Vertellen Bij De Mens Vanuit Een Evolutionair Psychologuisch
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN VAKGROEP COMMUNICATIEWETENSCHAPPEN VERHALEN VERTELLEN: EEN ANALYSE VANUIT EVOLUTIONAIRE PSYCHOLOGIE YVES HEYMANS SCRIPTIE TOT HET BEHALEN VAN DE GRAAD VAN LICENTIAAT IN DE COMMUNICATIEWETENSCHAPPEN PROMOTOR: PROF. DR. P. VYNCKE ACADEMIEJAAR 2002-2003 1 Verhalen vertellen: een analyse vanuit evolutionaire psychologie “All art is quite useless.” Oscar Wilde – The Picture of Dorian Gray Dankwoord Allereerst mijn dank aan allen die mij tijdens deze drie jaar geboeid bezig hielden met de wetenschap van de evolutionaire psychologie, professoren en assistenten: professor Patrick Vyncke, Charlotte de Backer, professor Kristiaan Thienpont, professor Johan Braeckman, Tom Speelman en nog vele anderen verbonden aan de universiteit Gent. Ook enorm veel hulp gekregen van Michelle Sugiyama van de universiteit van Californië, Robert Storey (Temple University), Nancy Easterlin (universiteit van New Orleans), Ian Jobling (Buffalo universiteit van New York) en vooral Jonathan Gotschall (St. Lawrence universiteit, New York) die mij begeleidde tijdens het onderzoek en me hielp het zo wetenschappelijk mogelijk te houden. Zij waren enorm enthousiast om mij te begeleiden en hielpen mij op elk denkbaar mogelijke manier. Dit is niet evident en daarvoor ben ik hun veel dank verschuldigd. Dank ook aan mijn ouders voor de steun en aan mijn broers Philip (die de hele thesis doorlas en verbeterde) en Dominic. Dank ook aan de rest van mijn familie, met een speciale vermelding voor Lucas Heymans die liet weten dat verhalen ook binnen het bedrijfsleven functioneel gebruikt worden. Dank aan mensen van scouts en toneel, met bijzondere vermelding van Kathy Colpaert, Roos Dochy, Sabine de Hauwere, Jeroen de Visscher, Bert Coessens (die mijn thesis hopelijk geboeid las) en Stijn Verspeet en Isbert Killemaes die ik er aan de toog van overtuigde dat evolutie een feit is. Ze hebben het, denk ik, begrepen. Dank aan mijn medeleiding Kristel, Glenn, Annelies en alle kapoentjes van de VVKSM Harduyngroep Oudegem. Bij deze ook dank aan Charles Darwin (ach, waarom niet), die ik na deze drie jaar onderhand al ‘de sjarel’ mag beginnen te noemen en aan alle andere auteurs en wetenschappers die de laatste decennia hun schouders onder de evolutionaire psychologie hebben gezet. Vriendelijke dank ook aan mijn lotgenoten communicatiewetenschappers, met bijzondere vermelding van Geertrui Robberecht, Hilde Vandeputte en Wouter Vandewal. Merci (ex-)kotgenootjes voor de steun (Greet, Dimitri, Petra, Raf, Kenneth, Goedele,...) . Bedankt aan Marieke Goedgezelschap die graag de thesis eens doorlas. Last but not least: bedankt voor het eeuwig gepalaver en nutteloos gefilosofeer, voor bijzonder afbrekende kritiek en enorme steun, bedankt voor de fantastische vriendschap: Eline, Catherine, Joeri, Stefan, Peter, Griet, Bram en Hendrik. 2 Inhoud Algemene inleiding: ‘Universeel zuur’. 