PZH Evaluatie Update RES Rapport
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
UPDATE REGIONALE IN DE ZEVEN REGIO’S UPDATE VAN DE STAND VAN ZAKEN ENERGIESTRATEGIEËNIN ZUID-HOLLANDD LAN RIJN ND- HOLLA MIDDEN-HOLLAND D R AA W ER SS LA ALB DRECHT- STEDEN ROTTERDAM-DEN HAAG RD E WAA KSCH HOE IN OPDRACHT VAN EREE-OVERFLAK GO KEE OKTOBER 2019 2 1| INLEIDING INLEIDING Dit document is een update van de studie ‘Regionale Energiestrategieeën in Zuid-Holland, analyse en vergelijking van de stand van zaken in de zeven regio’s’, uit augustus 2018. Deze update kijkt dus naar de huidige stand van zaken, in oktober 2019. De provincie Zuid-Holland bestaat uit 7 RES-regio’s; Alblasserwaard, Drechtsteden, Goeree-Overflakkee, Hoeksche Waard, Holland-Rijnland, Midden-Holland, en Rotterdam-Den Haag. Voor de dikgedrukte vier regio’s zijn nieuwe documenten aangeleverd die in de update gebruikt zijn: - Alblasserwaard: BVR-eindrapport (conceptversie) - Alblasserwaard: Res vervolgproces_alblasserwaard - Drechtsteden: transitievisie warmte 1.0 - Holland-Rijnland : Energieakkoord Holland Rijnland 2017-2025, Uitvoeringsprogramma 2019 - Holland-Rijnland: Notitie ‘Van Regionaal Energieakkoord Holland Rijnland naar Regionale Energiestrategie (RES) Holland Rijnland’ - Rotterdam-Den Haag: Energieperspectief 2050 Rotterdam-Den Haag - Rotterdam-Den Haag: Regionale prioriteiten RES De gebruikte bronnen van het rapport van augustus 2018 staan genoemd ‘Regionale Energiestrategieeën in Zuid-Holland, analyse en vergelijking van de stand van zaken in de zeven regio’s’, uit augustus 2018. In deze update is de nadruk gelegd op de regio Rotterdam-Den Haag, Alblasserwaard, Drechtsteden en Holland- Rijnland omdat er voor deze deelregio’s nieuwe documenten ontwikkeld zijn. Voor de overige regio’s zijn er in dit overzichtsdocument geen aanpassingen gedaan. Wel zijn de aangepaste grenzen van de deelregio’s en van de provincie aangepast naar 2019. ACHTERGROND Voor extra achtergrondinformatie en toelichting: zie het document ‘Regionale Energiestrategieeën in Zuid-Holland, analyse en vergelijking van de stand van zaken in de zeven regio’s’, augustus 2018. LEESWIJZER Per regio zijn de resultaten overzichtelijk samengevat in een standaardformat; de vier ‘factsheets’ die een update gekregen hebben zijn bij elkaar gebracht in hoofdstuk 4. We beginnen echter in hoofdstuk 2 met de opvallende observaties en betekenisvolle conclusies uit de analyse, waarin de regio’s op een rij worden gezet (alle zeven regio’s), vervolgens worden in hoofdstuk 3 de bovenregionale aspecten in beeld te gebracht. PROCESVERANTWOORDING Voor de update wordt augustus 2019 gezien als peilmoment. Voor vier regio’s betekent dit een aanpassing van de kwantitatieve onderdelen van de factsheets. Het deel van het procesverloop heeft geen update gekregen, en staat dus niet in de factsheets. Voor de status van het proces en governance van 2018 en voor de factsheets van de regio’s Midden-Holland, Hoeksche Waard en Goeree-Overflakkee kan de voorgaande rapportage geraadpleegd worden. 