Dorpsstraat 26, Oude rapport 4636

Dorpsstraat 26, Oude Niedorp (gemeente )

Een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek

J. Holl

2

Colofon

ADC Rapport 4636

Dorpsstraat 26, Oude Niedorp (gemeente Hollands Kroon) Een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek

Auteur: J. Holl

In opdracht van: familie S. van Duivenvoorde

© ADC ArcheoProjecten, Amersfoort, 3 december 2018 Foto’s en tekeningen: ADC ArcheoProjecten, tenzij anders vermeld

Status onderzoek: definitief

Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers. ADC ArcheoProjecten aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.

Autorisatie: R.M. van der Zee

ISSN 1875-1067

ADC ArcheoProjecten Postbus 1513 3800 BM Amersfoort Tel. 033-299 81 81 E-mail [email protected]

3

Inhoudsopgave

Samenvatting 5 1 Inleiding en administratieve gegevens 7 2 Bureauonderzoek 9 2.1 Doelstelling en vraagstelling 9 2.2 Methodiek 9 2.3 Resultaten 9 2.4 Gespecificeerde verwachting en conclusie 14 3 Inventariserend Veldonderzoek 15 3.1 Plan van Aanpak 15 3.2 Resultaten Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O) 16 3.3 Conclusies 17 4 Aanbeveling 20 Literatuur 21 Geraadpleegde websites 21 Lijst van afbeeldingen en tabellen 22 Bijlage 1 Boorgegevens 32

4

Tabel 1. Overzicht van de verschillende (pre)historische perioden.

Periode Afkorting Tijd in jaren

Nieuwe tijd NT 1500 - heden Middeleeuwen: XME 450 – 1500 na Chr. Late Middeleeuwen LME 1050 - 1500 na Chr. Vroege Middeleeuwen VME 450 - 1050 na Chr. Romeinse tijd: ROM 12 voor Chr. – 450 na Chr. Laat-Romeinse tijd ROML 270 - 450 na Chr. Midden-Romeinse tijd ROMM 70 - 270 na Chr. Vroeg-Romeinse tijd ROMV 12 voor Chr. - 70 na Chr. IJzertijd: IJZ 800 – 12 voor Chr. Late IJzertijd IJZL 250 - 12 voor Chr. Midden-IJzertijd IJZM 500 - 250 voor Chr. Vroege IJzertijd IJZV 800 - 500 voor Chr. Bronstijd: BRONS 2000 - 800 voor Chr. Late Bronstijd BRONSL 1100 - 800 voor Chr. Midden-Bronstijd BRONSM 1800 - 1100 voor Chr. Vroege Bronstijd BRONSV 2000 - 1800 voor Chr. Neolithicum (Jonge Steentijd): NEO 5300 – 2000 voor Chr. Laat-Neolithicum NEOL 2850 - 2000 voor Chr. Midden-Neolithicum NEOM 4200 - 2850 voor Chr. Vroeg-Neolithicum NEOV 5300 - 4200 voor Chr. Mesolithicum (Midden-Steentijd): MESO 8800 – 4900 voor Chr. Laat-Mesolithicum MESOL 6450 - 4900 voor Chr. Midden-Mesolithicum MESOM 7100 - 6450 voor Chr. Vroeg-Mesolithicum MESOV 8800 - 7100 voor Chr. Paleolithicum (Oude Steentijd): PALEO tot 8800 voor Chr. Laat-Paleolithicum PALEOL 35.000 - 8800 voor Chr. Midden-Paleolithicum PALEOM 300.000 – 35.000 voor Chr. Vroeg-Paleolithicum PALEOV tot 300.000 voor Chr.

Bron: Archeologisch Basis Register 1992

5

Samenvatting

In opdracht van familie S. van Duivenvoorde heeft ADC ArcheoProjecten in mei en juni 2018 een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd op de locatie Dorpsstraat 26 te Oude Niedorpgemeente Hollands Kroon. De aanleiding van het onderzoek is de voorgenomen sloop van de huidige bebouwing gevolgd door de nieuwbouw van woningen.

Op basis van het bureauonderzoek werden op ca. 3 m –mv archeologische resten uit het Laat- Neolithicum of de Vroege Bronstijd verwacht. In deze periode bevond zich vermoedelijk een kreekrug nabij het oppervlak die een ondergrond voor bewoning kan hebben gevormd totdat het plangebied gedurende Bronstijd met veen bedekt raakte. Vanaf de Bronstijd tot het begin van de Late Middeleeuwen lag het plangebied vermoedelijk in een moerasgebied waarin zich een dik pakket veen vormde. Het plangebied was hoogstwaarschijnlijk niet geschikt voor bewoning. Bovendien zullen eventuele vindplaatsen op het veen grotendeels geërodeerd zijn als gevolg van latere zee-inbraken. Vanaf het maaiveld werden in het noorden van het plangebied archeologische resten uit de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd verwacht. Het betreft hier resten van voorgangers van de huidige boerderij en resten van bijgebouwen en erfinrichting zoals greppels en sloten. Op basis van kaartmateriaal was het plangebied in ieder geval vanaf het begin van de 17e eeuw al bebouwd.

Teneinde deze verwachting te toetsen en aan te vullen is in het plangebied een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Hierbij zijn dieper dan 270 cm –mv afzettingen van de verwachte kreekrug aangetroffen, bestaande uit matig tot sterk siltig, lichtgrijs zand met kleilagen. De bovenste 30 cm hiervan is zwak humeus wat een aanwijzing is voor bodemvorming. Het niveau is echter niet ontkalkt en heeft vermoedelijk niet lang aan de oppervlakte gelegen. Hierboven bevindt zich een pakket kwelderafzettingen uit het Laat-Neolithicum of de Vroege Bronstijd, bestaande uit lichtgrijze, uiterst siltige klei met zandlagen. De top hiervan bevindt zich op 170 tot 210 cm –mv. Beide afzettingen worden gerekend tot de Formatie van Naaldwijk, Wormer Laagpakket. Hierboven bevindt zich een restant van een veenlaag die vanaf de Bronstijd tot in de Middeleeuwen gevormd is (Formatie van Nieuwkoop, Hollandveen Laagpakket). Dit veen bestaat uit zeggeveen en rietveen en de top bevindt zich op ca. 150 cm –mv. Boven dit veenpakket is in enkele boringen een pakket lichtgrijze, kalkrijke, sterk tot uiterst siltige klei aangetroffen. Dit betreft een pakket kwelderafzettingen uit de Middeleeuwen (Formatie van Naaldwijk, Walcheren Laagpakket). Dit pakket is verstoord tot 65 à 120 cm –mv door het (sub)recente gebruik en de inrichting van het terrein. In één boring reikt de verstoring tot in de top van het onderliggende veen.

In enkele boringen zijn ophogingslagen aangetroffen met hierin vondstmateriaal van vóór de 20e eeuw. In boring 4 is een 45 cm dikke laag donkergrijs, kleiig zand aangetroffen, waarvan de top zich op 80 cm –mv bevindt. Deze laag bevat fragmenten baksteen en een fragment van een pijpesteel (16e-19e eeuw). Aangezien boring 4 op het achterterrein is gelegen, op zo’n 65 m ten zuiden van de Dorpsstraat, lijkt een bewoningslaag hier niet waarschijnlijk. Uit informatie van de eigenaar van het terrein blijkt dat deze locatie vroeger zeer drassig was en waarschijnlijk niet geschikt voor bewoning. Bovendien was deze locatie op 19e-eeuwse kaarten in gebruik als weiland. De eigenaar heeft aangegeven dat hij deze locatie heeft opgehoogd met materiaal dat vrijkwam bij het uitgraven van de mestkelder onder de melkveestal. Waarschijnlijk is het aangetroffen vondstmateriaal in deze periode op de locatie terecht gekomen en bevindt dit zich niet meer in situ.

Boring 5 is gestuit op 110 cm –mv. Uit kaartmateriaal uit de 19e en 20e eeuw blijkt dat hier in deze periode geen gebouw heeft gestaan. Het kan echter niet uitgesloten worden dat het hier om funderingsresten van een gebouw van vóór de 19e eeuw gaat, hoewel het ook mogelijk is dat het slechts een losse baksteen betreft. Hierboven is een 20 cm dikke laag donkergrijze, sterk humeuze, zandige klei aangetroffen met hierin fragmenten zachtgebakken baksteen uit de 19e eeuw of eerder en een aardewerkfragment uit de 16e of 17e eeuw. Dit betreft mogelijk een bewoningslaag uit de Late Middeleeuwen of de Nieuwe tijd. De top van deze laag bevindt zich op 90 cm –mv. De boringen 1, 2 en 6 zijn eveneens gestuit op ondoordringbaar materiaal, op 40 à 60 cm -mv. Dit betreft een puinlaag die aan weerszijden van de huidige melkveestal is aangebracht.