5 Probleemstelling 7 I. Het leven zoals het is met een oeroud brein: evolutionaire psychologie 8 1. Darwin: natuurlijke en seksuele selectie 8 1.1. Hoe natuurlijke selectie voor adaptaties zorgt 8 1.2. Seksuele selectie 11 2. Mendel: het gen 12 3. Inclusieve fitness en altruïsme tegenover verwanten 13 4. Evolutionaire psychologie: de voorlopers 14 5. Evolutionaire psychologie 16 5.1. Problemen van overleving en groei 18 5.1.1. Voedsel 18 5.1.2. Woonplaats 21 5.1.3. Angsten en fobieën 23 5.2. Problemen van voortplanting 24 5.2.1. What women want 25 5.2.2. Mannelijke strategieën en voorkeuren 28 5.3. Problemen van ouderschap en verwantschap 29 5.4. Groepsproblemen 31 5.4.1. Het ontstaan van groepen 31 5.4.2. Gevolgen van het groepsleven 34 5.5. Onze grote hersenen 36 5.6. Cultuur 38 5.7. Kunst 39 5.8. Taal 42 5.8.1. Taalmechanismen 42 5.8.2. Taalontwikkeling 43 5.8.3. Fylogenetische ontwikkeling van taal 44 5.8.4. Functies van taal 45 II. Vertellen en evolutionaire psychologie 47 1. Is vertellen adaptief gedrag? 47 2. Vertelmechanismen 51 3. De ontogenese en fylogenese van het vertellen 52 4. De functies van vertellen 53 55 4.1. Het verhaal als informatiedrager 4.1.1. Over memen 61 4.2. De verteller beïnvloedt zijn publiek 64 4.2.1. Seksuele selectie: vertellen en verleiden 65 4.2.2. We could be heroes… 72 74 III. Onderzoek naar de relatie tussen biologie en literatuur 77 Besluit van de literatuurstudie 3 IV. Onderzoek 79 1. Onderzoek naar voedsel 79 1.1. Het materiaal 79 1.2. Scannen en selecteren van het materiaal 81 1.3. Analyse 82 1.4. Resultaten van het onderzoek 83 1.4.1. Magie en eten 83 1.4.2. Eten en overleven 84 1.4.3. Menseneters 85 1.4.4. Eten en liefde 85 1.4.5. Eten binnen de familie 87 1.4.6. Het delen van voedsel als altruïstische daad 89 1.4.7. Vriendschap 97 1.5. Conclusie: evolutionaire psychologie en voedsel 98 2. Onderzoek naar stiefmoeders 99 2.1. Het materiaal 99 2.2. Scannen en selecteren van het materiaal 100 2.3. Analyse 101 2.4. Resultaten van het onderzoek 101 2.4.1. De relatie met de echte moeder 101 2.4.2. De relatie met de echte vader 102 2.4.3. De daden van de stiefmoeder 103 2.4.4. De kinderen van de stiefmoeder 105 2.4.5. De beloning voor de kinderen 106 2.5. Conclusie van het stiefmoederonderzoek 106 Algemene conclusie 107 Bibliografie 110 Bijlage 1: lijst sprookjes 114 Bijlage 2: geselecteerde sprookjes voedsel 126 4 Algemene inleiding “Hebt u ooit gehoord van universeel zuur?” vraagt Daniel Dennett (1995, p. 55) in zijn boek ‘Darwins dangerous idea’. “Universeel zuur is een vloeistof die zo agressief is, dat hij zich overal doorheen vreet! Het probleem is: waar bewaar je hem in? Hij lost glazen flessen en roestvrij stalen vaten net zo makkelijk op als papieren zakken. Wat zou er gebeuren als je op de één of andere manier een hoeveelheid universeel zuur maakte? Zou de hele planeet uiteindelijk vernietigd worden? Wat zou er in zijn spoor achterblijven? Hoe zou de wereld eruitzien nadat alles door een blootstelling getransformeerd was? Ik wist toen nog natuurlijk niet dat ik een paar jaar later een idee –Darwins idee- zou leren kennen dat overeenkomsten vertoonde met het universele zuur: het vreet zich door bijna elk traditioneel concept heen en laat een gerevolutionaliseerd wereldbeeld achter waarin de meest oude bakens, hoewel op een fundamenteel wijze getransformeerd, nog net te herkennen zijn.” Toen Darwin zijn idee van natuurlijke selectie formuleerde, was het oorspronkelijk bedoeld om een biologisch probleem op te lossen. Vóór Darwin werd de menselijke oorsprong verklaard door religieuze