Op weg naar de Gouden Eeuw & Jacques II de Gheyn

Tentoonstelling Universiteitsbibliotheek , 2009 Godelieve Huijskens, Eline Levering & Gert Jan van der Sman

2018

______

INHOUD

Inleiding ...... 4 1. Hendrick Goltzius ...... 6 2. Jacques (II) de Gheyn ...... 44 3. Jacob Matham...... 76 Literatuurlijst ...... 80 Colofon ...... 85

Inleiding

Hendrick Goltzius

1558 — Geboren te Mülbracht als oudste van 5 kinderen. Vader : Jan Goltz (glasschilder) moeder : Anna Fullings. 1574-1577 — Leerling van de humanist en graveur Dirck Volckertsz. Coornhert. 1577 — Goltzius volgt Coornhert naar , waar hij aanvankelijk als graveur voor Antwerpse uitgevers werkt. 1578 — Huwelijk met welgestelde Margriet Jansdochter [1549-1631], weduwe van Adriaen Matham. Goltzius wordt stiefvader van Jacob Matham [1571- 1631] 1582 — Goltzius vestigt zijn eigen uitgeverij. 1583- — Kennismaking en blijvende vriendschap met Karel van Mander. Door diens toedoen leert Goltzius het werk van Bartholomeus Spranger kennen. 1582-1590 — Goltzius staat aan het hoofd van een florerende onderneming, en heeft diverse leerlingen / assistenten in dienst onder wie Jan Muller, Jacques (II) de Gheyn en zijn stiefzoon Jacob Matham. 1590-1591 — Italië-reis: met bezoek aan Venetië, Bologna, Florence, Rome en Napels, waar Goltzius oudheden en recente kunstwerken bewondert en natekent. 1591-1617 — Goltzius’ bedrijf (nu met o.a. Jan Saenredam als medewerker) is onverminderd succesvol. Dat stelt hem in staat om zich vanaf 1600 uitsluitend met schilderkunst bezig te houden. 1617 — Goltzius sterft op nieuwjaarsdag.

Jacques (II) de Gheyn

1565 — Geboren te Antwerpen. ca. 1581 — Het gezin De Gheyn vertrekt na de dood van Jacques (I) de Gheyn naar de Noordelijke Nederlanden.

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) Inleiding ca. 1585-1587 — Werkzaam in het atelier van Goltzius te Haarlem. ca. 1588 — Vertrek uit atelier Goltzius, voornamelijk werkzaam in . 1595 — Huwelijk met Haagse burgemeestersdochter Eva Stalpaert van der Wiele. ca. 1596 — Waarschijnlijke geboortejaar van Jacques (III) de Gheyn. ca. 1601 — Vertrek naar Den Haag. 1608 — Eerste uitgave van 'Wapenhandelinghe van Roers, Musquetten ende Spiessen […]' met 117 prenten van Jaques (II) de Gheyn. 1629 — Overleden op 29 maart te Den Haag.

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) Inleiding 1. Hendrick Goltzius

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 1 Hendrick Goltzius

1.1 | Hendrick Goltzius : Portret van Jacques de La Faille. Gravure, ca. 1580, 199 x 133 mm. (B. 212, H. 184).[PK-P-100.612]

De pendant-portretgravures van Jacques de La Faille en Josina Hamels zijn waarschijnlijk in opdracht vervaardigd ter gelegenheid van hun huwelijk op 19 augustus 1580. De nog jeugdige Goltzius genoot als beginnend ondernemer al

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 1 Hendrick Goltzius een aanzienlijke reputatie als talentvol portrettist en voerde in de vroege jaren tachtig tal van portretopdrachten uit. Behalve de welgestelde burgerij van Haarlem vereeuwigde hij ook veelvuldig prominente politici en wetenschappers. Ook in het vervolg van zijn carriere bleven portretten, uitgevoerd in verschillende formaten en materialen, een belangrijke plaats innemen, al kon Goltzius zich later permitteren om selectief te werk te gaan en opdrachten te weigeren. Bij een groot deel van zijn later portretproductie gaat het dan ook om vriendenportretten. De driekwart beeltenissen van de echtelieden De La Faille- Hamels, die vanuit een ovalen lijst naar elkaar gericht zijn, werden onmiskenbaar als een geheel ontworpen, al is het mannenportret op iets grotere schaal uitgevoerd.

Vooruitlopend op zijn daadwerkelijke aanstelling als commandant van een Antwerpse burgermilitie (in 1581) heeft Jacques de La Faille zich tegen een eigentijds decor van militair vertoon en in krijgsornaat laten uitbeelden. Hij is in harnas gestoken, met de rechterhand rustend op zijn helm, en zijn linkerhand op het handvat van zijn zwaard. Op de zijkant van de tafel (kist?) prijkt het wapenschild van de De La Faille familie. Het randschrift (met overigens een klein foutje in het Latijn) laat zich lezen als het credo van een vastberaden legeraanvoerder en verdediger des vaderlands: "Hier sta ik, gewapend, om de wetten te beschermen en het vaderland te verdedigen, en voor het heil van de burgers stoutmoedig ten onder te gaan en bloed te vergieten. Want dat is de enige deugd van een burger en van een goede veldheer." Goltzius heeft de militaire sfeer ook doorgezet in het ornamentele als driedimensionaal gesuggereerde bijwerk rond het portretovaal. Bovenin wordt de nok van een legertent geflankeerd door een trommelaar en een hellebaardier. De zwikken onderin, aan weerszijden van het cartouche in rolwerk, laten oorlogstuig zien: een dreigende kanonnenloop en slag- en steekwapens. In de uitrusting en kleding van Jacques de La Faille (en van zijn ega) demonstreert Goltzius zijn vaardigheid om met de burijn verschillende materialen en texturen suggereren.

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 1 Hendrick Goltzius

1.2 | Hendrick Goltzius : Portret van Josina Hamels. Gravure, 1580, 197 x 127 mm. (B. 213, H. 185). [PK-P-100.599]

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 1 Hendrick Goltzius Anders dan haar echtgenoot is Josina Hamels afgebeeld tegen een Oud Testamentisch decor, de ontmoeting van Eliëzer en Rebecca bij de bron. In die scène biedt Rebecca de dorstige Eliëzer water aan voor hem en zijn kamelen, hetgeen voor Eliëzer het teken is dat zij de langgezochte deugdzame bruid voor zijn meester Isaak is. De achtergrond beslaat een groter deel van het beeld en is gedetailleerder uitgewerkt dan in het mannenportret. De verwijzing naar Rebecca komt ook terug in het randschrift dat in de latere staten is aangebracht. “Ik ben bereid u te volgen, of nu het vaderland in oorlogstijd u zal opeisen als veldheer, of in vredestijd als burger, net als Rebecca of moeder Sara. Dat is het enige gebod voor een vrouw, haar man te volgen.” Josina, uitgebeeld in rijke burgerkledij, laat haar hand rusten op een schedel, een overduidelijke verwijzing naar de vergankelijkheid van het aardse bestaan. De met kwasten versierde zakdoek in haar rechterhand symboliseerde rijkdom, en was naar verluidt ook een gangbaar geschenk dat de bruid en bruidegom elkaar schonken als teken van huwelijkstrouw. Het kerkboek op tafel maakt duidelijk dat zij behalve volgzaam ook godsvrezend is.

Op de zijkant van de tafel prijkt een ruitvormig vrouwelijk wapenschild met een hamel, hetgeen nog een bijkomende bekrachtiging vormt voor de - ooit omstreden - identificatie van de geportretteerde als Josina Hamels. Het omlijstende decoratieprogramma ademt dezelfde vredige sfeer als het portret- ovaal. Aan weerszijden van een vat vol vruchten wordt gemusiceerd door een luitspeelster en een zangeres. Onderin zijn twee pauwen afgebeeld, die verwijzen naar de godin Juno in haar rol als Pronuba, de beschermster van het huwelijk. Christelijke en klassiek-heidense symbolen dragen in dit portret eendrachtig dezelfde boodschap uit.

Rotterdam 1972, nr. 48; Strauss 1977, nr. 131-132; M. Schapelhouman in: Amsterdam-New York-Toldeo 2003, nr. 17; Douai 2006, p. 24, nr.1.

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 1 Hendrick Goltzius

1.3 | Hendrick Goltzius : Vulcanus onthult de goden het overspel van Venus en Mars. Gravure, 1585, 419 x 309 mm. (B. 273, H. 137). [PK-P-102.491]

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 1 Hendrick Goltzius Met zijn versie van Mars en Venus betrapt waagde Goltzius zich in 1585 op een terrein waarin hij al door veel grote kunstenaars was voorgegaan. Pikante voorstellingen met legitiem - want ‘mythologisch’ - naakt erin, zoals uitgebeeld door Italiaanse meesters maar ook noordelijke kunstenaars als Maarten van Heemskerck en Frans Floris vonden gretig onthaal bij het kunstpubliek. Geïnspireerd door de verhalen met erotische geladenheid creëerde Goltzius nieuwe figuurtypes, die hij als favorieten uit zijn repertoire nog vaak zou inzetten: sensuele vrouwelijk naakten in lome poses en zwaargespierde mannen in actie. Voor de opbouw van de compositie en de vormgeving van de figuren putte Goltzius, enkele jaren voor zijn Italië-reis, nog uit het beeldmateriaal van maniëristisch georiënteerde kunstenaars uit het Noorden, vooral Anthonie Blocklandt. Later zou de gevierde kunstenaar Bartholomeus Spranger zijn grote inspiratiebron worden. Maar door zijn persoonlijke, steeds verder geraffineerde graveerstijl met sterke licht-donkercontrasten vestigde Goltzius via de frivole scène ook de aandacht op zijn eigen virtuositeit. Van deze prent is ook de ontwerptekening bewaard gebleven, waaruit valt op te maken dat de kunstenaar in de gravure nog enkele wijzingen heeft aangebracht.

De hier uitgebeelde scène gaat terug op een passage in Homerus’ Odyssee [8: 266-366] waarin de zanger Demodokus vertelt hoe een overspelige relatie op de Olympus een hilarische afloop krijgt. Vulcanus, door zijn vrouw Venus bedrogen met de krijgsgod Mars, neemt wraak door het liefdespaar in een compromitterende houding in een ragfijn net te vangen, en voor alle Olympische goden te kijk te zetten. Daarop barstten dezen uit in het befaamde Homerische gelach. In de uitbeelding van deze scène heeft Goltzius zich enige vrijheden veroorloofd en meer verhaalmomenten gecombineerd. Op de achtergrond zien we Vulcanus aan het werk in zijn smidse, een actie die voorafgaat aan de ontknoping waarvan wij getuige zijn. Voor de scène op de voorgrond is een later verhaalmoment gekozen dan de beschamende verstrikking in het net: Vulcanus heeft dit zojuist met een zwaaiende beweging weggetrokken en het paar daarmee genadeloos onthuld.

De clandestiene geliefden vormen het middelpunt van de voorstelling, omringd door goden die aan hun attributen herkenbaar zijn. Apollo, de zonnegod die de bedrogen echtgenoot had ingelicht over de affaire, richt nogmaals zijn lichtende ogen op het paar. Op de voorgrond richt het liefdesgodje Amor zijn pijl op de boodschapper Mercurius, die daarop welwillend lijkt te reageren: Homerus

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 1 Hendrick Goltzius vertelt dat Mercurius zó graag het bed zou delen met Venus dat hij er zelfs drie van dergelijke netten voor zou trotseren.

Onder de prent is een moraliserend gedicht van Cornelius Schonaeus opgenomen, waarvan de letterlijke vertaling luidt:

Zoals Phoebus (=de zonnegod) met zijn stralende licht Mars En de heimelijke schanddaden van de Paphische godin (=Venus) onthult, Zo ziet God de opgesmukte misdaden van een misdadig bestaan, En duldt niet dat de misdaad verborgen blijft.

Het is nog maar de vraag of deze vrome christelijke boodschap in aandacht kon wedijveren met de pikante voorstelling erboven. Enkele jaren later (in 1588) zou Goltzius nogmaals een prent aan dit thema wijden, nu naar ontwerp van de door hem bewonderde kunstenaar Bartholomeus Spranger.

