beschouwd, vormde lange tijd het onderwerp van controverse en felle kritiek tegen het desbetreffende Servische beleid. Het Servisch standpunt omtrent de onafhankelijkheid van Kosovo bemoeilijkt(e) eveneens het toetredingsproces en daarom werd recent voorzien in onderhandelingen tussen beide entiteiten onder de auspiciën van de Europese Unie, die sterk aandringt op een duurzame oplossing voor het voorliggende probleem. Daarnaast kunnen de onderliggende spanningen met de buurlanden ook nog voor complicaties zorgen en op het eerste zicht lijken voorspellingen omtrent de resterende duur van het toetredingsproces nagenoeg onmogelijk.

2. Opbouw

5. Eerst wordt een algemeen beeld geschetst van de historische achtergrond, vanaf de oorsprong van Servië ten tijde van het Byzantijnse rijk tot de periode van het Ottomaans en Oostenrijk-Hongaars imperium. Daarna worden de gebeurtenissen uit de 20ste en 21ste eeuw, die de huidige situatie in grote mate vorm hebben gegeven, uitvoerig belicht. Er zal vooral gefocust worden op de oorlogen in voormalig Joegoslavië en de opdeling in verschillende staten, wat uitermate relevant is om de actuele toestand te begrijpen en te analyseren. Welke rol speelde de EEG bij het opbreken van voormalig Joegoslavië en welke gevolgen heeft dat teweeggebracht? In hoeverre heeft de historische achtergrond de vroegere en huidige relaties tussen Servië en de Europese Unie beïnvloed? De wortels van de antwoorden op deze onderzoeksvragen kunnen in dit gedeelte van de masterproef gevonden worden.

6. In het middendeel van deze masterproef wordt een overzicht gegeven van de relaties van Servië met de Europese Unie en de belangrijke stappen die gezet zijn met het oog op toetreding, waarbij duidelijk zal worden dat het oorlogsverleden en de ook nu nog bestaande spanningen een belangrijke rol blijven spelen. Eerst zullen de bilaterale relaties van de EEG met Joegoslavië en het beleid ten aanzien van de daaruit voortspruitende staten worden besproken, waarna de regionale aanpak van de Europese Unie met betrekking tot Zuidoost-Europa in al zijn aspecten wordt doorgelicht. Hoe voorzag de Europese Unie in een aangepast beleid voor deze van nature onstabiele regio en bereikte deze specifieke aanpak haar doel?

2

7. Na een beknopt deel omtrent de vooruitgang die Servië reeds maakte op het vlak van de door de EU vereiste conditionaliteit, komen we aan de kern van deze masterproef: de bespreking van de verschillende delicate punten die het toetredingsproces van Servië tot de Europese Unie allesbehalve makkelijker hebben gemaakt. Wat vormt/vormde het voornaamste knelpunt in het toetredingsproces van Servië tot de Europese Unie? Eerst komt de medewerking van Servië met internationale strafechtelijke instanties aan bod, waarbij de meeste aandacht uitgaat naar de coöperatie met het Joegoslaviëtribunaal, maar ook enkele woorden gewijd worden aan het Internationaal Strafhof. Wat zijn/waren de juridische gevolgen van de (aarzelende) medewerking met het Internationaal Oorlogstribunaal voor Voormalig Joegoslavië? Daarna volgt misschien wel het belangrijkste knelpunt: de onafhankelijkheid van Kosovo en de repercussies daarvan op het toetredingsproces van Servië. Na een kort historisch overzicht van de conflicten in Kosovo, wordt deze problematiek uitvoerig besproken. Welke positie neemt de Europese Unie precies in ten aanzien van Kosovo en wat zijn de gevolgen daarvan op haar extern beleid? Zorgt het standpunt van Servië omtrent Kosovo voor een onoverkomelijk probleem in de relaties met de EU? Het laatste delicaat punt betreft de relaties van Servië met buurlanden als Kroatië, die (met precedenten als de conflicten Turkije-Cyprus en Slovenië-Kroatië in het achterhoofd) ook zeer relevant kunnen blijken in het kader van het toetredingsproces tot de Europese Unie. Kunnen deze conflicten en vertroebelde relaties nog voor problemen zorgen bij het toetredingsproces?

8. Na het bespreken van deze delicate punten is het noodzakelijk om de huidige situatie in beeld te brengen. Naast enkele vraagstukken voor de Europese Unie en de verwachtingen van Servië, komen hier vooral de actuele ontwikkelingen op weg naar EU-lidmaatschap aan bod en worden deze uitgebreid geanalyseerd. Doet de Europese Unie goed aan een geïsoleerde toetreding van Kroatië en welke invloed zal de toenemende ‘uitbreidingsmoeheid’ bij de lidstaten nog hebben op het toetredingsproces van Servië? Doorheen het hele werk manifesteert zich ook de volgende onderzoeksvraag: in welke mate kunnen niet-juridische elementen een juridisch proces als de toetreding tot de Europese Unie beïnvloeden? In het toetredingsproces kunnen politieke, niet- juridische overwegingen immers meer dan eens doorslaggevend blijken en maken feiten die op zich geen enkel juridisch karakter hebben soms een wereld van verschil uit. Uiteindelijk kan dan geconcludeerd worden omtrent de precieze positie van Servië ten opzichte van de Europese Unie en kan gespeculeerd worden over de mogelijke toetreding.

3

4

TITEL I: HISTORISCHE ACHTERGROND

1. Vroege geschiedenis en verdere ontwikkeling

9. Het begin van Servië kan gesitueerd worden in de 7de eeuw, wanneer Slavische volkeren zich vestigden in de Balkan, dat toen nog deel uitmaakte van het uitgestrekte Byzantijnse Rijk.1 In de beginjaren was de Servische staat niet veel meer dan een protectoraat van het Byzantijnse Rijk en het Bulgaarse Rijk, maar het begon zich geleidelijk te emanciperen en consolideren. Na de stichting van het Servisch Koninkrijk in de 12de eeuw werd de Servisch Orthodoxe Kerk opgericht en kwam men eveneens met een eerste Servische grondwet op de proppen.2

10. Vanaf de 14e eeuw zorgde het steeds groter wordende Ottomaanse Rijk voor een nieuwe bedreiging. In twee cruciale veldslagen, de slag van Maritsa en de slag op het Merelveld, werden de Serviërs door de Ottomanen verslagen. Vooral dit laatste gevecht, met het huidige Kosovo als strijdtoneel, bleek het keerpunt te zijn in de oorlog tussen de Serviërs en het Ottomaanse Rijk.3 Na deze nederlaag misten de Serviërs de nodige strijdkracht en kon geen weerstand meer geboden worden tegen de Ottomaanse invasie. Toch blijft de slag op het Merelveld gezien worden als een symbool van Servisch patriottisme en werd het in de latere geschiedenis nog vaak terug opgerakeld.4

11. De Servische aanwezigheid in de Balkan verdween van de voorgrond door de annexatie bij het Ottomaanse Rijk en Servië werd gekenmerkt door interne vetes. Het Ottomaanse rijk kreeg echter serieuze tegenstand te verwerken van het Oostenrijks-Hongaars imperium, dat vaak medewerking kreeg van de Serviërs, en begon daardoor steeds meer zijn grip te verliezen. Aan het begin van de 19de eeuw zorgde het slagen van de Servische revolutie tegen het Ottomaans gezag, veruitwendigd door twee grote opstanden, voor autonomie en de oprichting van het Vorstendom Servië, dat op het

1 Zie T. GALLAGHER, Outcast Europe: the Balkans, 1789-1989: from the Ottomans to Milosevic, Londen, Routledge, 2005, 20 (hierna verkort T. GALLAGHER, Outcast Europe); T. JUDAH, The Serbs: history, myth, and the destruction of Yugoslavia, New Haven, Yale University Press, 2000, 7-9 (hierna verkort T. JUDAH, The Serbs); J. R. LAMPE Yugoslavia as history: Twice there was a country, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, 16 (hierna verkort J. R. LAMPE, Yugoslavia as history). 2 Zie R. DETREZ, Servië-Montenegro, Amsterdam, KIT Publishers, 2003, 7-8 (hierna verkort R. DETREZ, Servië- Montenegro); T. JUDAH, The Serbs, 17-21. 3 Zie R. DETREZ, Servië-Montenegro, 7; T. JUDAH, The Serbs, 29-47; J. R. LAMPE, Yugoslavia as history, 18. 4 Zie R. DETREZ, Kosovo: de uitgestelde oorlog, Antwerpen, Houtekiet, 1999, 18-19 (hierna verkort R. DETREZ, Kosovo); N. POPOV, The road to war in Serbia: trauma and catharsis, Boedapest, Central European University Press, 2000, 190-209; L. STROBBE, 600 jaar later: De slag bij Kosovo in de hedendaagse, Servische literatuur, onuitg. masterproef Oost-Europese Talen en Culturen UGent, 2008-2009, 9-12. 5

Congres van Berlijn van 1878 officieel werd erkend en in 1882 de vorm aannam van het Koninkrijk Servië.5

2. Balkanoorlogen en Wereldoorlog I

12. Op het einde van de negentiende eeuw werd de interne politiek in Servië vooral gekenmerkt door de rivaliteit tussen twee invloedrijke dynastieën en aan deze wisselende machtsstrijd kwam pas in 1903 een einde.6 De Balkanoorlogen in 1912 en 1913, waar Servië telkens als winnaar uitkwam, zorgden voor een grote gebiedsuitbreiding. Het grondgebied van Servië werd nagenoeg verdubbeld en Kosovo, door Servische historici vaak beschouwd als de bakermat van de Servische beschaving, werd heroverd op het Ottomaanse rijk.7 Servië was nog steeds een land van arme boeren, maar Oostenrijk-Hongarije maakte zich ongerust over het groeiende succes van de Zuid-Slavische nationalisten (ook wel ‘Joegoslavisten’ genoemd) onder de Slovenen, Kroaten en Serviërs. Deze hadden het idee opgevat dat Servië in staat was hen te verenigen in één grote Zuid-Slavische staat.

13. In 1914 vermoordde Gavrilo Princip, een Bosnisch-Servische nationalist, de Oostenrijk-Hongaarse troonopvolger Frans Ferdinand, die in Sarajevo op staatsbezoek was.8 Dit gebeurde niet toevallig op 28 juni, de datum van de slag op het Merelveld, een bijzondere dag voor de Zuid-Slavische nationalisten.9 De moord zorgde voor een opeenvolging van gebeurtenissen die uiteindelijk aanleiding gaven tot de Eerste Wereldoorlog. Oostenrijk-Hongarije verklaarde de oorlog aan Servië, hoewel er nochtans alles aan gedaan werd om aan de Oostenrijk-Hongaarse eisen te voldoen. Niet veel later werd Europa omgetoverd tot een slagveld en Servië werd zo één van de fronten in de massale gevechten die uitbraken. Het Servische leger, dat zich aan de kant van de Triple Entente (het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Rusland) schaarde, verdedigde het land en behaalde verschillende overwinningen, maar werd uiteindelijk toch teruggedrongen door een overmacht aan Duitse, Oostenrijk-Hongaarse en Bulgaarse troepen die het land binnenvielen. Servië telde heel wat slachtoffers en verloor meer dan een vierde van de bevolking.10

5 Zie R. DETREZ, Servië-Montenegro, 10; T. GALLAGHER, Outcast Europe, 47-50; M. GLENNY, The Balkans: 1804- 1999. Nationalism, War and the Great Powers, Londen, Granta Books, 1999, 1-70 (hierna verkort M. GLENNY, The Balkans); T. JUDAH, The Serbs, 75-76; J. R. LAMPE, Yugoslavia as history, 18. 6 Zie R. DETREZ, Servië-Montenegro, 10-11; M. GLENNY, The Balkans, 187-189. 7 Zie M. GLENNY, The Balkans, 228-248; T. GALLAGHER, Outcast Europe, 61-72; J. R. LAMPE, Yugoslavia as history, 89-98. 8 Zie R. DETREZ, Servië-Montenegro, 11; T. GALLAGHER, Outcast Europe, 69-72. 9 Supra 5, nr. 10. 10 Zie J. R. LAMPE, Yugoslavia as history, 107-108; A. MITROVIC, Serbia’s great war. 1914-1918, Londen, Hurst, 2007, 400 p. 6

3. Het ontstaan van Joegoslavië en Wereldoorlog II

14. In 1918 eindigde de Eerste Wereldoorlog met een overwinning voor de geallieerden, waartoe ook Servië behoorde.11 In de vredesverdragen na de oorlog werd tegemoetgekomen aan bijna alle Servische aanspraken op Oostenrijk-Hongaarse gebieden en de Zuid-Slavische nationalisten zagen hun droom werkelijkheid worden. Zowel het Oostenrijk-Hongaarse als het Ottomaanse rijk spatte uiteen en na wat moeilijkheden werd op 1 december 1918 een nieuwe entiteit gevormd: het Koninkrijk van Serven, Kroaten en Slovenen.12 Reeds vanaf het ontstaan werd deze staat ‘Joegoslavië’ genoemd, maar deze benaming werd pas officieel in 1929. Het duurde helaas niet lang voor er serieuze spanningen ontstonden.13 De Servische centralistische politiek werd hardhandig opgedrongen aan Kroaten en Slovenen, diverse minderheden werden genegeerd en nagenoeg alle belangrijke posities in het staatsbestel werden door Serviërs bekleed. Vanaf de grondwet van 1921 was er sprake van een unitaire staat, die in de praktijk volledig gecontroleerd werd door Serviërs.14

15. Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog werd Joegoslavië omringd door vijandige gebieden, die een overeenkomst hadden gesloten met Duitsland of Italië. Joegoslavië werd door Hitler zwaar onder druk gezet om zich bij de asmogendheden te voegen, maar ging daar niet op in. Na een korte oorlog was Joegoslavië genoodzaakt zich over te geven en werd het volledig ontmanteld. De westerse delen van het land vormden samen met Bosnië-Herzegovina de Onafhankelijke Staat Kroatië, een marionet van nazi-Duitsland die gecontroleerd werd door de Ustaša, een Kroatische nationalistische en antisemitische organisatie. Hetzelfde gebeurde met Servië, onder het regime van Nedic, terwijl de andere delen van Joegoslavië geannexeerd werden door nabijgelegen landen die deel uitmaakten van de asmogendheden.15

16. Diverse verzetsbewegingen werden actief en bestreden de bezetter en de collaborerende regeringen, maar ook elkaar. Aan de ene kant had je de Četniks, die trouw bleven aan de Joegoslavische regering, die naar Londen was gevlucht. Aan de andere kant had je de Joegoslavische partizanen van Josip Broz Tito, die een communistisch Joegoslavië als einddoel zagen.16 De Duitse

11 Zie T. GALLAGHER, Outcast Europe, 73-77; M. GLENNY, The Balkans, 312-317. 12 Zie R. DETREZ, Servië-Montenegro, 12; J. R. LAMPE, Yugoslavia as history, 99. 13 Zie R. DETREZ, Servië-Montenegro, 12; M. GLENNY, The Balkans, 402-407; J. R. LAMPE, Yugoslavia as history, 160; N. PETERNEL, Voorheen Joegoslavië: de achtergronden van de Balkanoorlog, Amsterdam, Balans, 1993, 25- 29 (hierna verkort N. PETERNEL, Voorheen Joegoslavië). 14 Zie M. GLENNY, The Balkans, 412; J. R. LAMPE, Yugoslavia as history, 161-173. 15 Zie R. DETREZ, Servië-Montenegro, 12-13; T. GALLAGHER, Outcast Europe, 127-129; M. GLENNY, The Balkans, 485-486; J. TOMASEVICH, War and revolution in Yugoslavia. 1941-1945: Occupation and collaboration, Stanford, Stanford University Press, 2001, 842 p. 16 Zie R. DETREZ, De sloop van Joegoslavië: het relaas van een boedelscheiding, Antwerpen, Hadewijch, 1996, 96-97 (hierna verkort R. DETREZ, De sloop van Joegoslavië); M. GLENNY, The Balkans, 487-495; J. R. LAMPE, Yugoslavia as history, 200-203. 7 bezetter organiseerde concentratiekampen en veel Joden en opstandelingen werden gedood. Ze werden gretig geholpen door de Kroatische Ustaša, die onder leiding van Ante Pavelic haar kans schoon zag om een regelrechte volkerenmoord na te streven waardoor veel etnische Serviërs de dood vonden.17 De partizanen, die eensgezinder waren en op een grotere achterban konden rekenen dan de (vooral Servische) Četniks, kregen de steun van de geallieerden en dit zou er uiteindelijk toe leiden dat Tito na de oorlog met harde hand (en niet steeds op correcte wijze) de macht greep in Joegoslavië. Joegoslavië was één van de zwaarst getroffen landen in de Tweede Wereldoorlog: het verloor meer dan tien procent van zijn bevolking en leed daarnaast ook massale materiële schade.

4. Het bewind van Tito

17. Na Wereldoorlog II greep Josip Broz Tito de macht in het nieuwe Joegoslavië, dat (na vele naamswijzigingen) in 1963 werd omgedoopt tot de Socialistische Federale Republiek Joegoslavië maar in de volksmond nog steeds simpelweg als Joegoslavië werd aangeduid. Hij regeerde zeer kordaat en volgde aanvankelijk de richtlijnen van de Sovjet-Unie: bedrijven werden genationaliseerd, landbouwgrond gecollectiviseerd en politieke opposanten geliquideerd.18 Tito legde in zijn beleid echter nog eigen accenten en dit begon geleidelijk aan spanningen op te werken, wat in 1948 leidde tot de verstoting van Joegoslavië door de Sovjet-Unie.19 Het resultaat: een socialistische staat met een eigen, liberaal gelaat, die niet gebonden was en bijgevolg neutraal bleef in de ideologische strijd.

18. Joegoslavië werd op economisch vlak omgevormd van een land van boeren tot een industrieel land, dat een goede reputatie genoot en een toeristische trekpleister werd. De belangrijkste invloed van Tito moet evenwel gezocht worden op het staatsrechtelijk vlak.20 Tito zette een systeem op poten dat het nationalisme in de verschillende regio’s de kop indrukte en pleitte voor eenheid en broederschap.21 Joegoslavië werd gestructureerd als een federale staat, bestaande uit verschillende republieken (die de verschillende meerderheidsvolkeren weerspiegelden) en autonome provincies (waardoor rekening werd gehouden met de aanwezige minderheden).22 Alle deelstaten (republieken en autonome provincies) hadden een eigen grondwet, president en regering.

17 Zie M. GLENNY, The Balkans, 498-506. 18 Zie R. DETREZ, Servië-Montenegro, 13; J. R. LAMPE, Yugoslavia as history, 222-224. 19 Zie M. B. BROWN, From Tito to Milosevic. Yugoslavia, the lost country, Londen, Merlin Press, 2005, 87-94 (hierna verkort M. B. BROWN, From Tito to Milosevic); M. GLENNY, The Balkans, 570-574; J. R. LAMPE, Yugoslavia as history, 241-245. 20 “Yugoslavia is a nation of six states, five cultures, four languages, three religions, two alphabets, but one political party.” ― Josip Broz Tito 21 “We have spilt an ocean of blood for the brotherhood and unity of our people and we shall not allow anyone to touch or destroy it from within.” ― Josip Broz Tito 22 Zie R. DETREZ, Servië-Montenegro, 13-14; M. GLENNY, The Balkans, 575-576. 8

19. Er waren 6 socialistische republieken: Bosnië & Herzegovina, Kroatië, Macedonië, Montenegro, Slovenië en Servië. In deze laatste republiek bevonden zich nog eens twee autonome provincies: Kosovo, waar de Albanese minderheid geconcentreerd was, en Vojvodina, waar heel wat Hongaren gevestigd waren. De staatsstructuur moest er voor zorgen dat de verschillende nationaliteiten elkaar niet naar de keel zouden vliegen. De autonome provincies beschikten vanaf 1974 over nagenoeg dezelfde bevoegdheden als de republieken en om een te grote Servische dominantie te vermijden werd hen eveneens een stem in de Federatieraad, het belangrijkste gemeenschappelijke besluitvormingsorgaan, toegekend.23 Dit kon helaas niet voorkomen dat de samenwerking stroef begon te verlopen en dat er geleidelijk aan acht autarkische entiteiten ontstonden.

5. De opkomst van Slobodan Milosevic

20. De terugschroeving van de Servische (over)vertegenwoordiging in de instellingen en openbare functies van de autonome provincies zorgde voor steeds meer onrust bij de Serviërs, die zich bedreigd voelden door de groeiende Albanese bevolking in Kosovo. Toen Kosovaarse nationalisten in 1981 door middel van een grote demonstratie in Pristina pleitten voor een aparte republiek, leidde dit tot hevige reacties uit het Servische kamp. Het idee dat Kosovo, ‘de bakermat van de Servische beschaving’, volledig afgescheurd zou worden van Servië, was voor hen ondenkbaar.24 Het Sanu- Memorandum van de Servische Academie van Wetenschappen en Kunsten, opgesteld door enkele Servische intellectuelen, riep op tot actie en maakte het groeiende Servische nationalisme concreet.25

21. Inmiddels was duidelijk geworden dat de verregaande federalisering in Joegoslavië efficiënte besluitvorming vrijwel onmogelijk maakte. Dit werd pijnlijk aangetoond door de machteloosheid van Joegoslavië tegenover de economische crisis.26 Na de dood van Josip Broz Tito, de architect van het nieuwe Joegoslavië en de persoon die erin slaagde om de verschillende nationaliteiten in één geheel te laten samenwerken, werd het steeds moeilijker om de deelstaten in toom te houden.27 In deze tijden van economische crisis vierde het (Servische) nationalisme weer hoogtij en Slobodan Milosevic

23 Zie R. DETREZ, De sloop van Joegoslavië, 123-124; N. PETERNEL, Voorheen Joegoslavië, 29-30. 24 Zie R. DETREZ, Servië-Montenegro, 14; M. GLENNY, The Balkans, 624-625; N. POPOV, The road to war in Serbia: trauma and catharsis, Boedapest, Central European University Press, 2000, 190-194. 25 Zie N. POPOV, The road to war in Serbia: trauma and catharsis, Boedapest, Central European University Press, 2000, 52-55. 26 Zie R. DETREZ, De sloop van Joegoslavië, 157-158; J. R. LAMPE, Yugoslavia as history, 315-320; S. P. RAMET, Balkan Babel: the disintegration of Yugoslavia from the death of Tito to the fall of Milosevic, Boulder, Westview Press, 2002, 50-51 (hierna verkort S. P. RAMET, Balkan Babel). 27 Zie R. DETREZ, De sloop van Joegoslavië, 166-169; N. PETERNEL, Voorheen Joegoslavië, 31-35; N. POPOV, The road to war in Serbia: trauma and catharsis, Boedapest, Central European University Press, 2000, 399-421. 9 werd daar het boegbeeld van.28 Hij wou Joegoslavië weer centraliseren en beloofde de bevolking dat er een einde zou komen aan de discriminatie waaraan Serviërs in Kosovo, Kroatië en Bosnië onderworpen waren.

22. De aanhang van Milosevic groeide en via massabetogingen werden de regeringen in Kosovo en Vojvodina onder druk gezet. De autonomie van deze autonome provincies werd op wederrechtelijke wijze opgeheven en hun zetels in de Federatieraad werden rechtstreeks door Servië bezet. Elke vorm van verzet werd op hardhandige wijze onderdrukt. Het Servisch nationalisme werd verder aangewakkerd door Milosevic, die ondertussen tot Servisch president was verkozen, via een speech op het Merelveld in Kosovo op 28 juni 1989, ter ere van de slag tegen de Ottomanen die daar 600 jaar eerder had plaatsgevonden.29 De macht van Servië groeide, door middel van de bijkomende stemmen in de Federatieraad, en dit zorgde voor spanningen in de andere republieken van Joegoslavië.

6. De oorlogen in voormalig Joegoslavië

23. De voorgaande gebeurtenissen leidden uiteindelijk tot het uiteenspatten van Joegoslavië. Slovenië en Kroatië, de twee welvarendste deelrepublieken, hadden genoeg van de groeiende dominantie van Milosevic en het dreigend verlies van hun autonomie. De EEG, die sinds 1980 een samenwerkingsakkoord had met Joegoslavië30, deed eerst nog een poging om de gemoederen te bedaren en het conflict op te lossen, maar dat bleek tevergeefs. Ondanks buitenlandse oproepen om de eenheid te bewaren, verklaarde Slovenië zich op 25 juni 1991 onafhankelijk. Nog dezelfde dag besliste Kroatië hetzelfde.31 Het geweld werd alleen maar intenser door de onafhankelijkheidsverklaringen, waar de Europese Economische Gemeenschap erg ambivalent op reageerde.32 De EEG was als dusdanig geen voorstander van de desintegratie van landen, maar

28 Zie J. R. LAMPE, Yugoslavia as history, 338-341; L. SELL, Slobodan Milosevic and the destruction of Yugoslavia, Durham, Duke University Press, 2002, 39-64 (hierna verkort L. SELL, Slobodan Milosevic and the destruction of Yugoslavia). 29 Supra 5, nr. 10. 30 Infra 15, nr. 32. 31 Zie M. B. BROWN, From Tito to Milosevic, 140; R. DETREZ, De sloop van Joegoslavië, 192-197; N. PETERNEL, Voorheen Joegoslavië, 81. 32 Zie A. J. BELLAMY, Kosovo and international society, Londen, Palgrave Macmillan, 2002, 26-29 (hierna verkort A. J. BELLAMY, Kosovo and international society); S. BLOCKMANS, Tough Love. The European Unions relations with the Western Balkans, Den Haag, Asser Press, 2007, 133-152 (hierna verkort S. BLOCKMANS, Tough Love); M. B. BROWN, From Tito to Milosevic, 140-141; W. DE BRUYNE, De saga omtrent het juridisch statuut van Kosovo. De rol van de Europese Unie, onuitg. masterproef Rechten UGent, 2008-2009, 9-10 (hierna verkort W. DE BRUYNE, De saga omtrent het juridisch statuut van Kosovo); A. HAMMOND, The Balkans and the West: Constructing the European other, 1945-2003, Aldershot, Ashgate, 2004, 153-161; M. MARESCEAU, “Zuidoost- Europa en de Europese Unie” in R. DETREZ (ed.), Ontmoeting met de Balkan, Wetteren, KVAB, 2005, 17 (hierna verkort M. MARESCEAU, Zuidoost-Europa en de Europese Unie); N. PETERNEL, Voorheen Joegoslavië, 81-83; L. S. TALANI, EU and the Balkans. Policies of integration and disintegration, Cambridge, Cambridge Scholars 10

Duitsland, dat op dat moment oppermachtig was en zich opwierp als de nieuwe leider van het Europese continent, zag in de snelle erkenning van deze staten een middel om stabilisatie in de Balkan te bewerkstelligen. Ondanks het feit dat Duitsland alleen stond met zijn standpunt en de Arbitragecommissie voor de vrede in Joegoslavië (doorgaans Badinter Commissie33 genoemd) besloot dat Kroatië niet voldeed aan de criteria voor onafhankelijkheid, gingen de EEG-lidstaten over tot erkenning van Kroatië en Slovenië.34 De kogel was door de kerk en de gevolgen waren desastreus: de machtswellust van Milosevic was nu niet meer te stoppen en een lange periode van etnisch geweld en gruwelijkheden werd ingeluid.

24. In de maanden volgend op de onafhankelijkheid van Slovenië en Kroatië besloten Macedonië en Bosnië-Herzegovina hetzelfde te doen. De erkenning van deze nieuwe staten zorgde ervoor dat vele Serviërs zich als minderheid in een vreemde staat bevonden, wat absoluut onaanvaardbaar was in het licht van het nagestreefde ‘Groot-Servië’. Een reactie van Servië, dat wat overbleef van Joegoslavië nu compleet domineerde en vanaf 1992 samen met Montenegro de Federale Republiek Joegoslavië35 vormde, was onvermijdelijk.

25. Slovenië werd vrij snel opgegeven door de Serviërs en verder dan een symbolische actie van het Joegoslavische leger kwam het niet. De regering in Belgrado besefte dat het beter was om Slovenië links te laten liggen en hun macht in de overgebleven delen van Joegoslavië te consolideren. Anders verliep het in Kroatië en Bosnië: met behulp van het Joegoslavische volksleger probeerden Servische burgermilities onafhankelijke gebieden te creëren, die zich later bij Servië zouden aansluiten. Etnische zuiveringen, genocide, massale verdrijvingen, vreselijke oorlogsmisdaden en gruwelijk geweld aan beide kanten was het gevolg.

26. In Kroatië vormde de Krajina (te vertalen als ‘grensgebieden’) het eerste strijdtoneel.36 De aldaar gevestigde Serven riepen onder leiding van de Servische politicus Milan Babic de Republiek van Servisch Krajina uit en verklaarden zich op die manier onafhankelijk. Het Joegoslavische volksleger bestookte verschillende Kroatische steden zoals Vukovar, Karlovac, Slavonski Brod en Dubrovnik,

Publishing, 2008, 89-91 (hierna verkort L. S. TALANI, EU and the Balkans); S. TERRET, The dissolution of Yugoslavia and the Badinter arbitration commission. A contextual study of peace-making efforts in the post- Cold War world, Aldershot, Ashgate, 2000, 119-185. 33 Deze arbitragecommissie, op 27 augustus 1991 in het leven geroepen door de Europese Economische Gemeenschap en voorgezeten door Frans politicus Robert Badinter, diende de verschillende opties bij de nakende opdeling van Joegoslavië op juridische wijze te analyseren en tegen elkaar af te wegen (zie Verklaring EPS van 28 augustus 1991, Bulletin EG 9-1991, 1.4.2). 34 Duitsland erkende Kroatië op 23 december 1991. De andere lidstaten volgden op 15 januari 1992: in de hoop zo te vermijden dat de oorlog zich tot in Bosnië zou uitzaaien werden zowel Slovenië als Kroatië door allen erkend (zie E. FAUCOMPRET, The dismemberment of Yugoslavia and the , s.l., s.n., 2001, 11). 35 Zie R. DETREZ, De sloop van Joegoslavië, 199-200. 36 Zie R. DETREZ, De sloop van Joegoslavië, 211-228; M. GLENNY, The fall of Yugoslavia, Londen, Penguin Books, 1996, 98-137; S. P. RAMET, Balkan Babel, 156-162. 11 maar trok zich in 1992 terug uit Kroatië om belegeringen in Bosnië-Herzegovina uit te voeren. Na het ondertekenen van een akkoord werd de Krajina door VN-veiligheidstroepen beschermd als gedemilitariseerde zone37, maar dit kon niet verhelpen dat het enige tijd later onder de voet werd gelopen door Kroatische troepen.38

27. Ook in Bosnië-Herzegovina had men de bedoeling om de door Serviërs bevolkte gebieden in één aaneensluitend geheel te verenigen, dat zich dan later bij Servië zou voegen.39 Begin 1992 riep men de onafhankelijkheid uit van de Servische Republiek (Republika Srpska). De bij het brede publiek meest gekende oorlogsmisdadigers toonden zich op dit strijdtoneel van hun slechtste kant: de Bosnische Serviërs Radovan Karadzic en Ratko Mladic waren respectievelijk de president en het hoofd van het leger van de Republika Srpska.40 Naast de lange belegering van Sarajevo staat de oorlog in Bosnië bekend voor de vele massaverkrachtingen en etnische zuiveringen van dorpen als Prijedor en Srebrenica, waar vele Bosnische moslims (‘Bosnjakken’) het leven lieten. De internationale druk op Milosevic om zijn steun aan de Bosnische Serviërs op te zeggen groeide en bereikte later ook haar doel wanneer Milosevic de onwillige Karadzic een vredesakkoord opdrong.

28. Het was vooral de Verenigde Staten (en niet de Europese Unie) die voor een staakt-het-vuren gezorgd hebben door naast Slobodan Milosevic de andere hoofdrolspelers van de oorlogen in Joegoslavië, zijnde de Kroatische president Franjo Tudjman en de Bosnische president Alija Izetbegovic, uit te nodigen voor onderhandelingen. Dit zou in 1995 leiden tot het ondertekenen van het Verdrag van Dayton41, dat zonder een duurzame oplossing te bieden wel zorgde voor stabiliteit en het etnisch geweld en bloedvergieten een halt toeriep.42 De Servische Republiek werd daarin erkend als een aparte deelstaat van Bosnië-Herzegovina en is dat nog tot op vandaag.

7. De democratisering van Servië

29. Ook na het Verdrag van Dayton bleef Milosevic Servië stevig in zijn greep houden.43 Hij schuwde mensenrechtenschendingen noch verkiezingsfraude en ook de invoering van een meerpartijenstelsel

37 Zie R. DETREZ, De sloop van Joegoslavië, 298; N. PETERNEL, Voorheen Joegoslavië, 84. 38 "There can be no return to the past, to the times when [Serbs] were spreading cancer in the heart of , a cancer that was destroying the Croatian national being... So it is as if they have never lived here...They didn't even have time to take with them their filthy money or their filthy underwear!" ― Franjo Tudjman 39 Zie R. DETREZ, De sloop van Joegoslavië, 278-286; M. GLENNY, The fall of Yugoslavia, Londen, Penguin Books, 1996, 139-180; S. P. RAMET, Balkan Babel, 203-211. 40 Infra 39, nr. 78 en 42, nr. 84. 41 General framework agreement for peace in Bosnia and Herzegovina, Parijs, 14 december 1995, www.ohr.int (geraadpleegd op 13 december 2011). 42 Zie R. DETREZ, De sloop van Joegoslavië, 315-323; A. HAMMOND, The Balkans and the West: Constructing the European other, 1945-2003, Aldershot, Ashgate, 2004, 165-168; S. P. RAMET, Balkan Babel, 277-280; L. SELL, Slobodan Milosevic and the destruction of Yugoslavia, 223-261. 43 Zie R. DETREZ, Servië-Montenegro, 18-19. 12 zorgde niet onmiddellijk voor democratische tendensen. De kritiek op zijn dictatoriaal regime beperkte zich toen nog tot de wijdverspreide corruptie en het machtsmisbruik, maar de nationalistische veroveringsdrang werd niet onmiddellijk in vraag gesteld. Er bewogen wel zaken aan de kant van de oppositie, maar men kwam niet tot concrete resultaten.44 De militaire interventie van de NAVO als reactie op de voorvallen in Kosovo45 versterkte de positie van Milosevic alleen maar46 en de verdeeldheid tussen de verschillende oppositiepartijen maakte het vormen van één front zeer moeilijk. Daar kwam verandering in toen de studentenbeweging ‘Otpor!’ (wat zoveel betekent als ‘Verzet!’) erin slaagde om de tegenstanders van Milosevic te mobiliseren en een zekere vorm van eenheid te creëren. Men slaagde erin om de neuzen in de zelfde richting te krijgen, waardoor de verschillende oppositiepartijen verenigd werden (Democratische Oppositie van Servië) en één gezamenlijke presidentskandidaat (Vojislav Kostunica) werd gesteund.47 Milosevic, die van plan was nog enkele ambtstermijnen in het zadel te blijven en zo een aanhoudingsbevel van het Internationaal Oorlogstribunaal voor Voormalig Joegoslavië wou ontlopen, bleek zijn populariteit schromelijk overschat te hebben en verloor de verkiezingen. Na de nodige tegenwerking moest hij zich onder internationale druk gewonnen geven en werd hij niet veel later gearresteerd om in Den Haag berecht te worden, waar hij in 2006 overleed.48

30. De verkiezing van Kostunica als president van Joegoslavië kon op veel bijval rekenen van de internationale gemeenschap en Servië werd gaandeweg weer geaccepteerd in de internationale organisaties. De democraat Zoran Dindic werd premier en stond bekend voor zijn radicale hervormingsdrang, wat tot vertroebelde relaties zorgde met de nogal conservatieve Kostunica. Dindic werd gekenmerkt door zijn inschikkelijkheid jegens het Westen en zorgde ervoor dat Milosevic en andere oorlogsmisdadigers konden worden uitgeleverd, wat door de bevolking (die vele oorlogsmisdadigers als nationale helden beschouwen) niet altijd in dank werd afgenomen en zijn populariteit geen goed deed.49 De rivaliteit tussen de twee politici zorgde voor erg inefficiënte en onproductieve politiek en leidde ertoe dat de bevolking amper kwam opdagen bij de Servische presidentsverkiezingen van 2002. Op die manier werd geen president verkozen en een politieke

44 Zie S. STOJANOVIC, Serbia: the democratic revolution, Amherst, Humanity Books, 2003, 197-201; M. UVALIC, Serbia’s transition. Towards a better future, Londen, Palgrave Macmillan, 2010, 108-109 (hierna verkort M. UVALIC, Serbia’s transition). 45 Infra 50, nr. 100. 46 "It should be clear to all, after the past ten years, that NATO isn't attacking Serbia because of Milosevic; it is attacking Milosevic because of Serbia." ― Slobodan Milosevic 47 Zie D. BUJOSEVIC en I. RADANOVIC The fall of Milosevic: the October 5th revolution, Basingstoke, Palgrave Macmillan, 2003, 170-175; R. DETREZ, Servië-Montenegro, 19-20; A. FAGAN, Europe's Balkan dilemma: paths to civil society or state-building?, Londen, Tauris, 2010, 112 (hierna verkort A. FAGAN, Europe’s Balkan dilemma); S. STOJANOVIC, Serbia: the democratic revolution, Amherst, Humanity Books, 2003, 201-204; M. UVALIC, Serbia’s transition, 107-113. 48 Infra 39, nr. 77. 49 Infra 40, nr. 79. 13 impasse was het gevolg.50 Servië verkeerde lange tijd in politieke crisis, maar ondanks de groeiende aanhang van radicale antiwesterse partijen werden de Servische parlementaire verkiezingen in 2003 gewonnen door de hervormingspartijen. De Servische presidentsverkiezingen in 2004 werden gewonnen door de prowesterse democraat Boris Tadic, die in 2008 herverkozen werd en duidelijk een nieuwe wind deed waaien.51

31. De democratische verhoudingen werden na de val van Milosevic opnieuw hersteld en de autonomie van Vojvodina werd terug geïnstalleerd. In 2006 zorgde een nipte meerderheid in een referendum voor de onafhankelijkheidsverklaring van Montenegro, die twee dagen later beantwoord werd door de onafhankelijkheidsverklaring van Servië.52 De inspanningen van de Montenegrijnse president Milo Dukanovic kenden na lang wachten resultaat en, nadat een nieuwe grondwet in 2003 al in ruime autonomie voor beide republieken voorzag, werden de twee staten nu (zonder bloedvergieten) van elkaar gescheiden.53 Servië was voor het eerst sinds 1918 weer een aparte, onafhankelijke staat. Hetzelfde jaar nog werd via een referendum de nieuwe Servische Grondwet goedgekeurd en in latere verkiezingen werd de hervormingsgezinde en prowesterse houding van het nieuwe Servië onder Boris Tadic bevestigd. De eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo in 200854, die door verschillende westerse landen werd erkend, zorgde wel voor een politieke crisis en vervroegde parlementsverkiezingen. De partij van Tadic bleef echter stevig in het zadel en na lange onderhandelingen werd een nieuwe pro-Europese regering gevormd.

50 Zie R. DETREZ, Servië-Montenegro, 21-22; A. FAGAN, Europe’s Balkan dilemma, 112-113; M. UVALIC, Serbia’s transition, 112-113. 51 Zie J. N. CLARK, Serbia in the shadow of Milošević: the legacy of conflict in the Balkans, Londen, Tauris, 2008, 141; M. UVALIC, Serbia’s transition, 141-143. 52 Zie S. BLOCKMANS, Tough Love, 261-263. 53 Zie R. DETREZ, Servië-Montenegro, 22-23; M. UVALIC, Serbia’s transition, 141. 54 Infra 51, nr. 102. 14

TITEL II: HET TOETREDINGSPROCES VAN SERVIË TOT DE EUROPESE UNIE

HOOFDSTUK 1: ACHTERGROND

1. Bilaterale betrekkingen

1.1 De relaties EEG - Joegoslavië

32. Aangezien de situatie in de Westelijke Balkan uitermate gevoelig en complex was, waren de betrekkingen van de Europese Economische Gemeenschap met wat ze voortaan als ‘Zuidoost- Europa’55 zouden benoemen dat eveneens. Er werd maar erg traag een beleid voor de regio ontwikkeld en pas midden de jaren 90 gooide men het over een andere boeg. Tot dan behielp de EEG zich met afzonderlijke bilaterale relaties met de verschillende staten, althans na de onafhankelijkheidsverklaringen en opdeling van voormalig Joegoslavië. Toen er daarvoor nog sprake was van de Socialistische Federale Republiek Joegoslavië en de uiteenspatting nog niet had plaatsgevonden, was er in 1980 (net voor het overlijden van Josip Broz Tito) al een samenwerkingsovereenkomst gesloten tussen Joegoslavië en de EEG.56 Joegoslavië, dat als communistisch land toch neutraal bleef in de ideologische strijd tussen het Oosten en het Westen57, bleek een invloedrijke pion en toonde zich daardoor een geschikte strategische partner voor de toenmalige Europese Economische Gemeenschap.

33. Het akkoord getuigde van een zeer welwillende benadering vanwege de EEG, die duidelijk bereid was om geprivilegieerde betrekkingen aan te knopen met Joegoslavië. Aangezien dit toen nog niet vereist bleek te zijn, werd geen specifieke rechtsgrond voor het sluiten van de overeenkomst aangewezen58, maar alles wijst erop dat de overeenkomst op artikel 238 EEG-verdrag (huidig artikel 217 VWEU)59, het zogenaamd associatieartikel, gebaseerd was.60 Naast bepalingen omtrent economische, technische en financiële samenwerking werd ook het handelsverkeer in verschillende producten geregeld en werden principes omtrent de samenwerking op het gebied van arbeidskrachten opgenomen. Artikel 48 voorzag in de instelling van een Samenwerkingsraad, die op

55 Zie H. ISAK, A European perspective for the Western Balkans, Wenen, NWV, 2007, 132-133 (hierna verkort H. ISAK, A European perspective for the Western Balkans); M. MARESCEAU, Zuidoost-Europa en de Europese Unie, 11; M. UVALIC, Serbia’s transition, 216. 56 Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Socialistische Federatieve Republiek Joegoslavië, P.B. L 41/2 van 14 februari 1983. Zie ook S. BLOCKMANS, Tough Love, 115- 119; M. MARESCEAU, Zuidoost-Europa en de Europese Unie, 11; I. RAIC, Integration or Disintegration? Explaining Serbia's reluctant compliance with EU conditionality, Boedapest, VDM Verlag, 2009, 14. 57 Supra 8, nr. 17. 58 Zie Verordening (EEG) nr. 314/83 van de Raad van 24 januari 1983 betreffende de sluiting van de Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Socialistische Federatieve Republiek Joegoslavië, P.B. L 41/1 van 14 februari 1983. 59 Artikel 217 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, P.B. C 83/47 van 30 maart 2010. 60 Zie S. BLOCKMANS, Tough Love, 119. 15 bepaalde vlakken beslissingsbevoegdheid toegekend kreeg en via bindende besluiten moest voorzien in de verwezenlijking van de diverse doelstellingen van het akkoord en ook eventuele geschillen tussen de partijen kon beslechten.

34. Naast het akkoord wezen ook de eenzijdig vastgelegde preferentiële regimes (Generalized System of Preferences of GSP) voor goederen uit Joegoslavië en de uitbreiding van het PHARE-programma61, dat financiële steun verschafte om de nodige hervormingen door te voeren, erop dat toetreding mogelijk zou zijn zoals dat het geval was voor de landen uit Centraal- en Oost-Europa. Een mededeling van de Commissie in 1990 bevestigde dit nog eens: het sluiten van een associatieovereenkomst als follow-up van het samenwerkingsakkoord werd voorbereid.62

1.2 De reactie van de EEG na het geweld in voormalig Joegoslavië

35. Kort daarna ontaardde de situatie in Joegoslavië echter in snel tempo en pogingen van de Europese Economische Gemeenschap om het conflict op te lossen door een bezoek aan Joegoslavië bleken tevergeefs. Enige tijd later werd, nadat al eerder de handelsconcessies opgenomen in de samenwerkingsovereenkomst werden opgeschort63, het samenwerkingsakkoord door een unilaterale opzegging beëindigd.64 Daarvoor probeerden de EEG en haar lidstaten nog een staakt-het-vuren af te dwingen door het doorvoeren van een wapenembargo en het schrappen van bepaalde financiële hulp.65 Toen het geweld echter escaleerde, zat er voor de EEG niets anders op dan haar dreigementen kracht bij te zetten: de samenwerking in het kader van het PHARE-programma werd stopgezet, ondanks hevig protest vanuit Belgrado, en Joegoslavië werd verwijderd van de lijst van de door het GSP begunstigde landen.66 Even later werd bovendien de hoogst ongewone stap gezet om het samenwerkingsakkoord eenzijdig op te zeggen. Voor het eerst in de geschiedenis van de EEG/EU ging men over tot het beëindigen van een samenwerkingsovereenkomst met een derde land en

61 Verordening (EEG) nr. 2698/90 van de Raad van 17 september 1990 tot wijziging van de Verordening (EEG) nr. 3906/89 met het oog op de uitbreiding van de economische hulp tot andere landen in Midden- en Oost- Europa, P.B. 257/1 van 21 september 1990. Zie ook M. MARESCEAU, Zuidoost-Europa en de Europese Unie, 12. 62 Mededeling van de Commissie over de sluiting van Associatieakkoorden met landen uit Centraal- en Oost- Europa, COM(90) 398 van 27 augustus 1990. 63 Zie Verordening (EEG) nr. 3300/91 van de Raad van 11 november 1991 houdende schorsing van de handelsconcessies bedoeld in de Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Socialistische Federatieve Republiek Joegoslavië, P.B. L 315/1 van 15 november 1991. De geldigheid van deze verordening werd voor het Hof van Justitie in vraag gesteld, maar werd toch bevestigd (HvJ C-162/96, Racke, Jur. 1998, I, 3655). 64 Besluit 91/602/EEG van de Raad van 25 november 1991 houdende opzegging van de Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Socialistische Federatieve Republiek Joegoslavië, P.B. L 325/23 van 27 november 1991. Zie ook S. BLOCKMANS, Tough Love, 113-119; M. MARESCEAU, Zuidoost-Europa en de Europese Unie, 13-14. 65 Verklaring EPS van 5 juli 1991, Bulletin EG 7/8 1991, 1.4.3. 66 Verordening (EEG) nr. 3302/91 van de Raad van 11 november 1991 waarbij Joegoslavië wordt geschrapt van de lijst van begunstigden van het communautaire schema van algemene tariefpreferenties voor 1991, P.B. L 315/46 van 15 november 1991. 16 verbrak men bijna onmiddellijk alle relaties met de voormalige handelspartner. Nadat de lidstaten akkoord gingen en even later ook het Europees Parlement volgde, werd het samenwerkingsakkoord met de Socialistische Federale Republiek Joegoslavië door de Raad van Ministers formeel opgezegd op basis van artikel 60 van het akkoord, dat in deze mogelijkheid voorzag. Zo kwam een einde aan wat naar een succesvolle samenwerking en toekomstig lidmaatschap (binnen afzienbare tijd) leek te evolueren.

36. Bij de opzegging en de daaraan verbonden opzeggingstermijn konden wel enkele juridische vraagtekens geplaatst worden, maar dit hield de EEG niet tegen om deze onmiddellijk van kracht te laten gaan.67 Door het akkoord eerder al met onmiddellijke ingang te laten schorsen werd de opzeggingstermijn, die vereist is volgens het gewoonterecht en ook specifiek in het akkoord was vastgelegd, immers omzeild. Deze ongewone praktijk deed vele wenkbrauwen fronsen en lijkt tot op vandaag moeilijk goed te praten. Uitzonderlijke omstandigheden en nogal ver gezochte internationaalrechtelijke argumenten vormden hiervoor de verantwoording, aldus de Europese Economische Gemeenschap.68 Er werd gesproken van een radicale verandering in de aard van de verdragsverplichtingen, al lijken deze begrippen nogal arbitrair te zijn toegepast en spreken de daaropvolgende acties van de EEG deze argumentatie eerder tegen.

1.3 De relaties tussen de EEG/EU en de voormalige Joegoslavische republieken

1.3.1 Situering

37. Na de verwarde, onbeholpen en machteloze reactie van de Europese Economische Gemeenschap op het uiteenvallen van de Socialistische Federale Republiek Joegoslavië zat er niets anders op dan afzonderlijke, bilaterale relaties aan te knopen met de voormalige deelstaten, die nu onafhankelijke entiteiten waren geworden. De opgevoerde druk van Duitsland (dat op dat moment de onbetwiste leider van Europa was) om de onafhankelijkheid van Kroatië en Slovenië te erkennen zorgde immers voor een domino-effect, waardoor niet veel later ook de andere deelstaten zich onafhankelijk verklaarden. Deze ongepaste beslissing tot erkenning vanwege de Europese Economische Gemeenschap, voornamelijk veroorzaakt doordat de overige lidstaten het toekomstige Verdrag van Maastricht niet in gevaar wilden brengen, zou desastreuze gevolgen met zich meebrengen.69

67 Zie S. BLOCKMANS, Tough Love, 121-127; M. MARESCEAU, Zuidoost-Europa en de Europese Unie, 13. 68 Zie de argumenten aangevoerd in HvJ C-162/96, Racke, Jur. 1998, I, 3655. De hoofdoverweging werd gebaseerd op het principe rebus sic stantibus, dat veranderde omstandigheden erkent als rechtmatige afwijking op het principe pacta sunt servanda, en verwijzingen naar verschillende arresten van het Internationaal Gerechtshof hieromtrent werden gegeven. 69 Supra 10, nr. 23. 17

Joegoslavië, dat voorheen een goede reputatie genoot en toeristisch erg aantrekkelijk was, werd omgetoverd tot een slagveld.

1.3.2 Servië op een dood spoor

38. Via een gemeenschappelijke verklaring stelde de EEG eerst nog dat alle partijen een graad van verantwoordelijkheid droegen voor het geweld, maar later bleek men toch vooral de schuld bij Servië te leggen.70 Relaties met de verschillende onafhankelijke staten werden aangegaan en van een welwillende benadering ten opzichte van Servië, dat samen met Montenegro de Federale Republiek Joegoslavië vormde, was allerminst sprake. Reeds vroeg werden de geprivilegieerde banden die de Europese Economische Gemeenschap met de Socialistische Federale Republiek Joegoslavië onderhield terug hersteld met de verschillende staten die eruit voortsproten, maar voor Servië was dit niet het geval.

39. In een handeling die tot doel had de aanstichters van het geweld en de tegenstanders van de vredesplannen uit te sluiten, werden de handelsconcessies die besloten lagen in de opgezegde samenwerkingsovereenkomst met alle voormalige Joegoslavische republieken, behalve Servië en Montenegro, terug op retroactieve wijze van kracht.71 Ook vroeg de Raad aan de Commissie om het PHARE-programma terug te installeren voor deze vier republieken en de overige financiële middelen van het voorheen opgezegde tweede financiële protocol beschikbaar te houden om diverse projecten te financieren, al werden deze maatregelen om technische redenen nooit doorgevoerd. De Raad hield vol dat het genomen besluit niets zei over de eventuele erkenning van de verschillende republieken, maar het werd toch duidelijk dat de EEG minstens de facto de opdeling van de Socialistische Federale Republiek en de onafhankelijkheid van de daaruit voortspruitende landen erkende. Later zorgden verdere besluiten van de Europese Economische Gemeenschap voor een diepere uitwerking van de handelsrelaties met de voornoemde republieken en de beslissing om ook Montenegro in deze groep van ‘landen die bijdragen tot een vreedzame oplossing van het conflict’ op te nemen, zorgde ervoor dat Servië nog meer geïsoleerd geraakte.72

40. Begin 1992 leek het er even op dat internationale bemiddeling en de maatregelen van de toenmalige Europese Economische Gemeenschap effectief voor een oplossing van het conflict zouden zorgen. De vijandigheden in Kroatië namen een einde en de EEG besliste zelf de

70 Gemeenschappelijke verklaring van EG Ministers van Buitenlandse Zaken naar aanleiding van de informele vergadering over Joegoslavië van 6 oktober 1991, Bulletin EG 10-1991, 1.4.7. 71 Verordening (EEG) nr. 3567/91 van de Raad van 2 december 1991 betreffende de invoerregeling voor producten van oorsprong uit de Republieken Bosnië-Herzegowina, Kroatië, Macedonië en Slowenië, P.B. L 342/10 van 12 december 1991. Zie ook S. BLOCKMANS, Tough Love, 119-121; M. MARESCEAU, Zuidoost-Europa en de Europese Unie, 17; M. UVALIC, Serbia’s transition, 227-228. 72 Verklaring EPS van 10 januari 1992, Bulletin EG 1-1992, 1.5.8. 18 geprivilegieerde banden uit te breiden tot Servië. Dit werd evenwel nooit geïmplementeerd, aangezien het geweld in Bosnië-Herzegovina toen escaleerde. Het wapenembargo73 bleef steeds bestaan voor alle voormalige Joegoslavische staten, maar daarnaast was het voornamelijk Servië en Montenegro die door allerlei sancties en maatregelen werden tegengewerkt.74

41. De uiteenlopende relaties die de EEG in deze periode aanknoopte met de verschillende voormalige deelrepublieken getuigden van weinig visie en inzicht.75 De machteloosheid van de Europese Economische Gemeenschap was zeer duidelijk in de banden met de Federale Republiek Joegoslavië van Slobodan Milosevic. Aangezien dit land zich voordeed als opvolger van de voormalige Socialistische Federale Republiek Joegoslavië, de entiteit waarmee de EEG het samenwerkingsakkoord van 1980 eenzijdig had opgezegd, was er geen bilateraal kader met de Europese Unie meer mogelijk. Pas na de val van Milosevic kwam er verandering en werd het democratiseringsproces in Servië gesteund. Toch bleef de Europese Unie op haar hoede en was het, naar aanleiding van de oorlog in Kosovo in de laatste jaren van de 20ste eeuw, weeral gedwongen om terug te grijpen naar sancties, die later ook een inspiratiebron vormden voor restrictieve maatregelen vanwege de Verenigde Naties. De Europese Unie voorzag toen, naast een olie- en wapenembargo en verschillende financiële sancties, in een vliegverbod en visumrestricties voor een aantal hooggeplaatste Servische vertegenwoordigers.76 Pas sinds 2000 kent de Europese Unie in het kader van het Stabilisatie- en Associatieproces opnieuw gunstige handelsvoorwaarden toe voor Servische producten.77 Daarnaast werd in 2005 een bilaterale overeenkomst gesloten omtrent de

73 Gemeenschappelijk Standpunt 96/184/GBVB van de Raad van 26 februari 1996 bepaald op grond van artikel J.2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie betreffende de uitvoer van wapens naar voormalig Joegoslavië, P.B. L 58/1 van 7 maart 1996. 74 Zie Verordening (EEG) nr. 1432/92 van de Raad van 1 juni 1992 houdende een verbod op de handel tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republieken Servië en Montenegro; Verordening (EEG) nr. 3534/92 van de Raad van 7 december 1992 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1432/92 van de Raad van 1 juni 1992 houdende een verbod op de handel tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republieken Servië en Montenegro, P.B. L 358/16 van 8 december 1992; … Zaken omtrent sancties tegen Servië en Montenegro voor het Hof van Justitie: HvJ, C-371/03, Aulinger v. Bundesrepublik Deutschland, Jur. 2006, I, 2207; HvJ, C-124/95, Centro-Com v. HM Treasury en Bank of England, Jur.1997, I, 81. Deze sancties van de Europese Unie werden bovendien aangevuld door individuele of collectieve maatregelen vanwege de lidstaten. 75 Zie M. MARESCEAU, Zuidoost-Europa en de Europese Unie, 17; M. UVALIC, Serbia’s transition, 217-218. 76 Gemeenschappelijk Standpunt 98/240/GBVB van de Raad van 19 maart 1998 bepaald op grond van artikel J.2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie betreffende beperkende maatregelen tegen de Federale Republiek Joegoslavië, P.B. L 95/1 van 27 maart 1998. 77 Verordening (EG) nr. 2563/2000 van de Raad van 20 november 2000 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2007/2000 door uitbreiding tot de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en de Federale Republiek Joegoslavië van de uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2820/98; P.B. L 295/1 van 23 november 2000. Zie ook S. BLOCKMANS, Tough Love, 274- 275; M. UVALIC, Serbia’s transition, 228-229. 19 handel in textielproducten78, die evenwel komt te vervallen wanneer de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst in werking treedt. De gevolgen van deze verbeterde handelsrelaties waren duidelijk zichtbaar: de import- en exportbedragen tussen Servië en de Europese Unie stegen sterk (de Europese Unie is de belangrijkste handelspartner van Servië) en op die manier werd het land op adequate wijze ondersteund om de noodzakelijke hervormingen in het kader van het Stabilisatie- en Associatieproces door te voeren.

