Waarnemingen aan het Hondsrugsysteem in de provincies en Groningen

Harry Huisman H. Huisman, Noordesch 10, 9304 TJ Lieveren, [email protected]

Inleiding de reliëf ingrijpend gewijzigd is. De Het landschap van Noord- en Oost- vlakke heuvelruggen die hierbij ge• Drenthe wordt bepaald door een vormd zijn, zijn te beschouwen als reeks parallel verlopende zandruggen megaflutings. en beekdalen. Tezamen vormen zij het Hondsrugsysteem. Op de zandruggen Het oostelijk van de Hondsrug gele• vinden we het typische Drentse land• gen Hunzedal is ontstaan door glacia• schap met zijn esdorpen en akkercom• le uitdieping. Laterale ijsdruk van hier• plexen, afgewisseld met percelen bos uit is verantwoordelijk voor de en restanten heide. In groot contrast intensieve deformatie van de aanwe• daarmee staat het landschap van de zige keileembedekking op het noord• naastgelegen beekdalen, dat een veel einde van de Hondsrug en noordelijk opener karakter bezit, waarbij bewo• daarvan in de provincie Groningen. ning veelal ontbreekt. Tijdens het Weichselien is door (te- Van de vier zandruggen is de rugschrijdende) erosie vooral op de Hondsrug het belangrijkst. Hij vormt hellingen veel reliëf aan de zandrug• de oostelijke begrenzing van het gen toegevoegd. De keileemafzetting Drents Plateau naar het veel lager ge• op de ruggen is na de chemische ver• legen Hunzedal. De zandruggen heb• wering in het Eemien, vooral in het ben een keileembedekking met een Pleniglaciaal op veel plaatsen tot een zwerfsteengezelschap dat dun keizandniveau teruggebracht. Oostbaltisch getypeerd is. Zuidwest- Finse rapakivigranieten zijn hierin de Het Hondsrugsysteem meest gevonden gidsgesteenten. De vier zandruggen in Noord- en Oost-Drenthe lopen parallel aan el• De morfologie van het Hondsrug• kaar in NNW - ZZO richting en zijn Hondsrugcomplex genoemd. Vooral systeem is in de laatste fase van het maximaal enkele kilometers breed. Ze in Noord-Drenthe is de afwisselende Saalien ontstaan. De bewegingsrich• zijn door beekdalen van elkaar ge• topografie van dit beekdal-zandrug- ting van het landijs was toen NNW- scheiden. Tezamen vormen ze het zo• gensysteem goed in het landschap te ZZO gericht, waarbij het onderliggen• genoemde Hondsrugsysteem, ook wel herkennen. Van oost naar west onder• scheiden we 1. de Hondsrug, 2. de Tynaarlorug, 3. de Rolderug en 4. de Zeijenrug. Zowel de hoogte als de breedte van de zandruggen neemt in noordwestelijke richting af. Op de overgang van Drenthe naar de provin• cie Groningen raken de ruggen meer en meer bedekt door Holocene afzet• tingen.

Binnen het Hondsrugsysteem is de Hondsrug de belangrijkste heuvelrug. Hij begint in het noorden van de stad Groningen en loopt over een afstand van ruim 70 kilometer door tot Klazinaveen in Zuidoost-Drenthe. De breedte bedraagt in het noorden zo'n 500 meter, in het zuiden enige kilome• ters. Opvallend is de rechtlijnige be• grenzing met het naastgelegen Hunzedal.

De topografie van de zandrug van Rolde is minder uitgesproken dan die van de Hondsrug. Met een aantal on• Afb. 1. Landschap op het noordeinde van de Hondsrug bij Onnen (Gr.). derbrekingen is de Rolderug in het

64 Grondboor & Hamer nr. 3/4 2003 het landschap op te merken. Iets noordelijk van Hoogkerk eindigt de Tynaarlorug net als de Hondsrug on• der Holocene zeeklei.

De Rolderug is na de Hondsrug de grootste zandrug binnen het Hondsrugsysteem. Hij begint al in Zuid-Drenthe. Noordelijk van Peize ligt de zandrug zo laag dat hij over grote delen bedekt is met moerasveen en iets verderop vooral met zeeklei. Enkele kilometers noordelijker, bij Zuidhorn en Noordhorn, komt de Rolderug als een opvallende keileem- bult temidden van Holocene zeeklei weer te voorschijn.

De Zeijenrug tenslotte is de kleinste en minst duidelijke van de vier zand• ruggen. Hij begint zuidelijk van het dorp Zeijen en eindigt een tiental kilo• meters noordelijker bij het Bunnerveen. Afb. 2. Het Hondsrugsysteem (rose) op het oostelijke deel van het Drents plateau. 7. Hondsrug 2. Tynaarlorug 3. Rolderug 4. Zeijenrug Geomorfologisch tonen de zandrug• gen een grote mate van overeen• komst. Alle vier worden ze naar het terrein te vervolgen van Noordhorn in De plaatsen Klazinaveen en Erica mar• noorden toe smaller en lager. Ook de de provincie Groningen tot in Zuid- keren de zuidpunt van deze twee interne opbouw is in grote lijnen de• Drenthe. De rug van en die Hondsrugtakken. In het noorden, tus• zelfde; de kern wordt gevormd door van Zeijen beperken zich voornamelijk sen Haren en Groningen, is de oudere afzettingen. Daarbovenop ligt tot de kop van Drenthe. De noordein• Hondsrug nog maar een paar hon• een wisselend dikke laag keileem die den van de zandruggen, uitgezonderd derd meter breed, waarbij de hoogte op de flanken naar de beekdalen snel die van Zeijen, eindigen in de provin• maximaal 8 meter +NAP is. Een paar dunner wordt en tenslotte uitwigt. cie Groningen. kilometer noordelijker eindigt de rug onder Holocene zeeklei (Afb. 2). De flanken van de zandruggen vallen De morfologie in het algemeen vrij gelijkmatig af In topografisch opzicht zijn de zand• De veel kleinere zandrug van Tynaarlo naar de beekdalen. Alleen de ruggen en de tussengelegen beekda• begint een paar kilometer zuidelijk oostrand van de Hondsrug is vanuit len weinig opvallend. Dat de ruggen van de gelijknamige plaats en is in het vlakke, lage Hunzedal al van verre in Noord-Drenthe desondanks goed in noordelijke richting voorbij als een markante rand zichtbaar. het landschap zijn op te merken, komt nog maar nauwelijks in Bijzonder fraai is dit te zien bij het ge- door het verschil in grondslag en wa• terhuishouding. De aanwezigheid van makkelijk te bewerken zandgronden en een goede ontwatering maken dat de zandruggen op grote schaal boom- groei en bewoning toelaten. De 'boomrand' van de zandruggen is vaak van verre te zien en contrasteert sterk met het open, vrijwel boomloze natte landschap in de aangrenzende beekdalen.

De stroomlijnvorm van de zandrug• gen wordt door de Hondsrug het dui• delijkst getoond. In het noorden laag en smal wordt hij naar het zuiden toe breder en ook hoger. De grootste hoogten vinden we in het midden en het zuiden bij Drouwen en Emmen (respectievelijk 22 en 26 m + NAP). Voorbij Emmen neemt de hoogte ge• leidelijk af. De zuidpunt van de Hondsrug eindigt in twee takken die zich als zandige schiereilanden in het Afb. 3. Oosthelling van de Hondsrug bij Annen. De helling heeft hier het karakter van een omliggende veengebied uitstrekken. terreintrede. Over een afstand van ruim 150 meter daalt het maaiveld zo'n 6 meter!

Grondboor & Hamer nr. 3/4 2003 65 hucht Bonnen, oostelijk van Gieten. terde de Drentsche Aa aan het eind ondergrond, de aanwezigheid van een Hier daalt het terrein over een afstand van het Weichselïen een tijdlang af depressie op de dalbodem en het van 1 kilometer meer dan 13 meter af naar het lager gelegen Hunzedal. rechte verloop van de oostrand van naar de dalvlakte van de Hunze. Geomorfologisch het interessantst is de Hondsrug over een lengte van Verder noordwaarts bij Annen is het evenwel de diepe doorbraak van de ruim 70 kilometer gekoppeld aan de hoogteverschil in meters weliswaar Hondsrug tussen Borger en Ees. zeer steile westhelling naar de dalbo• minder groot, maar de Hondsrug• Rijdend over de A34 {in zuidelijke dem, maken aannemelijk dat het helling heeft hier het karakter van een richting) is het erosiedal en zijn vrij Hunzedal door bewegend ijs in de on• terreintrede. Het terrein hier daalt steil oplopende dalflanken zuidelijk dergrond moet zijn uitgediept. Ook de over een traject van zo'n 150 meter van Borger zeer goed op te merken. plaatselijke aanwezigheid van keileem meer dan 6 meter (Afb. 3). Tot voor enkele tientallen jaren op de dalbodem duidt op een glaciale stroomde hier een zijtak van de Hunze oorsprong (zie hieronder). Op dwars• Heel opmerkelijk is de laagte over het dwars door de Hondsrug. doorsnede bezit het dal een asyme- midden van de Hondsrug waardoor trisch profiel, dat in zijn westelijke deze in twee subruggen verdeeld Het Hunzedal deel een duidelijke U-vorm vertoont. wordt. De tweedeling wordt gemar• Dit is de brede dalvlakte ten oosten Het hoogteverschil tussen dalbasis en keerd door de rangschikking van de van de Hondsrug. Het is een vlak en de naastgelegen Hondsrug is hier het Hondsrugdorpen. Op de westelijke tak open gebied waarin de rivier de grootst; ter hoogte van be• liggen van zuid naar noord plaatsen Hunze stroomt. Het Hunzedal wordt draagt dit bijna 60 meter over een af• als Erica, Emmen, Odoorn, Borger, nog steeds beschouwd als een smelt• stand van niet meer dan 2 kilometer. Anloo, Westlaren, Glimmen, Haren en watervorming aan het eind van het De dalhelling aan de oostzijde van het Groningen. Op de oostelijke tak vor• Saalien (Ter Wee, 1962, Roeleveld, Hunzedal is veel minder uitgesproken. men de plaatsen Klazinaveen, 1970, Van den Berg & Beets, 1986). Ook het hoogteverschil van de oost• Emmerschans, Weerdinge, Valthe, Grote hoeveelheden naar het helling is daar minder groot; bij Exloo, Buinen, Annen, Zuidlaren, Noordzeebekken afstromend smelt• Veendam is dit nog maar 20 meter. Noordlaren, Onnen en Essen een water zouden opzij van de Hondsrug Dit is de reden waarom de begrenzing reeks. Tussen Gasselte en Eext is de een breed en diep dal hebben uitge- van het Hunzedal zich daar niet of topografie onduidelijk. schuurd voorlangs het afsmeltend nauwelijks in het veenkoloniale land• landijsfront in Noordoost-Groningen. schap aftekent. Droogdalen Na het Saalien is de vorm van de rug• Deze zienswijze lijkt echter niet waar• Opvallend is de aanwezigheid van een gen door erosie aangetast. Vooral tij• schijnlijk. De vorm van het dal in de depressie onder een deel van het dens het Pleniglaciaal zijn op de flan• Hunzedal. Dit bekken wordt begrensd ken van de zandruggen brede en door de 20 en 30 meter dieptelijnen soms vrij diepe insnijdingen geëro• van de basis van de Formatie van deerd als gevolg van afvloeiend Drente (Saalien). Ter hoogte van sneeuwsmeltwater. De gevormde ero- Veendam is de breedte van deze de• sïegeulen liggen doorgaans dwars op pressie zo'n 12 kilometer. Naar het de lengterichting van de ruggen. Men zuiden, bij Gasselternijveen bedraagt noemt deze insnijdingen droogdalen deze nog maar 4 kilometer (Bosch, omdat ze nu geen of te weinig water 1990b). Uitdieping door bewegend ijs voeren. De droogdalen ontstonden tij• lijkt waarschijnlijk. dens het Pleniglaciaal. Door de aan• wezigheid van permafrost was de op• Bij een glaciale oorsprong van het pervlakkige waterafvoer veel groter Hunzedal zou in de ondergrond kei- dan nu. Als gevolg hiervan ontston• leem verwacht mogen worden. Dit den soms brede dalen, die in de loop blijkt inderdaad het geval, zij het maar van de tijd nog breder werden door op enkele plaatsen. Zo kwam voor de hellingprocessen (gelifluctie) op de winning van proceswater op het in• permafrost. dustrieterrein 'Zuidoost' in de stad Groningen van 40 meter diepte grijze Sommige van deze geulsystemen keileem te voorschijn. Verder is van breidden zich door terugschrijdende baggerwerkzaamheden bekend dat in erosie zo ver uit dat ze tenslotte de het Foxholstermeer, westelijk van kruin van de zandruggen aantastten. Hoogezand, grijze keileem in de on• In een aantal gevallen is contact ge• dergrond aanwezig is. Ook verder legd met overeenkomstige erosiesys• naar het zuiden is hier en daar kei• temen op de tegenoverliggende hel• leem aangetoond (Bosch, 1992b). ling, met als gevolg een complete Vermoedelijk vormen deze geïsoleer• doorsnijding van de zandrug. Op een de keileemvoorkomens erosierestan• aantal plaatsen zijn deze doorsnijdin• ten, aangezien keileem over het alge• gen goed in het terrein op te merken. meen in het Hunzedal ontbreekt.