Reznicek 1961, dl. 1, p. 68-69, 271-272, nr. 105; Strauss 1977, nr. 216; Magnaguagno- Korazija 1983, p. 44-45, 48; Lowenthal 1986, p. 27-29; Hendrix 1992 p. 66-72; Amsterdam 1993, nr. 11; Filedt Kok 1993, p. 167-168, 208, nr. 20 ; Schwerin 1998, nr. 86; Hamburg 2002, nr. 7; H. Leeflang in: Amsterdam-New York-Toldedo 2003, nr.13.

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 1 Hendrick Goltzius

1.4 | Hendrick Goltzius : Het lichaam van Christus ondersteund door engelen. Gravure, 1587, 349 x 253 mm. (B. 273, H. 320). [PK-P-122.827]

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 1 Hendrick Goltzius De kopergravure Het lichaam van Christus ondersteund door engelen werd door Goltzius in 1587 gestoken naar (een ontwerptekening voor) een terracotta-reliëf van Bartholomeus Spranger uit 1585. Het werk van Spranger, de voornaamste hofkunstenaar in dienst van keizer Rudolf II, was voor Goltzius een ware openbaring toen hij het in 1583 via Karel van Mander leerde kennen. Behalve katholiek-religieuze motieven beeldde Spranger vooral mythologische taferelen uit, veelal amoureuze scènes met atletische mannen en sensuele vrouwen in de hoofdrol. Goltzius, die zich al eerder ontvankelijk had betoond voor de artistieke voorbeelden van grote meesters, werd sterk geïnspireerd door de maniëristische stijl, beeldtaal en thema’s van Spranger. Bovendien stimuleerde diens werk hem om – in nauwe samenwerking met de hofschilder – zijn graveertechniek nog verder te verfijnen om daarmee de virtuose schakeringen van Sprangers tekeningen te evenaren. Met zijn ‘sprangeriaanse’ prenten heeft Goltzius sterk bijgedragen aan de verspreiding van deze internationale stijl.

Het beeldmotief van de gestorven Christus, op de rand van een sarcophaag door engelen ondersteund, gaat onder meer terug op vijftiende eeuwse Italiaanse voorbeelden en is in veel varianten bekend. Dit type voorstelling, ook wel ‘engelpietà’ genoemd omdat engelen de rol van de nabestaanden bij de graflegging overnemen, won in de zestiende eeuw aan populariteit vanwege de contrareformatorische tendens om de passie-episoden een verhevener karakter te verlenen. Alle typische beeldelementen, zoals de verticale positie van Christus, de ondersteunende en treurende engelen, en verwijzingen naar het lijdensverhaal - hier in de vorm van de drie Maria’s op de achtergrond - zijn in de Spranger- Goltzius versie vertegenwoordigd. Het op zich verstilde tafereel krijgt hier echter een sterk dramatisch karakter door de uitgesproken licht- donkercontrasten, door de dynamiek van de verschillende lichaamshoudingen en blikrichtingen, en door de emotionele geladenheid van veelzeggende details. De gekruiste voeten (met wondteken) van Christus roepen het beeld van de kruisdood op, de hand van de grote engel wijst op de lanswonde in zijn rechterzijde, en de putto op de voorgrond omvat een mand met de passiewerktuigen, waaronder de doornenkroon.

Het begeleidend gedicht van Franco Estius, in de conventie van een grafschrift, maant de beschouwer tot empathie met de gestorven Christus, naar het voorbeeld van de engelen, ‘de kinderen van de hemel’, die getuigen waren van de kruisdood. In afwijking van het terracotta origineel heeft Goltzius een van de putti vervangen door een plaquette met de gemeenschappelijke opdracht van

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 1 Hendrick Goltzius inventor en graveur aan Paulus Sixtus Trautson, een hoge functionaris aan het keizerlijk hof in Praag. Deze gravure vertoont de typische Spranger-kenmerken die Goltzius ook met graagte zou toepassen in zijn eigen inventies uit de late jaren tachtig: de atletische lichaamsbouw, met nadrukkelijke spiertekening en opmerkelijke pose van de Christus-figuur, en anderzijds de afgeronde gezichtsvorm met diepliggende ogen en het smartelijk omhoogblikken van de grote engel. Overigens zou Goltzius ook in zijn latere schilderwerken [1600- 1617] meermaals thema’s rond het lijden van Christus tot onderwerp nemen.

Réau 1955-1959, dl. II, p. 513-528; Strauss 1977, nr. 254; Filedt Kok 1993, p. 171-172, 209, nr. 32; London-New York 1998, nr 28; Hamburg 2002, nr. 51.

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 1 Hendrick Goltzius

1.5 | Hendrick Goltzius : Apollo. Gravure, 1588, 347 x 263 mm. (B. 141, H. 131). [PK-P-100.762]

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 1 Hendrick Goltzius In Goltzius’Apollo-gravure uit 1588 treedt Apollo, hier als Phoebus “de stralende” met de zonnegod geïdentificeerd, als lichtbrenger naar voren vanuit een golvend en deinend firmament. Met deze prent laat Goltzius opnieuw zien hoe vruchtbaar de kennismaking enkele jaren eerder met het werk van Bartholomeus Spranger is geweest voor zijn teken- en graveerstijl. Onmiskenbaar sprangeriaanse ontleningen zijn de wervelende wolkenstrengen en de gekunstelde, balancerende pose van het langgerekte godenlijf met daarop een klein - typisch maniëristisch - hoofd dat smachtend omhoogblikt. In de sterke accentuering van de spiertekening gaat Goltzius nog verder dan Spranger deed. Wat de lichaamsbouw en -houding van Goltzius’ figuren vóór zijn Italië- reis betreft - zo ook deze Apollo - is ook wel gewezen op de opmerkelijke overeenkomsten met de gespierde bronzen sculpturen van de Delftse beeldhouwer Tetrode.

Toch heeft Goltzius, trefzeker als hij was in het putten uit artistiek idioom, een zeer oorspronkelijke en rijk gedetailleerde voorstelling weten te creeëren. Apollo, die door de lier aan zijn voeten ook als muziekgod herkenbaar is, wordt nog een tweede maal afgebeeld: links in de verte doemt hij met zijn zonnewagen op uit een tunnel van wolken, het felle vierspan schijnbaar moeiteloos beteugelend met één hand. Nietig is in de diepte het menselijk domein zichtbaar. Van de baan die de zonnewagen in het luchtruim aflegt is rechts een fragment afgebeeld, met daarop een teken van de dierenriem. Op zeer geraffineerde wijze heeft Goltzius de begeleidende Latijnse versregels een beeldende rol in de voorstelling gegeven: ze vormen het aureool rond de als vlammen opschietende lokken van de zonnegod. De tekst luidt: "Sol rutilus radiante coma et fulgore corusco / dispellit tenebras totumque illuminet orbem." "De rossige Zon verdrijft met zijn stralende haardos en schitterende glans de duisternis, en verlicht de hele aarde."

De keuze voor de vorm van de prent verraadt Goltzius’ streven naar eenheid tussen voorstelling en omlijsting: de dynamische ronde vormen en de golvende lijnen, vooral de wolken en de curve van het godenlichaam krijgen een subtiele echo in de ovale omlijsting. De compositorische effecten van de gedraaide pose en de gedeeltelijke beeldafsnijding had Goltzius ook al verkend in zijn Vaandeldrager uit 1587. Daarnaast moet Goltzius ook gefascineerd zijn geweest door het symbolisch potentieel van de lichtende mythologische gestalte, want in zijn scheppingsreeks uit 1589 heeft hij voor de personificaties van de dag en de

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 1 Hendrick Goltzius zon (resp. 1e en 5e scheppingsdag) het geïdealiseerde naakt van Apollo opnieuw in beeld gebracht.

Strauss 1977, nr. 263 ; Boston 1980-1981, nr. 2; Magnaguagna-Korazija 1983, p. 76-77; Amsterdam-Cleveland 1992-1993, ad nr. 31, p. 131-132; Filedt Kok 1993, nr. 46; Williamstown-Madison-Lawrence 2001, p. 66, 70; N.M. Orenstein in: Amsterdam-New York-Toledo 2003, nr. 31.

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 1 Hendrick Goltzius

1.6 | Hendrick Goltzius : Rust op de vlucht naar Egypte. Gravure, 1589, 255 x 200 mm. (B. 24, H. 18). [PK-P-100.702]

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 1 Hendrick Goltzius De gravure Rust op de vlucht naar Egypte werd door Goltzius in 1589 naar een eigen ontwerp gestoken. Hoewel deze gravure nog uit de periode vóór zijn Italië-reis [1590-1591] stamt, ademt de intieme compositie duidelijk de sfeer van Italiaanse religieuze voorstellingen. Goltzius lijkt daarmee zijn sprangeriaanse idioom verwisseld te hebben voor de trant van de Italiaanse meesters, waarmee hij vertrouwd was via prentversies van reproductiegraveurs als Cornelis Cort.

Rond de in wezen zeer sobere episode van Mattheus [2, 13-15] over de vlucht naar Egypte had zich in de loop der tijden een serie miraculeuze legendes met bijbehorende iconografie ontwikkeld. Een dankbaar submotief was De rust tijdens de vlucht waarbij een dadelpalm op aansporing van het Jezuskind zijn takken met vruchten naar de familie boog en een waterbron aan zijn wortels onthulde. Deze gravure van dit thema bevat beeldelementen die teruggaan op de Rust tijdens de vlucht naar Egypte [1575] van Barocci, die zich weer door de - voor dit onderwerp canonieke - Madonna della Scodella [ca. 1525] van Correggio had laten inspireren .Op zijn beurt treedt Goltzius met een eigen interpretatie in deze beeldtraditie. Door een andere schaal, compositie en belichting te kiezen verleent hij - zonder de vredige sfeer en lieflijke details van de Italiaanse meesters te verliezen - het tafereel een grotere monumentaliteit. De nadruk valt op de beeldvullende - bijna sculpturale - groep van moeder en kind, die ook voluit belicht wordt. Jozef daarentegen is weliswaar in de nabijheid, maar door de diagonaal oprijzende boomstronk van hen gescheiden, en letterlijk in de schaduw gesteld. Door deze ingrepen wordt ook het anecdotisch decor sterk gereduceerd: van de veelal aanwezige ezel ontbreekt ieder spoor, - Jozefs hoed is het enige dat naar de reis verwijst - en de kersenboom dient als vertegenwoordiger van het gehele landschap. Als vrijere versie van de dadelpalm heeft deze boom in de traditie een eigen symboliek gekregen. De kersen verwijzen naar het bloed van de Onnozele Kinderen die niet aan Herodes’ moordzucht zijn ontkomen. Het Christuskind tenslotte kijkt in Goltzius’ versie de toeschouwer rechtstreeks aan: zijn indringende blik bekrachtigt de strekking van Estius’ begeleidende versregels, waarin de omkering van de ouder-kind relatie in deze bijzondere familie verwoord wordt.

Diva dei genitrix et cura fidelis Iöseph Omnia pascentem pascunt hortensibus escis

“De goddelijke moeder van God, en de trouwe zorgzame Jozef Voeden hem die alles voedt met gewassen uit de hof.”

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 1 Hendrick Goltzius Het is opmerkelijk dat de uitbeelding van deze episode in 1589 een zekere populariteit genoot in de Haarlemse kunstwereld. Enerzijds lijkt er een artistieke rivaliteit te zijn ontketend door de nieuwe versoberde beeldformule, die past bij het contrareformatorisch streven om bijbelse verhalen van al te fantastische details te ontdoen en ze in een verhevener register om te zetten. Zo verscheen er eveneens in 1589 een qua beeldformule vergelijkbare gravure van Goltzius’ (voormalige) leerling Jacques de Gheyn, naar een ontwerp van de Haarlemmer schilder Cornelis Corneliszoon. Anderzijds werden er in dat jaar ook prenten uitgegeven naar ontwerpen van Golztius waarin de kunstenaar - blijkbaar omdat er ook vraag was naar traditionelere versies - op rijkgedetailleerde variaties van de vertrouwde enscenering teruggreep.