2. Regionaal beleid van de Europese Unie

2.1 Algemeen: het Stabilisatie- en Associatieproces

2.1.1 De kiemen voor een regionaal beleid

42. De Europese Unie bleef machteloos tijdens het stijgend geweld en moest uiteindelijk op de inspanningen van de Verenigde Staten rekenen om voor een wapenstilstand te zorgen. In Dayton, Ohio werden de leiders van de verschillende entiteiten (waaronder Slobodan Milosevic, Franjo Tudjman en Alia Izetbegovic) uitgenodigd voor onderhandelingen. Het resultaat: het Verdrag van Dayton van 1995 dat zorgde voor een staken van het etnisch geweld en bloedvergieten en bijgevolg opnieuw wat rust creëerde in de instabiele Balkan-regio.79 Pas dan schoot de EU wakker en ontwikkelde het een regionale benadering voor Zuidoost-Europa. Op de Royaumont Top in 1995 werd besloten dat de verschillende entiteiten weer als één geheel zouden worden behandeld voor wat de relaties met de EU betreft, wat niet zo evident was maar volgens een evaluatie het jaar daarop wel zijn vruchten bleek af te werpen.80 Stabiliteit en regionale samenwerking, die noodzakelijkerwijze samengaan en onontbeerlijk zijn voor elkaar, werden vooropgesteld en men deed er alles aan om duidelijk te maken dat de landen baat hadden bij het realiseren van goed nabuurschap en het versterken van de dialoog.81 Net zoals bij het toetredingsproces van de Centraal- en Oost-Europese landen zou met politieke en economische conditionaliteit worden gewerkt en men zou de landen een Europees perspectief beloven indien regionale samenwerking werd nagestreefd.82 Geen simpele vereiste na vele jaren van etnisch geweld en wederzijdse haat. Het vredesproces dat

78 Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Servië betreffende de handel in textielproducten van 31 maart 2005, P.B. L 90/36 van 8 april 2005. 79 Supra 12, nr. 28. 80 Zie Verklaring van de Europese Raad over voormalig Joegoslavië, Bulletin EU 12-1996, 1.37. 81 Zie W. DE BRUYNE, De saga omtrent het juridisch statuut van Kosovo, 50-51; A. FAGAN, Europe’s Balkan dilemma, 37-44; M. MARESCEAU, Zuidoost-Europa en de Europese Unie, 24; I. RAIC, Integration or Disintegration? Explaining Serbia's reluctant compliance with EU conditionality, Boedapest, VDM Verlag, 2009, 7-9; M. UVALIC, Serbia’s transition, 233-234. 82 Zie S. BLOCKMANS, Tough Love, 243-247; A. FAGAN, Europe’s Balkan dilemma, 31-34; H. ISAK, A European perspective for the Western Balkans, 42-47; E. POND, Endgame in the Balkans: regime change, European style, Washington, Brookings Institution, 2006, 241; L. S. TALANI, EU and the Balkans, 92-94; M. UVALIC, Serbia’s transition, 236-238. 20 initieel door de Verenigde Staten op poten werd gezet moest verder geconsolideerd worden om zo de stabiliteit in de regio te herstellen.

2.1.2 Het Stabiliteitspact en andere regionale initiatieven

43. Ondertussen werd op 10 juni 1999, op initiatief van de Europese Unie maar eveneens gesteund door andere staten (Rusland, de Verenigde Staten, Zwitserland, …) en internationale organisaties (de Verenigde Naties, de Raad van Europa, de NAVO, …), het Stabiliteitspact voor Zuidoost-Europa opgericht (Stability Pact for South Eastern Europe of SP for SEE).83 Deze instelling had als voornaamste doel om de vrede, democratie, mensenrechten en economie in de regio te versterken. De verschillende instrumenten en acties gericht op de Balkan-regio dienden beter gecoördineerd te worden om een efficiënte werking ervan te realiseren en het Stabiliteitspact probeerde daarin te voorzien. Ook hier werd de nadruk gelegd op regionale samenwerking. De voornaamste aanleiding voor de creatie was het escalerend geweld in Kosovo (al werd het idee reeds eerder geconcipieerd) en één van de toonaangevende objectieven op korte termijn betrof dan ook de stabilisatie in deze toenmalige Servische provincie. De lancering van het Stabiliteitspact voor Zuidoost-Europa bleek later ook de gelegenheid te zijn voor de Europese Unie om een eigen ‘Stabilisatie- en Associatieproces’ op de rails te zetten.

44. Het Stabiliteitspact werd onderverdeeld in drie verschillende ‘werktafels’: democratisering en mensenrechten, economische heropbouw, ontwikkeling en coöperatie, en ten slotte een werktafel rond veiligheid. Deze drie topics werden nog vergezeld door een vierde, regionale werktafel, die in de nodige coördinatie van de onderlinge handelingen moest voorzien. In 2008 werd het Stabiliteitspact voor Zuidoost-Europa vervangen door de Regionale Coöperatieraad (Regional Cooperation Council of RCC).84 Deze organisatie wordt in grotere mate door de betrokken landen beheerst, in tegenstelling tot het Stabiliteitspact, dat vooral door buitenstaanders als de Europese Unie draaiende werd gehouden. Op die manier wordt het aanzien als één van de operationele onderdelen van het Samenwerkingsproces voor Zuidoost-Europa (South-East European Co-operation Process of SEECP), een regionaal initiatief uitgaande van de landen zelf dat in 1996 werd opgericht.

45. Voortbouwend op de verschillende bilaterale vrijhandelsakkoorden die werden gesloten in het kader van het Stabiliteitspact voor Zuidoost-Europa, werd Servië in 2007 samen met andere Balkan-

83 Zie S. BLOCKMANS, Tough Love, 247-251; W. DE BRUYNE, De saga omtrent het juridisch statuut van Kosovo, 40-49; H. ISAK, A European perspective for the Western Balkans, 16; B. LETICA, “Europe’s second chance: European Union enlargement to Croatia and the Western Balkans”, Fletcher Forum of World Affairs 2004, 211; M. MARESCEAU, Zuidoost-Europa en de Europese Unie, 24-25; L. S. TALANI, EU and the Balkans, 95-96; M. UVALIC, Serbia’s transition, 226-227; K. VOS, Kroatië op weg naar de EU, onuitg. licentiescriptie Politieke Wetenschappen K.U.Leuven, 2005-2006, 20-22. 84 Zie S. BLOCKMANS, Tough Love, 320. 21 landen ook lid van de Centraal-Europese Vrijhandelsassociatie (Central European Free Trade Agreement of CEFTA).85 Dit akkoord, origineel bedoeld om een vrijhandelszone te realiseren tussen verschillende landen uit Centraal-Europa, breidde zich na het toetreden van voormelde landen tot de EU uit tot de Balkan-landen, die in het kader van het Stabiliteitspact voor Zuidoost-Europa al een web van bilaterale vrijhandelsakkoorden hadden gerealiseerd. De Centraal-Europese Vrijhandelsassociatie wordt algemeen aanzien als een voorbereiding op EU-lidmaatschap, aangezien de voormalige leden ook al over een associatieovereenkomst met de Europese Unie beschikten en enige tijd later konden toetreden.

2.1.3 Ontwikkeling van het Stabilisatie- en Associatieproces

46. Zoals reeds vermeld begon ook de Europese Unie een samenhangend beleid voor de regio uit te werken86 en dit begon na de Europese Raad van Santa Maria da Feira in juni 2000 steeds meer vorm te krijgen.87 In deze Portugese provinciestad werd voor het eerst op het allerhoogste politieke niveau toekomstig EU-lidmaatschap in het vooruitzicht gesteld voor de landen van de Westelijke Balkan, wat ongetwijfeld een welgekomen stimulans vormde voor de landen uit de geteisterde regio.88 De doelstellingen werden datzelfde jaar nog verder geconcretiseerd en alles leek in een stroomversnelling te komen. Op de Conferentie van Zagreb in 2000, een soort Europese Raad uitgebreid tot de landen uit de Westelijke Balkan, werd definitief de (politieke) basis gelegd voor het Stabilisatie- en Associatieproces (Stabilisation and Association Process of SAP), dat al eerder werd voorgesteld via het Stabiliteitspact voor Zuidoost-Europa van 1999.89 Reconciliatie en regionale samenwerking vormden opnieuw de sleutelwoorden en inhoudelijk waren bijgevolg veel parallellen te trekken met wat reeds op de Royaumont Top werd verkondigd, al bleek de toenadering van de betrokken landen tot de EU nu sterker in de verf te worden gezet.90

85 Zie S. BLOCKMANS, Tough Love, 310-320; www.cefta2006.com. 86 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad inzake het Stabilisatie- en Associatieproces voor landen uit Zuid-Oost Europa, COM(1999) 235 van 26 mei 1999. 87 Zie S. BLOCKMANS, Tough Love, 251; W. DE BRUYNE, De saga omtrent het juridisch statuut van Kosovo, 52; K. GRABAR-KITAROVIC, “The Stabilization and Association Process: the EU’s soft power at its best”, European Foreign Affairs Review 2007, 121-126; H. ISAK, A European perspective for the Western Balkans, 12; B. LETICA, “Europe’s second chance: European Union enlargement to Croatia and the Western Balkans”, Fletcher Forum of World Affairs 2004, 211-213; M. MARESCEAU, Zuidoost-Europa en de Europese Unie, 25; H. SCHENKER, “The Stabilization and Association Process: An engine of European integration in need of tuning”, Journal on Ethnopolitics and Minority Issues in Europe 2008, 1-2; N. SIMIDJIYSKA, “From Milosevic’s reign to the European Union: Serbia and Montenegro’s Stabilization and Association Agreement”, Temple International & Comparative Law Journal 2007, 158-159; L. S. TALANI, EU and the Balkans, 100. 88 Conclusies van het voorzitterschap, Europese Raad van Santa Maria Da Feira, 19 en 20 juni 2000, 9620/00. 89 Zie S. BLOCKMANS, Tough Love, 251-252; H. ISAK, A European perspective for the Western Balkans, 185; M. MARESCEAU, Zuidoost-Europa en de Europese Unie, 25; L. S. TALANI, EU and the Balkans, 100-101; M. UVALIC, Serbia’s transition, 227-228. 90 Conclusies van het voorzitterschap, Europese Raad van Zagreb, 24 november 2000, 9850/00. 22

47. Een volgende belangrijke Europese Raad in het kader van de ontwikkeling van een regionaal beleid voor de Westelijke Balkan vond in 2003 plaats onder Grieks voorzitterschap. In de ‘Agenda van Thessaloniki voor de Westelijke Balkan: Op weg naar Europese integratie’91 werd de stand van zaken in kaart gebracht en werd eveneens de basis gelegd voor een multilateraal politiek forum.92 Het forum EU-Westelijke Balkan zou bestaan uit staatshoofden en/of regeringsleiders van de betrokken landen uit de regio die periodiek samenkomen om onderwerpen van gemeenschappelijk belang te bespreken. Naast de inrichting van dit forum zouden ook jaarlijkse vergaderingen worden gehouden tussen de verschillende ministers van Buitenlandse zaken, Binnenlandse Zaken en Justitie. De eerste vergadering van het forum EU-Westelijke Balkan vond plaats op 21 juni 2003 en de creatie van een dergelijk orgaan, dat ontmoetingen tussen de verschillende landen mogelijk maakte, kon als niets anders dan positief worden beschouwd. De ‘Agenda van Thessaloniki voor de Westelijke Balkan: Op weg naar Europese integratie’ blijft tot op vandaag de hoeksteen voor het beleid van de Europese Unie ten aanzien van de regio. Het beleid en de daaraan vasthangende politieke en juridische instrumenten werden later nog verder uitgewerkt en versterkt.93 Het Stabilisatie- en Associatieproces bestaat ruwweg uit drie componenten: het sluiten van Stabilisatie- en Associatieovereenkomsten met de betrokken landen, het oprichten van Europese Partnerschappen en het inrichten van het nieuwe financieel instrument CARDS.

2.2 Stabilisatie- en Associatieovereenkomsten

2.2.1 Rechtsgrond en inhoud

48. Stabilisatie- en Associatieovereenkomsten betreffen associatieovereenkomsten die als voornaamste doelstelling het bewerkstelligen van een democratie, rechtsstaat en vrijhandelszone hebben, naast het versterken van de regionale samenwerking, het goed nabuurschap en de stabiliteit tussen de verschillende buurlanden. Er wordt ook aandacht besteed aan de problematiek van de talloze vluchtelingen, illegale migratiestromen en de noodzaak van institutionele wederopbouw. De akkoorden vinden hun rechtsgrond in artikel 310 EG-verdrag (huidig artikel 217 VWEU)94, het zogenaamd associatieartikel, waardoor verwijzing naar deze legale basis volstaat en alle in de

91 Zie Conclusies 2518e zitting van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen, Luxemburg, 16 juni 2003, 10369/03. 92 Zie S. BLOCKMANS, Tough Love, 252-253; W. DE BRUYNE, De saga omtrent het juridisch statuut van Kosovo, 52-54; H. ISAK, A European perspective for the Western Balkans, 9; M. MARESCEAU, Zuidoost-Europa en de Europese Unie, 25-26; H. SCHENKER, “The Stabilization and Association Process: An engine of European integration in need of tuning”, Journal on Ethnopolitics and Minority Issues in Europe 2008, 12-13; L. S. TALANI, EU and the Balkans, 103. 93 Zie Mededeling van de Commissie: “De westelijke Balkan op weg naar de EU: consolidatie van stabiliteit en versterking van welvaart”, COM(2006) 27 van 27 januari 2006. 94 Artikel 217 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, P.B. C 83/47 van 30 maart 2010. 23 overeenkomst opgenomen elementen daardoor gedekt worden. Associatieovereenkomsten, hoewel deze voor zeer diverse doeleinden gebruikt worden en qua inhoud redelijk flexibel zijn, duiden steeds op een verregaande vorm van samenwerking en een intieme relatie, die door de wederpartij aanvaard dient te worden.95 In de preambule van de Stabilisatie- en Associatieakkoorden, die specifiek ontworpen zijn voor de landen uit Zuidoost-Europa, wordt het verdragsluitende land bovendien aangemerkt als potentiële kandidaat voor EU-lidmaatschap, waardoor deze overeenkomsten als echte pretoetredingsakkoorden kunnen worden beschouwd.96 De bereidheid van de Europese Unie wordt uitgedrukt om het land ‘zo volledig mogelijk te integreren in de politieke en economische hoofdstroom van Europa’. De Stabilisatie- en Associatieovereenkomsten zijn eveneens gemengde akkoorden, door het zwaarwichtig politiek belang dat aan associatieovereenkomsten kleeft en aangezien heel wat onderwerpen die in de overeenkomst behandeld worden niet tot de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie behoren.97 Bijgevolg zijn ook de verschillende EU-lidstaten als contracterende partijen aan te merken en kan inwerkingtreding van het akkoord pas plaatsvinden nadat alle verdragspartijen het geratificeerd hebben, wat vaak tot serieuze vertraging aanleiding geeft. Daarom wordt gebruikelijk voorzien in een interimovereenkomst, die alleen betrekking heeft op aspecten die onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie vallen en zo onmiddellijk door de EU en de wederpartij ondertekend en geratificeerd kan worden, met een snelle inwerkingtreding als resultaat.

49. De Stabilisatie- en Associatieovereenkomsten hebben heel wat gemeen met de Europa- akkoorden die met de landen uit Centraal- en Oost-Europa werden gesloten, zowel wat het gemengd karakter als wat het pretoetredingsaspect betreft, en kunnen (zeer simplistisch gezien) als Europa- akkoorden voor Zuidoost-Europa worden aangemerkt, aangepast aan de specifieke situatie en noden van de regio.98 Uiteraard zijn er wel enkele verschillen waar te nemen en dient opgemerkt te worden

95 Door de politieke betekenis die aan associatieovereenkomsten vasthangt, stonden landen als Rusland zeer weigerachtig tegenover het concept van associatie en werd dit steeds geweigerd. Er moet sprake zijn van een bepaalde verstandhouding tussen beide partijen om een akkoord als associatieovereenkomst te bestempelen en dergelijke diepgaande relatie aan te gaan, alvorens het als dusdanig kan gekwalificeerd worden. 96 Zie S. BLOCKMANS, Tough Love, 264-268; W. DE BRUYNE, De saga omtrent het juridisch statuut van Kosovo, 56-58; A. FAGAN, Europe’s Balkan dilemma, 19-20; M. MARESCEAU, Zuidoost-Europa en de Europese Unie, 30- 31; N. SIMIDJIYSKA, “From Milosevic’s reign to the European Union: Serbia and Montenegro’s Stabilization and Association Agreement”, Temple International & Comparative Law Journal 2007, 147-176. 97 In de Stabilisatie- en Associatieovereenkomsten werd ook een provisie betreffende politieke dialoog opgenomen, wat op zichzelf steeds voldoende grond bleek te vormen om de overeenkomsten een gemengd karakter te geven (Zie M. MARESCEAU, “A typology of mixed bilateral agreements” in C. HILLON en P. KOUTRAKOS (eds.), Mixed agreements revisited. The EU and its member states in the world, Oxford, Hart Publishing, 2010, 11-29). 98 Zie M. MARESCEAU, “A typology of mixed bilateral agreements” in C. HILLON en P. KOUTRAKOS (eds.), Mixed agreements revisited. The EU and its member states in the world, Oxford, Hart Publishing, 2010, 18; N. SIMIDJIYSKA, “From Milosevic’s reign to the European Union: Serbia and Montenegro’s Stabilization and Association Agreement”, Temple International & Comparative Law Journal 2007, 147-176. 24 dat het pretoetredingsaspect nog zuiverder aanwezig is bij de Stabilisatie- en Associatieovereenkomsten, die in tegenstelling tot de eerste Europa-akkoorden steeds het einddoel van toetreding hebben vooropgesteld en de wederpartij in de preambule als potentiële kandidaat- lidstaat bestempelden.

50. De Stabilisatie- en Associatieovereenkomsten zijn zoals de meeste associatieovereenkomsten zeer omvattend. Naast bepalingen omtrent politieke dialoog en regionale samenwerking wordt het verkeer van goederen, werknemers, diensten en kapitaal gedetailleerd geregeld.99 Ook omtrent de harmonisatie en organisatie van diverse regelgevingen en omtrent samenwerkingsbeleid zijn verschillende provisies opgenomen. In de titel ‘Institutionele, Algemene en Slotbepalingen’ wordt, zoals dit ook in de Europa-akkoorden met de landen uit Centraal- en Oost-Europa het geval was, voorzien in de oprichting van een gemeenschappelijke instelling die moet instaan voor de effectieve uitvoering en efficiënte werking van de overeenkomst, Stabilisatie- en Associatieraad genaamd.100 Deze instelling bestaat uit enerzijds leden van de Raad van Ministers en de Commissie en anderzijds leden van de regering van het geassocieerd land en wordt beurtelings door een vertegenwoordiger van één van beide kampen voorgezeten. Verder wordt bepaald dat de Stabilisatie- en Associatieraad, om de doelstellingen van de overeenkomst te bereiken, de bevoegdheid krijgt om binnen de toepassingssfeer van de overeenkomst bindende besluiten uit te vaardigen, wat zeer belangrijk kan blijken in het kader van de directe werking van bepaalde provisies. Bij de vervulling van haar taken wordt de Stabilisatie- en Associatieraad bijgestaan door een Stabilisatie- en Associatiecomité, dat gelijkaardig wordt samengesteld en in de nodige voorbereiding voorziet. Daarnaast wordt ook voorzien in de oprichting van een parlementair comité, bestaande uit vertegenwoordigers van zowel het Servisch als het Europees Parlement, dat politieke dialoog en de uitwisseling van gedachten over allerhande onderwerpen moet mogelijk maken en zonodig faciliteren.101 Ten slotte wordt, naast de vermelding van de mogelijkheid van het sluiten van een interimovereenkomst, bepaald dat de overeenkomst voor onbepaalde tijd wordt gesloten. Zoals gewoonlijk kunnen beide partijen de overeenkomst wel opzeggen, mits kennisgeving en het verloop van een opzeggingstermijn van zes maanden. Uiteindelijk dient nog opgemerkt te worden dat de uitvoering van de Stabilisatie- en Associatieovereenkomsten niet los kan gezien worden van de permanente opvolging en controle die plaatsvindt in het kader van het Stabilisatie- en Associatieproces. De Commissie observeert en

99 Zie Stabilisatie- en Associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en haar lidstaten, aan de ene kant, en de Republiek Servië, aan de andere kant van 29 april 2008, n.n.g. 100 Artikel 119 e.v. Stabilisatie- en Associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en haar lidstaten, aan de ene kant, en de Republiek Servië, aan de andere kant van 29 april 2008, n.n.g. 101 Artikel 125 Stabilisatie- en Associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en haar lidstaten, aan de ene kant, en de Republiek Servië, aan de andere kant van 29 april 2008, n.n.g. 25 evalueert de verschillende landen op permanente wijze en jaarlijks worden de bevindingen neergeschreven in gedetailleerde verslagen, die tevens gepubliceerd worden.

2.2.2 Conditionaliteit

2.2.2.1 Situering

51. Stabilisatie- en Associatieovereenkomsten zouden gesloten worden met diegene die voldeden aan de klassieke politieke en economische voorwaarden zoals deze werden verwoord op de Europese Raad van Kopenhagen in 1993102 (en aangevuld op de Europese Raad van Madrid in 1995)103, enigszins aangepast aan en rekening houdend met de situatie in de Westelijke Balkan. De politieke conditionaliteit behelst verschillende categorieën van verplichtingen: naast het bewerkstelligen van een gezonde democratie en het respecteren van het principe van de rechtsstaat , wordt de nadruk gelegd op de bescherming van minderheden en de eerbied voor mensenrechten. Deze politieke criteria werden voor de Balkan-landen uitgebreid met de delicate eisen tot regionale samenwerking en volledige medewerking met het Joegoslaviëtribunaal.104 De economische conditionaliteit houdt in dat de landen beschikken over een functionerende markteconomie, die bestand is tegen de concurrentie van de interne markt. Daarnaast wordt verwacht dat de betrokken landen het acquis communautaire105 respecteren en implementeren.

2.2.2.2 Beoordeling van Servië

52. Omstreeks 2000 voerde de Commissie de eerste studies uit die moesten uitwijzen of de onderhandelingen over het sluiten van een Stabilisatie- en Associatieovereenkomst konden geopend worden met de betrokken landen. De Commissie maakte een evaluatie van de stand van zaken in de verschillende entiteiten met de vereiste voorwaarden als ijkpunt en kwam daarbij tot de conclusie dat Servië en Montenegro nog een lange weg te gaan had.106 De conditionaliteitsvoorwaarden bleken onvoldoende aanwezig te zijn, waardoor er geen sprake kon zijn van een eventueel akkoord met de

102 Conclusies van het voorzitterschap, Europese Raad van Kopenhagen, 21 en 22 juni 1993, 180/1/93 REV1. 103 Conclusies van het voorzitterschap, Europese Raad van Madrid, 15 en 16 december 1995, 400/95. 104 Infra 40, nr. 79. 105 Deze veelgebruikte term (letterlijk: ‘hetgeen verworven is op vlak van de gemeenschap’) verwijst naar het Europees Gemeenschapsrecht. Het omvat het geheel van verdragen, richtlijnen en verordeningen van de Europese Unie, alsook de jurisprudentie van het Hof van Justitie. Om lid te worden van de Europese Unie dienen landen hun eigen, interne wetgeving in lijn te brengen met dit omvangrijk pakket, ingedeeld in 35 hoofdstukken (zie Bijlage III). 106 Mededeling van de Commissie aan de Raad over haar operationele conclusie Stabilisatie- en associatieproces van de EU voor de landen van Zuidoost-Europa: Bosnië en Herzegovina, Kroatië, Federale Republiek Joegoslavië, voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en Albanië, COM(2000) 49 van 2 februari 2000. Zie ook M. MARESCEAU, Zuidoost-Europa en de Europese Unie, 26-28. 26

Europese Unie. De constitutionele controverse omtrent de Staatsunie tussen Servië en Montenegro en de Kosovo-kwestie bleken de voornaamste spelbrekers te zijn.

53. Hoewel de conditionaliteitsvoorwaarden en de vereiste harmonisering richting het acquis communautaire juist op een gemeenschappelijke staatsstructuur leken aan te sturen, aangezien de wetgeving van de deelentiteiten op die manier alsmaar meer gelijk dienden te lopen, was de situatie in de praktijk veel complexer. Zo had de Montenegrijnse onafhankelijkheidsbeweging vragen bij de opname van Montenegro in de Europese Unie. Het debat over de Staatsunie bleef voor problemen zorgen en dit had serieuze weerslag op de Europese ambities van Servië. Met het in 2003 goedgekeurde Constitutioneel Handvest en het plan om één interne markt in te richten en het handelsbeleid te harmoniseren werd wel een stap in de goede richting gezet. Toch was de EU ervan overtuigd dat het hier om een ongewone situatie ging en daarom werd in 2004 voorgesteld om voor dezelfde Stabilisatie- en Associatieovereenkomst (voor bepaalde onderwerpen) aparte besprekingen te houden met de verschillende entiteiten, een zogenaamde ‘tweesporenbenadering’ (twin-track approach).107 Dit leek dan weer in conflict te komen met het principe van een gemeenschappelijke markt en een uniform handelsbeleid, wat erop wees dat ook de Europese Unie niet onmiddellijk raad wist met de complexe constitutionele situatie. Servië liep veel vertraging op en aan dit alles kwam pas een einde toen het Montenegrijnse parlement op 3 juni 2006 het resultaat van een eerder gehouden referendum bevestigde en zich onafhankelijk verklaarde.108 Ook de Kosovo-kwestie109 had een negatieve invloed op de relaties met de Europese Unie en door deze combinatie van moeilijk op te lossen problemen liep Servië heel wat averij op. Terwijl er al sinds 2000 onderhandelingen werden aangeknoopt met Kroatië en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië omtrent het sluiten van een Stabilisatie- en Associatieovereenkomst en deze verdragen niet veel later ook ondertekend werden, bleef Servië achterop hollen en ontstond er duidelijk een breuk tussen de verschillende ex- Joegoslavische landen voor wat het toetredingsproces tot de Europese Unie betrof.

2.2.3. Op weg naar een Stabilisatie- en Associatieovereenkomst

54. Vanaf 2001 verstrekte de Europese Unie via de Raadgevende Taskforce EU-FRY (EU-FRY Consultation Task Force of CTF) beleidsadvies aan Servië en werden de nodige hervormingen aangemoedigd en geobserveerd. Deze taak werd later overgenomen door de Versterkte Permanente

107 Zie S. BLOCKMANS, Tough Love, 259-260; M. MARESCEAU, Zuidoost-Europa en de Europese Unie, 27; H. SCHENKER, “The Stabilization and Association Process: An engine of European integration in need of tuning”, Journal on Ethnopolitics and Minority Issues in Europe 2008, 10-11; N. SIMIDJIYSKA, “From Milosevic’s reign to the European Union: Serbia and Montenegro’s Stabilization and Association Agreement”, Temple International & Comparative Law Journal 2007, 159; M. UVALIC, Serbia’s transition, 244. 108 Supra 14, nr. 31. 109 Infra 53, nr. 104. 27

Dialoog (Enhanced Permanent Dialogue of EPD), die de hervormingen blijft ondersteunen tot er op basis van een onderlinge overeenkomst (zoals een Stabilisatie- en Associatieovereenkomst) handelingen kunnen worden gesteld.110

55. Sinds 2002 werd jaarlijks een zogenaamd Stabilisatie- en Associatierapport opgemaakt111, waarin de politieke en economische situatie en de implementatie in het kader van het Stabilisatie- en Associatieproces getoetst werden aan de vooropgestelde criteria.112 Men zag op vele vlakken vooruitgang, maar die bleek niet voldoende te zijn om over te gaan tot het sluiten van een Stabilisatie- en Associatieovereenkomst. Pas eind 2005 werden onderhandelingen aangeknoopt met Servië. De Commissie pakte eerder dat jaar uit met een mededeling omtrent de bereidheid van Servië en Montenegro tot het onderhandelen van een Stabilisatie- en Associatieovereenkomst en bevestigde, na een analyse van de verschillende criteria, dat de potentiële kandidaat voor EU- lidmaatschap hier klaar voor was.113 De onderhandelingen werden even later echter onderbroken omdat de EU meende dat niet voldaan was aan de voorwaarde van volledige coöperatie met het Internationaal Oorlogstribunaal voor Voormalig Joegoslavië. De rol van EU-lidstaat Nederland, dat zich fel verzette tegen het sluiten van een Stabilisatie- en Associatieovereenkomst met Servië, kan niet onderschat worden.114

56. Nadat de nodige vertraging was opgelopen, erkende de Europese Unie dan toch dat er verbeteringen waren aangebracht en besloot op 13 juni 2007 de onderhandelingen te heropenen. Op 7 november 2007, twee jaar na de initiële start van de onderhandelingen, bereikte men een overeenkomst omtrent de tekst van het akkoord.115 Deze handeling, die de ondertekening in het vooruitzicht stelde, was een heel belangrijke stap richting de vooropgestelde toekomstige toetreding en werd door de Europese Unie pas genomen nadat hoofdaanklager Carla Del Ponte van het Joegoslaviëtribunaal verklaarde dat Servië voldoende medewerking verleende. Zo kon op 29 april

110 De Versterkte Permanente Dialoog controleert en stuurt de hervormingen nu op basis van het Europees Partnerschap, dat in juni 2004 werd goedgekeurd door de Raad, en het bijhorende uitvoeringsplan, vastgesteld door de Servische autoriteiten (infra 29, nr. 57). 111 Zie Werkdocument van het Commissiepersoneel: Stabilisatie- en Associatierapport Federale Republiek Joegoslavië 2002, SEC(2002) 343 van 4 april 2002; Werkdocument van het Commissiepersoneel: Stabilisatie- en Associatierapport Servië en Montenegro 2003, SEC(2003) 343 van 26 maart 2003; … 112 Zie S. BLOCKMANS, Tough Love, 254-255; W. DE BRUYNE, De saga omtrent het juridisch statuut van Kosovo, 66; M. MARESCEAU, Zuidoost-Europa en de Europese Unie, 31; L. S. TALANI, EU and the Balkans, 103. 113 Zie Mededeling van de Commissie over de bereidheid van Servië en Montenegro tot onderhandelen van een Stabilisatie- en Associatieovereenkomst met de Europese Unie, COM(2005) 476 van 12 april 2005; Werkdocument van het Commissiepersoneel: Rapport over de bereidheid van Servië en Montenegro tot onderhandelen van een Stabilisatie- en Associatieovereenkomst met de Europese Unie, SEC(2005) 478 van 12 april 2005. 114 Infra 42, nr. 83. 115 Zie A. FAGAN, Europe’s Balkan dilemma, 34-35; L. S. TALANI, EU and the Balkans, 103; M. UVALIC, Serbia’s transition, 243-246. 28

2008 de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst tussen Servië en de Europese Unie officieel worden ondertekend.116 Dit zorgde in Servië even voor opschudding toen de toenmalige premier Vojislav Kostunica en zijn achterban zich verzetten tegen het akkoord, maar na nieuwe parlementaire verkiezingen werd een regering gevormd waarin geen plaats meer was voor deze opposanten. De nieuwe Servische premier Mirko Cvetkovic engageerde zich onmiddellijk en declameerde dat de ratificatie van het akkoord één van de prioriteiten was voor de nieuwe regering.

2.3 Europees Partnerschap

57. Dit instrument, dat net als de Stabilisatie- en Associatieovereenkomsten één van de onderdelen vormt van het Stabilisatie- en Associatieproces en geïnspireerd is door de bestaande toetredingspartnerschappen, heeft tot doel het hervormingsproces en de voorbereidingen voor toekomstig lidmaatschap in de landen van de Westelijke Balkan te ondersteunen.117 Het werd in 2003 geïntroduceerd op de Top van Thessaloniki, waar gezocht werd naar nieuwe instrumenten om de betreffende landen dichter tot de Europese Unie te brengen.118 De Europese Partnerschappen proberen dit doel te bereiken door prioriteiten vast te leggen die de verschillende landen, met behulp van de omkadering en financiële ondersteuning van de Europese Unie, op korte en middellange termijn moeten realiseren. Aan de hand van deze objectieven kan nagegaan worden op welke vlakken het land vooruitgang heeft geboekt en wat de resterende werkpunten zijn. Tevens worden de partnerlanden aangemoedigd om zelf een nationaal plan op te stellen waarin de uitvoering van de prioriteiten in de tijd wordt gesitueerd. De juridische basis voor de verschillende partnerschappen is te vinden in een verordening van de Raad van Ministers van 22 maart 2004.119

58. Het besluit van de Raad omtrent het Europees Partnerschap met Servië en Montenegro werd genomen op 7 februari 2006.120 Dit diende na de onafhankelijkheidsverklaringen van Montenegro en Servië dan nog eens overgedaan te worden en op 21 maart 2008 trad een nieuw besluit omtrent het partnerschap met Servië, met inbegrip van Kosovo, in werking.121 Hierin werden de kortetermijn- en langetermijnprioriteiten voor Servië, die respectievelijk binnen een termijn van één tot twee jaar en

116 Stabilisatie- en Associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en haar lidstaten, aan de ene kant, en de Republiek Servië, aan de andere kant van 29 april 2008, n.n.g; ‘Serbia, EU sign SAA’, SE Times, 30 april, 2008. 117 Zie S. BLOCKMANS, Tough Love, 277-280; W. DE BRUYNE, De saga omtrent het juridisch statuut van Kosovo, 59-61; A. FAGAN, Europe’s Balkan dilemma, 35-36; M. MARESCEAU, Zuidoost-Europa en de Europese Unie, 32. 118 Supra 23, nr. 47. 119 Verordening (EG) nr. 533/2004 van de Raad van 22 maart 2004 inzake het opzetten van Europese partnerschappen in het kader van het Stabilisatie- en Associatieproces, P.B. L 86/1 van 24 maart 2004. 120 Besluit 2006/56/EG van de Raad van 30 januari 2006 inzake de beginselen, prioriteiten en voorwaarden die zijn opgenomen in het Europees Partnerschap met Servië en Montenegro, P.B. L 35/32 van 7 februari 2006. 121 Besluit 2008/213/EG van de Raad van 18 februari 2008 inzake de beginselen, prioriteiten en voorwaarden die zijn opgenomen in het Europees Partnerschap met Servië, P.B. L 80/46 van 19 maart 2008. 29 een termijn van drie tot vier jaar moeten worden uitgevoerd, verwoord en kracht bijgezet. Een onderscheid werd gemaakt tussen hoofdprioriteiten (die op korte termijn gerealiseerd moeten worden), politieke criteria, economische criteria en Europese normen (die bepaalde aspecten van het acquis communautaire behelzen). Daarnaast werd benadrukt dat Servië voor de periode 2007-2013 in aanmerking komt voor het Instrument voor Pretoetredingssteun (Instrument for Pre-accession Assistance of IPA) en deze financiële steun zou, afhankelijk van de prioriteiten uitgedrukt in het Europees Partnerschap, naar de verschillende gebieden worden doorgesluisd.

2.4 CARDS en IPA

59. Het CARDS-programma (Community Assistance for Reconstruction, Development and Stabilisation) kon gezien worden als het financieel instrument en referentiekader om de hervormingen in de landen van Zuidoost-Europa te ondersteunen.122 Voor de invoering van dit systeem in 2000 werd de steunverlening geregeld via het PHARE-programma, dat was uitgebreid tot bepaalde Balkan-landen, en het OBNOVA-systeem, dat dienst deed van 1996 tot 2000 en specifiek gericht was op de landen uit deze regio. Door de verordening tot instelling van het CARDS-systeem werden deze vorige systemen respectievelijk gewijzigd en afgeschaft en werd één nieuw, universeel kader gecreëerd.

60. De EU-steun was erop gericht om een stabiel institutioneel, wetgevend, economisch en sociaal kader te creëren, afgestemd op de waarden van de Europese Unie en rekening houdend met de prioriteiten neergelegd in het Europees Partnerschap met het betrokken land. Het bevorderen van mensenrechten, fundamentele vrijheden, de principes van de rechtsstaat, sociale en economische ontwikkeling, reconciliatie en regionale samenwerking stonden hierbij centraal. Het programma, dat over een financieringsportefeuille van ruim € 4650 miljoen beschikte, liep van 2000 tot 2006 en moest daarna plaatsruimen voor IPA, dat van 2007 tot 2013 de functie van financiële steunverlening moest vervullen.123

61. IPA vindt haar basis in een verordening van de Raad van 17 juli 2006124 en werd verder uitgewerkt door een verordening van de Commissie.125 Door alles in één raamwerk te vatten beoogde de

122 Zie S. BLOCKMANS, Tough Love, 261-274; W. DE BRUYNE, De saga omtrent het juridisch statuut van Kosovo, 75-76; A. FAGAN, Europe’s Balkan dilemma, 44-46; M. MARESCEAU, Zuidoost-Europa en de Europese Unie, 32- 33; E. POND, Endgame in the Balkans: regime change, European style, Washington, Brookings Institution, 2006, 248-249; L. S. TALANI, EU and the Balkans, 102-103; M. UVALIC, Serbia’s transition, 228-229. 123 Zie S. BLOCKMANS, Tough Love, 313-316; W. DE BRUYNE, De saga omtrent het juridisch statuut van Kosovo, 72-75; A. FAGAN, Europe’s Balkan dilemma, 46-48; M. UVALIC, Serbia’s transition, 229-230. 124 Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad van 17 juli 2006 tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA), P.B. L 210/82 van 31 juli 2006. 30

Europese Unie de doeltreffendheid en de samenhang van de steun te verbeteren. Op basis van de aangeduide prioriteiten in de Europese Partnerschappen of toetredingspartnerschappen biedt het Instrument voor Pretoetredingssteun hulp aan alle officiële kandidaat-lidstaten en alle potentiële kandidaat-lidstaten, zij het in iets mindere mate. IPA bestaat immers uit vijf componenten en landen uit deze tweede groep kunnen slechts van twee ervan (‘Support for transition and institution- building’ en ‘Cross-border cooperation’)126 genieten. Steun op het vlak van regionale ontwikkeling, human resources en landbouw komt enkel toe aan landen die reeds de status van kandidaat-lidstaat hebben verworven. Op die manier wil men de kandidaat-lidstaten in staat stellen om het acquis communautaire volledig te implementeren, terwijl potentiële kandidaat-lidstaten zich slechts geleidelijk hierop dienen af te stemmen. De steun van IPA kan verschillende vormen aannemen en wordt in goede banen geleid door de Commissie, geassisteerd door een gespecialiseerd comité.127 Indien het begunstigde land in gebreke blijft bij de naleving van fundamentele, democratische beginselen of de verbintenissen, vermeld in het partnerschap met de Europese Unie, niet naleeft, kan deze steun worden opgeschort.128

62. Sinds 2007 zorgt IPA voor een jaarlijkse steun van gemiddeld € 190 miljoen.129 Verdeeld over verschillende projecten creëert deze financiële enveloppe een serieuze impact. De jaarlijks herziene Meerjarige Indicatieve Financiële Kaders (Multi-annual Indicative Financial Framework of MIFF), die de allocatie van de financiële steun naar de verschillende landen en componenten regelen, en Meerjarige Indicatieve Planningsdocumenten (Multi-annual Indicative Planning Document of MIPD), die per land bepalen hoe en waarvoor de financiële steun best wordt ingezet, beslaan telkens periodes van drie jaar en houden rekening met de prioriteiten die reeds in het Europees Partnerschap werden uiteengezet.130 Laatstgenoemde programma’s worden jaarlijks, rekening

125 Verordening (EG) nr. 718/2007 van de Commissie van 12 juni 2007 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA), P.B. L 170/1 van 29 juni 2007. 126 Zie ook Besluit 2007/766/EG van de Commissie van 14 november 2007 tot vaststelling van een lijst van regio’s en gebieden die in aanmerking komen voor financiering in het kader van het onderdeel grensoverschrijdende samenwerking van het instrument voor pretoetredingssteun op het gebied van grensoverschrijdende samenwerking tussen lidstaten en begunstigde landen voor de periode 2007-2013, P.B. L 310/15 van 28 november 2007. 127 Zie artikel 13-15 Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad van 17 juli 2006 tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA), P.B. L 210/82 van 31 juli 2006. 128 Artikel 21 Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad van 17 juli 2006 tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA), P.B. L 210/82 van 31 juli 2006. 129 Zie Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: Instrument voor Pretoetredingssteun (IPA) herzien Meerjarig Indicatief Financieel Kader voor 2011-2013, COM(2010) 640 van 10 november 2010. 130 Zie artikel 7 Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad van 17 juli 2006 tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA), P.B. L 210/82 van 31 juli 2006. 31 houdend met diverse factoren, vastgelegd door de Commissie, na raadpleging en in samenspraak met het betreffende land.

3. Verdere evolutie van de relaties

3.1 Stabilisatie- en Associatieovereenkomst en interimovereenkomst

63. Op 9 september 2008 ging het Servisch parlement over tot ratificatie van de overeenkomst, wat onmiddellijk op bijval kon rekenen van de Europese Commissie. Zoals reeds vermeld betreft de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst tussen Servië en de Europese Unie evenwel een gemengd akkoord. Zowel de EU als de verschillende lidstaten zijn daarom als verdragsluitende partijen aan te merken, wat tot gevolg heeft dat alle lidstaten moeten overgaan tot ondertekening en ratificatie van het akkoord, alvorens dit in werking kan treden. Dergelijk ratificatieproces is al erg tijdrovend op zich en de weigerachtige houding van sommige landen zorgde enkel voor meer vertraging. Verschillende lidstaten, die principiële tegenstanders waren van Servische toetreding of in bilaterale conflicten waren verwikkeld met het land, lieten lang op zich wachten en stelden de ratificatie van de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst telkens uit. Eén lidstaat heeft tot op heden nog altijd niet geratificeerd en houdt zo nog steeds de inwerkingtreding van de overeenkomst tegen.131

64. Zoals gewoonlijk bij het sluiten van een gemengd akkoord en de vaak lange periode tot de inwerkingtreding hiervan, werd parallel met de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst een interimovereenkomst gesloten met Servië.132 In dergelijke akkoorden worden enkel onderwerpen opgenomen die binnen de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie vallen, waardoor er slechts twee partijen zijn en ondertekening en ratificatie vanwege de EU en de betrokken staat volstaan voor inwerkingtreding. Deze interimovereenkomst, die voornamelijk handel- en economiegerelateerde aspecten behelst, trad op 1 februari 2010 in werking en zal van toepassing blijven tot de hoofdovereenkomst, de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst, in werking treedt. Eens dit gebeurt,

131 Op dit moment heeft enkel Litouwen de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst met Servië nog niet geratificeerd. Invloedrijke lidstaten Frankrijk en Duitsland ratificeerden reeds in 2011. Nederland verzette zich lang tegen de ondertekening en ratificatie van de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst en stond heel weigerachtig tegenover het toetredingsproces van Servië, maar ging uiteindelijk toch overstag. België ratificeerde het akkoord als één van de laatste op 20 maart 2012 (zie ‘Belgium ratifies SAA with Serbia’, B92, 27 maart 2012). Enkel Roemenië, dat ontevreden was over de behandeling van de Vlach-minderheid (infra 102, nr. 177), en Litouwen, dat in een conflict met Servië was verzeild omtrent de privatisering van enkele Servische bedrijven, bleven toen nog dwarsliggen, maar Roemenië bleek uiteindelijk toch bereid om tot ratificatie over te gaan (‘Romania ratifies SAA with Serbia’, B92, 4 april 2012). Wanneer Litouwen de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst uiteindelijk zal ratificeren, is onzeker. Volgens een vertegenwoordiger van het Litouws parlement zou dit omstreeks juni 2012 moeten gebeuren (‘Lithuania likely to ratify SAA in June’, B92, 6 april 2012). Na deze laatste ratificatie dient de Raad over te gaan tot de formele sluiting van het akkoord en pas daarna kan de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst met Servië in werking treden. 132 Interimovereenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Republiek Servië, anderzijds van 29 april 2008, P.B. L 28/2 van 30 januari 2010. 32 kunnen naast de economische aangelegenheden, die reeds door de interimovereenkomst worden geregeld, ook de politieke bepalingen in werking treden, wat onder andere inhoudt dat de Stabilisatie- en Associatieraad en het parlementair comité kunnen worden ingericht en hun werkzaamheden kunnen aanvangen.

3.2 Implementatie van de vereiste hervormingen

3.2.1 Vroegere beoordelingen

65. Reeds vroeg werd door de jaarlijkse voortgangsrapporten, die sinds 2005 worden opgemaakt133, duidelijk dat op diverse gebieden aanpassingen en hervormingen nodig waren, indien Servië in aanmerking wou komen voor EU-lidmaatschap. Efficiënte bestrijding van de wijdverspreide corruptie, structurele hervormingen van diverse instellingen, opwaardering van de mensenrechten en de garantie van een onafhankelijk gerechtelijk apparaat bleken noodzakelijk. Terwijl de jaren voorbijgingen, stelde de Europese Unie vast dat verwoede pogingen tot hervorming hun vruchten begonnen af te werpen. Op het terrein van de politieke criteria merkte de EU duidelijke vooruitgang met de inwerkingtreding van een nieuwe, Europees geïnspireerde grondwet en het instellen van democratische verkiezingen. Op economisch gebied was de omvorming naar een functionerende markteconomie minder spectaculair verlopen, maar kon toch van enige toenadering en van een aanmerkelijke economische groei worden gesproken. De conclusie bleef steeds dezelfde: Servië heeft de capaciteit om lid te worden van de Europese Unie, maar aanmerkelijke verbetering van een aantal werkpunten en gedragsverandering met het oog op een aantal hete hangijzers134 blijft vereist.

3.2.2 Recente evaluaties

66. In de recente voortgangsrapporten zag de Commissie duidelijke vooruitgang op het vlak van de politieke criteria.135 De democratie en het principe van de rechtstaat werden versterkt, de regering bleef stabiel en de Europese koers werd aangehouden. De hervorming van het gerechtelijk apparaat werd voorgezet, maar er bleven toch twijfels bestaan over de transparantie en de onafhankelijkheid. De strijd tegen corruptie werd bestendigd, maar ook hier waren er nog serieuze tekortkomingen.

133 Zie Werkdocument van het Commissiepersoneel: Voortgangsrapport Servië en Montenegro 2005, SEC(2005) 1428 van 9 november 2005; Werkdocument van het Commissiepersoneel: Voortgangsrapport Servië 2006, SEC(2006) 1389 van 8 november 2006; Werkdocument van het Commissiepersoneel: Voortgangsrapport Servië 2007, SEC(2007) 1453 van 6 november 2007; … 134 Infra 38, nr. 75. 135 Zie Werkdocument van het Commissiepersoneel: Voortgangsrapport Servië 2008, SEC(2008) 2698 van 5 november 2008; Werkdocument van het Commissiepersoneel: Voortgangsrapport Servië 2009, SEC(2009) 1339 van 14 oktober 2009; Werkdocument van het Commissiepersoneel: Voortgangsrapport Servië 2010, SEC(2010) 1330 van 9 november 2010. 33

67. Op het vlak van mensenrechten en de bescherming van minderheden werd de nodige wetgeving aangenomen. Deze regelgeving moest echter nog meer in lijn gebracht worden met de Europese standaarden en aan de handhaving ervan moest blijven gewerkt worden. Er werd amper vooruitgang geboekt ten aanzien van het gevangeniswezen en de preventie van foltering. Ook mishandeling en discriminatie van verschillende minderheden bleef een probleem in de praktijk. Verdere inspanningen inzake vluchtelingen en internally displaced persons bleken ook noodzakelijk.

68. Wat de regionale kwesties en de internationale verplichtingen betrof, benadrukte de Commissie de constructieve houding en de welwillende medewerking van Servië ten aanzien van het Internationaal Oorlogstribunaal voor Voormalig Joegoslavië. Volgens de hoofdaanklager van het Joegoslaviëtribunaal werden de aanvragen tot het verkrijgen van de nodige dossiers en documenten tijdig beantwoord en getuigde de zoektocht naar de resterende oorlogsmisdadigers van een toegenomen toewijding en professionalisme. Toch werd duidelijk gesteld dat het arresteren van Ratko Mladic en Goran Hadzic, die toen nog beiden op vrije voeten waren, een noodzakelijke voorwaarde bleef voor de toekomstige toetreding.136 Daarnaast werd ook de coöperatie met EULEX in het licht van de oorlogsmisdaden in Kosovo en de bereidheid van Servië om tot een dialoog te komen met de nieuwgevormde staat geprezen. Een verbeterde regionale samenwerking met de buurlanden via verschillende initiatieven werd ook vastgesteld.

69. Op het vlak van de economische criteria was de vooruitgang beperkt gebleven. Servië werd zwaar getroffen door de crisis en economische stabiliteit kon slechts gradueel terug bereikt worden mits hulp van het IMF, gesteund door de Europese Unie en de Wereldbank. In de voortgangsrapporten werd benadrukt dat serieuze inspanningen om de economie te hervormen vereist bleven. Door het uitstellen van diverse herstructureringen in tijden van crisis, was de werkloosheid gestegen en de privatisering van verschillende overheidsbedrijven onvoldoende doorgevoerd. De standaard van een functionerende markteconomie was duidelijk nog niet bereikt. In het licht van de interimovereenkomst die tussen Servië en de EU was gesloten, waren er ook nog hervormingen noodzakelijk om de economie in overeenstemming te brengen met het acquis communautaire. Wat de interne markt betrof, werden duidelijke verbeteringen erkend op het vlak van vrij verkeer van goederen, terwijl de progressie met betrekking tot vrij verkeer van diensten, personen en kapitaal maar als matig kon bestempeld worden. In het kader van de mededinging moest nog verder gewerkt worden aan de effectieve handhaving.

70. Belangrijk was wel dat het toetredingsproces van Servië tot de Wereldhandelsorganisatie (World Trade Organisation of WTO) haar einde naderde, aangezien de bilaterale onderhandelingen met de

136 Infra 42, nr. 83. 34 verschillende lidstaten nagenoeg afgerond waren. Servië diende reeds eind 2004 een verzoek tot lidmaatschap in. Begin 2005 werd deze applicatie aanvaard en op die manier konden even later de onderhandelingen starten. Toetreding tot de Wereldhandelsorganisatie wordt zeer belangrijk geacht en men verwacht dat het een enorme bijdrage zal leveren in het proces van economische hervorming en duurzame ontwikkeling in Servië.137 Op 11 juni 2011 werd dan ook een bilaterale overeenkomst gesloten met de Europese Unie omtrent de toetreding van Servië tot de Wereldhandelsorganisatie.138 Volgens Europees commissaris voor Handel Karel De Gucht vormde het akkoord, waarmee de Europese Unie aantoont de toetreding van Servië tot de WTO te ondersteunen, een mijlpaal in het toetredingsproces tot de Wereldhandelsorganisatie en een belangrijke stap bij het versterken van de onderlinge handelsrelaties. De vlotte vooruitgang van Servië in het toetredingsproces werd geprezen en de hoop en het vertrouwen op een snelle opname werden uitgedrukt.

71. Eind 2009 werd visumvrij reizen in werking gesteld139 en het grensbeleid werd enigszins verbeterd. Op vlak van asiel en migratie was de vooruitgang veel geringer. Verder werd duidelijke progressie opgemerkt in de strijd tegen drugs, georganiseerde misdaad en mensenhandel. Ook op het vlak van terrorismebestrijding werd enige vooruitgang geboekt.

3.3 Evaluatie van het Stabilisatie- en Associatieproces

72. Na verloop van tijd bleek dat de lancering van een regionaal beleid voor Zuidoost-Europa, een proces dat zich sinds de Royaumont Top van 1995 zeer geleidelijk ontwikkelde, de voornaamste doelstellingen, die aan de basis lagen voor de oprichting ervan, wist te verwezenlijken of althans vooruitgang boekte op die vlakken. Na het uitbreken van de oorlogen in voormalig Joegoslavië, waarbij de Europese Economische Gemeenschap niet helemaal vrijuit ging, was het beleid van de EEG ten aanzien van de daaruit voortspruitende landen zeer betwistbaar en getuigde het bovenal van weinig visie.140 Zonder dit ooit openlijk te verklaren, leek de verantwoordelijkheid voor het geweld volledig bij Servië te worden gelegd en de gevolgen op het vlak van de relaties tussen Servië en de Europese Economische Gemeenschap/Europese Unie waren navenant. Terwijl de andere ex-

137 Zie S. KATHURIA, Western Balkan integration and the EU: an agenda for trade and growth, Washington, World Bank, 2008, 66-67. 138 ‘EU, Serbia sign bilateral WTO accession agreement’, The Sofia Echo, 11 januari 2011. 139 Verordening (EG) nr. 1244/2009 van de Raad van 30 november 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, P.B. L 336/1 van 18 december 2009. Zie ook M. UVALIC, Serbia’s transition, 242-243. Voor eerdere versoepelingen op het vlak van visa: zie Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Servië inzake de versoepeling van de afgifte van visa van 8 november 2007, P.B. L 334/137 van 19 december 2007. 140 Supra 17, nr. 37. 35

Joegoslavische republieken snel weer konden genieten van geprivilegieerde banden en preferentiële regimes, werd Servië overladen met alle mogelijke sancties. Het land holde achterop en het duurde enige tijd voor de Europese Unie inzag dat stabiliteit in de regio niet kon bereikt worden wanneer het één van de prominente actoren bleef uitsluiten.

73. Een regionale benadering, die de verschillende landen uit Zuidoost-Europa terug moest verenigen in een gezamenlijk engagement om EU-lidmaatschap te bereiken en zo voor stabiliteit in deze van nature onstabiele regio moest zorgen, werd stap voor stap ontwikkeld en het resultaat mocht er zijn. Het zogenaamde Stabilisatie- en Associatieproces kreeg vorm en de landen uit de Westelijke Balkan werden terug als één geheel behandeld. De politieke en economische conditionaliteit voor toetreding werd aangepast aan de specifieke situatie van de betrokken regio en regionale samenwerking werd het sleutelwoord.141 Na al die jaren als zondebok behandeld te zijn, kon Servië eindelijk weer van gunstige handelsvoorwaarden genieten en werd het zelfs een Europese toekomst beloofd. De geschiedenis heeft reeds meermaals aangetoond dat het afschuiven van alle schuld op een zondebok en het uitsluiten en isoleren van een land geen goede oplossing is. Het terug opnemen van Servië in de plannen van de Europese Unie kan dus absoluut als een verstandige keuze worden gezien.

74. In de betrokken landen werd in de loop der jaren serieuze vooruitgang geboekt en verschillende staan zelfs dicht bij de verwerving van EU-lidmaatschap.142 Gezien de toestand van deze staten na de oorlogen in ex-Joegoslavië is dit een opmerkelijke prestatie, waartoe de instrumenten van het Stabilisatie- en Associatieproces in grote mate bijgedragen hebben. De vooropgestelde ‘beloning’ van lidmaatschap liet verschillende landen boven zichzelf uitstijgen en zorgde ervoor dat cruciale hervormingen, die voordien onmogelijk leken, toch doorgang konden vinden. De betrokken landen begonnen in te zien dat onderlinge samenwerking hen ten goede kwam en daarom werd steeds meer afgezien van het tegenwerken van de ooit zo gehate buurlanden. Het kan niet gezegd worden dat er geen spanningen meer aanwezig zijn, maar volgens mij zijn deze door het doorgevoerde beleid van de Europese Unie tot een minimum beperkt en zou de situatie er heel anders uitzien indien het Stabilisatie- en Associatieproces niet werd ontwikkeld. Natuurlijk kan het belang van het Stabiliteitspact143, dat in grote mate vorm gaf aan het Stabilisatie- en Associatieproces, en andere vormen van regionale samenwerking niet ontkend worden, maar in de laatste jaren werd toch aangetoond dat vooral het bereiken van EU-lidmaatschap een belangrijke drijfveer vormt om betere relaties aan te knopen met de buurlanden. Op het vlak van het bereiken van stabiliteit in de regio lijkt

141 Supra 20, nr. 42. 142 Infra 91, nr. 162. 143 Supra 21, nr. 43. 36 het Stabilisatie- en Associatieproces, ondanks de onvermijdelijke opflakkeringen van de historisch gewortelde spanningen tussen de Balkan-landen, dus ook tot zichtbare vooruitgang te hebben geleid.

37

HOOFDSTUK 2: ENKELE DELICATE PUNTEN

1. Medewerking met internationale strafrechtelijke instanties

1.1 Situering

75. De problematiek van de volledige coöperatie van de landen uit Zuidoost-Europa met internationale strafrechtelijke instanties is een uiterst belangrijk element binnen de politieke en juridische voorwaarden die door de Europese Unie werden opgelegd en is daarom cruciaal bij de bespreking van het toetredingsproces van Servië tot de Europese Unie. Vaak zal daarbij gedacht worden aan de vereiste medewerking met het Internationaal Oorlogstribunaal voor Voormalig Joegoslavië, maar ook de coöperatie met het Internationaal Strafhof (en de rol die de Verenigde Staten daarbij speelden) verdient enige aandacht.

