Cover Page the Handle
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/40617 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Rikken, M.E. Title: Dieren verbeeld. Diervoorstellingen in tekeningen, prenten en schilderijen door kunstenaars uit de Zuidelijke Nederlanden tussen 1550 en 1630 Issue Date: 2016-06-23 Hoofdstuk 4: De natuurlijke historie in Antwerpen Inleiding Binnen het netwerk van de Antwerpse animalisten werden veelvuldig motieven uitgewisseld, zowel in albums met dierentekeningen als in dierenprentreeksen. Abraham Ortelius lijkt deze kunstenaars niet alleen te hebben aangezet tot het vervaardigen van deze diervoorstellingen, maar hij heeft ook de motievenuitwisseling op gang gebracht en gestimuleerd. Naast zijn sleutelrol als tussenpersoon voor de Antwerpse animalisten, vervulde hij eenzelfde soort brugfunctie tussen de Antwerpse animalisten aan de ene kant en natuurhistorici aan de andere kant. De ontwikkeling van de diervoorstelling in Antwerpen vertoont belangrijke parallellen met ontwikkelingen in de natuurlijke historie. Vanaf het midden van de zestiende eeuw werden veel natuurhistorische publicaties uitgegeven. De vroegste verschenen in Duitstalige landen, maar al snel werd Antwerpen een belangrijk centrum voor de boekdrukkunst met als gevolg dat vele – vooral botanische – traktaten in de Scheldestad werden gedrukt. Er lijken ook plannen te zijn geweest om een publicatie gewijd aan dieren uit te geven, maar die zijn niet uitgevoerd. Abraham Ortelius lijkt dit ook voor ogen gehad te hebben. Ortelius was hiervoor in de ideale positie; hij had niet alleen vele contacten met kunstenaars die diervoorstellingen vervaardigden, maar ook met natuurhistorici. Hij correspondeerde met de grote natuurhistorici van zijn tijd en stuurde ze afbeeldingen van dieren, waar hij gemakkelijk aan kon komen door zijn uitgebreide netwerk. Hij wisselde bovendien natuurhistorische kennis met hen uit. Het is aannemelijk dat hij de kunstenaars tevens in contact bracht met natuurhistorische kennis. In veel van de dierenalbums en dierenprentseries die zijn behandeld in de vorige twee hoofdstukken geven kunstenaars blijk van hun natuurhistorische kennis, zoals ik zal aantonen in dit hoofdstuk. Juist de kunstenaars die het dichts bij Ortelius stonden, geven het meest rekenschap van deze kennis, die zich op verschillende manier uitte in hun diervoorstellingen. 4.1 De ontwikkeling van natuurhistorische publicaties Om inzicht te krijgen in de parallellen tussen de ontwikkeling van de diervoorstelling en die van de natuurlijke historie is het van belang de ontwikkeling van natuurhistorische publicaties kort te schetsen. De eerste natuurhistorische traktaten waren gewijd aan flora, maar al snel volgden boeken gewijd aan fauna. De illustraties waren een essentieel onderdeel van deze publicaties. Hoewel de ontwikkeling van de natuurlijke historie aanvankelijk in Duitstalige gebieden plaatsvond, waarbij Latijn de taal van publicatie was, werd Antwerpen ook een belangrijk centrum voor de natuurlijke historie in de tweede helft van de zestiende 77 Hoofdstuk 4 eeuw. De drukker Christoffel Plantijn (Saint-Avertin c. 1520 – Antwerpen 1589) speelde hierbij in eerste instantie de hoofdrol. Natuurhistorische publicaties gewijd aan dieren In de jaren vijftig van de zestiende eeuw verschenen de eerste natuurhistorische publicaties gewijd aan dieren. Conrad Gessner (Zürich 1516 – Zürich 1565) publiceerde in 1551 het eerste deel, over levendbarende viervoeters, van het erudiete standaardwerk, de Historia Animalium.1 De delen volgden elkaar vervolgens in hoog tempo op.2 In 1554 verscheen het tweede deel over eierleggende viervoeters en het derde deel over vogels volgde weer een jaar later.3 Enkele jaren later, in 1558, kwam het vierde deel over vissen uit.4 Het laatste, vijfde, deel over slangachtigen verscheen postuum in 1587.5 Ook in 1551 zag het eerste vissenboek, L histoire naturelle des éstranges poissons marins, van Pierre Belon (Mans 1517 – Parijs 1564) het licht.6 Guillaume Rondelet (Montpellier 1507 – Réalmont 1566) publiceerde zijn vissenboek Libri De Piscibus Marinis in 1554.7 Een jaar later, in 1555, volgde Belons vogelboek L'histoire de la nature des oyseaux.8 De natuurhistorische publicaties werden veelal rijk voorzien van illustraties. Dat geldt al voor het eerste deel van de Historia Animalium, hoewel hier geen melding van wordt gemaakt op de titelpagina (Afb. 4.1). Natuurhistorici lieten zelf illustraties vervaardigen voor hun werken, maar kregen daarnaast ook vaak afbeeldingen toegezonden van bevriende natuurhistorici, van verzamelaars van natuurhistorische specimen en van andere geïnteresseerden.9 Zowel uitgevers en drukkers als natuurhistorici zelf kwamen al snel tot de ontdekking dat de illustraties goed aansloegen bij het publiek. Naast de omvangrijke natuurhistorische encyclopedieën, verschenen dan ook handzamere versies op de markt, waarin de illustraties waren gebundeld en de teksten grotendeels 1 Conrad Gessner, Historiæ animalium liber I. de quadrupedibus viviparis (Zürich: Christoph Froschauer, 1551). 