Rotterdam 1972, nr. 45; Strauss 1977, nr. 264; Réau 1955-1959, dl. II, p. 267-289; Filedt Kok 1993, p. 178-180, nr. 56; Douai 2006 p. 138, nr. 61.

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 1 Hendrick Goltzius 1.7, 1.8 en 1.9 | De schepping van de wereld

Omstreeks 1588 zette Hendrick Goltzius in vlotte lijnen zijn schetsontwerpen voor een gravure-serie De schepping van de wereld op papier. Deze tekeningen, ook wel ‘primi pensieri’ of ‘concetti’ genoemd, waarin de kunstenaar zijn inspiratie rudimentair vorm geeft, vertegenwoordigen het eerste stadium in het ontwerp van een prentreeks. Slechts zelden zijn dergelijke schetsen bewaard gebleven, omdat verzamelaars doorgaans meer waarde hechtten aan de gedetailleerde uitwerkingen waarop de graveur zich baseerde. Het is des te opmerkelijk dat alle basisschetsen voor de scheppingsreeks, behoudens de schets voor de vijfde dag, bewaard zijn gebleven. Daarentegen zijn de tussenliggende ontwerpen verloren gegaan. Het aanzien van deze laatste laat zich echter goed reconstruren uit de cirkelvormige gravures die – gestoken door Goltzius’ leerling Jan Muller – in 1589 het licht zagen. Deze reeks telt zeven prenten: een titel-pagina met gedicht van Estius en zes bladen waarin één voor één de afzonder-lijke scheppingsdagen centraal staan.

Voor de verbeelding van de scheppingsdagen heeft Goltzius een bijzonder originele vorm vorm gekozen. Weliswaar zijn er in de loop van de zestiende eeuw bij diverse voorlopers en tijdgenoten aanzetten tot een vernieuwende vormgeving van de genesis-episodes aanwijsbaar, maar Goltzius’ klassiek- allegorisch getinte interpretatie is volstrekt uniek in artistiek opzicht, en vanuit theologisch perspectief bepaald vrijmoedig. Waar traditionele grafische series de bijbeltekst veelal volgen in de vorm van vrij letterlijke illustraties, overzichtelijke totaalscènes met een centrale rol voor God als schepper, concentreert Goltzius de essentie van de voorstellingen in krachtige beeldvullende gestaltes op de voorgrond. Daarbij voert hij klassieke personificaties met bekende attributen op om de hemellichamen en elementen uit te beelden. Zo wordt bijvoorbeeld het element water verbeeld door een liggende riviergod met een kruik waaruit water stroomt. Bovendien vervangt hij in de vijf eerste scheppingsdagen de scheppende god door een omlaagzwevende engel (of genius) die als de geest Gods het scheppingswerk uitvoert. Door zijn keuze voor de allegorische belichamingen is de menselijke gedaante al prominent in de schepping aanwezig vóór de zesde dag waarop Adam en Eva geschapen worden.

Goltzius heeft zich voor deze interpretatie onmiskenbaar laten inspireren door andere (gelijktijdige) projecten waar hij in de late jaren 1580 mee bezig was, met name zijn ontwerpen voor een serie illustraties bij Ovidius’ Metamorfoses,

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 1 Hendrick Goltzius die immers ook bij de oorsprong van de wereld beginnen. Het kan niet anders of hij moet getroffen zijn door de universaliteit van scheppingsverhalen en wordingsgeschiedenissen, en door het menselijk pogen om via religieus- mythologische systematiseringen grip op de kosmos te krijgen. Het is dan ook niet toevallig dat er uit deze periode ook sterk op de scheppingsreeks gelijkende voortekeningen bestaan - zij het zonder scheppende genius - waarin Goltzius op vergelijkbare wijze de vier elementen schetst.De vormgeving van deze ‘Ovidiaanse’ scheppingsfiguren, waarvoor uiteindelijk klassieke sculptuurtypen model gestaan hebben, verraadt opnieuw de invloed van de sprangeriaanse en algemene manniëristische beeldtaal. Ook concrete prenten van voorgangers als Lucas van Leyden zijn wellicht van invloed geweest op de vormgeving van Goltzius, evenals het grote beeldarsenaal dat de kunstenaar in zijn (volgens zijn biograaf van Mander zeer sterke) visuele geheugen had opgeslagen. De tondovorm tenslotte, die inderdaad – zoals elders geobserveerd is – bij uitstek een verwijzing lijkt naar de vorm van de wereld, is op zich geen nieuw fenomeen. Ze komt al eerder herhaaldelijk voor, in grafische reeksen, zowel bijbelse als profane, en in andere media. Met zijn gewaagde reeks moet Goltzius geappelleerd hebben aan een humanistisch publiek dat de allegorische beeldtaal kon verstaan en haar – in weerwil van de religieuze gevoeligheden uit dit tijdperk – wist te appreciëren als uitdrukkingsmiddel voor een bijbelverhaal.

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 1 Hendrick Goltzius

1.7 en 1.8 | Hendrick Goltzius : De schepping van de wereld: Ontwerp voor De eerste dag. Tekening, ca. 1588, 95 x 148 mm. [PK-T-AW-1014] Jan Muller naar Hendrick Goltzius : De eerste dag. Gravure, 1589, 260 mm. diameter (NH. 36). [PK-P-101.634]

De vergelijking van de hier vertoonde tekening voor de eerste scheppingsdag met de gegraveerde eindversie maakt zichtbaar hoe Goltzius na zijn eerste opzet te werk is gegaan. De pentekening bevat – spiegelbeeldig ten opzichte van de gravure – de hoofdelementen van de compositie. Midden in de bovenste beeldhelft bevindt zich de scheppende engel die, met in iedere hand een staf, de contrasterende fenomenen van het licht en de duisternis scheidt en naar hun eigen domein verwijst. De beoogde licht-donkeraccenten zijn met wassingen en witte hoogsels geaccentueerd. In dit eerste ontwerp is de compositie grotendeels symmetrisch opgezet, vooral door de curves van de buitenwaarts zwevende figuren, die de cirkelvorm als vanzelfsprekende omlijsting al lijken aan te kondigen. In de gegraveerde eindversie neemt de expansieve gestalte van het licht meer ruimte in dan de duisternis, een keuze die mogelijk een positieve religieuze overtuiging uitdraagt.

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 1 Hendrick Goltzius

De stralende verpersoonlijking van het licht kan onmogelijk los gezien worden van de lichtende gedaante waarin Goltzius in dezelfde periode Apollo als zonnegod [1588] presenteerde, en waarvan hij de artistieke zeggingskracht nogmaals in de vierde dag van zijn scheppingsreeks (de schepping van zon en maan) zou inzetten. De nachtelijke duisternis wordt belichaamd door een zwarte vrouw zoals Goltzius die ook weergaf op de titelpagina van zijn “Romeinse helden”-serie uit 1586. Zij beschermt zich tegen het licht van de dag met een doek die met sterren bezaaid is, een karakteristiek detail dat Goltzius al in de eerste versie had voorzien. De engel tenslotte heeft in de gravure een gecompliceerde houding gekregen die Goltzius belangstelling voor dynamische maniëristische poses verraadt.

Welcker 1947; Amsterdam 1956, nr. 43; Reznicek 1961, dl. 1, p. 71, 81, 158, 188-190, 233- 234, nr. 2; Mazur 1988, p. 174-180; Amsterdam 1993, nr. 20; Stuttgart-Bochum 1997, nr. 15.2; Leeflang 2003, p. 44-48, nr.11 a-b-c.; N.M. Orenstein in: Amsterda-Washington-Toledo 2003, nrs 37.2, 37.4.

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 1 Hendrick Goltzius

1.9 | Hendrick Goltzius : De schepping van de wereld: Ontwerp voor De zesde dag. Tekening, ca. 1588, 98 x 148 mm. [PK-1958-T-4]

Bij de uitbeelding van de zesde scheppingsdag laat de vergelijking van schets en gravure opnieuw zien hoe het beeld dat de kunstenaar voor ogen staat evolueert tijdens het productieproces. In het centrum van de tekening staat Eva, haar voeten verscholen achter de diagonale gedaante van de slapende Adam, in wiens zijde duidelijk de plaats gemarkeerd is van de rib waaruit zij tot leven is gekomen. Van de schepper-god zijn alleen hoofd en armen summier aangeduid. Links op de achtergrond is een vervolgscène zichtbaar met een zittende Adam en Eva, en de vagelijk geschetste gestalte van God. Ook hier dient de schets om de beeldelementen en hun onderlinge positionering vast te leggen, en zijn schaduwen en volumes door wassingen en hoogsels aangeduid.

In de gravure zijn de schetsmatige figuren van Adam en Eva met hun spits uitlopende ledematen vertaald in volumineuze lichamen van het sprangeriaanse type. Adam, met nadrukkelijk zwellende spierbundels heeft daarbij een andere slaaphouding gekregen. De rijzige Eva deelt haar sensuele naaktheid en gracieuze pose met Goltzius’ mythologische godinnen (Venus) en heldinnen (Andromeda). Omringd door wolkenstrengen en met dynamisch wapperend haar

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 1 Hendrick Goltzius komt de schepper in beeld. Door het spaarzame gebruik van contourlijnen en door de ijlere arcering, zonder kruislijnen, wordt hij in zijn onstoffelijkheid van zijn schepselen onderscheiden. De essentie van de zesde scheppingsdag vindt hier uitdrukking in het bezielende gebaar waarmee God Eva zegent. Met dit gelukkig gekozen verhaalmoment omzeilt Goltzius de artistiek ietwat hachelijke uitbeelding van Eva’s daadwerkelijke geboorte. Ook Adams gestalte laat daar geen sporen meer van zien. Slechts door middel van een handgebaar in haar zijde lijkt Goltzius’ Eva nog naar dit moment te verwijzen. Deze hoofdscène is geconcentreerd in de linker beeldhelft. De achtergrondscène rechts heeft een andere invulling gekregen, - Adam, op de rug gezien, omringd door dieren, waardoor de totaalcompositie een grotere dieptewerking krijgt.

Welcker 1947, p. 61-82; Reznicek 1961, dl 1, p. 71, 81, 158, 188-190, 233-234, nr. 8; Mazur 1988, p. 174-180; Amsterdam 1993, nr. 20; Stuttgart-Bochum 1997, nr. 15.7; N.M. Orenstein in: Amsterdam-New York-Toledo 2003, nr. 37.

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 1 Hendrick Goltzius

1.10 | Hendrick Goltzius : De goden verzoeken Phoebus om zelf de zonnewagen te besturen. Tekening, ca. 1589, 165 x 253 mm. [PK-T-AW-530]

Ovidius Met. II, 381-400: ‘Alle goden vormen om de zon een kring en smeken hem om alsjeblieft niet alles duister te maken.’[vert. M. D’Hane- Scheltema]

Deze tekening, die de slotscène vormt van het tragische verhaal van Phaëton, maakt deel uit van de ambitieuze, door Goltzius rond 1588 opgezette reeks illustraties bij de Metamorfosen van Ovidus [43 v-17 n Chr] Dit klassieke epos over de gedaanteveranderingen was vanaf de middeleeuwen bijzonder populair, mede doordat de frivole verhalen zich volgens de gangbare moraliserende uitlegging als exempels van christelijke ethiek lieten legitimeren. Gaandeweg verwierf het werk ook meer faam als klassiek compendium en ‘schildersbijbel’. Tegen het einde van de zestiende eeuw had een breed publiek de keuze uit veelsoortige metamorfosen-bundels: tekstedities, vertalingen, parafrasen en uittreksels, steeds vaker ook van illustraties voorzien. Bekende, veelvuldig heruitgegeven en ook in het noorden bewerkte series waren de houtsnede illustraties van Bernard Salomon [1557] en Virgil Solis [1563] Waarschijnlijk was Goltzius ook bekend met de metamorfosen-prenten van Antonio Tempesta [ca 1585] Ongetwijfeld zag de kunstenaar het als een uitdaging om zich met deze voorgangers te meten, en hen te overtreffen door inventiviteit in het

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 1 Hendrick Goltzius verhaalmoment, in de compositie en tekenstijl. Of en in hoeverre hij ook gestimuleerd werd door Karel van Manders voornemen om een commentaar op de Metamorfosen uit te geven valt niet met zekerheid te zeggen. Afgaand op het in 1589-1590 uitgebrachte aantal prenten - exact twintig voor elk van beide eerste boeken -, lijkt Goltzius, anders dan zijn voorgangers, ook een gelijkmatiger verdeling van de illustraties over de vijftien boeken nagestreefd te hebben. In voltooide staat zou de unieke reeks driehonderd veelal nooit eerder uitgebeelde verhaalmomenten geteld hebben, vergezeld van vierregelige Latijnse verzen (parafrases) van Franco Estius.