1.2 Medewerking met het Joegoslaviëtribunaal

1.2.1 Ontstaan en functie van het Internationaal Oorlogstribunaal voor Voormalig Joegoslavië

76. Na de bloederige uiteenspatting van Joegoslavië, die gepaard ging met genocide en ontelbare mensenrechtenschendingen, kwam er een reactie op internationaal vlak. Op initiatief van de Verenigde Naties werd op 25 mei 1993 besloten tot oprichting van het Internationaal Oorlogstribunaal voor Voormalig Joegoslavië (International Criminal Tribunal for the former Yugoslavia of ICTY)144 in Den Haag, door middel van een resolutie van de VN-Veiligheidsraad.145 Het betreft een ad hoc-instelling die zich specifiek bezighoudt met het onderzoek naar en de vervolging van schendingen van het oorlogsrecht en misdaden tegen de menselijkheid tijdens de uitermate gruwelijke oorlogen in voormalig Joegoslavië. Volgens het oprichtingsstatuut kan het tribunaal aanklachten formuleren op basis van genocide, oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en schendingen van de Verdragen van Genève.146 De betrokken staten waren verplicht om hun medewerking te verlenen, maar de slagkracht van het Joegoslaviëtribunaal om dit effectief af te dwingen ontbrak duidelijk. De internationale troepen die in de regio gestationeerd waren hadden sinds de Akkoorden van Dayton de bevoegdheid om arrestaties te verrichten, maar handelden aanvankelijk slechts heel weigerachtig. Daar kwam geleidelijk verandering in, maar overeenkomstig

144 Voluit: International Tribunal for the Prosecution of Persons Responsible for Serious Violations of International Humanitarian Law Committed in the Territory of the Former Yugoslavia since 1991(www.icty.org). 145 Resolutie 827 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (25 mei 1993), UN Doc. S/RES/827 (1993). Zie ook E. POND, Endgame in the Balkans: regime change, European style, Washington, Brookings Institution, 2006, 254-260. 146 Zie Artikel 1 Report of the Secretary-General pursuant to paragraph 2 of Security Council Resolution 808 (3 mei 1993), UN Doc. S/25704 (1993). 38 het principe van de territoriale soevereiniteit hadden deze troepen uiteraard geen toegang tot Servië. Om de vereiste medewerking af te dwingen bleek het Joegoslaviëtribunaal afhankelijk van andere internationale organisaties en bijgevolg verwerkte de Europese Unie de vereiste medewerking als één van de voorwaarden in het Stabilisatie- en Associatieproces.

1.2.2 De verwerking van de voorwaarde in het Stabilisatie- en Associatieproces

1.2.2.1 Situering

77. Wanneer men het over oorlogsmisdadigers uit voormalig Joegoslavië heeft, behoren de bekendste namen (zoals Radovan Karadzic, Ratko Mladic en Slobodan Milosevic) nagenoeg allemaal tot het Servische kamp, al zijn er ook heel wat Kroatische, Albanese en Bosnische oorlogsmisdadigers tegen wie aanklachten werden uitgevaardigd. Slobodan Milosevic, de nationalistische president die volgens velen aan de basis ligt van de oorlogen, werd in 2001 aangehouden.147 Op basis van een aanklacht voor misdrijven in de oorlogen in Kroatië148, Bosnië149 en Kosovo150 werd hij overgedragen en zijn proces in Den Haag begon in 2002. Door de uiteenlopende beschuldigingen was het proces zeer tijdrovend. Milosevic stond erop om zelf zijn verdediging te voeren en deed dat ook tot zijn (volgens alle gegevens) natuurlijke dood in 2006, waardoor het proces geen verdict kende.151

78. De Bosnische Serviër Radovan Karadzic slaagde erin zich langer verborgen te houden. Als voormalig president van de Republika Srpska wordt hij verantwoordelijk geacht voor de lange belegering van Sarajevo en de genocide in Srebrenica, waar ongeveer 8000 Bosnische moslims op koelbloedige wijze werden afgeslacht.152 Reeds sinds 1996 werd hij beschuldigd door het Joegoslaviëtribunaal en was hij dus voortvluchtig, al werd hem in eerste instantie nog niet veel in de weg gelegd. Volgens sommigen was hem door de Amerikaanse diplomaat Richard Holbrooke zelfs een vorm van immuniteit beloofd ten gevolge van het Verdrag van Dayton, al heeft Holbrooke dit altijd resoluut ontkend. Gesteund door een uitgebreid netwerk slaagde Karadzic er in om zijn aanhouding te ontlopen en dat wekte grote frustratie op bij vele westerse landen.153 Men begon in te

147 Zie L. SELL, Slobodan Milosevic and the destruction of Yugoslavia, 318-328. 148 Joegoslaviëtribunaal, Prosecutor v. Slobodan Milosevic, Second Amended Indictment “Croatia”, Case No. IT- 02-54-T (28 juli 2004). 149 Joegoslaviëtribunaal, Prosecutor v. Slobodan Milosevic, Amended Indictment “Bosnia and Herzegovina”, Case No. IT-02-54-T (22 november 2002). 150 Joegoslaviëtribunaal, Prosecutor v. Slobodan Milosevic, Second Amended Indictment “Kosovo”, Case No. IT- 99-37-PT (16 oktober 2001). 151 Zie G. BOAS, The Milosević trial: lessons for the conduct of complex international criminal proceedings, Cambridge, Cambridge University Press, 2007, 306 p; M. B. BROWN, From Tito to Milosevic, 1-5; J. N. CLARK, Serbia in the shadow of Milošević: the legacy of conflict in the Balkans, Londen, Tauris, 2008, 64. 152 Joegoslaviëtribunaal, Prosecutor v. Radovan Karadzic, Third Amended Indictment, Case No. IT-95-5/18-PT (27 februari 2009). 153 Zie G. MUSTERT, Aanklacht massamoord. Radovan Karadzic, Leuven, Actmedia/Van Halewyck, 2008, 255 p. 39 zien dat politieke druk op de Balkan-landen nodig zou zijn om tot arrestatie van de voortvluchtige oorlogsmisdadigers over te gaan, aangezien een militaire interventie niet het gepaste instrument leek. Op de vrijwillige medewerking van de betrokken landen kon evenmin gerekend worden, aangezien de oorlogsmisdadigers vaak als nationale helden werden beschouwd. Ze werden door de lokale bevolking gesteund bij het onderduiken en de toenmalige regeringen maakten van hun opsporing en arrestatie allesbehalve een prioriteit. Pas na vele mislukte arrestatiepogingen werd Karadzic, die ondertussen als alternatieve geneesheer Dragan Dabic was ondergedoken in Belgrado, in 2008 uiteindelijk toch gesnapt en overgebracht naar Den Haag.154

1.2.2.2 Medewerking met Joegoslaviëtribunaal wordt deel van de politieke conditionaliteit

79. De Europese Unie, beïnvloed door de positie van de Verenigde Staten omtrent deze problematiek, begon druk te zetten op de verschillende landen in voormalig Joegoslavië om hun oorlogsmisdadigers op te sporen en over te dragen aan het Joegoslaviëtribunaal, aangezien ze (in lijn met de internationale gemeenschap) van mening was dat stabiliteit in de regio enkel bereikt kon worden indien gerechtigheid is geschied en de verschillende oorlogsmisdadigers berecht zijn. In het kader van het Stabilisatie- en Associatieproces, de regionale benadering van de Europese Unie ten aanzien van de landen uit de Westelijke Balkan, verklaarde men dat de effectieve medewerking met het Internationaal Oorlogstribunaal voor Voormalig Joegoslavië deel uitmaakt van de politieke conditionaliteit.155 Het sluiten van een Stabilisatie- en Associatieovereenkomst, dat als een echt pretoetredingsakkoord kan bestempeld worden, werd zo vastgeknoopt aan deze voorwaarde en verdergaande integratie en eventuele toetreding tot de Europese Unie werden daarvan afhankelijk gemaakt. Dit was voor de betrokken landen geen evidente eis, aangezien de verschillende oorlogsmisdadigers door de bevolking vaak op handen werden gedragen.156 Ze werden in bescherming genomen en politici die het op hen gemunt hadden, konden dikwijls op een daling van hun populariteit rekenen. Dit was duidelijk het geval bij toenmalig premier Zoran Dindic, die tegen de

154 ‘War crimes fugitive Radovan Karadzic arrested in Serbia’, The Times, 22 juli 2008. 155 Zie M. MARESCEAU, Zuidoost-Europa en de Europese Unie, 33-35; D.P. FORSYTHE en P.C. MCMAHON, “The ICTY’s impact on Serbia: judicial romanticism meets network politics”, Human Rights Quarterly 2008, 412-435; I. RAIC, Integration or Disintegration? Explaining Serbia's reluctant compliance with EU conditionality, Boedapest, VDM Verlag, 2009, 24-25; I. RANGELOV, “EU conditionality and transitional justice in the former Yugoslavia”, Croatian Yearbook of European Policy 2009, 365-376; M. UVALIC, Serbia’s transition, 236-237; K. VOS, Kroatië op weg naar de EU, onuitg. licentiescriptie Politieke Wetenschappen K.U.Leuven, 2005-2006, 26- 27 en 54-55. 156 Zie M. KLARIN, “The impact of the ICTY trials on public opinion in the former Yugoslavia”, Journal of International Criminal Justice 2009, 89-96; I. RAIC, Integration or Disintegration? Explaining Serbia's reluctant compliance with EU conditionality, Boedapest, VDM Verlag, 2009, 26-28; E. SIMPSON, “Stop to : internal versus external factors suppressing the advancement of the rule of law in Serbia”, Georgetown Journal of International Law 2004-2005, 1255-1287. 40 wil van het gros van de bevolking Slobodan Milosevic overdroeg aan het Joegoslaviëtribunaal in Den Haag. Even later werd Dindic zelfs vermoord in Belgrado, een maand na een eerdere aanslag op zijn leven.157 Zijn hervormingsdrang en prowesterse politiek, maar ook vooral de overdracht van een ‘nationale held’ aan het Joegoslaviëtribunaal, hadden hem blijkbaar geen goed gedaan. In Servië, Kroatië en Bosnië werd slechts heel aarzelend steun verleend en men ging amper op zoek naar de oorlogsmisdadigers die zich ergens op hun grondgebied bevonden. Vele EU-lidstaten waren bijgevolg niet echt enthousiast om de toetreding van deze landen te bewerkstelligen.

1.2.3. Patronen en tendensen betreffende de medewerking van Servië

80. Na Dindic bekleedde de liberale en eveneens prowesterse Zoran Zivkovic de positie van eerste minister in Servië. De westerse mogendheden zagen in hem de uitgelezen persoon om volledige coöperatie met het Joegoslaviëtribunaal na te streven, maar moesten die verwachtingen al snel matigen. Met de aanstaande verkiezingen aan de horizon kon Zivkovic zich geen populariteitsverlies permitteren en werd deze problematiek zo veel mogelijk vermeden. Carla Del Ponte, de toenmalige hoofdaanklager, vaardigde aanklachten uit tegen vier Servische generaals (Nebosja Pavkovic, Vladimir Lazarevic, Vlastimir Djordjevic en Sreten Lukic)158, maar Zivkovic zorgde niet voor een arrestatie of uitlevering van één van deze oorlogsmisdadigers.

81. Toch hadden deze beschuldigingen, net voor de verkiezingen, een populariteitsstijging van de nationalistische, antiwesterse Servische Radicale Partij tot gevolg. De partij kwam echter net tekort om een absolute meerderheid te bereiken en bijgevolg was het aan Vojislav Kostunica, leider van de Democratische Partij van Servië en voormalig president van Joegoslavië, om een regering te vormen. Het beleid van zijn regering werd eveneens gekenmerkt door extreme voorzichtigheid op het vlak van samenwerking met het Internationaal Oorlogstribunaal voor Voormalig Joegoslavië.

82. In 2005 kwam er een doorbraak en Servië leek zich geleidelijk te onderwerpen aan de eisen van de Europese Unie tot coöperatie met het Joegoslaviëtribunaal. Naar aanleiding van de kritiek van de internationale gemeenschap manifesteerde er zich binnen Servië immers ook steeds meer tegenkanting tegen het beleid van Kostunica. Verschillende golven van vrijwillige overgaven en bijhorende uitleveringen van oorlogsmisdadigers vervolledigden deze tendens en zorgden voor een

157 ‘Serbian premier assassinated’, BBC News, 12 maart 2003. 158 Joegoslaviëtribunaal, Prosecutor v. Nebosja Pavkovic et al., Initial Indictment, Case No. IT-03-70 (2 oktober 2003). 41 ommekeer. Toch bleef de Europese Unie benadrukken dat er nog meer stappen moesten worden gezet om aan de voorwaarde van volledige medewerking te voldoen.159

1.2.4. De twee laatste voortvluchtigen: Ratko Mladic en Goran Hadzic

1.2.4.1 Gevolgen van het uitblijven van de arrestaties

83. De medewerking met het Joegoslaviëtribunaal vormde een zeer belangrijk element in het kader van de relaties van Servië met de Europese Unie en bepaalde de vooruitgang in het toetredingsproces in grote mate. Zo werden de onderhandelingen voor het sluiten van een Stabilisatie- en Associatieovereenkomst in 2006 afgebroken toen volgens rapporten van het tribunaal bleek dat Servië onvoldoende medewerking verleende. Pas midden 2007 werd het overleg terug hervat, toen de nieuwe Servische regering beloofde om volledige coöperatie te verlenen: een actieplan voor de arrestatie van Mladic werd opgesteld en een nieuwe instelling, gericht op de efficiënte opsporing van de resterende oorlogsmisdadigers, werd gecreëerd. Vooral Nederland toonde zich erg streng en speelde een belangrijke rol hierbij: de lidstaat bleef zich verzetten tegen de ondertekening van een Stabilisatie- en Associatieovereenkomst en bleef hameren op een strikte naleving van de conditionaliteit inzake de medewerking met het Joegoslaviëtribunaal. Na de ondertekening zorgde Nederland ook voor het blokkeren van de inwerkingtreding van de interimovereenkomst, die de handelsgerelateerde hoofdstukken bevat, omdat het kritisch bleef tegenover de Servische coöperatie, ook al werd er een positief rapport afgeleverd door het Internationaal Oorlogstribunaal voor Voormalig Joegoslavië.160 Het uitblijven van arrestaties van de resterende oorlogsmisdadigers begon zijn tol te eisen en zorgde voor steeds meer druk.

84. Met het presidentschap van Boris Tadic waaide er een nieuwe wind en door de arrestatie in 2008 van Radovan Karadzic, toch één van de belangrijkste oorlogsmisdadigers, kon Servië al op meer goodwill rekenen.161 Dat Ratko Mladic en Goran Hadzic nog altijd niet gevat waren en het Joegoslaviëtribunaal bleef wachten op hun uitlevering, vormde echter een pijnpunt. Mladic was de militaire opperbevelhebber van de Republika Srpska en is bijgevolg verantwoordelijk voor de vele doden in Sarajevo en de etnische zuiveringen in Srebrenica, alsook voor de gijzelneming van VN- vredestroepen.162 Ondanks grote beloningen voor informatie over of arrestatie van Mladic door Servië en de VS, bleef hij jarenlang voortvluchtig. Goran Hadzic was president van de Republiek van

159 Zie I. RAIC, Integration or Disintegration? Explaining Serbia's reluctant compliance with EU conditionality, Boedapest, VDM Verlag, 2009, 27. 160 ‘ blocks EU-Serbia Trade Deal’, EUobserver, 15 september 2008. 161 Zie A. FAGAN, Europe’s Balkan dilemma, 116-117. 162 Joegoslaviëtribunaal, Prosecutor v. Ratko Mladic, Amended Indictment, Case No. IT-95-5/18-I (10 oktober 2002). 42

Servisch Krajina en wordt beschuldigd van oorlogsmisdaden tijdens de oorlog in Kroatië.163 Naast het feit dat Mladic en Hadzic nog altijd op vrije voeten rondliepen en niet berecht waren, vormde vooral de bevinding dat deze nog steeds geholpen werden door machtige personen binnen Servië een groot probleem.164 De Europese Unie bleef nadrukkelijk hameren op de arrestatie van Ratko Mladic en het toekomstig lidmaatschap van Servië bleek op het spel te staan.165

1.2.4.2 De arrestaties van Ratko Mladic en Goran Hadzic

85. In de ochtend van 26 mei 2011 werd Ratko Mladic gearresteerd in een dorp in de autonome provincie Vojvodina, waar hij zich samen met familieleden en vertrouwelingen schuilhield.166 Na wat twijfel over zijn identiteit, bevestigde president Tadic in een persconferentie dat het weldegelijk om de reeds lang gezochte oorlogsmisdadiger ging. Hij werd overgebracht naar Belgrado en de overdracht aan het Internationaal Oorlogstribunaal voor Voormalig Joegoslavië werd voorbereid. Een duizendtal aanhangers van Mladic toonden hun ongenoegen tegenover de regering voor het arresteren en overdragen van één van hun helden, wat leidde tot een gewelddadige clash met de politie en heel wat arrestaties.

86. De aanhouding en daarmee gepaard gaande overdracht van Ratko Mladic aan het Joegoslaviëtribunaal was een zeer positieve ontwikkeling in het kader van het toetredingsproces van Servië tot de Europese Unie. De EU bleef in haar communicaties immers duidelijk stellen dat de aanhouding van Mladic noodzakelijk was met het oog op toetreding en hield het been stijf.167 Nu deze voorwaarde eenmaal vervuld was, viel er heel wat druk weg voor Servië. Kort voor de arrestatie werd immers duidelijk dat het volgende rapport van hoofdaanklager Serge Brammertz omtrent de medewerking van Servië met het Joegoslaviëtribunaal, waar de EU veel belang aan hechtte, allerminst positief zou zijn, wat de kansen van Servië op het bereiken van de status van kandidaat- lidstaat serieus in het gedrang zou brengen.168 De inspanningen waren volgens Brammertz niet voldoende en het niet arresteren van de overblijvende voortvluchtigen ondermijnde volgens hem de geloofwaardigheid van het meermaals aangegaan engagement tot volledige medewerking.169 Met de aanhouding van Ratko Mladic veranderde natuurlijk alles. Nog diezelfde dag reageerde de Europese

163 Joegoslaviëtribunaal, Prosecutor v. Goran Hadzic, Initial Indictment, Case No. IT-04-75-I (21 mei 2004). 164 ‘Videos of Ratko Mladic put Serbia's EU bid in doubt’, The Guardian, 11 juni 2009. 165 ‘EU tells Serbia: 'No Mladic, no membership'’, The Times, 3 mei 2006; ‘Serbia's EU Membership Could Hinge on War Crimes Suspect’, PBS, 27 oktober 2010. 166 ‘Ratko Mladic arrested: Bosnia war crimes suspect held’, BBC News, 26 mei 2011. 167 ‘EU remain firm on Mladic’, Human Rights Watch, 11 juni 2010; ‘War crimes prosecutor urges EU to keep up pressure on Serbia to arrest Ratko Mladic’, Associated Press, 20 september 2010. 168 ‘War crimes report damages Serbia’s EU bid’, EUobserver, 26 mei 2011. 169 Report of the International Tribunal for the Former Yugoslavia (31 juli 2011), UN Doc. A/66/210-S/2011/473 (2011). 43

Unie via Europees commissaris voor Uitbreiding Füle.170 Volgens hem was een groot obstakel op weg naar lidmaatschap omzeild, al dienden er nog heel wat hervormingen plaats te vinden en verwachtte hij in de nabije toekomst ook de arrestatie van Goran Hadzic. Toch kon uit de vele reacties worden afgeleid dat men minder zwaar leek te tillen aan Goran Hadzic en dat vooral de arrestatie van Mladic, jarenlang de absolute prioriteit, een grote stap was. Daarnaast werd de arrestatie van Mladic ook geprezen door verschillende wereldleiders en internationale organisaties, wat het (doorgaans slechte) imago van Servië zeker geen kwaad deed.

87. Op 20 juli 2011, nog geen twee maanden na de arrestatie van Ratko Mladic, maakte president Boris Tadic bekend dat ook Goran Hadzic aangehouden was.171 Met de arrestatie van Hadzic werd de laatste voortvluchtige oorlogsmisdadiger opgepakt en kwam een einde aan de klopjacht die sinds de oorlogen in voormalig Joegoslavië werd opgelegd aan de betrokken landen. Van de 161 personen die door het Internationaal Oorlogstribunaal voor Voormalig Joegoslavië aangeklaagd werden, zijn er 131 die in de loop der jaren gearresteerd werden of zichzelf hebben aangemeld. De resterende 30 bestaan uit 20 personen tegen wie de aanklacht terug ingetrokken werd en 10 die overleden zijn alvorens ze ingerekend werden. Er kan dus, na een moeizame start, van een sterk parcours gesproken worden.

1.2.5. De situatie na de arrestaties van Ratko Mladic en Goran Hadzic

88. Het was duidelijk dat Servië, door de arrestatie en overdracht van Ratko Mladic en Goran Hadzic, een grote stap richting toetreding had gezet.172 Tadic stelde dat daarmee het moeilijkste hoofdstuk met betrekking tot de medewerking met het Joegoslaviëtribunaal voltooid was en hoopte op deze manier een streep te trekken onder de gruwelijke en gewelddadige geschiedenis van het land.173 Verschillende Europese leiders feliciteerden Servië met de arrestatie van Hadzic en zagen het als een engagement richting een betere, Europese toekomst. Europees commissaris voor Uitbreiding Stefan Füle verwelkomde eveneens het nieuws en prees Servië omdat het was blijven doorzetten en woord had gehouden.174 Füle beschouwde het, net als de arrestatie van Ratko Mladic, als een belangrijke stap voor Servië, de regionale coöperatie en internationale justitie. In een gezamenlijke verklaring van José Manuel Barroso, voorzitter van de Europese Commissie, Herman Van Rompuy, voorzitter van de Europese Raad, en Catherine Ashton werd nagenoeg hetzelfde verkondigd.175 De arrestatie

170 ‘EU says Mladic arrest removes big obstacle for Serbia’, Reuters, 26 mei 2011. 171 ‘Serbia arrests Goran Hadzic, the last Yugoslav war fugitive’, The Guardian, 20 juli 2011. 172 ‘Goran Hadzic's arrest has made Serbia's case for the EU overwhelming’, The Guardian, 20 juli 2011. 173 ‘Ratko Mladic arrested: what it means for Serbia’s EU membership’, The Guardian, 26 mei 2011. 174 Statement by Commissioner Stefan Füle following the arrest of Goran Hadzic, 20 juli 2011, EUCO 6140/11. 175 Joint statement by President Van Rompuy, President Barroso and High Representative Ashton on the arrest of Goran Hadzic, 20 juli 2011, PCE EUCO 531/11. 44 van Goran Hadzic, amper twee maanden na de inrekening van Mladic, werd gezien als een uitermate positief signaal in het kader van het toetredingsproces van Servië tot de Europese Unie. Toch werd benadrukt dat, zelfs na arrestatie van alle gezochte oorlogsmisdadigers, volledige medewerking met het Joegoslaviëtribunaal noodzakelijk bleef. Al vormen de arrestaties van gezochte oorlogsmisdadigers de orgelpunten en staan deze vaak symbool voor een positieve evolutie op dat vlak, moet gestipuleerd worden dat medewerking met het Joegoslaviëtribunaal veel meer inhoudt dan alleen dat. Servië diende zich ook op allerlei andere manieren coöperatief te tonen ten aanzien van het tribunaal, door het uitwisselen van informatie, het coördineren van diverse acties, … De grootste obstakels bleken evenwel uit de weg geruimd en de status van kandidaat-lidstaat leek niet meer veraf te zijn voor Servië.

89. Nadat met Ratko Mladic en Goran Hadzic de laatste twee oorlogsmisdadigers waren ingerekend, werd de vraag omtrent het toekomstig lidmaatschap van Servië vooral gekoppeld aan de relaties met Kosovo.176 De problematiek van de volledige medewerking met het Joegoslaviëtribunaal, dat als deel van de politieke conditionaliteit lange tijd het toetredingsproces van Servië leek te gaan blokkeren, verdween snel van de voorgrond en leek voor de Europese Unie geen gespreksonderwerp meer te zijn. Toch moet vermeld worden dat het Internationaal Oorlogstribunaal voor Voormalig Joegoslavië haar taken blijft vervullen en periodieke rapporten omtrent de medewerking van de betrokken landen blijft opmaken. Zo bezocht hoofdaanklager Serge Brammertz begin november 2011 nog Belgrado en verwachtte hij van de Servische autoriteiten een verslag omtrent de plaatsen waar Ratko Mladic zich al die jaren schuilhield en de personen die hem daarbij gesteund hadden.177 De impact die de rapporten van Brammertz nog hebben op het toetredingsproces van Servië tot de Europese Unie lijkt echter verwaarloosbaar.

1.3 Medewerking met het Internationaal Strafhof

1.3.1 Situering

90. Op het eerste gezicht lijkt het verwonderlijk en vreemd dat de medewerking met het Internationaal Strafhof (International Criminal Court of ICC)178 een delicaat punt was in de relaties tussen de Balkan-landen en de Europese Unie. Toch bleek ook deze problematiek invloed te hebben op het toenaderingsproces van de betrokken landen tot de EU en dat heeft alles te maken met de houding van de Verenigde Staten en de door hen uitgeoefende druk. De VS, een felle tegenstander van het Internationaal Strafhof, probeerde andere landen te overtuigen om zogenaamde

176 Infra 49, nr. 97. 177 ‘Chief Hague prosecutor in Serbia visit’, B92, 8 november 2011. 178 Zie www.icc-cpi.int. 45 immuniteitsovereenkomsten (immunity agreements) te sluiten en zo de werking van het Internationaal Strafhof te ondermijnen, terwijl de Europese Unie juist eiste dat (potentiële) kandidaat-lidstaten hun volledige medewerking aan dit orgaan verleenden.179 Het dient geen verdere uitleg dat het relevant is om ook over deze problematiek even uit te weiden.

1.3.2. Ontstaan en functie van het Internationaal Strafhof

91. Het Internationaal Strafhof heeft net als het Internationaal Oorlogstribunaal voor Voormalig Joegoslavië haar zetel in Den Haag en kwam eveneens tot stand in het kader van de Verenigde Naties. Het werd opgericht in 2002 en vindt zijn legale basis in het Statuut van Rome van 17 juli 1998.180 In tegenstelling tot het Joegoslaviëtribunaal is het Internationaal Strafhof een permanent hof dat bevoegd is voor de vervolging van personen die verdacht worden van genocide, misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden.181 De bevoegdheid is dus niet beperkt tot het territorium van Joegoslavië en betreft niet alleen misdrijven die daar tijdens de oorlogen in de jaren 90 werden gepleegd. Daarnaast dient opgemerkt te worden dat de jurisdictie van het Hof complementair is aan deze van de nationale rechtsmachten in strafzaken. Zo kan het Hof een zaak onontvankelijk verklaren indien onderzoek of vervolging plaatsvindt door de betrokken staat zelf, tenzij blijkt dat deze staat niet bereid of in staat is om het onderzoek of de vervolging tot een goed einde te brengen.

1.3.3. De tegenwerking door de Verenigde Staten

1.3.3.1 Het sluiten van bilaterale immuniteitsovereenkomsten

92. Het statuut waarop het Internationaal Strafhof is gebaseerd werd door heel wat landen, waaronder alle EU-lidstaten, ondertekend en geratificeerd. Ook de Verenigde Staten ondertekenden dit verdrag (op de laatste dag van het presidentschap van Clinton), maar bij het aantreden van president George W. Bush werd de ondertekening herroepen en weigerde men het statuut te ratificeren. Volgens president Bush hield het Internationaal Strafhof een ernstig risico in op politiek georiënteerde beslissingen en garandeerde het Statuut van Rome geenszins de fundamentele rechten van de Amerikaanse burgers. Op grond van artikel 16 van het Statuut van Rome kon de Veiligheidsraad het Hof evenwel verzoeken om gedurende een (verlengbare) periode van 12 maanden geen onderzoek of vervolging in te stellen en onder grote druk van de VS werd van 2002 tot 2004 een algemene immuniteitsregeling uitgevaardigd voor Amerikaans personeel bij VN-

179 Zie M. MARESCEAU, Zuidoost-Europa en de Europese Unie, 35-38. 180 Statuut van Rome inzake het Internationale Strafgerechtshof van 17 juli 1998, BS 1 december 2000, 40.367. 181Artikel 5 Statuut van Rome inzake het Internationale Strafgerechtshof van 17 juli 1998, BS 1 december 2000, 40.367. 46 vredesoperaties. In 2004, nadat onder meer de wantoestanden in Abu Ghraib aan het licht waren gekomen, werd deze immuniteit evenwel niet meer verlengd. De VS wou absoluut vermijden dat ook Amerikaanse soldaten of burgers voor het Hof zouden moeten verschijnen en begon daarom de werking ervan te ondermijnen.

93. Krachtens artikel 12 van het Statuut van Rome is het Internationaal Strafhof bevoegd ten aanzien van onderdanen van een verdragspartij of voor misdaden begaan op het grondgebied van een verdragsstaat, los van de nationaliteit van de verdachten. Als Amerikaanse burgers ernstige misdaden pleegden op het grondgebied van één van de verdragsstaten, konden zij dus verwezen worden naar het Internationaal Strafhof. De VS verafschuwde dit idee en probeerde zich op alle mogelijke manieren hiertegen te wapenen. Naast het aannemen van de American Service-Members’ Protection Act182, die de president de bevoegdheid geeft militair in te grijpen om Amerikanen te bevrijden die voor het Hof worden vervolgd (en daarom ook wel eens de ‘The Hague Invasion Act’ wordt genoemd), probeerde de VS met zoveel mogelijk landen bilaterale immuniteitsovereenkomsten te sluiten, waardoor Amerikaanse onderdanen, militairen en (huidig of voormalig) overheidspersoneel vrijgesteld werden van uitlevering aan het Internationaal Strafhof.

94. De theorie achter de immuniteitsovereenkomsten was goed uitgedacht. Volgens artikel 98 van het Statuut van het Internationaal Strafhof is het Hof niet bevoegd de overdracht te eisen wanneer dit tot gevolg heeft dat de aangezochte staat op een wijze handelt die onverenigbaar is met haar verplichtingen onder het internationaal recht ten aanzien van een derde staat, tenzij deze derde staat zich daarmee akkoord zou verklaren. Misdaden gepleegd door Amerikaanse onderdanen op het grondgebied van een staat waarmee een immuniteitsovereenkomst is gesloten leiden op die manier niet tot uitlevering aan het Internationaal Strafhof, tenzij de Verenigde Staten daarvoor de toestemming zouden geven. De Europese Unie, die verklaarde volledig achter de doelstellingen en het beleid van het internationaal strafrecht te staan, was het niet eens met deze zienswijze.183 Volgens de EU moest artikel 98 van het Statuut zo geïnterpreteerd worden dat het alleen maar gold voor reeds bestaande akkoorden, in tegenstelling tot de bilaterale immuniteitsovereenkomsten die pas na de inwerkingtreding van het Statuut werden gesloten.

1.3.3.2 Weerslag op de Balkan-landen

95. Het is evident dat de starre houding van de Verenigde Staten en de tegengestelde visie van de Europese Unie invloed hadden op de (potentiële) kandidaat-lidstaten en dat deze min of meer

182 American Service-Members’ Protection Act, U.S. Department of State, Washington D.C., 30 juli 2003, www.state.gov (geraadpleegd op 5 december 2011). 183 Zie Conclusies 2450e zitting van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen, Brussel, 30 september 2002, 12134/02. 47 gedwongen werden om zich bij één van beide kampen aan te sluiten. De EU en haar lidstaten verkondigden al het mogelijke te doen om de eerbiediging van het Internationaal Strafhof en het internationaal strafrecht in zijn geheel te bewerkstelligen. Het was bijgevolg logisch en vanzelfsprekend dat geen enkele lidstaat een bilateraal immuniteitsverdrag met de VS sloot en dat van (potentiële) kandidaat-lidstaten hetzelfde werd verwacht.184 De druk van de Verenigde Staten op de landen uit de Westelijke Balkan was echter groot en de betrokken landen bevonden zich in een heel delicate situatie. De VS dreigde er immers mee om alle militaire en desnoods zelfs economische hulp stop te zetten, indien men weigerde een immuniteitsovereenkomst te ondertekenen. Sommige landen bezweken onder de druk, andere landen vonden een achterpoortje door de overeenkomst later niet te ratificeren, maar net als Kroatië koos Servië, gezien zijn uitgesproken ambitie om ooit lid te worden van de Europese Unie, wijselijk om geen overeenkomst met de Verenigde Staten te sluiten.185 Landen die dit wel deden werden daar door de Europese Unie immers zwaar op afgerekend.186

96. De houding van de VS is ondertussen geleidelijk aan milder geworden. Onder de regering van president Obama heeft de VS immers al deelgenomen als waarnemer en werd verklaard dat de vijandigheid tegenover het Internationaal Strafhof zou gestopt worden.187 Ook werden geen nieuwe immuniteitsovereenkomsten meer gesloten en, hoewel het ratificatieproces nog een hele tijd op zich kan laten wachten, wijst alles erop dat de Verenigde Staten steeds meer toenadering zoeken tot het Internationaal Strafhof. Toch kan niet ontkend worden dat het koppig verzet van de Verenigde Staten tegen het Internationaal Strafhof en het opdringen van immuniteitsovereenkomsten aan andere landen een duidelijk effect hebben gehad op het toenaderingsproces van de landen uit Zuidoost- Europa tot de Europese Unie, waardoor het in deze studie niet onbesproken kon blijven.

184 Zie artikel 2 en 9 Gemeenschappelijk Standpunt 2003/444/GBVB van de Raad van 16 juni 2003 betreffende het Internationaal Strafhof, P.B. L 150/67 van 18 juni 2003. 185 Zogenaamde Article 98 agreements werden gesloten en geratificeerd door Macedonië, Albanië en Bosnië- Herzegovina. Kroatië en Servië deden dit niet, net als vele landen uit Centraal- en Oost-Europa. Roemenië ondertekende een immuniteitsovereenkomst, maar weigerde deze later te ratificeren. Een gemakkelijke weg om onder de druk uit te komen, was het lidmaatschap van de NAVO: de VS vereiste niet dat NAVO-leden dergelijke overeenkomsten ondertekenden (zie M. MARESCEAU, Zuidoost-Europa en de Europese Unie, 37-38). 186 Het werd door het Europees Parlement gezien als ‘onverenigbaar met EU-lidmaatschap’ en ook (potentiële) kandidaat-lidstaten en geassocieerde landen dienden zich hiervan te onthouden (zie Resolutie van het Europees Parlement van 26 september 2002 over het Internationaal Strafhof, Bulletin EU 1-2002, 1.2.1). 187 Zie ‘Statement by president Obama on the International Criminal Court announcement’, The White House – Office of the Press Secretary, 15 december 2010. 48

2. De onafhankelijkheid van Kosovo

2.1 Historische achtergrond

2.1.1 Vredevol verzet

97. Parallel met de onafhankelijkheidsverklaringen van de andere Joegoslavische republieken in 1991, riep ook Kosovo toen de onafhankelijkheid uit.188 Zo wou de Kosovaarse bevolking herstel bekomen van hun autonomie en politieke instellingen, die door Slobodan Milosevic wederrechtelijk waren opgeheven.189 Hardhandige repressie en discriminatie van de Albanese bevolking, die de grootste etnische groep in Kosovo vormen, was de onmiddellijke reactie hierop. In 1992 besloot men eigen parlementsverkiezingen te houden in Kosovo. De Democratische Liga van Kosovo won overtuigend en even later werd hun voorzitter, Ibrahim Rugova, tot president verkozen. Hij organiseerde verschillende boycotacties en pleitte voor vredevol verzet tegen de Servische dominantie, aangezien een militaire confrontatie op een absoluut bloedbad zou uitdraaien.190 Ondertussen probeerde men Kosovo’s instellingen zo goed mogelijk uit te bouwen om tot een aparte staat te komen en trachtte Rugova via diplomatieke wegen tevergeefs internationale erkenning te verkrijgen. Een onderhandelde oplossing stond voor de internationale gemeenschap voorop, maar was in deze situatie compleet ondenkbaar.

2.1.2 Het ontstaan van een gewelddadig conflict

98. Na het vruchteloos uitputten van de vredevolle middelen grepen Kosovaarse nationalisten naar de wapens.191 Het Kosovaars Bevrijdingsleger ( of KLA), dat reeds eerder gewelddadige acties tegen Servische troepen had uitgevoerd, begon zich te manifesteren en heroverde in 1998 een groot deel Kosovaars grondgebied, waardoor heel wat etnische Serviërs op de vlucht sloegen. Dit werd beantwoord met hevig artillerievuur van de Servische strijdkrachten en het dodental liep hoog op. De internationale gemeenschap was bevreesd voor een humanitaire catastrofe en zag zich genoodzaakt om in te grijpen. Een akkoord tussen Milosevic en de Kosovaarse leiders werd afgedwongen: de Kosovaarse autonomie werd bespreekbaar gemaakt en onder toezicht

188 Zie R. DETREZ, Servië-Montenegro, 16; A. HEHIR, Kosovo: intervention and statebuilding. The international community and the transition to independence, Londen, Routledge, 2010, 6 (hierna verkort A. HEHIR, Kosovo:intervention and statebuilding); H. ISAK, A European perspective for the Western Balkans, 194-195; C. SCHELFAUT, De erkenningsproblematiek van Kosovo, onuitg. masterproef Rechten UGent, 2009-2010, 8-9. 189 Supra 10, nr. 22. 190 Zie R. DETREZ, Kosovo, 140-166; C. SCHELFAUT, De erkenningsproblematiek van Kosovo, onuitg. Masterproef Rechten UGent, 2009-2010, 9. 191 Zie M. B. BROWN, From Tito to Milosevic, 138; R. DETREZ, Kosovo, 145; C. SCHELFAUT, De erkenningsproblematiek van Kosovo, onuitg. masterproef Rechten UGent, 2009-2010, 9-10. 49 van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (Organization for Security and Co- operation in Europe of OSCE) trokken de Servische troepen zich terug.192

99. De wapenstilstand was echter maar van korte duur en even later brak er weer geweld uit op verschillende plaatsen. Toen begin 1999 in Račak een veertigtal Kosovaren werden afgeslacht door Servische troepen, bleek er een nieuw initiatief nodig te zijn. In Rambouillet organiseerde de internationale gemeenschap nieuwe onderhandelingen tussen Servië en Kosovo en werd de druk opgevoerd om tot een gepast akkoord te komen.193 De tegenstrijdige doelstellingen van de verschillende partijen maakten dit evenwel onmogelijk. De NAVO wou zich op Kosovaars grondgebied installeren, wat onaanvaardbaar was voor de Serviërs en volgens hen een inbreuk uitmaakte op hun territoriale soevereiniteit.

100. Het geweld bleef aanhouden en na de mislukte onderhandelingen in Rambouillet ging de NAVO over tot het bombarderen van diverse Servische doelwitten.194 De tactiek van de luchtaanvallen, door velen eveneens als oorlogsmisdaden bestempeld, vormt nu nog steeds een controversieel discussiepunt en werd door heel wat critici veroordeeld.195 Daarnaast werd op de grond strijd gevoerd tussen Servische troepen en het Kosovaars Bevrijdingsleger, dat ondersteund werd door de NAVO. Het etnisch geweld kende weer hoogtij en het aantal slachtoffers en vluchtelingen liep op. De bombardementen bleven ondertussen doorgaan, tot Milosevic uiteindelijk geen andere optie meer zag dan in te gaan op de eisen van de NAVO. Via het Verdrag van Kumanovo196, een militair-technisch akkoord, werd de oorlog in Kosovo beëindigd en ging Servië akkoord met de regeling die in Resolutie 1244 zou worden uitgewerkt.

192 Zie A. J. BELLAMY, Kosovo and international society, 96-101; M. B. BROWN, From Tito to Milosevic, 156-158; R. DETREZ, Kosovo, 178-184; L. SELL, Slobodan Milosevic and the destruction of Yugoslavia, 288-291. 193 Zie A. J. BELLAMY, Kosovo and international society, 160-163; M. B. BROWN, From Tito to Milosevic, 160- 163; A. HEHIR, Kosovo:intervention and statebuilding, 7-8; L. SELL, Slobodan Milosevic and the destruction of Yugoslavia, 295-301. 194 Zie A. J. BELLAMY, Kosovo and international society, 156-173; M. B. BROWN, From Tito to Milosevic, 164- 165; R. DETREZ, Servië-Montenegro, 17; L. SELL, Slobodan Milosevic and the destruction of Yugoslavia, 304- 306. 195 Zie S. BLOCKMANS, Tough Love, 89-91; M. B. BROWN, From Tito to Milosevic, 153-154; A. HAMMOND, The Balkans and the West: Constructing the European other, 1945-2003, Aldershot, Ashgate, 2004, 199-201; T. JUDAH, Kosovo: War and revenge, New Haven, Yale University Press, 2000, 227-285; G. KONRAD, De oorlog in Joegoslavië (en wat erna kan komen), Amsterdam, Van Gennep, 1999, 95 p. 196 Military technical agreement between the International Security Force (“KFOR”) and the governments of the Federal Republic of Yugoslavia and the Republic of Serbia, Kumanovo, 9 juni 1999, www.nato.int (geraadpleegd op 6 december 2011). 50

2.1.3 Resolutie 1244

101. Op basis van Resolutie 1244 van de Verenigde Naties197 verkreeg Kosovo autonomie en zelfbestuur (al werd de soevereiniteit van Servië opnieuw bevestigd) en zou het voorlopig bestuurd worden door de UN Interim Administration Mission in Kosovo (UNMIK), ondersteund door de Kosovo Peace Implementation Force (KFOR).198 Het EU-beleid was volledig gebaseerd op de uitvoering van deze resolutie, die het juridisch en politiek referentiepunt vormde voor de tijdelijke status van Kosovo als VN-protectoraat.199 De Europese Unie speelde ook een belangrijke rol bij de implementatie van het beleid dat in de resolutie werd vastgelegd. Bevordering van de democratie, economische welvaart, stabiliteit en samenwerking stonden centraal en UNMIK stond in voor het operationeel kader. De EU nam hierbij de vierde pijler ‘Reconstruction and Economic Development’ voor haar rekening.200 Aanzienlijke financiële middelen werden ter beschikking gesteld, maar een duidelijke visie omtrent het (toekomstig) statuut van Kosovo ontbrak. Kosovo bleef gekenmerkt worden door politieke instabiliteit (door de concurrentie tussen de regering van Rugova en de voormalige leiders van het Kosovaars Bevrijdingsleger), criminaliteit, steeds opnieuw opflakkerend etnisch geweld en corruptie.

2.1.4 Op weg naar Kosovaarse onafhankelijkheid

102. De uiteindelijke doelstelling van het hele proces was het bereiken van een definitieve regeling tussen Servië en Kosovo omtrent de politieke status van laatstgenoemde. Omstreeks 2005 begon men hierover te onderhandelen onder de auspiciën van de VN.201 Geen akkoord werd bereikt, maar

197 Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (10 juni 1999), UN Doc. S/RES/1244 (1999). 198 Zie A. J. BELLAMY, Kosovo and international society, 194-203; W. DE BRUYNE, De saga omtrent het juridisch statuut van Kosovo, 26-29; R. DETREZ, Servië-Montenegro, 17-18; A. HEHIR, Kosovo:intervention and statebuilding, 9; D. HORN, H. F. KOECK, en F. LEIDENMUHLER, From protectorate to statehood. Self determination v. territorial integrity in the case of Kosovo and the position of the European Union, Antwerpen, Intersentia, 2009, 37-39 (hierna verkort D. HORN, From protectorate to statehood); T. JUDAH, Kosovo: War and revenge, New Haven, Yale University Press, 2000, 285. 199 Zie J. FRIEDRICH, “UNMIK in Kosovo: struggling with uncertainty”, Max Planck Yearbook of Law 2005, 225-293; D. HORN, From protectorate to statehood, 45. 200 De twee eerste pijlers (Police and Justice en Civil Administration) vielen onder de bevoegdheid van de Verenigde Naties, terwijl de derde pijler (Democratization and Institution Building) door de OVSE werd geleid. In het kader van ‘Reconstruction and Economic Development’ had de Europese Unie voornamelijk de taak om voormalige overheidsbedrijven te privatiseren. 201 Omstreeks 2002 formuleerde de internationale gemeenschap haar ‘standards before status’-beleid: alvorens gesproken zou worden over de status van Kosovo, diende de (voormalige) Servische provincie ervoor te zorgen dat aan een aantal voorwaarden, waaronder economische en politieke benchmarks en de bescherming van minderheden, was voldaan. Deze aanpak kon op steun van zowel de Europese Unie (zie Conclusies 2487e zitting van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen, Brussel, 24 februari 2003, 6604/03; Conclusies 2518e zitting van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen, Luxemburg, 16 juni 2003, 10369/03) als de VN-Veiligheidsraad rekenen (zie Statement by the President of the Security Council (24 april 2002), UN Doc. S/PRST/2002/11 (2002) ). In 2005 werd echter duidelijk dat verdere vooruitgang niet meer mogelijk was, zolang er onduidelijkheid omtrent de status van Kosovo bestond, en ging men van start met de 51 een voorstel van de Finse VN-gezant Martti Ahtisaari in 2007, waarin supervised independence van Kosovo naar voor werd geschoven, zorgde voor veel ophef.202 Het zogenaamde Ahtisaari-plan, dat een ontwerp voor de regeling van de status van Kosovo bevatte en daarbij een brede waaier aan onderwerpen behandelde, werd verschillende keren gewijzigd, maar stelde in de definitieve versie expliciet de onafhankelijkheid van Kosovo voorop, onder toezicht van de internationale gemeenschap. Zowel de autoriteiten in Kosovo als de Verenigde Staten en de Europese Unie schaarden zich achter dit plan, maar Servië en Rusland, één van hun traditionele bondgenoten, verzetten zich hevig. De ontwerpresolutie van de VN-Veiligheidsraad werd meermaals aangepast om aan Russische eisen te voldoen. Rusland, dat als permanent lid van de Veiligheidsraad over vetomacht beschikte, boog echter niet en verklaarde dat het enkel een resolutie zou steunen waarin zowel Kosovo als Servië zich zouden kunnen vinden.203 Op 17 februari 2008 proclameerde het Kosovaars parlement dan toch unilateraal de onafhankelijkheid.204 Vier maanden later werd een Kosovaarse grondwet opgesteld, die op 15 juni 2008 in werking trad en volledig gebaseerd was op het Ahtisaari-plan.205 De macht, die voorheen tijdelijk bij de Verenigde Naties berustte, werd zo overgedragen aan de Kosovaarse regering. De internationale aanwezigheid in de (voormalige) Servische provincie bleef evenwel gehandhaafd en de geldigheid van Resolutie 1244 werd bevestigd.206

onderhandelingen (zie W. DE BRUYNE, De saga omtrent het juridisch statuut van Kosovo, 72-84; A. HEHIR, Kosovo:intervention and statebuilding, 10; H. ISAK, A European perspective for the Western Balkans, 199-204; B. KNOLL, “Fuzzy statehood: An international legal perspective on Kosovo’s declaration of independence”, Review of Central and East European Law 2009, 361-362; H. H. PERRITT, The road to independence for Kosovo, 109-110; M. WELLER, Contested statehood: Kosovo’s struggle for independence, Oxford, Oxford University Press, 2009, 185-187). 202 Comprehensive proposal for the Kosovo Status Settlement (26 maart 2007), UN Doc. S/2007/168/ Add.1 (2007). Zie ook A. HEHIR, Kosovo:intervention and statebuilding, 11; D. HORN, From protectorate to statehood, 48-49; H. ISAK, A European perspective for the Western Balkans, 18-19; H. H. PERRITT, The road to independence for Kosovo. A chronicle of the Ahtisaari Plan, Cambridge, Cambridge University Press, 2010, 163- 170 (hierna verkort H. H. PERRITT, The road to independence for Kosovo). 203 Zie B. C. HARZL, “Conflicting Perceptions: Russia, the West and Kosovo”, Review of Central and East European Law 2008, 491-518; ‘UN Security Council remains divided on Kosovo, SETimes, 10 juli 2007. 204 Kosovo Declaration of Independence, aangenomen door het Kosovaarse parlement op 17 februari 2008, Pristina, www.assembly-kosova.org (geraadpleegd op 11 oktober 2011). Zie ook J. N. CLARK, Serbia in the shadow of Milošević: the legacy of conflict in the Balkans, Londen, Tauris, 2008, 142-145; A. FAGAN, Europe’s Balkan dilemma, 160; D. HORN, From protectorate to statehood, 48; H. H. PERRITT, The road to independence for Kosovo, 211-220; P. STURMA, “The case of Kosovo and international law”, Polish Yearbook of International Law 2009, vol. 29, 51-63. 205 Zie D. DOLI en F. KORENICA, “Calling Kosovo’s constitution: a legal review”, Denning Law Journal 2010, vol. 22, 51-85; D. HORN, From protectorate to statehood, 43-44; T. JUDAH, Kosovo: what everyone needs to know, Oxford, Oxford University Press, 2008, 115; B. KNOLL, “Fuzzy statehood: An international legal perspective on Kosovo’s declaration of independence”, Review of Central and East European Law 2009, 382-383. 206 Op initiatief van Servië, gesteund door Rusland, werd een spoedbijeenkomst van de VN-Veiligheidsraad georganiseerd. Na afloop van deze vergadering werd duidelijk dat Resolutie 1244 van kracht zou blijven (zie Letter dated 17 February 2008 from the Permanent Representative of Serbia to the United Nations addressed 52

103. Naast zwaar protest vanuit Servische hoek207, kon de onafhankelijkheidsverklaring op gemengde reacties in het buitenland rekenen: de Verenigde Staten en de meeste EU-lidstaten erkenden de onafhankelijkheid, terwijl vooral Rusland en China dit weigerden en het als illegaal beschouwden.208 Net als Servië zijn ze ervan overtuigd dat de onafhankelijkheidsverklaring een flagrante inbreuk uitmaakt op het internationaalrechtelijke principe van de territoriale integriteit209 en strijdig is met Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad, die de territoriale integriteit en soevereiniteit van Servië bevestigt. De politieke status van Kosovo blijft op die manier onzeker, aangezien de meerderheid van de VN-lidstaten de onafhankelijkheidsverklaring niet erkend heeft en Kosovo slechts in twee internationale organisaties (de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds) vertegenwoordigd is. Het proces rond de status van Kosovo, dat omstreeks 2005 op initiatief van de Verenigde Naties werd opgestart210 en waarbij naar een internationaal aanvaarde oplossing werd gezocht, is dus nog steeds niet succesvol afgerond.

2.2 De weerslag van de Kosovaarse onafhankelijkheidsverklaring op het toetredingsproces van Servië

2.2.1 Situering

104. De onafhankelijkheid van Kosovo zorgde voor een enorme tegenslag in het kader van de relaties van Servië met de Europese Unie en het daaraan gerelateerde toetredingsproces. Voorheen engageerde Servië zich in het licht van de Europese integratie en probeerde het daarnaast de territoriale problematiek met betrekking tot Kosovo af te handelen. Sinds de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo, die door het gros van de EU-lidstaten werd erkend, kunnen deze onderwerpen echter niet meer van elkaar worden gescheiden en is er sprake van een tegenstrijdigheid van belangen. De Europese Unie kan Servië immers onmogelijk lidmaatschap aanbieden indien grensconflicten en territoriale aanspraken tegenover buurlanden niet uitgeklaard to the President of the Security Council (17 februari 2008), UN Doc. S/2008/103 (2008); Conclusions 5839th meeting of the Security Council of the United Nations (18 februari 2008), UN Doc. S/PV.5839 (2008) ). 207 De onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo werd door het Servisch Grondwettelijk Hof illegaal bevonden en het Servisch Parlement besloot tot de nietigverklaring ervan. Servische ambassadeurs werden teruggeroepen uit landen die Kosovo erkenden, de Kosovaarse leiders werden beschuldigd van hoogverraad en Belgrado en Noord-Kosovo werden geteisterd door gewelddadige protestacties, voornamelijk gericht tegen ambassades en VN-personeel (zie W. DE BRUYNE, De saga omtrent het juridisch statuut van Kosovo, 98; H. H. PERRITT, The road to independence for Kosovo, 217-220). 208 Zie W. DE BRUYNE, De saga omtrent het juridisch statuut van Kosovo, 97-99; A. HEHIR, Kosovo:intervention and statebuilding, 11 en 173-178; H. H. PERRITT, The road to independence for Kosovo, 217; C. SCHELFAUT, De erkenningsproblematiek van Kosovo, onuitg. masterproef Rechten UGent, 2009-2010, 67-73; R. WILDE, “Kosovo 2008: independence, recognition and international law”, Soochow Law Journal 2008, vol. 5, 51-81. 209 Artikel 2(4) Handvest van de Verenigde Naties van 26 juni 1945, United Nations Treaty Series XVI, 1. Zie ook E. BAKKER, “The recognition of Kosovo: violating territorial integrity is a recipe for trouble”, Security and Human Rights 2008, vol. 19, 183-186. 210 Statement by the President of the Security Council (24 oktober 2005), UN Doc. S/PRST/2005/51 (2005). 53 worden. Servië daarentegen wil Kosovo, door velen beschouwd als de bakermat van de Servische beschaving, niet zomaar opgeven en erkennen.211 Toch zal een oplossing moeten gevonden worden voor de diverse problemen en zal enige inschikkelijkheid vereist zijn, alvorens Servië tot de Europese Unie kan toetreden.212

2.2.2 Beleid en standpunt van Servië

105. Het standpunt van Servië ten aanzien van de politieke status van Kosovo is simpel.213 De territoriale integriteit en soevereiniteit van Servië dient gerespecteerd te worden, waardoor er van onafhankelijkheid geen sprake kan zijn. Kosovo blijft in de ogen van Servië dus deel uitmaken van zijn territorium, als de Autonome Provincie Kosovo en Metohija. Het zou wel op substantiële autonomie kunnen rekenen en zou grotendeels in een eigen bestuur kunnen voorzien, al zou op vlak van buitenlands beleid en defensie geen eigen, onafhankelijke positie kunnen ingenomen worden.214 Ook op monetair vlak en op gebied van grenscontrole en douanebeleid zou Kosovo geen rechtsmacht genieten, maar alle andere bevoegdheden zouden wel aan de Autonome Provincie Kosovo en Metohija toekomen.215 Servië deed in 2007, nog voor de onafhankelijkheidsverklaring, het voorstel om een beroep te doen op het ‘one country, two systems’-principe, zoals dit in China werd toegepast ten aanzien van Hong Kong, Macau en Taiwan, maar dit werd toen niet aanvaard door de Kosovaarse regering.216 De daaropvolgende onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo op 17 februari 2008 was voor Servië een slag in het gezicht. Het Servisch standpunt was duidelijk en zou nog meermaals herhaald worden: de onafhankelijkheid van Kosovo zou nooit erkend worden, aangezien het strijdig was met de territoriale integriteit en de principes verwoord in Resolutie 1244.217 Servië begon, onder

211 Zie T. JUDAH, Kosovo: what everyone needs to know, Oxford, Oxford University Press, 2008, 18-19;H. H. PERRITT, The road to independence for Kosovo, 217-218. 212 Zie A. FAGAN, Europe’s Balkan dilemma, 116-118; P. GREPDON, De invloed van de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo op het integratieproces van Servië in de Europese Unie, Gent, s.n., 2010, 63 p; H. H. PERRITT, The road to independence for Kosovo, 362-365; I. RAIC, Integration or Disintegration? Explaining Serbia's reluctant compliance with EU conditionality, Boedapest, VDM Verlag, 2009, 42; H. SCHENKER, “The Stabilization and Association Process: An engine of European integration in need of tuning”, Journal on Ethnopolitics and Minority Issues in Europe 2008, 11. 213 Speech Boris Tadic, President of Serbia, Conclusions 5839th meeting of the Security Council of the United Nations (18 februari 2008), UN Doc. S/PV.5839 (2008), 21-23. Zie ook D. HORN, From protectorate to statehood, 42; H. H. PERRITT, The road to independence for Kosovo, 217-218; M. WELLER, Contested statehood: Kosovo’s struggle for independence, Oxford, Oxford University Press, 2009, 198-202. 214 Deze visie komt sterk overeen met de principes verkondigd in de preambule van Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (supra 51, nr. 101): de territoriale integriteit en soevereiniteit van de toenmalige Federale Republiek Joegoslavië werden bevestigd en er werd gepleit voor ‘substantial autonomy and meaningful self-administration’ voor Kosovo. 215 Naar deze theorie wordt vaak verwezen als ‘more than autonomy, less than independence’. Zie ook A. S. TRBOVICH, A legal geography of Yugoslavia's disintegration, Oxford, Oxford University Press, 2008, 411-412. 216 ‘Compromise by way of ‘one country, two systems’ formula’, Tanjug, 30 november 2006. 217 ‘President: Serbia will never recognize Kosovo independence’, Xinhua, 18 februari 2008. 54 druk van de internationale gemeenschap en de Europese Unie, wel geleidelijk aan zijn houding te milderen en naar aanvaardbare oplossingen te zoeken: begin 2012 stelde Boris Tadic zijn zogenaamd ‘Four-point plan’ voor, waarmee verklaard werd dat Servië openstond voor een compromis, indien de vermelde punten in acht werden genomen.218 Men bleef evenwel vasthouden aan de oorspronkelijke premisse: Kosovaarse onafhankelijkheid bleef ondenkbaar en onaanvaardbaar.

