De Ontwikkelingsgang Der Nederlandsche Letterkunde. Deel 5: Geschiedenis Der Nederlandsche Letterkunde Van De Republiek Der Vereenigde Nederlanden (3)

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

De Ontwikkelingsgang Der Nederlandsche Letterkunde. Deel 5: Geschiedenis Der Nederlandsche Letterkunde Van De Republiek Der Vereenigde Nederlanden (3) De ontwikkelingsgang der Nederlandsche letterkunde. Deel 5: Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde van de Republiek der Vereenigde Nederlanden (3) J. te Winkel bron Jan te Winkel, De ontwikkelingsgang der Nederlandsche letterkunde V. Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde van de Republiek der Vereenigde Nederlanden (3). De erven F. Bohn, Haarlem 1924, tweede druk. Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/wink002ontw05_01/colofon.htm © 2002 dbnl 2 Vierde tijdvak. (vervolg). De verfransching der letteren. 1680-1780. (vervolg). J. te Winkel, De ontwikkelingsgang der Nederlandsche letterkunde.Deel 5: Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde van de Republiek der Vereenigde Nederlanden (3) 3 XI. Willem III gehekeld en verheerlijkt. Bij den aanvang van dit tijdperk was Prins Willem III bijna onbeperkt leider van onze binnen- en buitenlandsche politiek. Die macht had hij te danken aan de gelukkige uitkomst van zijn krijgsbeleid in den, aanvankelijk wanhopig schijnenden, strijd tegen eene overmacht als die van Lodewijk XIV, en aan de goede verstandhouding, die er met Engeland ontstaan was door zijn huwelijk met Maria Stuart, de oudste dochter van Jacobus, hertog van York, en vermoedelijk troonopvolger van zijn broeder Karel II. Wel had hij niet kunnen verhinderen, dat de Staten-Generaal in 1678 tegen zijn zin met Lodewijk XIV te Nijmegen vrede hadden gesloten en dat die vrede ook door onze dichters was bejubeld, o.a. ook door KATHARINA LESCAILJE, die daarbij merkwaardig getrouw taal, toon en dichtvorm van Vondel's zang op den vrede van Munster wist te volgen, maar gedurende het tienjarig vredestijdperk, dat nu volgde, wist Willem III toch zijn wil grootendeels te doen zegevieren, hetzij door de verheffing zijner gunstelingen en oogendienaars tot hooge staatsambten, hetzij, en niet zelden, door wetsverzetting in steden, die zich niet in allen deele naar zijn wil schikten. Aan het groot gezag, dat hij bezat, paarde zich dan ook geene daaraan evenredige genegenheid. Zelfs de opgewondenheid der Prinsgezinden over zijne verheffing was tot bedaren gekomen. Zijn huwelijk had nog wel enkelen dichters aanleiding gegeven, een juichtoon aan te heffen, maar daarna zwegen de lofkreten, zoodat ook onze letterkunde het overigens genoeg uitkomende feit bevestigt, dat men al spoedig slechts matig met den nieuwen stadhouder ingenomen was. Indien de tegenwerking, die hij langzamerhand hier en daar begon te ondervinden nog door zijn gezag kon gebroken worden en niet al te luid in vijandige pamfletten of scherpe hekeling uiting vond, dan was het slechts vrees voor zijne straffende hand of angst voor J. te Winkel, De ontwikkelingsgang der Nederlandsche letterkunde.Deel 5: Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde van de Republiek der Vereenigde Nederlanden (3) 4 binnenlandsche beroeringen, die de ontevredenen binnen de perken hield. Toch ontbrak het in een tijd, waarin hekelzucht in de lucht zat, ook aan zulke hekeldichten niet geheel en al, o.a. in 1683 en het volgende jaar, toen er een conflict was gerezen van den Prins met de Stedelijke Regeering van Amsterdam over onderhandelingen, door die Regeering afzonderlijk met den Franschen gezant D'Avaux gevoerd, en met die stad, met Middelburg en met de Staten van Friesland en Groningen over het aanwerven van nieuwe troepen, naar aanleiding van den inval van Lodewijk XIV in de Zuidelijke Nederlanden. Toen toch regende het pamfletten en paskwillen, meest in proza, maar ook wel in verzen, tegen den Prins en zijn getrouwen dienaar, De Witt's opvolger als raadpensionaris, Gaspar Fagel, en heetten o.a. ‘De Zeven vrye Landen geboeit aan voet en handen door Willem en door Fagel, twee Goden van 't Jan Hagel.’ Toen er een vinnig tegenschrift ‘Missive van eenen Regent ter vergaderinge van Holland’ uitkwam, geschreven door Philalethes, waarin men een pseudoniem van Fagel zag, en waarmee de Amsterdamsche Regeering heftig werd aangevallen, verscheen er een gedicht ‘De Waarheid aan Philalethes’ 1), dat voor een werk van GOVERT BIDLOO doorgaat en het verzegelen der officiëele papieren van Gerrit Hooft en den Amsterdamschen pensionaris Jacob Hop als vrijheidsschennis bestrafte; en toen Amsterdam het ten slotte gewonnen had en een twintigjarige wapenstilstand tusschen Frankrijk en Spanje tot stand was gekomen, werd een lofdichtje uitgegeven op Koenraad van Beuningen, die ‘met wys beleid door Vrede d' Oorlogsvlam geblust had.’ Nauwelijks echter was deze twist bijgelegd, of in 1684 en 1685 ontstonden er nieuwe oneenigheden van den Prins met Utrecht, waar de Regeering verzet werd, en vooral met Dordrecht over de nominatie der luiden van achten, en te Leiden over de benoeming van vier nieuwe vroedschapsleden door den Prins buiten de voordracht om. Ook daarop verschenen schimpdichten: ‘Aan Dordregt wegens de Vryheid’, ‘Hartentroost voor de Provinsie van Holland over d' affaires van Dordregt’ en, naar aanleiding daarvan, ook een paar sonnetten van ‘Holland aan 't roemrugtig Amsterdam’, dat ‘des prinsen wrok op zyn vryen nek laadde’ en zich zóó het ‘plegt- 1) Herdrukt in Nederduitse en Latynse Keurdigten, Rott. 1710, bl. 183-185. J. te Winkel, De ontwikkelingsgang der Nederlandsche letterkunde.Deel 5: Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde van de Republiek der Vereenigde Nederlanden (3) 5 anker van den Staat’ toonde, waarop de andere steden konden vertrouwen, als het noodig was ‘de vryheid te salveren’ 1). Andere schimpdichten gaven uiting aan de zeer gerechtvaardigde ergernis over de onwettige uitlevering in 1684 van Monmouth's vriend Thomas Armstrong, wien deze eigenmachtige handeling van den Prins het leven kostte. Daar de schout van Leiden, Cornelis Paats, den ongelukkigen edelman gevangen genomen had, werd in een gedicht gejammerd over ‘De Leidse ontrouw’ en werd in een ander de geest van Armstrong ingevoerd, over het hem aangedane onrecht klagende aan burgemeester Van der Werff, die daarop het wee uitriep over het weleer beroemde Leiden, van welks ‘hoofd nu helaas de kroon gevallen, welks goude glans van vryheid thans verdoofd was.’ 2) Scherper hekeldicht evenwel is er tegen den Prins en tegen Fagel niet uitgekomen, dan in 1687 ‘Hollands Koors, verergert in een derdendaagsche, vervallen in een quynende siekte en geëyndight in ellendige doodstuypen’, geschreven door Lieven van Waarmond in het vijftiende jaar onzer slaverny 3)’. Daarin worden onbewimpeld, in vloeiende alexandrijnen, die den indruk van goed berijmd proza maken, alle onheilen opgesomd, aan het land overkomen, ‘soo ten tyden van de Graven, als ook onder de gewaande Vrye Regeering, Staatsgewyze in naam, doch Stadhouderlijke inderdaat.’ Alle stadhouders, tot zelfs Willem I, worden er als dwingelanden in gebrandmerkt, terwijl er geleidelijk en historisch juist alles in wordt opgehaald, wat er sedert 1683 tusschen Amsterdam en den Prins was voorgevallen. In hetzelfde jaar verschenen er ook spotdichten ‘Op de Oratie ter eere van zyn Doorlugtige Hoogheid’, te Leiden in het Latijn uitgesproken door Arnold, baron van Wassenaer Duivenvoorde, heer van Voorschoten; en daarin wordt tegelijk gespot met de vier laatst benoemde professoren der Leidsche hoogeschool, die ‘onze getrouwe vorst ons alle vier beschaft heeft’ omdat hij zooveel verstand heeft van de wijsheid, daar hij immers ‘hem nooit dronke drinkt en te paart zit met zulken gratie’, zooals er ironisch in gezegd wordt. 