Tweede Kamer Der Staten-Generaal 2
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1982-1983 17638 Gemeentelijke herindeling van de Hoeksche Waard Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING Gebiedsbeschrijving De Hoeksche Waard wordt aan alle kanten door water omsloten. Aan de noordzijde is dat de Oude Maas, aan de oostzijde de Dordtse Kil, aan de zuidkant het Hollandsen Diep en het Haringvliet en aan de westzijde ten slotte het Spui. Er kan derhalve van een eiland worden gesproken. Het gebied heeft nog steeds in hoofdzaak een open en landelijk karakter. Een sterke verstedelijking ontbreekt en een grootschalige infrastructuur is slechts in beperkte mate aanwezig. De landschapsstructuur wordt hoofdza- kelijk bepaald door de achtereenvolgende bedijkingen, kenmerkend voor de zeekleigebieden van Zuidwest-Nederland. Van die bedijkingen vormen de polders rond de Binnenbedijkte Maas (een deel van de Oude Maasloop van voor de Sint-Elizabethsvloed), het Oudeland van Strijen en de Sint Antho- niepolder en de polder Oud-Korendijk in het westen de oudste kernen in het gebied. Vanuit deze polders is in de loop van enkele eeuwen een groot aantal aanwassen bedijkt, hetgeen geleid heeft tot een patroon van min of meer evenwijdig lopende dijken en (vooral in de zuidelijke helft van het eiland) langgerekte polders. Naar de randen van het eiland toe wordt het bedijkingspatroon kleinschaliger. De overwegend grootschalige open polders in het gebied hebben een rechthoekige verkaveling, waarin veelal oude kreeklopen zijn opgenomen, die in enkele gevallen nog een vrij natuurlijk karakter bezitten en landschap- pelijk van belang zijn. De grond wordt overwegend voor akkerbouw gebruikt. Een uitzondering hierop vormt het Oudeland van Strijen, waar grasland overheerst en de verkaveling een grillig karakter heeft. In het centrale deel van de Waard treft men boomgaarden aan. De dijken zijn overwegend wegdijken en dientengevolge van belang voor de ontsluiting. De nederzettingen in het gebied zijn vaak ontstaan bij de kruising van een dijk en een kreek, die veelal de functie van haven kreeg. Rond de haven voltrok zich dan een zekere kernvorming, terwijl de overige bebouwing lintvormig langs de dijk tot stand kwam. Een aantal dorpen en gehuchten bezit geen haven en bestaat alleen uit een langgerekt dijklint. Boerderijen zijn meestal solitair op enkele tientallen meters van de dijk in de polder gelegen en omgeven door erfbeplanting, of maken deel uit van de lintbebouwing. Een belangrijk landschappelijk gegeven vormen voorts de buitendijkse gebieden, die onderling vrij grote verschillen vertonen. Aan de noordzijde langs de Oude Maas hebben de buitendijkse gebieden een vrij dichtbegroeid karakter (grienden en rietgorzen). Grienden komen ook voor ten westen Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 17 638, nrs. 1-3 25 van Strijensas in het zuiden van het eiland. De overige buitendijkse gebieden bestaan overwegend uit gorzen en slikken en hebben dientengevolge een open karakter. Belangrijkste landschappelijke elementen zijn verder de binnenbedijkte Maas en het geïsoleerd liggende Tiengemeten. De meeste dijkdorpen zijn in de laatste decennia uitgebreid met nieuw- bouwwijken, industrieterreinen en jachthavens ten behoeve van de watersport. Hierdoor is soms de karakteristieke dijkstructuur verloren gegaan. De industriecomplexen bij Moerdijk, de suikerfabriek bij Puttershoek en de industrie in het Europoortgebied hebben op sommige plaatsen een visuele invloed op het polderlandschap. Bestuurlijk gezien is de Hoeksche Waard thans verdeeld over veertien gemeenten te weten: inwonertal per 1 januari 19G2' 1. Goudswaard 1 773 2. 's-Gravendpel 7 778 3. Heinenoord 3 304 4. Klaaswaal 3 690 5. Maasdam 3 159 6. Mijnsheerenland 4 208 7. Nieuw-Beijerland 2 988 8. Numansdorp 7 688 9. Oud-Beijerland 16 174 10. Piershil 1 435 11. Puttershoek 5 773 12. Strijen 8218 13. Westmaas 2 152 14. Zuid-Beijerland 3 445 Een klein deel van de waard, de polder Klein Koningrijk, behoort tot de gemeente Dordrecht. Het eiland Tiengemeten maakt deel uit van de gemeenten Goudswaard en Zuid-Beijerland. Op Voorne-Putten liggen stukjes grondgebied van de gemeenten Goudswaard en Nieuw-Beijerland, evenals een groter stuk, de Beerenplaat, dat tot het grondgebied van Oud-Beijerland behoort. Uit het bovenstaande overzicht blijkt dat van de veertien gemeenten in de Hoeksche Waard er tien gemeenten minder dan 6000 inwoners tellen; vier daarvan hebben nog geen 3000 inwoners. Vanwege het vrij geringe inwonertal van een aantal gemeenten in de Hoeksche Waard komen enkele (bestuurlijke) combinatiefuncties voor. Zo hebben de gemeenten Nieuw- Beijerland, Goudswaard en Piershil gedrieën één burgemeester. Er zijn ook gemeenten die hun secretaris delen. Dat zijn respectievelijk Nieuw-Beijerland en Piershil, alsmede Mijnsheerenland en Westmaas. In