2.2.3 Beleid en standpunt van de Europese Unie

106. Kosovo wordt door de Europese Unie als potentiële kandidaat-lidstaat beschouwd. Net als de andere landen uit Zuidoost-Europa werd aan de (voormalige) Servische provincie, waarnaar verwezen wordt met vermelding van Resolutie 1244 van de VN-Veiligheidsraad, een Europees perspectief geboden, dat daarna nog meermaals werd bevestigd.219 Kosovo kon door zijn specifieke situatie en betwiste status niet volwaardig worden opgenomen in het Stabilisatie- en Associatieproces, maar de Europese Unie voorzag in een specifiek regime (Stabilisation and Association Process Tracking Mechanism of STM), dat erop gericht was om het beleid van UNMIK en de provisionele overheidsinstellingen van Kosovo (Provisional Institutions of Self-Government of PISG) in overeenstemming te brengen met de Europese principes en zo de wederopbouw en Europese integratie van de (voormalige) Servische provincie moest bewerkstelligen.220 De Europese Unie beschikt echter niet over de bevoegdheid om zelf staten te erkennen, aangezien dit aan de individuele lidstaten toekomt. Onenigheid hieromtrent zorgt ervoor dat het integratieproces van de (voormalige) Servische provincie allerminst volgens plan verloopt.221

218 Infra 75, nr. 138. 219 Zie Conclusies 2518e zitting van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen, Luxemburg, 16 juni 2003, 10369/03; Mededeling van de Commissie aan de Raad: “Een Europese toekomst voor Kosovo”, COM(2005) 165 van 20 april 2005. 220 Om te vermijden dat Kosovo geïsoleerd zou geraken, werd de werkwijze van het Stabilisatie- en Associatieproces grotendeels gevolgd. Zoals dat het geval was bij de andere landen uit Zuidoost-Europa, werd steun verleend via een Europees Partnerschap en de CARDS- en IPA-programma’s. Daarnaast voorzag de Europese Unie nog in een aantal specifieke mechanismen, aangepast aan de noden van de (voormalige) Servische provincie (zie W. DE BRUYNE, De saga omtrent het juridisch statuut van Kosovo, 56-76; D. HORN, From protectorate to statehood, 60-61; W. KOETH, “State building without a state: the EU’s dilemma in defining its relations with Kosovo”, European Foreign Affairs Review 2010, 227-248; H. SCHENKER, “The Stabilization and Association Process: An engine of European integration in need of tuning”, Journal on Ethnopolitics and Minority Issues in Europe 2008, 11-12). 221 Aangezien voor de meeste maatregelen unanimiteit is vereist, vormt Kosovo vaak een heikel punt in de besluitvorming van de Europese Unie en een eventuele toetreding van Kosovo kan bijgevolg nog lang op zich laten wachten. Kosovo heeft bijvoorbeeld nog geen uitzicht op het sluiten van een Stabilisatie- en Associatieakkoord, het ‘basisinstrument’ in het kader van het Stabilisatie- en Associatieproces, aangezien dit als gemengd akkoord door alle lidstaten ondertekend en geratificeerd zou moeten worden (zie ook M. JOVANOVIC, “EU and the recognition of Kosovo – A brief look through the legitimacy lenses”, Annals of the Faculty of Law in Belgrade 2008, vol. 3, 79-80; W. KOETH, “State building without a state: the EU’s dilemma in defining its relations with Kosovo”, European Foreign Affairs Review 2010, 227-248). 55

107. Aanvankelijk hield de Europese Unie zich afzijdig in de Kosovo-kwestie en probeerde het een officieel standpunt omtrent de problematiek te vermijden. Naarmate men onder de auspiciën van de VN begon te onderhandelen omtrent de status van Kosovo222, toonde de Europese Unie zich evenwel bereid om constructief mee te werken.223 Tijdens de Europese Raad van Brussel in 2005 werd een verklaring omtrent Kosovo aangenomen, waarin verschillende acceptabele opties naar voor werden geschoven.224 Het werd duidelijk gesteld dat de definitieve status, die verenigbaar diende te zijn met de Europese normen en waarden, de stabiliteit en veiligheid in de regio ten goede moest komen. Onafhankelijkheid werd op zich niet uitgesloten, maar met de (in dit geval tegenstrijdige) internationaalrechtelijke principes als het recht op zelfdeterminatie en het recht op territoriale integriteit in het achterhoofd kon hieromtrent geen consensus bereikt worden onder de lidstaten. Vooral landen die zelf met strijdbare minderheden te maken hebben die autonomie of onafhankelijkheid nastreven, waren hier niet voor te vinden.225 Ook in internationale organisaties als de VN kon geen steun worden gevonden, aangezien Rusland zich als permanent lid van de Veiligheidsraad fel verzette. De Contact Group226, een informele groepering van invloedrijke landen die wezenlijke belangen hadden bij de ontwikkelingen in de Balkan, vaardigde eind 2005 een aantal richtlijnen uit omtrent de status van Kosovo, maar hier kon ook geen beleid op voortgebouwd worden.227

108. Geleidelijk aan begon bij de meerderheid van de EU-lidstaten het besef te groeien dat de creatie van een onafhankelijke staat nagenoeg de enige valabele oplossing bleek.228 De mensenrechtenschendingen in Kosovo, die toen hoogtij kenden, onderschreven enkel dit idee. Ook pragmatische overwegingen wezen dezelfde richting uit: de onzekerheid over het definitief statuut

222 Supra 51, nr. 102. 223 Zie W. DE BRUYNE, De saga omtrent het juridisch statuut van Kosovo, 84-86; S. ECONOMIDES en J. KER- LINDSAY, “Forging EU foreign policy unity from diversity: The unique case of the Kosovo status talks”, European Foreign Affairs Review 2010, 495-510; D. HORN, From protectorate to statehood, 49-50; A. TOSCHEV, “The European Union and the final status for Kosovo”, Chicago-Kent Law Review 2005, 273-304. 224 Zie Conclusies van het voorzitterschap, Europese Raad van Brussel, 16 en 17 juni 2005, 10255/1/05 REV1, Bijlage III. 225 De vrees dat Kosovo als voorbeeld zou dienen voor eigen regio’s die onafhankelijkheid nastreven, is in sommige landen sterk aanwezig. Tot op heden zijn er vijf lidstaten die Kosovo niet erkend hebben: Cyprus, Griekenland, Roemenië, Slovakije en Spanje. 226 De Contact Group werd begin jaren negentig naar aanleiding van de oorlog in Bosnië gevormd en bestaat uit de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland, Italië en Rusland. Vertegenwoordigers van de Europese Commissie en de Raad wonen vaak bijeenkomsten bij en de groep staat in regelmatig contact met VN-gezant Martti Ahtisaari. 227 Guiding principles of the Contact Group for a settlement of the status of Kosovo, 25 oktober 2005, www.unosek.org (geraadpleegd op 7 december 2011). 228 Zie G. BONO, “The European Union and supervised independence of Kosovo: A strategic solution to the Kosovo/Serbia conflict”, European Foreign Affairs Review 2010, 249-264; D. HORN, From protectorate to statehood, 49. 56 van Kosovo stond de economische ontwikkeling duidelijk in de weg.229 De ondersteuning van het Ahtisaari-plan door de Europese Unie kan duidelijk in deze context worden geplaatst.230 De voornoemde argumenten werden kracht bijgezet door de vele optochten en betogingen die plaatsvonden in Kosovo. Toch liet de Europese Unie, die het als een delicaat en speciaal geval beschouwde, het uiteindelijk aan de individuele lidstaten over om een standpunt in te nemen en de Kosovaarse onafhankelijkheidsverklaring al dan niet te erkennen.231

109. De onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo creëerde een ware bres tussen Servië en de Europese Unie, die op opmerkelijke wijze uit elkaar werden gedreven. De lidstaten van de Europese Unie steunden over het algemeen de afscheiding van Kosovo, waarop Servië de diplomatieke banden met de erkennende landen verbrak. De Europese Unie leek ook steeds meer een impliciet standpunt in te nemen. Kosovo werd behandeld als een staat, ondanks het feit dat enkele lidstaten de (voormalige) Servische provincie nog steeds weigerden te erkennen en er dus allerminst een consensus was.232 Nadat de Europese Unie op de Europese Raad van 14 december 2007 inzag dat het haar verantwoordelijkheid diende te nemen om de stabiliteit in Kosovo te versterken en mee te beslissen omtrent de definitieve status van de (voormalige) Servische provincie233 en eerder al in 2006 een planningsteam (European Union Planning Team of EUPT) werd opgericht om in crisis management te voorzien in geval van de toen al nakende onafhankelijkheidsverklaring234, werd op 4 februari 2008 via een Gemeenschappelijk Optreden EULEX (European Union Rule of Law Mission in Kosovo) in het leven geroepen.235 EULEX, opererend binnen het raamwerk van UNMIK236, moest in

229 Om economische hervorming te bewerkstelligen en de groeiende werkloosheid aan te pakken, voorzag de Europese Unie in 2000 in de oprichting van het Europees Bureau voor Wederopbouw (European Agency for Reconstruction of EAR), dat kan gekaderd worden binnen het CARDS-programma en later ook werd uitgebreid naar Servië, Montenegro en Macedonië (zie Verordening (EG) nr. 2667/2000 van de Raad van 5 december 2000 betreffende het Europees Bureau voor wederopbouw, P.B. L 306/7 van 7 december 2000). Het systeem bouwde voort op de activiteiten van een tijdelijke task force van de Europese Commissie (European Commission's Task Force for the Reconstruction of Kosovo of TAFKO), die reeds midden 1999 in het leven werd geroepen (zie D. HORN, From protectorate to statehood, 45-46). 230 Supra 51, nr. 102. 231 Conclusies 2851e zitting van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen, Brussel, 18 februari 2008, 6496/08. Zie ook W. DE BRUYNE, De saga omtrent het juridisch statuut van Kosovo, 98-99; D. HORN, From protectorate to statehood, 49-50; M. JOVANOVIC, “EU and the recognition of Kosovo – A brief look through the legitimacy lenses”, Annals of the Faculty of Law in Belgrade 2008, vol. 3, 72-84; H. H. PERRITT, The road to independence for Kosovo, 217; I. RAIC, Integration or Disintegration? Explaining Serbia's reluctant compliance with EU conditionality, Boedapest, VDM Verlag, 2009, 43. 232 Zie M. JOVANOVIC, “EU and the recognition of Kosovo – A brief look through the legitimacy lenses”, Annals of the Faculty of Law in Belgrade 2008, vol. 3, 72-84. 233 Zie H. ISAK, A European perspective for the Western Balkans, 187. 234 Gemeenschappelijk optreden 2006/304/GBVB van de Raad van 10 april 2006 betreffende de instelling van een planningsteam van de EU (EUPT Kosovo) met betrekking tot een mogelijke EU-crisisbeheersingsoperatie op het gebied van de rechtsstaat en eventueel op andere gebieden in Kosovo, P.B. L 112/19 van 26 april 2006. 235 Zie Gemeenschappelijk Optreden 2008/124/GBVB van de Raad van 4 februari 2008 inzake de rechtsstaatsmissie van de Europese Unie in Kosovo, P.B. L 42/92 van 16 februari 2008. Er werd ook voorzien in een speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Kosovo (zie Gemeenschappelijk Optreden 57

Kosovo toezien op de beginselen van de rechtsstaat.237 Dit werd initieel op hevig verzet onthaald door Servië en andere tegenstanders van de Kosovaarse onafhankelijkheid, die om een tussenkomst van de VN-Veiligheidsraad vroegen, maar het protest mocht niet baten: EULEX werd goedgekeurd als assisterende missie bij UNMIK, zonder deze laatste te vervangen.238 De Europese Unie was van plan om de missie te laten steunen op het Ahtisaari-plan239, maar na verwerping van dit document door de VN-Veiligheidsraad vormde Resolutie 1244 de legale basis.240 Servië zag EULEX sinds het begin als de impliciete erkenning van Kosovo door de EU en dit verhoogde de spanningen.241 Het Europees Parlement, dat op zich niet de bevoegdheid heeft om het extern beleid van de EU te sturen, begon zich ook steeds meer te mengen in het debat: door Kosovo uit te nodigen op een interparlementaire bijeenkomst242 en door het aannemen van resoluties waarin de lidstaten werden aangespoord om Kosovo te erkennen243 leek het een duidelijk standpunt in te nemen.

110. In tegenstelling tot de problematiek rond de medewerking met het Joegoslaviëtribunaal, zorgde de Kosovo-kwestie ervoor dat Servië meer dan eens dacht om het pad richting Europese integratie de rug toe te keren. Servië gaf eerder al aan het lidmaatschap te weigeren indien de EU Kosovo als onafhankelijke staat zou erkennen en een Europese troepenmacht naar de regio zou sturen. De

2008/123/GBVB van de Raad van 4 februari 2008 houdende de benoeming van een speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in Kosovo, P.B. L 42/88 van 16 februari 2008). 236 Supra 51, nr. 101. 237 Zie W. DE BRUYNE, De saga omtrent het juridisch statuut van Kosovo, 99; E. DE WET, “The governance of Kosovo: Security Council Resolution 1244 and the establishment and functioning of EULEX”, American Journal of International Law 2009, 83-84; D. HORN, From protectorate to statehood, 52-61; T. JUDAH, Kosovo: what everyone needs to know, Oxford, Oxford University Press, 2008, 114; R. MUHARREMI, “The European Union rule of law mission in Kosovo (EULEX) from the perspective of Kosovo constitutional law”, Zeitschrift für ausländisches öffentliches Recht und Völkerrecht 2010, 357-397; M. SPERNBAUER, “EULEX Kosovo: The difficult deployment and challenging implementation of the most comprehensive civilian EU operation to date”, German Law Journal 2010, 784-799. 238 Sinds de oprichting van EULEX bestaat UNMIK dus nog altijd, maar de VN-missie is volledig van de voorgrond verdwenen en het is voornamelijk EULEX die de Kosovaarse autoriteiten ondersteunt. De bevoegdheidsoverdracht, die via een memorandum of understanding werd beklonken, was erg chaotisch en de beslissing om EULEX onder UNMIK te laten opereren en deze laatste niet gewoonweg te vervangen, was eerder door technische redenen ingegeven (zie D. HORN, From protectorate to statehood, 58; A. HEHIR, Kosovo:intervention and statebuilding, 161-162). 239 Supra 51, nr. 102. 240 Zie E. DE WET, “The governance of Kosovo: Security Council Resolution 1244 and the establishment and functioning of EULEX”, American Journal of International Law 2009, 84-89; D. HORN, From protectorate to statehood, 50 en 59. 241 De Europese Unie besloot daarom op vraag van Servië af te zien van de implementatie van het Ahtisaari- plan via EULEX en neutraal te blijven ten aanzien van de status van Kosovo, waarna de EULEX-missie door Servië erkend en geaccepteerd zou worden. 242 Zie M. JOVANOVIC, “EU and the recognition of Kosovo – A brief look through the legitimacy lenses”, Annals of the Faculty of Law in Belgrade 2008, vol. 3, 81; ‘Kacin: We have recognized independence’, Blic, 30 mei 2008. 243 Resolutie van het Europees Parlement van 5 februari 2009 over Kosovo en de rol van de EU, P.B. C 67/126 van 18 maart 2010. 58

Europese Unie verklaarde daarentegen meermaals dat het voor zowel Servië als Kosovo een toekomst zag binnen de EU en dat het bereid was om de dialoog tussen beide landen te faciliteren.244

2.2.4 Actuele ontwikkelingen

2.2.4.1 Het aanvechten van de Kosovaarse onafhankelijkheid binnen de VN

111. Op 22 juli 2010 sprak het Internationaal Gerechtshof (International Court of Justice of ICJ) zich door middel van een advisory opinion245 uit over de Kosovaarse onafhankelijkheid, naar aanleiding van een resolutie van de Algemene Vergadering van de VN.246 Servië had daartoe het initiatief genomen, omdat het zich weigerde neer te leggen bij de afscheiding van de provincie. Het claimde dat de onafhankelijkheidsverklaring, naast een inbreuk op Resolutie 1244, een flagrante schending van het soevereiniteits- en territorialiteitsbeginsel betrof en voerde eveneens de emotionele, culturele waarde aan die de provincie voor Servië vertegenwoordigde. Het Internationaal Gerechtshof stelde daarentegen dat de eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring, in tegenstelling met wat door Servië werd geponeerd, niet in strijd was met het internationaal recht. Met een meerderheid van tien tegen vier werd besloten dat de Kosovaarse onafhankelijkheidsverklaring van 14 februari 2008 het algemeen internationaal recht niet schond, aangezien het internationaal recht geen verbod op onafhankelijkheidsverklaringen bevat en Resolutie 1244 enkel bindend is ten aanzien van de Verenigde Naties en haar lidstaten. De erkenningsproblematiek werd wel afgedaan als een politieke kwestie en de staten konden daar vrij over beslissen. De uitspraak werd door de erkennende landen geprezen en verantwoord door de unieke situatie, terwijl het volgens tegenstanders een gevaarlijk precedent vormde. Dergelijke advisory opinions zijn op zich niet juridisch bindend, maar hebben wel een grote politieke betekenis voor de internationale gemeenschap.247 Servië volgde de argumenten van het Internationaal Gerechtshof niet en zette de strijd voort. Op 28 juli 2010 diende het bij de Algemene Vergadering van de VN een ontwerpresolutie in waarmee het alsnog wou proberen om via nieuwe onderhandelingen Kosovo’s status te betwisten.248 Na de juridische nederlaag voor het Internationaal Gerechtshof poogde Servië dus om de strijd naar de diplomatieke arena te verplaatsen.

244 ‘Serbia and Kosovo’s future lies within EU’, Euronews, 4 juli 2011. 245 IGH, Accordance with International Law of the Unilateral Declaration of Independence in Respect of Kosovo, Advisory Opinion (22 juli 2010), www.icj-cij.org. Zie ook M. UVALIC, Serbia’s transition, 140. 246 Resolutie 63/3 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (8 oktober 2008), UN Doc. A/RES/63/3 (2008). 247 Zie D. HORN, From protectorate to statehood, 43 en 151-169; J. MOLITERNO, “What the ICJ’s decision means for Kosovars”, German Law Journal 2010, 891-894; C. SCHELFAUT, De erkenningsproblematiek van Kosovo, onuitg. masterproef Rechten UGent, 2009-2010, 93-94. 248 ‘Serbia seeks support for UN draft resolution on Kosovo’, BBC News, 29 juli 2010. 59

112. De resolutie riep de internationale gemeenschap op om nieuwe onderhandelingen over ‘alle open kwesties’ te steunen, wat bijgevolg ook betrekking zou hebben op de status van Kosovo. Dit viel bij de Europese Unie uiteraard niet in goede aarde, aangezien de nagestreefde reconciliatie onmogelijk werd gemaakt indien Servië alle mogelijkheden bleef aangrijpen om de Kosovaarse onafhankelijkheid aan te vechten. In de weken die aan de stemming over de ontwerpresolutie voorafgingen, stelde de Europese Unie duidelijk dat Servië zijn mogelijkheden op toetreding tot de EU in gevaar bracht door zijn politiek standpunt omtrent Kosovo te blijven doordrukken.249 Vertegenwoordigers van verschillende EU-lidstaten wezen de handelingen van Servië af en de publieke opinie keerde zich tegen hen. Wanneer ook nog eens de vijf niet-erkennende EU-lidstaten zich aansloten bij het verzet tegen de voorgestelde resolutie, bezweek Servië onder de druk. Aan de vooravond van de stemming werd, na aanhoudende pressie van de EU, een compromis bereikt tussen president Tadic en Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid van de Europese Unie Catherine Ashton.250 De Servische regering ging dus overstag, ondanks het feit dat peilingen aanduiden dat de meerderheid van de Servische bevolking het behoud (en dus de niet- erkenning) van Kosovo belangrijker acht dan EU-lidmaatschap. Een compromisresolutie met gewijzigde inhoud was het resultaat. Daarin werd de vraag om onderhandelingen over ‘alle open kwesties’ weggelaten en werd een dialoog tussen Belgrado en Pristina vooropgesteld, wat door vele Europese landen werd geprezen.251 Op die manier werd een nieuwe ondermijningspoging van het statuut van Kosovo vermeden en een confrontatie tussen Servië en de Europese Unie afgewend.

2.2.4.2 De gesprekken tussen Servië en Kosovo

113. Op 8 maart 2011 begonnen in Brussel de gesprekken tussen Servië en Kosovo, met de Europese Unie als voornaamste bemiddelaar. Het betrof het eerste contact tussen de twee kampen sinds de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo en kaderde binnen het beleid van de Europese Unie om de samenwerking tussen de landen uit de Westelijke Balkan te verbeteren en deze dichter bij de Europese Unie te brengen. De dialoog zou vooral focussen op vrij verkeer, regionale coöperatie en reconciliatie en de principes van de rechtsstaat. Door boycotacties vanwege Servië waren er ook heel wat praktische problemen in Kosovo wat betreft transport, telecommunicatie en verkeer van personen en daar zou ook een oplossing voor moeten gevonden worden. Borislav Stefanovic, hoofd van de Servische onderhandelingsdelegatie, stipuleerde wel dat er geen mandaat was gegeven om over de status van Kosovo te discussiëren. Het standpunt van Servië was op dat vlak immers onwrikbaar. Servië zou Kosovo nooit erkennen, aldus de Servische minister van Buitenlandse

249 ‘Efforts continue to resolve standoff over Serbia’s draft UN resolution’, The Sofia Echo, 3 september 2010. 250 ‘Serbia and EU reach breakthrough on Kosovo resolution’, EUobserver, 9 september 2010. 251 ‘EU-brokered Kosovo-Serbia talks to begin on March 8’, Focus News, 3 maart 2011. 60

Zaken.252 Dit werd bevestigd vanuit Kosovaarse hoek, waar men het als een gesloten zaak beschouwde waar niet meer over te onderhandelen viel.

114. Kort na de aanvang van de onderhandelingen verklaarde de Europese Unie dat er van een positieve start kon gesproken worden.253 Op 2 juli 2011, ongeveer vijf maanden na de start van de onderhandelingen, werd het eerste onderling akkoord sinds de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo gesloten.254 Het was een absolute doorbraak voor wat het verkeer van personen betrof. Kosovaarse identiteitskaarten en nummerplaten werden nu erkend door de Servische douaneautoriteiten, waardoor Kosovaarse burgers niet meer via Montenegro en Kroatië moesten reizen om de lidstaten van de Europese Unie te bereiken. Ook werd voorzien in een wederzijdse erkenning van onroerende eigendomsdocumenten en schooldiploma’s. Na de arrestatie van oorlogsmisdadiger Ratko Mladic werd verwacht dat dit akkoord de inspanningen van Servië op weg naar EU-lidmaatschap nog meer zou stuwen. Over de betekenis van het akkoord in het kader van de discussie omtrent de status van Kosovo bestond er evenwel verdeeldheid. Kosovaars delegatiehoofd Edita Tahiri zag de overeenkomst als een eerste stap richting erkenning van een onafhankelijk Kosovo door Servië. De Serviër Borislav Stefanovic ontkende dit resoluut en hield vol dat het akkoord geenszins een erkenning van Kosovo impliceerde, al werd dit door sommige Serviërs in twijfel getrokken en werd het akkoord als verraad door de huidige regering aanzien.

115. Op 19 juli 2011 werd via Robert Cooper, de EU-vertegenwoordiger bij de gesprekken tussen Servië en Kosovo, bekendgemaakt dat de geplande onderhandelingen afgelast waren.255 Aangezien er geen uitzicht was op het sluiten van nieuwe akkoorden en dit het doel was van de geplande bijeenkomst, werd voorzien in een uitstel tot september. Beide partijen werden aangemaand om de situatie nog eens grondig te overdenken. Het starten van de dialoog met Kosovo enkele maanden eerder en het sluiten van een belangrijk akkoord waren positieve signalen, maar het werd duidelijk dat er verdere stappen gezet dienden te worden alvorens Servië kans kon maken op lidmaatschap. Servië beloofde principieel dat het Kosovo nooit zou erkennen, terwijl de erkennende EU-lidstaten dit uiteraard graag anders hadden gezien en pleitten voor toegevingen van Servië. De Europese Unie kan ook sowieso geen lidmaatschap aanbieden indien grensconflicten en territoriale aanspraken tegenover buurlanden niet worden opgelost. Het Servische standpunt vertoonde na het recente akkoord met Kosovo wel barsten, maar dit werd dan weer niet in dank afgenomen door de Servische bevolking, waardoor de huidige regering maar heel weinig beweegruimte kreeg. Positieve stappen in het kader van het toetredingsproces tot de Europese Unie gingen daarom telkens gepaard met de

252 ‘Serbia will never recognize Kosovo, says foreign minister’, EUobserver, 23 juni 2011. 253 ‘EU: Kosovo-Serbia talks off to positive start’, Radio Free Europe, 9 maart 2011. 254 ‘Serbia and Kosovo sign first post-independence agreement’, EUobserver, 4 juli 2011. 255 ‘EU cancels Kosovo talks’, European Voice, 19 juli 2011. 61 stelling dat Kosovo nooit zou erkend worden en op die manier werd er dan opnieuw ongenoegen gecreëerd onder de lidstaten van de EU. Het vergt geen verder betoog dat het hier, net zoals dit het geval was bij de medewerking met het Joegoslaviëtribunaal, om een zeer moeilijke evenwichtsoefening gaat.

2.2.4.3 Beschuldigingen van orgaanhandel

116. Een element dat de relaties tussen Servië en Kosovo aanvullend bemoeilijkte, betrof de beschuldigingen aan het adres van Kosovo’s huidige premier Hashim Thaçi en enkele andere hooggeplaatste Kosovaarse politici. Deze zouden betrokken zijn in een circuit van georganiseerde misdaad, drugssmokkel en orgaanhandel. De eerste signalen omtrent de naoorlogs opgezette orgaanhandel in Kosovo werden gegeven door Carla Del Ponte, voormalig hoofdaanklager van het Joegoslaviëtribunaal.256 Een onderzoek werd ingesteld door de Raad van Europa en de beschuldigingen werden bevestigd in een rapport van speciale rapporteur Dick Marty.257 Ook werd gesteld dat westerse landen reeds lang op de hoogte waren van de criminele activiteiten op Kosovaarse bodem, maar dit simpelweg negeerden. Een internationale schokgolf en verhoogde spanningen tussen Servië en Kosovo waren het gevolg.

117. De Europese Unie verklaarde dat alle informatie ging overgemaakt worden aan EULEX. Servië vond echter dat een onderzoek door EULEX onvoldoende was en verzocht de Verenigde Naties om een onafhankelijk onderzoek in te stellen. Een ontwerpresolutie werd door Rusland en Servië opgemaakt, maar verschillende leden van de VN-Veiligheidsraad, waaronder Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten, leken hier niet onmiddellijk voor te vinden en overleg omtrent het onderwerp werd uitgesteld.258 Midden oktober 2011 maakte de Europese Unie, na mysterieuze sterfgevallen van verschillende kroongetuigen259, bekend dat een speciale task force van EULEX, onder leiding van John Clint Williamson, binnenkort zou beginnen met zijn onderzoek.260 Dick Marty, die aan de basis lag van het fameuze rapport dat de beschuldigingen van Carla Del Ponte leek te ondersteunen, zou eveneens betrokken worden. Het werd evenwel benadrukt dat het niet evident zou zijn om deze beschuldigingen in hard bewijsmateriaal om te zetten en men verwachtte een lang,

256 In haar controversieel boek ‘The Hunt: Me and the War Criminals’, uitgebracht in april 2008, beweert Del Ponte informatie te hebben verkregen omtrent grootschalige netwerken van ontvoering en orgaanhandel in Kosovo en Albanië. 257 Inhuman treatment of people and illicit trafficking in human organs in Kosovo, Committee on Legal Affairs and Human Rights, Council of Europe, 12 december 2010, AS/Jur (2010) 46. 258 ‘UNSC postpones discussion on organ trade draft’, B92, 22 december 2011. 259 ‘ crimes witness found dead in Germany’, Radio Free Europe, 28 september 2011. 260 ‘Report linking Kosovo leader, organ harvesting being probed’, AFP, 21 oktober 2011. 62 moeilijk onderzoek. Ondertussen werd het speurwerk ook op nationaal vlak voortgezet en Rusland verleende hieraan actieve medewerking.261

2.2.4.4 Handelsembargo en geweld aan de grensposten

118. Eind juli 2011 zorgden een handelsembargo en de daarmee gepaard gaande militaire acties vanwege Kosovo voor een nieuwe crisis in de onderlinge relaties.262 De aanleiding voor het conflict betrof een beslissing van de Kosovaarse regering tot het blokkeren van alle inkomende Servische goederen, als reactie op de niet-erkenning van diverse Kosovaarse documenten en douanestempels en het destijds bij de onafhankelijkheidsverklaring opgelegde embargo door Servië. Het Kosovaars besluit stootte onmiddellijk op fel verzet vanuit Servische hoek, die de hulp van de Europese Commissie en de Verenigde Naties inriep om het voorliggende dispuut te helpen oplossen. Volgens Servië schond het embargo de principes van de Centraal-Europese Vrijhandelsassociatie, die een vrijhandelsakkoord tussen niet-EU-lidstaten in Centraal- en Zuidoost-Europa behelst.263 Enkele dagen later begon Kosovo, om de beslissing te implementeren, verschillende grensposten in te nemen met het oogmerk deze daarna door Kosovaarse ambtenaren te laten bemannen. Dit gaf aanleiding tot het versperren van wegen en het plaatsen van blokkades door etnische Serviërs, die zo de toegang probeerden te ontzeggen aan de Kosovaarse militairen. Geweld brak uit en na het uitwisselen van geweerschoten tussen beide groepen stierf een Kosovaars politieman. Ordehandhavende troepen van de NAVO (KFOR)264, in samenwerking met EULEX, werden onmiddellijk gemobiliseerd om de situatie in de kiem te smoren en het conflict te laten bekoelen.

119. De Europese Unie reageerde geschokt en keurde het optreden van de Kosovaarse autoriteiten resoluut af.265 Het conflict wierp opnieuw een schaduw over de relaties tussen Kosovo en Servië en deed de spanningen hoog oplopen. Toen het geweld enkele dagen later weer opflakkerde nadat grensposten in brand werden gestoken en ook NAVO-troepen werden bestookt, verklaarde de EU dat de escalatie van geweld onaanvaardbaar was en riep het zowel Servië als Kosovo op om onmiddellijk een einde te stellen aan het conflict. Catherine Ashton duidde deze keer op de verantwoordelijkheid van beide partijen en benadrukte dat het cruciaal was om de dialoog zo snel mogelijk te hervatten.266

261 ‘Russians investigating Kosovo organ trafficking’, B92, 17 januari 2012. 262 ‘Kosovo police officer shot as tensions rise on Serbian border’, Global Post, 26 juli 2011. 263 Supra 21, nr. 45. 264 Supra 51, nr. 101. 265 ‘EU says Kosovo tensions ‘unacceptable’’, EUobserver, 28 juli 2011. 266 ‘Violence in north Kosovo draws EU warning’, Reuters, 27 juli 20011. 63

120. Een spoedbijeenkomst van de Algemene Vergadering van de VN werd gehouden achter gesloten deuren en ook de Europese Unie probeerde een oplossing te faciliteren voor de conflicten in Noord- Kosovo, waar etnische Serviërs de meerderheid uitmaken. Zowel de VN-Veiligheidsraad als EULEX zouden een onafhankelijk onderzoek instellen naar de gebeurtenissen in Noord-Kosovo en de dood van de Kosovaarse politieman. Rusland, reeds lang een bondgenoot van Servië, stuurde er in de Veiligheidsraad op aan om de verantwoordelijkheid voor het geweld volledig bij Kosovo te leggen, maar secretaris-generaal Ban Ki-moon bekritiseerde de houding van beide partijen en spoorde hen aan om af te zien van verdere unilaterale acties die de onderlinge gesprekken, gemodereerd door de Europese Unie, op de helling zouden kunnen zetten.267 Robert Cooper, EU-bemiddelaar bij de gesprekken tussen Servië en Kosovo, raadpleegde beide partijen en reikte concrete voorstellen aan om tot een oplossing te komen. Een compromis zou inhouden dat de Kosovaarse politietroepen aan de grensposten vergezeld zouden worden door Servische vertegenwoordigers en dat de opgestelde blokkades ontmanteld werden. De dialoog tussen beide partijen zou eveneens moeten worden hervat om een oplossing voor het handelsconflict te bereiken. Servië bleef Kosovaarse douanestempels weigeren, aangezien het vreesde dat de aanvaarding zou kunnen gezien worden als een erkenning van de Kosovaarse onafhankelijkheid.

2.2.4.5 Vernieuwde druk vanuit Europese hoek: het Duits ultimatum

121. Enkele dagen later maakte een Servisch vertegenwoordiger bekend dat de gesprekken tussen Servië en Kosovo, met de Europese Unie als bemiddelaar, op 2 september hervat zouden worden.268 De situatie leek dus gunstig te evolueren na het escalerend geweld in Noord-Kosovo, maar uitspraken van de Duitse bondskanselier Angela Merkel zorgden opnieuw voor verhoogde druk.269 Op haar eerste officieel staatsbezoek aan de potentiële kandidaat-lidstaat verklaarde ze dat het opgeven van controle over Noord-Kosovo, waar de Servische bevolking de meerderheid uitmaakt en de facto controle uitoefent, noodzakelijk was in het toetredingsproces van Servië tot de Europese Unie. Merkel stelde dat de status van kandidaat-lidstaat alleen bereikt kon worden als alles in het werk werd gesteld om de gesprekken met Kosovo te doen slagen, niets in de weg werd gelegd voor EULEX om in alle gebieden van Kosovo hun taak uit te oefenen en parallelle Servische structuren in Noord- Kosovo, zoals gerechtshoven en administratieve overheden, werden ontbonden. Tadic kon zich hier niet onmiddellijk mee verzoenen en vond het beleid van de Europese Unie, waarbij Servië voor de keuze tussen Kosovo of de EU werd geplaatst, te ver gaan.270 De onafhankelijkheid van Kosovo bleef voor hem onbespreekbaar en hij riep Duitsland en de andere EU-lidstaten op om meer begrip te

267 Zie ‘Kosovo border violence on UN Security Council agenda’, BBC News, 30 augustus 2011. 268 ‘Serbia and Kosovo to return to EU talks’, EUobserver, 18 augustus 2011. 269 ‘Germany tells Serbia to give up Kosovo’, EUobserver, 24 augustus 2011. 270 ‘Serbia defies German ultimatum on Kosovo’, EUobserver, 28 augustus 2011. 64 tonen voor de complexe situatie in de Westelijke Balkan. De steun aan de etnische Serviërs in Noord- Kosovo zou voortgezet worden en de waarschuwing van bondskanselier Merkel werd zo deels genegeerd.

122. Even later pakte Boris Tadic toch uit met een verrassende verklaring.271 Nadat hij al meermaals het behalen van de status van kandidaat-lidstaat tegen eind 2011 had vooropgesteld, zorgden de problemen met Kosovo er nu voor dat hij daarop diende terug te komen. Hij deelde mee aan de bevolking dat rekening moest gehouden worden met de mogelijkheid dat Servië tegen het eind van het jaar nog altijd geen kandidaat-lidstaat zou zijn en dat het conflict met Kosovo voor vertraging kon zorgen. Ook werd verklaard dat de aanwezigheid van EULEX-troepen in Noord-Kosovo zou geduld worden, al werd benadrukt dat men niet de intentie had om de Servische instellingen op te heven.

2.2.4.6 Hervatting van de gesprekken en sluiten van een douaneakkoord

123. Op 2 september 2011 werden, zoals eerder aangekondigd, de gesprekken tussen Kosovo en Servië hervat. De delicate kwestie omtrent de douanestempels, die eerder tot een uitstel van de onderhandelingen en een handelsembargo vanwege Kosovo had geleid, was aan de orde. Het resultaat was positief: Servië en Kosovo bereikten onder de auspiciën van de Europese Unie een overeenkomst en zo kwam een einde aan het wederzijdse handelsembargo tussen beide landen.272 Goederen vanuit Kosovo zouden volgens het akkoord een stempel dragen waarop enkel ‘Kosovo Customs’ vermeld stond. Geen nationale vlag of symbolen zouden worden afgebeeld en het gebruik van de term ‘republiek’ zou vermeden worden, aangezien dit anders geïnterpreteerd zou kunnen worden als een erkenning van de Kosovaarse onafhankelijkheid.

124. Borislav Stefanovic, hoofd van de Servische delegatie, benadrukte dat het akkoord enkel van toepassing was op het verkeer van personen en goederen en niet het statuut van de grensposten in Noord-Kosovo behelsde, die sinds het geweld door vredestroepen werden gecontroleerd. Kosovo wou opnieuw zijn vertegenwoordigers aan alle grensposten plaatsen, maar dit bleek onaanvaardbaar voor Servië. KFOR-troepen bleven deze checkpoints vooralsnog bezetten en een oplossing voor de kwestie moest nog worden gezocht. De Europese Unie zag het akkoord omtrent de douanestempels als een belangrijke stap bij het verbeteren van de bilaterale relaties en de regionale handel. Ook Kosovaars delegatiehoofd Edita Tahiri zag het als een doorbraak, maar dit werd door een groot deel van de Kosovaarse bevolking niet op dezelfde wijze gepercipieerd.273 Aan Servische kant ontvouwde

271 ‘Serbia says Kosovo could delay EU candidacy’, EUobserver, 26 augustus 2011. 272 ‘Customs row between Serbia and Kosovo solved via EU mediation’, EUinside, 5 september 2011. 273 ‘‘Breakthrough’ EU deal greeted by tomato throwers in Kosovo’, EUobserver, 5 september 2011. 65 zich verrassend genoeg dezelfde situatie: Servische oppositieleden hadden hevige kritiek op het akkoord en zagen het als een eerste stap in het opgeven van controle over Noord-Kosovo.

2.2.4.7 Nieuwe conflicten in Noord-Kosovo

125. Eind september 2011, wanneer de Europese Commissie zich reeds voorbereidde op het advies om Servië al dan niet de status van kandidaat-lidstaat te verlenen, zorgde een nieuwe opflakkering van geweld in Noord-Kosovo ervoor dat de positie van Servië ten opzichte van de EU opnieuw in het gedrang kwam.274 Etnische Serviërs probeerden de NAVO-troepen er van te weerhouden de barricade aan één van de omstreden grensposten in Noord-Kosovo af te breken en dit leidde tot een gewelddadig conflict, waarbij zowel burgers als vredestroepen gewond raakten. Servië reageerde op de gebeurtenissen door de onderhandelingen met Kosovo opnieuw te schorsen.275 Borislav Stefanovic verklaarde dat de gesprekken niet zouden worden hervat zolang er geen duidelijkheid was omtrent het statuut van de twee betwiste grensposten in Noord-Kosovo, Jarinje en Brnjak.

126. Het werd duidelijk dat de situatie in Noord-Kosovo een zeer delicaat punt bleef in de relaties tussen Kosovo en Servië en dat geen van beide partijen bereid was om op dat vlak veel toegevingen te doen. De Servische bevolking, die in Noord-Kosovo de meerderheid vormt, weigerde om zich aan het Kosovaars gezag te onderwerpen en deze situatie bleef onvermijdelijk voor problemen zorgen. Door middel van de conflicten in Noord-Kosovo werd de Kosovaarse autonomie gedestabiliseerd, maar Servië zette op deze manier ook in grote mate zijn kansen op het behalen van de status van kandidaat-lidstaat van de Europese Unie op de helling. Net als de internationale gemeenschap reageerde de EU immers ontzet en Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid van de Europese Unie Catherine Ashton meldde zeer bezorgd te zijn omtrent de conflicten in Noord-Kosovo.276 Enkele weken voor de Europese Commissie zou afwegen of Servië klaar was om kandidaat-lidstaat te worden, kwam dit zeer ongelegen voor de Europese aspiraties van het land. Voor de tweede keer werden de gesprekken tussen Servië en Kosovo onderbroken. Servisch onderhandelaar Stefanovic drukte duidelijk uit dat de onderhandelingen, die tot doel hadden de dagdagelijkse praktische problemen op te lossen, niet zouden worden hervat zolang er geweld woedde in de regio en de problemen onopgelost bleven. De problematiek omtrent de twee omstreden grensposten, Jarinje en Brnjak, was volgens hem absoluut prioritair en moest daarom eerst uitgeklaard worden.

274 ‘Kosovo violence threatens Serbia’s EU bid’, EUobserver, 28 september 2011. 275 ‘Serbia pulls out of EU talks’, EUobserver, 29 september 2011. 276 Supra 66, noot 274. 66

127. Ondertussen bleven de betwiste grensposten bezet worden door KFOR- en EULEX-troepen en werden de blokkades, opgericht om te vermijden dat Kosovaarse vertegenwoordigers aan de grensposten zouden worden geplaatst, door de Kosovaarse Serviërs in stand gehouden. Op 13 oktober 2011 werd bekendgemaakt dat NAVO- en EULEX-troepen hun patrouilles zouden opvoeren en de illegale barricades aan de grensposten in de toekomst zouden ontmantelen.277 Ultimatums werden door de NAVO gesteld (en uitgesteld), maar de Kosovaarse Serviërs weigerden toegevingen te doen.278 Enkele dagen later gingen de NAVO-troepen toch tot de actie over, al waren ze niet altijd even succesvol.279 Tadic maande de Servische bevolking aan om af te zien van geweld en verwachtte hetzelfde van de NAVO-troepen. Op die manier maakte hij zich allerminst populair bij Servische hardliners, die eerder weigerden om op de eisen van de NAVO tot het opbreken van de blokkades in te gaan en Belgrado vroegen om troepen naar de grensposten te sturen. De Servische regering toonde zich echter vastberaden om het probleem op diplomatieke wijze op te lossen en verklaarde permanent in contact te zijn met de NAVO, EU en VN.

2.2.4.8 Op weg naar een oplossing?

128. Servië maakte van het bereiken van een akkoord omtrent de grensposten een absolute prioriteit en probeerde in samenwerking met de Europese Unie een aanvaardbare oplossing uit te werken. Kosovo had eerder wel verklaard niet te willen praten over deze problematiek, maar Servië drong er op aan door de gesprekken te schorsen zolang er geen oplossing kwam.280 De zoektocht naar een onderhandelde oplossing en de beoogde toenadering tussen Servië en Kosovo werd echter telkens opnieuw verstoord door hoog oplopende spanningen in Noord-Kosovo, veroorzaakt door opeenvolgende dreigingen van de NAVO en weigeringen van de lokale Servische leiders om de barricades af te breken. Na eerdere pogingen van KFOR- en EULEX-bevelhebbers Erhard Drews en Xavier Bout de Marnhac probeerde Boris Tadic, die elke negatieve invloed op het toetredingsproces van Servië tot de Europese Unie absoluut wou vermijden, de vier Servische burgemeesters te overhalen om vrij verkeer van KFOR- en EULEX-troepen te verzekeren, maar hij faalde eveneens.281 De etnische Serviërs uit Noord-Kosovo, die al sinds juli 2011 verschillende wegen aan de grensposten blokkeerden om te verhinderen dat deze door Kosovaarse ambtenaren zouden bemand worden,

277 ‘NATO and EU expand mission in northern Kosovo’, EUobserver, 14 oktober 2011. 278 ‘Kosovar Serbs warn NATO to back off’, EUobserver, 17 oktober 2011. 279 ‘Serbs stop NATO removing roadblocks in north Kosovo’, Reuters, 22 oktober 2011. 280 Supra 66, nr. 125. 281 ‘Kosovo Serbs resist Belgrade call to end impasse’, Reuters, 24 oktober 2011. 67 bleken vastberaden om hun acties voort te zetten en Tadic’ gezag over deze bevolkingsgroep leek tanend.282

129. Tijd bracht echter raad en eind oktober 2011 toonden de Servische burgemeesters uit Noord- Kosovo zich toch bereid om vrije doorgang te verlenen aan KFOR- en ook EULEX-troepen, op voorwaarde dat EULEX verzekerde dat er geen Kosovaarse vertegenwoordigers vervoerd zouden worden.283 Etnische Serviërs begonnen de meeste blokkades te ontmantelen, opdat KFOR-troepen van vrije doorgang zouden kunnen genieten en in bevoorrading zouden kunnen voorzien.284 De acties werden evenwel als onvoldoende aangemerkt door de NAVO, aangezien bepaalde checkpoints in stand gehouden werden en de wegen gesloten bleven voor EULEX, in afwachting van een onderling akkoord. Het duurde niet lang voor er nieuwe conflicten ontstonden en het bekogelen van een EULEX-voertuig door Kosovaarse Serviërs was allerminst een goed signaal ten aanzien van de EU- lidstaten, die de missie ondersteunen.285 EULEX zou ten minste tot juni 2012 gestationeerd blijven in de regio en het blokkeren van EULEX-troepen aan de barricades stond volgens Andy Sparkes, één van de leidinggevende figuren binnen de EULEX-missie, gelijk aan het blokkeren van de Europese toekomst van Servië. Sommigen meenden dat de Kosovaarse Serviërs, in hun eigen belang, de barricades aan de twee betwiste grensposten Jarinje en Brnjak beter zouden afbreken.286 Eerdere acties waarbij KFOR en EULEX Kosovaarse douaneambtenaren aan de grensposten probeerden te krijgen, vielen immers volledig buiten hun mandaat en waren bijgevolg illegaal.287 Wanneer lokale Serviërs dit probeerden te verijdelen en barricades hadden opgezet, kon dit gekaderd worden binnen hun recht om zich op vredevolle wijze te verzetten tegen deze illegale maatregelen. Daarom leek het volgens critici van deze NAVO-acties aangewezen om, nu de Kosovaarse Serviërs duidelijk hadden aangetoond dat ze zich niet simpelweg zouden onderwerpen aan de macht die Kosovo hen wou opleggen in het noorden van het land, de barricades af te breken en de reacties van KFOR en EULEX

282 NAVO-troepen en EU-diplomaten verklaarden meermaals dat het gebied werd bestuurd door criminele groeperingen van etnische Serviërs, gesteund door Belgrado, die naast smokkelactiviteiten en het najagen van geld niets goeds voorhebben met de regio (zie ‘Who controls Kosovo’s north?’, SETimes, 18 oktober 2011). 283 ‘KFOR to go through, EULEX to provide guarantees’, Tanjug, 25 oktober 2011. 284 ‘Kosovo Serbs to allow NATO troops through roadblocks’, Radio Free Europe, 27 oktober 2011. 285 ‘Kosovo Serbs block EU official’, UPI, 31 oktober 2011. 286 ‘Kosovo – barricades considered’, TransConflict, 2 november 2011. 287 De functie en toegelaten activiteiten van de NAVO-troepen, beschreven in Resolutie 1244 van de VN- Veiligheidsraad, betreffen ‘ensuring public safety and order until the international civil presence can take responsibility’, ‘conducting border monitoring duties as required’, en ‘ensuring the protection and freedom of movement of itself, the international civil presence, and other international organizations’. Bijgevolg zijn de troepen bevoegd om de grens in het oog te houden en eventueel zelfs checkpoints op te zetten om wapencontroles uit te voeren, maar aangezien de openbare veiligheid dient verzekerd te worden, kan het dit niet doen op een manier die de vrede op zich bedreigt. Onder Resolutie 1244 wordt aan de NAVO geen enkele politieke rol toegedeeld en wanneer KFOR-troepen het grensoverschrijdend verkeer doelgericht via de Kosovaarse douane leiden, wat een duidelijke bedreiging voor de openbare veiligheid bleek te vormen, strookt dit niet met hun mandaat. 68 af te wachten. Als er geen moeite werd gedaan om Kosovaarse douaneambtenaren aan de grensposten te stationeren, waren barricades overbodig en indien men dit wel op het oog had, konden deze simpelweg genegeerd of via parallelle wegen ontweken worden. Als etnische Serviërs het bestaan van de grensposten zouden negeren in plaats van ze te blijven blokkeren, zou hun boodschap dus nog altijd gehoord worden en zou er vooral heel wat druk op Servië wegvallen, maar deze strategie werd niet onmiddellijk gevolgd. Barricades werden afwisselend afgebroken door KFOR-troepen en terug opgebouwd door Kosovaarse Serviërs, die zich op vredevolle wijze bleven verzetten.288

130. Ondertussen werd in Belgrado volop gewerkt aan een aanvaardbare regeling voor de delicate situatie in Noord-Kosovo. Men bleef de dialoog met Kosovo steunen en, naast de oproep aan de Kosovaarse Serviërs om te blijven afzien van geweld, werden KFOR en EULEX aangemaand om neutraal te blijven in het conflict. De oppositie begon zich echter steeds meer te roeren en het beleid ten aanzien van Kosovo werd serieus aan de kaak gesteld.289 De reeds voltooide onderhandelingen en de bereikte overeenkomsten met Kosovo werden door de conservatieve partijen ongrondwettelijk en in strijd met Resolutie 1244 van de VN-Veiligheidsraad geacht, aangezien daarbij instellingen en documenten van een niet-bestaande staat werden aanvaard en zo volgens hen impliciet de onafhankelijkheid van Kosovo werd erkend. Servische vertegenwoordigers van de gemeenten in Noord-Kosovo mengden zich ook steeds meer in het debat en hingen dezelfde mening aan.290 Andere politieke partijen pleitten dan weer voor een totale omwenteling en meenden dat een radicale verandering van het beleid ten aanzien van Kosovo nodig was om tot de Europese Unie te kunnen toetreden. Boris Tadic proclameerde echter dat Servië zou voortbouwen aan een beleid dat naast het beschermen van de Servische belangen in Kosovo ook een Europese toekomst zou verzekeren.291 De uiteenlopende standpunten verraadden een grote verdeeldheid omtrent de Kosovo-kwestie en maakten van het zoeken naar een oplossing een zeer delicate en moeilijke taak.292

131. Op 4 november 2011 maakte Borislav Stefanovic, hoofd van de Servische onderhandelingsdelegatie, bekend dat de dialoog binnenkort hervat zou worden, wat inhield dat een oplossing voor de betwiste grensposten, de Servische preconditie voor het hervatten van de

288 ‘KFOR removes one barricade, Serbs build another’, B92, 4 november 2011. 289 ‘Opposition party wants new Kosovo negotiations’, B92, 4 november 2011. 290 ‘Serbs from north wish to attend parliament session’, B92, 11 november 2011. 291 ‘President: I won’t renounce national interests’, B92, 6 november 2011. 292 Na heel wat perikelen slaagde men er uiteindelijk in om een parlementaire sessie omtrent de situatie in Noord-Kosovo te houden, maar de gevraagde regeringsverklaring kwam er niet (zie ‘Minister: Parliament to hold session on Kosovo on November 2’, B92, 26 oktober 2011; ‘Serbian government fails to agree on declaration on Kosovo’, B92, 12 november 2011). 69 onderhandelingen, nabij was.293 Hij stelde dat het cruciaal was om voor 9 december, wanneer over het kandidaat-lidmaatschap van Servië beslist zou worden, terug aan de onderhandelingstafel te zitten. Stefanovic benadrukte wel dat de oplossing voor de grensposten in Noord-Kosovo misschien niet ideaal zou zijn, maar dat dit eigen was aan politieke, onderhandelde oplossingen en dat men in de toekomst ook zou blijven kiezen voor de dialoog om de resterende problemen met Kosovo op te lossen. Robert Cooper was in permanent contact met zowel Servische als Kosovaarse vertegenwoordigers en de Europese Unie had beide partijen en de EULEX-missie opties voor een mogelijke oplossing overgemaakt.294 De voornaamste mogelijkheid, die geïnspireerd zou zijn door voorstellen vanwege de Servische delegatie, zou voorzien in joint supervision aan de douaneposten door vertegenwoordigers van Servië, Kosovo en EULEX. Edita Tahiri, hoofd van de Kosovaarse delegatie, temperde evenwel de verwachtingen en stelde dat het mogelijk was dat Kosovo zich zou terugtrekken uit de onderhandelingen, indien Servië de bereikte overeenkomsten niet begon te implementeren.295 Zolang dit niet gebeurde, waren gesprekken omtrent de grensposten volgens haar niet aan de orde. De uitlatingen van Stefanovic werden ook niet gesmaakt door de Kosovaarse Serviërs in Noord-Kosovo.296 Daar werd immers opgeroepen om de nakende overeenkomst, waardoor Kosovaarse ambtenaren aan de grensposten zouden gestationeerd worden, niet te accepteren.

132. Los van de door de EU voorgestelde opties, kwamen verschillende denkpistes naar voor om de globale problematiek rond Noord-Kosovo op te lossen. De juridische afscheiding van de regio was een veelbesproken optie, maar westerse landen konden zich daar, uit oprechte vrees voor een domino-effect waarbij ook andere etnisch gebaseerde opdelingen zouden plaatsvinden in de Balkan, niet mee verzoenen. Naarmate het conflict bleef duren en Kosovaarse Serviërs hun radicale principes bleven verdedigen, kwamen er echter ook barsten in dat standpunt. Erhard Busek, voormalig coördinator van het Stabiliteitspact voor Zuidoost-Europa, was één van de eerste westerse politici die meende dat de opdeling van Kosovo een valabele oplossing zou kunnen zijn.297 Indien Servië en Kosovo tot een akkoord zouden kunnen komen, zag hij niet in waarom de internationale gemeenschap dit niet zou aanvaarden. Zijn redenering kreeg snel navolging en ook anderen begonnen in te zien dat deze verregaande maatregel misschien wel de enige manier was om stabiliteit en vrede te bereiken en één van de enige opties om de Kosovo-kwestie op een nette

293 ‘Team chief: solution for two checkpoints close’, B92, 4 november 2011. 294 ‘EU proposal on joint customs checkpoints in Kosovo’, Beta, 10 november 2011. 295 ‘Pristina team chief: dialogue could end’, B92, 6 november 2011. 296 ‘K. Serbs should not accept solution for two crossings’, B92, 6 november 2011. 297 ‘Kosovo calling for new ideas’, Wall Street Journal, 28 oktober 2011. 70 manier op te lossen.298 Volgens de meesten bleef de beste oplossing evenwel het toekennen van een uitgebreidere autonomie aan de etnische Serviërs uit Noord-Kosovo. De Servische bevolking, die daar de overgrote meerderheid uitmaakt, zou zo meer rechten krijgen, maar het leek twijfelachtig of Kosovo zo’n toegevingen wenste te doen. Dit scenario werd door de Kosovaarse overheid eerder afgewezen, waar velen geloofden dat ze onder druk van de Verenigde Staten en de Europese Unie wel zouden buigen. Stabiliteit in het noorden van het land zou immers ook helpen om een bredere erkenning van de onafhankelijkheid van Kosovo te bewerkstelligen. Vanuit Kosovaars oogpunt leek het dus een bespreekbare optie, maar of Servië en vooral de etnische Serviërs in Noord-Kosovo zich daarin zouden kunnen vinden, leek onwaarschijnlijk. Het is niet verrassend dat in dat opzicht de implementatie van het Ahtisaari-plan299 opnieuw opdook als eventuele oplossing voor het probleem.300 Het voorstel van de Finse diplomaat Martti Ahtisaari, dat door de VN-Veiligheidsraad nooit werd aangenomen maar wel als basis diende voor de unilaterale onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo in 2008, voorzag eveneens in een grotere autonomie en meer rechten voor de etnische Serviërs en zou dus ook tot een positieve oplossing kunnen leiden. De Kosovaarse regering verklaarde uiteindelijk dat haar ‘strategie’ ten aanzien van Noord-Kosovo daarop zou gebaseerd worden en zag het als eens kans (ook voor de Kosovaarse Serviërs) om economische ontwikkeling in de regio te bewerkstelligen.301 De meeste Serviërs zagen dit echter niet zitten: Servisch minister van Buitenlandse Zaken Vuk Jeremic verklaarde dat er geen rol meer was weggelegd voor het Ahtisaari- plan, nadat het meermaals werd verworpen door de Veiligheidsraad en Servië steeds heeft gesteld dat het Kosovo nooit zou erkennen.302 Volgens hun zienswijze bleef Kosovo immers deel uitmaken van Servië en de implementatie van het Ahtisaari-plan zou dit tenietdoen.303 Overeenkomstig de eisen van de Europese Unie, die geen verandering van het Servisch beleid ten aanzien van de status van Kosovo inhielden, zou Servië wel blijven werken aan een onderhandelde oplossing, die in overeenstemming was met Resolutie 1244 van de Verenigde Naties en met de Servische Grondwet.

133. Een onderhandelde oplossing voor de delicate kwestie van de grensposten begon steeds meer vorm te krijgen.304 Het doel van Servië was een oplossing te bereiken voor de zes administratieve grensposten en de speciale status, met aanwezigheid van Servische vertegenwoordigers, van de betwiste checkpoints Jarinje en Brnjak te verzekeren. Oppositieleden en (vooral) Kosovaarse Serviërs boden zoals verwacht zware tegenwerking, aangezien dit volgens hen samen met de reeds gesloten

298 Zie ‘Kosovo – partitioning what from what?’, TransConflict, 2 december 2009. 299 Supra 51, nr. 102. 300 ‘Ahtisaari plan for Kosovo should be adopted’, B92, 25 oktober 2011. 301 ‘Thaci deputy: Ahtisaari plan chance for Serbs’, B92, 23 december 2011. 302 ‘FM: Serbia’s Kosovo policy remains unchanged’, B92, 26 oktober 2011. 303 Supra 54, nr. 105. 304 ‘Stefanovic: Solution close, goal Serbian presence at crossings’, Tanjug, 13 november 2011. 71 akkoorden met Kosovo ervoor zou zorgen dat het Ahtisaari-plan in de praktijk geïmplementeerd werd en de Kosovaarse onafhankelijkheid impliciet werd erkend, maar dit werd door Borislav Stefanovic en de Servische onderhandelingsdelegatie zo veel mogelijk genegeerd.305 Stefanovic liet weten dat de Servische regering alle bereikte overeenkomsten met Kosovo zou trachten te implementeren, ook al waren sommigen daar helemaal niet voor te vinden en werd het door hen als hoogverraad aanzien, maar de druk op de regering steeg.306 Toch werden eind oktober 2011 de gesprekken tussen Servië en Kosovo hervat en werd reeds snel een akkoord omtrent de wederzijdse erkenning van universiteitsdiploma’s bereikt.307 Met betrekking tot andere onderwerpen, waaronder de belangrijke kwesties van de grensposten in Noord-Kosovo en de vertegenwoordiging van Kosovo in regionale fora, kon evenwel geen overeenkomst gerealiseerd worden.308 Omtrent het delicate thema van de grensposten bleken de standpunten nog altijd ver uit elkaar te liggen, aangezien Kosovo er bleef op aandringen dat het als een echte staatsgrens werd behandeld en dat er Kosovaarse nationale symbolen werden afgebeeld, terwijl dit voor Servië absoluut onaanvaardbaar was. Stefanovic probeerde de ondertussen immense (tijds)druk wat te verlichten door te benadrukken dat het bereiken van een overeenkomst omtrent de grensposten, hoewel de Europese Unie daarop hoopte en het één van de belangrijkste gespreksonderwerpen was, geen voorwaarde was voor het verkrijgen van kandidaat-lidmaatschap, maar dit klonk allerminst overtuigend.309 De EU en haar lidstaten begonnen immers steeds meer in te zien dat de situatie in Noord-Kosovo kritiek was en dat oplossingen noodzakelijk waren.