Na de terugkeer van zijn Italië-reis [1590-91] heeft Goltzius aanvankelijk nog enkele ontwerpen aan de serie toegevoegd, om vervolgens het (uiteindelijk 52 prenten tellende) project te laten rusten, wellicht omdat hij zijn talrijke in Italië gerijpte ideeën wilde uitvoeren. Daarnaast is het ook denkbaar dat het voor Goltzius, die inmiddels in een klassiekere stijl was gaan werken, onbevredigend was om een onmiskenbare stijlbreuk in een als geheel bestemde reeks te accepteren, of om haar voort te zetten in de maniëristische trant die hij inmiddels ontgroeid was.

De afwerking in clair-obscuurtechniek bood de uitvoerende graveurs, - medewerkers en leerlingen uit Goltzius’atelier- , houvast bij het creëren van volumes en schaduwpartijen, om diepte in de voorstelling te brengen. Bovendien leidden dergelijke schilderachtig uitgewerkte ontwerptekeningen ook een tweede leven als verzamelobjecten. Van de wat vlakke en conventionele houtsnedes van zijn voorgangers distantieert Goltzius zich door zijn ruimtelijke compositie en zijn maniëristische, door Bartholomeus Spranger geïnspireerde tekenstijl. Daarin figureren gestileerde personen in complexe poses, met gestrekte en verdraaide ledematen, en gesticulerende handen met gespreide vingers. Opmerkelijk is ook de combinatie van kleine hoofden en opvallend sierlijke voeten met atletisch gespierde, maar zacht ogende lijven. Deze vormentaal harmonieert, zoals ook de overige ontwerptekeningen laten zien, met de lichtvoetigheid van Ovidius’ verzen.

In de hier uitgebeelde episode, waarin Hercules en zijn gesprekspartner het publiek lijken te betrekken, staat een delegatie van het Olympisch pantheon tegenover de zonnegod Phoebus, die geïsoleerd op een wolk staat. Hij is ten prooi aan rouw, zelfverwijt en wrok, omdat Jupiters bliksemflits zijn zoon Phaëton gedood heeft. Deze had namelijk als onbedreven menner de macht over Phoebus’ zonnewagen verloren. Daardoor dreigde het heelal volledig te

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 1 Hendrick Goltzius verzengen, zodat de oppergod zich tot ingrijpen genoodzaakt zag. De dodenrit was het gevolg van een ondoordachte belofte, waarmee Phoebus zijn zoon een garantie had willen geven over zijn goddelijke afstamming. Na de tragische dood van de jongen weigerde de zonnegod om nog langer zijn werk te doen en was de aarde in duisternis gehuld.

Bij monde van Jupiter verzoeken de goden hem in deze scène om de zonnewagen weer te gaan besturen. In de lichaamstaal van de hoofdpersonen geeft Goltzius blijk van inzicht in de Olympische machtsverhoudingen: de zonnegod lijkt te pleiten en te argumenteren, maar de resolute houding van Jupiter, vergezeld van al zijn regalia - inclusief de dodelijke bliksemschicht - laat geen twijfel bestaan over de afloop. ‘Vleierijen met dreigingen mengend’ klinkt het in Estius’ begeleidend distichon 'dwong hij Phoebus, de zoon van Titan om de vertrouwde baan van de zonnewagen weer in te slaan.'

Amsterdam 1956, nr. 47 ; Reznicek 1961, dl. 1, p. 268-269; Sluijter 1990; Sluijter 1991; Filedt Kok 1993, p. 212, nr. 79; N.M. Orenstein in: Amsterdam-New York-Toledo 2003, nr. 38

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 1 Hendrick Goltzius

1.11 | Hendrick Goltzius : De Apollo Belvedere en een tekenaar. Gravure, ca. 1592, 418 x 300 mm. (B. 145, H. 147). [PK-P-102.496]

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 1 Hendrick Goltzius De gravure van Apollo Belvedere, door Goltzius rond 1592 in koper gestoken, werd posthuum uitgegeven in 1617, het jaar waarin de kunstenaar op nieuwjaarsdag overleden was. In de eerste jaren na zijn Italië-reis [1590-1591] had Goltzius een begin gemaakt met een ambitieuze serie gravures naar klassieke beelden, uitwerkingen van de observaties die hij ter plaatse in schetsen en later in zorgvuldig gedetailleerde tekeningen had vastgelegd. Met nog twee andere prenten van hetzelfde formaat, de zogenaamde Hercules Farnese en de Hercules en Telephos geeft de Apollo Belvedere een indruk van de monumentaliteit van deze, slechts zeer ten dele gerealiseerde reeks. Om onbekende redenen heeft Goltzius in de productieve jaren na zijn terugkeer de voorrang gegeven aan andere projecten boven de verdere uitwerking van zijn rijke repertoire sculptuurtekeningen. Toch was – behalve het directe contact met eigentijdse kunstenaars en recente kunstwerken – juist het opbouwen van dit basismateriaal voor klassieke sculptuurprenten een van de hoofddoelen waarmee Goltzius zijn lang voorgenomen en zorgvuldig voorbereide Italië-reis ondernomen schijnt te hebben.

De klassieke sculpturen in het algemeen, en de Apollo Belvedere bij uitstek, genoten sinds hun herontdekking een canonieke status, omdat ze de ideale menselijke proporties zouden belichamen. Voor de bestudering van deze antieke beelden, sommige nog in de oorspronkelijke setting, andere door trotse verzamelaars in een ‘museale’ context gepresenteerd, reisden kunstenaars uit heel Europa af naar Italië. Karel van Mander, vriend, collega en biograaf van Goltzius beschrijft hoe ook Goltzius zich in Rome en Napels onvermoeibaar aan het natekenen van deze beelden zette, soms met assistentie van plaatselijke tekenaars. De rechtstreekse ontmoeting met de klassieke beelden zou een zichtbare en blijvende invloed uitoefenen op Goltzius’werk. Uiteraard had Goltzius ook vóór zijn reis, in de jaren waarin hij zijn succesvolle onderneming opbouwde en zich internationale faam als prentkunstenaar verwierf, al kennis gemaakt met de erfenis van de klassieke oudheid. Het oeuvre van zijn voorgangers als Van Heemskerck, Blocklandt en Speckaert die zelf in Rome geweest waren, en ook de overal in Europa circulerende (sculptuur-)prenten, wekten bij Goltzius al vroeg het verlangen om de antieke inspiratiebronnen daarvan met eigen ogen te gaan zien. Toch bleef Goltzius in deze fase van zijn carrière meer in de ban van het alom vitale maniërisme, vooral het karakteristieke idioom van Bartholomeus Spranger, met zijn eigen van de klassieken sterk afwijkende lichaamscanon en dynamische, soms bijna nerveus aandoende composities.

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 1 Hendrick Goltzius De gravure van de Apollo Belvedere bewijst dat Goltzius zich niet alleen trefzeker een nieuwe stijl kon eigen maken, maar dat hij zich bovendien meteen met de beste bestaande sculptuurweergaves kon meten, zowel in de nauwgezette observatie van positie en proporties als in de graveertechnische vertaling van materiaal en lichtval. Of Goltzius ter voorbereiding van zijn prenten steeds op dezelfde manier te werk ging is niet duidelijk: van sommige beelden zijn meer voortekeningen bekend. In elk geval lijkt hij zich steeds rekenschap te hebben gegeven van de eisen die het omzetten in prent met zich meebracht. In zijn prentversie van het beeld heeft Goltzius een eigen inventie opgenomen die geen afbreuk doet aan de accuratesse van zijn registratie. Integendeel: de observerende tekenaar (in wie sommigen zijn stiefzoon Matham willen herkennen) verlevendigt niet alleen de compositie, maar documenteert ook de opstelling van het beeld en de artistieke activiteit eromheen in de cortile Belvedere. Bovendien geeft deze figuur door zijn menselijke schaal een goede indruk van de afmetingen van het Apollobeeld.

De vier Latijnse verzen onder de prent, aan weerszijden van de eveneens Latijnse beeldbeschrijving opgenomen, zijn van de dichter Theodorus Schrevelius. Ze vormen de uitleg bij de benaming “Pythius”.

‘Vix natus armis Delius Vulcaniis / donatus infans sacra Parnassi iuga // petii draconem matris hostem spiculis / Pythona fixi, nomen inde Pythii.’

“Ik, de Delische [God], werd, amper geboren, begiftigd met de wapens van Vulcanus // en ik begaf me naar de heilige bergruggen van de Parnassus// met mijn pijlen doorboorde ik de Python, de vijand van mijn moeder, vandaar heb ik de naam de Pythiër (= de Python-doder)”

De beeldbeschrijving luidt:

“Statua antiqua Roma in Palatio Pontificis belle videre / Opus posthumum H. Goltzii. Iam primum divulgat [um]”

“Een antiek standbeeld te Rome, in het Belvedere-paleis van de Paus / een posthuum werk van Hendrik Goltzius, voor het eerst gepubliceerd in 1617.

Reznicek 1961, dl.1, p. 326, nr. 208; Rotterdam 1972, nr. 70a; Strauss 1977, nr. 314 II; Magnaguagno-Korazija 1983, p. 90-91; Boerner 1998, p. 62-63; Williamstown-Madison- Lawrence 2001, p. 35-39; Hamburg 2002, nr.33; G. Luijten in: Amsterdam-New York-Toldeo 2003, p. 117-125.

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 1 Hendrick Goltzius

1.12 en 1.13: Planetenkinderen: Jupiter en Mercurius, ca. 1596

Deze subtiel gekleurde tekeningen van de zogenaamde ‘planetenkinderen’ maakten eens deel uit van een zevental prentontwerpen uit ca. 1595-1596. Behalve de Mercurius en Jupiter zijn uit deze serie ook nog de Saturnus en Mars bewaard gebleven. Van de overige tekeningen, respectievelijk Sol, Luna en Venus kunnen we ons een voorstelling vormen via de overgeleverde prentversies. Goltzius besteedde veel aandacht aan het coloriet om de graveur, in dit geval zijn leerling Jan Saenredam, een goede indruk te geven van de tooneffecten die hij in de gravure moest zien te bereiken. Maar ook speelde de kunstenaar in op de smaak van kunstkenners bij wie dergelijke geraffineerde, picturaal uitgewerkte voortekeningen gretig aftrek vonden als verzamelobject.

De voorstellingen maken duidelijk hoe origineel Goltzius breekt met de iconografische conventies van de planetenreeksen, zoals die in de zestiende eeuw onder meer naar Van Heemskerck en Maarten de Vos werden uitgevoerd. Deze kunstenaars hadden een complexe beeldtaal ontwikkeld, die gebaseerd was op laatantieke veronderstellingen over de samenhang tussen menselijke eigenschappen en de astronomische constellatie tijdens de geboorte. De verschillende ‘planeetgoden’ en bijbehorende dierenriemtekens zouden bepalend zijn voor het karakter en de carrière van de ‘planetenkinderen’ die onder hun gesternte het levenslicht zagen. In het visuele repertoire van de zevendelige prentreeksen rijdt de planeetgod met kenmerkende attributen in een triomfwagen

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 1 Hendrick Goltzius door het hemelgewelf, waaraan ook de dierenriem zichtbaar is. Daarvan gescheiden is onder in het beeld de aardse ‘mikrokosmos’ zichtbaar, met mensen in karakteriserende activiteiten. Door een gedurfde ingreep – het weergeven van de planeetgoden als antieke standbeelden in een eigentijdse setting – slaagt Goltzius erin om de voorheen gescheiden werelden overtuigend te verenigen. Nog steeds vult de godheid de bovenste beeldhelft, maar nu omdat hij op een sokkel boven zijn ‘kinderen’ uittroont.