4) 1) De schimpdichten op de Dordtsche quaestie werden herdrukt in Nederduitse en Latynse Keurdigten, Rott. 1710, bl. 218-221. 2) Deze gedichten op Armstrong zijn herdrukt in Nederduitse en Latynse Keurdigten. Rott. 1710, bl. 130-134. 3) Herdrukt in Nederduitse en Latynse Keurdigten. Rott. 1710, bl. 145-172. 4) Herdrukt in Nederduitse en Latynse Keurdigten. Rott. 1710, bl. 172-174. J. te Winkel, De ontwikkelingsgang der Nederlandsche letterkunde.Deel 5: Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde van de Republiek der Vereenigde Nederlanden (3) 6 Gedichten ter eere van den Prins verschenen er eerst weer (en wel in veel te groot aantal om ze alle te vermelden), toen de stoute overtocht naar Engeland, door hem onder de leus ‘pro religione et libertate’ in 1688 gewaagd, om de plaats van zijn schoonvader in te nemen, met een schitterenden uitslag bekroond was, want de Kerkelijken verheugden zich daarin, omdat zij er het door Lodewijk XIV bedreigde Protestantisme mee gered zagen, en de Wereldlijken, omdat zij verwachtten, dat er nu een einde zou komen aan den naijver van Engeland op onzen handel, en deze dus weer onbezorgd zou kunnen bloeien. JOAN PLUIMER schreef toen verschillende gedichten op 's Prinsen vertrek, op het onweer, dat den overtocht dreigde te beletten, op den overtocht zelf en op de landing aan de Engelsche kust. KATHARINA LESCAILJE verheerlijkte den Prins ‘triomfeerende in Engeland’. Ook LAURENS BAKE gaf daarop vier eerdichten in 't licht. In 1689 verschenen de ‘Amsterdamsche Lofgalm op de Triomfante afhaling van Maria’, toen zij den Prins naar Engeland gevolgd was, en ‘Neerlants vreugdegalm op de verheffing van Willem III’, beide van WILLEM EVERWIJN. DIRCK BUYSERO schreef een gedicht bij een ‘Zinnebeeld op den overtocht naar Engeland’, waarop de Prins als Hollandsche Hercules was afgebeeld, een driehoofdig monster vertredend, en LUDOLF SMIDS leverde bijschriften in verzen en aanteekeningen in proza bij de tien prenten, die Romein de Hooghe geëtst had om ‘de aanmerkelykste zaaken van de overtogt van Z. H. tot desselfs krooning toe’ te vertoonen. Andere prenten verschenen met dichterlijke bijschriften van JAN NOREL, en bij de kroning van Prins en Prinses tot koning
Recommended publications
  • Cutty Sark: the Fastest Sailing Ship of All Time
    Day 10_Reading ● Let’s Practise! Reading 1 You should spend about 20 minutes on Questions 1-13, which are based on Reading Passage 1 below. Cutty Sark: the fastest sailing ship of all time The nineteenth century was a period of great technological development in Britain, and for shipping the major changes were from wind to steam power, and from wood to iron and steel. The fastest commercial sailing vessels of all time were clippers, three-masted ships built to transport goods around the world, although some also took passengers. From the 1840s until 1869, when the Suez Canal opened and steam propulsion was replacing sail, clippers dominated world trade. Although many were built, only one has survived more or less intact: Cutty Sark, now on display in Greenwich, southeast London. Cutty Sark’s unusual name comes from the poem Tam O’Shanter by the Scottish poet Robert Burns. Tam, a farmer, is chased by a witch called Nannie, who is wearing a ‘cutty sark’ – an old Scottish name for a short nightdress. The witch is depicted in Cutty Sark’s figurehead – the carving of a woman typically at the front of old sailing ships. In legend, and in Burns’s poem, witches cannot cross water, so this was a rather strange choice of name for a ship. Cutty Sark was built in Dumbarton, Scotland, in 1869, for a shipping company owned by John Willis. To carry out construction, Willis chose a new shipbuilding firm, Scott & Linton, and ensured that the contrast with them put him in a very strong position.