134. In een ontwerpresolutie van het Europees Parlement, kaderend binnen een overleg omtrent Kosovo, werd de mogelijke verdeling van Kosovo resoluut uitgesloten, waarbij herinnerd werd aan de eerdere documenten die deze optie verwierpen.310 De implementatie van het Ahtisaari-plan, dat in brede autonomie voor de Kosovaarse Serviërs voorzag, werd naar voor geschoven en het ontmantelen van de parallelle Servische structuren werd vooropgesteld. Daarnaast werd herhaald dat het Europees Parlement Kosovo als een onafhankelijke staat zag311 en werden de vijf niet- erkennende lidstaten opgeroepen om hun mening te herzien, wat in Servië zeer vijandig onthaald werd. Ook Zweden toonde zich uitermate bezorgd over de ontwikkelingen: Zweeds minister van Buitenlandse Zaken Carl Bildt zond een brief naar de EU-instellingen, waarin de Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid van de Europese Unie

305 ‘Serbia to implement agreements with Kosovo, despite opposition from local Serbs’, Washington Post, 17 november 2011. 306 ‘Northern Kosovo ‘could declare independence’’, B92, 18 november 2011. 307 ‘Serbia and Kosovo make progress at EU-mediated talks’, EUobserver, 22 november 2011. 308 ‘Kosovo talks round end, no new agreements’, B92, 22 november 2011. 309 ‘Administrative crossings ‘not condition for candidacy’, B92, 24 november 2011. 310 ‘EP draft resolution rules out Kosovo partition’, B92, 21 november 2011. 311 Supra 57, nr. 109. 72 werden opgeroepen om een structurele dialoog met Kosovo te openen omtrent de situatie in het noorden van het land.312 Het idee om de Europese Unie een nieuwe dialoog met Kosovo te laten opstarten omtrent de situatie in Noord-Kosovo, naast de reeds bestaande onderhandelingen tussen Servië en Kosovo onder toezicht van de EU, werd door Servië als een stap in de goede richting gezien en leek erg goed op een idee dat president Tadic eerder al in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties had gelanceerd. Daar zat men immers ook verveeld met de situatie, maar de vraag van Servisch minister van Buitenlandse Zaken Vuk Jeremic om de unilaterale acties van de KFOR- troepen een halt toe te roepen, werd desalniettemin op verdeelde meningen onthaald.313 Hoewel het geweld sterk werd veroordeeld, bleven de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Frankrijk achter de verwijdering van de barricades staan en werden de Kosovaarse Serviërs voornamelijk verantwoordelijk geacht, terwijl China en Rusland zich aan de zijde van Servië schaarden.

135. Nieuwe gewelddadige conflicten in Noord-Kosovo deden de bezorgdheid enkel toenemen: wanneer KFOR-troepen in een poging tot het verwijderen van enkele barricades door etnische Serviërs bestookt werden, leek het hek van de dam.314 Naast het voortzetten van de dialoog was ook het (laten) verwijderen van de barricades meermaals vernoemd door de Europese Unie en haar lidstaten als één van de vereiste inspanningen om de relaties met Kosovo te verbeteren en deze nieuwe feiten verhoogden dus allesbehalve de kansen van Servië op kandidaat-lidmaatschap. Goran Bogdanovic, Servisch minister voor Kosovo, wees echter ook met een beschuldigende vinger naar de KFOR-troepen: ze dienden volgens hem van het verleende vrij verkeer gebruik te maken en zagen beter af van unilaterale acties om de resterende barricades af te breken, aangezien dit een potentiële onderhandelde oplossing duidelijk in de weg stond. Bogdanovic zag het als een grote misstap van de KFOR-troepen en stelde hun acties en de timing ervan serieus in vraag.315 Deze aanmaningen vielen helaas in dovemansoren en gewelddadige confrontaties aan de barricades bleven zich opstapelen.316 In een poging om toekomstige aanvaringen te vermijden, riep Boris Tadic de Kosovaarse Serviërs op om de barricades te verlaten, wat positief onthaald werd door de Europese Unie en haar lidstaten maar weinig gehoor kreeg bij de Kosovaarse Serviërs.317 Zij zagen het immers als een wijziging van het Servisch beleid ten aanzien van Kosovo die duidelijk was ingegeven

312 ‘Sweden urges EU to take control of north Kosovo problem’, EUobserver, 28 november 2011. 313 ‘UN Security Council voices different views on Kosovo’, B92, 30 november 2011. 314 ‘NATO troops clash with Serbs in Kosovo’, Radio Free Europe, 24 november 2011. 315 De handelingen van de KFOR-troepen, die telkens voor rellen en onrust zorgden, leken inderdaad niet te stroken met de primaire taak van KFOR om de veiligheid in de regio te verzekeren. 316 ‘2 NATO peacekeepers wounded in Kosovo’, Associated Press, 28 november 2011. 317 ‘Tadic tells Serbs to leave barricades’, B92, 29 november 2011. 73 door de Europese Unie, aangezien de EU onder leiding van Duitsland steeds meer druk begon uit te oefenen in de aanloop naar de beslissing omtrent het kandidaat-lidmaatschap.

136. Ondanks het escalerende geweld in Noord-Kosovo verklaarde Borislav Stefanovic dat de geplande voortzetting van de onderhandelingen met Kosovo hierdoor niet in het gedrang kwam en op 2 december 2011 volgde de grote doorbraak.318 De Europese Unie maakte bekend dat beide partijen erin geslaagd waren om een onderlinge overeenkomst omtrent de grensposten af te sluiten: er zou zoals verwacht gradueel voorzien worden in een geïntegreerd beheer, waarbij naast EULEX zowel Kosovaarse als Servische ambtenaren vertegenwoordigd zouden zijn.319 In overeenstemming met hun mandaat zouden EULEX-vertegenwoordigers het bevel voeren over de twee gevoeligste grensposten Jarinje en Brnjak, die een speciaal statuut genoten, en net als Stefanovic benadrukte Tadic dat de inhoud van de overeenkomst volledig conform was aan de Servische grondwet en Resolutie 1244 van de VN-Veiligheidsraad, al kon het akkoord op veel kritiek van Kosovaarse Serviërs en oppositieleden rekenen.320 Het acroniem ‘IBM’, dat normaalgezien staat voor ‘Integrated Border Management’, werd meermaals gebezigd in het akkoord en zelfs opgenomen in de titel, maar het werd bewust nagelaten deze afkorting te verklaren.321 Zo werden op een zeer creatieve en handige manier problemen vermeden: Kosovo en de 22 EU-lidstaten die de onafhankelijkheid van het land erkennen kunnen de afkorting overeenkomstig de gebruikelijke betekenis lezen, terwijl Servië en de vijf niet-erkennende lidstaten kunnen verkondigen dat het voor ‘Integrated Boundary Management’ staat, aangezien zij de term ‘border’, wat zou wijzen op een staatsgrens en dus de erkenning van een onafhankelijk Kosovo, niet in de mond willen nemen. Kosovaars premier Hashim Thaci probeerde toch nog olie op het vuur te gooien door te stellen dat het akkoord een erkenning van de Kosovaarse onafhankelijkheid inhield, maar dit werd door Servië met klem ontkend.322

137. Slechts enkele dagen later gebeurde wat weinigen vooraf hadden voorspeld: de etnische Serviërs begonnen de barricades, die daar al bijna een half jaar in stand werden gehouden, te ontmantelen.323 Het leek geen toeval dat deze ontwikkelingen net voor de beslissing omtrent het al dan niet toekennen van kandidaat-lidmaatschap kwamen en Servië hoopte zo nog het tij te keren en de lidstaten gunstig te stemmen, al verliepen de acties niet volledig volgens plan en bleken de problemen op de grond nog altijd niet opgelost te zijn.324 De inspanningen waren niet voldoende om

318 ‘Eighth round of talks continues in ’, B92, 1 december 2011. 319 ‘Serbia and Kosovo reach border management agreement’, BBC News, 3 december 2011. 320 ‘Solution in line with national interests, president says’, B92, 4 december 2011; ‘Agreements on crossings ‘unacceptable’’, B92, 4 december 2011. 321 ‘Ambivalent acronym highlights EU problems on North Kosovo’, EUobserver, 5 december 2011. 322 ‘Thaci: EU-sponsored border deal means Serbia recognizes Kosovo’, EUobserver, 6 december 2011. 323 ‘Barricades come down in Serbia-Kosovo border row’, Euronews, 6 december 2011. 324 ‘Administrative crossings still blocked’, B92, 10 december 2011. 74 het kandidaat-lidmaatschap te verkrijgen, maar Borislav Stefanovic verzekerde dat dit geen invloed zou hebben op de dialoog met Kosovo.325 Het bereiken van een overeenkomst omtrent de vertegenwoordiging van Kosovo op regionale bijeenkomsten bleek evenwel een moeilijke zaak: zoals bij alle onderwerpen met betrekking tot Kosovo wou Servië enkel akkoord gaan met een oplossing die in overeenstemming was met Resolutie 1244 van de VN-Veiligheidsraad326, maar Kosovo kon zich daar als zelfverklaarde onafhankelijke staat niet bij neerleggen en beschouwde Resolutie 1244 als achterhaald.327 De implementatie van de bereikte overeenkomsten kwam wel op gang en dit kon, net als de vredesinitiatieven die door de Kosovaarse Serviërs aan de internationale missies werden voorgesteld om de rust in Noord-Kosovo te bewaren en de resterende blokkades te verwijderen, als een positief signaal beschouwd worden.328

138. In de nasleep van de negatieve beslissing omtrent het kandidaat-lidmaatschap329 werd duidelijk dat, naast het oplossen van diverse praktische problemen via de door de EU bemiddelde dialoog, een duurzame oplossing voor de Kosovo-kwestie nu echt wel nodig was.330 Servië verklaarde meer dan ooit bereid te zijn om naar een aanvaardbaar compromis te zoeken: Boris Tadic nam duidelijk afstand van het idee om de toestand van voor 2000, toen Kosovo nog geen speciaal statuut kende en als een autonome provincie deel uitmaakte van Servië, te herstellen en ook een splitsing van Kosovo was volgens hem onrealistisch.331 Hij was ervan overtuigd dat een creatieve oplossing, waarin zowel beide partijen als de belangrijkste spelers op internationaal vlak zich konden vinden, noodzakelijk was.332 Servië zou zijn ‘both Kosovo and EU’-beleid voortzetten en stond open voor alle mogelijke oplossingen, zolang de legitieme Servische belangen in Kosovo werden beschermd. Vier belangrijke punten dienden daarbij in acht genomen te worden: een oplossing voor de Servische orthodoxe kloostergemeenschappen, garanties voor de etnische Serviërs in de enclaves, regelingen betreffende de Servische eigendommen en een oplossing voor Noord-Kosovo. Servië bleef echter de voortdurende druk van Duitsland, dat zich tijdens de eurocrisis als absolute leider van de Europese Unie had gemanifesteerd en duidelijk zijn stempel drukte op de relaties EU-Servië, voelen: in een bezoek aan de regio herhaalde Angela Merkel de (eerder gestelde) strikte voorwaarden333 en werd

325 ‘European Council decision ‘won’t affect dialogue’’, B92, 11 december 2011. 326 President Boris Tadic en andere Servische vertegenwoordigers bleven benadrukken dat Resolutie 1244 voor hen als leidraad zou blijven dienen en dat daar niet van afgestapt zou worden (zie ‘Resolution 1244 is ‘only basis for solution’’, B92, 16 december 2011; ‘President: Serbia to stick to UNSCR 1244’, B92, 5 januari 2012). 327 ‘K. Albanian officials talk Resolution 1244’, B92, 13 december 2011, ‘K. Albanians reject representation under 1244’, B92, 19 januari 2012. 328 ‘Northern Kosovo Serbs porpose peace initiative’, B92, 15 december 2011. 329 Infra 99, nr. 174. 330 ‘Solution for Kosovo should be acceptable for everyone’, B92, 18 december 2011. 331 ‘Tadic: No support for partition of Kosovo’, B92, 19 december 2011. 332 ‘Tadic: Solution for Kosovo in international arena’, B92, 11 januari 2012. 333 Supra 64, nr. 121. 75 benadrukt dat hiervan niet kon worden afgeweken.334 De eis tot het afschaffen van de parallelle Servische structuren in Noord-Kosovo kwam zo weer op de voorgrond te staan, maar bleek zeer moeilijk te realiseren.335 Het werd immers beschouwd als een constitutionele verplichting ten aanzien van de etnische Serviërs in Noord-Kosovo, die dezelfde diensten moesten kunnen genieten als hun medeburgers in andere delen van Servië, en het opheffen van de Servische gezondheidszorg en onderwijsinstellingen zou grote praktische problemen met zich meebrengen. Servisch minister voor Kosovo Goran Bogdanovic ontkende dat het om ‘parallelle’ instellingen ging en stelde dat de opgelegde afschaffing compleet ondenkbaar en onaanvaardbaar was.336

139. De verregaande eisen van Duitsland werden meer en meer gezien als het dwingen van Servië tot het opgeven van Kosovo, zonder een formele erkenning te eisen.337 Volgens velen bezondigde Duitsland zich aan een nieuwe blunder338 en was het in het nauw drijven van Servië allerminst de geschikte strategie in de voorliggende situatie.339 Tadic verklaarde dat toenemende druk op Servië geen vruchten zou afwerpen, aangezien het land zou blijven vasthouden aan zijn principes, zijnde Resolutie 1244 en de Servische Grondwet.340 Ondertussen bleef Servië vorderingen maken en de arrestaties van onruststokers in Noord-Kosovo341 en het aannemen van nationale wetgeving ter implementatie van het vrij verkeer van personen342 waren cruciale elementen bij het aantonen van de Servische bereidheid om tot een oplossing te komen, al kon deze laatste maatregel op veel tegenwerking van etnische Serviërs uit Noord Kosovo rekenen.343 Na maandenlange blokkering werd ook enige toenadering gerealiseerd met betrekking tot het vrij verkeer van EULEX in Noord-Kosovo,

334 ’Govt. official: Merkel said nothing new’, B92, 20 december 2011. 335 ‘Parallel structures can’t go overnight’, B92, 20 december 2011. 336 Zie ‘Minister: We will not leave northern Kosovo’, B92, 22 december 2011. Deze redenering werd ook gevolgd door KFOR, die de Servische structuren in Noord-Kosovo niet als ‘parallelle’ instellingen beschouwde (zie ‘KFOR-spokesman: Institutions in north ‘not parallel’, B92, 22 december 2011). 337 ‘Kosovo – Serbia, the EU and Germany’, TransConflict, 20 december 2011. 338 De oorlogen in voormalig Joegoslavië namen een aanvang na de onbezonnen beslissing van Duitsland, dat de andere lidstaten overhaalde om de onafhankelijkheid van Kroatië en Slovenië te erkennen (supra 10, nr. 23). 339 ‘Germany was wrong to deny Serbia candidate status’, B92, 31 december 2011. 340 ‘Tadic vows ‘not to give in to pressure’’, B92, 21 december 2011. 341 ‘Arrests prove Serbia wants to resolve situation’, B92, 22 december 2011. 342 ‘Serbia allows Kosovo citizens to move freely’, EUobserver, 23 december 2011. 343 Ondanks strenge oproepen vanuit Belgrado, waarin gesteld werd dat de acties hun doel hadden bereikt en nu enkel nog schadelijk waren voor de Servische belangen, werden nog steeds niet alle barricades verwijderd (zie ‘Barricades need to be removed as soon as possible’, B92, 25 december 2011). Ook besloten de Servische burgemeesters uit Noord-Kosovo om een referendum, waarin de Kosovaarse Serviërs zich zouden uitspreken over de wenselijkheid van Kosovaarse instellingen, te houden om zo op democratische wijze hun ongenoegen te uiten omtrent de beslissingen van de Servische regering, al werd dit door de meerderheid afgedaan als een beredeneerde actie van de oppositie die volledig onnodig was en tot doel had de huidige regering en haar Europese ambities een hak te zetten (zie ‘Serbs from north announce referendum’, B92, 26 december 2011; ‘Referendum political decision of opposition’, B92, 27 december 2011). Samen met de onrusten aan de grensposten door het protest van de Kosovaarse Self-Determination Movement (zie ‘Kosovo police clash with protesters at Serbia border’, BBC News, 14 januari 2012) dreigden deze ontwikkelingen de onderlinge relaties terug onder hoogspanning te plaatsen. 76

één van de cruciale voorwaarden voor het behalen van kandidaat-lidmaatschap in maart 2012, nadat de EU-missie had bevestigd dat men geen Kosovaarse ambtenaren naar de grensposten zou transporteren.344 Het bereiken van een akkoord omtrent de vertegenwoordiging van Kosovo in regionale fora, dat nu meer dan ooit leek uit te groeien tot de prioritaire vereiste voor het toekennen van kandidaat-lidmaatschap, bleef echter een struikelblok. Beide partijen bleven verdeeld omtrent Resolutie 1244 en de constructieve benadering van Servië stootte telkens weer op Kosovaarse onwil, waardoor de hervatting van de dialoog op zich liet wachten en het kandidaat-lidmaatschap op de helling werd gezet.345

140. Na langdurige discussies omtrent de wijze waarop naar Kosovo zou verwezen worden in regionale organisaties, werd uiteindelijk toch een compromis bereikt en kon op 24 februari 2012 een overeenkomst omtrent de vertegenwoordiging van Kosovo in regionale fora gerealiseerd worden.346 Voorheen diende de zelfverklaarde onafhankelijke staat immers vertegenwoordigd te worden door UNMIK, de VN-missie die overeenkomstig Resolutie 1244 in het voorlopig bestuur van de (voormalige) Servische provincie voorziet. Op het naambordje zou na ‘Kosovo’ een asterisk geplaatst worden, verwijzend naar een voetnoot waarin wordt gesteld dat dit geen bevestiging van de status van Kosovo inhoudt, in overeenstemming met Resolutie 1244 van de VN-Veiligheidsraad moet worden gelezen en dat de advisory opinion van het Internationaal Gerechtshof347 eveneens in acht moet worden genomen. Kosovo drong aan op de vermelding van de unilaterale onafhankelijkheidsverklaring van 17 februari 2008, maar dit ging volgens Servië te ver. Na lang zwoegen werd de bereikte overeenkomst, die vergezeld werd door een al even belangrijk akkoord omtrent de implementatie van het geïntegreerd beheer van de grensposten, als een overwinning onthaald en Boris Tadic zag het als het ultieme bewijs voor het slagen van zijn ‘both Kosovo and EU’- beleid.348 Het werd duidelijk gestipuleerd dat de overeenkomst geen erkenning van de Kosovaarse onafhankelijkheid inhield en men probeerde de onvrede bij de Kosovaarse Serviërs en de geruchten, die suggereerden dat het akkoord nieuwe erkenningen in de hand zou werken en door Kosovo eveneens zou gebruikt worden om in internationale organisaties te worden vertegenwoordigd, snel de kop in te drukken.349 Opmerkelijk was ook dat Servisch minister van Buitenlandse Zaken Vuk

344 ‘EULEX allowed freedom of movement in north’, B92, 18 februari 2012. 345 ‘Negotiator: Belgrade constructive, Pristina stalling’, B92, 7 februari 2012; ‘Candidacy in jeopardy unless dialogue resumes’, B92, 7 februari 2012. 346 ‘Kosovo, Serbia reach deal on 2 key issues’, Washington Post, 24 februari 2012. 347 Supra 59, nr. 111. 348 ‘President Tadic says his policy has been ‘confirmed’’, B92, 24 februari 2012. 349 Insinuaties dat Kosovo het akkoord niet correct zou implementeren, bleken later wel te kloppen: op de eerste regionale bijeenkomsten die de (voormalige) Servische provincie bijwoonde, weigerde het te verschijnen volgens de overeengekomen voorwaarden (zie ‘Negotiator: Agreement must be fully implemented’, B92, 15 maart 2012; ‘Minister snubs conference over Kosovo representation’, B92, 19 maart 2012). De Europese Unie 77

Jeremic de rol van Duitsland benadrukte, dat na eerdere tegenwerking van het Servisch toetredingsproces nu in grote mate had bijgedragen tot het realiseren van dit uiterst belangrijk akkoord.350 Alles leek erop te wijzen dat Servië een uitstekende uitgangspositie had verworven met het oog op kandidaat-lidmaatschap, al bleken barricades in Noord-Kosovo nog steeds een probleem te vormen in het kader van het vrij verkeer van de EULEX-troepen.351

141. In de aanloop naar de positieve beslissing van de Europese Raad omtrent het kandidaat- lidmaatschap werd duidelijk dat de dialoog tussen Servië en Kosovo, die reeds verschillende belangrijke akkoorden tot stand had gebracht, pas na de Servische parlementsverkiezingen hervat zou worden.352 EU-bemiddelaar Robert Cooper verklaarde dat men destijds had gewacht op het afronden van de Kosovaarse verkiezingen om de gesprekken te starten, waardoor het logisch was dat men de Servische politici nu ook deze vrijheid gunde. Hoewel de Servische regering bereid leek om de dialoog voort te zetten, aangezien er nog heel wat belangrijke thema’s behandeld dienden te worden, werd de ingelaste pauze hartelijk verwelkomd en toonde men zich vastberaden om met een nieuwgevormde regering de rest van de onderwerpen te bespreken. Deze zouden evenwel nog complexer zijn dan de reeds besproken thema’s, aangezien de controversiële domeinen ‘energie’ en ‘telecommunicatie’ nog aan bod moesten komen en waarschijnlijk ook zou worden gezocht naar een globale oplossing voor de Kosovo-problematiek.353 Eén ding was zeker: de voortzetting van de dialoog na de verkiezingen zou van cruciaal belang zijn voor het verkrijgen van een aanvangsdatum voor de toetredingsonderhandelingen.

142. Ondertussen ontwikkelde zich, met de naderende verkiezingen in het vooruitzicht354, een nieuwe controverse: de cruciale vraag of ook in Kosovo zou gestemd worden was aan de orde en deed de gemoederen weer hoog oplaaien. Overeenkomstig de Servische grondwet en het principieel standpunt van Servië, dat oordeelt dat Kosovo nog steeds deel uitmaakt van zijn territorium, leek het logisch dat ook daar parlementaire, presidentiële en lokale verkiezingen zouden worden gehouden, maar deze redenering kon op heel wat tegenstand rekenen van de internationale gemeenschap,

reageerde onmiddellijk: aanmaningen, waarin werd geëist dat men het akkoord respecteerde, werden naar beide partijen gestuurd (zie ‘EU demanding for Kosovo deal to be honored’, B92, 20 maart 2012). Het Europees Parlement verwierp wel een voorstel om ook in haar documenten naar Kosovo te verwijzen met dezelfde voetnoot (‘EP rejects proposal to represent Kosovo with footnote’, B92, 29 maart 2012). 350 ‘German minister’s visit ‘key for success of talks’’, B92, 24 februari 2012. 351 ‘Barricades still represent problem’, B92, 25 februari 2012. 352 ‘Belgrade would agree to resume talks after elections’, B92, 28 februari 2012. 353 ‘Second phase of dialogue to be ‘more complicated’’, B92, 7 maart 2012. 354 Ondertussen was bekendgemaakt dat de parlementaire verkiezingen, net als de lokale en provinciale verkiezingen, op 6 mei 2012 zouden plaatsvinden. Ook de eerste ronde van de presidentsverkiezingen zouden op die datum worden gehouden, aangezien Tadic besliste om vervroegd ontslag te nemen (‘Serb president resigning, seeks new term’, Reuters, 4 april 2012). 78 onder leiding van de Verenigde Staten.355 Het organiseren van lokale verkiezingen in Kosovo werd ook duidelijk ontraden door de Europese Unie, die er via onderhandelaar Robert Cooper en Europees commissaris voor Uitbreiding Stefan Füle op wees dat dit de succesvolle voortzetting van de dialoog (en bijgevolg de kansen van Servië op het verkrijgen van een datum voor de start van de toetredingsonderhandelingen) niet ten goede zou komen.356 In ieder geval diende Servië rekening te houden met de speciale status van Kosovo als VN-protectoraat, overeenkomstig Resolutie 1244, en zou een akkoord met UNMIK, die verantwoordelijk was voor de lokale verkiezingen, omtrent (de wijze van) het houden van verkiezingen in de (voormalige) Servische provincie moeten worden bereikt. De VN-missie wees erop dat lokale verkiezingen, gezien de feitelijke omstandigheden in Kosovo, niet mogelijk zouden zijn en dergelijke initiatieven vanuit Servische hoek in strijd zouden zijn met Resolutie 1244, waardoor men uiteindelijk voor de gulden middenweg leek te kiezen en besloot om enkel parlementaire en presidentiële verkiezingen te houden en de lokale verkiezingen achterwege te laten.357 Dit bleek volgens de VS en de Europese Unie door de beugel te kunnen, maar bleef voor Kosovo absoluut onaanvaardbaar.358 Etnische Serviërs uit Noord-Kosovo konden evenmin leven met de beslissing en vertegenwoordigers van verschillende gemeenten verklaarden dat ze de lokale verkiezingen op eigen houtje zouden organiseren, al hield de Servische regering vol dat de resultaten niet erkend zouden worden.359 Onrust en hevige conflicten kondigden zich aan en een reactie van de internationale gemeenschap bleef niet lang achterwege: een additionele troepenmacht van de NAVO werd naar de regio gestuurd om alles onder controle te houden.360 Los daarvan stelde de OVSE, die Servië diende te assisteren bij het organiseren van de parlementaire en presidentiële verkiezingen in Kosovo, strikte voorwaarden en hoopte het op die manier de rust te

355 ‘Decision on elections in Kosovo will not be simple’, B92, 7 maart 2012. 356 Zie ‘Elections in Kosovo not good for Serbia, facilitator says’, B92, 10 maart 2012; ‘Serbia ‘should refrain from local elections in Kosovo’’, B92, 29 maart 2012. 357 Het was duidelijk dat het hier weeral om een uiterst delicate evenwichtsoefening ging: Servië wou de Verenigde Staten en de Europese Unie niet tegen de schenen schoppen door zijn wil door te drijven en toch over te gaan tot het houden van lokale verkiezingen in Kosovo, maar diende ook rekening te houden met de mening van de Kosovaarse Serviërs, de oppositie en een groot deel van de conservatieve kiezers, die het niet houden van verkiezingen in de (voormalige) Servische provincie als een impliciete erkenning van de onafhankelijkheid beschouwden. Los daarvan viel het houden van lokale verkiezingen ook om veiligheidsredenen niet aan te raden (zie ‘Elections would violate 1244, says UNMIK chief’, B92, 23 maart 2012; ‘Only parliamentary elections in Kosovo’, B92, 18 maart 2012). 358 Jakup Krasniqi, voorzitter van het Kosovaars parlement, verklaarde dat Kosovo de Servische verkiezingen op zijn grondgebied met alle voorhanden zijnde middelen, inclusief het gebruik van militair geweld, moest voorkomen (zie ‘K. Albanian official threatens with use of force’, B92, 20 maart 2012). Uiteindelijk werd het Kosovaarse standpunt wel gemilderd en aanvaardde men dat burgers met een dubbele nationaliteit, overeenkomstig de internationale principes, ook in Kosovo hun stem zouden kunnen uitbrengen in het kader van de algemene Servische verkiezingen, maar lokale verkiezingen bleven totaal inacceptabel (zie ‘Local elections cannot be held in Kosovo’, B92, 18 april 2012). 359 ‘Belgrade won’t recognize results of local polls in Kosovo’, B92, 21 april 2012. 360 ‘Germany says NATO set to deploy some 700 additional troops to Kosovo ahead of Serbia election’, Washington Post, 21 april 2012. 79 behouden, maar deze condities vielen niet bij iedereen in goede aarde.361 Desondanks bereikte men in gesprekken, bemiddeld door de Europese Unie, een akkoord.362 De OVSE zou faciliterend optreden bij de parlementaire en presidentiële verkiezingen in Kosovo om verdere conflicten te vermijden en de nodige veiligheid te garanderen.

143. Naast de polemiek omtrent het al dan niet houden van verkiezingen in Kosovo, bleven de problemen aan de twee betwiste grensposten Jarinje en Brnjak zich opstapelen. Kosovaarse Serviërs gebruikten nog steeds alternatieve wegen en gingen door met hun boycot tegen EULEX, die allerminst van het geëiste ‘volledig vrij verkeer’ kon genieten.363 De spanningen tussen Servië en Kosovo werden ook opnieuw aangewakkerd: twee zwaarbewapende Kosovaarse politieagenten werden aangehouden op Servisch grondgebied en dit werd door Servië aanzien als een drastische schending van het verdrag van Kumanovo364, dat in 1999 een einde maakte aan de oorlog in Kosovo. Volgens Kosovaarse vertegenwoordigers ging het echter om een laffe daad van Servië, tegengesteld aan de Europese waarden en strijdig met het principe van de territoriale integriteit: men claimde dat de Kosovaarse politieagenten, die hun dagelijkse patrouilles uitvoerden, in een hinderlaag waren gelokt, gekidnapt en daarna naar Servisch territorium werden overgebracht.365 Enkele dagen later werden de Kosovaarse ‘spionnen’ vrijgelaten en met medewerking van EULEX terug naar Kosovo gebracht, maar dit maakte allerminst een einde aan de commotie en het incident bleef lang nazinderen.366 Bij een bezoek aan de (voormalige) Servische provincie werd een delegatie van de Servische regering bekogeld door Kosovaarse burgers, verschillende Servische orthodoxe kerken in

361 Zo werd geëist dat Servische nationale symbolen enkel binnen de stembureaus zouden worden afgebeeld en raadde men aan om de stemmen buiten Kosovo te tellen. Het aantal stembureaus zou ook drastisch verminderd worden en zou niet meer het volledige grondgebied van Kosovo bestrijken, aangezien er in Pristina en andere steden, die hoofdzakelijk door Albanese Kosovaren bevolkt worden, geen stembureaus zouden worden ingericht. Sommigen beschouwden deze voorwaarden als absoluut onaanvaardbaar en strijdig met de Servische wetgeving. Het werd bovendien door velen gezien als een de facto erkenning van de onafhankelijkheid van Kosovo, aangezien de verkiezingen zo op dezelfde wijze zouden plaatsvinden als in elke andere, onafhankelijke staat (zie ‘Election commission hears about OSCE’s Kosovo requirements’, B92, 27 april 2012). 362 ‘Serbia, Kosovo in voting deal’, European Voice, 1 mei 2012. 363 De checkpoints Jarinje en Brnjak, die overeenkomstig de bereikte overeenkomst ook door Kosovaarse ambtenaren bemand waren, werden omzeild omdat de kwestie van de douanetarieven nog niet was geregeld en EULEX kon in Noord-Kosovo alleen van (beperkt) vrij verkeer genieten indien men vergezeld werd door KFOR (zie ‘Serbs once again block EULEX vehicles’, B92, 25 maart 2012; ‘Serbs in north ignore official checkpoints’, B92, 27 maart 2012). 364 Supra 50, nr. 100. 365 ‘Serbian police detain 2 armed Kosovo policemen near border; Kosovo says they were kidnapped’, Washington Post, 31 maart 2012. 366 Ook de Europese Unie mengde zich even in het conflict: volgens Edvard Kukan en Jelko Kacin, beiden leden van het Europees Parlement, was de arrestatie van één van de Kosovaarse politieagenten illegaal verlopen. De bescherming van de mensenrechten werd in vraag gesteld en Servië werd aangemaand om Hasan Abazi onmiddellijk vrij te laten en de overeenkomsten met Kosovo te respecteren en implementeren (zie ‘EP rapporteur wants ethnic Albanian freed’, B92, 11 april 2012). 80

Kosovo werden beschoten of onteerd en de spanningen in Noord-Kosovo stegen.367 Kosovo dreigde ermee om de orde in het noorden te herstellen via een operatie van de Kosovaarse politie, maar dit werd resoluut afgeraden door Servische vertegenwoordigers, die verklaarden dat dit allerminst de goede manier was om de spanningen te laten bekoelen en enkel een verdere escalatie van de conflicten in de hand zou werken.368

144. Ondanks de voorzorgsmaatregelen en de verhoogde staat van paraatheid van de internationale troepen, bleken de Servische verkiezingen in Kosovo zonder grote onregelmatigheden te verlopen. Van de verwachte onrust en conflicten was geen sprake en alle 90 stembureaus konden zonder noemenswaardige problemen worden geopend. De lokale verkiezingen, die in twee gemeenten in Noord-Kosovo werden gehouden, bleven wel een valse noot voor de Servische regering, die conform Resolutie 1244 wou blijven handelen en deze electorale activiteiten bijgevolg niet ondersteunde. Uiteindelijk draaiden de Servische parlementsverkiezingen uit op een nipte overwinning voor de Servische Progressieve Partij van Tomislav Nikolic.369 Daarmee was echter niet alles gezegd, want de regeringsvorming zou in grote mate afhangen van de coalitiekeuze van de Servische Socialistische Partij, die (na de Democratische Partij van Boris Tadic) als derde grootste partij uit de stembus kwam.370 De presidentsverkiezingen, die zoals verwacht nog niet beslist waren omdat geen van de presidentskandidaten erin slaagde om reeds in de eerste stemronde een meerderheid te behalen, zouden daarbij zeer belangrijk zijn. Boris Tadic lag nek aan nek met Tomislav Nikolic en op 20 mei 2012 zou de definitieve beslissing vallen. Een overtuigende overwinning van Tadic en zijn Democratische Partij had absolute zekerheid geboden op het aanhouden van de huidige koers voor wat het toetredingsproces tot de Europese Unie en de dialoog met Kosovo betreft, maar na eerdere verklaringen van Tomislav Nikolic371 kon ook, indien Nikolic de nieuwe president zou worden en zijn Servische Progressieve Partij het toekomstig beleid van Servië in grote mate zou bepalen, nog enige hoop worden gekoesterd op een positieve voortzetting van de gesprekken met Kosovo en (daaraan gekoppelde) vooruitgang in het toetredingsproces tot de Europese Unie. Enkel de toekomst zal evenwel kunnen uitwijzen of deze beloftes ook echt vervuld zullen worden en Servië heeft in ieder geval nog heel wat werk voor de boeg. Voorvechters van Servische toetreding (en de Europese Unie zelf) kunnen alleen maar hopen dat de strenge houding en verregaande eisen van sommige lidstaten het land, gezien de electorale successen van oorspronkelijk anti-Europese machten, niet definitief heeft doen afkeren van de Europese Unie.

367 ‘Serbian government officials attacked in Pristina’, B92, 4 april 2012. 368 ‘Operation in north would be dangerous’, B92, 12 april 2012. 369 ‘Pro-EU Serb leader fails to get clear victory’, EUobserver, 7 mei 2012. 370 ‘Likely kingmaker Dacic hints at seeking premiership’, B92, 7 mei 2012. 371 Infra 110, noot 518. 81

3. Spanningen met de buurlanden

3.1 Situering

145. Zoals reeds uitgebreid is aangetoond, kunnen de relaties tussen de buurlanden in de instabiele regio van de Westelijke Balkan vaak allerminst als gezond worden aangemerkt. De oorlogen in voormalig Joegoslavië en de reeds daarvoor bestaande conflicten blijven op de achtergrond sluimeren en zijn zeker niet vergeten door de betrokken landen en hun bevolking. Na de oorlogen in de jaren 90 werd vooral Servië als zondebok aangeduid en de hervormingen die na de val van Milosevic werden doorgevoerd zorgden slechts zeer geleidelijk voor een terugkeer van goodwill in hoofde van de buurlanden. Het opbouwen van positieve, constructieve relaties tussen de landen bleek prioritair te zijn om de regio terug op te waarderen en nieuwe conflicten te vermijden. Daarom was regionale samenwerking dan ook het sleutelwoord en voornaamste uitgangspunt van het Stabilisatie- en Associatieproces, het regionaal beleid dat de Europese Unie na de akkoorden van Dayton ontwikkelde.372 Maar de geschiedenis van haat en geweld laat onvermijdelijk haar sporen na en deze doelstelling kon onmogelijk op korte termijn gerealiseerd worden. Spanningen tussen de buurlanden blijven aanwezig en flakkeren bij de minste aanleiding weer op, wat ongetwijfeld een invloed kan hebben op het toetredingsproces van Servië tot de Europese Unie.

3.2 De relaties Servië-Kroatië

3.2.1 Achtergrond

146. Reeds lang lopen de conflicten tussen Servië en Kroatië hoog op en blijkt er voortdurend elektriciteit in de lucht te hangen. Met de onafhankelijkheidsverklaring van Kroatië (samen met Slovenië) was destijds de oorlog gestart en viel het Joegoslavisch Volksleger het land binnen om de Servische burgermilities, die in de Krajina een onafhankelijke staat wilden oprichten, te helpen bij de realisatie van hun doel.373 Veel Kroatische (burger)slachtoffers waren het gevolg, tot het Joegoslavisch leger wegtrok en zich op Bosnië-Herzegovina ging richten. Daarna werden de Serviërs in het grensgebied hardhandig aangepakt en verdreven door het Kroatisch leger. De Servische bevolking is ook de gebeurtenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog en de daden van de fascistische Kroatische Ustaša niet vergeten.374 Veel etnische Serviërs lieten toen het leven in wat als een regelrechte volkerenmoord kan worden bestempeld. Kortom: de redenen voor een eeuwige vete tussen beide staten moeten niet ver gezocht worden.

372 Supra 20, nr. 42. 373 Supra 11, nr. 26. 374 Supra 7, nr. 16. 82

3.2.2 Pogingen tot verzoening

147. De hervormingsgezinde regeringen en vooral de prowesterse president Boris Tadic zorgden op vele vlakken voor een nieuwe wind. Dit weerspiegelde zich ook in de relaties met Kroatië. Nadat Stjepan Mesic, toenmalig president van Kroatië, al in 2003 zijn verontschuldigingen had overgemaakt aan Servië voor het leed dat de Serviërs was berokkend door Kroaten, deed Tadic hetzelfde.375 Reeds eerder werden excuses aangeboden in Sarajevo voor de daden van Serviërs in Bosnië-Herzegovina en in 2007 richtte Tadic zich dus tot Kroatië. Hij betreurde het onrecht dat de Kroaten was aangedaan door zijn landgenoten en aanvaardde de verantwoordelijkheid hiervoor. Daarmee doelde Tadic, naast de misdaden van het Joegoslavisch leger, ook op feiten gepleegd door Kroatische Bosniërs. Hij verklaarde wel dat het niet gepast is om aan één van de landen meer verantwoordelijkheid toe te wijzen, aangezien volgens hem alle betrokken partijen excuses verschuldigd zijn aan elkaar. Zijn verontschuldigingen konden in Kroatië en op internationaal vlak op veel bijval rekenen, maar werden in eigen land veroordeeld door verschillende ultranationalistische partijen. In 2010 deed Tadic dit nog eens over en bood hij in het Kroatische Vukovar zijn verontschuldigingen aan voor het bloedbad dat daar tijdens de oorlog had plaatsgevonden.376 Hij bracht een eerbetoon aan de slachtoffers en verklaarde dat Servië een goed nabuurschap met Kroatië nastreeft en hoopt op verzoening. De Kroatische president Ivo Josipovic wees erop dat vriendschap en vrede tussen beide landen mogelijk moet zijn.

148. Ondertussen nam het Servisch parlement in 2010 al een resolutie aan waarin het, na ongeveer 15 jaar, de etnische zuiveringen in Srebrenica veroordeelde en excuses tegenover de nabestaanden uitsprak.377 De resolutie kwam er wel slechts met een zeer nipte meerderheid en lang niet alle parlementsleden waren er tevreden mee, wat op zich niet verwonderlijk was in deze uitermate gevoelige kwestie. In omgekeerde zin stoorden de nabestaanden en overlevenden zich aan het feit dat de beladen term ‘genocide’ niet expliciet werd gebezigd, al werd wel verwezen naar een arrest van het Internationaal Gerechtshof waarin de feiten als dusdanig werden bestempeld.378 Voor Servië was het aannemen van deze resolutie het middel bij uitstek om te tonen dat het land en zijn maatschappij veranderd waren. Deze handeling werd dan ook hartelijk verwelkomd door de Europese Unie en haar lidstaten379 en werd gezien als een belangrijke stap voor Servië en de hele regio, al werden de excuses niet door iedereen als oprecht (en tijdig) aangemerkt.

375 ‘Tadic apologizes to Croatian citizens’, B92, 24 juni 2007. 376 ‘Serb leader Tadic apologises for 1991 Vukovar massacre’, BBC News, 4 november 2010. 377 ‘Serbian MPs offer apology for Srebrenica massacre’, BBC News, 31 maart 2010. 378 ‘Mixed reaction to Serbia’s apology for Srebrenica’, Euronews, 31 maart 2010. 379 ‘EU hails Serbian apology on Srebrenica’, Financial Times, 31 maart 2010. 83

3.2.3 Recente controverses

149. De hiervoor beschreven gebeurtenissen zouden logischerwijze op betere relaties tussen Servië en Kroatië moeten wijzen, maar dit was niet altijd het geval. Begin 2010 was er nog een dispuut die de onderlinge relaties weer richting het vriespunt dreigde te drijven. Stjepan Mesic verleende strafvermindering aan de veroordeelde oorlogsmisdadiger Sinisa Rimac en dat viel bij de Servische bevolking uiteraard niet in goede aarde. Daarna bracht Mesic ook nog eens een bezoek aan de (voormalige) Servische provincie Kosovo en riep hij op tot internationale erkenning, waardoor de diplomatieke banden met Servië een absoluut dieptepunt bereikten. Tadic verklaarde dat de daden van Mesic de verhoudingen tussen Kroatië en Servië ernstige schade toebrachten.380 Eerder waren de relaties tussen de landen al verzuurd geraakt nadat beide landen elkaar voor het Internationaal Gerechtshof in Den Haag hadden aangeklaagd wegens genocide.381 Kroatië diende reeds in 1999 een klacht in tegen Servië. De klacht van Servië begin 2010, hoewel sterk afgeraden door de Verenigde Staten en de Europese Unie om de gespannen situatie niet te laten escaleren, vormde de tegenreactie daarop. Begin 2012 was er evenwel sprake van een betere verstandhouding tussen beide landen en een overeenkomst, die zou voorzien in de intrekking van de wederzijdse klachten, leek in de maak.382

3.3 Weerslag van de relaties met de buurlanden op het toetredingsproces van Servië

150. Uit het voorgaande blijkt dat de vooropgestelde verbetering van de onderlinge relaties, hoewel noodzakelijk in het kader van de regionale samenwerking en het toenaderingsproces van Servië tot de Europese Unie, niet altijd van een leien dakje liep. Om tot echt gezonde relaties tussen de landen te komen, dient nog een lange weg afgelegd te worden. Op een informele top in 2011 tussen Kroatië, Bosnië-Herzegovina en Servië werd de wens uitgesproken om samen te werken aan de toetreding tot de EU van alle landen uit de Westelijke Balkan.383 Deze problematiek van reconciliatie en conflict tussen de buurlanden kan zeker invloed uitoefenen op het toetredingsproces van Servië tot de Europese Unie. Enerzijds zorgen de aangeboden excuses en schuldbekentenissen en de verbetering van de onderlinge relaties voor meer goodwill bij de Europese Unie en haar lidstaten om Servië op te nemen, aangezien op die manier ook voldaan wordt aan de expliciete eis van regionale samenwerking, die deel uitmaakt van de politieke conditionaliteit. Anderzijds kan gedacht worden aan de invloed van Kroatië, dat reeds veel verder staat in het toetredingsproces en hoogstwaarschijnlijk de nieuwste lidstaat zal worden, op het toetredingsproces van Servië. In die

380 ‘Tadic slams Mesic in strongly worded statement’, B92, 8 januari 2010. 381 ‘Serbia files genocide claim against Croatia at ICJ’, SETimes, 3 januari 2010. 382 ‘Serbia and Croatia move closer to genocide deal’, Balkan Insight, 3 februari 2012. 383 ‘Regional leaders urge speedy EU integration’, B92, 18 juli 2011. 84 context kan verwezen worden naar de grensconflicten tussen Slovenië (reeds EU-lidstaat sinds 2004) en Kroatië. Een territoriaal dispuut tussen de respectievelijke landen zorgde ervoor dat de toetredingsonderhandelingen met Kroatië lange tijd geblokkeerd werden.384 Uiteindelijk kwamen de landen toch tot een akkoord om het conflict via internationale arbitrage op te lossen.385 De Sloveense bevolking stemde hiermee in via een referendum en op die manier werd een lastig obstakel op weg naar EU-lidmaatschap uit de weg geruimd. Slovenië zag af van zijn eerdere bezwaren tegen de toetreding van buurland Kroatië en de toetredingsonderhandelingen konden voortgezet worden.

151. Een ander gevaarlijk precedent en een situatie die de Europese Unie in de toekomst zeker zal willen vermijden, betreft het conflict tussen lidstaat Cyprus en Turkije386, dat al sinds het akkoord van Ankara van 1963 op EU-lidmaatschap wacht. Het gaat hier eveneens om een zeer complexe relatie, die al meerdere malen tot spanningen en heftige conflicten heeft geleid. Historische ontwikkelingen zorgden ervoor dat Cyprus, sinds een interventie van het Turks leger in 1974, uit een noordelijk en een zuidelijk deel bestaat. Het betreft een feitelijke scheiding, die evenwel nooit juridisch werd erkend. Toch slaagde de regering van Zuid-Nicosia, die de Republiek Cyprus bleef vertegenwoordigen, erin om het ganse eiland (aangezien de splitsing niet de jure werd erkend) toe te laten treden tot de Europese Unie, na de nodige hulp te hebben verkregen van Griekenland.

152. In het toetredingsproces van Turkije, dat sedert de Top van Helsinki van 1999 als kandidaat- lidstaat wordt beschouwd en reeds sinds 1963 voorbestemd is om lidstaat te worden, was de Cyprus- kwestie nooit veraf. Een politiek en juridisch probleem zorgde in 2005 voor een schorsing van de toetredingsonderhandelingen met betrekking tot een aantal heel belangrijke hoofdstukken, waardoor het toetredingsproces sindsdien maar heel traag vooruit gaat. De uitbreiding van de Europese Unie in 2004 hield de toetreding van Cyprus in en de aanpassing (via een zogenaamd extension protocol) van het gemengd associatieakkoord tussen Turkije en de EU, wat normaalgezien een louter formele aangelegenheid is waarbij akte wordt genomen van de uitbreiding, werd gepolitiseerd. Uiteindelijk ondertekende Turkije toch het uitbreidingsprotocol, aangezien er anders geen sprake meer zou zijn van toetredingsonderhandelingen, maar maakte het via een unilaterale verklaring bekend dat dit geen erkenning inhield van de Republiek Cyprus en dat de verschillende boycotacties zouden voortgezet worden. Dit leidde tot een tegenverklaring van de Europese Unie, die meende dat de principes van de douane-unie zo werden geschonden en dat dit onaanvaardbaar

384 ‘Slovenia to block Croatia EU accession talks’, EUobserver, 18 december 2008. 385 ‘Slovenia backs Croatia border deal in referendum vote’, BBC News, 6 juni 2010. 386 Zie S. ENGERT, EU enlargement en socialization: Turkey and Cyprus, New York, Routledge, 2010, 196 p; J. KER-LINDSAY, The Cyprus problem: what everyone needs to know, Oxford, Oxford University Press, 2011, 125 p. 85 was in het licht van het ondertekenen van het uitbreidingsprotocol.387 Turkije wijzigde haar houding echter niet en de toetredingsonderhandelingen bleven bijgevolg geblokkeerd.

153. Ook in het geval van Servië lijkt het niet onmogelijk dat er nog principiële discussies zullen optreden tussen de buurlanden, die nooit erg goed hebben kunnen opschieten. Het onderhouden of opnieuw opbouwen van goede, gezonde relaties kan dus cruciaal blijken in het kader van het toetredingsproces tot de Europese Unie. Dit is vooral het geval in de verhoudingen met Kroatië, dat op het punt staat om de nieuwste lidstaat van de EU te worden. Net als in de hiervoor beschreven situaties is het immers plausibel dat conflicten tussen Kroatië en Servië een verregaande impact kunnen hebben op het tempo van het toetredingsproces. Servië zat al een tijdje verveeld met onopgeloste grensproblemen en vreesde dat dit toekomstig EU-lidmaatschap in de weg kon staan. Een akkoord met Kroatië omtrent de precieze demarcatie diende immers nog bereikt te worden. In november 2011 stelde de Europese Unie Servië op dit vlak echter gerust: Kroatië had geen plannen om de toekomstige toetredingsonderhandelingen van Servië te blokkeren.388 Het Kroatisch parlement had immers een verklaring aangenomen waarin plechtig werd beloofd dat het de Europese waarden in Zuidoost-Europa zou promoten.389 Kroatië was één van de eerste staten die zo’n declaratie aannam en op die manier werd duidelijk gemaakt dat het toekomstig lidmaatschap niet misbruikt zou worden om oplossingen voor bilaterale conflicten aan (potentiële) kandidaat- lidstaten op te dringen, met de blokkering van het toetredingsproces als stok achter de deur. Servië, dat zich ervan bewust was dat nieuwe conflicten tussen de landen snel konden ontaarden, bleef evenwel op zijn hoede. Dergelijke eenzijdige, politieke verklaringen hebben immers geen enkele juridisch bindende kracht en de unanimiteitsvereiste, die binnen de Europese Unie voor tal van belangrijke beslissingen wordt gerespecteerd, maakt blokkering wegens bilaterale conflicten op elk moment mogelijk.

387 Verklaring van de Europese Gemeenschap en haar lidstaten – Uitbreiding: Turkije, 21 september 2005, 12541/05. 388 ‘Croatia will not block Serbia’s EU negotiations’, Croatian Times, 8 november 2011. 389 ‘Croatian parliament moves to parliamentary declaration on promotion of European values in South East Europe’, Republic of Croatia Ministry of Foreign Affairs and European Integration, 14 juli 2011. 86

HOOFDSTUK 3: DE HUIDIGE SITUATIE

1. Situering

154. De voorgaande uiteenzettingen wijzen erop dat, hoewel de toekomst van Servië duidelijk binnen de Europese Unie te situeren is en lidmaatschap in het vooruitzicht ligt, er toch nog een lange weg te gaan is. Servië moet nog serieuze stappen voorwaarts zetten op vlak van economische en politieke conditionaliteit en daarnaast zal, nu aan de voorwaarde van volledige medewerking met het Internationaal Oorlogstribunaal voor Voormalig Joegoslavië voldaan blijkt te zijn, vooral de houding tegenover Kosovo, een uiterst delicaat punt, een cruciale rol blijven spelen in het toetredingsproces. Het mag dan ook niet verbazen dat Servië niet in de eerste jaren verwacht wordt om dit proces af te ronden. Het land diende op 22 december 2009 een officiële lidmaatschapsaanvraag in en hoopte, na heel wat tegenslagen en onverwachte ontwikkelingen, in 2014 lid te worden.390 Deze doelstelling was gebaseerd op Agenda 2014391, een nieuw uitbreidingsinitiatief voor de Westelijke Balkan dat naar voor werd gebracht door Griekse eerste minister George Papandreou.

155. Het zogenaamd Papandreou-plan had tot doel een nieuwe road map uit te tekenen voor de landen van Zuidoost-Europa om zo de Europese perspectieven van deze staten nieuw leven in te blazen. Tegen 2014 hoopte men positieve resultaten te zien op weg naar Europese integratie en de toetreding van de betrokken landen bleef het eindobjectief. Het was niet de eerste keer dat Griekenland zich engageerde voor deze regio392 en Jacques Barrot, toenmalig vicevoorzitter van de Europese Commissie, leek dit initiatief te steunen. De Servische regering wou het land voorbereiden voor EU-toetreding tussen 2012 en 2015, maar deze deadline bleek al snel te vroeg te komen en was, rekening houdend met de uiteenlopende problemen en de vele hervormingen die nog moesten worden doorgevoerd, onrealistisch. Na de arrestatie van Goran Hadzic, de laatste voortvluchtige op de lijst van het Joegoslaviëtribunaal, verschoof de focus logischerwijze naar de nog steeds onopgeloste Kosovo-kwestie en het lijkt niet onwaarschijnlijk dat deze problematiek ook in de toekomst nog voor heel wat vertraging zal zorgen. Het is daarom realistischer om het toekomstig lidmaatschap van Servië wat later te situeren, al kunnen nieuwe ontwikkelingen en onverwachte wendingen natuurlijk nooit voorspeld worden. President Tadic stelde dan ook eind 2010 dat Servië normaalgezien tussen 2016 en 2020 tot de Europese Unie zal kunnen toetreden en dat deze

390 ‘Serbia submits EU membership application’, BBC News, 23 december 2009. 391 Agenda 2014: A fresh roadmap for Balkan accession to the EU, Hellenic Republic Ministry of Foreign Affairs, Athene, 18 november 2009, www.mfa.gr (geraadpleegd op 11 oktober 2011). 392 Met de ‘Agenda van Thessaloniki voor de Westelijke Balkan: Op weg naar Europese integratie’ (supra 23, nr. 47), die nog steeds een zeer belangrijk document vormt in het kader van het integratieproces van de landen van Zuidoost-Europa, nam Griekenland de lidstaten eerder al op sleeptouw. 87 realisatie in elk opzicht een schitterend resultaat zou zijn.393 Hij benadrukte dat EU-lidmaatschap een absolute prioriteit bleef en meende dat het tempo van het toetredingsproces alleen afhing van de doorgevoerde hervormingen en economische ontwikkeling in Servië. Tadic verwachtte dat het land tegen eind 2011 de status van kandidaat-lidstaat zou toegekend krijgen en dat toetredingsonderhandelingen konden gestart worden omstreeks 2012. Het verkrijgen van de status van kandidaat-lidstaat was volgens hem een cruciale stap in het toetredingsproces en samen met de start van de toetredingsonderhandelingen zou dit het toekomstig lidmaatschap onomkeerbaar maken. Door conflicten met Kosovo in de zomer van 2011 diende Tadic zijn verwachtingen echter nog te milderen en gaf hij aan het kandidaat-lidmaatschap tegen eind 2011 niet meer te kunnen verzekeren.394

2. Vraagstukken voor de Europese Unie

2.1 De hervormingsdrang van Tadic vs. ‘uitbreidingsmoeheid’ binnen de EU

156. De vooruitgang die Servië de laatste jaren in het toenaderingsproces heeft gemaakt, kan voor een groot deel toegeschreven worden aan Boris Tadic, de democratische en prowesterse president. Met zijn positief imago en hervormingsgezind beleid waaide er in Servië een nieuwe wind en Tadic wist zo al snel de Europese Unie en haar lidstaten te charmeren, wat zeker een positieve impact had op de relaties met Servië. De breuk met het gewelddadige oorlogsverleden werd positief onthaald en veel van deze inspanningen kunnen aan Tadic worden gecrediteerd. Het is bijgevolg duidelijk dat de Europese Unie een leider als Tadic, die in eigen land bedreigd wordt door een oppositie van ultranationalistische anti-Europese partijen, graag stevig in het zadel houdt. Zo werden reeds eerder de onderhandelingen met betrekking tot de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst versneld om dit akkoord tijdig erdoor te krijgen, aangezien Tadic in een moeilijke verkiezingscampagne verwikkeld was.

157. Eén van de prioriteiten in het toetredingsproces die voor problemen bleef zorgen, was de arrestatie van oorlogsmisdadiger Ratko Mladic. De Europese Unie hield het been stijf en bleef deze belangrijke voorwaarde benadrukken.395 De geschiedenis toont echter aan dat de plaatselijke bevolking het arresteren (en overdragen) van oorlogsmisdadigers maar matig kan appreciëren en dat politici dergelijke acties, in het kader van hun electorale doelstellingen, beter vermijden.396 Het gevaar zat hem in het feit dat er voor Boris Tadic, die met zijn hervormingsdrang absoluut

393 ‘Tadic: Serbia to enter EU between 2016, 2020’, Beta, 15 december 2010. 394 Supra 65, nr. 122. 395 Vooral Nederland bleef een strikte naleving van de conditionaliteit op vlak van de medewerking met het Joegoslaviëtribunaal voorstaan (supra 42, nr. 83). 396 Supra 40, nr. 79. 88 noodzakelijk bleek om de toetreding van Servië (binnen redelijke tijd) te realiseren, in 2012 weer moeilijke verkiezingen te wachten stonden. Een overwinning van de nationalistische partijen kon de pro-Europese bondgenoten van Tadic in het parlement uitschakelen en zou zo het toetredingproces van Servië tot de Europese Unie, dat jarenlang zorgvuldig was uitgebouwd, op de helling zetten.