6

Op basis van het booronderzoek worden geen archeologische resten meer verwacht uit de periode vóór de Late Middeleeuwen. Er zijn geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van bewoonbare niveaus in deze perioden aangetroffen. De hoge archeologische verwachting voor resten vanaf de Late Middeleeuwen in het noorden van het plangebied kan worden gehandhaafd. In het noordwestelijke deel kon de bodemopbouw niet onderzocht worden vanwege de aanwezigheid van een ondoordringbare puinlaag. Vandaar dat een bewoningslaag ook in het noordwesten van het plangebied niet uitgesloten kan worden. De huidige bebouwing is op ca. 70 cm –mv gefundeerd. Mogelijk kunnen zich hieronder nog (funderings)resten van eerdere bebouwingsfasen bevinden. Ter plaatse van de mestkelder in de westelijke helft van de melkveestal is de bodem reeds tot 165 cm –mv verstoord. Op deze locatie zijn eventuele resten hoogstwaarschijnlijk reeds geheel verstoord geraakt. In het zuiden van het plangebied worden geen archeologische resten meer verwacht.

Onder de huidige bebouwing kunnen in het noorden van het plangebied, met uitzondering van de mestkelders onder de melkveestal, nog resten van eerdere bebouwingsfasen voorkomen. ADC ArcheoProjecten adviseert daarom om in dit deel van het plangebied de funderingen van de te slopen bebouwing niet te verwijderen. Indien dit niet mogelijk is, adviseert ADC ArcheoProjecten om tijdens de met verwijdering van funderingen gepaarde graafwerkzaamheden in een archeologische begeleiding te voorzien. De archeologische begeleiding dient hetzelfde doel als een inventariserend veldonderzoek door middel van het aanleggen van proefsleuven (AB/IVO-P). Dit betekent dat indien bij de civiele werkzaamheden toch vondsten of archeologische sporen worden aangetroffen, deze worden geregistreerd en gedocumenteerd. De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een door de bevoegde overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE).

Ter plaatse van de nieuwe woning in het noordoosten van het plangebied worden archeologische resten verwacht vanaf 90 cm –mv. In de Handreiking Archeologievriendelijk Bouwen van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed wordt geadviseerd om bij behoud in situ een bufferzone te hanteren van 30 cm. Conform deze handreiking adviseert ADC ArcheoProjecten om bij bodemingrepen binnen deze bufferzone (60 tot 90 cm –mv) tijdens de graafwerkzaamheden in een archeologische begeleiding te voorzien. De archeologische begeleiding dient hetzelfde doel als een inventariserend veldonderzoek door middel van het aanleggen van proefsleuven (AB/IVO-P). Dit betekent dat indien bij de civiele werkzaamheden toch vondsten of archeologische sporen worden aangetroffen, deze worden geregistreerd en gedocumenteerd.

Indien op bovengenoemde locatie bodemingrepen plaatsvinden die dieper reiken dan 90 cm -mv, adviseert ADC ArcheoProjecten een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van het aanleggen van proefsleuven (IVO-P). Het doel van dit onderzoek is het onderzoeken van de gaafheid, omvang, datering en conservering van archeologische resten.

De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een door de bevoegde overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE).

ADC ArcheoProjecten adviseert om het zuiden van het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is echter nooit volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 5.10 van de Erfgoedwet.

Wij wijzen erop dat de bevoegde overheid op basis van dit rapport een selectiebesluit neemt. De mogelijkheid bestaat dat dit selectiebesluit afwijkt van het door ons opgestelde advies.

7

1 Inleiding en administratieve gegevens

In opdracht van familie S. van Duivenvoorde heeft ADC ArcheoProjecten in mei en juni 2018 een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd op de locatie Dorpsstraat 26 te Oude Niedorp, gemeente Hollands Kroon (afb. 1 en 2). De aanleiding van het onderzoek is de voorgenomen sloop van de huidige bebouwing en aansluitend de nieuwbouw van woningen.

Sinds 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden en is de Monumentenwet 1988 komen te vervallen. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de toekomstige Omgevingswet. Volgens het overgangsrecht van de Erfgoedwet artikel 9.1 gelden de bepalingen uit de Monumentenwet totdat de Omgevingswet in werking treedt. Op grond van deze bepalingen moeten archeologische (verwachtings)waarden gewaarborgd zijn in het bestemmingsplan. In het vigerende bestemmingsplan ‘Bestemmingsplan ’t Veld, Oude Niedorp en Zijdewind – De Weel’, dat op 27 juni 2013 door de gemeente Hollands Kroon is vastgesteld, heeft noorden van het plangebied de dubbelstemming ‘Waarde - Archeologie 2’.1 Volgens de hierin opgenomen bouwregels is archeologisch onderzoek verplicht bij ingrepen groter dan 50 m2 en dieper dan 40 cm –mv.

Omdat de archeologische vrijstellingsgrenzen worden overschreden dient de initiatiefnemer in het kader van de omgevingsvergunning een rapport te overleggen waarin naar oordeel van de bevoegde overheid de archeologische waarde van het plangebied voldoende is vastgesteld. In het kader van dit proces heeft het in dit rapport beschreven onderzoek plaatsgevonden.

In Nederland dient het vaststellen van de archeologische waarde van een plangebied te gebeuren op grond van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA versie 4.0).2 Gemeenten kunnen hierop aanvullende uitvoeringskaders vaststellen. De gemeente Hollands Kroon heeft voor zover bekend geen aanvullende uitvoeringskaders vastgesteld voor het uitvoeren van archeologisch vooronderzoek, noch zijn deze voor dit project afzonderlijk opgesteld.3 Dit onderzoek is dus gebaseerd op de algemene criteria die in de KNA staan geformuleerd.

1 http://www.ruimtelijkeplannen.nl/ 2 SIKB 2016. 3 www.hollandskroon.nl

8

De volgende administratieve gegevens zijn van toepassing: opdrachtgever: familie S. van Duivenvoorde Dorpsstraat 26 1734 JG Oude Niedorp fasen AMZ-cyclus: bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek aanleiding: sloop bebouwing en nieuwbouw woningen locatie: Dorpsstraat 26 plaats: Oude Niedorp gemeente: Hollands Kroon provincie: Noord-Holland kadastrale gegevens: gemeente Niedorp, sectie D, nrs. 614 & 659 kaartblad: 14G oppervlakte plangebied 0,6 ha coördinaten: 120.274 / 525.800 120.343 / 525.800 120.343 / 525.688 120.274 / 525.688 bevoegde overheid met contactgegevens: gemeente Hollands Kroon dhr. M. Dudink Postbus 8 1760 AA Anna Paulowna Tel. 088-3215000 E-mail: [email protected] Archis-zaaknummer: 4609405100 ADC-projectcode: 4200306 auteur: J. Holl projectmedewerker(s): n.v.t. autorisatie: R.M. van der Zee periode van uitvoering: mei, juni en december 2018 beheer en plaats documentatie: ADC ArcheoProjecten bv, Amersfoort beheer en plaats digitale documentatie (e-depot): https://doi.org/10.17026/dans-x3z-hfpb

9

2 Bureauonderzoek

2.1 Doelstelling en vraagstelling Het bureauonderzoek vormt de eerste stap in het vaststellen van de archeologische waarde van het gebied. Het doel van bureauonderzoek is het aan de hand van schriftelijke bronnen verwerven van informatie over bekende en/of verwachte archeologische waarden in het plangebied, om daarmee te komen tot een gespecificeerde, archeologische verwachting.

Voor het bureauonderzoek zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld: • Zijn mogelijk archeologische waarden in het plangebied aanwezig, en zo ja, wat is de specifieke archeologische verwachting? • Is het plangebied voldoende onderzocht en zo nee, welke vorm van nader archeologisch onderzoek kan worden geadviseerd?

2.2 Methodiek Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 4.0 Landbodems, protocol 4002 Bureauonderzoek.

Tijdens het bureauonderzoek worden diverse bronnen geraadpleegd, wat leidt tot het opstellen van een gespecificeerde verwachting. De gespecificeerde verwachting kan worden beschouwd als een belangrijke conclusie van het bureauonderzoek, omdat hierin wordt aangegeven of archeologische waarden in het plangebied worden verwacht. Als dit het geval is, zal zo mogelijk de aard, de omvang, de diepteligging en de datering van deze waarden worden beschreven. Indien relevant zal de omvang worden weergegeven op een kaart.

2.3 Resultaten

2.3.1 Afbakening plan- en onderzoeksgebied, beschrijving huidig gebruik en vaststellen van de consequenties van het mogelijk toekomstige gebruik Het plangebied is gelegen in de dorpskern van Oude Niedorp. Het wordt begrensd door een sloot in het oosten en zuiden, de Dorpsstraat in het noorden en het woonperceel van de Dorpsstraat 22 in het westen.