mythen. Evolutie verklaarde wel het menselijk lichaam, maar niet de menselijke geest. Het idee vrat zich na een eeuw echter ook door de psychologie (Miller, 2000, p. 34). Darwin zelf zag reeds de mogelijkheden van zijn theorie in voor de psychologie. Aan het einde van ‘On the origin of species’ schrijft hij (1959, p. 524): ‘Ik zie in de toekomst braakliggende terreinen voor veel belangrijker onderzoekingen. De psychologie zal stellig voortbouwen op het hechte fundament dat Mr. Herbert Spencer al heeft gelegd, dat van de noodzakelijke verwerving van alle mentale krachten en vermogens via geleidelijke overgangen. We zullen veel te weten komen over de oorsprong van de mens en zijn geschiedenis.’ Edward O. Wilson speculeerde in zijn lijvige‘Sociobiology’ uit 1975 dat fenomenen als cultuur, religie, esthetiek en ethiek zouden uitgelegd zouden worden door de nieuwe synthese (Wilson, 1975, p. 559-564). Door cultuur en biologie te vermengen haalde hij zich veel woede op de hals. Immers, volgens hem was de mens vrij in zijn denken en doen en dus niet te 5 determineren tot een biologisch fenomeen. Zoals een vrouw in Darwins tijd zei over de theorie van natuurlijke selectie: ‘Laten we hopen dat het niet waar is en als het waar is, laten we hopen dat niemand het te weten komt.’ Zelfs vandaag de dag blijft de theorie van Darwin omstreden. Spijtig voor de critici die meenden dat evolutionaire psychologie te ver ging, maar Darwins theorie vrat verder. Voor sommigen, zoals Miller (2000, p. 10) gaat het vak zelfs niet ver genoeg. Evolutie, meent Storey (1996, p. xv) biedt het beste perspectief op menselijk gedrag en cultuur en is een noodzakelijke vervanger voor de structuralistische en poststructuralistische paradigmata die nu de theoretische scène domineren. Wie de theorie van Darwin niet voldoende kent of begrijpt, denkt al gauw dat de theorie betekent dat ons gedrag en onze cognitie gedetermineerd zijn. Door misbruik van Darwin’s theorie menen velen dat een biologisch perspectief op de mens leidt tot racisme en seksisme. Niets is minder waar en wie de moeite doet de hele theorie te begrijpen, merkt al gauw dat dat niet het geval is (Easterlin, 1999a, p. 241). Waarom geloven zoveel mensen in fenomenen die ze zelf nooit hebben meegemaakt? Waarom zijn mensen zo naïef en goedgelovig? Mensen kunnen opgaan in een boek, in een verhaal, in een geschiedenis die nooit gebeurd is. Fictie doet zich tegoed aan de lichtgelovigheid van de mensen. Ze doet mensen geloven in vreemde werelden en wezens, doet ze meeleven met personages die zelfs nooit bestaan hebben. Als mens zijn we op zoek naar schoonheid, we creëren en herkennen ze. Schrijvers bieden ons die schoonheid en wij, als lezer zijn bereid om samen met de auteur deel te nemen aan een spel van codes en symbolen (Cooke, 1999b, p. 102-105). Waarom? In deze thesis gaan we op zoek naar de reden achter het vertellen bij de mens. In de literatuurstudie lichten we eerst kort de evolutionaire psychologie toe. We gaan na hoe de wetenschap ontstaan is en welke personen de belangrijkste bijdragen hebben geleverd. Daarna gaan we in op de onderwerpen waarmee die wetenschap zich bezighoudt. We bekijken enkele typische fenomenen van de mens, zoals het groepsleven, en gaan na hoe cultuur en kunst ontstaan zijn.