158. Normaalgezien konden, als alles normaal zou verlopen en aan de voorwaarden was voldaan, tegen 2012 wel de nodige stappen gezet worden om de toetredingsonderhandelingen te laten starten, maar ondertussen zouden nog twee belangrijke rapporten van hoofdaanklager Serge Brammertz omtrent de medewerking van Servië met het Joegoslaviëtribunaal gepubliceerd worden. Sommigen meenden daarom dat de Europese Unie, in het licht van de gerealiseerde hervormingen en de niet aflatende inzet van de Servische president, de arrestatie van Ratko Mladic als absolute voorwaarde beter zou milderen.397 Als Boris Tadic de volgende verkiezingen zou verliezen door het stellen van deze niet strikt noodzakelijke eis en radicale nationalisten bijgevolg aan de macht zouden komen, zou de Europese Unie volgens hen zelf schuldig zijn en zou het de verantwoordelijkheid voor de noodlottige gevolgen moeten dragen. De EU hoopte dat het in de toekomst niet hoefde te kiezen tussen Tadic en Mladic. De arrestatie van laatstgenoemde op 26 mei 2011 bleek dan ook een zeer gunstige ontwikkeling. Een groot obstakel op de weg richting lidmaatschap werd op die manier omzeild.

159. Na de arrestatie van Goran Hadzic, waardoor alle resterende voortvluchtigen opgepakt waren, hoopte Tadic dan ook om de status van kandidaat-lidstaat tegen eind 2011 te verkrijgen. De EU had kandidaat-lidmaatschap altijd verbonden aan de volledige medewerking met het Internationaal Oorlogstribunaal voor Voormalig Joegoslavië en toen met Goran Hadzic de laatste gezochte oorlogsmisdadiger was ingerekend, leek Servië met deze vereisten in overeenstemming.398 Volgens velen kwam het feit dat Servië er lange tijd niet in slaagde om Mladic en Hadzic te arresteren heel wat Europese politici, die geen voorstander waren van een verdere uitbreiding van de Europese Unie, echter goed uit. Wanneer de laatste oorlogsmisdadigers opgepakt waren, kon men zich niet meer achter deze voorwaarde verschuilen om het toetredingproces van Servië een halt toe te roepen, maar toch toonden verschillende lidstaten zich allerminst enthousiast om het land in te lijven. Ondertussen is het zwaartepunt verschoven naar de Kosovo-kwestie en op die manier kunnen bepaalde lidstaten weer nieuwe excuses aanhalen om hun principieel verzet tegen verdere

397 “We have a government and a president that have made atonement their mission, that have apologized for their country’s role in Srebrenica, that have allowed Kosovo to secede as much as possible under Serbian social and political conditions. If Tadic’s Democrats were to lose the next election to radicals as a result of the EU’s unnecessary obstacles, then Europe would have itself to blame for the consequences.” – Doug Sanders (Zie ‘Serbia woos the EU’, GlobalPost, 6 november 2010.) 398 Supra 44, nr. 87. 89 uitbreiding te verhullen. ‘Uitbreidingsmoeheid’ manifesteert zich duidelijk bij verschillende lidstaten, die erg weigerachtig zijn om nog meer landen toe te voegen aan de 27 lidstaten die de Europese Unie nu reeds telt.399 Boris Tadic liet dit ook al meermaals doorschijnen en verklaarde dat het volbrengen van de voorwaarde van volledige medewerking met het Joegoslaviëtribunaal veel had onthuld over het beleid dat door verschillende lidstaten werd gevoerd en duidelijk had gemaakt dat uitbreiding, vooral ook in tijden van crisis, geen populair onderwerp was.400

160. Volgens critici is het cruciaal dat de Europese Unie de toetreding van Servië niet op de lange baan schuift.401 Het democratiserings- en hervormingsproces is in de betrokken regio heel fragiel en kan door de minste tegenslag terug omgekeerd worden. Het vooruitzicht van EU-lidmaatschap zorgde steeds voor de nodige aanmoediging en bleek de motor te zijn achter de gerealiseerde omwentelingen. Met andere Balkan-landen eveneens wachtend op toetreding tot de Europese Unie lijkt het allerminst het goede moment om te testen wat er gebeurt indien deze mogelijkheid hen wordt ontnomen. Velen menen dat de eenmaking van Europa pas een feit zal zijn als ook de Westelijke Balkan in de puzzel wordt gepast. Anderen zien daarentegen geen probleem in een terughoudende ingesteldheid van de EU: volgens hen zullen er steeds nakende verkiezingen zijn en kan dit bijgevolg geen hinderpaal zijn om de noodzakelijke druk op Servië uit te oefenen. Na de Cyprus-kwestie werd immers duidelijk dat het importeren van dergelijke ‘bevroren conflicten’ af te raden valt en de loutere stimulans van EU-lidmaatschap lijkt onvoldoende om de Kosovo-kwestie op te lossen.402

161. Wat in de toekomst ook problematisch kan blijken, is het feit dat betrouwbare peilingen aantonen dat de Servische bevolking steeds minder voorstander is van toetreding tot de Europese Unie.403 Hoewel in 2003 nog 72% van de bevolking achter de Servische ambities voor EU- lidmaatschap stond, schatte een opiniepeiling midden 2011 het aantal voorstanders nog maar op 50% en de hoeveelheid vurige tegenstanders begon ook te groeien. Volgens velen is deze negatieve

399 De zogenaamde ‘uitbreidingsmoeheid’ was in het verleden vooral te merken bij toonaangevende lidstaten Frankrijk en Duitsland, die eerder al Turkije (en ook landen als Wit-Rusland, Oekraïne en Moldavië) hardnekkig de toegang tot de Europese Unie bleven ontzeggen. Het Verenigd Koninkrijk toonde zich daarentegen steeds voorstander van verdere uitbreiding. De absorptiecapaciteit van de Europese Unie wordt in tijden van crisis en interne problemen nog meer in vraag gesteld, waardoor de kansen van (potentiële) kandidaat-lidstaten slinken. Er moet uiteraard wel een verschil worden gemaakt tussen critici van Servische toetreding (zoals Nederland), die steeds gehamerd hebben op een strike naleving van de conditionaliteit, en landen die met uitbreidingmoeheid te kampen hebben, al is er uiteraard wel sprake van een grijze zone en kan blijvend verzet na het vervullen van de vereiste voorwaarden toch op uitbreidingsmoeheid wijzen. 400 Zie ‘President: I won’t renounce national interests’, B92, 6 november 2011. 401 Zie G. PRIDHAM, “Securing fragile democracies in the Balkans: The European dimension”, Romanian Journal of European Affairs 2008, vol. 8, 56-69. 402 ‘The EU must call Serbia’s bluff – and Kosovo’s too’, European Voice, 23 februari 2012. 403 ‘Support for EU membership continues to decline’, B92, 9 mei 2011. 90 tendens te wijten aan de toenemende ontgoocheling bij de bevolking, die ondanks de steeds herhaalde politieke beloftes van lidmaatschap geen zichtbare vooruitgang in het toetredingsproces merkt.

2.2 Het toetredingsproces van andere Balkan-landen

162. Een ander vraagstuk voor de Europese Unie betreft de toetreding van de overige landen uit de Westelijke Balkan. Slovenië is op dit moment de enige EU-lidstaat uit voormalig Joegoslavië en trad reeds in 2004 toe. Montenegro verklaarde zich onafhankelijk in 2006 en ondertekende een Stabilisatie- en Associatieovereenkomst met de EU in 2007. In 2008 volgde het verzoek tot lidmaatschap en na een positief advies van de Europese Commissie404 kreeg het in 2010 de status van kandidaat-lidstaat toegekend. Op de Europese top van 9 december in Brussel werd de opening van toetredingsonderhandelingen met Montenegro in juni 2012 vooropgesteld.405 Macedonië verkreeg reeds een positief advies in 2005406 maar aangezien een dispuut met Griekenland omtrent de benaming van het land nog steeds niet is opgelost, blijft de situatie voor de kandidaat-lidstaat onveranderd. In Bosnië-Herzegovina, dat het grootste slachtoffer was van het etnisch geweld tijdens de oorlogen in de jaren 90, leek er lange tijd geen politieke consensus te zijn om als eenheid verder te gaan. Europees lidmaatschap vormde daarom geen prioriteit. Deze situatie veranderde toen Bosnië-Herzegovina toch besliste om in de nabije toekomst een officieel verzoek tot lidmaatschap in te dienen, al is dit tot op heden nog niet gebeurd.407 Kroatië ligt op dit moment in pole position om de nieuwste lidstaat te worden. De toetredingsonderhandelingen zijn reeds afgerond en op 9 december 2011 werd het toetredingsverdrag ondertekend. 408 Kroatië wordt verwacht om op 1 juli 2013 officieel toe te treden tot de EU.

163. De vraag die de Europese Unie zich had moeten stellen, is of de geïsoleerde toetreding van Kroatië wel een goed idee is. Er kleeft immers ook bloed aan de handen van Kroatië en het land is eveneens schuldig aan etnische zuiveringen.409 Toch acht de publieke opinie Servië, door het aanstoken van de conflicten onder leiding van Milosevic, bijna uitsluitend verantwoordelijk voor het geweld en de gruwelijkheden die plaatsvonden in voormalig Joegoslavië, hoewel dit niet volledig met

404 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: Advies van de Commissie over het verzoek van Montenegro om het EU-lidmaatschap, COM(2010) 670 van 9 november 2010. 405 Conclusies van de Europese Raad, Brussel, 9 december 2011, EUCO 139/11, nr. 12. 406 Mededeling van de Commissie: Advies van de Commissie over het verzoek van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië om toetreding tot de Europese Unie, COM(2005) 562 van 9 november 2005. 407 ‘Divided Bosnia to file EU application’, EUobserver, 1 december 2011. 408 Conclusies van de Europese Raad, Brussel, 9 december 2011, EUCO 139/11, nr. 11; Verdrag tussen de lidstaten van de Europese Unie en de Republiek Kroatië betreffende de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie van 9 december 2011, n.n.g. 409 Zie M. MARESCEAU, Zuidoost-Europa en de Europese Unie, 42-43. 91 de werkelijkheid strookt. Door het imago van zondebok, dat Servië reeds lang met zich meedraagt, uit de wereld te helpen en in een gezamenlijke toetreding van de verschillende landen uit voormalig Joegoslavië te voorzien, had de Europese Unie haar objectief van stabilisatie en reconciliatie in de regio misschien wel beter kunnen bereiken.

3. Actuele analyse van de positie van Servië in het kader van het toetredingsproces

3.1 De moeilijke weg richting kandidaat-lidmaatschap

3.1.1 De aanloop naar het advies van de Commissie

164. Zoals reeds eerder werd vermeld, zag Tadic zich in de zomer van 2011 genoodzaakt om de burgers in te lichten omtrent de reële mogelijkheid dat Servië toch de status van kandidaat-lidstaat niet zou behalen tegen het einde van 2011.410 Het geweld in Noord-Kosovo laaide immers weer op en Servië besefte maar al te goed dat deze conflicten, aan de vooravond van de beslissing omtrent het al dan niet toekennen van het kandidaat-lidmaatschap, het toetredingsproces tot de Europese Unie niet ten goede zou komen. Vooral Duitsland verzette zich openlijk tegen het Servisch beleid ten aanzien van Kosovo en door middel van een ultimatum probeerde het de potentiële kandidaat- lidstaat onder druk te zetten. De status van kandidaat-lidstaat leek op het spel te staan, maar Tadic weigerde toe te geven aan deze verregaande eisen. Hij diende per slot van rekening ook aan zijn kiezerspubliek te denken: controverse omtrent hetzelfde onderwerp kostte de vorige regering immers de parlementaire verkiezingen.

165. Nadat de rust was teruggekeerd en de gesprekken met Kosovo werden voortgezet, leken de plooien weer gladgestreken. Het akkoord tussen Servië en Kosovo omtrent douanestempels leek de bekroning voor de geleverde inspanningen en de Europese Unie was enthousiast, in tegenstelling tot Servische oppositieleden die het als de eerste tekenen van een erkenning van Kosovo zagen.411 Eind september 2011 braken er echter opnieuw hevige rellen uit aan de betwiste grensposten in Noord- Kosovo. Het conflict tussen Servië en Kosovo kwam zo weer op de voorgrond te staan en aangezien de Europese Commissie begin oktober haar advies zou bekendmaken, kwam dit uiterst ongelegen. Andere zaken droegen er ook toe bij dat het optimisme van Servië voor het verkrijgen van de status van kandidaat-lidstaat en een begindatum voor toetredingsonderhandelingen getemperd diende te worden.412 Eind september 2011 werd een gay pride-optocht in Belgrado verboden, ondanks druk van de Europese Unie om hiervan af te zien.413 De beslissing werd genomen om veiligheidsreden,

410 Supra 61, nr. 122. 411 Supra 65, nr. 123. 412 ‘Serbia readjusts its EU goals in the name of political expedience’, ISA Intel, 6 oktober 2011. 413 ‘Serbia bans gay pride parade citing violence fears’, BBC News, 30 september 2011. 92 maar werd desondanks serieus bekritiseerd door de EU en diverse (mensenrechten)organisaties. De maatregel kon duidelijk gekaderd worden binnen de pogingen van de regering om conservatieve kiezers terug aan haar kant te krijgen, met het oog op de nakende verkiezingen. Daarnaast zorgde ook een recent conflict met Hongarije voor problemen.414 Hongarije dreigde ermee de Servische toetreding niet langer te steunen als het zou verdergaan met het ontnemen van rechten aan de Hongaarse minderheid in de provincie Vojvodina. De reactie kwam er nadat het Servisch parlement een wet, die ironisch genoeg kaderde binnen een door de Europese Unie opgedrongen hervormingspakket, had goedgekeurd waardoor onderdanen van bezettingstroepen tijdens de Tweede Wereldoorlog (waaronder Hongarije) en hun nabestaanden uitgesloten werden van compensatie voor verloren eigendom.

3.1.2 Het advies van de Commissie

166. Op 12 oktober 2011 zou het advies van de Commissie omtrent het al dan niet toekennen van de status van kandidaat-lidstaat gepubliceerd worden en in het ontwerp van dit document, dat reeds eerder kon ingekeken worden, werd nog niets onthuld. De Commissieleden zouden de beslissing zo lang mogelijk uitstellen, in een poging om de druk op Servië tot het stroomlijnen van de dagdagelijkse relaties met Kosovo te verhogen. Op de geplande datum werd de nieuwe uitbreidingsstrategie415 samen met de daarmee verband houdende documenten gepubliceerd, maar in Servië waren alle ogen gericht op het advies van de Commissie omtrent de lidmaatschapsaanvraag, die eind 2009 werd ingediend bij de Raad van Ministers. Overeenkomstig de in artikel 49 VEU416 beschreven procedure had de Raad van Ministers, die de applicatie op 22 december 2009 ontving, op 25 oktober 2010 aan de Commissie gevraagd om een advies op te maken en ongeveer één jaar later was het zover.417 Het advies ging gepaard met een analytisch verslag, waarin de verschillende criteria gedetailleerd werden toegelicht.418 De Commissie nam in acht dat de resterende oorlogsmisdadigers waren opgepakt en dat Servië ook op andere vlakken vooruitgang had geboekt, maar verbond de toekenning van het kandidaat-lidmaatschap toch aan het realiseren van betere relaties met Kosovo.419 De Commissie stelde voor dat de status van kandidaat-lidstaat werd gegeven aan Servië, in dien verstande dat het land de dialoog met Kosovo hervat en de

414 ‘Hungary threatens to pull support for Serbia EU bid’, EUbusiness, 3 oktober 2011. 415 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: Uitbreidingsstrategie en voornaamste uitdagingen 2011-2012, COM(2011) 666 van 12 oktober 2011. 416 Artikel 49 Verdrag betreffende de Europese Unie, P.B. C 83/43 van 30 maart 2010. 417 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: Advies van de Commissie over het verzoek van Servië om het EU-lidmaatschap, COM(2011) 668 van 12 oktober 2011. 418 Werkdocument van het Commissiepersoneel: Analytisch verslag, dat het document Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: Advies van de Commissie over het verzoek van Servië om het EU-lidmaatschap vergezelt, SEC(2011) 1208 van 12 oktober 2011. 419 ‘EU links Serbia’s candidate status tot Kosovo talks’, EUobserver, 12 oktober 2011. 93 onderlinge akkoorden implementeert. Ook het initiëren van toetredingsonderhandelingen werd gelinkt aan het verbeteren van de relaties met Kosovo, al kon in dat geval wel van een echte preconditie gesproken worden. De Commissie verklaarde het openen van toetredingsonderhandelingen te ondersteunen indien Servië erin slaagde om significante vooruitgang te boeken bij het bereiken van een prioritaire voorwaarde. Die bestond erin de relaties met Kosovo verder te normaliseren, met aandacht voor de condities van het Stabilisatie- en Associatieproces. Daarbij werd vooral benadrukt dat men de bereikte akkoorden te goeder trouw moest blijven implementeren, het principe van regionale coöperatie gerespecteerd moest worden en dat, naast het oplossen van enkele praktische problemen, actieve medewerking moest worden verleend aan EULEX. Vanaf er voldoende vooruitgang zou gemaakt zijn met betrekking tot deze ‘key priority’, zou de Commissie een rapport opmaken waarin de progressie geanalyseerd werd. Hoewel Servië reeds lang hoopte op het vaststellen van een datum voor het beginnen van toetredingsonderhandelingen, beweerde Boris Tadic trots te zijn op de positieve evaluatie door de Commissie.420 Hij was ervan overtuigd dat Servië de status van kandidaat-lidstaat in december kon behalen en beweerde vastberaden te zijn om de dialoog met Kosovo terug op te starten, aangezien Servië volgens hem een realistische oplossing voor de problemen nastreefde.

167. De Servische bevolking reageerde eerder sceptisch op het nieuws en ultranationalistische aanhangers toonden hun afschuw voor het pro-Europees beleid van Tadic, dat volgens hen zou leiden tot het opgeven van Kosovo. Velen zagen het als het zoveelste gratuit gebaar van de Europese Unie, die de schijn hoog hield maar eigenlijk aan ‘uitbreidingsmoeheid’ leed en zeker geen ‘probleemland’ als Servië wou opnemen.421 Het aantal voorstanders van EU-toetreding bleef dalen en het punt waarop er evenveel tegenstanders als voorstanders waren, was bijna bereikt.422 Deze polarisatie was uiteraard allerminst positief in het kader van het toetredingsproces van Servië en de verkiezingen die Boris Tadic in 2012 te wachten stonden.

3.1.3 De aanloop naar de beslissing van de Raad

168. Jerzy Buzek, toenmalig voorzitter van het Europees Parlement, verklaarde op 3 november 2011 dat Servië wegens de doorgevoerde hervormingen zeer dicht stond bij het toekennen van de status van kandidaat-lidstaat en het openen van de toetredingsonderhandelingen.423 In een bezoek aan Belgrado werd verkondigd dat Servië de volledige steun had van de Europese parlementsleden, maar

420 ‘Tadic: Serbia proud, wants to meet EU conditions’, EUbusiness, 12 oktober 2011. 421 Zie ‘Serbia got EU candidate status but talks are still not opened’, EUinside, 13 oktober 2011. 422 Het aantal voorstanders zou nog slechts 46% bedragen en de hoeveelheid tegenstanders steeg naar 37% (zie ‘Support for European integration reached its minimum in 2000 year’, BakuToday, 6 oktober 2011). 423 ‘Buzek: Serbia considerably advances towards EU’, Beta, 4 november 2011. 94 bleef benadrukt dat de relaties tussen Servië en Kosovo verbeterd moesten worden en dat er een einde diende te komen aan de spanningen in Noord-Kosovo. De dialoog moest worden voortgezet en daaruit dienden concrete resultaten voort te vloeien. Ook Vincent Degert, hoofd van de EU-delegatie voor Servië, bevestigde dat het verbeteren van de relaties met Kosovo de sleutel zou zijn tot EU- lidmaatschap en dat, in tegenstelling tot wat velen denken, de EU niet eist dat Servië de Kosovaarse onafhankelijkheid erkent.424 De Europese Commissie verklaarde dat het achter het eerder gegeven advies bleef staan en voorstander was van het toekennen van de status van kandidaat-lidstaat, ondanks de weerstand die door sommige lidstaten werd geboden.425 Op die manier wenste de Commissie te reageren op de publicatie van een onofficieel Frans-Duits document, waarin gepleit werd voor uitstel van de Europese integratie van Servië om zo een beter zicht te krijgen op de inspanningen van het land bij het verbeteren van de relaties met Kosovo. Polen, dat op dat moment over het voorzitterschap van de Raad van Ministers beschikte, probeerde eveneens deze twijfels uit de weg te ruimen door te verklaren dat het erop stond dat op de Europese top van 9 december 2011 de knoop omtrent het kandidaat-lidmaatschap van Servië werd doorgehakt.426 Men ging er van uit dat de Raad van Ministers zich op 5 december over de zaak ging buigen en dat zijn beslissing enkele dagen erna door de Europese Raad bevestigd zou worden.

169. Europees commissaris voor Uitbreiding Stefan Füle stelde dat Servië nog twee grote werkpunten had in de aanloop naar de beslissing omtrent het kandidaat-lidmaatschap: het moest verdergaan met de implementatie van de aangenomen wetten en de dialoog met Kosovo moest worden voortgezet.427 Geruchten omtrent het uitstellen van de beslissing inzake het kandidaat- lidstaat werden helaas alsmaar hardnekkiger. Servisch vicepremier Bozidar Delic verklaarde dat de standpunten van Duitsland en Frankrijk een probleem konden vormen, maar gaf aan dat hij samen met Vuk Jeremic, minister van Buitenlandse Zaken, nog verschillende gesprekken zou voeren met vertegenwoordigers van beide landen.428 Stefan Füle was er ook van overtuigd dat er nog genoeg tijd was om een consensus tussen de lidstaten te bereiken. De situatie omtrent het voortzetten van de dialoog tussen Servië en Kosovo bleef ondertussen echter onzeker.429 Aangezien de onderhandelingen, na vele bevestigingen van een spoedige hervatting, nog steeds niet heropgestart waren, daalde het vertrouwen bij de lidstaten zienderogen. Unanimiteit bleef ver te zoeken en Duitsland bleef benadrukken dat goed nabuurschap ten aanzien van Kosovo tot de conditionaliteit

424 ‘EU does not want to ‘import Kosovo problem’’, B92, 4 november 2011. 425 ‘EC for Serbia’s candidacy, talks with Montenegro’, Tanjug, 4 november 2011. 426 ‘Decision on Serbia’s EU candidacy on Dec. 9?’, B92, 8 november 2011. 427 ‘PM meets with EU official, U.S. congressmen’, B92, 7 november 2011. 428 ‘No indication that candidate decision will be postponed’, B92, 11 november 2011. 429 Supra 69, nr. 131. 95 behoorde en dat het op dat vlak geen ‘binnenwegen’ of ‘achterpoortjes’ zou toelaten.430 Indien Servië niet snel terug met Kosovo aan de onderhandelingstafel zou zitten, leek het zeer moeilijk om op 9 december 2011 de status van kandidaat-lidstaat toegekend te krijgen.431

170. Toen Borislav Stefanovic bekendmaakte dat de onderhandelingen tussen Servië en Kosovo , die reeds sinds september 2011 geschorst waren door het uitbreken van onderlinge conflicten, op 21 november 2011 hervat zouden worden, verklaarde de Europese Commissie dat het deze ontwikkeling toejuichte en optimistisch was omtrent de constructieve benadering van beide partijen.432 Alle aandacht verschoof terug naar de onderhandelingen, die gezien de eerder verwoorde eisen cruciaal waren op weg naar Servisch kandidaat-lidmaatschap. De hervatting van de dialoog en de aanvankelijk positieve resultaten konden op veel bijval rekenen bij de lidstaten en de kansen op het verkrijgen van kandidaat-lidmaatschap stegen opnieuw. Jerzy Buzek, toenmalig voorzitter van het Europees Parlement, benadrukte dat de status van kandidaat-lidstaat diende toegekend te worden om aan te tonen dat de EU bereid is het land te steunen en bij te staan.433 Het was volgens hem zeer belangrijk om de moeilijke en delicate hervormingen die Servië reeds gerealiseerd had te erkennen en het kandidaat-lidmaatschap was daarvoor een uitstekend middel. In Servië gingen er immers steeds meer stemmen op om zich af te keren van het toetredingsproces indien het opgeven van Kosovo de prijs daarvoor zou blijken en steeds minder burgers bleken voorstander te zijn.434 Belangrijke Servische politici verkondigden dat Servië ook zonder de EU voort kon en waren vastberaden om geen duimbreed toe te geven op Kosovo, waardoor de beslissing omtrent het kandidaat-lidmaatschap steeds meer gewicht begon te krijgen.435 Het niet belonen van de vele doorgevoerde hervormingen met de status van kandidaat-lidstaat zou wel eens zeer negatieve effecten kunnen teweeg brengen en Servië misschien definitief wegdrijven van de Europese Unie, gelet op de nakende Servische verkiezingen. De toekenning van het kandidaat-lidmaatschap daarentegen zou de Europese toekomst van Servië verzekeren en het land aanzienlijk dichter bij de EU brengen. Servië maakte vooral op economisch vlak serieuze vooruitgang, wat in de verf werd gezet door een verrassende stijging van hun kredietrating in tijden van hevige economische crisis, en er was ook duidelijke progressie merkbaar in de strijd tegen corruptie en georganiseerde misdaad. Critici stelden wel dat de bereikte overeenkomsten met Kosovo zo snel mogelijk geïmplementeerd moesten worden. Hoewel de Servische kansen op het verkrijgen van kandidaat-lidmaatschap er na de hervatting van de dialoog steeds beter begonnen uit te zien, werd verhoogde druk op Servië nog

430 ‘Westerwelle: No shortcuts on the road to EU’, Tanjug, 14 november 2011. 431 ‘Serbia unlikely to win EU candidate status this year’, EUobserver, 15 november 2011. 432 ‘EC optimistic ahead of continuation of dialogue’, B92, 18 november 2011. 433 ‘European Parliament Chief: Serbia should get EU candidacy’, Focus Information Agency, 22 november 2011. 434 Supra 94, nr. 167. 435 ‘Serbia fulfilled obligations, can live without EU’, B92, 21 juli 2011. 96 verwacht, aangezien sommigen meenden dat Servië bepaalde eisen anders niet meer zou inwilligen in de latere fases van het toetredingsproces.436

171. Een nieuwe clash tussen KFOR-troepen en Kosovaarse Serviërs bij een poging tot het ontmantelen van één van de vele blokkades bracht het kandidaat-lidmaatschap opnieuw in gevaar.437 Het recente geweld in Noord-Kosovo, dat nu meer dan ooit uit de hand leek te lopen, zorgde, in combinatie met de nog steeds uitblijvende implementatie van de bereikte overeenkomsten, nog maar eens voor een acute daling van de Servische kansen en maakte het verkrijgen van de status van kandidaat-lidstaat zeer onwaarschijnlijk.438 Europees commissaris voor Uitbreiding Stefan Füle probeerde de hoop echter hoog te houden door te stellen dat kandidaat-lidmaatschap nog steeds mogelijk bleef439, maar de (vergeefse) oproep van Tadic aan de Kosovaarse Serviërs om de barricades te verlaten440, die veel ophef veroorzaakte in Servië maar positief ontvangen werd door de Europese Unie en haar lidstaten, leek niet voldoende te zijn om het tij te keren en Duitsland en de andere lidstaten te overtuigen. Angela Merkel verklaarde (zeer expliciet) dat Servië niet voldeed aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de status van kandidaat-lidstaat en dat het land aantoonde niet klaar te zijn voor EU-lidmaatschap.441 Vooral de aanvallen op de (Duitse) KFOR-troepen en het feit dat Servië er niet in was geslaagd om de relaties met Kosovo, overeenkomstig de tijdig geformuleerde vereiste, te normaliseren, leken haar standpunt en de daaruit volgende nakende Duitse weigering te verantwoorden. Zowel Servië als Kosovo waren een toekomst binnen de Europese Unie beloofd en daarom konden onderlinge conflicten niet langer geduld worden. De beslissing omtrent het kandidaat-lidmaatschap zou waarschijnlijk uitgesteld worden en Servië begon zich voor te bereiden op een nieuwe ontgoocheling. Toch kwam er nog een bemoedigend signaal vanwege het Europees Parlement: in een gemeenschappelijke verklaring werd het advies van de Commissie gesteund en werden de lidstaten aangemaand om dezelfde houding aan te nemen.442 Voor de stabiliteit in de regio en voor de geloofwaardigheid van de EU was het zeer belangrijk dat, nu duidelijk was dat Kroatië in juli 2013 officieel zou toetreden na de ondertekening van het toetredingsverdrag op 9 december 2011, ook een signaal aan de andere Balkan-landen werd gegeven, aldus het Europees Parlement. De dag werd zelfs nog positief afgesloten, toen de Europese Unie bekendmaakte dat Servië en Kosovo een overeenkomst omtrent de grensposten hadden

436 Zie ‘’Favorable climate’ for Serbia’s EU candidacy’, B92, 23 november 2011. 437 Supra 73, nr. 135. 438 ‘Clock is ticking on Serbia’s EU bid’, EurActiv, 1 december 2011. 439 ‘Fule: Serbia can still reach finish line’, B92, 30 november 2011. 440 Supra 73, nr. 135. 441 ‘German chancellor: Serbia doesn’t meet EU requirements’, B92, 2 december 2011. 442 ‘EU should accept EC recommendations’, B92, 2 december 2011. 97 bereikt.443 Of deze onverwachte, uiterst positieve doorbraak voldoende zou zijn om de weigerachtige houding van Oostenrijk, het Verenigd Koninkrijk en vooral Duitsland nog te veranderen, slechts enkele dagen voor de cruciale beslissing, was echter nog maar de vraag. Frankrijk, dat nu verklaarde het kandidaat-lidmaatschap van Servië te ondersteunen en één van de invloedrijke lidstaten was, zou er alvast alles aan doen om Duitsland te overtuigen haar standpunt te milderen.444 Een gebrek aan Servische bereidheid om via de dialoog met Kosovo tot oplossingen te komen, kon hen na dit akkoord, dat één van de delicaatste onderwerpen in de relaties tussen Servië en Kosovo behelsde, moeilijk nog verweten worden. De feitelijke situatie in Noord-Kosovo, waar Kosovaarse Serviërs nog steeds de barricades bemanden, bleef evenwel ongewijzigd.

3.1.4 De beslissing van de Raad

172. Eenmaal de Europese Commissie adviseert om een land kandidaat-lidmaatschap te verlenen, wat voor Servië op 12 oktober 2011 gebeurde445, komt het aan de Raad toe om de lidmaatschapsaanvraag goed te keuren en dient deze beslissing door de Europese Raad bevestigd te worden, waardoor de status van kandidaat-lidstaat officieel wordt toegekend. Zoals gepland boog de Raad van Ministers zich op 5 december over de kwestie, maar de voortekenen waren niet positief: het recente akkoord met Kosovo omtrent de grensposten werd geprezen, maar zou wel eens te laat kunnen gekomen zijn om het kandidaat-lidmaatschap van Servië te verzekeren.446 Conform de verwachtingen was het vooral Duitsland dat zich fel verzette en een uitstel van de beslissing vooropstelde. Servië zou op die manier ten vroegste in maart 2012 het kandidaat-lidmaatschap kunnen verkrijgen.447

173. Het bericht dat Kosovaarse Serviërs verschillende barricades in Noord-Kosovo begonnen af te breken448 was een positief signaal en zorgde ervoor dat naast Frankrijk ook secretaris-generaal van de NAVO Anders Fogh Rasmussen openlijk pleitte voor Servisch kandidaat-lidmaatschap.449 Stefan Füle, Europees commissaris voor uitbreiding, verwelkomde de ontwikkelingen en bevestigde dat het nu aan de Europese Raad toekwam om de knoop door te hakken.450 Volgens verschillende bronnen konden de kansen van Servië gunstig worden ingeschat, maar de druk zou nog opgevoerd worden, aangezien de Europese Unie ook graag een overeenkomst omtrent de vertegenwoordiging van

443 Supra 74, nr. 136. 444 ‘Three EU members against Serbia’s candidacy’, B92, 3 december 2011. 445 Supra 93, nr. 166. 446 ‘EU presidency: Serbia came ‘too late’ with north Kosovo deal’, EUobserver, 5 december 2011. 447 Zie ‘EU to make Serbia ‘frozen candidate’?’, B92, 5 december 2011. 448 Supra 74, nr. 137. 449 ‘Nato and France back Serbia’s EU bid’, EUobserver, 8 december 2011. 450 ‘EU will decide on Serbia’s candidate status at Friday summit’, Wall Street Journal, 5 december 2011. 98

Kosovo in regionale organisaties had gezien.451 President Boris Tadic hoopte dat verdere progressie kon worden gemaakt in de dialoog en benadrukte dat de status van kandidaat-lidstaat belangrijk was om drie hoofdredenen: het zou een belangrijke stap vormen richting de opening van toetredingsonderhandelingen, zou Servië op economisch vlak ‘promoveren’ en daardoor nieuwe investeringen aantrekken en zou ten slotte voor meer financiering zorgen via IPA452, waardoor de infrastructuur verbeterd kon worden.453 Een afwijzende beslissing zou dan weer uiterst negatieve gevolgen kunnen meebrengen: Tadic vreesde dat een vertraging in het toetredingsproces nieuwe instabiliteit en nationalisme zouden kunnen teweeg brengen in Servië.454

174. Op 9 december 2011 sprak men zich uit over het kandidaat-lidmaatschap van Servië: de beslissing zou uitgesteld worden en het kandidaat-lidmaatschap zou slechts verleend worden indien de gesprekken met Kosovo werden voortgezet, de bereikte overeenkomsten werden geïmplementeerd en de EULEX- en NAVO-troepen werden toegelaten om hun mandaat in Noord- Kosovo ten volle uit te oefenen.455 De Raad van Ministers zou de situatie in februari 2012 analyseren en een beslissing nemen en dit diende dan in de daaropvolgende maand op de Europese top bevestigd te worden. Op die manier zou men een beter zicht krijgen op de implementatie van de overeenkomsten met Kosovo en kon geëvalueerd worden of Servië de vereiste toewijding bleef opbrengen in de onderlinge relaties. De recente positieve ontwikkelingen kwamen volgens Duitsland (gesteund door Oostenrijk, Denemarken, Finland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk) te laat en het geweld tegen de Duitse (en Oostenrijkse) KFOR-troepen leek Servië de das te hebben omgedaan. Na de grote inspanningen en alle vooruitgang die ondanks de vele tegenslagen was gemaakt, kwam deze beslissing hard aan. De voorspellingen van Tadic leken ook onmiddellijk bevestigd te worden: nationalistische oppositieleden betoogden tegen het pro-Europees beleid en claimden dat de Europese Unie Servië aan het lijntje zou blijven houden en het land (via het stellen van steeds nieuwe eisen) uiteindelijk zou dwingen om haar rechtmatige, nationale belangen te verloochenen.456 Tadic

451 ‘Conclusions ‘favorable’, decision on Friday’, B92, 6 december 2011. 452 Supra 30, nr. 61. 453 Zie ‘Tadic says EU ‘has no new conditions’, B92, 6 december 2011. 454 ‘President: Without EU Serbia can sink into nationalism’, B92, 8 december 2011. 455 Conclusies van de Europese Raad, Brussel, 9 december 2011, EUCO 139/11, nr. 13; ‘Serbia and Montenegro face setbacks on EU path’, EUobserver, 9 december 2011. 456 ‘Serbia set for storm after EU snub’, Wall Street Journal, 9 december 2011. De beweringen van tegenstanders van EU-lidmaatschap bleken even later zelfs door Boris Tadic bevestigd te worden: hij gaf op genuanceerde wijze toe dat de (voor Servië absoluut onaanvaardbare) eis tot het erkennen van de Kosovaarse onafhankelijkheid op het einde van de onderhandelingen omtrent het kandidaat- lidmaatschap naar voor kwam, maar weigerde te zeggen vanuit welke hoek dit kwam (‘Tadic: Serbia was asked to recognize Kosovo’, B92, 13 december 2011). De aantijgingen werden resoluut ontkend door de Europese Unie (‘EU did not ask Serbia to recognize Kosovo’, B92, 14 december 2011) en velen beschouwden de ‘valse beweringen’ als een rookgordijn om het falende beleid te verdoezelen, met het oog op de nakende verkiezingen (‘EU course ‘abandoned’ after December 9’, B92, 14 december 2011). 99 bleef echter sterk: het pad richting EU-lidmaatschap zou nooit verlaten worden.457 De hoop werd ook hoog gehouden door Europees commissaris voor Uitbreiding Stefan Füle, die verzekerde dat kandidaat-lidmaatschap nu niet meer veraf was en stelde dat Servië alles in eigen handen had.458 Aantijgingen van uitbreidingsmoeheid of weigerachtigheid ten aanzien van de toetreding van Servië459 deed hij af als ongegrond, aangezien de beslissing omtrent het kandidaat-lidmaatschap van Servië ondanks de zware financiële crisis bovenaan de agenda stond, en hij had er het volle vertrouwen in dat op 1 maart 2012 een positieve beslissing zou worden genomen, indien Servië haar inspanningen bleef voortzetten.460

175. Na de ontgoocheling bleef Servië ondanks de toenemende druk van Duitsland, die steeds meer twijfels deed rijzen over de oprechte bedoelingen van de leidinggevende lidstaat, de nodige hervormingen doorvoeren, al leek de vereiste afschaffing van de parallelle instellingen in Noord- Kosovo en het bereiken van een akkoord omtrent de vertegenwoordiging van Kosovo in regionale organisaties een serieus probleem te vormen.461 Een gelekt rapport van lokale advocaten, waarin het judicieel systeem in Servië werd afgedaan als inconsistent, allerminst transparant en onderworpen aan politieke druk, plaatste Servië opnieuw in een negatief daglicht en stelde de positieve evaluaties vanwege de Europese Unie op dat vlak in vraag.462 Het scepticisme onder de Servische bevolking ten aanzien van de Europese Unie bleef ondertussen toenemen en de beslissing om het kandidaat- lidmaatschap vooralsnog uit te stellen deed het aantal burgers dat voorstander was van EU- toetreding nog maar eens sterk dalen.463 Vooral de lange wachttijd, de interne problemen binnen de EU en het (al dan niet gerechtvaardigde) besef dat Kosovo de prijs zou zijn om tot de Europese Unie te kunnen toetreden, bleek deze tendens te verantwoorden.

176. Een ontwerpresolutie van het Europees Parlement zorgde voor nieuwe hoop: de Europese Raad werd opgeroepen om Servië op de volgende top de status van kandidaat-lidmaatschap te verlenen, in de veronderstelling dat de Servische autoriteiten tegen dan de eerder gestelde voorwaarden vervuld zouden hebben en de implementatie van de akkoorden met Kosovo werd voortgezet.464 De toetredingsonderhandelingen met Servië dienden volgens het ontwerp zo snel mogelijk een aanvang te nemen, zodat twijfels omtrent de bereidheid van de Europese Unie om het land op te nemen

457 ‘Tadic vows to ‘never abandon EU path’’, B92, 9 december 2011. 458 ‘Serbia to get candidate status soon, EU commissioner says’, B92, 11 december 2011. 459 ‘EU candidacy ‘does not depend on Serbia’’, B92, 31 december 2011. 460 Zie ‘EU ‘not demanding Kosovo recognition’’, B92, 20 december 2011. 461 Supra 74, nr. 137. 462 ‘Leaked report challenges EU line on Serbian judiciary’, 22 december 2011. 463 Zie ‘Eurosceptisism increases in Serbia’, B92, 23 december 2011; ‘Support for EU membership continues to decline’ , B92, 13 januari 2012. 464 ‘EP on northern Kosovo, Serbia’s candidate status’, B92, 11 januari 2012. 100 konden worden uitgewist en de Europese ambities van Servië konden worden ondersteund. Jelko Kacin, rapporteur voor Servië bij het Europees Parlement, verklaarde dat Servië op basis van de gerealiseerde hervormingen verdiende om kandidaat-lidstaat te worden en een datum voor het starten van de toetredingsonderhandelingen te krijgen.465 De ontwerpresolutie kon op veel steun rekenen onder de leden van het Europees Parlement466 en het feit dat ook Duitsland haar standpunt geleidelijk begon te milderen467, speelde duidelijk in het voordeel van Servië. De steun van Duitsland bleek absoluut noodzakelijk en Boris Tadic was zich ervan bewust dat het overhalen van de huidige ‘leider’ van de Europese Unie verdere gesprekken zou vergen.468 Deze bleken al snel vruchten af te werpen en minister van Buitenlandse Zaken Vuk Jeremic verklaarde dat de verstandhouding tussen beide landen nu veel beter was.469 Hernieuwd optimisme binnen de Raad van Ministers leek erop te wijzen dat het kandidaat-lidmaatschap binnen handbereik lag.470 De druk op Servië werd echter groter, aangezien de dialoog nog steeds niet was hervat en de standpunten van beide partijen omtrent de vertegenwoordiging van Kosovo in regionale fora ver uit elkaar bleven liggen. Het kandidaat-lidmaatschap bleek, nu serieuze vooruitgang was geboekt met betrekking tot de implementatie van de bereikte overeenkomsten en ook EULEX van vrij verkeer in Noord-Kosovo leek te kunnen genieten471, meer dan ooit af te hangen van het bereiken van een akkoord over dit onderwerp. De kloof tussen de voorstellen van beide partijen bleef evenwel aanzienlijk, waardoor de Servische hoop langzaamaan wegebde.472 Desalniettemin bleven verschillende lidstaten, die ervan overtuigd waren dat Servië al het mogelijke had gedaan om aan de gestelde voorwaarden te voldoen, pleiten voor de toekenning van kandidaat-lidmaatschap.473

465 ‘Serbia deserves EU candidate status’, B92, 12 januari 2012. 466 ‘EP Foreign Affairs Committee backs resolution on Serbia’, B92, 12 januari 2012. 467 Geruchten dat Duitsland, dat na de tegenwerking van Nederland in het kader van de medewerking met het Joegoslaviëtribunaal de grootste ‘spelbreker’ bleek te zijn in het toetredingsproces van Servië, onder druk werd gezet door de Verenigde Staten om de lat steeds hoger de leggen voor de potentiële kandidaat-lidstaat, staken steeds meer de kop op. De Verenigde Staten beoogden zo een onderhandelde oplossing tussen Servië en Kosovo te forceren, wat meer zekerheid zou bieden op stabiliteit en vrede in de Balkan. Toen anti-Europese tendensen na het uitstel van het kandidaat-lidmaatschap duidelijk werden blootgelegd, wijzigde de VS echter zijn standpunt en leek het Duitsland, dat steeds meer geïsoleerd geraakte, nu eerder tot een gematigde houding aan te zetten. Zelfs de grootste tegenstanders van Servische toetreding bleken in te zien dat het langdurig ontzeggen van kandidaat-lidmaatschap en het vertragen van het toetredingsproces van Servië de Balkan-regio en Europa in het algemeen niet ten goede zou komen (zie ‘Brussels made mistake in December’, B92, 12 januari 2012; ‘Germany may change stance on Serbia’, B92, 19 januari 2012). 468 ‘Candidacy not possible without German support’, B92, 17 januari 2012. 469 ‘FM Vuk Jeremic on two-day visit to Brussels’, B92, 23 januari 2012. 470 ‘Ashton: EU ministers optimistic about Serbia’, B92, 23 januari 2012. 471 Supra 74, nr. 137 en 76, nr. 139. 472 ‘President ‘not optimistic’ ahead of EU decision’, B92, 22 februari 2012. 473 Vertegenwoordigers van Frankrijk, Oostenrijk, Italië, Zweden, Tsjechië, Slovakije, Spanje, Hongarije, Bulgarije, Griekenland en zelfs Duitsland drukten duidelijk uit dat Servië het kandidaat-lidmaatschap verdiende en verklaarden het integratieproces volledig te steunen (zie ‘Serbia gets political support for EU bid’, EUobserver, 24 februari 2012). 101

177. De situatie zag er opnieuw helemaal anders uit toen bekend werd gemaakt dat Servië en Kosovo eindelijk een akkoord hadden bereikt.474 In een gemeenschappelijke verklaring van Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid Catherine Ashton en Europees commissaris voor Uitbreiding Stefan Füle werd de overeenkomst als een grote stap voorwaarts bestempeld en alles leek erop te wijzen dat het kandidaat-lidmaatschap Servië nu niet meer kon ontglippen.475 Servisch delegatiehoofd Borislav Stefanovic verklaarde immers dat men, nu dit cruciaal akkoord was gerealiseerd, alle door de Europese Raad gestelde voorwaarden had vervuld.476 Nieuwe verontrustende elementen manifesteerden zich evenwel: EULEX meldde dat het door de resterende barricades geen volledig vrij verkeer in Noord-Kosovo kon genieten en Roemenië dreigde ermee om een positieve beslissing omtrent het kandidaat-lidmaatschap te blokkeren, indien de situatie van de (aan Roemenen verwante) Vlach-minderheid niet dringend werd verbeterd.477

178. Binnen de Raad van Ministers werden de positieve verwachtingen van Servië (gedeeltelijk) bevestigd: Litouwen, Polen en Roemenië drukten hun bezorgdheid uit over de te grote Russische invloed op Servië en de toestand van de Vlach-minderheid, maar dit bleek onvoldoende om een aanbeveling tot het toekennen van kandidaat-lidmaatschap te verhinderen.478 In tegenstelling tot het nemen van een effectieve beslissing werd wel teruggegrepen naar deze ongebruikelijke werkwijze, omdat Roemenië als enige lidstaat bleef dwarsliggen en daardoor (na lang debatteren) geen consensus kon worden bereikt. De knoop diende bijgevolg te worden doorgehakt door de Europese Raad, die enkele dagen later zou samenkomen. Boris Tadic, verrast door de koppige tegenstand die Roemenië bood479, verklaarde dat de toekenning van kandidaat-lidmaatschap geenszins zeker was en dat er nog diplomatiek werk voor de boeg lag, maar de Servische kansen bleven hoe dan ook aanzienlijk.480

179. Op 1 maart 2012 kwam uiteindelijk de langverwachte beslissing: de Europese leiders erkenden dat Servië de vereiste voorwaarden had vervuld en maakten het land, dat reeds heel wat obstakels had gekend in zijn integratieproces, kandidaat-lidstaat.481 Enkele uren voor de Europese top bereikte

474 Supra 77, nr. 140. 475 Joint statement of High Representative/Vice President Catherine Ashton and Commissioner Stefan Füle on the agreements reached in the latest round of Belgrade-Pristina dialogue, 24 februari 2012, MEMO 133/12. 476 ‘We fulfilled all EU conditions, negotiator says’, B92, 24 februari 2012. 477 ‘Romania determined to block Serbia’s candidate bid’, B92, 23 februari 2012. 478 Zie Conclusies 3150e zitting van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen, Brussel, 28 februari 2012, 6854/12; ‘EU diplomats: Serbia to get candidate status’, EUobserver, 28 februari 2012. 479 Volgens diplomatieke bronnen was de slechte situatie van de Vlach-minderheid maar een drogreden en had de (nogal plotse) Roemeense blokkering alles te maken met het Nederlands verzet tegen de toetreding van het land tot de Schengenzone (zie ‘Romania flexes muscle at EU meeting on Serbia’, EUobserver, 28 februari 2012). 480 ‘President warns EU decision could go either way’, B92, 28 februari 2012. 481 Zie Conclusies van de Europese Raad, Brussel, 1 en 2 maart 2012, EUCO 4/1, nr. 39; ‘Serbia gets EU candidate status, Romania gets nothing’, EUobserver, 2 maart 2012. 102

Servië immers een akkoord met Roemenië omtrent de bescherming van minderheden, waardoor niets het kandidaat-lidmaatschap nog in de weg stond.482 Servië, dat amper dertien jaar geleden nog gebombardeerd werd door NAVO-vliegtuigen en slechts één jaar geleden nog scherp bekritiseerd werd voor het niet arresteren van oorlogsmisdadigers, was er eindelijk in geslaagd om opnieuw enige rol van betekenis te spelen binnen Europa. Servisch president Boris Tadic was opgetogen, al relativeerde hij ook het optimisme en werd benadrukt dat vooral de effectieve toetreding een grootse prestatie zou zijn.483 Een datum voor het aanvangen van toetredingsonderhandelingen werd immers niet gegeven.

3.2 De betekenis van de status van kandidaat-lidstaat484

180. Het vergt geen verder betoog dat het toekennen van kandidaat-lidmaatschap vooral een symbolische betekenis had voor Servië.485 Na vele moeilijke jaren slaagde het land erin om terug aan te sluiten bij het ‘Europese peleton’ en de toekenning van kandidaat-lidmaatschap werd gezien als de bekroning van dit felbevochten succes. Obstakels die in eerste instantie onoverkomelijk leken, werden met de belofte van EU-lidmaatschap in het achterhoofd toch overwonnen (of omzeild) en het was vooral belangrijk voor de Servische bevolking, wiens enthousiasme en hoop op EU- lidmaatschap geleidelijk taande486, dat deze inspanningen zichtbare vooruitgang met zich meebrachten. De toegevingen, die de huidige regering had gemaakt om de Europese toekomst van het land veilig te stellen, zouden immers niet geduld worden, indien dit uiteindelijk geen vruchten bleek af te werpen. Vooraf werd meermaals benadrukt dat kandidaat-lidmaatschap ‘tal van voordelen’ zou opleveren en het toetredingsproces ‘onomkeerbaar’ zou maken.487 Over wat de status van kandidaat-lidstaat concreet en precies inhield, bleef men echter vaag.

181. Kandidaat-lidmaatschap is een ‘politieke erkenning van de toenadering tussen de EU en het land op de weg naar lidmaatschap’.488 Zoals hierna zal blijken, stelt de officiële status van kandidaat- lidstaat de toetredingsonderhandelingen in het vooruitzicht, aangezien deze de volgende stap in het toetredingsproces vormen. Een ‘onomkeerbaar’ karakter of een garantie op toekomstig lidmaatschap

482 ‘Serbia reached an agreement for the Vlach minority’, Focus News, 1 maart 2012. 483 ‘Status great, but not epochal achievement’, B92, 2 maart 2012. 484 K. MILENKOVIC, plaatsvervangend hoofd van de Mission of the Republic of Serbia to the EU, persoonlijke communicatie (gesprek), 4 april 2012; P. PAQUET, Europese Commissie – Policy Desk Officer – European Integration – Unit C2: Serbia, persoonlijke communicatie (gesprek), 10 april 2012; H. VOS, Professor Universiteit Gent – Directeur Centrum voor EU-studies, persoonlijke communicatie (e-mail), 31 maart 2012. 485 Op de dag van (en de dag volgend op) de toekenning van het kandidaat-lidmaatschap werden de Servische overheidsgebouwen getooid met de Europese vlag. 486 Supra 90, nr. 161; 94, nr. 167 en 100, nr. 175. 487 Supra 87, nr. 155 en 98, nr. 173. 488 Mededeling van de Commissie: Strategiedocument 2005 over de uitbreiding, COM(2005) 561 van 9 november 2005, 12. 103 kan echter niet aan de status worden ontleend. De volgende fases in het toetredingsproces dienen nog succesvol te worden doorlopen en opduikende problemen kunnen volwaardig lidmaatschap nog langdurig uitstellen of blokkeren.489 Het belang van de toekenning van kandidaat-lidmaatschap dient vooral gesitueerd te worden op financieel vlak. Op basis van de aangeduide prioriteiten in de Europese Partnerschappen of toetredingspartnerschappen verschaft het Instrument voor Pretoetredingssteun (Instrument for Pre-accession Assistance of IPA)490 financiële steun aan twee categoriëen van landen: zowel kandidaat-lidstaten491 als potentiële kandidaat-lidstaten492 kunnen financiële voordelen genieten. Wat de omvang van de toelagen aan de verschillende categorieën van landen betreft, is er evenwel een duidelijk onderscheid: IPA bestaat namelijk uit vijf componenten en potentiële kandidaat-lidstaten kunnen slechts op twee ervan aanspraak maken. Servië kon daarom voor de toekenning van het kandidaat-lidmaatschap slechts genieten van bijdragen in de domeinen ‘Support for transition and institution-building’, waarbij het institutioneel hervormingsproces wordt gefaciliteerd493, en ‘Cross-border cooperation’, dat betrekking heeft op de samenwerking met EU- lidstaten en (potentiële) kandidaat-lidstaten.494 Eens een land de officiële status van kandidaat- lidstaat verkregen heeft, besluit de Raad, met gekwalificeerde meerderheid en op voorstel van de Commissie, om de kandidaat-lidstaat naar de eerste categorie over te plaatsen.495 Vanaf dan zullen dus ook de drie andere componenten voor Servië van kracht worden496: ook op het vlak van regionale ontwikkeling, human resources en landbouw zal het land bijdragen ontvangen en dit zal ongetwijfeld een positieve impact hebben op de ontwikkeling van Servië, dat zich reeds volop voorbereidt op de gevolgen van de verkregen status, en zal de nieuwe kandidaat-lidstaat toelaten om de nodige hervormingen door te voeren, democratische instellingen te versterken en mensenrechten

489 De moeilijkheden in het toetredingsproces van Turkije (supra 85, nr. 151) en Macedonië (supra 91, nr. 162), beiden kandidaat-lidstaten, zijn perfecte illustraties: spanningen of onopgeloste conflicten met buurlanden kunnen in deze fases van het toetredingsproces een cruciale rol spelen. 490 Supra 30, nr. 61. 491 Zie Bijlage I van Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad van 17 juli 2006 tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA), P.B. L 210/82 van 31 juli 2006. 492 Zie Bijlage II van Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad van 17 juli 2006 tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA), P.B. L 210/82 van 31 juli 2006. 493 Verdeeld over verschillende projecten, werd in Servië vooral gefocust op transport, energie, onderwijs en justitie (zie Commission implementing decision of 8.7.2011 adopting a National programme on Serbia under the IPA – Transition Assistance and Institution Building Component for the year 2011, COM(2011) 4972 van 8 juli 2011). 494 Zie artikel 8 en 9 Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad van 17 juli 2006 tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA), P.B. L 210/82 van 31 juli 2006. 495 Artikel 23 Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad van 17 juli 2006 tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA), P.B. L 210/82 van 31 juli 2006. 496 Zie artikel 10-12 Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad van 17 juli 2006 tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA), P.B. L 210/82 van 31 juli 2006. 104 en fundamentele vrijheden te bevorderen.497 Vooral de beschikbaarheid van de landbouwcomponent kan voor Servië van grote betekenis zijn, aangezien het land nog in grote mate afhankelijk is van agrarische activiteiten en nu ook in dit domein verschillende projecten kunnen worden opgestart en (financieel) gesteund. De ‘upgrade’ in het kader van het Instrument voor Pretoetredingssteun komt evenwel niet neer op een automatische verhoging van het totaalbedrag van de bijstand die aan het land wordt toegewezen.498 Servië en de andere landen uit Zuidoost- Europa hopen (en verwachten) evenwel dat het budget bij het volgend Meerjarig Indicatief Financieel Kader, dat jaarlijks de allocatie van de financiële steun naar de verschillende landen en componenten regelt, zal worden verhoogd.