    [Show full text]
  • The Cutty Sark
    P a g e | 1 THE CUTTY SARK The “Cutty Sark” was a British clipper ship, aptly named of course as a [clipper for its speed1], which was built in 1869 on the [river Clyde in Scotland2] by the Jock Willis Shipping Corporation.3 It was primarily used to transport tea from China to Great Britain, as well to a lesser extent later in its life, wool from Australia;4 however, with the advent of the steam engines and the creation also of the Suez Canal in 1869, its days of operation as a sailing vessel were numbered, as the steam ships were now prevailing as technologically advanced cargo carriers through the shorter route by the Suez Canal to China. In fact, within a few years of its operation, as its delegation in the tea industry was declining, it was assigned primarily the duty of transporting wool from Australia to England, but this activity was thwarted again by the steam ships, as they were enabled by their technologies to travel faster to Australia. Eventually, the “Cutty Sark” in 1895 was sold to a Portuguese company called “Ferreira and Co.”, where it continued to operate as a cargo ship until 1922, when it was purchased on that year by the retired sea captain Wilfred Dowman, who used it as a training ship in the town of Falmouth in Cornwall. After his death, the ship was conferred as a gesture of good will to the “Thames Nautical Training College” in Greenhithe in 1938, where it became an 1 “Clipper – Wikipedia, the free encyclopaedia” – http://en.wikipedia.org/wiki/Clipper, 2013: p.1.
    [Show full text]
  • Performance Evaluation of the 19Th Century Clipper Ship Cutty Sark: a Comparative Study
    Performance Evaluation of the 19th Century Clipper Ship Cutty Sark: A Comparative Study C. Tonry1, M. Patel1, C. Bailey1, W. Davies2, J. Harrap2, E. Kentley2, P. Mason2 1University of Greenwich, London, UK 2 Abstract The Cutty Sark, built in 1869 in Dumbarton, is the last intact composite tea clipper ship [1]. One of the last tea clippers built she took part in the tea races back from China. These races caught the public imagination of the day and were widely reported in newspapers [2]. They developed from a desire for 'fresh' tea and the first ship to return with the new season's tea could charge a higher price for the cargo. Clipper ships were built for speed rather than carrying capacity. The hull efficiency of the Cutty Sark and her contemporaries is currently unknown. However, with modern CFD techniques, virtual experiments can be performed to model the fluid flow past the hull and so based on the shear stress and the pressure over the surface of the hull to calculate the resistance. In order to compare the hull against other ships three other ships were selected. The Farquharson, an East Indiaman built in 1820 [3]; the Thermopylae, another composite clipper built in 1868 which famously raced the Cutty Sark in 1872 [1]; and finally the Erasmo a later Italian all-steel construction 4-masted barque built in 1903[4]. Fig. 1 shows images of these ships. As only one of these ships exists today, and she no longer sails, 3D geometries were constructed fromlines plans of the ships hulls.