Het plangebied is momenteel bebouwd met een bedrijfswoning, een kalverenstal, een melkveestal, een opslagschuur en een mestsilo. De woning heeft een oppervlakte van ca. 260 m2 en de bijgebouwen hebben een totale oppervlakte van ca. 1.200 m2. De funderingsstroken voor de stallen en schuur zijn aangelegd op 70 cm –mv. Bij de stallen rusten de funderingsbalken op poeren en heipalen en bij de schuur is gebruik gemaakt van plaatfundering en randfundering. Onder de melkveestal bevinden zich mestkelders met een oppervlakte van 150 m2 en een diepte van 165 cm –mv. De mestsilo is gefundeerd op staal op 60 cm –mv. Ook bevinden zich een sleufsilo en opslagsilo met een oppervlakte van in totaal ca. 500 m2 op het terrein. Rondom de bebouwing bevindt zich betonverharding met een oppervlakte van 1.030 m2. Het overige deel van het plangebied is in gebruik als tuin en grasland.

Op basis van de opgevraagde gegevens met betrekking tot de milieuhygiënische situatie in het plangebied kan worden geconcludeerd dat de bovengrond in het noordwesten van het plangebied licht verontreinigd is met kwik, lood, zink en minerale olie en matig verontreinigd met PAK. Het grondwater is licht verontreinigd met barium.4

In het kader van het onderzoek zijn gegevens met betrekking tot de aanwezigheid van ondergrondse kabels en leidingen opgevraagd bij het KLIC. Uit de hierop ontvangen gegevens blijkt dat in het uiterste noorden diverse kabels en leidingen parallel aan de Dorpsstraat aanwezig zijn.5

4 Pijnenburg 2018. 5 KLIC-meldingsnr. 18O037441.

10

Van het plangebied zelf zijn onvoldoende archeologische en aardkundige gegevens beschikbaar om een uitspraak te kunnen doen over de archeologische verwachting. Daarom zijn tevens gegevens betrokken uit de directe omgeving, waarmee het onderzoeksgebied kan worden gedefinieerd als het gebied binnen een straal van circa 500 m rondom het plangebied. De begrenzing van deze zone is gebaseerd op het gegeven dat hierbinnen sprake is van voldoende informatie om een uitspraak te doen over de archeologische verwachting die representatief is voor het plangebied.

De voorgenomen ontwikkeling bestaat uit de sloop van de huidige bebouwing, met uitzondering van de boerderij. Hierna zullen twee woningen en een schuur gebouwd worden (afb. 3). Beide woningen hebben een oppervlakte van 220 m2 en de schuur heeft een oppervlakte van 150 m2. Hieromheen zal verharding aanbracht worden over een oppervlakte van 940 m2.

De consequentie van de voorgenomen ontwikkeling kan zijn dat eventuele aanwezige waardevolle archeologische resten in de ondergrond worden aangetast.

2.3.2 Beschrijving van de aardwetenschappelijke waarden De volgende aardwetenschappelijke informatie is bekend van het plangebied:

Bron Informatie Geologische overzichtskaart van Nederland Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren op 1:600.0006 Laagpakker van Wormer, zeeklei en –zand (kaartcode: Na14) Geomorfologische kaart van Nederland 1:50.000 Ongekarteerd (bebouwd), op basis van extrapolatie (afb. 4)7 nabijgelegen eenheden: getij-inversierug (kaartcode: 3K33) of vlakte van getij- afzettingen (kaartcode: 2M35). Bodemkaart van Nederland 1:50.0008 tuineerdgronden in lichte zavel, profielverloop 5, of 5 en 2, of 2, grondwatertrap VI (kaartcode: EK19-VI). Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN, afb. 4)9 0,1 m –NAP tot 0,3 m +NAP

Het landschap in het onderzoeksgebied is gevormd gedurende het Holoceen, de huidige geologische periode (vanaf 11.700 jaar geleden). Op de overgang van de laatste ijstijd (Weichselien) naar het Holoceen lag het plangebied in een zwak golvend dekzandlandschap. Dit dekzand bevindt zich thans op een diepte van meer dan 15 m –mv.10 Vanaf het begin van het Holoceen steeg de zeespiegel door het afsmelten van de landijskappen en door daling van het land. In eerste instantie leidde dit tot stijging van het grondwater, waardoor veenvorming plaatsvond (Formatie van Nieuwkoop, Basisveen Laag).

Ca. 8.000 jaar geleden bereikte de zeespiegel de huidige kustlijn van Nederland. In het dal van de Overijsselse Vecht, die destijds ten zuiden van het plangebied op de zee uitwaterde, ontstond een uitgestrekt waddengebied, het Hollandse getijdenbekken. Als gevolg van de steeds stijgende grondwaterspiegel verdronken de veenmoerassen vanaf ca. 7.000 jaar geleden en ontstonden meren. Door toenemende invloed van de zee ontstond een steeds brakker milieu en werd getijdenbekken opgevuld met zand en klei. Er ontwikkelden zich west-oost lopende inbraakgeulen die diep in de ondergrond inschuurden. De loop van de geulen veranderde steeds, waardoor eerder afgezet materiaal werd opgeruimd of afgedekt. Op basis van paleogeografische kaarten11 lag het plangebied ca. 5.500 v. Chr. in een waddengebied maar ca. 3.850 v. Chr. lag het in de monding van een getijdengeul. Op basis van het geologische model GeoTop v1.312 bevindt de top van deze

6 TNO-NITG 2005. 7 Alterra 2006. 8 DLO-Staring Centrum 1994. 9 ahn.arcgisonline.nl/ahnviewer. 10 www.dinoloket.nl/ondergrondmodellen: GeoTOP v1.3. 11 Vos 2015. 12 www.dinoloket.nl/ondergrondmodellen.

11

geulafzettingen zich in het plangebied op ca. 4 m –mv. De in deze perioden gevormde afzettingen worden gerekend tot de Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Wormer.

Rond 5.000 jaar geleden nam de zeespiegelstijging sterk af. Het Hollandse getijdenbekken werd afgesloten van de zee door strandwallen en er ontstond een lagune waarin veenvorming optrad. Tussen de strandwallen bevonden zich enkele zeegaten, waaronder het Zeegat van Bergen. Via dit zeegat drong de zee diep het achterland binnen via een bijna 100 kilometer lange getijdengeul. Het plangebied lag destijds in een getijdenlandschap ten zuiden van deze getijdengeul. Op de paleogeografische kaart van 2.750 v. Chr. is te zien dat deze getijdengeul veel kleine zijtakken had en dat het plangebied aan de monding van een dergelijke zijtak lag.13 De top van de in de periode gevormde afzettingen (Laagpakket van Wormer), bevindt zich in het plangebied volgens het geologische model GeoTOP v1.3 op 3,5 m –mv.14 In een geologische boring ca. 80 m ten noordoosten van het plangebied bevindt de top zich echter op 2,7 m –mv.15

Het getijdengebied handhaafde zich in de omgeving van het plangebied nog lange tijd, maar langzamerhand slibden de geulen dicht. Ongeveer 3.200 jaar geleden sloot het zeegat zich en verzandden de getijdegeulen en kreken. In het plangebied is op de geulafzettingen vermoedelijk een pakket kwelderafzettingen afgezet, waarvan de top in een geologische boring 80 m ten noordoosten van het plangebied op 1,4 m –mv is aangetroffen.16 In de daarop volgende periode vond een sterke vernatting van het landschap plaats en raakte het plangebied bedekt met een veenpakket. Op de paleogeografische kaarten is te zien dat het plangebied vanaf 1.500 v. Chr. tot 800 n. Chr. in een veengebied lag.17 Het in deze periode gevormde veenpakket wordt gerekend tot de Formatie van Nieuwkoop, Hollandveen Laagpakket.

Vanaf de eind van de Vroege Middeleeuwen of het begin van de Late Middeleeuwen werd het veengebied ontgonnen. Door de hiermee gepaard gaande inklinking en oxidatie van de bodem, en doordat de zee vanaf de 11e eeuw steeds actiever werd, vonden regelmatig overstromingen plaats. Hierbij is een dik kleipakket afgezet dat gerekend wordt tot de Formatie van Naaldwijk, Walcheren Laagpakket. Het onderligggende veen is vrijwel geheel verdwenen. Tijdens een in het plangebied uitgevoerd milieukundig bodemonderzoek zijn geen veenlagen binnen de maximale boordiepte van 280 cm –mv aangetroffen.18

In de 13e eeuw werd de West-Friese Omringdijk aangelegd, die West-Friesland aan drie zijden moest beschermen tegen de zee.19

In het plangebied bevinden zich volgens de Bodemkaart van Nederland 1:50.00020 tuineerdgronden in lichte zavel (kaartcode: EK19). Deze gronden vormen de oudste cultuurgronden in het Westfriese kleigebied en zijn vooral aanwezig op oude kreekruggen. De gronden hebben een 50 tot 80 cm dik, humeus dek van opgebaggerd materiaal uit greppels en sloten.21

Op AHN-beelden22 is te zien dat het maaiveld zich in het gehele plangebied rond NAP bevindt. Er is geen duidelijke woonheuvel of terp te herkennen. Wel is te zien dat het maaiveld van het gehele perceel, evenals de overige percelen langs de Dorpsstraat, zich ca. 1 m hoger bevindt dan in het gebied ten noorden van de Dorpsstraat en ten zuiden van de woonpercelen langs de Dorpsstraat. Tijdens het veldwerk gaf de eigenaar, die sinds 1962 op de locatie woont, dat het zuiden en oosten van het perceel destijds zeer drassig was en dat het maaiveld sinds die tijd diverse malen is

13 Vos 2015. 14 www.dinoloket.nl/ondergrondmodellen: GeoTOP v1.3. 15 www.dinoloket.nl/ondergrondgegevens: boring B14G0093. 16 Ibid. 17 www.dinoloket.nl/ondergrondmodellen: GeoTOP v1.3. 18 Pijnenburg 2018. 19 Den Boon & Nyst 2009. 20 DLO-Staring Centrum 1994. 21 Rosing 1995. 22 ahn.arcgisonline.nl/ahnviewer.