Als gevolg van bovengenoemde ero• Na de vorming is het Hunzedal al aan sieprocessen is de Hondsrug op twee het eind van het Saalien voor een plaatsen doorsneden. Iets ten noor• deel met sedimenten opgevuld. De den van Noordlaren ligt de doorbraak maximale dikte van dit fluvioglaciale van het Besloten veen. Hierlangs wa• pakket bedraagt 31 meter. Vooral in

66 Grondboor & Hamer nr. 3/4 2003 delijke deel van het Hondsrugsysteem is dit het geval.

In de ondergrond en op de flanken van de beekdalen is op verschillende plaatsen keileem aangetoond. Daarnaast is op de dalflanken vaak hellingmateriaal aanwezig dat uit grof zand met noordelijk grind en stenen bestaat. De hier en daar aanwezige zwerfsteenniveau's zijn het gevolg van deflatie van bestaande hellingaf• zettingen. Een aanwijzing hiervoor is de aanwezigheid van windkanters (De Gans, 1980). Dit hellingmateriaal is af• komstig van de zandruggen waar ero• sie de keileembedekking heeft aange• tast. Door periglaciale hellingprocessen in het Weichselien is het materiaal dalwaarts verplaatst. Fluvioglaciale afzettingen die het on• Afb. 4. Het Hunzedal bij Kostvlies (Gasselte) gezien vanaf de oostflank van de Hondsrug. derste deel van de opvulling van het Hunzedal bepalen, ontbreken in de westelijker gelegen beekdalen. het onderste gedeelte bestaat de af• laatste is een zeer donkere zware gla• zetting uit grof zand met grind en ste• ciale klei, die in bekkens is afgezet. De De Formatie van Drente nen. Uit boringen blijkt dat het ge• potklei vormt in de noordelijke delen Na het afsmelten van het landijs bleef steentemateriaal van glacigene van de beekdalen de dalbodem. De een laag keileem achter van wisselen• oorsprong is, soms in geringe mate onderkant van de stroomdalen helt de dikte. Keileem is een ongesorteerd vermengd met oostelijke grindcompo- naar het noordwesten. mengsel van klei, silt, zand, grind en nenten, zoals witte kwarts en radïola- stenen, dat voor het grootste gedeelte riet (Bosch, 1990b). Tijdens het Op verschillende plaatsen is aange• uit de zool van het landijs als grond- Eemien en het Weichselien is het dal toond dat de afzettingen uit de morene op de ondergrond werd afge• verder opgevuld (Afb. 4).* Formatie van Peelo onder de dalbo• zet. Samen met de overige tijdens de dems door glaciale werking intensief vergletsjering gevormde afzettingen De beekdalen zijn gestuwd. Met name in het noor• worden zij tot de Formatie van Drente Tussen de zandruggen in Noord- Drenthe liggen de beekdalen van de Drentsche Aa, het Eelderdiep en het Peizerdiep. Zij bestaan in aanleg al sinds het einde van het Saalien. De beekdalen ontwikkelden zich in een reliëf dat door het landijs was achter• gelaten. De insnijding van de beekda• len is waarschijnlijk al begonnen op de overgang van het Saalien naar het Eemien. Insnijding en opvulling heb• ben sindsdien het profiel en het aan• gezicht van de stroomdalen bepaald.

Vooral de stroomdalen van de Drentsche Aa en van het Eelderdiep zijn diep in de onderliggende Formatie van Peelo (Elsterien) inge• sneden. De Peelo-formatie in Noord- Drenthe bestaat ruimtelijk uit een af• wisseling van vooral fijne glimmerhoudende smeltwaterzanden (Peelo-zand) en potklei (Afb. 5). Deze

* Zowel op de dalhelling van de Hondsrug als in de Eemien-afzettingen in het Hunzedal is op veel plaatsen noordelijk gesteentemateriaal aanwezig. Grind en stenen zijn waarschijnlijk nog in het Afb. 5. Fijngelaagd, glimmerhoudend smeltwaterzand uit de Formatie van Peelo op het laatst van het Saalien en het daaropvolgende Balloërveld bij Rolde met fossiele ijswig. De gelaagdheid van het zand is door de vorming van Eemien door afbraak en uitspoeling van de op de de grote ijswig in de tweede helft van het Weichselien verstoord. De maatlat is 1 meter. Ter Hondsrug aanwezige keileembedekking vrijgeko• hoogte van de maatlat is een enigszins verstoord, circa 10 centimeter dik laagje keizand men en hellingafwaarts verplaatst. ontsloten.

Grondboor & Hamer nr. 3/4 2003 67 Ten westen van de lijn Roden, Assen, hebben het karakter van grotere en Grollo vormt de keileem over grote kleinere, vaak langgerekte 'eilanden'. oppervlakten een nagenoeg gesloten dek van 1 tot 3 meter dikte. Op de flanken van de zandruggen Oostelijk hiervan, dus grotendeels neemt de dikte van de keileemlaag binnen het Hondsrugsysteem, vormt snel af en wigt even verder in veel ge• de keileem daarentegen verspreide vallen uit. Slechts hier en daar is spra• voorkomens. Het keileemoppervlak in ke van een voortzetting tot in de beek• Midden- en Noord-Drenthe helt in dalen. Op plaatsen waar de keileem NNW-richting. onderaan de helling uitwigt is soms sprake van een voortzetting in de Het oorspronkelijk gesloten keileem- vorm van een keizandniveau of een dek is in Noord- en Oost-Drenthe als grind/stenenlaag. Vaak is dit echter gevolg van glaciale erosie in het laatst niet het geval en liggen oudere afzet• van het Saalien voor een belangrijk tingen uit de Formatie van Peelo of gedeelte opgeruimd. Ook de erosie nog ouder (Formatie van Urk) aan de daarna in het Eemien en vooral in het oppervlakte. Op veel plaatsen worden Weichselien heeft de keileembedek• deze laatste bedekt door jongere sedi• king in veel gevallen gereduceerd tot menten uit het Weichselien. De afna• een dunne laag keizand. Vooral op de me van de keileemdikte op de flanken hogere delen van de zandruggen van van de zandruggen en het uitwiggen Tynaarlo, Rolde en Zeijen is dit het ervan lijkt het gevolg van glaciale ero• geval. Het keizandniveau is vaak nog sie (Afb. 7). Afb. 6. Keileemprofiel in de zuidwand van geen 10 centimeter dik en bestaat uit groeve De Boer in Emmerschans. De een mengsel van grof zand, grind en Op de meest westelijk gelegen zand• bruinrode keileem is roestbruin geoxydeerd. stenen. rug van Zeijen, in de omgeving van De lichte vlekken en strepen bestaan uit Roden, Nietap en Roderwolde/Fox- gereduceerde keileem. De grote zwerfsteen Op de Hondsrug is de keileembedek• wolde, bevindt zich een wat groter is een porfirische Kökarrapakivigraniet, king het meest manifest. Op het noor• areaal waar keileem en (of) keizand afkomstig van het satellietmassief van Kökar, delijke gedeelte is sprake van een ge• op veel plaatsen afwezig is of slechts zuidoostelijk van de Alandeilanden. sloten keileemdek, dat bovendien sporen in de bodem vormt. Hier ligt meer dan gemiddeld dik is. De groot• voornamelijk potklei met soms grote ste keileemdikten worden gemeten op lenzen van doorgaans grof zand uit de gerekend (Afb. 6). Op de zandruggen de kruinen van de hoogste delen van Formatie van Peelo aan de oppervlak• is daarnaast ook sprake van een zoge• deze zandrug. Op de andere zandrug• te. De ruimtelijke afwisseling van pot• naamde 'melt-out till' en op één loca• gen westelijk van de Hondsrug doet klei met grof en fijner zand, soms met tie ook van een 'flow-till'. Gevormd in dit verschijnsel zich ook voor. Wel is plukken keileem of resten keizand in een omgeving met stagnerend en af• het zo dat de keileembedekking daar dit gebied is bijzonder chaotisch. De smeltend landijs zijn beide uitsmel- gemiddeld genomen dunner is en op indruk hier is dat dit door glaciale stu• tingskeilemen bovenop de onderlig• talrijke plaatsen door erosie is ver• wing is veroorzaakt, in een latere fase gende grondmorene afgezet. Terwijl dwenen. De keileemvoorkomens daar gevolgd door glaciale erosie. overal elders in Noord-Nederland sprake is van een enkelvoudige kei• leembedekking, komen binnen het Hondsrugsysteem op de kruinen van de zandruggen twee en op de noorde• lijke Hondsrug zelfs drie keilemen voor.