    [Show full text]
  • Van Μέγας 'Αλέξανδρος Tot Alaxandar
    Van Μέγας ’Αλέξανδρος tot Alaxandar Mór Band 1: Achtergronden M.F. Roelofs en P.R.J. Groos DOCTORAALSCRIPTIE VOOR DE OPLEIDING KELTISCHE TALEN EN CULTUREN AAN DE UNIVERSITEIT VAN UTRECHT ONDER BEGELEIDING VAN Dr. L. van Strien Dr. B. Jaski Prof. Dr. P. Schrijver Augustus 2007 Voorwoord Voorwoord We hadden geen idee waar we aan begonnen toen we, nog in het vorige millennium, besloten uit pure interesse een paar vakken te volgen bij de studie Keltisch in Utrecht, mede daartoe geïnspireerd door onze studiegenote Ranke de Vries. Het werden al snel een heleboel vakken en voor we het wisten hadden we bijna het hele verplichte programma gevolgd. Dan komt als vanzelf het idee in je op om ook maar daadwerkelijk in de Keltische Talen af te studeren. “Die scriptie schrijven we wel even naast onze baan”, dachten we. Maar het onderwijs is hectisch, vooral voor een beginnend leraar, en de scriptie werd op zijn zachtst gezegd een meerjarenproject. Het lag voor de hand dat wij, als classici, een aan de klassieke oudheid gerelateerd onderwerp zouden nemen. De tekst over Alexander de Grote leek ons interessant. In al die jaren dat wij aan onze scriptie werkten is deze tekst de enige constante gebleven. Onze insteek veranderde, onze werkwijze veranderde, onze begeleiders veranderden. Met enige weemoed denken wij nu terug aan het allereerste begin, toen we trachtten de tekst te vertalen met behulp van een woordenboek, waarvan de universiteitsbibliotheek alleen de letters I t/m R in bezit had. Met een grijns denken wij terug aan onze woorden tegen Leni van Strien, die ons waarschuwde dat ze over twee jaar met emeritaat zou gaan: “ach joh, dan zijn we allang klaar”.
    [Show full text]
  • Missão De Avaliação E Levantamento Do Sítio Submarino Do Clipper Thermopylae
    Missão de avaliação e levantamento do sítio submarino do clipper Thermopylae JORGE FREIRE JEAN-YVES BLOT ANA VIEITES ANTÓNIO FIALHO FABIAN REICHERDT RESUMO O presente artigo diz respeito aos vestígios submarinos do grande veleiro comercial Ther- mopylae, construído na Escócia em 1868 e afundado em manobras navais ao largo de Cascais em 1907, já sob a forma do pontão Pedro Nunes. Reduzidos ao estatuto de pesqueiro anónimo frequentado pelos pescadores locais, os vestígios submersos foram formalmente identifica- dos quase um século após o afundamento e pouco depois integrados no tecido patrimonial da região. Uma missão da Câmara Municipal de Cascais realizada no decurso do Verão de 2009 pôs em destaque os parâmetros técnicos, físicos e culturais associados a este naufrágio que se cruza com a história da oceanografia e da gestão das pescarias em Portugal. Este par- ticularismo do arqueosítio de hoje conduz a uma abordagem transdisciplinar na qual a arqueologia dos destroços físicos do navio de 1868 se molda no espaço identitário, físico e cultural, da região estuarina. ABSTRACT The former British clipper Thermopylae built in Aberdeen in 1868 was later renamed Pedro Nunes and sunk in 1907 during a naval exercise off Cascais, Portugal, in the vicinity of the Tagus river estuary. Known to local fishermen, the wreck remains were for- mally identified almost one century after the sinking and soon integrated within the network of local heritage accessible to the (diving) public. A recent mission promoted by Cascais municipality did enhance the technical, physical and cultural parameters attached to the shipwreck remains which appear to be at the core of the history of oceanography and fishery management in Portugal, fusing in the process a transdisciplinary approach in which the archaeology of the physical remains fits into the physical and cultural identity of this estua- rine region.
    [Show full text]
  • The Horan Family Diaspora Since Leaving Ireland 191 Years Ago
    A Genealogical Report on the Descendants of Michael Horan and Mary Minnock by A.L. McDevitt Introduction The purpose of this report is to identify the descendants of Michael Horan and Mary Minnock While few Horans live in the original settlement locations, there are still many people from the surrounding areas of Caledon, and Simcoe County, Ontario who have Horan blood. Though heavily weigh toward information on the Albion Township Horans, (the descendants of William Horan and Honorah Shore), I'm including more on the other branches as information comes in. That is the descendants of the Horans that moved to Grey County, Ontario and from there to Michigan and Wisconsin and Montana. I also have some information on the Horans that moved to Western Canada. This report was done using Family Tree Maker 2012. The Genealogical sites I used the most were Ancestry.ca, Family Search.com and Automatic Genealogy. While gathering information for this report I became aware of the importance of getting this family's story written down while there were still people around who had a connection with the past. In the course of researching, I became aware of some differences in the original settlement stories. I am including these alternate versions of events in this report, though I may be personally skeptical of the validity of some of the facts presented. All families have myths. I feel the dates presented in the Land Petitions of Mary Minnock and the baptisms in the County Offaly, Ireland, Rahan Parish registers speak for themselves. Though not a professional Genealogist, I have the obligation to not mislead other researchers.