3 2| VERGELIJKING EN ANALYSE ALGEMEEN De uitkomsten van de analyse beschouwend moeten we allereerst concluderen dat het nog steeds lastig is om een vergelijking te maken. Het bronmateriaal c.q. de resultaten in de verschillende regio’s zijn (nog) niet concreet genoeg om eenduidige conclusies te trekken. Enerzijds met betrekking tot de verhouding tussen de regionale ambities, opgaven en aanpak en anderzijds de provinciale ambitie en verantwoordelijkheden. Bovendien geldt er bijvoorbeeld voor de regio Alblasserwaard dat de gebruikte documenten nog niet vastgesteld zijn. VERSCHILLEN IN AANPAK (PROCES) EN RESULTAAT De verschillen tussen de Zuid-Hollandse regio’s zijn groot, zowel in fysieke (oppervlakte, landschap, infrastructuur, et cetera) als sociaaleconomische zin (mate van verstedelijking, samenwerkingsstructuren, economische activiteiten, et cetera). Dit heeft onmiskenbaar zijn weerslag op de aanpak van de strategievorming en het bereikte eindresultaat (peildatum juni 2018). Het spectrum loopt van Goeree-Overflakkee (49 duizend inwoners, landelijk, kleine kernen) tot Rotterdam Den Haag (ruim 2,3 miljoen inwoners, veel industrie, sterk verstedelijkt). Het is niet moeilijk voor te stellen dat de complexiteit van de opgave voor de laatste vele malen groter is. De vergelijking tussen de ambitie, opgave, besparingsambitie zijn weergegeven in kwantitatieve staafgrafieken. Voor vier regio’s is er een aanvulling gemaakt. Doordat nu de regio’s Alblasserwaard en Rotterdam-Den Haag ook ingevuld zijn, wordt de verhouding tussen de deelregio’sEnergievraag beter zichtbaar. in 2014/2015 De regio Rotterdam-Den Haag is vanwege zijn omvang en hoge mate van stedelijkheid een uitzondering op de overige regio’s. Om vergelijkbaarheid mogelijk te maken is er gebruik gemaakt van een scheurlijn. De inzichten op deze grafieken zijn gebaseerd op een peilmoment. Bovendien zijn er voor alle regio’s verschillen in uitgangspunten en meetmomenten (zoals figuur 3 laat zien). De grafieken laten dus een vergelijking zien die niet altijd helemaal vergelijkbaar is (bijvoorbeeld door de keuze van een ander doeljaar!). 30 30 30 Alblasserwaard- Vijfheerenlanden Lorem ipsum Lorem ipsum Lorem ipsum Drechtsteden (2015) Goeree-Overflakkee (2015) Hoeksche Waard (2015) %opwek besparing %opwek besparing %opwek besparing Holland Rijnland (2014) Midden-Holland (2014) Rotterdam-Den Haag (2015) opwek per inwoner opwek opwekper km2 per inwoner %opwekopwekopwek perbesparing km2 per inwoner %opwekopwek per besparing km2 %opwek besparing 0 50 100 150 200 Figuur 1. Energiegebruik in petajoules per regio in 2014 of 2015 Opwek per inwoner (GJ) Besparingpercentage (%) Opwek per km2 (TJ) 80 80 80 508080 8050 50 70 70 70 7070 70 40 40 40 60 60 60 6060 60 50 50 50 305050 5030 30 40 40 40 4040 40 20 20 20 30 30 30 3030 VRAAG 13,8 30 6,44 REST OPWEK 7,3 20 20 20 2020 20 10 10 10 10 10 10 1010 2,5 10 - 0,83 OP 3,3 %opwek besparing A D G-O H-W HR M-H RDH A D G-O H-W HR M-H RDH A D G-O H-W HR M-H RDH 4,1 Figuur 2. Opwek per inwoner (referentiescenario) , Besparing per regio, afgezet tegen het energiegebruik in het zichtjaar en opwek per km2 (referentiescenario) (zie factsheets)- 0,49 OPWEK 4,6 VRAAG 26,8 4 2,97 REST OPWEK 23,8 VRAAG 18,9 3,7 REST OPWEK 15,2 0 5 10 15 20 25 30 Regio energie neutraal A-V A 2019 2050 Inzicht in energie 2030 opgave Zichtjaar referentiescenario “Energielabels woningaan- “Gebouwde omgeving “Regio energie bod gemiddelde B” energie neutraal” neutraal” D D 2017 2025 2035 2050 Start referentie Zichtjaar referentie scenario scenario “Regio wil “Regio wil energieneutraal zijn” energieleverend zijn” 2020 G-O G-O 2017 2030 Start referentie Zichtjaar scenario scenario’s “Regio energie neutraal” HW HW 2018 2040 Start referentie Zichtjaar referentie scenario scenario “Tussendoel duurzame