De onderste keileem is vuursteenhou• dend terwijl die daarbovenop geen of nauwelijks vuursteen bevat. Het derde type keileem is tot dusver alleen op de noordelijke Hondsrug tussen Haren en het noorden van de stad Groningen aangetroffen op en ten dele in de vuursteenarme keileem. Verderop wordt op de lithologische bijzonderheden van deze keilemen in• gegaan. Opmerkelijk is dat de boven• Afb. 7. West-oost doorsnede van de Hondsrug in de stad Groningen. Aan weerszijden van de ste vuursteenarme keileem uitsluitend kruin van de Hondsrug wigt de laag keileem vrij snel uit. Vrij naar een kaart van het ROEZ, voorkomt op de kruinen van de zand• Gemeente Groningen. ruggen. De voorkomens hebben het A geroerde grond karakter van langgerekte aaneenge• B dekzand uit het Weichselien sloten stroken of grotere en kleinere B-1 hellingmateriaal (grind en stenen) uit het Weichselien 'eilanden'. Op de flanken van de zand• C Holocene zeeklei ruggen is het vuursteenarme kei- D keileem (Formatie van Drente) leemtype afwezig. E glimmerzand en potklei (Formatie van Peelo) F Holocene beekafzettingen

68 Grondboor & Hamer nr. 3/4 2003 Keileemdikten Saalien zich in fasen heeft voltrokken. om op grond van zwerfsteeninventari• De laagdikte van de keileem op de Verschillende malen stagneerde de saties de verbreiding van keileemty• zandruggen is erg wisselend. ijsaanvoer of verdween het soms voor pen in kaart te brengen. In ons land Gemiddeld genomen varieert die tus• een tijd. Bij hernieuwde aanvoer werd wordt vooral de telmethode van sen 1 en 3 meter. De grootste kei- uit de zool van het landijs niet zelden Hesemann (1930) toegepast. Hierbij leemdikte {5 meter en meer) vinden een keïleemtype afgezet met een an• worden uit het kristalIijne zwerfsteen• we in het algemeen op de noordein• dere (zwerfsteen)samenstelling. Soms materiaal zo mogelijk een groot aantal den van de zandruggen. De keileem• trad hierbij vermenging op met de gidsgesteenten betrokken, die herleid dikten op het noordeinde van de eerder afgezette keileem, maar vaak kunnen worden tot een van de vier Hondsrug spannen echter de kroon. In ook werd de oudere keileem op enke• door Hesemann bepaalde herkomst- een strook van circa 8 kilometer leng• le restanten na geheel opgeruimd. Dit gebieden in Scandinavië. De uitkomst te tussen Haren en het noorden van maakt dat verspreid over het voorma• van de telling wordt vertaald in een de stad Groningen worden waarden lige vergletsjerde gebied verschillen• formule van vier cijfers. Door de zo gevonden van 6 meter en meer, met de typen keileem worden onderschei• verkregen Hesemannformules op een de grootste dikten onder de stad den. Op grond van de onderlinge topografische kaart uit te zetten wordt Groningen (33 meter! onder het ter• verschillen die in nagenoeg alle frac• een beeld verkregen van de verbrei• rein van de voormalige rijwielfabriek ties van de keileem doorwerken, is ding van de verschillende zwerfsteen• Fongers te Groningen). een keileemclassificatie ingevoerd gezelschappen. Opvallend is, dat bin• (Zandstra, 1976). nen het Hondsrugsysteem vooral Keileemdikten onder de stad Groningen Oostbaltisch getypeerde zwerfsteen• Keileemgroep Keileemtype gezelschappen voorkomen. Emmastraat (Gron. zuid) 12,5 m Daarentegen treffen we westelijk van Hereweg, omgeving Viaduct (centrum zuid) 11,6 m Heerenveen Heerenveen-type (ontkalkt) de lijn Roden-Assen-Smilde zwerf• Kattendiep (centrum zuid) 14,5 m steengezelschappen aan waarin voor• Poststraat (centrum) 12,0 m Emmen Nieuweschoot-type (kalkhoudend) al zwerfsteensoorten uit Zuid- en Butjesstraat (centrum) 16,0 m Emmen-type (ontkalkt) Midden-Zweden domineren. Dit laat• Nieuwe Kerkhof (centrum noord) 15,0 m ste is in Oost-Gronïngen ook het Assen Noordhorn-type (kalkhoudend) geval. Assen-type (ontkalkt) Zuidelijker op de Hondsrug is de kei- Op grond van sediment-petrografisch leemafzetting minder dik, hoewel bij Voorst Voorst-type (kalkhoudend) onderzoek worden binnen het Gieten nog een laagdikte van 6,5 me• Oudemirdum (ontkalkt) Hondsrugsysteem onderstaande kei• ter aangetoond is. Overal elders is de leemtypen onderscheiden). laagdikte 2 - 4 meter. Een uitschieter is de gemeten keileemdikte van 25 De meest opvallende componenten in Heerenveen-type meter in een boring bij Emmen de keileem vormen de zwerfstenen. Dit is een zandig keileemtype met een (mondelinge mededeling A.P. De soortensamenstelling blijkt vaak zwerfsteengezelschap dat voor een Schuddebeurs). Dit is waarschijnlijk gebonden te zijn aan een bepaald belangrijk gedeelte uit Zuid-Zweden net als met de relatief grote keileem• type keileem. Dit maakt het mogelijk afkomstig is (Afb. 8). Daarnaast is dikten in Groningen aan glaciale stu• wing te danken.

Op de overige zandruggen van het Hondsrugsysteem bereikt de laagdikte van de keileem nergens waarden als in Groningen. Toch kan worden vast• gesteld dat op de noordeinden van de zandruggen de grootste keileemdikten worden gemeten. Bij Hoogkerk (Tynaarlorug) bedraagt deze 6,5 me• ter. Bij Noordhorn (Rolderug) is plaat• selijk 8 meter keileem aangetoond. Zuidelijker op deze ruggen varieert de keileemdikte tussen de 1 en 4 meter.

Keileemtypen Keileemonderzoek op het Drents Plateau laat zien dat er significante verschillen bestaan. Dit heeft zowel betrekking op de lithologïsche eigen• schappen van de keileem als op de sa• menstelling van het zwerfsteengezel• schap. Deze verschillen staan los van de wijze waarop de keileem door het ijs op de ondergrond werd afgezet.

Algemeen wordt aangenomen dat de Afb. 8. Heerenveenkeiieem, groeve Amerika, Een(West). Zandig type keileem dat gewoonlijk vergletsjering van ons land tijdens het zeer rijk is aan vuursteen.

Grondboor & Hamer nr. 3/4 2003 69 Heerenveen-type. Zee-egelresten bij• voorbeeld worden maar sporadisch gevonden. De meest zwarte vuurste• nen zijn fossielvrij. Het lijkt waar• schijnlijk dat de herkomst van deze vuurstenen een andere is dan die uit de Heerenveen keileem.

Bij afslibbingsproeven blijkt dat het zandige residu, mits onverweerd, rijk is aan losse Cretaceïsche mesofossie- len. Vooral kleine bryozoënfragmen- ten uit het Boven-Krijt komen veel voor. Niet minder opvallend zijn de zeer talrijke Tertiaire, zwartbruine bruinkoolpartikeltjes, niet zelden ver• gezeld van kleine splinters barnsteen, naast fragmenten van Tertiaire (voor• al Miocene) mollusken.

De Zuidwest-Baltische invloed in de keileem van het Noordhorn-type blijkt Afb. 9. Noordhornkeileem, bouwput Kreupelstraat, Groningen. Kalkrijke, zandige, ook uit het spaarzame voorkomen van vuursteenhoudende keileem. Dit keileemtype bevat talrijke, meest blauwgrijs gekleurde zwerfstenen van rode en grijze ortho- Paleozoïsche kalkstenen. Het ontkalkte type wordt als Assenkeileem aangeduid. cerenkalk. Opmerkelijk hierbij is dat Zuidwest-Baltische zwerfsteentypen als de Midden-Cambrische Tessini- deze keileem bijzonder rijk aan vuur• Het Noordhorn keileem-type is homo• zandsteen en Onder-Cambrische steen. Ook sedimentaire zwerfsteen• geen en zandig. In onverweerde, natte zandstenen met Scolithos, Mono- soorten met fossiele levenssporen als toestand is de kleur donkergrijs. craterion en Diplocraterion in het Skolithos, Monocraterion en derge• Geoxideerd neigt de kleur naar lever• Noordhorn- en het Assen-type nage• lijke zijn vrij algemeen. Dit is ook het tot roestbruin. Het gehalte aan zwerf• noeg ontbreken. Er is mij uit de kei• geval met de bekende vulkanieten uit stenen is betrekkelijk gering, zeker in leem van de noordelijke Hondsrug Dalarne (Midden-Zweden); soms is vergelijking met het Nieuweschoot/ slechts één vondst van een kwartsiti- het aandeel daarvan vrij hoog Emmen-type (Afb. 9 en 10). De sa• sche zandsteen met Scolithos bekend. (Hesemann formules: 2350, 2260). menstelling van het kristallijne zwerf• Maar deze wijkt petrografisch zo sterk Het Heerenveen-type is vermoedelijk steengezelschap is net als die uit het tijdens een van de eerste ver- Assen-type Oostbaltisch getypeerd; gletsjeringsfasen in Noord-Nederland de overbekende rapakivigranieten afgezet. Binnen het Hondsrugsysteem domineren (Hesemann formules: beperkt de verbreiding zich voor• 7020, 6110). namelijk tot de westelijk gelegen zandrug van Rolde en die van Zeijen. Ontkalkingsverschijnselen zijn de oor• Op de Hondsrug is dit type aange• zaak dat het sedimentaire zwerfsteen• troffen bij Eext. Vaak is het Heeren• gezelschap in het Noordhorn-type veen-materiaal (in het keizand) ver• sterk afwijkt van dat uit het Assen kei• mengd met zwerfsteencomponenten leemtype. Onverweerde Noordhorn uit het hierna te bespreken Assen keileem bevat een hoog percentage keileem-type. In deze gevallen vinden Ordovicische en Silurische kalkstenen. we Hesemann formules als 4240 en Opvallend hierin is het zeer geringe 5140. percentage dolomitische kalkstenen. Op het noordeinde van de Hondsrug Noordhorn-type bedraagt dit minder dan 1 %. Ter ver• Het Noordhorn keileem-type kan be• gelijking: in het Nieuweschoot-type is schouwd worden als de kalkhoudende het aandeel dolomitische kalkstenen variant van het in Noord- en Oost- 19 % of meer. Drenthe alom aanwezige Assen kei• leem-type. Binnen het Hondsrug• De Noordhorn keileem is rijk aan systeem wordt het Noordhorn-type Cretaceïsche vuursteen. In onverweer• samen met het Nieuweschoot-type de toestand zijn de meeste vuurste• voornamelijk aangetroffen op de nen grijs of zwart van kleur. Vooral de noordelijke uiteinden van de zandrug• laatste kleurvariant komt op de noor• gen. Daar vormt de eerste, indien er delijke Hondsrug vrij veel in betrekke• sprake is van twee boven elkaar lig• lijk grote stukken voor, niet zelden Afb. 10. Zwerfsteen arme Noordhornkeileem gende keilemen, doorgaans de onder• met aanhangend krijtgesteente. ontsloten in een bouwput aan de Hereweg in ste. De gemiddelde dikte ervan op de Opvallend is dat de vuurstenen daar Groningen. De keileem wordt aan de Hondsrug tussen Haren en Groningen veel minder fossielen bevatten dan bovenaan begrensd door de stenenrijke bedraagt zo'n 5 meter. die uit de keileem van het Nieuweschootkeileem.

70 Grondboor & Hamer nr. 3/4 2003 fijngrindfractie als onder het grove materiaal is vuursteen talrijk aanwe• zig. In de fractie 3 - 5 millimeter ligt het percentage vuursteen tussen de 10 en 20 %. In de fractie 10 - 200 milli• meter schommelt het vuursteen• gehalte op de noordelijke Hondsrug rond de 15 %. Bij een telling in Emmerschans werd een gehalte van 33,7 % gevonden (Zandstra, 1976)!