Dat deze ingeving mede gevoed is door zijn eigen ontmoetingen met imponerende Romeinse sculptuur is meer dan aannemelijk: beide planeetgoden, Jupiter en Mercurius lijken op antieke beelden geinspireerd te zijn, respectievelijk de ‘Commodus Imperator’en de ‘Apollo Belvedere’, die hij tijdens zijn verblijf in Italië [1590-1591] had bewonderd en nagetekend. In de compositie van deze tekeningen lijkt hij deze werkwijze zelfs nog voort te zetten: sommige van de ‘vrijstaande’ planetengoden presenteert hij in vooraanzicht, van andere tekent hij de imposante achterkant.

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 1 Hendrick Goltzius

1.12 | Hendrick Goltzius : De planeten en hun kinderen: Jupiter. Tekening, 1596, 238 x 175 mm. [PK-T-AW-258]

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 1 Hendrick Goltzius In een omgeving die oogt als een Italiaans stadsplein prijkt het standbeeld van Jupiter met adelaar, bliksem en staf. Zijn astrologisch patronaat heeft bij Goltzius een andere invulling gekregen dan bij zijn voorgangers. Hier staan niet zozeer de machtigen der aarde onder Jupiters teken, als wel geleerden en kunstenaars. Beginnend bij de geconcentreerde astronoom en wiskundige op de voorgrond ontwaren we een tekenaar, musici, en debatterende wetenschappers. Alleen de mijter en kardinaalshoed van de sprekers onder een loofgewelf wijzen eventueel op een samengaan van macht en wetenschap.

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 1 Hendrick Goltzius

1.13 | Hendrick Goltzius : De planeten en hun kinderen: Mercurius. Tekening, 1596, 235 x 175 mm. [PK-T-AW-257]

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 1 Hendrick Goltzius Een naakte godheid op de rug gezien – een dankbaar motief waar Goltzius vaker genoegen in schepte – is hier onmiskenbaar als Mercurius te identificeren. Uitgerust met zijn vleugelschoenen, reishoed en herautenstaf overziet de god van handelaars, dieven en redenaars een weids plein dat uitkomt op een haven. Op de voorgrond wijden zijn beschermelingen zich aan geleerde disputen en aan de scheppende kunsten. Onder auspiciën van de god, die zich met retorische handgebaren ook als redenaar presenteert, manifesteert zich op de achtergrond ook de macht van het woord: op het toneel en vanaf een spreekgestoelte, en wellicht ook in de wervende teksten van een marktkoopman gaat het om overtuigen, overreden, en misschien ook beetnemen.

Nadrukkelijk brengt Goltzius onder de aandacht dat ook vormen van nijverheid onder de bescherming van Mercurius vallen. Onder het beeld van de godheid houdt een man een weefspoel omhoog, mogelijk als verwijzing naar een belangrijke bedrijfstak in het Haarlem van de late zestiende eeuw. Door de gelijkenis met de Bavokerk zou het kerkgebouw op de achtergrond eveneens als een verwijzing naar Haarlem opgevat kunnen worden. Goltzius zelf schaarde zich als kunstenaar ook onder de Mercuriuskinderen: in zijn persoonlijke embleem met het motto ‘Eer boven Golt’, ontstijgt een Engelenkopje op een Mercuriusstaf de aardse kostbaarheden.

Amsterdam 1956, nrs. 45 en 46; ; Reznicek 1961, dl.1, p. 99-100, 199, 296-298, nrs. 144 en 146; Veldman 1993, p. 323-327; Stuttgart-Bochum 1997, nrs. 18.2 en 18.6; Hamburg 2002, nr. 54.; H. Leeflang in: Amsterdam-New York-Toledo 2003, nrs. 79.2 en 79.4.

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 1 Hendrick Goltzius

1.14 | Hendrick Goltzius : Buste van Minerva. Tekening, 1608, 272 x 190 mm. [PK-T-AW-272]

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 1 Hendrick Goltzius De met zwier getekende “mythologische godin” uit 1608 neemt qua sfeer en voorstelling in het oeuvre van Goltzius een unieke plaats in. Ofschoon er ooit (ten onrechte) enige twijfel bestond over de echtheid van datering en signatuur, is de toeschrijving van de tekening onbetwist. Toch is het Italiaans aandoende blad nog steeds met vraagtekens omgeven, die zowel de iconografie als de functie betreffen. Het ligt voor de hand dat de gehelmde vrouw met haar geïdealiseerd ‘Griekse’ profiel tot de klassieke godenwereld behoort. Maar de fantasierijke hoofdtooi, - een helm met uitbundige helmbos, en omkranst door vlechten en plantaardige elementen - heeft tot uiteenlopende identificaties geleid. Ooit gold de tekening als een uitbeelding van de Romeinse landbouwgodin Ceres, omdat de vegetatie enige gelijkenis zou vertonen met de hoog uitstekende korenaren waaraan Goltzius’ Ceres doorgaans herkenbaar is. Deze interpretatie is inmiddels verlaten omdat de visuele overeenkomst uiteindelijk te beperkt is, en er bovendien geen iconografische traditie van een gehelmde Ceres bestaat. Met enige reserve wordt de godin geïnterpreteerd als Minerva, de godin van de wijsheid. Zij wordt immers van oudsher afgebeeld met een helm, waarbij deze laatste - zoals in de literatuur wordt opgemerkt - soms met een lauwerkrans versierd is. Het voorbehoud bij deze identificatie betreft de afwezigheid van Minerva’s vaste attributen als het schild en de uil en daarnaast het ongebruikelijk decoratieve karakter van de hoofdtooi. Met de maskeron- achtige versiering, de bladerkrans, de gedrapeerde vlechten en kinband wijkt deze namelijk sterk af van Goltzius’ ‘klassiekere’ Minerva-uitbeeldingen. Daarom is wel geopperd dat het hier niet gaat om een Minerva-voorstelling, maar om een studie van een vrouw die voor een bijzondere gelegenheid als Minerva verkleed is. Te denken valt daarbij aan allegorische ensceneringen voor feestelijke stoeten of voorstellingen die deel uitmaakten van het culturele leven.

De tekening zou als ‘model voor decoratieve toepassing’ (die doorgaans in profiel werden opgezet) dus een primair toegepaste functie hebben. Een andere theorie daarentegen vat de tekening juist op als zelfstandig kunstwerk, uit de artistieke categorie ‘teste divine’. Met deze term verwijst Vasari naar aan de fantasie ontsproten, vlot getekende vrouwenkoppen waarbij geïdealiseerde gezichtstrekken met een antiquiserende of exotische hoofdtooi gecombineerd worden. In navolging van Michelangelo en Raphael waagden veel kunstenaars zich aan dit type tekeningen, die bij verzamelaars erg in trek waren. Indien deze Minerva-kop tot dit Italiaanse genre gerekend kan worden zou Goltzius hierbij nogmaals in het voetspoor van zijn voormalige inspirator Spranger getreden zijn. Van diens hand stamt namelijk een tekening, Borstbeeld van Minerva, van

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 1 Hendrick Goltzius voren gezien uit 1595 waarmee hij zich in deze traditie schaart. De overeenkomst tussen beide theoriëen is dat de kop gezien wordt als een ‘secundaire’ uitbeelding, niet van maar naar Minerva.

Overigens is de hoofdtooi in een enkel opzicht mogelijk minder fantastisch dan wordt aangenomen. In zijn Wtlegginhe op den Metamorphosen geeft Van Mander een uitvoerige beschrijving van de godin Minerva, die op haar “blinckende gulden helm” een “olijftak kransken” draagt, een verwijzing naar het belang van de olijfboom, de nuttige gave die Athena de mensheid geschonken had. Het lijkt verdedigbaar om de tak in de hoofdtooi van de mythologische godin als olijftak op te vatten, mede gezien het formaat van de ‘bessen’. Aan het mysterieuze karakter van de voorstelling, dat ook in de afgewende blik besloten ligt, doet deze duiding geen afbreuk.

Reznicek 1961, dl. 1, p. 136, 283, nr.126 ; Amsterdam 1956, nr. 48; A. Boschloo in: Paris 1985, nr. 39.

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 1 Hendrick Goltzius 2. Jacques (II) de Gheyn

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 2 Jacques (II) de Gheyn

2.1-2.4 | Jacques (II) de Gheyn naar Hendrick Goltzius: De vier evangelisten.

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 2 Jacques (II) de Gheyn

Gravures, 1588, 168 mm diameter (NH. 64-67). [PK-P-100.891 – PK-P- 100.894]

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 2 Jacques (II) de Gheyn Vanaf 1585 was Jacques de Gheyn werkzaam in het atelier van Hendrick Goltzius in Haarlem. Hij droeg bij aan de omvangrijke productie van prenten in de werkplaats van de internationaal gevierde kunstenaar en uitgever. Goltzius had veel leerlingen die voor hem werkten, maar De Gheyn was een van de weinigen die in staat werden gesteld zijn gravures te signeren. Deze cirkelvormige gravures van de vier evangelisten zijn gedateerd 1588. Ze behoren tot de laatste gravures die De Gheyn onder toezicht van Goltzius heeft gemaakt. Goltzius heeft De Gheyn bij deze gelegenheid persoonlijk van ontwerp-tekeningen voorzien, waarvan er één bewaard is gebleven. Bij het in prent brengen van de inventies heeft De Gheyn de graveertechniek van zijn leer- meester bewust geïmiteerd. Met name de gedetailleerde weergave van de handen van de evangelisten met behulp van de zogeheten schwellende Taille valt op.

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 2 Jacques (II) de Gheyn Op de prenten zijn de vier evangelisten te halven lijve afgebeeld. Ze zijn op een inventieve manier in het cirkelvormige beeldvlak geplaatst. Elk van de evangelisten heeft een andere houding. De een is frontaal geportretteerd, de ander en profil. Allen gaan aandachtig op in het schrijven en hebben het voor hun karakteristieke gevleugelde symbool achter zich: mens, os, leeuw en adelaar. Een aantal jaren na het verschijnen van deze prentenserie, waarschijnlijk rond 1592, viel De Gheyn terug op deze ontwerpen toen hij de tekeningen maakte voor een serie van veertien cirkelvormige prenten voorstellende Christus, de twaalf apostelen en Paulus. Deze ontwerpen werden door Zacharias Dolendo in prent gebracht. Vier van de veertien ontwerptekeningen van De Gheyn voor deze serie zijn bewaard gebleven. Deze bevinden zich in de collectie van Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam.

Reznicek 1961, dl. 1, p. 257 en 262; Filedt Kok 1990, nrs. 349-352; Filedt Kok 1993, p. 210, nr. 49.

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 2 Jacques (II) de Gheyn

2.5 | Jacques (II) de Gheyn : De Heilige familie met engelen. Tekening, ca. 1589, 318 x 262 mm. [PK-T-261]

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 2 Jacques (II) de Gheyn Deze tekening neemt een bijzondere plaats in in het oeuvre van Jacques de Gheyn. De Gheyn werkte zelden in rood krijt, een zacht tekenmateriaal dat de mogelijkheid biedt van fijne detaillering. Bovendien is het blad een zeldzame, volledig uitgewerktee compositie uit de vroege periode van de kunstenaar, toen hij nog sterke banden onderhield met het Haarlemse milieu.

In deze inventie komen verschillende lijnen samen. In de gezichtstypen is de invloed van zijn vader, Jacques (I) de Gheyn, nog te herkennen, zoals een vergelijking met de Genadestoel in het Rijksprentenkabinet uitwijst. Verder is er gelijkenis met een houtsnede van Albrecht Dürer, met eenzelfde voorstelling van Maria met engelen. De engel op de achtergrond, met gevouwen handen, vertoont overeenkomsten met De Gheyns Engelen in aanbidding voor de Heilige Drieëenheid, gemaakt naar een ontwerp van Karel van Mander in 1589. Dit jaartal biedt houvast voor de datering van De Gheyns compositie. In deze tekening is tevens De Gheyns interesse in de natuur te zien. De planten en grassen aan de voeten van de Heilige Maagd zijn met veel precisie op papier gezet. Het loof en de bomen lijken geïnspireerd op het werk van Van Mander en Cornelis Cornelisz. van Haarlem.