opwek” “Regio energie 2025 neutraal” H R H R 2016 2050 Start referentie Zichtjaar referentie scenario scenario “Regio energie neutraal” M-H M-H 2017 2025 2040 2050 Start referentie Tussenstap 1 Tussenstap 2 Zichtjaar referentie scenario referentie scenario referentie scenario scenario Vrijwel CO2 neutrale energievoorziening RDH RDH 2017 2030 2050 Start referentie Aandeel 2030 Zichtjaar referentie scenario wordt nog bepaald scenario Figuur 3. Door de regio’s gehanteerde tijdlijnen met daarin de voornaamste mijlpalen. In elke regio is gewerkt met toekomstscenario’s, soms meerdere. Voor de vergelijking is steeds één scenario als referentie genomen. (zie factsheets) 5 OVERSCHOT TEKORT 8,5 VRAAG AA-V 3,1 6,8 8,5 21,8 VRAAG D TEKORT OPWEK BESPARING 6,4 13,8 21,8 4,1 VRAAG G-O 0,8 2,5 4,1 6,1 VRAAG HW 0,5 4,1 6,1 36,6 VRAAG H R OPWEK BESPARING 3,0 26,8 36,6 27,5 VRAAG M-H OPWEK BESPARING 3,7 18,9 27,5 178 VRAAG (X 5) RDH OPWEK BESPARING 28 141 ? 10 5 0 5 10 15 20 25 30 35 Figuur 4. Energiegebruik in 2030, 2040 of 2050 en daaronder de besparing en opwek van het (referentie)scenario in PJ. De hoeveelheid die resteert is een overschot (links) of een tekort (rechts). Bij Holland Rijnland is de theoretisch maximale opwek gebruikt (uitleg in factsheet Holland Rijnland). 5,6,7 Zie voor uitleg de begrippenlijst in de bijlage 6 3| BOVENREGIONAAL PERSPECTIEF Tot dusver kwamen dergelijke plannen niet tot stand binnen een vaststaand kader of op basis van een vooraf gedefinieerd format. Voor de gezochte afstemming is het echter noodzakelijk dat regionale strategieën onderling op essentiële punten vergelijkbaar en optelbaar zijn. Op basis van voorgaande analyse moeten we concluderen dat de regionale plannen tot dusver niet goed vergelijkbaar zijn en ook niet in alle opzichten goed optelbaar. Daar is een aantal oorzaken voor aan te geven. De focus van de regionale energiestrategie ligt in alle regio’s vrijwel exclusief bij de verduurzaming van de eigen energiehuishouding. Behoeften van aanpalende regio’s zijn nauwelijks bekend en niet meegenomen in de eigen planvorming. Maar de resultaten laten zien dat geen enkele regio eenvoudig kan voorzien in de eigen behoefte aan duurzame warmte én elektriciteit. Het ligt dan ook voor de hand dat regio’s voor delen van hun energievraag de blik over de grenzen van de eigen regio richten. Om de omvang van deze bovenregionale opgave te kunnen inschatten is het wenselijk dat regio’s vergelijkbare uitgangspunten en rekenmethodes hanteren. Dat is echter maar ten dele het geval. Een aantal in het oog springende aspecten die dit beïnvloeden zijn de volgende: • De grondslagen voor het bepalen van de potentiële duurzame opwekking lopen uiteen. Midden-Holland bepaalde een theoretische maximale opwekpotentie binnen bepaalde randvoorwaarden, andere regio’s onderzochten alleen de mogelijkheden om de behoefte aan duurzame energie in eigen regio op te wekken. • De basis voor de geprojecteerde besparingseffecten lopen uiteen en zijn veelal niet geheel inzichtelijk of duidelijk. • De principes op grond waarvan keuzes worden gemaakt voor de wijze waarop wordt voorzien in de toekomstige warmtevraag (restwarmte, geothermie, elektrificatie, et cetera) lopen uiteen. • Niet alle documenten hebben dezelfde status. 7 UPDATE SEPTEMBER 2019! KAART 1 - GEBRUIK EN OPWEKKING VAN ENERGIE LEGENDA Het doel van de regionale energiestrategie is het 20,1 verduurzamen van de energievoorziening.