Nieuweschoot-type Keileem van het Nieuweschoot-type is de kalkhoudende variant van het ont• kalkte Emmen-type. Beide keilemen liggen binnen het Hondsrugsysteem doorgaans bovenop het Noordhorn/Assen-type. Alleen op de noordelijke Hondsrug en noordelijker tussen Winsum en Sauwerd ligt deze keileem in gestuwde positie naast en zelfs in enkele gevallen onder het Afb. 11. Nieuweschootkeileem, Huize De Wolf, Haren. Vuursteenarm, zandig keileemtype met Noordhorn-type. Op de noordelijke een zeer hoog gehalte aan Paleozoïsche kalkstenen waaronder veel dolomitische kalkstenen. Hondsrug schommelt de laagdikte van deze keileem tussen de 3 en 7 meter. De kleur in onverweerde toe• af dat een ander herkomstgebied De Hesemann formules voor het stand is roodbruin (Afb. 11 en 12). waarschijnlijk is. Assen keileem-type zijn: 7120, 6220. Hoewel keileem in naam, is het litho- Het kristalIijne component in het Het hoge percentage Oostbaltische logische karakter van deze afzetting Noordhorn/Assen-type keileem wordt zwerfstenen alleen is niet bepalend op de Hondsrug tussen Haren en gedomineerd door rapakivigranieten. voor dit keileemtype. Het onderscheid Groningen bijzonder te noemen. Alle bekende typen uit deze variabele met de hierna te bespreken Emmen Lenzen, platen en fleren van roodbrui• gesteentegroep komen voor, zij het keileem is op grond hiervan moeilijk ne keileem wisselen af meestal over dat de samenstelling afwijkt van die aan te tonen. Doorslaggevend is het korte afstand, zowel in verticale als in uit het Nieuweschoot/Emmen-type. gehalte aan vuursteen. Zowel in de horizontale richting, met afzettingen Kenmerkend is verder de aanwezig• heid van gidsgesteenten uit Dalarne en vooral Smaland. Hoewel de aan• tallen wisselen, ontbreken ze in geen telling.

Keileem Noordhorn-type Grindsamenstelling, fractie 1-5 cm. Locatie: Biologisch centrum Haren

Kristallijn 25% Kalksteen 40% Dolomiet < 1% Zandsteen 14% Vuursteen 16% Rest 4%

Assen-type Een zandige, secundair ontkalkte kei• leem, die hoogstwaarschijnlijk door verwering/uitloging uit de kalkrijke Noordhorn keileem is ontstaan. Op de Hondsrug is de kleur meest lever- tot roestbruin. Het zwerfsteengehalte van dit keileem-type is vergeleken met de hieronder vermelde keilemen van het Nieuweschoot/Emmen-type niet hoog. Uit zwerfsteentellingen blijkt een do• minantie van Oostbaltische gesteen- Afb. 12. Nieuweschootkeileem, Kreupelstraat, Groningen. Het zwerfsteengehalte van deze tensoorten, vergezeld van zwerfsteen• keileem is vaak extreem hoog. In het midden van de foto bevindt zich een laag smeltwaterzand typen uit Midden- en Zuid-Zweden. in gestuwde positie.

Grondboor & Hamer nr. 3/4 2003 11 die variëren van glaciaal grind, steen• heid van vuursteen in het Nieuwe- van Scandinavië is minimaal. Ook is pakkingen, grove en fijne smeltwater- schoot/Emmen keileemtype. Het is dit keileemtype veel rijker aan zwerf• zanden al dan niet doorspekt met ste• alleen aangetoond in grindfracties stenen dan het Assen-type. Opvallend nen. De steenpakkingen zijn soms < 1 centimeter. is echter het zeer lage percentage meters dik. Ze bestaan uit een massa vuursteen. In de grindfractïe van 3 - 5 zeer dicht opeengepakte zwerfstenen. In de samenstelling van het kristallijne millimeter is het nog het meest aan• De tussenliggende ruimten zijn opge• zwerfsteengezelschap, treden met wezig. In het grovere materiaal is vuld met grofkorrelig, sterk lemig, name bij de rapakivigranieten in de vuursteen afwezig. Het is mogelijk dat grindhoudend zand en grind. Soms keilemen van de Assen- en Emmen- de weinige vuursteensplinters niet bestaan de steenpakkingen voorna• groep duidelijke verschillen naar van Cretaceïsche, maar van Ordo- melijk uit stenen groter dan 5 centi• voren. Het percentage rapakivi's vicische origine zijn. Verkiezelings- meter en zijn ze voor het overgrote afkomstig van de Kökar-archipel, zuid• verschijnselen in kalksteenafzettingen deel samengesteld uit kristallijn mate• oostelijk van Aland, is in het Nieuwe- in de oostelijke Oostzee en in de zui• riaal, waaronder zeer veel rapakivi's. schoot/Emrmen keileemtype significant delijk Botnische Golf zijn namelijk In andere gevallen maken veel hoger dan in de Noordhorn/Assen heel gewoon. Kiezelsplinters uit deze Palaeozoïsche kalkstenen in allerlei keileem. Finsegranietporfier en porfiri- afzettingen zijn moeilijk van de groottes deel uit van het zwerfsteen• sche Kökarrapakivi zijn zeer alge• Cretaceïsche vuursteen te onder• gezelschap. meen. Daarentegen ontbreken in de scheiden. Nieuweschoot/Emmen keileem zwerf• De zwerfstenen - met name opvallend steentypen uit Smaland en Dalarne Het voorkomen van het vuursteenar- aan de kalkstenen - uit zowel de (vrijwel) geheel. me Emmen-type keileem is in Noord• smeltwaterafzettingen als uit de en Oost-Drenthe gebonden aan dat steenpakkingen hebben vrijwel zonder De kalkzwerfstenen uit het van het Assen-type. Deze laatste uitzondering afgeronde vormen en Nieuweschoot keileem-type zijn in te• vormt vaak de onderste helft van het bezitten doorgaans een geblutst op• genstelling tot die uit het vuursteen- keïleemdek. Het Emmen-type ligt daar pervlak, waarop gletsjerkrassen ont• houdende Noordhorn-type meest boven op. breken. Behalve de hoge mate van af• geelgrijs, geelbruin tot groengrijs van ronding valt verder het relatief grote kleur. In het Noordhorntype zijn ze Voorst-type aantal kalkstenen op, dat tijdens het meer grijs tot grijsblauw van kleur. In een aantal ontsluitingen op de transport gebroken of verbrijzeld is. Een opvallend kenmerk van het noordelijke Hondsrug zijn op en ge• Op sommige locaties zijn deze kalk• Nieuweschoot keileemtype is het deeltelijk ingebed in het stenen door secundaire kalkafschei- hoge percentage Silurische en Nieuweschoot keileemtype kleinere ding tot breccies aaneengekit. Men Devonische dolomitische kalkstenen. en grotere geïsoleerde platen en pak• noemt ze wel 'Quetschsteine'. Deze ontbreken in de ketten rossigbruine, kleiige keileem Noordhornkeileem vrijwel geheel. aangetroffen, Lithologisch komt deze Secundaire kalkafscheiding komt lo• keileem overeen met het zogenaamde kaal ook op grotere schaal voor. Zo De herkomst van het sedimentaire Voorst-type. Deze keileem staat ook bleek bij het graven van een gracht zwerfsteenmateriaal uit de wel bekend als 'schollenleem' (De rond de Van Mesdagkliniek op het Nieuweschoot keileem moet vooral Waard 1949). Het gehalte aan kleiige Engels Kamp in de stad Groningen gezocht worden in de zuidelijke bestanddelen is bijzonder hoog; meer een keienpakking over een lengte van Botnische Golf en het noorden en dan 90 % is afslibbaar. Opvallend is meer dan 25 meter door secundaire oosten van de Oostzee. De soortensa• de aanwezigheid van talrijke kleine kalkafscheiding veranderd te zijn in menstelling van de fossielen uit de (< 5 cm) kalkconcreties. Qua vorm keiharde conglomeraat. Van afgraven kalkstenen wijst onmiskenbaar in die komen ze overeen met de bekende was toen geen sprake meer. richting. Dit in tegenstelling tot die uit Pneumatisch gereedschap was nood• het Noordhorn-type keileem, die voor• zakelijk om de verkitte Nieuweschoot al uit het Oostzeegedeelte komen oos• keileem te verwijderen. telijk en noordoostelijk van het eiland Gotland. Het gehalte aan zwerfstenen in het Nieuweschoot-type keileem is in het Keileem Nieuweschoot-type algemeen groot, maar op het noord• Grindsamenstelling: fractie 1-5 cm. einde van de Hondsrug tussen Haren Locatie: Biologisch Centrum, Haren en Groningen zijn de aantallen enorm te noemen. Het kristalIijne zwerfsteen• Kristallijn 20% gezelschap is meer nog dan het Kalksteen 55% Noordhorn/Assen-type Oostbaltisch Dolomiet 19% getypeerd (Hesemann formules: Zandsteen 6% 10000, 9010). Rapakivi-variëteiten vor• Vuursteen 0% men veruit de belangrijkste zwerf- steengroep. In een aantal zwerfsteen• tellingen vormen zij 100 % van de Emmen-type Afb. 13. Voorstkeileem, Kreupelstraat, gidsgesteenten. Daarnaast valt de Deze roodbruine zandige keileem is Groningen. Kleiig keileemtype, ook wel enorme rijkdom aan Palaeozoïsche net als het Assen-type secundair ont- 'schollenkeileem' genoemd, met veel kleine kalkstenen op. Het percentage hiervan kalkt en kenmerkt zich door een domi• kalkconcreties. Zij herinneren aan de bedraagt soms 75 % of meer van de nant Oostbaltisch kristallijn zwerf• bekende lösspoppetjes uit Zuid-Limburg. De totale zwerfsteeninhoud. Een in het steengezelschap. Het aandeel concreties zijn als lichte vlekken op de foto oog springend kenmerk is de afwezig• zwerfsteensoorten uit andere delen te zien.

72 Grondboor & Hamer nr. 3/4 2003 'löss-poppetjes' uit Zuid-Limburg (Afb. 13). Het zwerfsteengehalte in de Voorst keileem is, althans op de noor• delijke Hondsrug, bijzonder gering. Verspreid komen naast een enkele kristallijne zwerfsteen voornamelijk Silurische en Ordovicische kalkstenen voor met een opvallend glad gepolijst en bekrast oppervlak.