12

opgehoogd om het geschikt te kunnen maken voor agrarisch gebruik. De hoge ligging van het perceel kan vermoedelijk gerelateerd worden aan deze (sub)recente ophoging. Hierbij dient opgemerkt te worden dat niet uitgesloten kan worden dat de huidige woning op een huisterp gebouwd is. Indien dit het geval is, is deze terp als gevolg van ophoging van het overige deel van het perceel echter niet meer als zodanig herkenbaar op AHN-beelden.

2.3.3 Beschrijving van bekende archeologische waarden In het onderzoeksgebied zijn de volgende archeologische (indicatieve) waarden en ondergrondse bouwhistorische waarden vastgesteld (zie afbeelding 5):

Rijksmonument/ Omschrijving Datering23 Opmerking AMK-terrein 14.860 dorpskern Oude LME-NT terrein met bewoningssporen, begrenzing bepaald Niedorp op grond van historische kaart uit 1849-1859.

Archis 3 Omschrijving Datering24 Opmerking zaakidentificatie vindplaats 2128261100 n.v.t. n.v.t. grootschalig bureauonderzoek, geen verwachting uitgesproken voor huidige onderzoeksgebied25 2243921100 n.v.t. n.v.t. grootschalig bureauonderzoek waarin archeologieregimes voor bestemmingsplangebied zijn vastgesteld26 2247331100 n.v.t. n.v.t. booronderzoek, geen resultaten bekend 2443376100 n.v.t. n.v.t. bureau-/booronderzoek, recent verstoorde, antropogene laag op kwelderafzettingen, geen archeologische resten meer verwacht27 2450122100 n.v.t. n.v.t. bureauonderzoek, geen resultaten bekend 3133633100 funderingsresten LME tijdens restauratie kerk zijn fundamenten van voormalige middeleeuwse kerk gevonden 4044349100 n.v.t. n.v.t. grootschalig bureauonderzoek, geen archeologische resten binnen gemeente Hollands Kroon verwacht28 4552673100 n.v.t. n.v.t. bureauonderzoek, geen resultaten bekend

Op de archeologische beleidskaart van de voormalige gemeente Niedorp ligt het plangebied in twee zones, die ieder een eigen beschermingsregime hebben. Voor het noordelijk deel van het plangebied geldt een onderzoeksplicht bij bodemingrepen groter dan 50 m2 en dieper dan 40 cm – mv. Dit is gebaseerd op de aanwezigheid van een AMK-terrein van hoge archeologische waarde. Voor het zuiden geldt een onderzoeksplicht bij ingrepen groter dan 10.000 m2 en dieper dan 40 cm –mv. Dit regime is gebaseerd op de ligging binnen een laagte tussen kreken.29

Op het vasteland van noordelijk Noord-Holland werd vanaf het Laat-Neolithicum gewoond, vooral op oeverwallen langs actieve kreken en op fossiele kreekruggen. Het plangebied bevindt zich vermoedelijk bij de monding van een voormalige kreek waarop vanaf het Laat-Neolithicum mogelijk gewoond kon worden. Gedurende de Bronstijd kwam het plangebied in een veengebied te liggen en was het vermoedelijk weinig aantrekkelijk voor bewoning. Bewoning zal zich in de Bronstijd, de IJzertijd en de Romeinse tijd vooral geconcentreerd hebben op de kreekruggen van de grotere getijdengeulen. Vanaf de Vroege Middeleeuwen werd het veengebied ontgonnen.

23 Voor een verklaring van de afkortingen, zie tabel 1. 24 Voor een verklaring van de afkortingen, zie tabel 1. 25 Alders 2006. 26 Den Boon & Nyst 2009. 27 De Boer 2014. 28 Blom 2018. 29 Den Boon & Nyst 2009.

13

2.3.4 Beschrijving van de historische situatie, mogelijke verstoringen en bouwhistorische waarden De historische situatie is op verschillende kaarten als volgt:

Bron Jaartal Historische situatie kaart van Langedijk (afb. 6)30 1600-1625 Dorpsstraat en Zuiderweg bestonden al, hierlangs stond bebouwing, plangebied lijkt bebouwd topografische kaart31 1683 Dorpsstraat en Zuiderweg bestonden al, hierlangs stond bebouwing. Kadastrale minuut (afb. 7)32 1832 bebouwing in noordwesten (aard van bebouwing onleesbaar op bijbehorende OAT (Oorspronkelijke Aanwijzende Tafels), overige deel weiland en boomgaard, in zuiden loopt een sloot Bonnekaarten (afb. 8)33 1880-1927 bebouwing in noorden en noordwesten, overige deel weiland en boomgaard, in zuiden loopt een sloot Topografische kaart34 1950 woning met enkele bijgebouwen, overige deel erf, in zuiden loopt een sloot Topografische kaart 1961-1973 woning en bijgebouw, overige deel erf en weiland, in zuiden loopt een sloot Topografische kaart 1983 huidige stallen zijn al aanwezig Topografische kaart 1993-2016 huidige kapschuur en mestsilo zijn ook aanwezig, de sloot in zuiden is gedempt

Het grondgebied van West-Friesland was in de Vroege Middeleeuwen bedekt met veen. Doordat de bevolking gedurende de Vroege Middeleeuwen toenam, was behoefte aan meer landbouwgronden en werd het veengebied ontgonnen. Het veen werd ontwaterd door het graven van sloten. De ontwatering leidde tot inklinking en oxidatie van het veen, waardoor het maaiveld daalde. Dit leidde tot toenemende wateroverlast en het gebied werd kwetsbaar voor inbraken van de zee. Omdat de zee vanaf de 11e eeuw steeds vaker doordrong tot in dit gebied, werd het noodzakelijk om de boerderijen op terpen te bouwen. In de 13e eeuw werd de West-Friese Omringdijk aangelegd die tegen verdere overstromingen moest beschermen. Rond 1300 braken de dijken bij Schagen door, waarbij ten zuiden van Oude Niedorp het grote meer ‘De Waert’ ontstond. Dit meer is in 1631 drooggemalen.35 In de loop der tijd is het veenpakket vrijwel geheel uit West- Friesland verdwenen.

Het dorp Niedorp is in 1169 gesticht en later is dit dorp gesplitst in Oude Niedorp en . Op kaartmateriaal vanaf het begin van de 17e eeuw bevindt zich lintbebouwing langs de Dorpsweg en deels langs de Zuiderweg. Het plangebied lijkt in ieder reeds in het begin van de 17e eeuw bebouwd te zijn. De huidige stolpboerderij is rond 1840 gebouwd36, maar op de Kadastrale Minuut van 1832 is op dezelfde locatie reeds een boerderij aanwezig. In de 19e eeuw is een stal gebouwd ten zuiden van de boerderij. Deze is in de tweede helft van de 20e eeuw vervangen door de huidige stal. De overige gebouwen zijn eveneens in de tweede helft van de 20e eeuw gerealiseerd.

30 Langedijk 1600-1625. 31 Hoogheemraadschap van Rijnland 1683. 32 Kadaster 1832. 33 Bureau Militaire Verkenningen 1880, 1899, 1910, 1922 & 1927. 34 www.topotijdreis.nl. 35 De Boer 2014. 36 Stenvert et al. 2006.

14

2.4 Gespecificeerde verwachting en conclusie De eerste, voor het bureauonderzoek opgestelde onderzoeksvraag “Zijn mogelijk archeologische waarden in het plangebied aanwezig, en zo ja, wat is de specifieke archeologische verwachting?” kan als volgt worden beantwoord:

In het plangebied kunnen mogelijk archeologische resten uit het Laat-Neolithicum of het begin van de Bronstijd voorkomen in de top van de afzettingen van het Laagpakket van Wormer. Vermoedelijk bevindt zich een kreekrug in de ondergrond van een kreek die in het Neolithicum verland is geraakt. Deze kan een ondergrond voor bewoning hebben gevormd totdat het plangebied gedurende de Bronstijd met veen bedekt raakte. Deze afzettingen worden in het plangebied op een diepte van ca. 3 m –mv verwacht. Eventuele vindplaatsen manifesteren zich vermoedelijk als archeologische laag, een doorwerkte oude bodem met hierin aardewerkfragmenten, houtskool en dergelijke. Vanwege de ligging onder de grondwaterspiegel en afdekking met latere afzettingen zullen archeologische resten mogelijk nog goed bewaard zijn gebleven.