Kramm 1857-1864, p. 570; De Gelder 1920, nr. 11; Van Regteren Altena 1935, p. 77-78; Van Regteren Altena 1983, vol. I, p. 36, vol.II, p. 26, nr. 37, pl. 14.

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 2 Jacques (II) de Gheyn

2.6 | Jacques (II) de Gheyn : Rust op de vlucht naar Egypte. Gravure, 1589, 263 x 206 mm. (NH. 31). [PK-P-100.897]

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 2 Jacques (II) de Gheyn In 1589 graveerde De Gheyn een voorstelling van de Rust van de Heilige Familie op de vlucht naar Egypte, een episode die niet voorkomt in de bijbel maar een eigen leven leidde in diverse legendes. Het ontwerp voor deze prent kwam van Cornelis Cornelisz. van Haarlem. De voorstelling doet direct denken aan een prent van Goltzius uit hetzelfde jaar waarop tevens de rust op de vlucht naar Egypte is afgebeeld. Zowel de Haarlemse maniëristen als Abraham Bloemaert legden zich graag op dit onderwerp toe om hun vaardigheid in het rangschikken van figuren te tonen. Net als bij Goltzius zien we de Heilige Maria leunend tegen een grote boom met het kind Jezus op schoot. Met haar rechterhand reikt ze naar een doek op de grond. Het hoofdmotief van de inventie van Cornelis Cornelisz. is het intieme samenzijn van de Heilige Familie. De kunstenaar benadrukt de sfeer van beslotenheid. Geen van de figuren kijkt de beschouwer aan en het speelse element van het kersen eten, dat door Goltzius gebruikt werd, ontbreekt. Het loof van de boom rechts is op een karakteristieke wijze weergegeven. In de vroege Leidse tekening in rood krijt vinden we deze vorm van stilering terug.

Rathgeber 1844, p. 332; Filedt Kok 1990, p. 252, 254 en 348; Van Thiel 1999, p. 94, 115, 417-418, P1

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 2 Jacques (II) de Gheyn

2.7 en 2.8 | Jacques (II) de Gheyn : Rijkdom. Tekening, ca. 1597, 214 x 164 mm. [PK-T-AW-132] Zacharias Dolendo naar Jacques (II) de Gheyn : Rijkdom. Gravure, ca. 1597, 229 x 168 mm. (NH. 115). [PK-P-113.439]

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 2 Jacques (II) de Gheyn

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 2 Jacques (II) de Gheyn Deze prent waarop een welgestelde vrouw met een rijk gevulde schatkist te zien is maakt deel uit van een didactische prentenreeks die een beeld geeft van toestanden in het leven van de mens. Elke eigenschap of toestand brengt op zijn beurt een andere voort: rijkdom leidt tot hoogmoed die op zijn beurt tot afgunst leidt. Afgunst wordt gevolgd door oorlog. Op oorlog volgen vervolgens armoede, deemoed en tenslotte vrede. Vrede leidt overigens opnieuw tot rijkdom zodat de cyclus rond is. De invloed van Goltzius is nog duidelijk te herkennen in de ontwerptekeningen voor deze serie, waarvan er vijf in het Leidse prentenkabinet bewaard worden. De tekentechniek komt sterk overeen met die van Goltzius.

De ontwerptekeningen van De Gheyn zijn in prent gebracht door zijn leerling Zacharias Dolendo. Alle prenten zijn voorzien van twee dichtregels door Hugo de Groot, die toen slechts dertien jaar oud was. Jacques de Gheyn en Hugo de Groot verkeerden in die tijd in hetzelfde academische milieu. Bij de prent met personificatie van Rijkdom vermeldt het onderschrift: Begunstigend verschaft de Fortuin rijkdommen, maar zij is in zichzelf niet standvastig, behalve in Onbesten-

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 2 Jacques (II) de Gheyn digheid. Aan de hand van de leeftijd van Hugo de Groot op het moment dat hij de Latijnse verzen maakte voor De Gheyn kunnen de prenten gedateerd worden in 1597. Dit is twee jaar na De Gheyns huwelijk met Eva Stalpaert van der Wiele, de dochter van een rijke Haagse familie, en vermoedelijk een jaar na zijn verhuizing naar Leiden.

Op alle prenten uit de reeks is een personificatie te zien van de toestand waar het om gaat in de vorm van een staande figuur met bijbehorende attributen. Op het achterplan zijn voorstellingen te zien die betrekking hebben op de personificaties. In deze prent is dat een groot huis dat in aanbouw is. De vrouw die rijkdom personificeert heeft juwelen en geldbuidels in haar handen. Ook draagt ze weelderige kleding.

Judson 1973, p. 38, pl. 11 ; Van Regteren Altena 1983, vol. II, p. 48, nr. 178, vol. III, p. 47, nr. 26; H. Leeflang in: Amsterdam-New York-Toldedo 2003, p. 55-56 (Hoogmoed uit dezelfde serie).

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 2 Jacques (II) de Gheyn

2.9 en 2.10 | Jacques (II) de Gheyn : Oorlog. Tekening, ca. 1597, 215 x 168 mm. [PK-T-AW-131] Zacharius Dolendo naar Jacques (II) de Gheyn : Oorlog. Gravure, ca. 1597, 235 x 172 mm. (NH. 118). [PK-P-113.438]

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 2 Jacques (II) de Gheyn

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 2 Jacques (II) de Gheyn Deze ontwerptekening en prent, waarop een soldaat te zien is die zijn schild heft, maakt deel uit van dezelfde prentenreeks als Rijkdom. De gewapende figuur personificeert Oorlog. Net als bij Rijkdom, lichten de motieven die op de achtergrond te zien zijn de thematiek van de allegorische voorstelling toe. In dit geval gaat het om een legerkamp, brandende steden en een slagveld waarop een gevecht gaande is. Het was vanaf het begin de bedoeling dat de ontwerptekeningen omgezet zouden worden in prenten. Dit blijkt uit het feit dat de soldaat op de ontwerptekening zijn zwaard trekt met zijn linkerhand.

Meer nog dan bij de allegorie op de Rijkdom is het lichaam van de figuur op deze tekening gevangen in de beweging. De draaiing van het lichaam, het zwaaien van de cape en het heffen van het schild zorgen voor een dynamische, maar tegelijkertijd enigszins gekunstelde, voorstelling. De gedraaide houding

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 2 Jacques (II) de Gheyn wordt in de tekening nog meer benadrukt dan in de prent, door de combinatie van pen en wassingen die gebruikt is. Hierin is duidelijk de invloed van De Gheyns leermeester Goltzius te herkennen. Typerend is ook het streven naar versiering. Niet alleen de houding van de figuur maar ook de kleding waarop strikken te zien zijn en de krullende snor zijn weelderig. De Latijnse tekst, geschreven door de jonge Hugo de Groot, zegt: De afgunst, haar haren omkranst met slangen die zich erin verstrengelen brengt de volkeren huiveringwekkende oorlogen.

Van Regteren Altena 1983, vol. I, p. 50, vol. II, nr. 181, vol. III, nr. 29 ; Amsterdam 1993, p. 386-387, nr. 43; H. Leeflang in: Amsterdam-New York-Toldedo 2003, p. 55-56 (Hoogmoed uit dezelfde serie).

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 2 Jacques (II) de Gheyn

2.11 | Jacques (II) de Gheyn : Een soldaat die zijn wapen schoonblaast. Tekening, ca. 1597-1607, 261 x 181 mm. (NH. 359). [PK-T-AW-68]

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 2 Jacques (II) de Gheyn Deze tekening, waarop we een soldaat zien die zijn wapen schoonblaast, is een van de ontwerpen voor de prentreeks Wapenhandelinghe van Roers, Musquetten ende Spiessen […] die Jaques (II) de Gheyn in samenwerking met Robert de Baudous in 1608 uitgaf. De serie was een opdracht van Jan van Nassau-Siegen en diende tot lering van nieuwe én ervaren soldaten. De 117 prenten uit de serie laten handelingen zien die betrekking hebben op het op de juiste manier omgaan met diverse wapens. De eerste 42 prenten tonen de handelingen met betrekking tot het laden en afvuren van een musket. Op deze tekening is de negentiende instructie van dit deel van de Wapenhandelinghe te zien: het zogenaamde afblazen van de pan. Deze veiligheidsmaatregel moest ervoor zorgen dat er geen kruit op de vuurkamer achterbleef dat zou kunnen ontploffen door het aanslaan met het lont. Gezien het feit dat het gaat om een prent met een didactisch- informative waarde is het opvallend dat de tekening zo’n informeel en intiem karakter heeft. Dit wordt onder meer bepaalt door de concentratie die uit het gezicht van de jonge soldaat spreekt. De prenten tonen de vernieuwingen die prins Maurits vanaf de jaren ’90 van de zestiende eeuw in het leger doorvoerde. Al in 1598 werd begonnen met de reeks, maar omdat vijandelijke legers zouden kunnen profiteren van de informatie die de prenten verschaffen, werd de publicatie uitgesteld. Nadat in 1606 toestemming was verleend voor publicatie, verscheen de reeks uiteindelijk in 1608.

Deze tekening uit het Leidse prentenkabinet is niet de enige ontwerptekening voor de Wapenhandelinghe die bewaard is gebleven. Zo’n vijftig tekeningen hebben de tijd doorstaan en worden in diverse collecties bewaard. De prenten zijn gegraveerd in dezelfde richting als de tekeningen. De Gheyn graveerde de reeks niet eigenhandig. Meer graveurs werden hiervoor ingezet, onder wie waarschijnlijk Andries Stock. Hoe De Gheyn aan de informatie kwam die hij in de prenten verwerkte is niet geheel duidelijk. Wellicht haalde De Gheyn inspiratie uit een manuscript dat nu in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag wordt bewaard waarin op een soortgelijke manier wapenhandelingen worden geïllustreerd. In totaal bevat dit manuscript 72 illustraties van soldaten, tegenover 117 van De Gheyn. Hoewel De Gheyn hetzelfde systeem van individuele figuren hanteert, is in zijn prenten een veel grotere variatie van houdingen en bewegingen te ontdekken. Gezien de levensechtheid van de figuren is het aan te nemen dat soldaten model hebben gestaan. Van Constantijn Huygens weten we dat Pierre du Moulin, die Huygens zoons militair onderricht gaf, voor De Gheyn geposeerd heeft.

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 2 Jacques (II) de Gheyn Dat het boek met de prenten een groot succes was blijkt wel uit de herdrukken die in de jaren na de eerste publicatie verschenen. Er waren onder andere goedkope versies in omloop die handig mee te nemen waren. Niet alleen in de Nederlanden waren ze populair: de prenten werden ook verkocht met uitleg in

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 2 Jacques (II) de Gheyn het Deens, Duits, Engels en Frans. Verder komen de voorstelling voor op Delftse tegels uit de tijd en is het werk van De Gheyn te zien op een schilderij van de compagnie van Albert Burgh door Werner van den Valckert. De Gheyn had in de werkplaats van Goltzius al ervaring opgedaan met het graveren van militairen. In de jaren 1582–1587 verschenen een serie Nederlandse officieren, bestaande uit twaalf gravures door De Gheyn naar ontwerp van Goltzius.

Van Regteren Altena 1983, vol. II, p. 70, nr. 363, vol. III, p. 75, nr. 99; Filedt Kok 1990, p. 277; Amsterdam 1993, p. 76; Kunzle 2002, p. 206; H. Leeflang in: Amsterdam-New York- Toledo 2003, p. 53-54; Walker 2008, p. 139-161.

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 2 Jacques (II) de Gheyn

2.12 | Jacques (II) de Gheyn : Studie van planten en grassen. Tekening, 67 x 102 mm. [PK-T-1666]

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 2 Jacques (II) de Gheyn Voordat Van Regteren Altena dit tekeningetje toeschreef aan de Gheyn, werd het in Leiden bewaard bij de anonieme kunstenaars. Vermoedelijk maakte de tekening oorspronkelijk deel uit van een groter studieblad. Linksboven op het blad is namelijk de staart van een dier te zien. Vergelijkbare studies van planten en grassen van het veld bevinden zich op een studiebladen in Berlijn en Parijs die verschillende beeldmotieven bevatten.