    [Show full text]
  • INDEX to DULWICH SOCIETY NEWSLETTERS 1989-2014 a Key to Newsletter Numbers Can Be at Found After the Index Below
    INDEX TO DULWICH SOCIETY NEWSLETTERS 1989-2014 A key to newsletter numbers can be at found after the index below. Abbeyfield 152.31 The Abbeyfield Society 119.29, 160.8 Abbott, George 1562-1633 166.27–28, 27 Able, Graham, Vice-President [1998-2000] 117.9, 138.8, 140.3 Abrahams, Adam 85.3–4 Acacia Grove 169.25–31, 26–27 extension 93.8–9, 94.47–48 Accounts Dulwich Estate 116.7, 120.30–32 Estates Governors 92.21–23, 97.30–32, 99.18 Accounts [1989] 85.33–34 Accounts [1990] 88.42–43, 92.11–13 Accounts [1991] 95.10–13 Accounts [1992] 98.6–7 Accounts [1994] 101.18–19 Accounts [2000] 125.11 Ackrill, Marion 123.30 Ackroyd, Norman 132.19, 19 Adam, Susan 93.31 Adie, Don, sub-ctee member [1994-] 101.20 Adult education centres 93.5 Advertising 88.8, 127.33–35, 129.29, 132.40 Advisory Committee for Scheme of Management 85.3, 20, 87.26, 88.5–6, 12, 90.8, 92.14–17, 94.35–38, 97.29–39, 98.8–9, 99.18–20, 102.32, 114.5–6, 120.8–11, 32, 130.13–14, 134.11–12, 145.13, 165.3 Agent Zigzag, Ben MacIntyre 159.30–31 AGM [1990] 88.9–11, 89.6 AGM [1991] 90.9, 91.2, 5 AGM [1992] 94.5, 95.6–13 AGM [1993] 97.4, 98.6–7 AGM [1994] 100.5, 101.16–19 AGM [1995]. 104.3, 105.5–6 AGM [1996] 108.5, 109.6–8 AGM [1997] 112.5 AGM [1998] 116.5, 117.7–10 AGM [1999] 120.5 AGM [2000] 124.9 AGM [2001] 128.5, 130.7–8 AGM [2002] 132.6 AGM [2003] 136.8 AGM [2004] 140.16 AGM [2005] 143.33, 144.3 AGM [2006] 147.33, 148.17 AGM [2007] 152.2, 9 AGM [2008] 156.21 AGM [2009] 160.6 AGM [2010] 164.12 AGM [2011] 168.5 AGM [2012] 172.6 AGM [2013] 176.5 Air Training Corps Squadron 153.6–7 Aircraft
    [Show full text]
  • 2005 Recent Acqusitions 02/06/2021 16:42 Page 1
    RAFAEL VALLS 2021 2021 Acquisitions Cover.qxp_2005 Recent Acquisitions Cover 02/06/2021 16:56 Page 1 2021 Acqusitions Pages.qxp_2005 Recent Acqusitions 02/06/2021 16:42 Page 1 2021 RECENT ACQUISITIONS OLD MASTER PAINTINGS 11 Duke Street, St. James’s, London SW1Y 6BN Telephone: +44 (0) 20 7930 1144 Fax: +44 (0) 20 7976 1596 Email: [email protected] Website: www.rafaelvalls.co.uk @rafaelvallsgallery Member of SLAD 2021 Acqusitions Pages.qxp_2005 Recent Acqusitions 05/06/2021 10:57 Page 2 ACKNOWLEDGEMENTS We are extremely grateful to the following for their generous help in the writing of this catalogue: Selina Baring Mackinnon, Bettina Baumgärtel, Remmelt Daalder, Roy Miles. Front and Back Cover: Josefa Ayalla de Obidos ‘The Mystic Marriage of Saint Catherine’, (detail) cat. no. 5. 2021 Acqusitions Pages.qxp_2005 Recent Acqusitions 02/06/2021 16:42 Page 3 Catalogue of Works The catalogue is arranged in alphabetical order 1. Willem van Aelst 2. Pietro Antoniani 3. Aniello Ascione 4. Josefa Ayala de Obidos 5. Jean Beauduin 6. Gaspar de Crayer 7. Flemish School 16th Century 8. Daniel Gardner 9. Karl Franz Gruber 10. Gerard Hoet I 11. Jan Josef Horemans I 12. Justus van Huysum 13. Hieronymous Janssens 14. Angelica Kauffmann, R.A. 15. Jan Kraek, Giovanni Caracca 16. Gaston La Touche 17. William Marlow 18. Jacob Marrel 19. Hendrick van Minderhout 20. Jan Miense Molenaer 21. Carel de Moor II 22. Pieter Neefs I 23. Martinus Nellius 24. Pieter de Neyn 25. Jean Pillement 26. Martin Ferdinand Quadal 27. Jan Claesz Rietschoof 28. Adam Silo 29.
    [Show full text]
  • Clipper Ships ~4A1'11l ~ C(Ji? ~·4 ~