de gemeente Maasdam vervult de burgemeester tevens de functie van secretaris. Vooruitlopend op de gemeentelijke herindeling zijn in een aantal gemeenten geen burgemeesters meer benoemd. Volstaan is met het aanwijzen vaneen waarnemend burgemeester. De gemeenten hebben voor de vervulling van een aantal taken gemeen- schappelijke regelingen gesloten. Zo nemen alle gemeenten behalve Oud-Beijerland, Strijen, Numansdorp, 's-Gravendeel en Puttershoek deel in de gemeenschappelijke regeling technische dienst Hoeksche Waard. De gemeenschappelijke regelingen betreffen verder in het bijzonder de gezondheidszorg en milieuhygiëne, de vuilverwerking, de recreatie, de brandweer en het maatschappelijk werk. Opgemerkt moet worden, dat Oud-Beijerland en ook het buiten de Hoeksche Waard gelegen Dordrecht veelal als centrumgemeente voor deze samenwerkingverbanden fungeren. Alle gemeenten hebben zitting in het overlegorgaan Hoeksche Waard. 's-Gravendeel en Puttershoek nemen ook deel in het overlegorgaan Drechtsteden. 's-Gravendeel heeft overigens tevens zitting in het streekli- 1 Voorlopige cijfers CBS. chaam Drechtsteden voor de ruimtelijke ordening. Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 17 638, nrs. 1-3 26 De ruimtelijke ontwikkeling van de waard, zoals het provinciaal bestuur van Zuid-Holland dat voorstaat, is neergelegd in het streekplan Zuid-Holland, dat is vastgesteld in april 1982. Dit streekplan strekt zich uit over de deelgebieden Drechtsteden, Goeree-Overflakkee en de Hoeksche Waard. De twee laatstgenoemde gebieden worden als het landelijk gebied aange- merkt. Het behoud van dat landelijk karakter en functie staan hier voorop. De druk van buitenaf, uit de omringende stedelijke en industriële gebieden in de Drechtsteden en de Rotterdamse agglomeratie zal moeten worden beperkt. De invloeden uit die omliggende gebieden zijn hoofdzakelijk merkbaar geweest in de sterke toename van de bevolkingsomvang, namelijk van circa 48000 in 1969 tot bijna 70000 per 1 januari 1980. Het beleid voor de Hoeksche Waard is thans primair gericht op het voorzien in de behoeften van de bevolking in het gebied, voor zover dat in overeen- stemming is met het landelijk karakter van de waard. Om de suburbanisatie en het daarmee gepaard gaande forensisme een halt toe te roepen is de toegestane woningvoorraadontwikkeling per kern afgestemd op het huisvesten van de eigen bevolking en de sociaal en economisch gebondenen. Daarnaast moet bij de ontwikkelde woningvoor- raad in de kernen Oud-Beijerland, Numansdorp en van 's-Gravendeel ook rekening worden gehouden met het huisvesten van regionaal woningbe- hoevenden. Deze kernen hebben een bovenlokale functie in de regionale verzorgingsstructuur. Een en ander betekent dat de bevolking van de Hoeksche Waard - dan in de periode voor 1980 - geen groei van betekenis meer zal doormaken, maar zich min of meer zal stabiliseren. Voorgeschiedenis Over de gemeentelijke herindeling van de Hoeksche Waard wordt al lange tijd gediscussieerd. Die discussie spitste zich aanvankelijk toe op een wijziging van de grens tussen de gemeenten 's-Gravendeel en Strijen ter hoogte van de buurtschappen Mookhoek en Schenkeldijk. In 1960 liet de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken weten, dat hij een hem ter zake voorgelegd grenswijzigingsvoorstel niet verder in behandeling wilde nemen. De toenmalige bewindsman achtte het van groot belang dat deze grenswijziging in groter verband zou worden bezien en dat zij zou worden ingepast in een plan tot herindeling van de gehele Hoeksche Waard. Overleg tussen gedeputeerde staten van Zuid-Holland en de betrokken gemeenten leidde ertoe, dat twaalf van de veertien gemeenten begin 1967 besloten een studie te laten verrichten naar de wenselijkheid van een gemeentelijke herindeling van de Hoeksche Waard. Gedeputeerde staten besloten in afwachting van de resultaten van dit onderzoek de verdere voorbereiding van de herindeling op te schorten. Het onderzoek, dat werd geleid door prof. dr. H. A. Brasz, werd eind 1968 afgesloten met de publikatie van het rapport «De bestuurlijke organisatie van de Hoeksche Waard». In dit rapport werd een drietal oplossingen gegeven voor de bestuurlijke problematiek van de Hoeksche Waard te weten: 1. de vorming van één gemeente voor het hele gebied; 2. samenvoeging van de bestaande gemeenten tot een beperkt aantal; daarbij zou men bij voorbeeld kunnen denken aan: - de vorming van twee gemeenten, waarbij de grens gevormd wordt door de Rijkswegen 19 en 29 (de gemeente 's-Gravendeel was in dit model niet opgenomen); - de vorming van zes gemeenten: • Oud-Beijerland; • Goudswaard/N ieuw-Beijerland/Piershil/Zuid-Beijerland; • 's-Gravendeel; • Strijen; • Heinenoord/Maasdam/Mijnsheerenland/Puttershoek en Westmaas; • Klaaswaal/Numansdorp; 3. de instelling van een gewestelijk bestuur (via een wettelijke regeling).