Opvallend aan dit kleine tekeningetje is de zeer fijne penvoering die doet denken aan Breughel. Zo stevig als de Drie fantasiekoppen met de pen getekend zijn, zo speels en subtiel is de uitvoering van dit blad. Vrijwel zeker tekende De Gheyn de planten en grassen naar het leven. De studieschetsen werden door De Gheyn vervolgens aangewend voor grotere, uitgewerkte composities, zoals de De Boogschutter en het melkmeisje te Cambridge (Mass.) en De waarzegster te Braunschweig.

Judson 1973, p. 14 en 26, pl. 57; Rotterdam-Washington 1985, nr. 84; Van Regteren Altena 1983, vol II, p. 153, nr. 1006, vol. III, pl. 224.

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 2 Jacques (II) de Gheyn

2.13 | Jacques (II) de Gheyn : Stammen en wortels van twee bomen. Tekening, ca. 1608, 253 x 390 mm. [PK-T-AW-314]

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 2 Jacques (II) de Gheyn De Gheyns fascinatie voor de natuur komt duidelijk naar voren in deze studie van twee majestueuze boomstammen. De nadruk ligt op de structuur van de grove wortels en de ruwe bast. Om welke boomsoort het gaat is niet met zekerheid te zeggen omdat de tekening hiervoor te gestileerd is, maar zeker is dat de bomen overeenkomsten vertonen met de eik. Het ‘boomachtige’ staat voorop. We worden herinnerd aan een passage uit het Leerdicht van Karel van Mander, waarin hij jonge schilders aanspoort zich karakteristieke boomstammen eigen te maken. Reznicek benadrukt De Gheyns neiging tot stilering en maakt zelfs een vergelijking met de kwabstijl uit die tijd. Ten behoeve van de esthetische balans zijn enkele herhalingen te zien in de tekening: de naar beneden hangende tak aan de linkerkant en de uitstekende twijgjes aan de rechterkant van de bomen.

De tekening in Leiden is niet de enige met dit onderwerp. Vergelijkbare bladen bevinden zich in het Teylers Museum en Museum Boijmans Van Beuningen. Dat het hier niet alleen bij een oefening blijft, blijkt uit het feit dat De Gheyn de bomen ook gebruikt voor grotere composities als de Voorbereidingen voor de heksensabbath. Dit type tekeningen is niet met zekerheid te dateren. Wel is duidelijk dat ze aan de prentontwerpen voor De Waarzegster (ca. 1608) en de Voorbereidingen voor de heksensabbath (ca. 1608-1610) vooraf gaan. Gezien het feit dat een aantal boomstudies in dezelfde techniek is uitgevoerd – in pen en penseel op grijs papier – is het niet uitgesloten dat ze als groep ontstaan zijn.

Judson 1973, p. 26 en 30, pl. 60; Van Regteren Altena 1983, vol. II, p. 152, nr. 999, vol. III, p. 149, nr. 285; Paris 1985, nr. 37; Rotterdam-Washington 1985, genoemd onder nr. 87.

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 2 Jacques (II) de Gheyn

2.14 | Andries Jacobsz. Stock[?] naar Jacques (II) de Gheyn : Voorbereiding voor de heksensabbath. Gravure, ca. 1600-1613, 435 x 658 mm. (NH. 155). [PK-P-102.757]

Het oeuvre van Jacques de Gheyn bevat veel heksentaferelen. Bij deze prent, waarvan de ontwerptekening zich in Stuttgart bevindt, gaat het zeer waarschijnlijk niet om een voorstelling van de heksensabbath zelf maar om de voorbereidingen daarvoor. Geopperd wordt dat de heksen bezig zijn met het maken een zogenaamde heksenzalf waardoor ze naar de sabbath toe konden vliegen. Daarnaast ontbreekt het belangrijkste onderdeel van een heksensabbath: het vereringsritueel waarbij de heksen dansen en de duivel kussen. Jaques de Gheyn lijkt een fascinatie te hebben voor figuren aan de onderkant van de maatschappij: naast heksen waren ook zigeunerinnen een geliefd onderwerp van de kunstenaar.

Deze grote gravure, vervaardigd op twee platen, is niet gedateerd. Vanwege het feit dat Nicolaes de Clerk de prent publiceerde en vanwege het bestaan van een verwante voorstelling uit 1613 door Jan Ziarnko, wordt echter een datering van ca. 1600-1613 aangehouden. Van Regteren Altena dateert de tekening voor de prent in 1608. Hoewel duidelijk blijkt dat het ontwerp gemaakt is door De

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 2 Jacques (II) de Gheyn Gheyn, is niet zeker of hij ook het graveerwerk voor zijn rekening heeft genomen. Als mogelijke kandidaat hiervoor wordt wel Andries Stock genoemd.

Met deze prent laat Jacques de Gheyn nadrukkelijk zien wat hij waard is als inventor van prenten. Hij verwerkte in dit werk elementen uit alle mogelijke genres: studies van dieren en planten, groteske figuren, anatomische details en landschapsmotieven. Bovendien laat hij zijn kunstenaarsfantasie de vrije loop. Veel onderdelen van de prent zijn afgeleid van eerdere studies van De Gheyn. Zo maakte hij bijvoorbeeld tekeningen van (dode) kikkers. Ook de boom komt bekend voor van de prachtige tekeningen die hij maakte van oude, knoestige boomstronken en wortels. Het boek dat opengeslagen ligt op een schedel is terug te vinden op een studieblad met attributen van hekserij. Hij putte derhalve gericht uit zijn eigen, omvangrijke studievoorraad.

Het groepje heksen op de voorgrond dat met elkaar in gesprek is doet denken aan heksenvoorstelling van Hans Baldung Grien. Of De Gheyn de houtsneden van Baldung kende is niet bekend. Wel weten we dat hij elementen ontleende aan het werk van Pieter Bruegel de Oude. Onder andere de grote wolken die opstijgen uit de ketel, en het groepje vechtende heksen linksboven op de prent komen ook voor op een gravure van Bruegel. Nog niet alle elementen die op de prent te vinden zijn worden in de literatuur afdoende verklaard. Onduidelijk is bijvoorbeeld de betekenis van het vlot met twee mannen en een koe, dat weg lijkt te varen van de lagergelegen wal in de verte en van het stadje dat op de achtergrond te zien is. Vervoort oppert dat het stadje wellicht het doelwit van de stoute plannen van de heksen is, aangezien een van de drie hoofdfiguren naar het stadje lijkt te wijzen.

Van Regteren Altena 1983, vol. I, p. 88, p. 90, fig. 67, vol. II, nr. 519; Rotterdam-Washington 1985, p. 74, genoemd onder nr. 68; Loewensteyn 1986, p. 241-261; Filedt Kok 1990, nr. 96 en fig. 174; Swan, p. 125 en 128-129, 49; Vervoort 2001, p. 261.

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 2 Jacques (II) de Gheyn

2.15 | Jacques (II) de Gheyn : Drie fantasiekoppen. Tekening, 97 x 141 mm. [PK-T-2519]

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 2 Jacques (II) de Gheyn Deze tekening toont drie typen koppen naast elkaar. Een jonge vrouw met ontblote borsten en een oude vrouw met een grotesk gezicht zijn in profiel op de voorgrond geplaatst. De jonge vrouw draagt een kostbare oorbel en heeft een bonte haartooi. De haren van de oude vrouw worden door een eenvoudige hoofddoek bijeengehouden. Tussen beide vrouwenkoppen ontwaren we het gezicht van een man met een trapeziumvormige hoed. Ondanks de geringe afmetingen van het blad zijn de fantasiekoppen prominent aanwezig. Dat komt door de stevige en dynamische manier van tekenen van De Gheyn.

Zowel Goltzius als De Gheyn maakten zo nu en dan tekeningen van enkele figuren te halven lijve met karakteristieke gezichten, geplaatst voor een min of meer neutrale achtergrond. De Gheyn’s tekening van De Drie Koningen en hun geschenken in Rotterdam is daar een mooi voorbeeld van. Dit kleine, maar pittige tekeningetje is van dit compositiemodel een eenvoudige en luchtige variant. Er is mogelijk een relatie met prenten naar (of in de trant van) de caricatuurtekeningen van Leonardo da Vinci door onder anderen Giacomo Franco en Antonio Tempesta. Leonardo’s tekeningen van groteske koppen werden al vanaf het begin van de zestiende eeuw vrij geïnterpreteerd en kregen een plaats in het komische genre in zowel Italië als de Nederlanden. Voorts doen de koppen denken aan De Gheyns weergave van zigeuners en zigeunerinnen. Door het gebruik van galnoteninkt in combinatie met de stevige penvoering zijn sporen van inktvraat zichtbaar.

Van Regteren Altena 1983, vol. II, p. 99, nr. 626, vol. III, pl. 343.

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 2 Jacques (II) de Gheyn

2.16 | Jacques (II) de Gheyn : De tocht naar de heksensabbath. Tekening, na 1610, 282 x 374 mm. [PK-T-260]

Deze dynamische tekening van De Gheyn is waarschijnlijk een laat werk van de kunstenaar. Vergeleken met zijn andere heksenscenes, zoals het getekende Interieur met heksenscene (Washington, National Gallery of Art) en de voorstudie voor de Voorbereidingen voor de heksensabbath (Stuttgart, Staatsgalerie, Graphische Sammlung), is de lijnvoering in dit werk veel losser. Strakke contouren ontbreken. De vlotte lijnvoering zorgt voor een levendigheid die in eerder werk van De Gheyn niet op deze manier te zien is. Van Regteren Altena vermoedt dat alle tekeningen met vergelijkbare lijnvoering na 1610 ontstaan zijn.

Heksen zouden vliegend op bezems of in het gezelschap van dieren op weg gaan naar de heksensabbath. Op de tekening is een platte kar te zien waarop drie naakte vrouwen en een naakte man worden voortgetrokken door een bok. Een vleermuis vergezelt het gezelschap. Het rijden op geiten en bokken komt ook voor op de gravure Voorbereidingen voor de heksensabbath en is het privilege van heksen van een hogere orde. In het milieu waarin De Gheyn verkeerde

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 2 Jacques (II) de Gheyn kwam steeds meer aandacht voor een wetenschappelijke benadering van hekserij. Kenmerkend voor publicaties uit die tijd over heksen is dat ze probeerden het beeld over heksen te nuanceren. Uit de vele heksenscenes die De Gheyn maakte blijkt dat hij zeker bekend was met de kennis uit die tijd over heksen. De Gheyn verwerkte veel specifieke elementen over hekserij in zijn voorstellingen, zoals het bereiden van heksenzalf. Deze elementen ontleende hij onder andere aan het bekendste boek der heksenleer, de Malleus maleficarum (ook bekend als de Heksenhamer) van Sprenger en Institoris, dat vanaf het eind van de zestiende eeuw veelvuldig herdrukt werd.

Met name het inventieve gebruik van beeldelementen valt op in de Leidse tekening. Saillant detail is het kruis dat wordt vastgehouden door de achter op de kar staande, naakte figuur. Dit christelijke attribuut staat bekend als een middel om de duivel en heksen te bezweren. Ironisch genoeg is het hier een werktuig van de losbandigen geworden, waardoor het heidense aspect van de voorstelling wordt verstrekt. Ook de tekenstijl bepaalt de sfeer van het tafereel. De losse, dynamische lijnvoering sluit naadloos aan bij het onderwerp dat De Gheyn op papier zette.

Van Regteren Altena 1936, p. 45 & 99; Van Regteren Altena 1983, vol. I , p. 87, vol. II, p. 84, nr. 517, vol. III, pl. 434; Rotterdam-Washington 1985, nr. 72.

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 2 Jacques (II) de Gheyn

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 2 Jacques (II) de Gheyn 3. Jacob Matham

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 3 Jacob Matham

3.1 | Jacob Matham : Zittende aap. Tekening, ca. 1603, 434 x 321 mm. [PK-T- AW-276]

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 3 Jacob Matham Voor deze tekening van een zittend resusaapje heeft Jacob Matham zich onmiskenbaar laten inspireren door een krijttekening van Hendrick Goltzius, zijn stiefvader en zijn leermeester in het grafische vak. Met zachte krijttoets portretteerde Goltzius een geketende aap, die door zijn timide houding en droevige blik de kijker ontroert. De indruk van kwetsbaarheid en eenzaamheid wordt nog versterkt door het lege decor. Toch had Goltzius’ voorstelling mogelijk ook een andere betekenis. Want in de beeldende kunsten stond de geketende aap symbool voor de mens die door zijn zonden gevangen blijft in het aardse.