    2 Clipper Ships ~4A1'11l ~ C(Ji? ~·4 ~/. MODEL SHIPWAYS Marine Model Co. YOUNG AMERICA #1079 SEA WITCH Marine Model Co. Extreme Clipper Ship (Clipper Ship) New York, 1853 #1 084 SWORDFISH First of the famous Clippers, built in (Medium Clipper Ship) LENGTH 21"-HEIGHT 13\4"­ 1846, she had an exciting career and OUR MODEL DEPARTMENT • • • Designed and built in 1851, her rec­ SCALE f."= I Ft. holds a unique place in the history Stocked from keel to topmast with ship model kits. Hulls of sailing vessels. ord passage from New York to San of finest carved wood, of plastic, of moulded wood. Plans and instructions -··········-·············· $ 1.00 Francisco in 91 days was eclipsed Scale 1/8" = I ft. Models for youthful builders as well as experienced mplete kit --·----- $10o25 only once. She also engaged in professionals. Length & height 36" x 24 " Mahogany hull optional. Plan only, $4.QO China Sea trade and made many Price complete as illustrated with mahogany Come a:r:1d see us if you can - or send your orders and passages to Canton. be assured of our genuine personal interest in your Add $1.00 to above price. hull and baseboard . Brass pedestals . $49,95 selection. Scale 3/32" = I ft. Hull only, on 3"t" scale, $11.50 Length & height 23" x 15" ~LISS Plan only, $1.50 & CO., INC. Price complete as illustrated with mahogany hull and baseboard. Brass pedestals. POSTAL INSTRUCTIONS $27.95 7. Returns for exchange or refund must be made within 1. Add :Jrt postage to all orders under $1 .00 for Boston 10 days.
    [Show full text]
  • Clipper Ships: the Appeal of Sail by Garry Victor Hill
    1 Clipper Ships: The Appeal of Sail by Garry Victor Hill Plate 1 The Ariel. By Jack Spurling (1870-1933) Public Domain, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=14917880 The painting above captures exactly the breathtaking appeal of clipper ships. The azure sky with slight traces of pure white from thin clouds and the matching white foam and white sails with a touch of pale blue contrast with the dark, but vibrant blue waves. The ship, Ariel does not seem to plough through the waves so much as conquer them through 2 sleek cuts, while her billowing sails soar like clouds. The scene gives a feeling of optimism, even exuberance: clippers often did that. They were loved by owners, passengers and crews, by those who depicted them, artists, photographers and writers, even tattooists and their customers; everybody had obvious reasons. They epitomise the age of sail, but their peak years only came to two decades, 1849 to 1869. The years of their emergence and decline came to several decades. Their essential hull design was first used in Chesapeake Bay late in the eighteenth century, but these were smaller ships, closer to schooners than the later larger great clippers of the late 1830s and after. In both their sleek hull design, their narrow cutting bow, the outlay of their sails and their size they had much in common with schooners. There were strong and obvious differences: schooners were much smaller and usually had only two masts which were not even half the height of those on clippers. Schooner sails were smaller and fewer in number, and were positioned parallel to the hull, not crossways to it, as on clippers These early clippers would take part in military operations in the American Revolution and the War of 1812, sometimes as privateers, more often as smugglers and messengers.1 In peacetime they would be involved in Chesapeake trade and transportation.