Vanaf de Bronstijd tot het begin van de Late Middeleeuwen lag het plangebied vermoedelijk in een moerasgebied waarin zich een dik pakket veen vormde. Het plangebied was hoogstwaarschijnlijk niet geschikt voor bewoning. Bovendien zullen eventuele vindplaatsen op het veen grotendeels geërodeerd zijn als gevolg van latere zee-inbraken.

Vanaf het maaiveld kunnen archeologische resten uit de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd voorkomen. Het betreft hier resten van voorgangers van de huidige boerderij en resten van bijgebouwen en erfinrichting zoals greppels en sloten. Op basis van kaartmateriaal was het plangebied in ieder geval vanaf het begin van de 17e eeuw al bebouwd. Archeologische resten uit deze periode worden in het noorden van het plangebied verwacht, ter hoogte van het huidige woonhuis. In het noordelijk deel van het plangebied is vanaf de 11e of 12e eeuw mogelijk een terp aangelegd, hoewel dit niet geheel duidelijk wordt uit de historische en landschappelijke gegevens. De verwachte archeologische vindplaatsen kenmerken zich vermoedelijk als een ophogingspakket met hierin resten bouwpuin, botmateriaal, aardewerk en dergelijke. Ook kunnen muur- en funderingsresten aangetroffen worden. Onder de ophogingslaag kunnen mogelijk nog resten van bewoning uit de Late Middeleeuwen voorkomen.

De beantwoording van de overige onderzoeksvragen is als volgt:

• Is het plangebied voldoende onderzocht en zo nee, welke vorm van nader archeologisch onderzoek kan worden geadviseerd? Het plangebied is niet voldoende onderzocht. Er kunnen archeologische resten verwacht worden uit de perioden Laat-Neolithicum - Vroege Bronstijd en de Late Middeleeuwen - Nieuwe tijd. Het niveau uit de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd wordt mogelijk bedreigd door de geplande bodemingrepen. Geadviseerd wordt om verkennend boordonderzoek uit te voeren om bovenstaande verwachting te toetsen en aan te vullen (zie hoofdstuk 3).

15

3 Inventariserend Veldonderzoek

3.1 Plan van Aanpak

3.1.1 Inleiding Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het toetsen en waar nodig aanvullen van de op basis van het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde verwachting, zoals deze is geformuleerd in par. 2.4. Op 23 mei 2018 is een Plan van Aanpak opgesteld, waarin de werkwijze van het onderzoek is vastgelegd.

In lijn met de conclusie naar aanleiding van de gespecificeerde verwachting (par. 2.4) is gekozen voor een verkennend booronderzoek. Met het verkennende booronderzoek zal de bodemopbouw en de mate van intactheid daarvan bepaald worden. Het leidt tot beantwoording van de volgende onderzoeksvragen: • Wat is de geomorfologische situatie en de geologische en bodemkundige opbouw van het plangebied? • Is sprake van een natuurlijke (intacte) bodemopbouw of is deze (deels) verstoord? Indien sprake is van verstoringen, wat is de diepte en omvang van de verstoring? • Zijn er archeologisch relevante geo(morfo)logische eenheden of lagen aanwezig in het plangebied? • Zo ja, op welke diepte ten opzichte van maaiveld en NAP? • Alhoewel niet het doel van een verkennend booronderzoek, zijn er desondanks toch archeologische indicatoren aangetroffen? Zo ja: - Op welke diepte ten opzichte van maaiveld en NAP zijn deze archeologische indicatoren aangetroffen? - Wat is de horizontaal ruimtelijke spreiding van deze archeologische indicatoren? - Wat is de aard en ouderdom van deze indicatoren? • In welk opzicht kan op basis van het veldonderzoek de archeologische verwachting worden bijgesteld? • In hoeverre worden de (mogelijk aanwezige) archeologische waarden bedreigd door toekomstige planontwikkeling? • Is het plangebied voldoende onderzocht en zo nee, welke vorm van nader archeologisch onderzoek kan worden geadviseerd?

3.1.2 Uitvoeringsplan veldwerkzaamheden Voor het beantwoorden van de in par. 3.1.1 genoemde onderzoeksvragen is de volgende onderzoeksmethode toegepast:

aantal boringen: 5 boorgrid: verspreid over het plangebied diepte boringen: 4 boringen tot 2 m –mv, 1 boring tot 4 m –mv boormethode: Edelmanboor met diameter 7 cm en gutsboor met diameter 3 cm (handmatig) bemonstering: versnijden en verbrokkelen

De bodemtextuur en archeologische indicatoren worden beschreven volgens SBB 5.1 van het NITG-TNO waarin ondermeer de standaard classificatie van bodemmonsters volgens NEN5104 wordt gehanteerd.37 De X- en Y-coördinaten worden ingemeten met een GPS met een nauwkeurig- heid van 2 m. De hoogte van het maaiveld ter plaatse van de boringen wordt bepaald aan de hand van AHN-beelden.

37 Bosch 2005; Nederlands Normalisatie-Instituut 1989.

16

3.1.3 Monsternameplan Hoewel een verkennend booronderzoek niet als primair doel het opsporen van archeologische vindplaatsen en indicatoren heeft, zullen eventuele relevante archeologische vondsten wel worden verzameld en indien mogelijk globaal worden gedetermineerd.

3.2 Resultaten Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O)

3.2.1 Informatie perceeleigenaar Tijdens het veldwerk gaf de eigenaar van het terrein aan dat hij hier sinds 1962 woont en dat destijds het oosten en zuiden zeer drassig was. Rond deze periode is de toenmalige stal ten zuiden van het woonhuis gesloopt en is de huidige melkveestal gebouwd. De grond die vrijkwam bij het graven van de mestkelders is in het zuiden van het plangebied opgebracht ter versteviging van het maaiveld. Ook is een puinlaag opgebracht in twee enkele meters brede stroken langs het oosten en westen van de stal. Deze puinbanen lopen vanaf de Dorpsstraat tot aan de zuidoostelijke en zuidwestelijke hoek van de stal. Deze puinlaag heeft een dikte van 30 à 40 cm. In de periode hierna is het zuiden en oosten van het perceel nog diverse malen opgehoogd.

3.2.2 Lithologische beschrijving en interpretatie De locatie van de boringen is weergeven in afb. 9. De boorgegevens worden gepresenteerd in bijlage 1. De boringen 1 en 2 waren gepland naast de huidige melkveestal, waar volgens de eigenaar een puinlaag in de ondergrond aanwezig is. Deze boringen zijn inderdaad gestuit op puin. Om deze reden is besloten twee aanvullende boringen op enkele meters afstand van de boringen 1 en 2 te verrichten. Dit zijn de boringen 6 en 7. Aangezien de boringen 1 t/m 6 slechts tot 2 m –mv zijn doorgezet (of op een ondieper niveau gestuit zijn), zijn de hieronder beschreven lagen dieper dan 2 m –mv enkel gebaseerd op het profiel van boring 7. Bovendien zijn de boringen 1, 2, 5 en 6 gestuit op een ondoordringbare laag. De natuurlijke lagen ondieper dan 2 m –mv zijn daarom enkel gebaseerd op de boringen 3, 4 en 7.

Onderin de boringen is matig tot sterk siltig, zeer fijn zand aangetroffen. Dit zand is lichtgrijs van kleur en bevat kleilagen. In de bovenste 30 cm neemt de siltigheid, evenals de gelaagheid iets toe en is het pakket zwak humeus. De top van dit zand bevindt zich op 270 cm –mv. Vermoedelijk betreffen dit afzettingen van de kreekrug uit het Neolithicum die in het plangebied op ca. 3 m –mv verwacht werd (Formatie van Naaldwijk, Wormer Laagpakket). Hoewel een ca. 30 cm dikke, zwak humeuze laag is aangetroffen, is vermoedelijk geen sprake geweest van een bewoonbaar oppervlak. Het niveau is niet ontkalkt, wat erop duidt dat dit niet lang aan de oppervlakte heeft gelegen. Bovendien bevat het veel kleilagen. Op basis hiervan lijkt het plangebied in de periode dat dit niveau aan het oppervlak lag nog sterk door getijden beïnvloed te zijn en periodiek overstroomd te zijn geweest.

Dit pakket gaat naar boven toe over in een pakket uiterst siltige, ongerijpte klei met veel zandlagen. Deze klei is kalkrijk en lichtgrijs van kleur en de top bevindt zich op 170 à 210 cm -mv. Dit betreffen kwelderafzettingen die, op basis van de beschikbare landschappelijke gegevens, zijn afgezet in het Laat-Neolithicum of de Vroege Bronstijd (Formatie van Naaldwijk, Wormer Laagpakket). Hierbinnen is geen humeus en/of ontkalkt niveau aangetroffen dat een bewoonbaar oppervlak representeert.