De verbreiding van de keileemtypen op de zandruggen Hondsrug Op de Hondsrug worden een zestal keileemtypen aangetroffen. Drie ervan zijn kalkhoudend. Dit zijn het Noord- horn-, het Nieuweschoot- en het Voorst-type. De drie overige, te weten het Assen-, Emmen- en Heerenveen- Afb. 14. De genummerde locaties verwijzen naar de vetgedrukte nummers in de tekst. type, zijn ontkalkt. De keilemen van het Assen- en Emmen-type zijn hoogstwaarschijnlijk door verwering ontbreken al evenzeer. Uit de weinige graven van een recreatiepias en het en ontkalking voortgekomen uit de ontsluitingen blijkt dat ook op de bouwrijp maken van een woonwijk Noordhorn- en Nieuweschoot keileem. kruin van de Tynaarlorug keileem van (2, 3). Op de kruin van de zandrug het Emmen-type aanwezig is, zij het werden zowel het vuursteenrijke De drie kalkhoudende keilemen in de vorm van eilanden. Het vuur- Assen-type als het vuursteenarme (Noordhorn, Nieuweschoot en Voorst) steenhoudende Assen-type is alge• Emmen-type aangetroffen, de laatste komen in hoofdzaak voor op het meen aanwezig. Op de hogere delen in de vorm van twee geïsoleerde noordeinde van de Hondsrug, globaal van de rug, met name zuidelijk van voorkomens (Hesemann formule tussen de plaats Noordlaren en de , is de keileem op veel plaatsen 9000, telling 766). De recreatiepias is stad Groningen. Zuidelijk van Noord• tot keizand gereduceerd. Bij Tynaarlo in de oostflank van de Tynaarlorug laren is de keileem voor het grootste en is onderaan de westhelling gegraven. Hier werd uitsluitend het gedeelte ontkalkt. Hier treffen we de van de zandrug tot een eind weg in Assen-type aangetroffen. keilemen van het Assen- en het het beekdal een circa 1 meter dikke Emmen-type aan. Voorkomens van keileemlaag van het Assen-type aan• Bij de aanleg van het viaduct in de A7 het Heerenveen keileemtype zijn zeer getoond. (4) , enige honderden meters verder schaars. In zwerfsteentellingen is het naar het zuiden, werd een onregelma• aangetoond bij Annen en bij Eext, zij Bij Hoogkerk en zuidelijker bij tig lensvormig voorkomen van het gemengd met materiaal van het Eelderwolde konden de afgelopen ja• Emmen keileem blootgelegd. De bo• Assen keileemtype. ren een paar fraaie keileemontsluitin- venzijde van de keileembedekking ligt gen bestudeerd worden. Bij de aanleg daar circa 1 meter onder het maai• De verbreiding van de keileem van van een onderdoorgang van de rond• veld. De vloer van de bouwput was het Nieuweschoot/Emmen-type loopt weg, iets noordelijk van het centrum bezaaid met grote aantallen zwerfste• parallel aan die van het van Hoogkerk (Afb. 14 (1)), werd de nen, waaronder zeer veel rapakivi's. Noordhorn/Assen-type, zij het dat de Tynaarlorug in zijn geheel doorsne• Net als elders op de noordelijke eerste altijd pleksgewijs, in de vorm den. De zichtbare keileemdikte be• Tynaarlorug was de bovenzijde van van meer of minder langgerekte eilan• droeg hier 4,5 meter. Onder een laag de keileem ontkalkt. den bovenop de keileem van het laat• 'geroerde' grond was een roodbruin ste type ligt. De voorkomens concen• keileemtype ontsloten dat veel zwerf• Tenslotte bleek bij de aanleg van een treren zich vooral langs de lengte-as stenen bevatte. Hierin viel het zeer brede waterlossing in een wijk in aan• van de Hondsrug, met name op plaat• hoge percentage rapakivi's op. bouw iets noordelijk van Eelderwolde sen met relatief grote keileemdikten. Vuurstenen werden niet aangetroffen, (5) uit het aanwezige zwerfsteenmate• Beide keilemen vormen als het ware wel een enkele kalksteen, waaronder riaal, dat we ook hier met een geïso• een hoed op de zandrug. Op de flan• een prachtige kolonie van de leerd voorkomen van keileem van het ken wigt eerst het Emmen-type kei• Ordovicische tabulaat Sarcinula. De Emmen-type te maken hadden leem uit, verder hellingafwaarts ook bovenste 2 meter van het keileempak- (Hesemann formule 10000, telling het Noordhorn/Assen-type. Dit wijst ket was vergaand ontkalkt. Duidelijk 892). op glaciale erosie. was dat we hier met het vuursteenar- me Nieuweschoot/Emmen-type te Uit bovenstaande blijkt dat op de Tynaarlorug doen hadden. In dezelfde ontsluiting Tynaarlorug een vergelijkbare situatie Van deze zandrug waren tot voor kort werd aan weerszijden van deze kei• wordt aangetroffen als op de weinig gegevens bekend. Dit wordt leem op zowel de west- als de oost• Hondsrug. Er zijn twee Oostbaltische veroorzaakt door het overwegend lan• flank van de zandrug vuursteenhou• keilemen aanwezig: een onderliggen• delijke karakter van het gebied en dend keileem van het Assen-type de vuursteenrijke met daar bovenop doordat de keileembedekking op de aangetroffen. een vuursteenarm type. Deze laatste meeste plaatsen door een wisselend vormt onregelmatige, langgerekte ei• dikke laag dekzand aan het oog wordt Een vergelijkbare situatie werd zuide• landen temidden van de vuursteen• onttrokken. Duurzame ontsluitingen lijk van Hoogkerk aangetroffen bij het rijke Assen keileem.

Grondboor & Hamer nr. 3/4 2003 73 Rolderug Bij de aanleg van een gasleiding op leemtype (Hesemann formule: De geïsoleerde NNW-ZZO gerichte het Hoge Veld (10), enige kilometers 1360, 2350,1270) en locaties waarin keileemhoogte van Noord- en westelijk van werd de van vermenging sprake is (Hesemann Zuidhorn vormt de meest noordelijke Zeijenrug van oost naar west door• formule: 3410, 3250, 6130). Uit de uitloper van de zandrug van Rolde. sneden. Op het hoogste deel kwam overige tellingen op de Zeijenrug Deze zandrug is met enkele onder• onder de bouwvoor over een lengte blijkt dat zowel op de hoge delen, brekingen tot in Zuid-Drenthe te van bijna 60 meter een zwerfsteenbe- maar dominant op de flanken van de vervolgen. De dikte van het keileem- strooiing te voorschijn die zich in zandrug van een mengsituatie sprake pakket op het noordeinde van de rug meerdere opzichten onderscheidde is van keilemen van het Assen-type bedraagt minimaal 8 meter. van die uit de naaste omgeving. In de en het Heerenveen-type. Hier treffen we hetzelfde beeld aan eerste plaats viel de enorme hoeveel• als op beide vorige zandruggen. heid keien op die in het graafvlak te Voortzetting van het Hondsrug• Keileem van het Emmen-type wordt voorschijn kwam. Het kristallijne aan• systeem in de provincie Groningen aangetroffen op de hoogste delen van deel werd zeer sterk gedomineerd Onlangs waren in een bouwput ten de rug. Het Emmen-type vormt ook door rapakivi's en Zuidwest-Finse mi- behoeve van een nieuw gemaal in de hier eilanden temidden van een crokliengranieten, vergezeld van tallo• Wetsingermaar tussen Sauwerd en Assen getypeerde keileem. Uit hand• ze metamorfe en sedimentaire ge• Winsum, noordelijk van de stad boringen (Schuddebeurs, 1980) blijkt steenten. In tegenstelling tot de Groningen, onder een 2,5 meter dik dat het kalkloze, vuursteenhoudende directe omgeving werden geen vuur• Holoceen kleidek twee kalkrijke Assentype bij Noordhorn naar stenen gevonden. Een zwerfsteentel• keileemtypen uit de Assengroep ont• onderen toe overgaat in het kalkhou- ling leverde hier 100 % gidsgesteen- sloten. Het betrof hier zowel het dende Noordhorn-type. Ook van het ten op uit de telgroep 1 (Hesemann Noordhorn als het Nieuweschoot kei• Emmen-type is bij Zuidhorn de kalk- formule: 10000). Verder viel het op leemtype. Beide keilemen waren in houdende Nieuweschoot variant aan• dat de gemiddelde grootte van de gestuwde positie naast elkaar ontslo• getroffen. zwerfstenen hoger was dan die in de ten. De kleiige Nieuweschoot keileem nabije omgeving. Ook de mate van af• was te herkennen aan zijn hoge ge• Verder zuidwaarts, op de noordes van ronding van de zwerfstenen was op• halte aan Paleozoïsche kalkstenen, Peize (6), ligt het Emmen-type op de merkelijk. Dit keizandniveau is te be• waaronder veel dolomieten, en rapa- kruin van de rug vrijwel aan de opper• schouwen als het erosierestant van kivigranieten. Het zandige Noordhorn- vlakte. Zuidelijk van Peize is keileem keileem van het Emmen-type. type was bijzonder arm aan zwerfste• op veel plaatsen afwezig. Hier resteert nen. Het keileemtype werd vooral een dunne laag keizand. Uit zwerf• In dezelfde omgeving komt een zwerf• herkend aan het voorkomen van een steentellingen en terreinwaarnemin• steengezelschap voor dat op vermen• aantal vuurstenen. In het oost-west gen (Peize, De Pol) (7) blijkt dat op ging duidt van een Heerenveen-gety• verlopende profiel was de Noordhorn deze plaatsen voornamelijk het peerde keileem met materiaal van het keileem over een afstand van 30 me• Assen-type aanwezig is met daarin Assentype. Overigens zijn in hetzelfde ter tweemaal aangesneden. Een tel• kleinere eilanden van het Emmen kei• gebied ook verschillende locaties be• ling aan het kristallijne materiaal le• leem-type. kend waar alleen zwerfsteenmateriaal verde een Hesemann-formule op van van het Assen-type voorkomt. 10000 (telling 890). Bij Donderen (8), zuidelijk van Vries en op het Balloërveld (9) is sprake van Op de Zeijenrug is meer dan op de Bijzonder was dat op de overgang vermenging van het Assen keileem• andere zandruggen sprake van zwerf• naar de Holocene klei talrijke vuurste• type met materiaal van het Heeren• steenmateriaal uit Heerenveen kei• nen werktuigen gevonden werden uit veen-type. Wat hierbij opvalt is de leem, niet zelden in ongemengde de Trechterbeker cultuur. Het zou rijkdom aan 1. vuursteen, 2. het voor• vorm. Dit blijkt met name uit het sedi• daarom niet hoeven te verbazen als in komen van Onder-Cambrische zand• mentaire zwerfsteengezelschap, waar• dit gebied onder de klei nog hunebed• stenen met levenssporen en 3. in talrijke Onder-Cambrische zandste• den verborgen liggen, gezien de aan• Midden-Cambrische zandstenen van nen met levenssporen voorkomen, wezigheid van Nieuweschoot keileem, het 'Tessini-type'. De aanwezigheid naast Midden-Cambrische Tessini- waarin zoals bekend talrijke grote van componenten uit het Assen zandsteen. Ook verschillende vond• zwerfblokken aanwezig zijn, het keileemtype blijkt uit de rijkdom aan sten van zwerfstenen uit het Oslo-ge• bouwmateriaal van deze steentijd- rapakivi's en Rode Oostzeekwarts- bied (ekeriet, rhombenporfieren en graven. porfier. nordmarkieten) duiden hier op. Glaciale stuwing op de Hondsrug Zeijenrug Op het westelijke deel van de Zeijen• Al sinds het begin van deze eeuw is Keileemvoorkomens op deze meest rug, rond de plaatsen Langelo (11), bekend dat de preglaciale afzettingen westelijk gelegen zandrug zijn weinig Norg (12), Zuidvelde (13) en Peest (14) in de ondergrond van de Hondsrug aanwezig. Meestal komt een laagje zien we een toename van zwerfsteen• stuwingsverschijnselen vertonen. keizand voor, vaak aan de oppervlakte materiaal uit het Heerenveen keileem• Vastgesteld is dat binnen het gelegen of bedekt door een dunne type. Oostbaltische zwerfsteengezel• Hondsrugsysteem in Noord-Drenthe laag dekzand. Op deze zandrug zijn schappen (Hesemann formules: 8110, sprake is van een intensieve deforma• vooral in de omgeving van Norg veel 7120, 9100) die zowel aan het Assen tie van de preglaciale afzettingen in zwerfsteentellingen verricht. Hieruit, keileemtype als aan die van het de ondergrond van zowel de zandrug• maar ook uit de gegevens van een Emmen-type gerelateerd kunnen wor• gen als de beekdalen. Ook elders op paar ontsluitingen elders blijkt dat er den, vormen op dit deel van de het Drents Plateau is op diverse plaat• verspreid in het gebied geïsoleerde Zeijenrug geïsoleerde voorkomens. Ze sen ijstektonische vervorming in de keizandniveaus van het Assen- en liggen in een omgeving met duidelijke ondergrond geconstateerd. De stu• Emmen-type voorkomen. kenmerken van het Heerenveen kei• wingsverschijnselen geven aan dat de

74 Grondboor & Hamer nr. 3/4 2003 leem kunnen gezien worden als sub• glaciale vervormingen, veroorzaakt door bewegend landijs. Uit metingen blijkt dat de deformaties aan de on• derzijde van het keileempakket ver• oorzaakt zijn door een kracht uit het NNW (Rappol, 1992).