2 Voor meer informatie over de verschillende uitgaven van Gessners natuurhistorische publicaties, zie: Hans H. Wellisch, Conrad Gessner: A Bio-Bibliography (Zug: IDC, 1984). 3 Conrad Gessner, Historiae animalium liber II. de quadrupedibus oviparis (Zürich: Christoph Froschauer, 1554). Conrad Gessner, Historiæ animalium liber III qui est de avium natura (Zürich: Christoph Froschauer, 1555). 4 Conrad Gessner, Historiæ animalium liber IIII qui est de piscium & aquatilium animantium natura (Zürich: Christoph Froschauer, 1558). 5 Conrad Gessner, Jacobus Carronus, en Casparus Wolf, Historiæ animalium liber V., qui est de serpentium natura (Zürich: Christoph Froschauer, 1587). 6 Pierre Belon, L’ histoire naturelle des éstranges poissons marins: avec la vraie peinctvre & description du Daulphin & de plusieurs autres de son espèce (Parijs: Chaudiere, 1551). 7 Guillaume Rondelet, Libri de piscibus marinis, in quibus veræ piscium effigies expressæ sunt (Leiden: Matthiam Bonhomme, 1554). 8 Pierre Belon, L’histoire de la nature des oyseaux, avec leurs descriptions, & naifs portraicts retirez du naturel (Parijs: Guillaume Cavellat, 1555). 9 Voor meer informatie over de manier waarop natuurhistorici aan de illustraties voor hun traktaten kwamen, zie bijvoorbeeld: Kusukawa, “The Sources of Gessner’s Pictures for the Historia Animalium”. En: Egmond, The World of Carolus Clusius. 78 De natuurlijke historie in Antwerpen achterwege werden gelaten.10 Gessner liet als eerste een bundeling van illustraties maken, zijn Icones Animalium van de viervoeters verscheen in 1553.11 Deze “Icones” zullen wel als “coffee table books” hebben gefungeerd, maar konden tevens door kunstenaars als handboek worden gebruikt. Gessner speelde hier zelfs op in en vermeldde op de titelpagina van zijn Duitstalige verkorte uitgave van de Historia Animalium uit 1563 dat de korte beschrijving van nut was voor respectievelijk kunstenaars, schilders, beeldhouwers, artsen en koks.12 Botanische publicaties in Antwerpen De vroegste natuurhistorische publicaties gewijd aan flora waren zelfs al eerder, in de eerste helft van de zestiende eeuw, verschenen dan de publicaties gewijd aan fauna. Deze vroege botanische traktaten werden aanvankelijk vooral in de Duitstalige gebieden gedrukt.13 Drie Zuid-Nederlandse botanici brachten rond het midden van de zestiende eeuw de botanische uitgaven naar Antwerpen. In 1543 verscheen een Nederlandse vertaling van het werk van de Duitse botanicus Leonhard Fuchs (Wemding 1501 – Tübingen 1566) die was bezorgd door Rembert Dodoens (Mechelen 1517 – Leiden 1585).14 De Antwerpse uitgever Jan van der Loe (? – Antwerpen 1563) heeft Dodoens waarschijnlijk aangezet tot het samenstellen van een nieuw boek en in 1554 gaf Van der Loe het Cruijdeboeck van Dodoens uit.15 Dit werk was nog grotendeels gebaseerd op dat van Fuchs, hoewel Dodoens wel ruim 200 plantenbeschrijvingen aan Fuchs’ werk toevoegde.16 Dodoens vatte 10 Ann Diels stelt dat de belangstelling voor de geïllustreerde dierenencyclopedieën vooral uitgevers ertoe bracht om afzonderlijke edities van de illustraties te verzorgen, zie: Diels, De familie Collaert (ca. 1555-1630) en de prentkunst in Antwerpen, 215. De auteurs zelf lijken hier echt ook een belangrijke rol bij gespeeld te hebben. 11 Conrad Gessner, Icones animalium quadrupedum viviparorum et oviparorum (Zürich: Christoph Froschauer, 1553). 12 Conrad Gessner, Thierbuch, das ist ein kurtze beschreibung aller vierfüssigen Thieren, so auff der erde und in wassern wonend, sampt jrer waren conterfactur (Zürich: Christoph Froschauer, 1563). Veel andere geïllustreerde boeken uit die tijd, zoals de Metamorfosen uitgaven, hebben ook dergelijke opdrachten. 13 Otto Brunfels (Mainz 1464 – Bern 1534) bracht in 1530 een revolutie teweeg met zijn Herbarium vivae Eicones dat in Straatsburg verscheen. Dit was het eerste botanische werk waarin de illustraties, waarvoor Hans Weiditz (Freiburg 1500 – Straatsburg? 1536) verantwoordelijk was, in minstens net zo hoog aanzien stonden als de tekst en op directe waarneming gebaseerd waren. Hiëronymus Bock (Heidersbach 1498 – Hornbach 1554) was met zijn Kreüterbuch uit 1539 (eveneens in Straatsburg gedrukt) de eerste auteur die ook de beschrijvingen op directe waarneming baseerde. Leonard Fuchs (Wemding in Beieren 1501 – Tübingen 1566) ten slotte combineerde de nieuwe beschrijvings- en afbeeldingstechniek in zijn De historia commentarii insignes uit 1542 (gedrukt in Bazel). Een jaar later verscheen in azel eonhard Fuchs’ New