Hierboven bevindt zich een pakket sterk kleiig, bruin zegge- of rietveen. De top van dit pakket bevindt zich op 150 cm –mv. Dit betreft een restant van het veenpakket dat tussen de Bronstijd en de Late Middeleeuwen in het plangebied gevormd is (Formatie van Nieuwkoop, Hollandveen Laagpakket). Het veen is onveraard. Vermoedelijk is de oorspronkelijke top van het veen geërodeerd als gevolg van latere zee-inbraken. In boring 3 is dit pakket afgedekt met een 40 cm dikke laag matig silitige, sterk humeuze, donkergrijsbruine, kalkloze klei. Deze klei bevat veel plantenresten en is venig. Dit is, evenals de veenlaag hieronder, een laag die is gevormd in het komgebied, in een periode waarin veengroei afgewisseld werd met periodieke overstromingen waarbij klei werd afgezet.

In de boringen 3 en 4 is boven het veen of de humeuze klei een pakket lichtgrijze, kalkrijke, sterk tot uiterst siltige klei aangetroffen. Deze klei bevat zandlagen en enkele plantenresten. Dit betreft een pakket kwelderafzettingen dat in de Middeleeuwen is gevormd (Formatie van Naaldwijk,

17

Walcheren Laagpakket). Hierbinnen is geen humeus en/of ontkalkt niveau aangetroffen dat een bewoonbaar oppervlak representeert. De top van dit pakket bevindt zich op 65 tot 125 cm –mv en het pakket gaat op deze diepte scherp over in het bovenliggende, verstoorde pakket. Dit wijst erop dat de top van de kwelderafzettingen verstoord is.

In boring 4 is boven de natuurlijke afzettingen een 45 cm dikke laag donkergrijs, sterk humeus, kleiig, matig fijn zand aangetroffen, waarvan de top zich op 80 cm –mv bevindt. Deze laag bevat fragmenten baksteen, maar deze vielen niet nader te dateren dan Nieuwe tijd. Ook is in deze boring een fragment van een pijpesteel aangetroffen uit de periode 16e – 19e eeuw. Aangezien de locatie van boring 4 op het achterterrein is gelegen, op zo’n 65 m ten zuiden van de Dorpsstraat, lijkt een bewoningslaag hier niet waarschijnlijk. Uit informatie van de eigenaar van het terrein blijkt dat deze locatie vroeger zeer drassig was en waarschijnlijk niet geschikt voor bewoning. Bovendien was deze locatie op de 19e-eeuwse kaarten in gebruik als weiland. De eigenaar heeft aangegeven dat hij deze locatie heeft opgehoogd met materiaal dat vrijkwam bij het uitgraven van de mestkelder onder de melkveestal. Waarschijnlijk is aangetroffen vondstmateriaal in deze periode op de locatie terecht gekomen en bevindt dit zich niet meer in situ.

Boring 5 is gestuit op 110 cm –mv. Uit kaartmateriaal uit de 19e en 20e eeuw blijkt dat hier in deze periode geen gebouw heeft gestaan. Het kan echter niet uitgesloten worden dat het hier om funderingsresten van een gebouw van vóór de 19e eeuw gaat, hoewel dit slechts een losse baksteen betreft. Hierboven is een 20 cm dikke laag donkergrijze, sterk humeuze, zandige klei aangetroffen met hierin fragmenten zachtgebakken baksteen. Deze fragmenten dateren waarschijnlijk uit de 19e eeuw of eerder. Ook is binnen deze laag een fragment roodbakkend, aan twee zijden geglazuurd aardewerk aangetroffen, vermoedelijk daterend in de 16e of 17e eeuw. Dit betreft mogelijk een bewoningslaag uit de Late Middeleeuwen of de Nieuwe tijd. De top van deze laag bevindt zich op 90 cm –mv.

In de boringen 3, 4, 5 en 7 is een laag zandige klei of kleiig zand aangetroffen. In de boringen 3 en 7 bevindt deze laag zich boven de natuurlijke afzettingen en in de boringen 4 en 5 boven de eerder genoemde ophogingslagen. Deze laag is matig humeus en donkergrijs en bevat fragmenten recent puin en mortel. Vermoedelijk is dit een laag die in (sub)recente tijden is opgebracht. De top van deze (sub)recente ophogingslaag bevindt zich tussen 55 en 0 cm –mv.

De boringen 1, 2 en 6 zijn op 40 tot 60 cm –mv gestuit op een puinlaag. Uit informatie van de eigenaar van het terrein blijkt dat deze laag aan weerszijden van de melkveestal loopt, vanaf de Dorpsstraat tot de zuidelijke stalmuur. Deze laag is rond 1962 opgebracht en is vermoedelijk 30 tot 40 cm dik, wat betekent dat deze waarschijnlijk doorloopt tot 70 à 90 cm –mv. Hierboven bevindt zich een laag matig tot sterk siltig, matig humeus, donkergrijs zand met recente puinresten. Deze laag is na 1962 opgebracht en de top bevindt zich tussen 40 en 0 cm –mv.

In de boringen 1, 3, 6 en 7 bestaan de bovenste decimeters uit een laag lichtgrijs ophoogzand.

Samenvattend kunnen in de omgeving van boring 5 archeologische resten voorkomen vanaf de Late Middeleeuwen. Deze worden verwacht vanaf ca. 90 cm –mv. Ook onder de huidige bebouwing kunnen nog resten van eerdere bouwfasen voorkomen. Deze worden verwacht binnen de begrenzing van het AMK-terrein waartoe ook het noorden van het plangebied behoort.

3.3 Conclusies De in paragraaf 3.1.1 gestelde onderzoeksvragen kunnen op basis van de bereikte resultaten als volgt worden beantwoord: • Wat is de geomorfologische situatie en de geologische en bodemkundige opbouw van het plangebied? Dieper dan 270 cm -mv zijn afzettingen van een kreekrug aangetroffen, bestaande uit matig tot sterk siltig, lichtgrijs zand met kleilagen. Deze kreekrug is in het Neolithicum vermoedelijk actief geweest. De bovenste 30 cm hiervan is zwak humeus wat een aanwijzing is voor beginnende bodemvorming. Het niveau is echter niet ontkalkt en heeft vermoedelijk niet lang aan de oppervlakte gelegen. Hierboven bevindt zich een pakket kwelderafzettingen uit het Laat-Neolithicum of de Vroege Bronstijd, bestaande uit

18

lichtgrijze, uiterst siltige klei met zandlagen. De top hiervan bevindt zich op 170 tot 210 cm –mv. Beide afzettingen worden gerekend tot de Formatie van Naaldwijk, Wormer Laagpakket. Hierboven bevindt zich een restant van een veenlaag die vanaf de Bronstijd tot in de Middeleeuwen gevormd is (Formatie van Nieuwkoop, Hollandveen Laagpakket). Dit veen betreft zeggeveen en rietveen en de top bevindt zich op ca. 150 cm –mv. Boven dit veenpakket is in enkele boringen een pakket lichtgrijze, kalkrijke, sterk tot uiterst siltige klei aangetroffen. Dit betreft een pakket kwelderafzettingen uit de Middeleeuwen (Formatie van Naaldwijk, Walcheren Laagpakket).

• Is sprake van een natuurlijke (intacte) bodemopbouw of is deze (deels) verstoord? Indien sprake is van verstoringen, wat is de diepte en omvang van de verstoring? Slechts drie boringen (boring 3, 4 en 7) konden doorgezet worden tot in de natuurlijke afzettingen. Hiervan was in alle boringen de top van het Laagpakket van Walcheren verstoord (tot 65 à 125 cm –mv) en in één boring reikte de verstoring tot in de top van het Hollandveen Laagpakket (150 cm –mv). Boring 5 is gestuit op 110 cm –mv en de overige boringen op 40 tot 60 cm –mv.

• Zijn er archeologisch relevante geo(morfo)logische eenheden of lagen aanwezig in het plangebied? In enkele boringen zijn ophogingslagen aangetroffen met hierin vondstmateriaal van vóór de 20e eeuw. In boring 4 is een 45 cm dikke laag donkergrijs, kleiig zand aangetroffen, waarvan de top zich op 80 cm –mv bevindt. Deze laag bevat fragmenten baksteen en een fragment van een pijpesteel. Aangezien boring 4 op het achterterrein is gelegen, op ongeveer 65 m ten zuiden van de Dorpsstraat, lijkt een bewoningslaag hier niet waarschijnlijk. Uit informatie van de eigenaar van het terrein blijkt dat deze locatie vroeger zeer drassig was en waarschijnlijk niet geschikt voor bewoning. Bovendien was deze locatie op 19e-eeuwse kaarten in gebruik als weiland. De eigenaar heeft aangegeven dat hij deze locatie heeft opgehoogd met materiaal dat vrijkwam bij het uitgraven van de mestkelder onder de melkveestal. Waarschijnlijk is het aangetroffen vondstmateriaal in deze periode op de locatie terecht gekomen en bevindt dit zich niet meer in situ.