Elders op de Hondsrug zijn eveneens stuwingsverschijnselen vastgesteld. Zo werd bij de ondertunneling van de N34 tussen Odoorn en Ees het hori• zontaal liggende keileempakket aan de onderzijde scherp begrensd door sterk geplooide, grindhoudende zan• den uit de Formatie van Urk (Afb. 15). De plooistructuren in het zand worden door de keileembedekking abrupt afgesneden. De plooirichting van de lagen is NNO gericht en komt dus overeen met de waarnemingen in Afb. 15. Gestuwde grindhoudende zanden uit de Formatie van Urk worden met een scherpe Emmerschans. Sleuringsverschijn• overgang horizontaal afgedekt door keileem (Formatie van Drente). Hondsrug, afslag Exloo;sele n in het grove zand direct onder ondertunneling van de N34. de keileem lieten zien dat er ook daar sprake is van een NNW - ZZO gerichte ijsbeweging. ijskap gedurende het Saalien minder Sedimentpakketten van verschillende 'gladjes' over delen van het Drentse ouderdom zijn hier steilstaand of Een persoonlijke mededeling van landschap is geschoven dan wel meer horizontaal dakpansgewijs over de eigenaar van het voormalige wordt aangenomen. Duidelijk is ook elkaar heen geschoven. De lagen hel• zandzuigbedrijf Hulsebosch, gelegen dat het ontstane reliëf in Noord- en len overwegend naar het NNO. en be• in het beekdal van de Drentsche Aa, Oost-Drenthe door ijsbewegingen in zitten een OZO - WNW gerichte strek• langs de weg van Zuidlaren naar het laatst van het Saalien drastisch is king. De stuwrichting staat scheef op Tynaarlo, is in dit verband illustratief. gewijzigd. Erosie en dekzandvorming de lengte-as van de Hondsrug, die Door de hoge grondwaterstand vindt in het Weichselien hebben het reliëf NNW - ZZO gericht is. De morfologie hier natte winning plaats van bouw- uit het Saalien verder toegedekt. Het van de Hondsrug staat blijkbaar niet zand. Profielwaarnemingen in de eindresultaat van al deze processen is in direct verband met de stuwingsver• wanden van zijn niet moge• een vlak golvend landschap dat niet schijnselen in de ondergrond; die zijn lijk. Volgens de eigenaar komt in de bepaald herinneringen oproept aan ouder (Zandstra, 1979). ondergrond een bruinkoolvoerende de sterk geaccidenteerde stuwwal• laag voor, die storend is bij de zand• landschappen, zoals we die bijvoor• De bij de stuwing betrokken sedimen• winning. De zwarte bruinkoolprut beeld uit Oost- en Midden-Nederland ten in Emmerschans zijn van Tertiaire maakt het zand zo nu en dan vrijwel kennen. tot Midden-Pleistocene ouderdom. De onverkoopbaar. Naar zijn mening oudste afzettingen betreffen fijnkorre• komt deze afzetting een aantal malen Ligterink (1954) meldt stuwingsver• lige zanden uit het Boven-Plioceen tot vrij hoog in de ondergrond voor schijnselen in ontsluitingen bij Gieten, (Formatie van Scheemda), gevolgd (tot ca. 5 m onder het maaiveld) in in de buurtschap Kostvlies bij Gas- door grove, grindhoudende zanden achter elkaar liggende stroken. Daar selte en ook van Zuidlaren. Jonker uit het Midden-Pleistoceen (Formatie tussenin is de bruinkoolvoerende laag (1913) deed dit vele jaren eerder in van Enschede en Formatie van Urk). afwezig. Het strooksgewijze voorko• inmiddels verdwenen zandgraverijen Tenslotte zijn bij de verschubbing ook men van de laag met bruinkool lijkt op de westflank van de Hondsrug bij afzettingen uit de Formatie van Peelo op verschubbing van de ondergrond Zuidlaren. In al deze gevallen wordt (Elsterien) betrokken (Zandstra 1979). te wijzen. een beeld geschetst van een vrijwel Binnen de verschubde pakketten zijn horizontaal liggende, soms sterk ge- op veel kleinere schaal talrijke ijs- Glaciale stuwing elders binnen kryoturbeerde keileembedekking met tektonische vervormingen te zien in het Hondsrugsysteem een scherpe overgang naar de daar• de vorm van plooiingen, laagverfrom- Tynaarlorug onder gelegen geplooide lagen 'Rijn- melingen, breukpatronen en over- Op de zandrug van Tynaarlo, is in Maas-Diluvium'. We kunnen er van uit schuivingen. preglaciale afzettingen glaciale stu• gaan dat met dit laatste de grove wing aangetoond. Jonker (1913) ver• grindhoudende zanden uit de De gestuwde afzettingen worden aan meldt van twee inmiddels verdwenen Formatie van Urk bedoeld worden. de bovenzijde discordant en vrijwel zandgroeven bij Tynaarlo steil gezet• horizontaal afgedekt door een 2-3 te, grindhoudende zanden, die waar• Vooral de ontsluitingen bij Emmer• meter dikke laag keileem, die niet ge• schijnlijk tot de Formatie van Urk be• schans boden tientallen jaren achter• stuwd is. De overgang is meestal horen. In beide ontsluitingen ontbrak een een goede mogelijkheid om de scherp. Sleuringsverschijnselen op de de keileembedekking. Wel werden gestuwde afzettingen onder de kei• overgang van keileem naar onderlig• verspreid over het terrein in de omge• leem te bestuderen. Het blijkt dat deze gend zand, samen met ingesloten ving, in de bouwvoor, noordelijke grootschalig verschubd zijn. laagjes zand in de basis van de kei• zwerfstenen aangetroffen.

Grondboor & Hamer nr. 3/4 2003 75 teerd. De waterdoorlaatbaarheid van de potklei is als gevolg daarvan nihil. Onder het Gasuniegebouw blijkt de potklei onregelmatig schubvormig ge• stuwd te zijn en wordt deze op ver• schillende plaatsen afgewisseld door leemhoudend Peelozand. Als gevolg hiervan ondervond men bij de bouw van de funderingskelder overlast van grondwater. Het opvallende bouw• werk ligt midden in het beekdal van de Drentsche Aa.

Glaciale stuwing op het noord• einde van de Hondsrug In tegenstelling tot de keileem op het Drentse deel van de Hondsrug is deze op het noordeinde van de Hondsrug, tussen Haren en het noorden van de stad Groningen, op de meeste plaat• sen intensief gestuwd. In drie ontslui• Afb. 16. Overzicht van de bouwput van het Prefectenhof aan de Kreupelstraat in Groningen met tingen in de stad Groningen lateraal gestuwde glacigene afzettingen uit het Saalien. De gestuwde afzettingen lopen (Kreupelstraat, Guyotplein en parallel aan de as van de Hondsrug. Hereweg) kon dit de laatste jaren goed worden vastgesteld.

Ook elders op de Tynaarlorug is stu• pe waterlossing gestuwde grove In een 4,5 meter diepe bouwput langs wing van de ondergrond vastgesteld. grindhoudende zanden ontsloten. de Hereweg, noordelijk van het In de jaren zestig werd bij Yde/De Ze werden aan de bovenkant discor• Sterrebos, was in de westwand van Punt op de oostflank van de Tynaarlo• dant afgedekt door een restant sterk de bouwput een ruim 3 meter dik pak• rug een sluisput aangelegd in het verweerde, zandige keileem van het ket vuursteenhoudende keileem van tracé van de Noordwillemsvaart. In de Assen-type. Uit de samenstelling van het Noordhorntype ontsloten. Nader metersdiepe bouwput waren tot hoog het grind bleek een oostelijke her• onderzoek wees uit dat de keileem in het profiel onder een dunne laag komst. Vermoedelijk betreft het ook bovenop de zeer stenenrijke smeltwa• keileem gestuwde, grofkorrelige en hier zand uit de Formatie van Urk. terafzettingen van het Nieuweschoot hier en daar grindhoudende zanden keileemtype lag. Normaal gesproken (Formatie van Urk) ontsloten. Ook zui• Zeijenrug is dit net andersom: de Nieuwe- delijk van het vliegveld Eelde zijn on• Op de oostflank van de zandrug van schootkeileem ligt doorgaans boven der een dunne laag sterk verweerde Zeijen zijn westelijk van Ubbena in op de Noordhornkeileem. Het contact- grijsgroene, zeer zandige keileem van een zandwinningsput stuwingsver• vlak tussen beide keileemtypen was het Assen-type grove grindhoudende schijnselen in fijnkorrelige zanden van erg onregelmatig. zanden uit de Formatie van Urk ont• de Formatie van Peelo waargenomen. sloten. Deze zanden zijn eveneens gla• Zowel de gelaagdheid van het zand Nog overtuigender waren de stu• ciaal gestuwd. als de opschuivingsvlakken in het ont• wingsverschijnselen in een grote sloten zandpakket hellen naar het bouwput aan de Kreupelstraat, aan de Rolderug noordwesten (Rappol, 1992). De de• voet van de Martinitoren. Bij het vlak In de zandrug van Rolde zijn op het formaties wijzen hoogstwaarschijnlijk schrapen van de bouwputvloer kwa• zuidelijke gedeelte bij het dorp De Kiel op glaciale stuwing. men op zo'n 3 meter onder het maai• en in de grote zandzuigerij bij Ellerts- veld, over tientallen meters lengte, haar stuwingsverschijnselen waarge• In Roden en Roderwolde tenslotte kon structuren in de glaciale afzettingen nomen. Bij De Kiel werd geconsta• op verschillende plaatsen bij graaf• aan het licht, die op een intensieve teerd dat de keileem bij de stuwing werkzaamheden stuwing in de potklei (laterale) stuwing wezen. Op de betrokken was (Rappol, 1992). De stu• worden vastgesteld. Opvallend is dat bouwputvloer waren een reeks paral• wingsverschijnselen in de zandzuig- de potklei daar op enkele plaatsen tot lel georiënteerde glacigene afzettin• put bij Ellertshaar zijn al jaren bekend. meer dan 4 meter onder het maaiveld gen behorend tot het Nieuweschoot Vooral in de wand langs de westzijde als een typische warvenklei ontwik• keileemtype begrensd door vuur• van de zuigput zijn de deformaties keld is. steenrijke Noordhornkeileem ontslo• doorgaans goed te bestuderen. ten. De strekking van de afzettingen Metingen tonen aan dat zowel de af• N.B.: Het sonderingsbedrijf dat be• was NNW - ZZO, dus evenwijdig aan zettingen als de daarin aanwezige trokken was bij de voorbereidingen de as van de Hondsrug. De sterk af• overschuivingsvlakken in NW tot van de bouw van het imposante wijkende lithologie maakte dat de ver• NNW-richting wegduiken (Rappol, Gasuniegebouw in Groningen wees schillende afzettingen ook van een af• 1992). mij op het grillige voorkomen van de stand goed van elkaar te potklei onder het gebouw. Door de onderscheiden waren. Op een aantal Iets ten noordwesten van Vries, ter voorbelasting van de potklei tijdens plaatsen werd de overgang van de hoogte van het Ronde Veen waren het Saalien - er lag toen waarschijn• zandige naar de lemige afzettingen op de oostflank van de zandrug van lijk een circa 500 meter dikke laag geaccentueerd door een smalle zone Rolde gedurende korte tijd in een die• landijs - is de klei sterk gecompac- met roestverkleuringen (Afb. 17).