182. Los daarvan lijkt de verkregen status vooral voordelen op te leveren op economisch vlak: de aantrekkelijkheid van Servië voor buitenlandse investeerders wordt verhoogd en de daaruit voortvloeiende kapitaalsinjecties kunnen verdere modernisering en hervorming van de Servische economie mogelijk maken. Daarnaast benadrukte president Tadic dat het kandidaat-lidmaatschap tot gevolg heeft dat men door iedereen wordt gezien als een land dat binnen afzienbare tijd volwaardig lid van de Europese Unie zal worden, wat het imago van het land ten goede komt en de aanwezigheid op Europese fora en bijeenkomsten verantwoordt.499 De status van kandidaat-lidstaat betekent dat het betrokken land een nieuwe fase betreedt in de betrekkingen met de Europese Unie en dat het kan profiteren van meer politieke dialoog en economische samenwerking met de Commissie en de lidstaten.500 Servië is nu meer aanwezig, geïnformeerd en betrokken en wordt vaker uitgenodigd op vergaderingen, die het als potentiële kandidaat-lidstaat niet kon bijwonen. Kandidaat-lidstaten genieten dus in principe van gepriviligieerde banden, maar het dient steeds benadrukt dat de hele ‘uitbreidingsmethodologie’ gebaseerd is op (in wezen) politieke afspraken en dat er bijgevolg geen automatische, juridisch afdwingbare gevolgen aan gekoppeld worden.501

497 Zie artikel 2 Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad van 17 juli 2006 tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA), P.B. L 210/82 van 31 juli 2006. 498 Supra 103, noot 488. 499 Supra 103, noot. 483. 500 Supra 103, noot. 488. 501 Een mooie illustratie: bij de voorbereidende werkzaamheden in het kader van de Europese Grondwet werden alle toenmalige kandidaat-lidstaten volwaardig betrokken. Dergelijke beslissingen worden echter geval per geval genomen en blijven afhangen van de politieke wil bij de lidstaten. Servië werd, na de toekenning van de status van kandidaat-lidstaat, reeds vertegenwoordigd op een voorafgaande informele vergadering in het kader van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen en was ook al aanwezig op een bijeenkomst van het Militair Comité van de Europese Unie (European Union Military Committee of EUMC). 105

3.3 Wat Servië in de toekomst nog te wachten staat: de verdere stappen in het toetredingsproces502

183. Wanneer een land officieel kandidaat-lidstaat is, kunnen de toetredingsonderhandelingen met de Europese Unie in principe aanvangen, indien aan de toetredingscriteria is voldaan en de Raad unaniem heeft toegestemd in een onderhandelingsmandaat.503 De status van kandidaat-lidstaat is dus noodzakelijk, maar onvoldoende op zich. De Europese Raad besluit of en op welk tijdstip de onderhandelingen kunnen worden geopend, gebaseerd op een aanbeveling van de Commissie. Aan de eigenlijke toetredingsonderhandelingen gaat nog een screening vooraf, al verloopt het grootste deel van dit (hoofdzakelijk administratief) voorbereidingsproces vaak parallel met de onderhandelingen.504 Het screeningsproces wordt geleid door de Commissie en gaat na in welke mate het land zich het acquis communautaire eigen heeft gemaakt. Het acquis communautaire bestaat uit 35 thematische hoofdstukken en het betrokken land wordt aan elk van deze onderwerpen getoetst.505 Op die manier krijgt de Europese Unie een beter zicht op de situatie en kunnen toekomstige verwachtingen, uitgedrukt in zogenaamde benchmarks, verduidelijkt worden. Per hoofdstuk levert de Commissie screeningsrapporten af, die daarna, al dan niet vergezeld met een aanbeveling tot het starten van de onderhandelingen, naar de Raad worden gestuurd.

502 Zie K. MILENKOVIC, plaatsvervangend hoofd van de Mission of the Republic of Serbia to the EU, persoonlijke communicatie (gesprek), 4 april 2012; P. PAQUET, Europese Commissie – Policy Desk Officer – European Integration – Unit C2: Serbia, persoonlijke communicatie (gesprek), 10 april 2012; H. VOS, Professor Universiteit Gent – Directeur Centrum voor EU-studies, persoonlijke communicatie (e-mail), 31 maart 2012; Mededeling van de Commissie: Strategiedocument 2005 over de uitbreiding, COM(2005) 561 van 9 november 2005, 12; EUROPESE COMMISSIE, Het uitbreidingsproces, http://ec.europa.eu/enlargement/the-policy/process-of- enlargement/index_nl.htm (geraadpleegd op 5 maart 2012); Het proces van toetreding van een nieuwe lidstaat, http://europa.eu/legislation_summaries/enlargement/ongoing_enlargement/l14536_nl.htm (geraadpleegd op 5 maart 2012); A. F. TATHAM, Enlargement of the European Union, Alphen Aan Den Rijn, Kluwer, 2009, 249- 267; M. A. VACHUDOVA, Europe undivided: democracy leverage and integration after communism, Oxford, Oxford University Press, 2004, 130-132; K. VOS, Kroatië op weg naar de EU, onuitg. licentiescriptie Politieke Wetenschappen K.U.Leuven, 2005-2006, 29-33. 503 De toetredingsonderhandelingen, die gevoerd worden op een intergouvernementele conferentie waarbij zowel de lidstaten als de kandidaat-lidstaat aanwezig zijn, worden gebaseerd op een onderhandelingskader, dat door de Raad op voorstel van de Commissie wordt vastgelegd. Naast eventuele overgangsperiodes of afwijkingen, worden ijkpunten voor de opening en (voorlopige) sluiting van elk hoofdstuk van het acquis communautaire bepaald en het onderhandelingskader vormt zo de leidraad voor de negotiaties (zie Conclusies van het voorzitterschap, Europese Raad van Brussel, 16 en 17 december 2004, 16238/04, 5-6). 504 Het blijft absoluut essentieel om in het achterhoofd te houden dat het toetredingsproces in grote mate op unanimiteit van de lidstaten steunt, waardoor er geen formele, vaste werkwijze is die steeds wordt gevolgd. Afhankelijk van het betrokken land en de concrete omstandigheden komen er variaties voor en worden de stappen in het toetredings- en onderhandelingsproces eventueel lichtjes aangepast. Zo werd de screening in het geval van Montenegro al grotendeels doorlopen voor het openen van de toetredingsonderhandelingen, maar wijst de praktijk uit dat dit voor de meeste kandidaat-lidstaten pas erna gebeurt. 505 Zie Bijlage III. 106

184. Ondanks hevig aandringen van het Europees Parlement, werd nog geen datum voor de start van de toetredingsonderhandelingen vastgelegd.506 Europees commissaris voor Uitbreiding Stefan Füle bracht evenwel duidelijkheid: geen absolute ultimatums werden gesteld, maar de Commissie zou geneigd zijn een aanvangsdatum aan te bevelen indien Servië tot een akkoord komt met Kosovo omtrent energie en telecommunicatie.507 Het normaliseren van de relaties met Kosovo blijft dus cruciaal. Daarnaast lijkt het logisch dat het vrij verkeer van KFOR- en EULEX-personeel gehandhaafd moet blijven en het voortzetten van de judiciële hervormingen, de corruptiebestrijding en de implementatie van de bereikte overeenkomsten is uiteraard ook noodzakelijk om de Commissie, die in september 2012 haar jaarlijkse voortgangsrapporten uitbrengt, te overtuigen.508 Alles wijst erop dat de Europese Unie het land reeds zo veel mogelijk in lijn wil brengen met de toetredingscriteria en een verdere normalisering van de relaties met Kosovo eist, zodat dergelijke problemen de toekomstige toetredingsonderhandelingen niet hypothekeren en deze normaal en vlot kunnen verlopen. Servië kan alleen maar hopen dat bepaalde lidstaten, zoals Duitsland, hun eis tot het afschaffen van de parallelle Servische instellingen in Noord-Kosovo niet blijven doorzetten, aangezien deze delicate kwestie een moeilijk obstakel zou vormen. President Tadic verwacht dat een aanvangsdatum voor de toetredingsonderhandelingen in december 2012 kan bemachtigd worden.509 Ondertussen werden reeds enkele voorbereidingen getroffen: de Servische onderhandelingsdelegatie werd klaargestoomd en men begon zich voor te bereiden op de screening, die pas echt van start kan gaan eens een aanvangsdatum voor de toetredingsonderhandelingen is verkregen.510 Het screeningsproces duurt gemiddeld ongeveer 1 jaar.

506 Het Europees Parlement nam met een overgrote meerderheid een (niet-bindende) resolutie aan, waarin akte werd genomen van de vooruitgang van Servië in zijn toenaderingsproces tot de EU en werd gevraagd om een aanvangsdatum voor de toetredingsonderhandelingen vast te stellen. Servië werd evenwel aangespoord om af te zien van lokale verkiezingen in Kosovo, aangezien dit volgens het Europees Parlement strijdig zou zijn met het internationaal recht en Resolutie 1244 (zie ‘EP adopts resolution on Serbia’s progress’, B92, 29 maart 2012). 507 ‘EU Commissioner: Date after agreement with Pristina’, B92, 2 maart 2012. 508 Al kon dit niet als een effectieve voorwaarde voor het verkrijgen van een aanvangsdatum voor de toetredingsonderhandelingen beschouwd worden, dient ook opgemerkt te worden dat het Europees Parlement Servië, dat als enig Europees land nog niet daartoe was overgegaan, aanmaande om de informatiebestanden van zijn geheime diensten openbaar te maken. Dit bleek voor Servië geen probleem te vormen (zie ‘EP: Serbia must open secret files’, B92, 1 april 2012). 509 ‘Tadic expects date for accession talks by end of year’, B92, 2 maart 2012. 510 De leidinggevende personen binnen de Servische onderhandelingsdelegatie werden aangeduid en men begon zich reeds voor te bereiden op de administratieve aspecten van het screeningsproces. De Servische delegatiehoofden probeerden vertrouwd te geraken met de onderhandelingspraktijk en woonden een vergadering tussen de Europese Commissie en Montenegro, in het kader van het screeningsproces van laatstgenoemde, bij als waarnemers. De echte voorbereidingen op de screening en de toetredingsonderhandelingen kunnen evenwel slechts getroffen worden eens de verkiezingen hebben plaatsgevonden en een nieuwe regering is gevormd (zie ‘Preparations for talks with EU to start on Monday’, B92, 25 maart 2012; ‘Tadic, EC official to attend meeting on Serbia’s EU path’, B92, 4 april 2012). 107

185. Ook de eigenlijke toetredingsonderhandelingen, die na de screening van elk hoofdstuk volgen, worden rond de 35-delige structuur van het acquis communautaire opgebouwd.511 Het betreft een zeer technisch proces, waarbij de verschillende hoofdstukken respectievelijk worden geopend, wanneer de kandidaat-lidstaat een onderhandelingspositie voorstelt en de Raad een gemeenschappelijk standpunt formuleert, en gesloten, wanneer (onder andere) aan de referentiecriteria of benchmarks is voldaan. Onderhandelingen over de inhoud van het acquis communautaire zijn niet op hun plaats. Wel kunnen afspraken worden gemaakt omtrent de tijdslimieten voor implementatie en kan de Europese Unie eventuele transitieperiodes toestaan. In geval van ernstige en voortdurende schending van de mensenrechten, fundamentele vrijheden of democratische beginselen waarop de Europese Unie is gegrondvest, kan de Commissie op eigen initiatief of op verzoek van een derde van de lidstaten de schorsing van de onderhandelingen (en de voorwaarden voor een eventuele hervatting) aanbevelen, wat door de Raad met gekwalificeerde meerderheid bekrachtigd dient te worden.512

186. Volgens de nieuwe praktijk van de Commissie, die voor het eerst zal worden toegepast ten aanzien van Montenegro, zullen de onderhandelingen hoogstwaarschijnlijk aanvangen met hoofdstuk 23 (‘Rechterlijke macht en fundamentele rechten’) en 24 (‘Justitie, vrijheid en veiligheid’) van het acquis communautaire, die delicate thema’s als migratie, bescherming van minderheden, mensenrechten, corruptiebestrijding en georganiseerde misdaad behelzen.513 Aangezien dit moeilijke en vaak lang aanslepende hoofdstukken betreffen en men langdurige blokkering of vertraging (op het einde) van de toetredingsonderhandelingen wil vermijden, kiest de Europese Unie ervoor om de toetredende landen alle tijd te geven om hieraan te werken en zullen dit in principe de hoofstukken zijn die als eerste worden geopend en als laatste worden gesloten. De volgorde, het moeilijkheidsniveau en de besprekingsduur van de andere hoofdstukken verschillen van land tot land en zijn afhankelijk van de specifieke eigenheden.514 Voorspellingen omtrent de duur van de toetredingsonderhandelingen van Servië zijn moeilijk te maken. In het beste geval kunnen deze, na het verkrijgen van een aanvangsdatum door de Europese Raad in december 2012, midden 2013 worden aangevat. Men verwacht echter niet dat deze onderhandelingen binnen de vijf jaar zullen kunnen worden afgerond, aangezien Kroatië er ongeveer zo lang over deed en dit land niet met een

511 Zie Bijlage III. 512 Zie Conclusies van het voorzitterschap, Europese Raad van Brussel, 16 en 17 december 2004, 16238/04, 6. 513 Supra 107, noot 510. 514 Visserij, hoofdstuk 13 van het acquis communautaire, is voor een kandidaat-lidstaat als IJsland bijvoorbeeld heel belangrijk, maar voor Servië nagenoeg irrelevant, wat tot gevolg zal hebben dat de rol die dit hoofdstuk zal spelen in de toetredingsonderhandelingen van beide landen serieus zal verschillen. In het geval van Servië zal landbouw, hoofstuk 11 van het acquis communautaire, waarschijnlijk een belangrijke plaats innemen. 108 probleem als Kosovo, dat als een zwaard van Damocles boven het hoofd van Servië blijft hangen, te kampen had.

187. Eens de onderhandelingen afgerond zijn en aan alle voorwaarden volledig is voldaan, beslist de Raad unaniem dat het betrokken land kan toetreden tot de Europese Unie. Na de beëindiging van de onderhandelingen volgt eerst wel nog een controleperiode, waarin gemonitord wordt of alles naar wens verloopt. De volgende stap is het opstellen van een toetredingsverdrag, een proces dat ook enige tijd in beslag kan nemen. Na de ondertekening, die plaatsvindt nadat het toetredingsverdrag wordt goedgekeurd door de Raad, De Commissie en het Europees Parlement, dient dit toetredingsverdrag door alle lidstaten en de kandidaat-lidstaat geratificeerd te worden, wat volgens artikel 49 VEU515 moet gebeuren ‘overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen’. Dit zorgt ervoor dat ratificatie door alle lidstaten steeds een langdurig proces is, waardoor de effectieve toetreding altijd nog een tijdje op zich laat wachten. Vanaf de ondertekening wordt de kandidaat-lidstaat wel reeds als 'toetredende staat’ aangemerkt, waardoor het recht heeft op interim-privileges, die gelden totdat het land volwaardig lidmaatschap bemachtigt.516

188. De effectieve toetreding tot de Europese Unie zal voor Servië onvermijdelijk gepaard dienen te gaan met een oplossing voor de status van Kosovo en de etnische Serviërs in Noord-Kosovo en aangezien deze kwestie heel wat creativiteit, politieke moed en tijd zal vergen, ligt EU-lidmaatschap voor Servië nog veraf. Servië toont zich vastberaden om na de verkiezingen de dialoog te hervatten en een globale oplossing te zoeken.517 Het is echter maar de vraag of men erin zal slagen om een schikking te bereiken die zowel de Europese Unie en de internationale gemeenschap als het Servische volk tevreden kan stellen. De modale Serviër, die niet volledig irrationeel is omtrent de Kosovo-kwestie en beseft dat er toegevingen van beide kanten nodig zullen zijn, is vooral uit op een regeling die geen vernedering meebrengt voor Servië en die hen in hun waardigheid laat. De Servische overheid blijft vasthouden aan de Servische grondwet en Resolutie 1244 en naast Kosovo zullen de EU en de internationale gemeenschap hoogstwaarschijnlijk ook bepaalde richtlijnen of eisen naar voor brengen. Binnen dit complex kader dient een compromis te worden gevonden dat in staat is om alle belangen te verzoenen en het vergt bijgevolg geen verder betoog dat dit allerminst vanzelfsprekend zal zijn. De verkiezingen, die op 6 mei 2012 op alle niveaus werden gehouden, waren hierbij belangrijk: een overwinning van Tadic en zijn pro-Europese Democratische Partij zou absolute zekerheid bieden op het aanhouden van de huidige koers voor wat het toetredingsproces tot de Europese Unie en de dialoog met Kosovo betreft en de Servische verkiezingen hadden daarom

515 Artikel 49 Verdrag betreffende de Europese Unie, P.B. C 83/43 van 30 maart 2010. 516 Een ‘toetredende staat’ kan opmerkingen maken bij voorstellen, mededelingen of aanbevelingen en kan als actieve waarnemer deelnemen aan de vergaderingen van de organen van de EU, waar het spreekrecht heeft. 517 ‘Kosovo minister: Political dialogue after elections’, B92, 4 april 2012. 109 veel weg van een referendum omtrent de Europese toekomst van het land.518 Het was dan ook niet onlogisch dat de EU haar hoop uitdrukte op de vorming van een pro-Europese regering, die de nodige toewijding zou tonen ten aanzien van het toetredingsproces en zou doorgaan op de ingeslagen weg.519 Hoewel er nog veel afhing van de presidentsverkiezingen, die pas op 20 mei 2012 beslist zouden worden, leek de overwinning van de Servische Progressieve Partij520 op het eerste zicht allerminst positief, maar na de eerdere verklaringen van Tomislav Nikolic kon toch enige hoop gekoesterd worden op een constructieve voortzetting van de dialoog met Kosovo, het vinden van een globale oplossing voor de kwestie en (daaraan gekoppelde) vooruitgang in het toetredingsproces tot de Europese Unie. De EU verklaarde tevreden te zijn met de goede resultaten van de ‘pro- Europese partijen’ en leek vertrouwen te hebben in een positief vervolg van het Servische integratieproces.521

518 De verkiezingen bestempelen als ‘cruciaal’ voor het EU-toetredingsproces ging dan misschien weer te ver: ook bij de grote oppositiepartijen was de wil om tot de EU toe te treden enigszins aanwezig. Zo verklaarde Tomislav Nikolic, de belangrijkste opponent van Boris Tadic en leider van de rechtse Servische Progressieve Partij, het toetredingsproces en de voortzetting van de gesprekken met Kosovo te ondersteunen, al gaf de voormalige antiwesterse bondgenoot van Milosevic enkele jaren eerder te kennen dat hij Servië liever als een Russische provincie dan als een EU-lidstaat zou willen zien en konden er dus vragen worden gesteld bij zijn werkelijke intenties (zie ‘Nikolic for talks with Jahjaga and EU integration’, Tanjug, 29 april 2012). Een overwinning van de rechtse partijen zou zeker voor andere accenten zorgen en allerminst een voortzetting van de positieve ontwikkelingen in de relaties met de Europese Unie en Kosovo garanderen. 519 ‘EU hopes for pro-European government in Belgrade’, B92, 1 mei 2012. 520 Supra 81, nr. 144. 521 ‘EU rep pleased with pro-EU parties’ results’, B92, 7 mei 2012. 110

111

112

BESLUIT

189. Het toenaderingsproces van Servië tot de Europese Unie kan allerminst als een modelparcours worden omschreven. Na de oorlogen in voormalig Joegoslavië werd het land door iedereen als grote schuldige aangeduid en dit weerspiegelde zich ook in de relaties met de EU en haar lidstaten, die maar weinig sympathie meer konden opbrengen. Servië holde achterop en zag de andere Balkan- landen steeds verder uitlopen, tot de Europese Unie inzag dat haar aanpak niet de juiste was en het geweer van schouder veranderde. Een regionaal beleid werd uitgewerkt en Servië kon opnieuw van geprivilegieerde banden met de EU genieten. Vooruitgang werd gemaakt, maar het gewelddadige verleden liet Servië niet los. Delicate voorwaarden als de medewerking met het Joegoslaviëtribunaal en het verbeteren van de relaties met Kosovo bleken een niet eerder geziene impact te hebben op het toetredingsproces en het toekomstig lidmaatschap van Servië stond meer dan eens op het spel. Het nieuwe Servië van Tadic toonde echter wilskracht en wou voor eens en voor altijd afrekenen met zijn verleden.

190. Het Stabilisatie- en Associatieproces, speciaal ontwikkeld om de landen uit Zuidoost-Europa opnieuw als één geheel te behandelen en zo eenheid en stabiliteit te creëren, bereikte in de mate van het mogelijke het beoogde resultaat. De landen uit de regio boekten serieuze vooruitgang en door het gemeenschappelijke doel van EU-lidmaatschap, een belofte die de Europese Unie in de Stabilisatie- en Associatieovereenkomsten expliciet verwoordde, werden de onderlinge spanningen in grote mate beperkt. Servië had terug zicht op een Europese toekomst en probeerde er onder Tadic, mits de nodige evenwichtsoefeningen, alles aan te doen om deze kans te grijpen, aangezien EU-lidmaatschap het land zeker ten goede zou komen. De noodzakelijke hervormingen werden doorgevoerd en de gerealiseerde vooruitgang op uiteenlopende vlakken werd geprezen, al benadrukte de Europese Unie ook telkens de resterende werkpunten. De vereiste medewerking met het Internationaal Oorlogstribunaal voor Voormalig Joegoslavië, die deel uitmaakt van de politieke conditionaliteit en bijgevolg één van de belangrijke factoren vormde in het integratieproces van Servië tot de Europese Unie, zorgde meermaals voor problemen. Servië liep vertraging op, maar nadat de resterende oorlogsmisdadigers Ratko Mladic en Goran Hadzic gearresteerd werden en de voorwaarde van de volledige medewerking met het Joegoslaviëtribunaal voltooid leek, verschoof het zwaartepunt volledig naar de relaties met Kosovo, dat in 2008 de onafhankelijkheid uitriep maar nog steeds niet wordt erkend door Servië.

191. Veel meer nog dan de medewerking met het Joegoslaviëtribunaal, leek de door de Europese Unie gestelde voorwaarde tot het verbeteren van de relaties met Kosovo het toetredingsproces van Servië op de helling te zetten. De EU probeerde zich in eerste instantie zo veel mogelijk afzijdig te

113 houden, maar leek daarna toch minstens impliciet de onafhankelijkheid van Kosovo te ondersteunen. Gezien het niet te onderschatten historisch en emotioneel belang dat Kosovo, als ‘bakermat van de Servische beschaving’, vertegenwoordigde voor de Serviërs, sloeg dit niet onverwachts een serieuze bres in de relaties tussen Servië en de Europese Unie. De EU verkondigde echter dat het voor beide landen een toekomst binnen de Europese Unie zag en bood aan om de dialoog tussen beide partijen te faciliteren. Een lang proces van vallen en opstaan ontrolde zich: verbeteringen in de relaties en het bereiken van onderlinge akkoorden werden afgewisseld met gewelddadige conflicten en onverzoenbare meningsverschillen. Deze gebeurtenissen hadden een grote invloed op het toetredingsproces van Servië en het lijkt niet onwaarschijnlijk dat de betrekkingen met Kosovo een delicaat punt zullen blijven vormen. Ook dient gewezen te worden op de impact die de relaties met andere buurlanden, zoals Kroatië, op het toetredingsproces van Servië kunnen hebben. Regionale samenwerking behoort immers ook tot de specifieke vereisten voor de Balkan-landen en daarnaast kunnen ook problemen voortvloeien uit het toekomstig lidmaatschap van Kroatië, dat de nieuwste lidstaat lijkt te worden.

192. Na de lange, maar nog niet voltooide weg van Servië richting EU-lidmaatschap, kunnen enkele belangrijke bevindingen genoteerd worden. Naast de progressie die op (sociaal-)economisch en politiek vlak werd gemaakt, denk ik dat vooral de vooruitgang in het kader van de specifieke voorwaarden als de samenwerking met het Joegoslaviëtribunaal en het verbeteren van de relaties met de buurlanden, waaronder ook Kosovo, veel onthullen over het karakter van het huidige Servië. Wanneer je enige kennis hebt verworven omtrent de geschiedenis van de Balkan en de onderlinge relaties tussen de landen uit de regio, wordt namelijk duidelijk dat deze onderwerpen bij de doorsnee Serviër zeer delicaat liggen en veel oude wonden openhalen. De vaststelling dat het Servië van Tadic er toch alles aan deed om deze eisen zo goed mogelijk na te komen, getuigt van een grote vastberadenheid en de ontegensprekelijke wil om deel uit te maken van de Europese Unie.

193. Doorheen deze studie werd meer dan eens duidelijk dat het beleid van de Servische regering veel weg had van een evenwichtsoefening. Telkens er positieve stappen werden gezet op weg naar EU-lidmaatschap, moest erop gelet worden of dit niet ten koste zou gaan van toekomstig electoraal verlies. Er diende steeds rekening gehouden te worden met het conservatieve kiezerspubliek, want als de volgende verkiezingen zouden worden verloren en conservatieve, anti-EU partijen opnieuw aan de macht zouden komen, kon alle progressie in het kader van de toetreding tot de Europese Unie wel eens verloren gaan. Daarom volg ik de mening van sommigen, die vinden dat de Europese Unie niet te ver mag gaan bij het stellen van haar eisen. Het werd namelijk reeds meermaals aangetoond dat alles in het werk wordt gesteld om aan de voorwaarden tegemoet te komen, maar dat men niet tot het uiterste kan gaan zonder politieke zelfdoding te plegen. De Europese Unie moet inzien dat

114

Tadic een nieuwe wind heeft doen waaien en dat het de kans om Servië in de Europese Unie op te nemen en zo stabilisatie in de Westelijke Balkan te bekomen nu met beide handen moet grijpen. De recente beslissing tot het toekennen van kandidaat-lidmaatschap moet daarom geprezen worden. Uiteraard dient Servië in het kader van de Kosovo-problematiek nog toegevingen te doen en staat een onderhandelde oplossing voorop. Maar als Servië bij het voldoen aan deze eisen zo ver gaat als zijn bevolking, die steeds minder voorstander blijkt te zijn van toetreding tot de EU, toelaat, dient de Europese Unie daar volgens mij begrip voor op te brengen.

194. Wat zeer belangrijk is in het toetredingsproces en in het kader van de goede verstandhouding tussen Servië en de Europese Unie, is het feit dat Servië merkt dat de geleverde inspanningen beloond worden. Het zou bijvoorbeeld nefast geweest zijn indien Servië, nadat de resterende oorlogsmisdadigers gearresteerd waren en de relaties met Kosovo verbeterd, nog steeds geen vooruitgang richting EU-lidmaatschap vaststelde, ondanks de serieuze toegevingen en het zich op de hals halen van een groot deel van de bevolking. Daarom dat de problematiek van de ‘uitbreidingsmoeheid’ binnen de Europese Unie, waardoor heel wat landen weigerachtig zijn om nieuwe staten te laten toetreden en elke (drog)reden aangrijpen om dit te verhinderen, cruciaal kan blijken. Het zwaartepunt in de discussie omtrent het toekomstig lidmaatschap van Servië verschoof na de arrestaties van Ratko Mladic en Goran Hadzic naar de Kosovo-kwestie en aangezien dit een onderwerp is waarbij het standpunt van Servië onwrikbaar bleek te zijn, was dit allerminst een gunstige ontwikkeling. De lidstaten van de Europese Unie moeten inzien dat de toetreding van Servië een goeie zaak is voor de stabiliteit in deze van nature onrustige regio en mogen dit absoluut niet op de lange baan schuiven, aangezien het democratiseringsproces erg fragiel is. De toetreding van de landen uit de Westelijke Balkan is nodig voor de eenmaking van Europa en Servië kan daarbij als één van de belangrijkste puzzelstukken worden gezien.522

195. Eén van de zaken die te betreuren vallen, is het feit dat de Europese Unie geen probleem ziet in de geïsoleerde toetreding van Kroatië, dat de toetredingsonderhandelingen reeds heeft afgerond en midden 2013 lid zal worden. De Europese Unie geeft volgens mij een fout signaal door een land dat zich evenzeer schuldig maakte aan etnische zuiveringen en extreem geweld voor te trekken. Sinds de oorlogen in voormalig Joegoslavië werd Servië door de hele wereld als zondebok aangeduid en de Europese Unie ging daar, door het land lange tijd uit te sluiten van gunstige handelsvoorwaarden terwijl de geprivilegieerde banden met de andere Balkan-landen snel werden hersteld, gretig in mee. De EU had beter gedacht aan een gezamenlijke toetreding van de resterende landen uit de Westelijke Balkan, waardoor stabilisatie en reconciliatie waarschijnlijk makkelijker te bereiken viel.

522 “The EU is not complete without the Western Balkans and there is no Western Balkans without Serbia” ― Boris Tadic 115

Ook zou dit uitsluiten dat toekomstige problemen tussen Kroatië en Servië het toetredingsproces van deze laatste kunnen blokkeren. Ondanks verschillende pogingen tot verzoening tussen de traditionele vijanden, kunnen de spanningen bij de minste aanleiding weer opflakkeren en dit kan voor grote problemen zorgen, al lijkt Kroatië via een verklaring te verzekeren dat het toetredingsproces van Servië niet zal geblokkeerd worden omwille van onderlinge conflicten. De Europese Unie had er volgens mij toch beter aan gedaan om (de mogelijkheid van) zo’n situaties, met precedenten als de grensconflicten tussen Slovenië en Kroatië en het langdurig dispuut tussen Cyprus en Turkije in het achterhoofd, in de toekomst te vermijden.

196. Doorheen deze masterproef werd steeds duidelijker dat vooral politieke, niet-juridische overwegingen en feitelijke elementen hun stempel hebben gedrukt op het toetredingsproces van Servië. Het positief imago van Servisch president Boris Tadic, dat in schril contract staat met de uitstraling van sommige van zijn beruchte voorgangers, zette Servië terug op de Europese kaart en heeft, in combinatie met de aangeboden verontschuldigingen en verbeterde relaties met de buurlanden en de wijziging van de weigerachtige houding ten aanzien van de medewerking met het Joegoslaviëtribunaal, voor een terugkeer van welwillendheid gezorgd bij de lidstaten van de EU. Vaak was deze verbeterde verstandhouding, meer dan het doorvoeren van de vereiste technische hervormingen, de drijvende kracht achter de vooruitgang die Servië vooral na de arrestaties van de resterende oorlogsmisdadigers maakte. De metamorfose die Servië onderging en die niet zomaar in juridische termen kan worden gevat, bleef niet onopgemerkt bij de lidstaten en sommige beseften dat het nu meer dan ooit het moment was om Servië, een zeer belangrijke speler in Zuidoost-Europa, dichter bij de Europese Unie te brengen. Dit proces kende, zoals de titel van deze masterproef al deed vermoeden, hoge pieken en diepe dalen. Nieuwe hoop werd telkens weer afgewisseld met bittere tegenslagen. Zo werden de arrestaties van Ratko Mladic en Goran Hadzic als een triomf en een vrijgeleide richting kandidaat-lidmaatschap beschouwd, tot daarna duidelijk werd dat de Kosovo- kwestie het toetredingsproces nog in veel grotere mate in gevaar bracht. Dezelfde tendens was ook op kleinere schaal telkens aanwezig: het enthousiasme na het (na lange tijd van schorsing) hervatten van de dialoog met Kosovo werd ontstemd door nieuwe gewelddadige conflicten, de verbeterde relaties met Kroatië kwamen opnieuw in gevaar door wederzijds aangespannen rechtszaken, de aangewakkerde hoop op een snelle toetreding werd getemperd door respectievelijk Nederland en Duitsland, … Sommige van deze ontwikkelingen, alsook het delicate evenwicht dat steeds in acht moet worden genomen tussen de toegevingen ten aanzien van de Europese Unie en het behouden van voldoende steun onder de Servische bevolking, stellen misschien de stabiliteit binnen het land in vraag, maar vormen volgens mij vooral het bewijs van de vastberadenheid en de doorgedreven wil van Servië om tot de Europese Unie te behoren en dit dient beloond te worden. De toekenning van

116 kandidaat-lidmaatschap op 1 maart 2012 was daarbij de eerste stap. De overwinning van de Servische Progressieve Partij in de recente Servische verkiezingen, die veel weg hadden van een referendum omtrent de Europese toekomst van het land, vormde weliswaar geen resolute bevestiging van de Europese ambities van het land, maar een constructieve voortzetting van de dialoog met Kosovo en verdere progressie in het toetredingsproces tot de Europese Unie lijken desalniettemin haalbaar. Enkel de toekomst zal evenwel kunnen uitwijzen of deze tendens zich ook daadwerkelijk realiseert en Servië heeft in elk geval nog heel wat werk voor de boeg. Voorstanders van Servische toetreding (en de Europese Unie zelf) kunnen alleen maar hopen dat de strenge houding en verregaande eisen van sommige lidstaten het land, gezien de electorale successen van oorspronkelijk anti-Europese machten, niet definitief heeft doen afkeren van de Europese Unie.

117

118

BIBLIOGRAFIE

1. Monografieën en artikels

Geschiedenis, achtergrond en algemene informatie

BROWN, M. B., From Tito to Milosevic. Yugoslavia, the lost country, Londen, Merlin Press, 2005, 198 p.

BUJOSEVIC, D. en RADANOVIC, I., The fall of Milosevic: the October 5th revolution, Basingstoke, Palgrave Macmillan, 2003, 180 p.

DETREZ, R., De sloop van Joegoslavië: het relaas van een boedelscheiding, Antwerpen, Hadewijch, 1996, 339 p.

DETREZ, R., Servië-Montenegro, Amsterdam, KIT Publishers, 2003, 73 p.

CLARK, J. N., Serbia in the shadow of Milošević: the legacy of conflict in the Balkans, Londen, Tauris, 2008, 236 p.

GALLAGHER, T., Outcast Europe: the Balkans, 1789-1989: from the Ottomans to Milosevic, Londen, Routledge, 2005, 314 p.

GLENNY, M., The fall of Yugoslavia, Londen, Penguin Books, 1996, 314 p.

GLENNY, M., The Balkans: 1804-1999. Nationalism, War and the Great Powers, Londen, Granta Books, 1999, 726 p.

JUDAH, T., The Serbs: history, myth, and the destruction of Yugoslavia, New Haven, Yale University Press, 2000, 382 p.

KONRAD, G., De oorlog in Joegoslavië (en wat erna kan komen), Amsterdam, Van Gennep, 1999, 95 p.

LAMPE, J. R., Yugoslavia as history: Twice there was a country, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, 421 p.

LAMPE, J. R. en MAZOWER, M., Ideologies and national identities: the case of twentieth-century Southeastern Europe, Boedapest, Central European University Press, 2004, 309 p.

MITROVIC, A., Serbia’s great war. 1914-1918, Londen, Hurst, 2007, 400 p.

PETERNEL, N., Voorheen Joegoslavië: de achtergronden van de Balkanoorlog, Amsterdam, Balans, 1993, 119 p.

119

POPOV, N., The road to war in Serbia: trauma and catharsis, Boedapest, Central European University Press, 2000, 711 p.

RAMET, S. P., Balkan Babel: the disintegration of Yugoslavia from the death of Tito to the fall of Milosevic, Boulder, Westview Press, 2002, 426 p.

SELL, L., Slobodan Milosevic and the destruction of Yugoslavia, Durham, Duke University Press, 2002, 432 p.

STOJANOVIC, S., Serbia: the democratic revolution, Amherst, Humanity Books, 2003, 264 p.

TOMASEVICH, J., War and revolution in Yugoslavia. 1941-1945: Occupation and collaboration, Stanford, Stanford University Press, 2001, 842 p.

TRBOVICH, A. S., A legal geography of Yugoslavia's disintegration, Oxford, Oxford University Press, 2008, 522 p.

WILSON, D., Tito’s Yugoslavia, Cambridge, Cambridge University Press, 1979, 269 p.

Relaties met de Europese Unie en het Westen

ANASTASAKIS, O., “The Europeanization of the Balkans”, Brown Journal of World Affairs 2005-2006, vol. 12, 77-88.

BENARD, C. en SCHLAFFER, E., Dicht bij ons bed. De gruwelijke oorlog in Bosnië en de apathie van het Westen, Antwerpen, Westland, 1994, 208 p.

BLOCKMANS, S., Tough Love. The European Unions relations with the Western Balkans, Den Haag, Asser Press, 2007, 421 p.

BUSEK, E., South Eastern Europe on the road towards European integration: five years of the Stability Pact for South Eastern Europe, Wenen, Molden, 2004, 116 p.

CREMONA, M., The enlargement of the European Union, Oxford, Oxford University Press, 2003, 260 p.

ENGERT, S., EU enlargement en socialization: Turkey and Cyprus, New York, Routledge, 2010, 196 p.

FAKIOLAS, E., “Transformation or accession – Reflecting on the EU’s strategy towards the Western Balkans”, European Foreign Affairs Review 2008, 377-398.

120

FAGAN, A., Europe's Balkan dilemma: paths to civil society or state-building?, Londen, Tauris, 2010, 216 p.

FAUCOMPRET, E., The dismemberment of Yugoslavia and the European Union, s.l., s.n., 2001, 34 p.

GRABAR-KITAROVIC, K., “The Stabilization and Association Process: the EU’s soft power at its best”, European Foreign Affairs Review 2007, 121-126.

HAMMOND, A., The Balkans and the West: Constructing the European other, 1945-2003, Aldershot, Ashgate, 2004, 236 p.

HEUBERGER, V. en VYSLONZIL, E., Serbia in Europe. Neighbourhood relations and European integration, Wenen, Lit Verlag, 2007, 176 p.

INGLIS, K., Evolving practice in EU enlargement. With case studies in agri-food and environmental law, Leiden, Martinus Nijhoff, 2010, 445 p.

INGLIS, K. en OTT, A., Handbook on European enlargement – A commentary on the enlargement process, Den Haag, Asser Press, 2002, 1150 p.

INOTAI, A., The European Union and Southeastern Europe. Troubled waters ahead?, Bern, Peter Lang, 2007, 414 p.

ISAK, H., A European perspective for the Western Balkans, Wenen, NWV, 2007, 220 p.

KATHURIA, S., Western Balkan integration and the EU: an agenda for trade and growth, Washington, World Bank, 2008, 155 p.

KER-LINDSAY, J., The Cyprus problem: what everyone needs to know, Oxford, Oxford University Press, 2011, 125 p.

LETICA, B., “Europe’s second chance: European Union enlargement to Croatia and the Western Balkans”, Fletcher Forum of World Affairs 2004, 209-230.

MARESCEAU, M., “Zuidoost-Europa en de Europese Unie” in R. DETREZ (ed.), Ontmoeting met de Balkan, Wetteren, KVAB, 2005, 9-43.

MARESCEAU, M., “A typology of mixed bilateral agreements” in C. HILLON en P. KOUTRAKOS (eds.), Mixed agreements revisited. The EU and its member states in the world, Oxford, Hart Publishing, 2010, 11-29.

121

MUNGIU-PIPPIDI, A., “The Balkans between Old and New Europe”, East European Constitutional Review 2003, 94-98.

O’BRENNAN, J., The EU and the Western Balkans. Stabilization and europeanization through enlargement, Londen, Routledge, 2011, 224 p.

PIPPAN, C., “The rocky road to Europe: The EU’s Stabilization and Association Process for the Western Balkans and the principle of conditionality”, European Foreign Affairs Review 2004, 219-246.

POND, E., Endgame in the Balkans: regime change, European style, Washington, Brookings Institution, 2006, 412 p.

PRIDHAM, G., “Securing fragile democracies in the Balkans: The European dimension”, Romanian Journal of European Affairs 2008, vol. 8, 56-70.

RAIC, I., Integration or Disintegration? Explaining Serbia's reluctant compliance with EU conditionality, Boedapest, VDM Verlag, 2009, 60 p.

SCHENKER, H., “The Stabilization and Association Process: An engine of European integration in need of tuning”, Journal on Ethnopolitics and Minority Issues in Europe 2008, 1-20.

SEMPIJJA, N., International involvement in former Yugoslavia 1991 – 1996. The role of the European Union and North Atlantic Treaty Organisation alongside the United Nations Organisation in conflict resolution, Londen, Lambert Academic Publishing, 2010, 80 p.

SIMIDJIYSKA, N., “From Milosevic’s reign to the European Union: Serbia and Montenegro’s Stabilization and Association Agreement”, Temple International & Comparative Law Journal 2007, 147-176.

STEIL, B., “A European new deal for the Balkans”, Foreign Affairs 1999, 95-105.

TALANI, L. S., EU and the Balkans. Policies of integration and disintegration, Cambridge, Cambridge Scholars Publishing, 2008, 180 p.

TATHAM, A. F., Enlargement of the European Union, Alphen Aan Den Rijn, Kluwer, 2009, 555 p.

TERRET, S., The dissolution of Yugoslavia and the Badinter arbitration commission. A contextual study of peace-making efforts in the post-Cold War world, Aldershot, Ashgate, 2000, 395 p.

THEOFANIS, M., “The European Union, the enlargement and the South-Eastern Europe”, Romanian Journal of European Affairs 2005, vol. 5, 51-64.

122

UVALIC, M., Serbia’s transition. Towards a better future, Londen, Palgrave Macmillan, 2010, 326 p.

VACHUDOVA, M. A., Europe undivided: democracy leverage and integration after communism, Oxford, Oxford University Press, 2004, 341 p.

VOS, K., Kroatië op weg naar de EU, onuitg. licentiescriptie Politieke Wetenschappen K.U.Leuven, 2005-2006, 158 p.

Kwestie Kosovo

BAKKER, E., “The recognition of Kosovo: violating territorial integrity is a recipe for trouble”, Security and Human Rights 2008, vol. 19, 183-186.

BELLAMY, A. J., Kosovo and international society, Londen, Palgrave Macmillan, 2002, 295 p.

BONO, G., “The European Union and supervised independence of Kosovo: A strategic solution to the Kosovo/Serbia conflict”, European Foreign Affairs Review 2010, 249-264.

DE BRUYNE, W., De saga omtrent het juridisch statuut van Kosovo. De rol van de Europese Unie, onuitg. masterproef Rechten UGent, 2008-2009, 113 p.

DETREZ, R., Kosovo: de uitgestelde oorlog, Antwerpen, Houtekiet, 1999, 205 p.

DE WET, E., “The governance of Kosovo: Security Council Resolution 1244 and the establishment and functioning of EULEX”, American Journal of International Law 2009, 83-96.

DOLI, D. en KORENICA, F., “Calling Kosovo’s constitution: a legal review”, Denning Law Journal 2010, vol. 22, 51-85.

ECONOMIDES, S. en KER-LINDSAY, J., “Forging EU foreign policy unity from diversity: The unique case of the Kosovo status talks”, European Foreign Affairs Review 2010, 495-510.

ELLIS, M.S., “The consequences of the Kosovo conflict on Southeastern Europe”, International Lawyer 2000, 1193-1221.

FRIEDRICH, J., “UNMIK in Kosovo: struggling with uncertainty”, Max Planck Yearbook of United Nations Law 2005, 225-293.

GREPDON, P., De invloed van de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo op het integratieproces van Servië in de Europese Unie, onuitg. masterproef Politieke Wetenschappen UGent, 2009-2010, 63 p.

HARZL, B. C., “Conflicting Perceptions: Russia, the West and Kosovo”, Review of Central and East European Law 2008, 491-518.

123

HEHIR, A., Kosovo: intervention and statebuilding. The international community and the transition to independence, Londen, Routledge, 2010, 207 p.

HERRING, E., “From Rambouillet to the Kosovo Accords: NATO’s war against Serbia and its aftermath”, International Journal of Human Rights 2000, 225-245.

HORN, D., KOECK, H. F. en LEIDENMUHLER, F., From protectorate to statehood. Self determination v. territorial integrity in the case of Kosovo and the position of the European Union, Antwerpen, Intersentia, 2009, 287 p.

JOVANOVIC, M., “EU and the recognition of Kosovo – A brief look through the legitimacy lenses”, Annals of the Faculty of Law in Belgrade 2008, vol. 3, 72-84.

JUDAH, T., Kosovo: War and revenge, New Haven, Yale University Press, 2000, 348 p.

JUDAH, T., Kosovo: what everyone needs to know, Oxford, Oxford University Press, 2008, 184 p.

KER-LINDSAY, J., Kosovo: the path to contested statehood in the Balkans, Londen, Tauris, 2009, 268 p.

KNOLL, B., “Fuzzy statehood: An international legal perspective on Kosovo’s declaration of independence”, Review of Central and East European Law 2009, 361-402.

KOETH, W., “State building without a state: the EU’s dilemma in defining its relations with Kosovo”, European Foreign Affairs Review 2010, 227-248.

MOLITERNO, J., “What the ICJ’s decision means for Kosovars”, German Law Journal 2010, 891-894.

MUHARREMI, R., “The European Union rule of law mission in Kosovo (EULEX) from the perspective of Kosovo constitutional law”, Zeitschrift für ausländisches öffentliches Recht und Völkerrecht 2010, 357-397.

O’NEILL, W. G., Kosovo: an unfinished peace, Boulder, Lynne Rienner Publishers, 2002, 159 p.

PERRITT, H. H., The road to independence for Kosovo. A chronicle of the Ahtisaari Plan, Cambridge, Cambridge University Press, 2010, 317 p.

SCHELFAUT, C., De erkenningsproblematiek van Kosovo, onuitg. masterproef Rechten UGent, 2009- 2010, 115 p.

SPERNBAUER, M., “EULEX Kosovo: The difficult deployment and challenging implementation of the most comprehensive civilian EU operation to date”, German Law Journal 2010, 769-802.

124

STROBBE, L., 600 jaar later: De slag bij Kosovo in de hedendaagse, Servische literatuur, onuitg. masterproef Oost-Europese Talen en Culturen UGent, 2008-2009, 114 p.

STURMA, P., “The case of Kosovo and international law”, Polish Yearbook of International Law 2009, vol. 29, 51-63.

TOSCHEV, A., “The European Union and the final status for Kosovo”, Chicago-Kent Law Review 2005, 273-304.

WELLER, M., Contested statehood: Kosovo’s struggle for independence, Oxford, Oxford University Press, 2009, 321 p.

WILDE, R., “Kosovo 2008: independence, recognition and international law”, Soochow Law Journal 2008, vol. 5, 51-81.

Oorlogsmisdaden en Joegoslaviëtribunaal

BOAS, G., The Milosević trial: lessons for the conduct of complex international criminal proceedings, Cambridge, Cambridge University Press, 2007, 306 p.

DRAKULIC, S., Ze zouden nog geen vlieg kwaad doen: oorlogsmisdadigers uit de Balkan, Breda, De Geus, 2003, 187 p.

FORSYTHE, D. P. en MCMAHON, P. C., “The ICTY’s impact on Serbia: judicial romanticism meets network politics”, Human Rights Quarterly 2008, 412-435.

HAGAN, J., Justice in the Balkans. Prosecuting war crimes in the Hague Tribunal, Chicago, The University of Chicago Press, 2003, 247 p.

HONIG, J. W. en BOTH, N., Srebrenica: reconstructie van een oorlogsmisdaad, Utrecht, Spectrum, 1996, 270 p.

KLARIN, M., “The impact of the ICTY trials on public opinion in the former Yugoslavia”, Journal of International Criminal Justice 2009, 89-96.

LAUGHLAND, J., Travesty: the trial of Slobodan Milošević and the corruption of international justice, Londen, Pluto, 2007, 214 p.

MUSTERT, G., Aanklacht massamoord. Radovan Karadzic, Leuven, Actmedia/Van Halewyck, 2008, 255 p.

125

RANGELOV, I., “EU conditionality and transitional justice in the former Yugoslavia”, Croatian Yearbook of European Policy 2009, 365-376.

SIMPSON, E., “Stop to the Hague: internal versus external factors suppressing the advancement of the rule of law in Serbia”, Georgetown Journal of International Law 2004-2005, 1255-1287.

2. Europese rechtsbronnen

Verdragen

Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Socialistische Federatieve Republiek Joegoslavië, P.B. L 41/2 van 14 februari 1983.

Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Servië betreffende de handel in textielproducten van 31 maart 2005, P.B. L 90/36 van 8 april 2005.

Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Servië inzake de versoepeling van de afgifte van visa van 8 november 2007, P.B. L 334/137 van 19 december 2007.

Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Servië betreffende de overname van personen die zonder vergunning op het grondgebied verblijven van 8 november 2007, P.B. L 334/46 van 19 december 2007.

Interimovereenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Republiek Servië, anderzijds van 29 april 2008, P.B. L 28/2 van 30 januari 2010.

Stabilisatie- en Associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en haar lidstaten, aan de ene kant, en de Republiek Servië, aan de andere kant van 29 april 2008, n.n.g.

Verdrag betreffende de Europese Unie, P.B. C 83/13 van 30 maart 2010.

Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, P.B. C 83/47 van 30 maart 2010.

Verdrag tussen de lidstaten van de Europese Unie en de Republiek Kroatië betreffende de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie van 9 december 2011, n.n.g.

Besluiten, verordeningen en andere regelgevende documenten

Verordening (EEG) nr. 314/83 van de Raad van 24 januari 1983 betreffende de sluiting van de Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Socialistische Federatieve Republiek Joegoslavië, P.B. L 41/1 van 14 februari 1983.

126

Verordening (EEG) nr. 2698/90 van de Raad van 17 september 1990 tot wijziging van de Verordening (EEG) nr. 3906/89 met het oog op de uitbreiding van de economische hulp tot andere landen in Midden- en Oost-Europa, P.B. L 257/1 van 21 september 1990.

Verordening (EEG) nr. 3300/91 van de Raad van 11 november 1991 houdende schorsing van de handelsconcessies bedoeld in de Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Socialistische Federatieve Republiek Joegoslavië, P.B. L 315/1 van 15 november 1991.

Verordening (EEG) nr. 3302/91 van de Raad van 11 november 1991 waarbij Joegoslavië wordt geschrapt van de lijst van begunstigden van het communautaire schema van algemene tariefpreferenties voor 1991, P.B. L 315/46 van 15 november 1991.

Besluit 91/602/EEG van de Raad van 25 november 1991 houdende opzegging van de Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Socialistische Federatieve Republiek Joegoslavië, P.B. L 325/23 van 27 november 1991.

Verordening (EEG) nr. 3567/91 van de Raad van 2 december 1991 betreffende de invoerregeling voor producten van oorsprong uit de Republieken Bosnië-Herzegowina, Kroatië, Macedonië en Slowenië, P.B. L 342/10 van 12 december 1991.

Verordening (EEG) nr. 1432/92 van de Raad van 1 juni 1992 houdende een verbod op de handel tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republieken Servië en Montenegro, P.B. L 205/2 van 22 juli 1992.

Verordening (EEG) nr. 3534/92 van de Raad van 7 december 1992 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1432/92 van de Raad van 1 juni 1992 houdende een verbod op de handel tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republieken Servië en Montenegro, P.B. L 358/16 van 8 december 1992.

Gemeenschappelijk Standpunt 96/184/GBVB van de Raad van 26 februari 1996 bepaald op grond van artikel J.2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie betreffende de uitvoer van wapens naar voormalig Joegoslavië, P.B. L 58/1 van 7 maart 1996.

Gemeenschappelijk Standpunt 98/240/GBVB van de Raad van 19 maart 1998 bepaald op grond van artikel J.2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie betreffende beperkende maatregelen tegen de Federale Republiek Joegoslavië, P.B. L 95/1 van 27 maart 1998.

127

Verordening (EG) nr. 2563/2000 van de Raad van 20 november 2000 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2007/2000 door uitbreiding tot de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en de Federale Republiek Joegoslavië van de uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2820/98, P.B. L 295/1 van 23 november 2000.

Verordening (EG) nr. 2666/2000 van de Raad van 5 december 2000 inzake de steun voor Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kroatië, de Federale Republiek Joegoslavië en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 1628/96 en amendering van Verordeningen (EEG) nr. 3906/89 en (EEG) nr. 1360/90 en Besluiten 97/256/EG en 1999/311/EG, P.B. L 306/1 van 7 december 2000.

Verordening (EG) nr. 2667/2000 van de Raad van 5 december 2000 betreffende het Europees Bureau voor wederopbouw, P.B. L 306/7 van 7 december 2000.

Gemeenschappelijk Standpunt 2003/444/GBVB van de Raad van 16 juni 2003 betreffende het Internationaal Strafhof, P.B. L 150/67 van 18 juni 2003.

Verordening (EG) nr. 533/2004 van de Raad van 22 maart 2004 inzake het opzetten van Europese partnerschappen in het kader van het Stabilisatie- en Associatieproces, P.B. L 86/1 van 24 maart 2004.

Besluit 2006/56/EG van de Raad van 30 januari 2006 inzake de beginselen, prioriteiten en voorwaarden die zijn opgenomen in het Europees Partnerschap met Servië en Montenegro, P.B. L 35/32 van 7 februari 2006.

Gemeenschappelijk optreden 2006/304/GBVB van de Raad van 10 april 2006 betreffende de instelling van een planningsteam van de EU (EUPT Kosovo) met betrekking tot een mogelijke EU- crisisbeheersingsoperatie op het gebied van de rechtsstaat en eventueel op andere gebieden in Kosovo, P.B. L 112/19 van 26 april 2006.

Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad van 17 juli 2006 tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA), P.B. L 210/82 van 31 juli 2006.

Verordening (EG) nr. 718/2007 van de Commissie van 12 juni 2007 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA), P.B. L 170/1 van 29 juni 2007.

128

Besluit 2007/766/EG van de Commissie van 14 november 2007 tot vaststelling van een lijst van regio’s en gebieden die in aanmerking komen voor financiering in het kader van het onderdeel grensoverschrijdende samenwerking van het instrument voor pretoetredingssteun op het gebied van grensoverschrijdende samenwerking tussen lidstaten en begunstigde landen voor de periode 2007- 2013, P.B. L 310/15 van 28 november 2007.

Gemeenschappelijk Optreden 2008/123/GBVB van de Raad van 4 februari 2008 houdende de benoeming van een speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in Kosovo, P.B. L 42/88 van 16 februari 2008.

Gemeenschappelijk Optreden 2008/124/GBVB van de Raad van 4 februari 2008 inzake de rechtsstaatsmissie van de Europese Unie in Kosovo, P.B. L 42/92 van 16 februari 2008.

Besluit 2008/213/EG van de Raad van 18 februari 2008 inzake de beginselen, prioriteiten en voorwaarden die zijn opgenomen in het Europees Partnerschap met Servië, P.B. L 80/46 van 19 maart 2008.

Resolutie van het Europees Parlement van 5 februari 2009 over Kosovo en de rol van de EU, P.B. C 67/126 van 18 maart 2010.

Verordening (EG) nr. 1244/2009 van de Raad van 30 november 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, P.B. L 336/1 van 18 december 2009.

Rechtspraak

HvJ, C-84/95, Bosphorus v. Minister for Transport, Energy and Communications, Jur. 1996, I, 3953.

HvJ, C-124/95, Centro-Com v. HM Treasury en Bank of England, Jur.1997, I, 81.

HvJ C-177/95, Ebony Maritime en Loten Navigation v. Prefetto della provincia di Brindisi, Jur. 1997, I, 1115.

HvJ C-162/96, Racke, Jur. 1998, I, 3655.

HvJ, C-371/03, Aulinger v. Bundesrepublik Deutschland, Jur. 2006, I, 2207.

Mededelingen en andere informatieve documenten

Mededeling van de Commissie over de sluiting van Associatieakkoorden met landen uit Centraal- en Oost-Europa, COM(90) 398 van 27 augustus 1990.

129

Verklaring EPS van 5 juli 1991, Bulletin EG 7/8 1991, 1.4.3.

Verklaring EPS van 28 augustus 1991, Bulletin EG 9-1991, 1.4.2.

Gemeenschappelijke verklaring van EG Ministers van Buitenlandse Zaken naar aanleiding van de informele vergadering over Joegoslavië van 6 oktober 1991, Bulletin EG 10-1991, 1.4.7.

Verklaring EPS van 10 januari 1992, Bulletin EG 1-1992, 1.5.8.

Conclusies van het voorzitterschap, Europese Raad van Kopenhagen, 21 en 22 juni 1993, 180/1/93 REV1.

Conclusies van het voorzitterschap, Europese Raad van Madrid, 15 en 16 december 1995, 400/95.

Verklaring van de Europese Raad over voormalig Joegoslavië, Bulletin EU 12-1996, 1.37.

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad inzake het Stabilisatie- en Associatieproces voor landen uit Zuid-Oost Europa, COM(1999) 235 van 26 mei 1999.

Mededeling van de Commissie aan de Raad over haar operationele conclusie Stabilisatie- en associatieproces van de EU voor de landen van Zuidoost-Europa: Bosnië en Herzegovina, Kroatië, Federale Republiek Joegoslavië, voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en Albanië, COM(2000) 49 van 2 februari 2000.

Conclusies van het voorzitterschap, Europese Raad van Santa Maria Da Feira, 19 en 20 juni 2000, 9620/00.

Conclusies van het voorzitterschap, Europese Raad van Zagreb, 24 november 2000, 9850/00.

Werkdocument van het Commissiepersoneel: Stabilisatie- en Associatierapport Federale Republiek Joegoslavië 2002, SEC(2002) 343 van 4 april 2002.

Resolutie van het Europees Parlement van 26 september 2002 over het Internationaal Strafhof, Bulletin EU 1-2002, 1.2.1.

Conclusies 2450e zitting van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen, Brussel, 30 september 2002, 12134/02.

Conclusies 2487e zitting van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen, Brussel, 24 februari 2003, 6604/03.

130

Werkdocument van het Commissiepersoneel: Stabilisatie- en Associatierapport Servië en Montenegro 2003, SEC(2003) 343 van 26 maart 2003.

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: “De Westelijke Balkan en Europese integratie”, COM(2003) 285 van 21 mei 2003.

Conclusies 2518e zitting van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen, Luxemburg, 16 juni 2003, 10369/03.

Werkdocument van het Commissiepersoneel: Stabilisatie- en Associatierapport Servië en Montenegro 2004, SEC(2004) 376 van x maart 2004.

Conclusies van het voorzitterschap, Europese Raad van Brussel, 16 en 17 december 2004, 16238/04.

Mededeling van de Commissie over de bereidheid van Servië en Montenegro tot onderhandelen van een Stabilisatie- en Associatieovereenkomst met de Europese Unie, COM(2005) 476 van 12 april 2005.

Werkdocument van het Commissiepersoneel: Rapport over de bereidheid van Servië en Montenegro tot onderhandelen van een Stabilisatie- en Associatieovereenkomst met de Europese Unie, SEC(2005) 478 van 12 april 2005.

Mededeling van de Commissie aan de Raad: “Een Europese toekomst voor Kosovo”, COM(2005) 165 van 20 april 2005.

Conclusies van het voorzitterschap, Europese Raad van Brussel, 16 en 17 juni 2005, 10255/1/05 REV1.

Verklaring van de Europese Gemeenschap en haar lidstaten – Uitbreiding: Turkije, 21 september 2005, 12541/05.

Mededeling van de Commissie: Strategiedocument 2005 over de uitbreiding, COM(2005) 561 van 9 november 2005.