Boring 5 is gestuit op 110 cm –mv. Uit kaartmateriaal uit de 19e en 20e eeuw blijkt dat hier in deze periode geen gebouw heeft gestaan. Het kan echter niet uitgesloten worden dat het hier om funderingsresten van een gebouw van vóór de 19e eeuw gaat, hoewel ook mogelijk is dat dit slechts een losse baksteen betreft. Hierboven is een 20 cm dikke laag donkergrijze, sterk humeuze, zandige klei aangetroffen met hierin fragmenten zachtgebakken baksteen uit de 19e eeuw of eerder en een aardewerkfragment uit de 16e of 17e eeuw. Dit betreft mogelijk een bewoningslaag uit de Late Middeleeuwen of de Nieuwe tijd. De top van deze laag bevindt zich op 90 cm –mv.

• Zo ja, op welke diepte ten opzichte van maaiveld en NAP? De mogelijke archeologische laag in boring 5 is tussen 90 en 110 cm –mv (0,8 tot 1,0 m – NAP). De mogelijke funderingsresten bevinden zich op 110 cm –mv (1,0 m –NAP).

• Alhoewel niet het doel van een verkennend booronderzoek, zijn er desondanks toch archeologische indicatoren aangetroffen? In boring 4 is een fragment van een pijpesteel aangetroffen, evenals baksteenfragmenten. In boring 5 is een aardewerkfragment aangetroffen en zachtgebakken baksteenfragmenten.

Zo ja: - Op welke diepte ten opzichte van maaiveld en NAP zijn deze archeologische indicatoren aangetroffen? De archeologische indicatoren in boring 4 zijn tussen 80 en 125 cm –mv (0,6 tot 1,1 m –NAP) aangetroffen. De archeologische indicatoren in boring 5 zijn tussen 90 en 110 cm –mv (0,8 tot 1,0 m –NAP) aangetroffen. - Wat is de horizontaal ruimtelijke spreiding van deze archeologische indicatoren? De laag met indicatoren in boring 4 maakt vermoedelijk onderdeel uit van een ophogingspakket dat in recente tijden in de zuidelijke helft van het plangebied is

19

opgebracht. De ruimtelijke spreiding van de mogelijke bewoningslaag in boring 5 kon niet vastgesteld worden, omdat in omliggende boringen op ondoordringbaar materiaal is gestuit. - Wat is de aard en ouderdom van deze indicatoren? Het fragment van een pijpesteel in boring 4 valt niet nader te dateren dan 16e – 19e eeuw. Deze bevindt zich hoogstwaarschijnlijk niet meer in situ. Het aardewerkfragment, bestaande uit een fragment aan beide zijden geglazuurd, roodbakkend aardewerk in boring 5 dateert vermoedelijk uit de 16e of 17e eeuw. In dezelfde laag bevinden zich fragmenten zachtgebakken baksteen uit de 19e eeuw of eerder.

• In welk opzicht kan op basis van het veldonderzoek de archeologische verwachting worden bijgesteld? Op basis van het booronderzoek worden geen archeologische resten meer verwacht uit de periode vóór de Late Middeleeuwen. Er zijn geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van bewoonbare niveaus in deze perioden aangetroffen. De hoge archeologische verwachting voor resten vanaf de Late Middeleeuwen in het noorden van het plangebied kan worden gehandhaafd. In het noordoosten van het plangebied is een mogelijke bewoningslaag aangetroffen vanaf 90 cm –mv. In het noordwestelijke deel kon de aan- of afwezigheid van deze laag niet geverifieerd worden vanwege de aanwezigheid van een puinlaag. Vandaar dat een dergelijke bewoningslaag ook in het noordwesten van het plangebied niet uitgesloten kan worden. De huidige bebouwing is op ca. 70 cm –mv gefundeerd. Mogelijk kunnen zich hieronder nog (funderings)resten van eerdere bebouwingsfasen bevinden. Ter plaatse van de mestkelder in de westelijke helft van de melkveestal is de bodem reeds tot 165 cm –mv verstoord. Op deze locatie zijn eventuele resten hoogstwaarschijnlijk reeds vernietigd. Het zuiden van het plangebied heeft vermoedelijk een agrarisch gebruik gekend en hier worden geen archeologische resten meer uit deze perioden verwacht.

• In hoeverre worden de (mogelijk aanwezige) archeologische waarden bedreigd door toekomstige planontwikkeling? Het is nog niet bekend hoe diep de bodem verstoord gaat worden in het kader van de nieuwbouw. Bij het verwijderen van de funderingen van de te slopen bebouwing zullen eventuele archeologische waarden mogelijk verstoord worden. In het noordoosten van het plangebied zal een woning gebouwd worden. Op deze locatie worden archeologische resten vanaf ca. 90 cm –mv verwacht. Voor behoud in situ van dergelijke resten wordt geadviseerd een bufferzone van 30 cm te hanteren.38 Dit betekent dat archeologische resten bedreigd worden bij ingrepen dieper dan 60 cm -mv.

• Is het plangebied voldoende onderzocht en zo nee, welke vorm van nader archeologisch onderzoek kan worden geadviseerd? Geadviseerd wordt om de funderingen van de te slopen bebouwing binnen de in afb. 9 aangegeven zone niet te verwijderen, zodat geen verdere bodemverstoring plaatsvindt. Indien de fundering wordt verwijderd, wordt geadviseerd de hiermee gepaard gaande graafwerkzaamheden archeologisch te laten begeleiden. In het kader van de nieuwbouw in het noordoosten van het plangebied wordt geadviseerd om geen graafwerkzaamheden dieper dan 60 cm –mv uit te voeren. Dit kan bijvoorbeeld door het maaiveld van tevoren op te hogen. Indien dit niet mogelijk is, wordt geadviseerd om, wanneer de bodem tot maximaal 90 cm –mv verstoord wordt, de graafwerkzaamheden archeologisch te laten begeleiden. Indien werkzaamheden dieper dan 90 cm –mv plaatsvinden, wordt geadviseerd een proefsleuvenonderzoek uit te voeren.39 Voor het zuidelijke deel van het plangebied wordt geen nader onderzoek aanbevolen.

38 Roorda & Stover 2016. 39 Ibid.

20

4 Aanbeveling

Onder de huidige bebouwing kunnen in het noorden van het plangebied, met uitzondering van de mestkelders onder de melkveestal, nog resten van eerdere bebouwingsfasen voorkomen (zie afb. 9). ADC ArcheoProjecten adviseert daarom om in dit deel van het plangebied de funderingen van de te slopen bebouwing niet te verwijderen. Indien dit niet mogelijk is, adviseert ADC ArcheoProjecten om tijdens de met verwijdering van funderingen gepaarde graafwerkzaamheden in een archeologische begeleiding te voorzien. De archeologische begeleiding dient hetzelfde doel als een inventariserend veldonderzoek door middel van het aanleggen van proefsleuven (AB/IVO-P). Dit betekent dat indien bij de civiele werkzaamheden toch vondsten of archeologische sporen worden aangetroffen, deze worden geregistreerd en gedocumenteerd. De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een door de bevoegde overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE).

Ter plaatse van de nieuwe woning in het noordoosten van het plangebied worden archeologische resten verwacht vanaf 90 cm –mv. In de Handreiking Archeologievriendelijk Bouwen40 van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed wordt geadviseerd om bij behoud in situ een bufferzone te hanteren van 30 cm. Conform deze handreiking adviseert ADC ArcheoProjecten om bij bodemingrepen binnen deze bufferzone (60 tot 90 cm –mv) tijdens de graafwerkzaamheden in een archeologische begeleiding te voorzien. De archeologische begeleiding dient hetzelfde doel als een inventariserend veldonderzoek door middel van het aanleggen van proefsleuven (AB/IVO-P). Dit betekent dat indien bij de civiele werkzaamheden toch vondsten of archeologische sporen worden aangetroffen, deze worden geregistreerd en gedocumenteerd.

Indien op bovengenoemde locatie bodemingrepen plaatsvinden die dieper reiken dan 90 cm -mv, adviseert ADC ArcheoProjecten een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van het aanleggen van proefsleuven (IVO-P). Het doel van dit onderzoek is het onderzoeken van de gaafheid, omvang, datering en conservering van archeologische resten.

De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een door de bevoegde overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE).

ADC ArcheoProjecten adviseert om het zuiden van het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is echter nooit volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 5.10 van de Erfgoedwet.

Wij wijzen erop dat de bevoegde overheid op basis van dit rapport een selectiebesluit neemt. De mogelijkheid bestaat dat dit selectiebesluit afwijkt van het door ons opgestelde advies.