76 Grondboor & Hamer nr. 3/4 2003 plein iets westelijk van de kruin van de Hondsrug. Op de bodem van de circa 3 meter diepe bouwput waren banen smeltwaterzand, dito grind en steen• pakkingen met een enigszins golvend en gebogen verloop te zien. De me• tersdikke sedimentpakketten liepen net als aan de Kreupelstraat evenwij• dig aan de as van de Hondsrug. Ook bleek hier dat de keileem van het Noordhorn-type deel uitmaakte van het gestuwde pakket. Helaas waren de stuwingspatronen door de wijze van ontgraven en het aanbrengen van een laag stortzand maar gedurende korte tijd en slechts over een relatief klein oppervlak te zien. Wel kon worden vastgesteld dat de gestuwde afzettin• Afb. 17. Detail van vorige foto met steil gezette smeltwaterafzettingen (1, 6), keienpakkingen gen steil naar het ONO helden. (2, 5) en een schol Voorstkeileem (3) in de Nieuweschootkeileem. Het cijfer 4 is de locatie van Afb. 18. Wester ha ven Aan de westrand van het stadscen• trum van Groningen (Westerhaven) is Over een breedte van ruim 20 meter zwarte korrels en brokjes naar boven ten behoeve van de bouw van een on• bestond het ontsloten materiaal uit kwam. De meeste kleibrokjes bezaten dergrondse parkeergarage een ruim grofzandig smeltwatergrind, afgewis• wrijfspiegelvlakken. Zowel de korrel• 12 meter diepe bouwput geslagen tot seld met lagen fijn en grof zand, rood• structuur van de potklei alsook de enige meters diep in de Formatie van bruine banden keileem en twee elk glimmende vlakken duiden op een in• Peelo. Een 'gelukkige' omstandigheid meer dan een meter dikke keienpak• tensieve stuwing. Werklieden betitel• was dat bouwput door onverwachte kingen. Naar het noordoosten werden den het brokkelige potkleimateriaal grondwaterproblemen en verzakkin• deze Nieuweschoot-afzettingen be• als 'Nootjes vier', refererend aan een gen weken achtereen voor onderzoek grensd door grijsbruin geoxideerd kwaliteit antraciet uit de jaren vijftig toegankelijk bleef. De oorzaak lag net vuursteenhoudend keileem van het (Afb. 19). als bij de bouw van het hoofdkantoor Noordhorn-type, dat ter plaatse zeer van de Gasunie in het plaatselijk ont• arm aan zwerfstenen was. Guyotplein breken van de grondwaterkerende Een min of meer vergelijkbaar pakket potkleilaag. Bij de voorafgaande son• Van bovenaf gezien deed het beeld glacigene afzettingen, werd aangetrof• deringswerkzaamheden was dit niet van de ontsloten afzettingen op de fen in een bouwput aan het Guyot• opgemerkt. bodem van de bouwput sterk denken aan een verticaal wandprofiel. Dat hier inderdaad sprake was van een op zijn kant gezette serie glacigene afzet• tingen bleek ondermeer uit detailstu• dies aan een circa 40 centimeter dikke laag tamelijk grof smeltwaterzand. Hieraan kon worden vastgesteld dat het pakket door glaciale stuwing circa 85 graden naar het WZW gekanteld was (Afb. 18). Verder onderzoek bracht aan het licht dat de overige af• zettingen boven en onder dit laagje smeltwaterzand bij dezelfde kanteling betrokken waren, inclusief het aan• grenzend pakket vuursteenhoudende Noordhorn keileem.

Sondeer- en boorgegevens van deze locatie laten zien dat het keileempak• ket op 6,75 diepte begrensd wordt door een 11,5 meter dikke laag potklei (Formatie van Peelo). Verder naar on• deren gaat de potklei over in fijnkorre• lig grijs, sterk leemhoudend zand. Vanaf de vloer van de bouwput wer• den tot in het onderliggend Peelozand tot op een diepte van 23 meter funde• Afb. 18. Uit de gelaagdheid van het laagje smeltwaterzand kon worden afgeleid dat het ringsgaten geboord. Zeer opvallend gestuwde pakket glacigene afzettingen in de bouwput aan de Kreupelstraat ca. 85 graden naar was dat de opgeboorde potklei als het WZW gekanteld is.

Grondboor & Hamer nr. 3/4 2003 11 le steen dat direct op het Peelozand ligt.

Het Assen keileemtype ligt op een vele meters dik pakket wit tot groen• grijs gekleurd leemhoudend glimmer- zand (Formatie van Peelo). De top van de formatie ligt op circa 8 meter on• der het maaiveld. In het zand zijn dun• ne laagjes grijze tot donkergrijze pot• klei ingeschakeld.

Het hele pakket Peelozand is intensief gestuwd (Afb. 21 en 22). Uit de vele waarnemingen blijkt dat het zandpak- ket door bewegend landijs moet zijn gedeformeerd, waarbij in bepaalde ni• veaus sprake is van een zeer intensie• ve verfrommeling van de gelaagd• heid. Waarnemingen op de bouwputvloer (- 11 m onder maai• veld) toonden dat het pakket Peelozand in blokken gebroken langs en over elkaar heen geschoven is. De Afb. 19. Ustektonisch gestuwde potklei uit een funderingsboring. Het potkleimonster bestaat overschuivingsvlakken hellen zo'n 60 geheel uit nauwelijks samenhangend brokkelig materiaal. De kleibrokjes bezitten glimmende graden naar het noorden. De strek• wrijfspiegelvlakjes. Kreupelstraat Groningen. king was ONO-WZW.

Uit sonderingsgegevens van het bouwbedrijf blijkt dat op een diepte van - 29 tot - 34 meter!! een potklei- laag aanwezig is, die eveneens inten• sief glaciaal gestuwd is. Dit bleek ook uit potkleimonsters die bij het aanleg• gen van een dubbele damwand om• hooggehaald werden. De talrijke wrijf- spiegelvlakken op de onregelmatige brokken klei wijzen ook op glaciale stuwing. Zowel de onderkant als de bovenkant van het kleipakket verloopt zeer onrustig. De dikte ervan varieert over korte afstand zeer sterk. Opmerkelijk is dat de potklei in de on• dergrond van de bouwput is opge• stuwd tot een circa 17 meter hoge diapyr-achtige structuur, die aan de basis op - 34 meter ruim 50 meter breed is.

De stuwingsverschijnselen op het noordeinde van de Groninger Hondsrug tonen aan dat deze waar• schijnlijk kort achter elkaar, wellicht Afb. 20. Ontkalkte Assenkeileem ligt met een scherpe overgang horizontaal op zand van de tijdens dezelfde vergletseringsfase, Formatie van Peelo (Elsterien). Bouwput Westerhaven, Groningen. zijn ontstaan. De ijstektonisch gestuw• de pakketten Peelozand hellen sterk naar het noorden. Dit suggereert een In de uiterste noordoosthoek van de De keileem was leverbruin van kleur, ijsdruk uit die richting. De stuwings• bouwput werd op -7 meter onder het homogeen van structuur en vergaand verschijnselen in de Nieuweschoot- maaiveld een Assen getypeerde kei• ontkalkt. Het gehalte aan zwerfstenen en Noordhornkeileem aan weerszij• leem aangetroffen. De keileemdikte was klein. Aan de bovenzijde was de den van de kruin van de Hondsrug bedroeg maximaal 95 centimeter. De keileem afgedekt door een circa 4 wijzen op een sterke (bi)laterale druk, overgang naar de onderliggende centimeter dik laagje uitspoelings- waarschijnlijk veroorzaakt door de be• Formatie van Peelo was scherp, zij het zand/grind. Naar het westen wigt de wegende massa ijs in het nabijgele• dat hier en daar sleuringsverschijnse- keileem uit. Daar voorbij bevond zich gen Hunzedal. Dit zou een van de ver• len in een circa 3 centimeter dunne een iets in dikte toenemend circa 10 klaringen kunnen zijn voor de dikte zone onder de keileem in het centimeter dik laagje zeer grof uit- van de keileemafzettingen op de noor• Peelozand zichtbaar waren (Afb. 20). spoelingszand met grind en een enke• delijke Hondsrug.

78 Grondboor & Hamer nr. 3 2003 Capelle, H. van, 1892. Het Diluvium van West-Drent he. Verhandelingen der Ko• ninklijk Akademie van Wetenschappen te Amsterdam. Tweede Sectie, deel I, No.2.

Dubois, E., 1902. De geologische samen• stelling en de wijze van ontstaan van den Hondsrug in Drenthe. Koninklijke Akade• mie van Wetenschappen te Amsterdam. Verslag van de gewone Vergadering der Wis- en Natuurkunde Afdeling van 31 mei 1902, Deel 11, pag. 43-50.

Dubois, E., 1905. De geographische en geologische beteekenis van de Hondsrug en het onderzoek der zwerfstenen in ons noorsch diluvium. Verslag van de Afb. 21 en 22. De afzettingen uit de Formatie van Peelo zijn in tegenstelling tot de bedekkende Gewone Vergadering der Wis- en Natuur• Saale-keileem tot een diepte van minimaal -34 meter onder het maaiveld intensief gestuwd. kundige Afdeling van 30 september 1905, Bouwput Westerhaven, Groningen. Pag. 360 - 368.