    [Show full text]
  • PROVISIONAL PROGRAM HNA Conference 2022
    PROVISIONAL PROGRAM HNA Conference 2022 Amsterdam and The Hague, Netherlands HNA CONFERENCE 2022 Amsterdam and The Hague 2-4 June 2022 Program committee: Stijn Bussels, Leiden University (chair) Edwin Buijsen, Mauritshuis Suzanne Laemers, RKD – Netherlands Institute for Art History Judith Noorman, University of Amsterdam Gabri van Tussenbroek, University of Amsterdam | City of Amsterdam Abbie Vandivere, Mauritshuis and University of Amsterdam KEYNOTE LECTURES ClauDia Swan, Washington University A Taste for Piracy in the Dutch Republic 1 The global baroque world was a world of goods. Transoceanic trade routes compounded travel over land for commercial gain, and the distribution of wares took on global dimensions. Precious metals, spices, textiles, and, later, slaves were among the myriad commodities transported from west to east and in some cases back again. Taste followed trade—or so the story tends to be told. This lecture addresses the traffic in global goods in the Dutch world from a different perspective—piracy. “A Taste for Piracy in the Dutch Republic” will present and explore exemplary narratives of piracy and their impact and, more broadly, the contingencies of consumption and taste- making as the result of politically charged violence. Inspired by recent scholarship on ships, shipping, maritime pictures, and piracy this lecture offers a new lens onto the culture of piracy as well as the material goods obtained by piracy, and how their capture informed new patterns of consumption in the Dutch Republic. Jan Blanc, University of Geneva Dutch Seventeenth Century or Dutch Golden Age? Words, concepts and ideology Historians of seventeenth-century Dutch art have long been accustomed to studying not only works of art and artists, but also archives and textual sources.
    [Show full text]
  • AS AUEOR .535 As SUBJECT;
    1 agar—- ‘. THE JEW IN EKGLIEE LITERATURE AS AUEOR .535 as SUBJECT; A Dissertation for the degree of Doctor of Philosophy, Submitted to the University of Virginia, by Edward E. Calisch, 3.L., LA, Richmond Virgi n1 3., 1908. “Rosanna; #:3de v. CHAPTER III The Pro-Elizabethan Period. h-u1-.:a~4w§\‘vh-nll~hx~t11.\t¥ The first mentioneas of the Jews in Englidh literature struck E the keynote or the tneatment that had been accorded them by so i great a majorityiot English writers that it may almost be called unanimous. This treatment very naturall! reflected the attitude or the xngliuh geople toward their Jewish neighbors. This atti- ude was onsfihst was neither pleasant fer the Jews nor credizsble to England. It use one or cruel injustice,antegonism and dispara- h gement. Fer indeed were the author! who had any kind words for the unhappy 'chosen people”. History. The firtj mention,referred to,is an allusion to 25.2 " them round in Bede'slncclesiastical Historx(iritten in ?31. The reference has neither literary or historical merit. Is is given simply because it is the first,and because it has.the significance,that is-a type. It’has to do with a controversy ’ that hsszraged between British and Banish monks upon the highly importsni question or the manner or cutting the monkish tonsnre and or the heaping of Easter. The Romana,desirous or covering their British brothers with inramy accused them or the crimgzihat once in seven years they concurred with the Jews in the celebration at the Easter festival.
    [Show full text]