Werkdocument van het Commissiepersoneel: Voortgangsrapport Servië en Montenegro 2005, SEC(2005) 1428 van 9 november 2005.

Mededeling van de Commissie: Advies van de Commissie over het verzoek van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië om toetreding tot de Europese Unie, COM(2005) 562 van 9 november 2005.

131

Mededeling van de Commissie: “De westelijke Balkan op weg naar de EU: consolidatie van stabiliteit en versterking van welvaart”, COM(2006) 27 van 27 januari 2006.

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: Uitbreidingsstrategie en voornaamste uitdagingen 2006-2007, inclusief het speciaal verslag over de capaciteit van de EU om nieuwe lidstaten op te nemen, COM(2006) 649 van 8 november 2006.

Werkdocument van het Commissiepersoneel: Voortgangsrapport Servië 2006, SEC(2006) 1389 van 8 november 2006.

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: Uitbreidingsstrategie en voornaamste uitdagingen 2007-2008, COM(2007) 663 van 6 november 2007.

Werkdocument van het Commissiepersoneel: Voortgangsrapport Servië 2007, SEC(2007) 1453 van 6 november 2007.

Conclusies 2851e zitting van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen, Brussel, 18 februari 2008, 6496/08.

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: “De Westelijke Balkan: versterking van het Europees perspectief”, COM(2008) 127 van 5 maart 2008.

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: Uitbreidingsstrategie en voornaamste uitdagingen 2008-2009, COM(2008) 674 van 5 november 2008.

Werkdocument van het Commissiepersoneel: Voortgangsrapport Servië 2008, SEC(2008) 2698 van 5 november 2008.

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: Uitbreidingsstrategie en voornaamste uitdagingen 2009-2010, COM(2009) 533 van 14 oktober 2009.

Werkdocument van het Commissiepersoneel: Voortgangsrapport Servië 2009, SEC(2009) 1339 van 14 oktober 2009.

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: Uitbreidingsstrategie en voornaamste uitdagingen 2010-2011, COM(2010) 660 van 9 november 2010.

Werkdocument van het Commissiepersoneel: Voortgangsrapport Servië 2010, SEC(2010) 1330 van 9 november 2010.

132

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: Advies van de Commissie over het verzoek van Montenegro om het EU-lidmaatschap, COM(2010) 670 van 9 november 2010.

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: Instrument voor Pretoetredingssteun (IPA) herzien Meerjarig Indicatief Financieel Kader voor 2011-2013, COM(2010) 640 van 10 november 2010.

Commission implementing decision of 8.7.2011 adopting a National programme on Serbia under the IPA – Transition Assistance and Institution Building Component for the year 2011, COM(2011) 4972 van 8 juli 2011.

Statement by Commissioner Stefan Füle following the arrest of Goran Hadzic, 20 juli 2011, EUCO 6140/11.

Joint statement by President Van Rompuy, President Barroso and High Representative Ashton on the arrest of Goran Hadzic, 20 juli 2011, PCE EUCO 53/11.

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: Uitbreidingsstrategie en voornaamste uitdagingen 2011-2012, COM(2011) 666 van 12 oktober 2011.

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: Advies van de Commissie over het verzoek van Servië om het EU-lidmaatschap, COM(2011) 668 van 12 oktober 2011.

Werkdocument van het Commissiepersoneel: Analytisch verslag, dat het document Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: Advies van de Commissie over het verzoek van Servië om het EU-lidmaatschap vergezelt, SEC(2011) 1208 van 12 oktober 2011.

Conclusies van de Europese Raad, Brussel, 9 december 2011, EUCO 139/11.

Joint statement of High Representative/Vice President Catherine Ashton and Commissioner Stefan Füle on the agreements reached in the latest round of Belgrade-Pristina dialogue, 24 februari 2012, MEMO 133/12.

Conclusies 3150e zitting van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen, Brussel, 28 februari 2012, 6854/12.

Conclusies van de Europese Raad, Brussel, 1 en 2 maart 2012, EUCO 4/12.

133

3. Internationale rechtsbronnen

Verdragen en andere regelgevende documenten

Handvest van de Verenigde Naties van 26 juni 1945, United Nations Treaty Series XVI, 1.

Resolutie 827 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (25 mei 1993), UN Doc. S/RES/827 (1993).

General framework agreement for peace in Bosnia and Herzegovina, Parijs, 14 december 1995, www.ohr.int (geraadpleegd op 13 december 2011).

Statuut van Rome inzake het Internationale Strafgerechtshof van 17 juli 1998, BS 1 december 2000, 40.367.

Military technical agreement between the International Security Force (“KFOR”) and the governments of the Federal Republic of Yugoslavia and the Republic of Serbia, Kumanovo, 9 juni 1999, www.nato.int (geraadpleegd op 6 december 2011).

Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (10 juni 1999), UN Doc. S/RES/1244 (1999).

American Service-Members’ Protection Act, U.S. Department of State, Washington D.C., 30 juli 2003, www.state.gov (geraadpleegd op 5 december 2011).

Resolutie 63/3 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (8 oktober 2008), UN Doc. A/RES/63/3 (2008).

Rechtspraak en aanverwante bronnen

Joegoslaviëtribunaal, Prosecutor v. Slobodan Milosevic, Second Amended Indictment “Kosovo”, Case No. IT-99-37-PT (16 oktober 2001).

Joegoslaviëtribunaal, Prosecutor v. Ratko Mladic, Amended Indictment, Case No. IT-95-5/18-I (10 oktober 2002).

Joegoslaviëtribunaal, Prosecutor v. Slobodan Milosevic, Amended Indictment “Bosnia and Herzegovina”, Case No. IT-02-54-T (22 november 2002).

Joegoslaviëtribunaal, Prosecutor v. Nebosja Pavkovic et al., Initial Indictment, Case No. IT-03-70 (2 oktober 2003).

134

Joegoslaviëtribunaal, Prosecutor v. Ante Gotovina, Amended Indictment, Case No. IT-01-45 (19 februari 2004).

Joegoslaviëtribunaal, Prosecutor v. Radislav Krstic, Judgement, Case No. IT-98-33-A (19 april 2004).

Joegoslaviëtribunaal, Prosecutor v. Goran Hadzic, Initial Indictment, Case No. IT-04-75-I (21 mei 2004).

Joegoslaviëtribunaal, Prosecutor v. Slobodan Milosevic, Second Amended Indictment “Croatia”, Case No. IT-02-54-T (28 juli 2004).

Joegoslaviëtribunaal, Prosecutor v. Milan Babic, Judgement on Sentencing Appeal, Case No. IT-03-72- A (18 juli 2005).

Joegoslaviëtribunaal, Prosecutor v. Radovan Karadzic, Third Amended Indictment, Case No. IT-95- 5/18-PT (27 februari 2009).

IGH, Accordance with International Law of the Unilateral Declaration of Independence in Respect of Kosovo, Advisory Opinion (22 juli 2010), www.icj-cij.org.

Verklaringen en andere informatieve documenten

Report of the Secretary-General pursuant to paragraph 2 of Security Council Resolution 808 (3 mei 1993), UN Doc. S/25704 (1993).

Statement by the President of the Security Council (24 april 2002), UN Doc. S/PRST/2002/11 (2002).

Statement by the President of the Security Council (24 oktober 2005), UN Doc. S/PRST/2005/51 (2005).

Guiding principles of the Contact Group for a settlement of the status of Kosovo, 25 oktober 2005, www.unosek.org (geraadpleegd op 7 december 2011).

Comprehensive proposal for the Kosovo Status Settlement (26 maart 2007), UN Doc. S/2007/168/ Add.1 (2007).

Kosovo Declaration of Independence, aangenomen door het Kosovaarse parlement op 17 februari 2008, Pristina, www.assembly-kosova.org (geraadpleegd op 11 oktober 2011).

Letter dated 17 February 2008 from the Permanent Representative of Serbia to the United Nations addressed to the President of the Security Council (17 februari 2008), UN Doc. S/2008/103 (2008).

135

Conclusions 5839th meeting of the Security Council of the United Nations (18 februari 2008), UN Doc. S/PV.5839 (2008).

Agenda 2014: A fresh roadmap for Balkan accession to the EU, Hellenic Republic Ministry of Foreign Affairs, Athene, 18 november 2009, www.mfa.gr (geraadpleegd op 11 oktober 2011).

Inhuman treatment of people and illicit trafficking in human organs in Kosovo, Committee on Legal Affairs and Human Rights, Council of Europe, 12 december 2010, AS/Jur (2010) 46.

Report of the International Tribunal for the Former Yugoslavia (31 juli 2011), UN Doc. A/66/210- S/2011/473 (2011).

4. Nieuwsfeiten

‘Serbian premier assassinated’, BBC News, 12 maart 2003, http://news.bbc.co.uk/2/hi/europe/2843433.stm (geraadpleegd op 6 december 2011).

‘EU tells Serbia: 'No Mladic, no membership'’, The Times, 3 mei 2006, http://thetimes.co.uk/tto/news/world/europe//?&EMC-Bltn=KTF3B8 (geraadpleegd op 28 maart 2011).

‘Compromise by way of ‘one country, two systems’ formula’, Tanjug, 30 november 2006, http://www.mfa.gov.rs/Policy/CI/KIM/301105_3_e.html (geraadpleegd op 6 december 2011).

‘UN Security Council remains divided on Kosovo, SETimes, 10 juli 2007, http://www.setimes.com/cocoon/setimes/xhtml/en_GB/newsbriefs/setimes/newsbriefs/2007/07/1 0/nb-02 (geraadpleegd op 4 december 2011).

‘Tadic apologizes to Croatian citizens’, B92, 24 juni 2007, http://www.b92.net/eng/news/politics- article.php?yyyy=2007&mm=06&dd=24&nav_category=92&nav_id=42003 (geraadpleegd op 11 december 2011).

‘President: Serbia will never recognize Kosovo independence’, Xinhua, 18 februari 2008, http://english.people.com.cn/90001/90777/90853/6355533.pdf (geraadpleegd op 12 december 2011).

‘Serbia, EU sign SAA’, SE Times, 30 april 2008, http://www.setimes.com/cocoon/setimes/xhtml/en_GB/features/setimes/features/2008/04/30/feat ure-01 (geraadpleegd op 20 maart 2011).

136

‘Kacin: We have recognized independence’, Blic, 30 mei 2008, http://english.blic.rs/News/2236/Kacin-We-have-recognized-independence (geraadpleegd op 7 december 2011).

‘War crimes fugitive Radovan Karadzic arrested in Serbia’, The Times, 22 juli 2008, http://thetimes.co.uk/tto/news/world/europe//?&EMC-Bltn=PPF5A9 (geraadpleegd op 28 maart 2011).

‘Netherlands blocks EU-Serbia Trade Deal’, EUobserver, 15 september 2008, http://euobserver.com/15/26743 (geraadpleegd op 1 december 2011).

‘Slovenia to block Croatia EU accession talks’, EUobserver, 18 december 2008, http://euobserver.com/15/27314 (geraadpleegd op 16 augustus 2011).

‘Videos of Ratko Mladic put Serbia's EU bid in doubt’, The Guardian, 11 juni 2009, http://www.guardian.co.uk/world/2009/june/11/videos-mladic-serbia-eu-bid (geraadpleegd op 28 maart 2011).

‘Kosovo – partitioning what from what?’, TransConflict, 2 december 2009, http://www.transconflict.com/2009/12/kosovo-partitioning-what-from-what/ (geraadpleegd op 23 december 2011).

‘Serbia submits EU membership application’, BBC News, 23 december 2009, http://news.bbc.co.uk/2/hi/8425407.stm (geraadpleegd op 20 maart 2011).

‘Serbia files genocide claim against Croatia at ICJ’, SETimes, 3 januari 2010, http://www.setimes.com/cocoon/setimes/xhtml/en_GB/newsbriefs/setimes/newsbriefs/2010/01/0 3/nb-01 (geraadpleegd op 5 december 2011).

‘Tadic slams Mesic in strongly worded statement’, B92, 8 januari 2010, http://www.b92.co.rs/eng/news/politics-article.php?yyyy=2010&mm=01&dd=08&nav_id=64324 (geraadpleegd op 12 december 2011).

‘Serbian MPs offer apology for Srebrenica massacre’, BBC News, 31 maart 2010, http://news.bbc.co.uk/2/hi/8594625.stm (geraadpleegd op 13 augustus 2011).

‘Mixed reaction to Serbia’s apology for Srebrenica’, Euronews, 31 maart 2010, http://www.euronews.net/2010/03/31/mixed-reaction-to-serbia-s-apology-for-srebrenica (geraadpleegd op 13 augustus 2011).

137

‘EU hails Serbian apology on Srebrenica’, Financial Times, 31 maart 2010, http://www.ft.com/cms/s/0/2fa7745c-3c4f-11df-b316-00144feabdc0.html#axzz1cpq4smTW (geraadpleegd op 13 augustus 2011).

‘Slovenia backs Croatia border deal in referendum vote’, BBC News, 6 juni 2010, http://www.bbc.co.uk/news/10248037 (geraadpleegd op 16 augustus 2011).

‘EU remain firm on Mladic’, Human Rights Watch, 11 juni 2010, http://www.hrw.org/news/2010/06/11/eu-remain-firm-mladic (geraadpleegd op 28 maart 2011).

‘Serbia seeks support for UN draft resolution on Kosovo’, BBC News, 29 juli 2010, http://www.bbc.co.uk/news/world-europe-10812392 (geraadpleegd op 13 augustus 2011).

‘Efforts continue to resolve standoff over Serbia’s draft UN resolution’, The Sofia Echo, 3 september 2010, http://sofiaecho.com/2010/09/03/955814_efforts-continue-to-resolve-standoff-over-serbias- draft-un-resolution-on-kosovo (geraadpleegd op 12 december 2011).

‘Serbia and EU reach breakthrough on Kosovo resolution’, EUobserver, 9 september 2010, http://euobserver.com/15/30763 (geraadpleegd op 13 augustus 2011).

‘War crimes prosecutor urges EU to keep up pressure on Serbia to arrest Ratko Mladic’, Associated Press, 20 september 2010, http://www.news1130.com/news/world/article/104054--war-crimes- prosecutor-urges-eu-to-keep-up-pressure-on-serbia-to-arrest-ratko-mladic (geraadpleegd op 14 maart 2011).

‘Serbia moves step closer to joining EU’, The Guardian, 25 oktober 2010, http://www.guardian.co.uk/world/2010/oct/25/eu-ministers-serbia-membership (geraadpleegd op 28 maart 2011).

‘Serbia's EU Membership Could Hinge on War Crimes Suspect’, PBS, 27 oktober 2010, http://www.pbs.org/wnet/wideangle/?p=6296 (geraadpleegd op 14 maart 2011).

‘Serbia's EU Aspirations Face Long Road Ahead’, NY Times, 28 oktober 2010, http://www.nytimes.com/2010/10/29/world/europe/29iht-mladic.html (geraadpleegd op 14 maart 2011).

‘Serb leader Tadic apologises for 1991 Vukovar massacre’, BBC News, 4 november 2010, http://www.bbc.co.uk/news/world-europe-11689153 (geraadpleegd op 28 maart 2011).

138

‘Serbia woos the EU’, GlobalPost, 6 november 2010, http://www.globalpost.com/dispatch/benelux/101105/serbia-woos-the-eu (geraadpleegd op 14 maart 2011).

‘Statement by president Obama on the International Criminal Court announcement’, The White House – Office of the Press Secretary, 15 december 2010, http://www.whitehouse.gov/the-press- office/2010/12/15/statement-president-obama-international-criminal-court-announcement (geraadpleegd op 12 december 2011).

‘Tadic: Serbia to enter EU between 2016, 2020’, Beta, 15 december 2010, http://www.emg.rs/en/news/serbia/141687.html (geraadpleegd op 6 maart 2011).

‘EU, Serbia sign bilateral WTO accession agreement’, The Sofia Echo, 11 januari 2011, http://sofiaecho.com/2011/01/11/1023124_eu-serbia-sign-bilateral-wto-accession-agreement (geraadpleegd op 6 maart 2011).

‘Serbia ‘dedicated’ to hunting Mladic’, Euronews, 23 februari 2011, http://www.euronews.net/2011/02/23/serbia-claims-dedication-to-hunt-for-mladic (geraadpleegd op 6 maart 2011).

‘EU-brokered Kosovo-Serbia talks to begin on March 8’, Focus News, 3 maart 2011, http://www.focus-fen.net/?id=n68597231 (geraadpleegd op 6 maart 2011).

‘EU: Kosovo-Serbia talks off to positive start’, Radio Free Europe, 9 maart 2011, http://www.rferl.org/content/article/2333159.html (geraadpleegd op 10 maart 2011).

‘Support for EU membership continues to decline’, B92, 9 mei 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=05&dd=09&nav_id=74236 (geraadpleegd op 25 juni 2011).

‘War crimes report damages Serbia’s EU bid’, EUobserver, 26 mei 2011, http://euobserver.com/24/32401 (geraadpleegd op 26 mei 2011).

‘Ratko Mladic arrested: Bosnia war crimes suspect held’, BBC News, 26 mei 2011, http://www.bbc.co.uk/news/world-europe-13561407 (geraadpleegd op 26 mei 2011).

‘Ratko Mladic arrested: what it means for Serbia’s EU membership’, The Guardian, 26 mei 2011, http://www.guardian.co.uk/world/2011/may/26/ratko-mladic-serbia-eu-membership (geraadpleegd op 27 mei 2011).

139

‘EU says Mladic arrest removes big obstacle for Serbia’, Reuters, 26 mei 2011, http://www.reuters.com/article/2011/05/26/us-serbia-warcrimes-enlargement- idUSTRE74P53520110526 (geraadpleegd op 27 mei 2011).

‘Serbia will never recognize Kosovo, says foreign minister’, EUobserver, 23 juni 2011, http://euobserver.com/15/32540 (geraadpleegd op 24 juni 2011).

‘Serbia and Kosovo sign first post-independence agreement’, EUobserver, 4 juli 2011, http://euobserver.com/15/32583 (geraadpleegd op 6 juli 2011).

‘Serbia and Kosovo’s future lies within EU’, Euronews, 4 juli 2011, http://www.euronews.net/2011/07/04/serbia-and-kosovo-s-future-lies-within-eu-says-ashton/ (geraadpleegd op 13 december 2011).

‘Croatian parliament moves to parliamentary declaration on promotion of European values in South East Europe’, Republic of Croatia Ministry of Foreign Affairs and European Integration, 14 juli 2011, http://www.mvpei.hr/ei/default.asp?ru=328&gl=201107190000010&sid=&jezik=2 (geraadpleegd op 11 december 2011).

‘Regional leaders urge speedy EU integration’, B92, 18 juli 2011, http://b92.net/eng/news/politics- article.php?yyyy=2011&mm=07&dd=18&nav_id=75497 (geraadpleegd op 5 december 2011).

‘EU cancels Kosovo talks’, European Voice, 19 juli 2011, http://www.europeanvoice.com/article/2011/july/eu-cancels-kosovo-talks/71668.aspx (geraadpleegd op 20 juli 2011).

‘Serbia arrests Goran Hadzic, the last Yugoslav war fugitive’, The Guardian, 20 juli 2011, http://www.guardian.co.uk/world/2011/jul/20/goran-hadzic-arrest-serbia-war (geraadpleegd op 20 juli 2011).

‘Goran Hadzic's arrest has made Serbia's case for the EU overwhelming’, The Guardian, 20 juli 2011, http://www.guardian.co.uk/commentisfree/2011/jul/20/goran-hadzic-serbia-eu (geraadpleegd op 20 juli 2011).

‘Serbia fulfilled obligations, can live without EU’, B92, 21 juli 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=07&dd=21&nav_id=75559 (geraadpleegd op 16 december 2011).

140

‘EU asks for more reform from Serbia’, EUobserver, 22 juli 2011, http://euobserver.com/1016/113149 (geraadpleegd op 6 augustus 2011).

‘Kosovo police officer shot as tensions rise on Serbian border’, Global Post, 26 juli 2011, http://www.globalpost.com/dispatch/news/regions/europe/110726/kosovo-police-serbia-tension- conflict (geraadpleegd op 14 december 2011).

‘Violence in north Kosovo draws EU warning’, Reuters, 27 juli 2011, http://www.reuters.com/article/2011/07/28/us-kosovo-nato-idUSTRE76Q69P20110728 (geraadpleegd op 6 augustus 2011).

‘EU says Kosovo tensions ‘unacceptable’’, EUobserver, 28 juli 2011, http://euobserver.com/15/32665 (geraadpleegd op 6 augustus 2011).

‘Serbia and Kosovo to return to EU talks’, EUobserver, 18 augustus 2011, http://euobserver.com/1016/113343 (geraadpleegd op 20 augustus 2011).

‘Germany tells Serbia to give up Kosovo’, EUobserver, 24 augustus 2011, http://euobserver.com/15/113401 (geraadpleegd op 29 augustus 2011).

‘Serbia says Kosovo could delay EU candidacy’, EUobserver, 26 augustus 2011, http://euobserver.com/1016/113420 (geraadpleegd op 29 augustus 2011).

‘Serbia defies German ultimatum on Kosovo’, EUobserver, 28 augustus 2011, http://euobserver.com/1016/113430 (geraadpleegd op 29 augustus 2011).

‘Kosovo border violence on UN Security Council agenda’, BBC News, 30 augustus 2011, http://www.bbc.co.uk/news/world-europe-14715623 (geraadpleegd op 14 december 2011).

‘Customs row between Serbia and Kosovo solved via EU mediation’, EUinside, 5 september 2011, http://www.euinside.eu/en/news/customs-dispute-between-serbia-and-kosovo (geraadpleegd op 6 september 2011).

‘‘Breakthrough’ EU deal greeted by tomato throwers in Kosovo’, EUobserver, 5 september 2011, http://euobserver.com/15/113518 (geraadpleegd op 6 september 2011).

141

‘Kosovo war crimes witness found dead in Germany’, Radio Free Europe, 28 september 2011, http://www.rferl.org/content/kosovo_war_crimes_witness_found_dead_in_germany/24343001.htm l (geraadpleegd op 22 oktober 2011).

‘Kosovo violence threatens Serbia’s EU bid’, EUobserver, 28 september 2011, http://euobserver.com/15/113758 (geraadpleegd op 29 september 2011).

‘Serbia pulls out of EU talks’, EUobserver, 29 september 2011, http://euobserver.com/1016/113763 (geraadpleegd op 30 september 2011).

‘Serbia bans gay pride parade citing violence fears’, BBC News, 30 september 2011, http://www.bbc.co.uk/news/world-europe-15134182 (geraadpleegd op 10 oktober 2011).

‘Hungary threatens to pull support for Serbia EU bid’, EUbusiness, 3 oktober 2011, http://www.eubusiness.com/news-eu/hungary-serbia.cmz (geraadpleegd op 10 oktober 2011).

‘Serbia readjusts its EU goals in the name of political expedience’, ISA Intel, 6 oktober 2011, http://www.isaintel.com/2011/10/06/serbia-readjusts-its-eu-goals-in-the-name-of-political- expediency (geraadpleegd op 11 oktober 2011).

‘Support for European integration reached its minimum in 2000 year’, BakuToday, 6 oktober 2011, http://www.bakutoday.net/support-for-european-integration-reached-its-minimum-in-2000- year.html (geraadpleegd op 11 oktober 2011).

‘EU links Serbia’s candidate status tot Kosovo talks’, EUobserver, 12 oktober 2011, http://euobserver.com/15/113908 (geraadpleegd op 13 oktober 2011).

‘Tadic: Serbia proud, wants to meet EU conditions’, EUbusiness, 12 oktober 2011, http://www.eubusiness.com/news-eu/enlarge-serbia.cv9 (geraadpleegd op 13 oktober 2011).

‘Serbia got EU candidate status but talks are still not opened’, EUinside, 13 oktober 2011, http://www.euinside.eu/en/news/serbia-eu-candidate-status (geraadpleegd op 13 oktober 2011).

‘NATO and EU expand mission in northern Kosovo’, EUobserver, 14 oktober 2011, http://euobserver.com/13/113935 (geraadpleegd op 18 oktober 2011).

‘Kosovar Serbs warn NATO to back off’, EUobserver, 17 oktober 2011, http://euobserver.com/1016/113959 (geraadpleegd op 18 oktober 2011).

142

‘Who controls Kosovo’s north?’, SETimes, 18 oktober 2011, http://www.setimes.com/cocoon/setimes/xhtml/en_GB/features/setimes/features/2011/10/18/feat ure-01 (geraadpleegd op 13 december 2011).

‘Report linking Kosovo leader, organ harvesting being probed’, AFP, 21 oktober 2011, http://www.montrealgazette.com/news/Report+linking+Kosovo+leader+organ+harvesting+being+pr obed/5587264/story.html (geraadpleegd op 22 oktober 2011).

‘Serbs stop NATO removing roadblocks in north Kosovo’, Reuters, 22 oktober 2011, http://www.reuters.com/article/2011/10/22/us-kosovo-tensions-idUSTRE79L0HP20111022 (geraadpleegd op 22 oktober 2011).

‘Kosovo Serbs resist Belgrade call to end impasse’, Reuters, 24 oktober 2011, http://uk.reuters.com/article/2011/10/24/uk-serbia-kosovo-idUKTRE79N1UU20111024 (geraadpleegd op 25 oktober 2011).

‘Ahtisaari plan for Kosovo should be adopted’, B92, 25 oktober 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=10&dd=25&nav_id=77025 (geraadpleegd op 27 oktober 2011).

‘KFOR to go through, EULEX to provide guarantees’, Tanjug, 25 oktober 2011, http://77.46.136.66/news/22653/kfor-to-go-through--eulex-to-provide-guarantees.htm (geraadpleegd op 27 oktober 2011).

‘Minister: Parliament to hold session on Kosovo on November 2’, B92, 26 oktober 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=10&dd=26&nav_id=77029 (geraadpleegd op 27 oktober 2011).

‘FM: Serbia’s Kosovo policy remains unchanged’, B92, 26 oktober 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=10&dd=26&nav_id=77042 (geraadpleegd op 27 oktober 2011).

‘Kosovo Serbs to allow NATO troops through roadblocks’, Radio Free Europe, 27 oktober 2011, http://www.rferl.org/content/kosovo_serbs_allow_kfor_to_supply_border_posts/24372865.html (geraadpleegd op 29 oktober 2011).

143

‘Kosovo calling for new ideas’, Wall Street Journal, 28 oktober 2011, http://blogs.wsj.com/emergingeurope/2011/10/28/kosovo-calling-for-new-ideas (geraadpleegd op 29 oktober 2011).

‘Kosovo Serbs block EU official’, UPI, 31 oktober 2011, http://www.upi.com/Top_News/World- News/2011/10/31/Kosovo-Serbs-block-EU-official/UPI-63531320092411 (geraadpleegd op 2 november 2011).

‘Kosovo – barricades considered’, TransConflict, 2 november 2011, http://www.transconflict.com/2011/11/kosovo-barricades-considered-211 (geraadpleegd op 3 november 2011).

‘Buzek: Serbia considerably advances towards EU’, Beta, 4 november 2011, http://www.emg.rs/en/news/serbia/167920.html (geraadpleegd op 4 november 2011).

‘EU does not want to ‘import Kosovo problem’’, B92, 4 november 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=11&dd=04&nav_id=77174 (geraadpleegd op 4 november 2011).

‘KFOR removes one barricade, Serbs build another’, B92, 4 november 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=11&dd=04&nav_id=77173 (geraadpleegd op 5 november 2011).

‘Opposition party wants new Kosovo negotiations’, B92, 4 november 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=11&dd=04&nav_id=77188 (geraadpleegd op 5 november 2011).

‘Team chief: solution for two checkpoints close’, B92, 4 november 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=11&dd=04&nav_id=77180 (geraadpleegd op 5 november 2011).

‘EC for Serbia’s candidacy, talks with Montenegro’, Tanjug, 4 november 2011, http://77.46.136.66/news/23603/ec-for-serbias-candidacy--talks-with-montenegro.htm (geraadpleegd op 5 november 2011).

144

‘Pristina team chief: dialogue could end’, B92, 6 november 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=11&dd=06&nav_id=77203 (geraadpleegd op 6 november 2011).

‘President: I won’t renounce national interests’, B92, 6 november 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=11&dd=06&nav_id=77207 (geraadpleegd op 7 november 2011).

‘K. Serbs should not accept solution for two crossings’, B92, 6 november 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=11&dd=06&nav_id=77211 (geraadpleegd op 7 november 2011).

‘PM meets with EU official, U.S. congressmen’, B92, 7 november 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=11&dd=07&nav_id=77226 (geraadpleegd op 8 november 2011).

‘Decision on Serbia’s EU candidacy on Dec. 9?’, B92, 8 november 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=11&dd=08&nav_id=77230 (geraadpleegd op 8 november 2011).

‘Chief Hague prosecutor in Serbia visit’, B92, 8 november 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=11&dd=08&nav_id=77227 (geraadpleegd op 8 november 2011).

‘Croatia will not block Serbia’s EU negotiations’, Croatian Times, 8 november 2011, http://www.croatiantimes.com/news/General_News/2011-11- 08/23068/_Croatia_will_not_block_Serbia%27s_EU_negotiations (geraadpleegd op 9 november 2011).

‘EU proposal on joint customs checkpoints in Kosovo’, Beta, 10 november 2011, http://www.emg.rs/en/news/serbia/168364.html (geraadpleegd op 10 november 2011).

‘No indication that candidate decision will be postponed’, B92, 11 november 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=11&dd=11&nav_id=77282 (geraadpleegd op 11 november 2011).

145

‘Serbs from north wish to attend parliament session’, B92, 11 november 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=11&dd=11&nav_id=77288 (geraadpleegd op 12 november 2011).

‘EU to ‘unofficially discuss candidate status’’, B92, 11 november 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=11&dd=11&nav_id=77290 (geraadpleegd op 12 november 2011).

‘Serbian government fails to agree on declaration on Kosovo’, B92, 12 november 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=11&dd=12&nav_id=77297 (geraadpleegd op 12 november 2011).

‘Stefanovic: Solution close, goal Serbian presence at crossings’, Tanjug, 13 november 2011, http://www.emg.rs/en/news/serbia/168565.html (geraadpleegd op 13 november 2011).

‘Westerwelle: No shortcuts on the road to EU’, Tanjug, 14 november 2011, http://www.tanjug.rs/news/24399/westerwelle--no-shortcuts-on-the-road-to-eu.htm (geraadpleegd op 16 november 2011).

‘North Kosovo mayors invited for talks in Belgrade’, B92, 15 november 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=11&dd=15&nav_id=77333 (geraadpleegd op 15 november 2011).

‘Ashton believes in Tadic, German PM says ‘no shortcuts’’, B92, 15 november 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=11&dd=15&nav_id=77332 (geraadpleegd op 15 november 2011).

‘Serbia unlikely to win EU candidate status this year’, EUobserver, 15 november 2011, http://euobserver.com/15/114283 (geraadpleegd op 16 november 2011).

‘Serbia to implement agreements with Kosovo, despite opposition from local Serbs’, Washington Post, 17 november 2011, http://www.washingtonpost.com/world/europe/official-serbia-to- implement-agreements-with-kosovo-despite-opposition-from-local- serbs/2011/11/17/gIQAnVCRUN_story.html (geraadpleegd op 17 november 2011).

‘EC optimistic ahead of continuation of dialogue’, B92, 18 november 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=11&dd=18&nav_id=77388 (geraadpleegd op 19 november 2011).

146

‘Northern Kosovo ‘could declare independence’’, B92, 18 november 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=11&dd=18&nav_id=77398 (geraadpleegd op 19 november 2011).

‘EP draft resolution rules out Kosovo partition’, B92, 21 november 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=11&dd=21&nav_id=77427 (geraadpleegd op 22 november 2011).

‘Serbia and Kosovo make progress at EU-mediated talks’, EUobserver, 22 november 2011, http://euobserver.com/1016/114347 (geraadpleegd op 22 november 2011).

‘Kosovo talks round end, no new agreements’, B92, 22 november 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=11&dd=22&nav_id=77435 (geraadpleegd op 22 november 2011).

‘European Parliament Chief: Serbia should get EU candidacy’, Focus News, 22 november 2011, http://www.focus-fen.net/index.php?id=n264825 (geraadpleegd op 23 november 2011).

‘’Favorable climate’ for Serbia’s EU candidacy’, B92, 23 november 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=11&dd=23&nav_id=77466 (geraadpleegd op 24 november).

‘NATO troops clash with Serbs in Kosovo’, Radio Free Europe, 24 november 2011, http://www.rferl.org/content/nato_troops_clash_with_serbs_in_kosovo_/24400317.html (geraadpleegd op 24 november 2011).

‘Administrative crossings ‘not condition for candidacy’, B92, 24 november 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=11&dd=24&nav_id=77472 (geraadpleegd op 24 november 2011).

‘2 NATO peacekeepers wounded in Kosovo’, Associated Press, 28 november 2011, http://www.google.com/hostednews/ap/article/ALeqM5hpW03BMRWA3IVy9mx3niotNKpKFg?docId =8b3ea6cc44a84b049daff670ac6d5d4b (geraadpleegd op 28 november 2011).

‘Sweden urges EU to take control of north Kosovo problem’, EUobserver, 28 november 2011, http://euobserver.com/15/114422 (geraadpleegd op 28 november 2011).

‘Tadic tells Serbs to leave barricades’, B92, 29 november 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=11&dd=29&nav_id=77550 (geraadpleegd op 29 november 2011).

147

‘UN Security Council voices different views on Kosovo’, B92, 30 november 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=11&dd=30&nav_id=77557 (geraadpleegd op 30 november 2011).

‘Fule: Serbia can still reach finish line’, B92, 30 november 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=11&dd=30&nav_id=77569 (geraadpleegd op 1 december 2011).

‘Clock is ticking on Serbia’s EU bid’, EurActiv, 1 december 2011, http://www.euractiv.com/enlargement/clock-ticking-serbias-eu-bid-news-509358 (geraadpleegd op 1 december 2011).

‘Eighth round of talks continues in Brussels’, B92, 1 december 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=12&dd=01&nav_id=77576 (geraadpleegd op 1 december 2011).

‘Divided Bosnia to file EU application’, EUobserver, 1 december 2011, http://euobserver.com/1016/114461 (geraadpleegd op 1 december 2011).

‘EU should accept EC recommendations’, B92, 2 december 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=12&dd=02&nav_id=77596 (geraadpleegd op 2 decmeber 2011).

‘German chancellor: Serbia doesn’t meet EU requirements’, B92, 2 december 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=12&dd=02&nav_id=77598 (geraadpleegd op 2 december 2011).

‘Serbia and Kosovo reach border management agreement’, BBC News, 3 december 2011, http://www.bbc.co.uk/news/world-europe-16014188 (geraadpleegd op 3 december 2011).

‘Three EU members against Serbia’s candidacy’, B92, 3 december 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=12&dd=03&nav_id=77614 (geraadpleegd op 3 december 2011).

‘Solution in line with national interests, president says’, B92, 4 december 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=12&dd=04&nav_id=77625 (geraadpleegd op 4 december 2011).

148

‘Agreements on crossings ‘unacceptable’’, B92, 4 december 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=12&dd=04&nav_id=77626 (geraadpleegd op 4 december 2011).

‘Ambivalent acronym highlights EU problems on North Kosovo’, EUobserver, 5 december 2011, http://euobserver.com/15/114494 (geraadpleegd op 5 december 2011).

‘EU presidency: Serbia came ‘too late’ with north Kosovo deal’, EUobserver, 5 december 2011, http://euobserver.com/1016/114504 (geraadpleegd op 5 december).

‘EU to make Serbia ‘frozen candidate’?’, B92, 5 december 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=12&dd=05&nav_id=77650 (geraadpleegd op 5 december 2011).

‘EU will decide on Serbia’s candidate status at Friday summit’, Wall Street Journal, 5 december 2011, http://online.wsj.com/article/BT-CO-20111205-714462.html (geraadpleegd op 6 december 2011).

‘Conclusions ‘favorable’, decision on Friday’, B92, 6 december 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=12&dd=06&nav_id=77651 (geraadpleegd op 6 december 2011).

‘Barricades come down in Serbia-Kosovo border row’, Euronews, 6 december 2011, http://www.euronews.net/2011/12/06/barricades-come-down-in-serbia-kosovo-border-row/ (geraadpleegd op 6 december 2011).

‘Tadic says EU ‘has no new conditions’, B92, 6 december 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=12&dd=06&nav_id=77664 (geraadpleegd op 6 december 2011).

‘Thaci: EU-sponsored border deal means Serbia recognizes Kosovo’, EUobserver, 6 december 2011, http://euobserver.com/1016/114528 (geraadpleegd op 7 december 2011).

‘President: Without EU Serbia can sink into nationalism’, B92, 8 december 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=12&dd=08&nav_id=77685 (geraadpleegd op 8 december 2011).

‘Nato and France back Serbia’s EU bid’, EUobserver, 8 december 2011, http://euobserver.com/1016/114549 (geraadpleegd op 8 december 2011).

149

‘Serbia and Montenegro face setbacks on EU path’, EUobserver, 9 december 2011, http://euobserver.com/15/114558 (geraadpleegd op 9 december 2011).

‘Tadic vows to ‘never abandon EU path’’, B92, 9 december 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=12&dd=09&nav_id=77716 (geraadpleegd op 9 december 2011).

‘Serbia set for storm after EU snub’, Wall Street Journal, 9 december 2011, http://blogs.wsj.com/emergingeurope/2011/12/09/serbia-set-for-storm-after-eu-snub (geraadpleegd op 9 december 2011).

‘Administrative crossings still blocked’, B92, 10 december 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=12&dd=10&nav_id=77721 (geraadpleegd op 11 december 2011).

‘European Council decision ‘won’t affect dialogue’’, B92, 11 december 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=12&dd=11&nav_id=77736 (geraadpleegd op 12 december 2011).

‘Serbia to get candidate status soon, EU commissioner says’, B92, 11 december 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=12&dd=11&nav_id=77734 (geraadpleegd op 12 december 2011).

‘K. Albanian officials talk Resolution 1244’, B92, 13 december 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=12&dd=13&nav_id=77767 (geraadpleegd op 13 december 2011).

‘EU did not ask Serbia to recognize Kosovo’, B92, 14 december 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=12&dd=14&nav_id=77787 (geraadpleegd op 15 december 2011).

‘EU course ‘abandoned’ after December 9’, B92, 14 december 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=12&dd=14&nav_id=77789 (geraadpleegd op 16 december 2011).

‘Northern Kosovo Serbs porpose peace initiative’, B92, 15 december 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=12&dd=15&nav_id=77812 (geraadpleegd op 16 december 2011).

150

‘Resolution 1244 is ‘only basis for solution’’, B92, 16 december 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=12&dd=16&nav_id=77828 (geraadpleegd op 6 januari 2012).

‘Solution for Kosovo should be acceptable for everyone’, B92, 18 december 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=12&dd=18&nav_id=77859 (geraadpleegd op 20 december 2011).

‘Tadic: No support for partition of Kosovo’, B92, 19 december 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=12&dd=19&nav_id=77870 (geraadpleegd op 20 december 2011).

‘EU ‘not demanding Kosovo recognition’’, B92, 20 december 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=12&dd=20&nav_id=77892 (geraadpleegd op 20 december 2011).

’Govt. official: Merkel said nothing new’, B92, 20 december 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=12&dd=20&nav_id=77886 (geraadpleegd op 23 december 2011).

‘Kosovo – Serbia, the EU and Germany’, TransConflict, 20 december 2011, http://www.transconflict.com/2011/12/kosovo-serbia-the-eu-and-germany-212/ (geraadpleegd op 23 december 2011).

‘Parallel structures can’t go overnight’, B92, 20 december 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=12&dd=20&nav_id=77897 (geraadpleegd op 23 december 2011).

‘Tadic vows ‘not to give in to pressure’’, B92, 21 december 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=12&dd=21&nav_id=77903 (geraadpleegd op 23 december 2011).

‘UNSC postpones discussion on organ trade draft’, B92, 22 december 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=12&dd=22&nav_id=77921 (geraadpleegd op 23 december 2011).

‘Leaked report challenges EU line on Serbian judiciary’, 22 december 2011, http://euobserver.com/15/114714 (geraadpleegd op 26 december 2011).

151

‘Minister: We will not leave northern Kosovo’, B92, 22 december 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=12&dd=22&nav_id=77920 (geraadpleegd op 23 december 2011).

‘KFOR-spokesman: Institutions in north ‘not parallel’, B92, 22 december 2011, http://www.b92.net/eng/insight/tvshows.php?yyyy=2011&mm=12&nav_id=77935 (geraadpleegd op 23 december 2011).

‘Arrests prove Serbia wants to resolve situation’, B92, 22 december 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=12&dd=22&nav_id=77923 (geraadpleegd op 23 december 2011).

‘Serbia allows Kosovo citizens to move freely’, EUobserver, 23 december 2011, http://euobserver.com/1016/114719 (geraadpleegd op 23 december 2011).

‘Thaci deputy: Ahtisaari plan chance for Serbs’, B92, 23 december 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=12&dd=23&nav_id=77947 (geraadpleegd op 23 december 2011).

‘Eurosceptisism increases in Serbia’, B92, 23 december 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics- article.php?yyyy=2011&mm=12&dd=23&nav_id=77946 (geraadpleegd op 23 december 2011).

‘Barricades need to be removed as soon as possible’, B92, 25 december 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=12&dd=25&nav_id=77981 (geraadpleegd op 26 december 2011).

‘Serbs from north announce referendum’, B92, 26 december 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=12&dd=26&nav_id=77984 (geraadpleegd op 28 december 2011).

‘Referendum political decision of opposition’, B92, 27 december 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=12&dd=27&nav_id=78001 (geraadpleegd op 29 december 2011).

‘EU candidacy ‘does not depend on Serbia’’, B92, 31 december 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=12&dd=31&nav_id=78068 (geraadpleegd op 3 januari 2012).

152

‘Germany was wrong to deny Serbia candidate status’, B92, 31 december 2011, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2011&mm=12&dd=31&nav_id=78076 (geraadpleegd op 3 januari 2012).

‘President: Serbia to stick to UNSCR 1244’, B92, 5 januari 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=01&dd=05&nav_id=78149 (geraadpleegd op 6 januari 2012).

‘Tadic: Solution for Kosovo in international arena’, B92, 11 januari 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=01&dd=11&nav_id=78218 (geraadpleegd op 11 januari 2012).

‘EP on northern Kosovo, Serbia’s candidate status’, B92, 11 januari 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=01&dd=11&nav_id=78227 (geraadpleegd op 12 januari 2012).

‘Serbia deserves EU candidate status’, B92, 12 januari 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics- article.php?yyyy=2012&mm=01&dd=12&nav_id=78242 (geraadpleegd op 12 januari 2012).

‘EP Foreign Affairs Committee backs resolution on Serbia’, B92, 12 januari 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=01&dd=12&nav_id=78241 (geraadpleegd op 12 januari 2012).

‘Brussels made mistake in December’, B92, 12 januari 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics- article.php?yyyy=2012&mm=01&dd=11&nav_id=78229 (geraadpleegd op 12 januari 2012).

‘Support for EU membership continues to decline’ , B92, 13 januari 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=01&dd=13&nav_id=78268 (geraadpleegd op 13 januari 2012).

‘Kosovo police clash with protesters at Serbia border’, BBC News, 14 januari 2012, http://www.bbc.co.uk/news/world-europe-16564431 (geraadpleegd op 14 januari 2012).

‘Russians investigating Kosovo organ trafficking’, B92, 17 januari 2012, http://www.b92.net/eng/news/crimes-article.php?yyyy=2012&mm=01&dd=17&nav_id=78318 (geraadpleegd op 17 januari 2012).

‘Candidacy not possible without German support’, B92, 17 januari 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=01&dd=17&nav_id=78316 (geraadpleegd op 17 januari 2012).

153

‘Germany may change stance on Serbia’, B92, 19 januari 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=01&dd=19&nav_id=78353 (geraadpleegd op 19 januari 2012).

‘K. Albanians reject representation under 1244’, B92, 19 januari 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=01&dd=19&nav_id=78368 (geraadpleegd op 20 januari 2012).

‘FM Vuk Jeremic on two-day visit to Brussels’, B92, 23 januari 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=01&dd=23&nav_id=78417 (geraadpleegd op 23 januari 2012).

‘Ashton: EU ministers optimistic about Serbia’, B92, 23 januari 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=01&dd=23&nav_id=78417 (geraadpleegd op 24 januari 2012).

‘Serbia and Croatia move closer to genocide deal’, Balkan Insight, 3 februari 2012, http://www.balkaninsight.com/en/article/serbia-and-croatia-move-closer-to-genocide-deal (geraadpleegd op 4 februari 2012).

‘Candidacy in jeopardy unless dialogue resumes’, B92, 7 februari 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=02&dd=07&nav_id=78672 (geraadpleegd op 9 februari 2012).

‘Negotiator: Belgrade constructive, Pristina stalling’, B92, 7 februari 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=02&dd=07&nav_id=78674 (geraadpleegd op 9 februari 2012).

‘EULEX allowed freedom of movement in north’, B92, 18 februari 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=02&dd=18&nav_id=78848 (geraadpleegd op 19 februari 2012).

‘President ‘not optimistic’ ahead of EU decision’, B92, 22 februari 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=02&dd=22&nav_id=78915 (geraadpleegd op 22 februari 2012).

‘The EU must call Serbia’s bluff – and Kosovo’s too’, European Voice, 23 februari 2012, http://www.europeanvoice.com/article/imported/the-eu-must-call-serbia-s-bluff-and-kosovo-s- too/73661.aspx (geraadpleegd op 23 februari 2012).

154

‘Romania determined to block Serbia’s candidate bid’, B92, 23 februari 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=02&dd=23&nav_id=78939 (geraadpleegd op 25 februari 2012).

‘Serbia gets political support for EU bid’, EUobserver, 24 februari 2012, http://euobserver.com/15/115363 (geraadpleegd op 25 februari 2012).

‘German minister’s visit ‘key for success of talks’’, B92, 24 februari 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=02&dd=24&nav_id=78958 (geraadpleegd op 25 februari 2012).

‘President Tadic says his policy has been ‘confirmed’’, B92, 24 februari 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=02&dd=24&nav_id=78951 (geraadpleegd op 25 februari 2012).

‘Kosovo, Serbia reach deal on 2 key issues’, Washington Post, 24 februari 2012, http://www.washingtonpost.com/world/europe/kosovo-serbia-reach-deal-on-2-key-issues- enhancing-serbias-chances-of-joining-eu/2012/02/24/gIQAcjebXR_story.html (geraadpleegd op 25 februari 2012).

‘We fulfilled all EU conditions, negotiator says’, B92, 24 februari 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=02&dd=24&nav_id=78947 (geraadpleegd op 25 februari 2012).

‘Barricades still represent problem’, B92, 25 februari 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics- article.php?yyyy=2012&mm=02&dd=25&nav_id=78961 (geraadpleegd op 25 februari 2012).

‘EU diplomats: Serbia to get candidate status’, EUobserver, 28 februari 2012, http://euobserver.com/15/115407 (geraadpleegd op 28 februari 2012).

‘Belgrade would agree to resume talks after elections’, B92, 28 februari 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=02&dd=28&nav_id=79011 (geraadpleegd op 28 februari 2012).

‘President warns EU decision could go either way’, B92, 28 februari 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=02&dd=28&nav_id=79020 (geraadpleegd op 29 februari 2012).

‘Romania flexes muscle at EU meeting on Serbia’, EUobserver, 28 februari 2012, http://euobserver.com/15/115416 (geraadpleegd op 29 februari 2012).

155

‘Serbia reached an agreement for the Vlach minority’, Focus News, 1 maart 2012, http://www.focus- fen.net/index.php?id=n272227 (geraadpleegd op 1 maart 2012).

‘Serbia gets EU candidate status, Romania gets nothing’, EUobserver, 2 maart 2012, http://euobserver.com/15/115466 (geraadpleegd op 2 maart 2012).

‘Status great, but not epochal achievement’, B92, 2 maart 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=03&dd=02&nav_id=79067 (geraadpleegd op 3 maart 2012).

‘Tadic expects date for accession talks by end of year’, B92, 2 maart 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=03&dd=02&nav_id=79076 (geraadpleegd op 3 maart 2012).

‘EU Commissioner: Date after agreement with Pristina’, B92, 2 maart 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=03&dd=02&nav_id=79080 (geraadpleegd op 3 maart 2012).

‘Second phase of dialogue to be ‘more complicated’’, B92, 7 maart 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=03&dd=07&nav_id=79144 (geraadpleegd op 7 maart 2012).

‘Decision on elections in Kosovo will not be simple’, B92, 7 maart 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=03&dd=07&nav_id=79141 (geraadpleegd op 10 maart 2012).

‘Elections in Kosovo not good for Serbia, facilitator says’, B92, 10 maart 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=03&dd=10&nav_id=79199 (geraadpleegd op 11 maart 2012).

‘Negotiator: Agreement must be fully implemented’, B92, 15 maart 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=03&dd=15&nav_id=79290 (geraadpleegd op 17 maart 2012).

‘Only parliamentary elections in Kosovo’, B92, 18 maart 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=03&dd=18&nav_id=79323 (geraadpleegd op 18 maart 2012).

156

‘Minister snubs conference over Kosovo representation’, B92, 19 maart 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=03&dd=20&nav_id=79363 (geraadpleegd op 21 maart 2012).

‘K. Albanian official threatens with use of force’, B92, 20 maart 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=03&dd=20&nav_id=79359 (geraadpleegd op 22 maart 2012).

‘EU demanding for Kosovo deal to be honored’, B92, 20 maart 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=03&dd=20&nav_id=79363 (geraadpleegd op 22 maart 2012).

‘Elections would violate 1244, says UNMIK chief’, B92, 23 maart 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=03&dd=23&nav_id=79422 (geraadpleegd op 24 maart 2012).

‘Preparations for talks with EU to start on Monday’, B92, 25 maart 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=03&dd=25&nav_id=79441 (geraadpleegd op 26 maart 2012).

‘Serbs once again block EULEX vehicles’, B92, 25 maart 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics- article.php?yyyy=2012&mm=03&dd=25&nav_id=79437 (geraadpleegd op 29 maart 2012).

‘Belgium ratifies SAA with Serbia’, B92, 27 maart 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics- article.php?yyyy=2012&mm=03&dd=27&nav_id=79471 (geraadpleegd op 28 maart 2012).

‘Serbs in north ignore official checkpoints’, B92, 27 maart 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=03&dd=27&nav_id=79475 (geraadpleegd op 29 maart 2012).

‘EP adopts resolution on Serbia’s progress’, B92, 29 maart 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=03&dd=29&nav_id=79505 (geraadpleegd op 29 maart 2012).

‘Serbia ‘should refrain from local elections in Kosovo’’, B92, 29 maart 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=03&dd=29&nav_id=79498 (geraadpleegd op 29 maart 2012).

157

‘EP rejects proposal to represent Kosovo with footnote’, B92, 29 maart 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=03&dd=29&nav_id=79511 (geraadpleegd op 29 maart 2012).

‘Serbian police detain 2 armed Kosovo policemen near border; Kosovo says they were kidnapped’, Washington Post, 31 maart 2012, http://www.washingtonpost.com/world/europe/serbian-police- detained-2-armed-kosovo-policemen-near-border-kosovo-says-they-were- kidnapped/2012/03/31/gIQAXR3XnS_story.html (geraadpleegd op 1 april 2012).

‘EP: Serbia must open secret files’, B92, 1 april 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics- article.php?yyyy=2012&mm=04&dd=01&nav_id=79554 (geraadpleegd op 2 april 2012).

‘Tadic, EC official to attend meeting on Serbia’s EU path’, B92, 4 april 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=04&dd=04&nav_id=79596 (geraadpleegd op 4 april 2012).

‘Romania ratifies SAA with Serbia’, B92, 4 april 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics- article.php?yyyy=2012&mm=04&dd=04&nav_id=79610 (geraadpleegd op 4 april 2012).

‘Serb president resigning, seeks new term’, Reuters, 4 april 2012, http://www.reuters.com/article/2012/04/04/us-serbia-president-idUSBRE8330BV20120404 (geraadpleegd op 4 april 2012).

‘Serbian government officials attacked in Pristina’, B92, 4 april 2012, http://www.b92.net/eng/news/in_focus.php?id=91 (geraadpleegd op 4 april 2012).

‘Kosovo minister: Political dialogue after elections’, B92, 4 april 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=04&dd=04&nav_id=79614 (geraadpleegd op 5 april 2012).

‘Lithuania likely to ratify SAA in June’, B92, 6 april 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics- article.php?yyyy=2012&mm=04&dd=06&nav_id=79644 (geraadpleegd op 6 april 2012).

‘EP rapporteur wants ethnic Albanian freed’, B92, 11 april 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=04&dd=11&nav_id=79724 (geraadpleegd op 12 april 2012).

‘Operation in north would be dangerous’, B92, 12 april 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics- article.php?yyyy=2012&mm=04&dd=12&nav_id=79736 (geraadpleegd op 12 april 2012).

158

‘Local elections cannot be held in Kosovo’, B92, 18 april 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=04&dd=18&nav_id=79821 (geraadpleegd op 18 april 2012).

‘Germany says NATO set to deploy some 700 additional troops to Kosovo ahead of Serbia election’, Washington Post, 21 april 2012, http://www.washingtonpost.com/world/europe/germany-says- nato-set-to-deploy-some-700-additional-troops-to-kosovo-ahead-of-serbia- election/2012/04/21/gIQAx0pbXT_story.html (geraadpleegd op 21 april 2012).

‘Belgrade won’t recognize results of local polls in Kosovo’, B92, 21 april 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=04&dd=21&nav_id=79887 (geraadpleegd op 21 april 2012).

‘Election commission hears about OSCE’s Kosovo requirements’, B92, 27 april 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=04&dd=27&nav_id=79992 (geraadpleegd op 28 april 2012).

‘Nikolic for talks with Jahjaga and EU integration’, Tanjug, 29 april 2012, http://www.tanjug.rs/news/41175/nikolic-for-talks-with-jahjaga-and-eu- integration.htm?utm_source=twitterfeed&utm_medium=twitter (geraadpleegd op 4 mei 2012).

‘Serbia, Kosovo in voting deal’, European Voice, 1 mei 2012, http://www.europeanvoice.com/article/2012/april/serbia-kosovo-in-voting-deal/74245.aspx (geraadpleegd op 1 mei 2012).

‘EU hopes for pro-European government in Belgrade’, B92, 1 mei 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=05&dd=01&nav_id=80037 (geraadpleegd op 1 mei 2012).

‘Likely kingmaker Dacic hints at seeking premiership’, B92, 7 mei 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=05&dd=07&nav_id=80124 (geraadpleegd op 7 mei 2012).

‘Pro-EU Serb leader fails to get clear victory’, EUobserver, 7 mei 2012, http://euobserver.com/15/116162 (geraadpleegd op 7 mei 2012).

‘EU rep pleased with pro-EU parties’ results’, B92, 7 mei 2012, http://www.b92.net/eng/news/politics-article.php?yyyy=2012&mm=05&dd=07&nav_id=80132 (geraadpleegd op 7 mei 2012).

159

160

BIJLAGEN

Blz.

Bijlage I: Profiel Servië 163

Bijlage II: Kaart voormalig Joegoslavië 165

Bijlage III: Hoofdstukken acquis communautaire 167

161

162

BIJLAGE I: PROFIEL SERVIË523

Volledige naam: Republiek Servië - Republica Srbija

Hoofdstad: Belgrado

Bevolkingsaantal: 9,9 miljoen (Kosovo inbegrepen) – 7, 3 miljoen (Kosovo uitgesloten)

Oppervlakte: 88,361 km² (Kosovo inbegrepen) – 77, 474 km² (Kosovo uitgesloten)

Bestuurlijke indeling: - Centraal-Servië

- autonome provincie Vojvodina

- autonome provincie Kosovo

Regeringsvorm: Parlementaire republiek

Officiële landstaal: Servisch

Etnische groepen: - Serviërs (82,9%)

- Hongaren (3,9%) - Bosnjakken (1,8%) - Roma (1,4%) - Andere etnische groepen (10%)

Munteenheid: Servische dinar

Bruto binnenlands product: 46,444 miljard dollar

Belangrijkste religie: Servisch-orthodoxe Kerk

Nationale feestdag: 3 juni (Dag van de Republiek)

Volkslied: ‘God der gerechtigheid’ – ‘Bože Pravde’

523 Serbia country profile, http://news.bbc.co.uk/2/hi/europe/country_profiles/5050584.stm#facts (geraadpleegd op 8 april 2012); CIA – The World Factbook: Serbia, https://www.cia.gov/library/publications/the-world-factbook/geos/ri.html (geraadpleegd op 8 april 2012); Serbia, http://en.wikipedia.org/wiki/Serbia (geraadpleegd op 8 april 2012). 163

164

BIJLAGE II: KAART VOORMALIG JOEGOSLAVIË524

524 Former Yugoslavia Map, http://en.wikipedia.org/wiki/File:Former_Yugoslavia_Map.png (geraadpleegd op 26 maart 2012). 165

166

BIJLAGE III: HOOFDSTUKKEN ACQUIS COMMUNAUTAIRE525

525 De hoofdstukken van het acquis, http://ec.europa.eu/enlargement/the-policy/process-of- enlargement/mandate-and-framework_nl.htm (geraadpleegd op 8 april 2012). 167