Matham heeft de aap van Goltzius tot in details nagetekend, maar er ook zijn eigen stempel op gedrukt. Op de eerste plaats koos hij voor een gewaagde techniek die veel vakmanschap vereist: de pentekening met het effect van een gravure. Hiermee trad hij in het voetspoor van Goltzius die beroemd was om zijn virtuositeit in deze ‘penwerken’. Daarnaast heeft Matham de compositie verlevendigd met een architectonisch decor en met diverse etenswaren op de voorgrond. Door deze laatste toevoeging verandert de symbolische betekenis van de aap: vanwege hun sterk ontwikkeld smaakvermogen werden apen in allegorische uitbeeldingen van de vijf zintuigen vaak gekozen voor de uitbeelding van de smaak. Maar doordat Matham de ketting handhaaft schemert de symboliek van de door zonden gekluisterde mens ook in deze voorstelling door. Misschien is de libelle met haar gespreide vleugels bedoeld om het contrast met de gevangenschap van de aap te benadrukken.

Reznicek 1985, p. 90-91, fig. 4; Schapelhouman 1987, onder nr. 29; Boon 1992, genoemd onder nr. 143; Widerkehr 1997, nr. D16.

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 3 Jacob Matham

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) 3 Jacob Matham Literatuurlijst

Amsterdam 1956 — L.C.J. Frerichs, De verzameling van Dr A. Welcker, I. Nederlandse tekeningen der zestiende en zeventiende eeuw, Amsterdam (Rijksmuseum) 1956.

Amsterdam 1993 — G. Luijten e.a., Dawn of the Golden Age. Northern Netherlandish Art 1580-1620, Amsterdam (Rijksmuseum). Amsterdam-Zwolle 1993.

Amsterdam-Cleveland 1992-1993 — N.A. Bialler, Chiaroscuro woodcuts, Hendrick Goltzius (1558-1617) and his time, Amsterdam (Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum), Cleveland (The Cleveland Museum of Art). Amsterdam-Gent 1992-1993.

Amsterdam-New York-Toledo 2003-2004 — H. Leeflang, G. Luijten (red.), Hendrick Goltzius (1558-1617). Tekeningen, prenten en schilderijen, Amsterdam (Rijksmuseum), New York (The Metropolitan Museum of Art), Toledo (The Toledo Museum of Art). Zwolle 2003-2004.

Boon 1992 — K.G. Boon, The Netherlandish and German drawings of the XVth and XVIth centuries of the Frits Lugt collection. 3 vols. Paris 1992.

Boston 1980-1981 — C.S. Ackley, Printmaking in the age of , Boston (Museum of Fine Arts), St. Louis (City Art Museum) 1980-1981.

Douai 2006 — G. Maës, J. Strypsteen, Invention, interprétation, reproduction. Gravures des anciens Pays-Bas (1550-1700), Douai (Musée de la Chartreuse) 2006.

Filedt Kok 1990 — J.P. Filedt Kok, ‘Jacques de Gheyn II. Engraver, designer and publisher’, Print Quarterly 7 (1990), p. 248-281 en 370-396.

Filedt Kok 1993 — J.P. Filedt Kok, ‘Hendrick Goltzius - engraver, designer and publisher 1582-1600’, in R. Falkenburg, J.P. Filedt Kok, H. Leeflang (red.), Goltzius-studies — Hendrick Goltzius (1558-1617) (Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek 42-43), Zwolle 1993, p. 157-218.

De Gelder 1920 — J.J. de Gelder, Honderd teekeningen van oude meesters in het Prentenkabinet der Rijksuniversiteit te Leiden. Rotterdam 1920.

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) Literatuurlijst Hamburg 2002 — J. Müller, e.a., Die Masken der Schönheit. Hendrick Goltzius und das Kunstideal um 1600, Hamburg (Kunsthalle) 2002.

Hendrix 1992 — L. Hendrix, ‘Conquering illusion: Bartholomeus Spranger’s influence in Venus and Mars surprised by Vulcan by Hendrick Goltzius’, in cat.tent. G. Harcourt, Hendrick Goltzius and the classical tradition, Los Angeles (University of Southern California, Fisher Gallery) 1992, p. 66-72.

Judson 1973 — J. Richard Judson, The drawings of Jacob de Gheyn II. New York 1973.

Kramm 1857-1864 — Christiaan Kramm, De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders, beeldhouwers, graveurs en bouwmeesters, van den vroegsten tot op onze tijd. 6 dln., Amsterdam 1857-1864.

Kunzle 2002 — D. Kunzle, From criminal to courtier. The soldier in Netherlandish art 1550-1672. Leiden 2002.

Leeflang 2003 — H. Leeflang, ‘Van ontwerp naar Prent. Tekeningen voor prenten van Nederlandse meesters (1550-1700) uit de collectie van het Prentenkabinet van de Universiteit Leiden’. Delineavit et sculpsit 27 (2003).

Loewensteyn 1986 — M. Loewensteyn, ‘Helse hebzucht en wereldse wellust. Een iconografische interpretatie van enkele heksenvoorstellingen van Jacques de Gheyn II’, in: W. de Blécourt & M. Gijswijt-Hofstra, Kwade mensen. Toverij in Nederland, Amsterdam 1986.

London-New York 1998 — Hendrick Goltzius und die Haarlemmer Stecherschule, London (Royal Academy of Arts), New York (C.G. Boerner). Dösseldorf 1998.

Lowenthal 1986 — A.W. Lowenthal, Joachim Wtewael and Dutch mannerism. Doornspijk 1986.

Magnaguagno-Korazija 1983 — E. Magnaguagno-Korazija, Hendrick Goltzius. Eros und Gewalt. Dortmund 1983.

Mazur 1988 — H.E.C. Mazur, ‘Goltzius’ sketches for Muller’s Seven Days of Creation and Matham’s Four Elements’, Oud Holland 102 (1988), p. 174-180.

Paris 1985 — J. Bolten, Oude tekeningen van het Prentenkabinet der Rijksuniversiteit te Leiden / Dessins anciens du Cabinet des Dessins et des Estampes de l’Université de Leyde, Paris (Institut Néerlandais)1985 e.v.

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) Literatuurlijst Rathgeber 1844 — Georg Rathgeber, Annalen der niederländischen Malerei, Formschneide- und Kupferstecherkunst. Gotha 1844.

Réau 1955-1959 — Louis Réau, Iconographie de l’art chrétien, 6 dln., Paris 1955-1959.

Van Regteren Altena 1935 — I.Q. van Regteren Altena, Jacques de Gheyn. An introduction to the study of his drawings. Amsterdam 1935.

Van Regteren Altena 1983 — I.Q. van Regteren Altena, Jacques de Gheyn. Three Generations. 3 dln., -Boston-London 1983.

Reznicek 1961 — E.K.J. Reznicek, Die Zeichnungen von Hendrick Goltzius. Mit einem beschreibenden Katalog. 2 dln., Utrecht 1961.

Reznicek 1985 — E.K.J. Reznicek, ‘Een aap uit de mouw: geen Saverij maar Goltzius’, in: Rubens and his world. Bijdragen opgedragen aan prof.dr.ir. R.-A. d’Hulst, Antwerpen 1985, p. 87-95.

Rotterdam 1972 — Goltzius en zijn school: Tentoonstelling Prentenkabinet 13 mei / 16 juli 1972, Rotterdam (Museum Boymans-Van Beuningen) 1972.

Rotterdam-Washington 1985 — A.W.F.M. Meij, J.R. Judson en J.A. Poot, Jacques de Gheyn II als tekenaar. Rotterdam (Museum Boijmans Van Beuningen), Washington (National Gallery of Art) 1985.

Schapelhouman 1987 — Marijn Schapelhouman, Catalogue of the Dutch and Flemish Drawings in the Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum, Amsterdam. Vol. III. Netherlandish drawings circa 1600. Den Haag 1987.

Schwerin 1998 — K.K. von Berswordt & H. Baudis (Hrsg.) e.a., Sinnbild und Reabibreftät. Niederländische Druckgraphik im 16. und 17. Jahrhundert. Die Sammlung im Staatlichen Museum Schwerin, Schwerin 1998.

Sluijter 1990 — E.J. Sluijter, ‘Herscheppingen van Hendrick Goltzius en zijn kring (I)’, Delineavit et sculpsit 4 (1990) p. 1-23.

Sluijter 1991 — E.J. Sluijter, ‘Herscheppingen van Hendrick Goltzius en zijn kring (II)’, Delineavit et sculpsit 5 (1991) p. 1-19.

Strauss 1977 — W.L. Strauss, Hendrick Goltzius 1558-1617. The complete engravings and woodcuts, 2 dln., New York 1977.

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) Literatuurlijst Stuttgart-Bochum 1997 — H.-M. Kaulbach, R. Schleier, ‘Der Welt Lauf’. Allegorische Graphikserien des Manierismus, Stuttgart (Staatsgalerie, Graphische Sammlung), Bochum (Museum Bochum), Stuttgart 1997.

Swan 2005 — Claudia Swan, Art, science and witchcraft in early modern Holland. Jacques de Gheyn II (1565-1629). Cambridge 2005.

Van Thiel 1999 — P.J.J. van Thiel, Cornelis Cornelisz van Haarlem, 1562- 1638. A monograph and catalogue raisonné. Doornspijk 1999.

Veldman 1993 — I.M. Veldman, ‘Goltzius zintuigen, seizoenen, elementen, planeten en vier tijden van de dag’, in: R. Falkenburg, J.P. Filedt Kok, H. Leeflang (red.), Goltzius-studies: Hendrick Goltzius (1558-1617) (Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek 42-43), Zwolle 1993, p. 307-336.

Vervoort 2001 — R. Vervoort, ‘Duivelse bomen of toverbomen? Een onderzoek naar de betekenis van de boom op heksenvoorstellingen’, in: B. Baert en V. Fraeters (red.), Aan de vruchten kent men de boom. De boom in tekst en beeld in de middeleeuwse Nederlanden. Leuven 2001.

Walker 2008 — S.J. Walker, ‘Arms and the man. Constructing the soldier in Jacques de Gheyn’s Wapenhandelinghe’, in: A.S. Lehmann & H. Roodenburg (red.), Body and embodiment in Netherlandish art. Zwolle 2008, p. 139-161.

Welcker 1947 — A. Welcker, ‘De schepping van Goltzius’ Scheppingsdagen’ in J.G. Van Gelder, S.J. Gudlaugsson (red.), Nederlandsch Kunsthistorisch Jaarboek I (1947), p. 61-82.

Widerkehr 1997 — Léna Widerkehr, Jacob Matham (1571-1631). Graveur- éditeur à Haarlem. Un maître du burin et son oeuvre dessiné. (diss.) 2 vols. Strasbourg 1997.

Williamstown-Madison-Lawrence 2001 — S.H. Goddard & J.A. Ganz, Goltzius and the third dimension, Williamstown (Sterling and Francine Clark Art Institute), Madison (Elvehjem Museum of Art), Lawrence (Spencer Museum of Art) 2001.

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) Literatuurlijst

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) Literatuurlijst Colofon

‘Op weg naar de Gouden Eeuw. Hendrick Goltzius en Jacques (II) de Gheyn’ is in 2009 als online exhibition (.xml) gepubliceerd in de beeldbank van Universitaire Bibliotheken Leiden.

In 2018 zijn de teksten en beelden vanuit de xml-structuur geconverteerd en met enige kleine aanpassingen als PDF-document opgeslagen in de nieuwe beeldbank.

De oorspronkelijke online exhibition is thans niet meer beschikbaar.

André Bouwman Universitaire Bibliotheken Leiden

LEIDEN UNIVERSITY LIBRARIES ONLINE EXHIBITIONS, exhubl008

Op weg naar de Gouden Eeuw (2009) Colofon