Ehlers, J., 1996. Quaternary and glacial Tot slot in The . INQUA Symposium geology. John Wiley & Sons, De lengte van bovenstaand verhaal on the Genesis and Lithology of Glacial Cheichester. laat niet toe om uitgebreid op de oor• Deposits. Amsterdam. zaken en de chronologie van de ver• Ehlers, J. & H.-J. Stephan, 1983. Till fabric schillende keileembedekkingen en de Beun, D.E. & D.J.A. Evans, 1998. Glaciers and ice movement. - In Ehlers, J.: Glacial waargenomen stuwingsverschijnselen and glaciation. Arnold, London. deposits in North-West Europe, Pag. in te gaan. Wel komt uit de talrijke 267-274. Rotterdam. veldwaarnemingen een beeld naar Bosch, J.H.A., 1990b. Toelichting bij de voren van een gefaseerde landijsbe- geologische kaart van Nederland Faber, F.J., 1949. Van Zondvloed tot dekking met ingrijpende gevolgen 1:50.000. Blad Assen Oost. Rijks landijs. Thieme, Zutphen. voor het reliëf in grote delen van de Geologische Dienst, Haarlem. provincies Drenthe en Groningen. Het Gans, W. de, 1980. Outlines of the Late eerder gevormde Saalienlandschap Botke, J., 1917. Het aantal ijsbedekkingen Quaternary history of the Drentsche Aa werd in de laatste fase van de landijs- van ons land gedurende de glaciale valley. Geologie en Mijnbouw 59, pag. bedekking door een baanvormig stro• periode. Tijdschrift van het Koninklijk 353-362. mende ijsmassa uit het noordwesten Nederlandsch Aardrijkskundig Genoot• ingrijpend geërodeerd. Na het afsmel• schap, 2e Serie, deel XXXIV, Afl. 5 Gans, W. de, 1981a. Fysisch-geografische ten van het landijs kwam een land• streekbeschrijving Nr.1. Het gebied van schap te voorschijn bestaande uit een Botke, J., 1928. De Hondsrug. Bibliotheek de Drentsche Aa. KNAG Geografisch stelsel van parallel NNW - ZZO gerich• van de Nederlandsche Natuurhistorische Tijdschrift, Nieuwe Reeks 15, pag. te, vlakke zandruggen. Dit zogenoem• Vereeniging, No. 2. Wolters, Groningen. 234-252 de Hondsrugsysteem vindt, helaas be• dekt door Holocene zeeklei en Brouwer, A., 1950. De glacigene land• Gongrijp, G.P., 1984. Gea-objecten van enigszins verspringend, zijn voort• schapstypen in Nederland. Tijdschrift van Drenthe. RIN-rapport 84/8, Leersum. zetting in de provincie Groningen. het Koninklijk Nederlandsch Aardrijks• De zandruggen worden aan de oost• kundig Genootschap, Tweede Reeks 67, Gongrijp, G.P., 1986. Emmen op de grens zijde begrensd door een in dezelfde pag. 20-32 van hoog naar laag. Noorderbreedte 10, richting verlopend glaciaal dal van pag. 137-142. tientallen meters diepte. De zand• Bijlsma, S., 1981. Fluvial sedimentation ruggen - het fraaist gedemonstreerd from the Fennoscandian area into the Gongrijp, G.P., 1989. Nederland in vorm. door de Hondsrug zelf - kunnen North-West European Basin during the Aardkundige waarden van het als megaflutings worden geïnterpre• Late Cenozoic. Geologie en Mijnbouw 60, Nederlandse landschap. SDU-uitgeverij. teerd. In een volgend artikel zal pag. 337-345. 's Gravenhage. geprobeerd worden om de vele veld- gegevens wat diepgaander te inter• Calker, F.J.P. van, 1908. Beitrage zur Gripp, K., 1974. Untermorane - Grund- preteren en deze in een vergletsje- Geologie der Provinz Groningen, morane - Grundmoranenlandschaft. ringsmodel voor Noord-Nederland te Grundbohrungen. Mitt. Min. Geol. Inst. Eiszeitalter und Gegenwart, Band 25, plaatsen. Univ. Groningen, Bdn 1, Heft II. pag. 5-9. Groningen. Literatuur Hesemann, J., 1975. Kristalline Geschiebe Baren, J. van, 1912. Roter Geschiebelehm. Calker, F.J.P., 1912. Die kristallinischen der nordischen Vereisungen. Internationale Mitteilungen für Geschiebe der Moranenablagerungen in Geologisches Landesamt Nordrhein - Bodenkunde, Band 1, Heft 3/4. der Stadt und Umgebung von Westfalen. Krefeld. Groningen. Mitt. Min. Inst. Univ. Berg, M.W. van den & D.J.Beets, 1986. Groningen, 2(3), Pag. 175 - 390, Leipzig, Jonker, H.G., 1905. Eenige opmerkingen Saalian glacial deposits and morphology Groningen. over de geologische samenstelling en de

Grondboor & Hamer nr. 3/4 2003 79 wijze van ontstaan van den Hondsrug. Rappol, M., 1992. In de bodem van van Drente en Friesland. Thesis, Koninklijke Akademie van Weten• Drenthe. Lingua Terrae, Amsterdam. 's Gravenhage schappen te Amsterdam. Verslag van de gewone Vergadering van de Wis- en Rappol, M & S. Kluiving & D. van der Sugden, D.E. & B.S. John, 1976. Glaciers Natuurkundige Afdeeling van 24 juni Wateren, 1991. Over keileemstratigrafie and Landscape. Arnold, London 1905, deel 14, pag. 146-154. en ijsbewegingen in oostelijk Overijssel. Grondboor en Hamer, No. 3, Pag. 55 - 62. Waard, D. de, 1944. Twee keileemsoorten Jonker, H.G., 1913. Verslag der Tweede in Nederland. Geologie en Mijnbouw, 23, Excursie naar Gaasterland, Groningen en Rappol, M. & H.M.P.Stoltenberg, 1985. Pag. 63-64. Noord-Drente. Geologisch-Mijnbouw• Compositional variability of Saalian till in kundig Genootschap voor Nederland en The Netherlands and its origin. Boreas Waard, D. de & W.E. van Loon, 1948. De Koloniën; Geologische Sectie. 14: pag. 33-50. glacigene morfologie van het Drents Plateau. Tijdschrift van het Koninklijk Kahlke, H.D., 1981. Das Eiszeitalter. Urania Ruegg, G.H.J., 1975. Sedimentary Nederlandsch Aardrijkskundig Verlag, Leipzig. structures and depositional environments Genootschap, Tweede Reeks 65, pag. of Middle- and Upper-Pleistocene glacial 612-615. Keller, G., 1974. Glazitektonïk als Wirkungs- time deposits from excavations at Peelo feld exogener Dynamik. Eiszeitalter und near Assen, The Netherlands. Waard, D. de, 1949. Glacigeen Pleistoceen. Gegenwart, Band 25, Pag. 48 - 53. Mededelingen Rijks Geologische Dienst, Een geologisch detailonderzoek in Nieuwe Serie, Vol. 26, No 1, Maastricht. Urkerland (Noordoostpolder). Kley, K. Van der & Vries, W. de, 1946. Verhandelingen van het Nederlandsch Gidsgesteenten van het noordelijk Ruegg, G.H.J., 1983. Glaciofluvial and Geologisch-Mijnbouwkundig Diluvium. Boom, Meppel. glaciolacustrine deposits in The Genootschap, Geologische Serie 15, pag. Netherlands. In J.Ehlers (ed.). Glacial 70-246. Ligterink, G.H., 1954. De Hondsrug en het deposits in North-West Europe, pag. dal van de oer-Eems. Tijdschrift van het 379-392. Balkema, Rotterdam. Wee, M.W. ter, 1962. The Saalian Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig glaciation in the Netherlands. Genootschap. Tweede Reeks 71, Ruegg, G.H.J. & J.G.Zandstra, 1977. Mededelingen van de Geologische pag.105-121. Pliozane und pleistozane gestaugte Stichting, Nieuwe Serie 15, pag. 57-76. Ablagerungen bei Emmerschans. Lijn. P. Van der, 1986. Het Keienboek. Mededelingen Rijks Geologische Dienst, Wee, M.W. ter, 1983. The Saalian Thieme, Zutphen. Nieuwe Serie 28, pag. 65-99. glaciation in the Northern Netherlands. In: J. Ehlers. Glacial deposits in North- Maarleveld, G.C., 1953. Standen van het Roeleveld, W., 1972. The Morphology of West Europe, pag. 405-412, Balkema, landijs in Nederland. Boor en Spade 6, the Pleistocene Surface in the Marine- Rotterdam. pag. 95-105. Clay District of Groningen. Publication of the Institute of Earth Sciences, Free West, R.G., 1977. Pleistocene Geology and Maarleveld, G.C., J.A.M. ten Cate & G.W. University, Amsterdam. Biology. Longman, London. de Lange, 1977. Geomorfologische kaart van Nederland 1:50.000 Legenda. Seraphim, E.Th., 1972. Wege und Halte Zandstra, J.G., 1974. Over de uitkomsten Stiboka/Rijks Geologische Dienst. des Saalezeitlichen Inlandeises zwischen van nieuwe zwerfsteentellingen en een Wagen ingen/Haa riem. Osning und Weser. Geol. Jahrb., Reihe A. keileemtypenindeling in Nederland. Heft 3, Hannover. Grondboor en Hamer, Pag. 95-108. Meer, J.J.M. van der, 1987. Tills and glaciotectonics. Balkema, Rotterdam. Schuddebeurs, A.P., 1980/1981. Die Zandstra, J.G., 1976. Sedimentpetro- geschiebe im Pleistozan der Niederlande. graphische Untersuchungen des Meyer, K.D., 1983. Saalian endmoraines in Geschiebesammler, 13 (3/4), Pag. Geschiebelehms (Drenthe, Niederlande) Lower Saxony. In: J.Ehlers (ed). Glacial 163-178; 14 (1), Pag. 33-40; 14 (2/3), Pag. mit Bemerkungen über eine deposits in Northwest-Europe. Balkema, 91-104; 14 (4), Pag. 147-198; 15 (J, Pag. Typeneinteilung der Saale-Grundmorane. Rotterdam. 73-90; 15 (3), Pag. 131-158. Hamburg. Eiszeitalter und Gegenwart 27, pag. 30-52. Pannekoek, A.J., 1973. Algemene Schuddebeurs, A.P., 1982. Zwerfsteen• Geologie. Tjeenk Willink, Groningen. tellingen in Noord-Nederland. Medede• Zandstra, J.G., 1983. Fine gravel, heavy lingen van de Werkgroep voor Tertiaire mineral and grain-size analyses of Rappol, M., 1984. Till in Southeast Drenthe en Kwartaire Geologie 19, pag. 81-109. Pleistocene, mainly glacigenic deposits in and the origin of the Hondsrug Complex, the Netherlands. In: J. Ehlers, Glacial The Netherlands. Eiszeitalter und Skupin, K., E. Speetzen, J.G. Zandstra, Deposits in North-West Europe, pag. Gegenwart 34, pag. 7-27. 1993. Die Eiszeit in Nordwest-Deutsch- 361-377. Balkema, Rotterdam. land. Geologisches Landesamt Rappol, M., 1985. Enkele nieuwe resultaten Nordrhein-Westfalen. Krefeld. Zonneveld, J.I.S., 1964. Zijn de Noord- en een overzicht van het onderzoek naar Nederlandse stuwwallen overreden of de aard van steenorïëntatie in keileem. Snijders, F.L., 1985. Fysische Geografie niet? Berichten van de Fysisch-Geogra- Grondboor en Hamer 39, pag. 88-97 in de provincie Groningen. Milieu en fische Afdeling van het Geografisch landschaps onderzoek. P.P.D. - Instituut der Rijksuniversiteit Utrecht 9, Rappol, M., 1991. De landijsbedekking van Groningen. pag. 3-14. Nederland in het Saalien. KNAG Geografisch Tijdschrift, Nieuwe Reeks 25, Steenhuis, J.F., 1916,. Bijdrage tot de pag.371-383. kennis van den diluvialen ondergrond

80 Grondboor & Hamer nr. 3/4 2003