40 Roorda & Stover 2016.

21

Literatuur

Alders, G.P., 2006: Bureauonderzoek naar de archeologische waarde van de ontwikkelingslocaties langs het kanaal Omval-Kolhorn, gemeenten , Niedorp en Schagen. Wormer (Steunpunt Cultureel Erfgoed Noord-Holland Rapport Cultuurhistorie 66). Alterra, 2006: Geomorfologische kaart van Nederland 1:50.000; Landsdekkend digitaal bestand. Boer, A.G. de, 2014: Dorpsstraat 11, Oude Niedorp, gemeente Hollands Kroon: een bureauonderzoek en booronderzoek. Utrecht (Bureau voor Archeologie Rapport 2014.49). Blom, J.M., 2018: Bureauonderzoek archeologie N241 A.C. de Graafweg nabij Opmeer, gemeentes Hollands Kroon, Heerhugowaard, Opmeer en Medemblik. Rotterdam (Sweco Archeologische Rapporten 2091). Boon, L. den & C.L. Nyst, 2009: Archeologisch kader voor het bestemmingsplan Landelijk Gebied, gemeente Niedorp. Haarlem (Cultureel Erfgoed Noord-Holland Rapport 166). Bosch, J.H.A., 2005: Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode, Versie 5.2. Utrecht (TNO-rapport NITG 05-043-A). Bureau Militaire Verkenningen, 1880, 1899, 1910, 1922 & 1927: Oudkarspel, blad 245, 1:25.000. DLO-Staring Centrum, 1995: Bodemkaart van Nederland 1:50.000, kaartblad 14 Oost Medemblik en 15 West (gedeeltelijk) Stavoren. Wageningen. Hoogheemraadschap van Rijnland, 1683: 't Hoogh-Heemraetschap van den uytwaterende sluysen in Kennemerlant ende West-Friesland. Kadaster, 1832: Kadastrale kaart 1811-1832: minuutplan Oude Niedorp en Zijdewind, Noord Holland, sectie C, blad 01 (MIN07087C01). Langedijk, D.G., 1600-1625: Kaart van de heerlijkheid Harenkarspel. Normalisatie-Instituut, Nederlands, 1989: Geotechniek, classificatie van onverharde grondmonsters NEN 5104. Delft. Pijnenburg, P., 2018: Verkennend bodemonderzoek Dorpsstraat 26 te Oude Niedorp. Hoorn (Landview Rapportnummer 2018242). Roorda, I. & J. Stover, 2016: Handreiking archeologievriendelijk bouwen. Amersfoort (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed). Rosing, H., 1995: Bodemkaart van Nederland 1:50.000; Toelichting bij de kaartbladen Blad 9 West Texel (gedeeltelijk) - 14 West Medemblik, Blad 14 Oost Medemblik - 15 West Stavoren (Noordhollands gedeelte), Blad 19 West Alkmaar. Wageningen. SIKB, 2016: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA, versie 4.0). Gouda. Stenvert, R., C. Kolman, S. van Ginkel-Meester, E. Stades-Vischer & R. Rommes, 2006: Monumenten in Nederland; Noord-Holland. Zeist. TNO-NITG, 2005: Geologische Overzichtskaart van Nederland, 1:600.000. Utrecht. Vos, P.C., 2015: Origin of the Dutch coastal landscape; Long-term landscape evolution of the during the Holocene, described and visualized in national, regional and local palaeogeographical map series. Utrecht.

Geraadpleegde websites http://archeologieinnederland.nl/bronnen-en-kaarten/amk-en-ikaw http://ahn.arcgisonline.nl/ahnviewer/ http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl https://archis.cultureelerfgoed.nl/ https://bagviewer.kadaster.nl https://easy.dans.knaw.nl https://www.dinoloket.nl/ondergrondgegevens https://www.dinoloket.nl/ondergrondmodellen https://www.kadaster.nl/ https://zoeken.cultureelerfgoed.nl/ http://www.archieven.nl http://www.hollandskroon.nl http://www.ruimtelijkeplannen.nl http://www.topotijdreis.nl

22

Lijst van afbeeldingen en tabellen

Afb. 1 Locatie van het plangebied Afb. 2 Detailkaart van het plangebied Afb. 3 Weergave van de inrichtingsplannen Afb. 4 Het plangebied op AHN-beelden, met geomorfologische eenheden Afb. 5 Gemeentelijke verwachtingskaart, met Archis-meldingen en AMK-terreinen Afb. 6 Globale ligging van het plangebied op een kaart uit ca. 1600-1625 Afb. 7 Het plangebied op de Kadastrale Minuut van 1832 Afb. 8 Het plangebied op de Bonnekaart van 1880 Afb. 9 Boorpuntenkaart

Tabel 1. Overzicht van de verschillende (pre)historische perioden.

23

Afb. 1 Locatie van het plangebied

24

Afb. 2 Detailkaart van het plangebied

25

Afb. 3 Weergave van de inrichtingsplannen

26

Afb. 4 Het plangebied op AHN-beelden, met geomorfologische eenheden41

41 ahn.arcgisonline.nl/ahnviewer; Alterra 2006.

27

Afb. 5 Gemeentelijke verwachtingskaart, met Archis-meldingen en AMK-terreinen42

42 Alders 2009; zoeken.cultureelerfgoed.nl.

28

Afb. 6 Globale ligging van het plangebied op een kaart uit ca. 1600-162543

43 Langedijk 1600-1625.

29

Afb. 7 Het plangebied op de Kadastrale Minuut van 183244

44 Kadaster 1832.

30

Afb. 8 Het plangebied op de Bonnekaart van 188045

45 Bureau Militaire Verkenningen 1880.

31

Afb. 9 Boorpuntenkaart

Bijlage 1 Boorgegevens

) grondsoort bijmenging zandmediaan kleur kalkgehalte antropogene bijmengingen overig nummer x coördinaat (m) y coördinaat (m) maaiveldhoogte (cm) NAP bovengrens (cm onder mv) ondergrens (cm onder mv 1 120290 525783 +8 0 10 klinker 10 40 zand zwak siltig;zwak humeus matig fijn grijs kalkloos weinig puinresten veel grijze vlekken;matig grote spreiding;omgewerkte grond;rec puin 40 60 zand sterk siltig;matig humeus matig fijn donker-grijs kalkloos veel puinresten; matig grote spreiding;geel bst (16e-19e eeuw), mortel, gestuit, ook recent puin 2 120291 525750 +17 0 40 zand matig siltig;matig humeus matig fijn donker-grijs kalkloos matig grote spreiding;opgebrachte grond;gestuit op puinlaag 3 120288 525701 +10 0 15 zand zwak siltig;matig humeus matig fijn donker-grijs kalkloos weinig puinresten matig grote spreiding;opgebrachte grond 15 35 zand zwak siltig matig fijn licht-grijs kalkloos matig grote spreiding;opgebrachte grond 35 65 klei sterk zandig;matig humeus donker-grijs kalkloos weinig puinresten omgewerkte grond;recent puin, mortel 65 110 klei uiterst siltig licht-grijs kalkrijk matig stevig;weinig zandlagen; weinig roestvlekken 110 150 klei matig siltig;sterk humeus donker-grijs-bruin kalkloos matig slap;veel plantenresten;venig 150 170 veen sterk kleiig bruin kalkloos zeggeveen;weinig schelpmateriaal 170 200 klei uiterst siltig licht-grijs kalkrijk slap;veel zandlagen 4 120322 525736 +19 0 80 klei sterk zandig;matig humeus donker-bruin-grijs kalkloos veel puinresten omgewerkte grond;recent puin, mortel 80 125 zand kleiig;sterk humeus matig fijn donker-grijs kalkloos weinig puinresten matig grote spreiding;veel plantenresten;pijpesteel (16e-19e eeuw) 125 150 klei sterk siltig licht-grijs kalkrijk matig stevig;weinig plantenresten;weinig zandlagen;hv 150 180 veen sterk kleiig donker-bruin kalkloos rietveen;weinig schelpmateriaal 180 200 klei sterk siltig licht-grijs kalkrijk zeer slap;spoor plantenresten 5 120333 525776 +10 0 90 klei sterk zandig;matig humeus donker-bruin-grijs kalkloos weinig puinresten; rec puin, mortel, roodbakkend, twee zijden geglazuurd, 16e - 17e eeuw 90 110 klei sterk zandig;sterk humeus donker-grijs kalkloos weinig puinresten; zacht bst, gestuit, roodbakkend, twee zijden geglazuurd, 16e- spoor aardewerk- 17e eeuw fragmenten 6 120287 525779 +1 0 10 klinker 32

) grondsoort bijmenging zandmediaan kleur kalkgehalte antropogene bijmengingen overig nummer x coördinaat (m) y coördinaat (m) maaiveldhoogte (cm) NAP bovengrens (cm onder mv) ondergrens (cm onder mv 10 20 zand zwak siltig matig fijn licht-grijs kalkloos matig grote spreiding;opgebrachte grond 20 60 zand sterk siltig;matig humeus matig fijn donker-grijs kalkloos spoor puinresten matig grote spreiding;opgebrachte grond 60 75 omgewerkte grond;puinlaag 7 120285 525751 +11 0 30 zand zwak siltig;matig humeus matig fijn donker-grijs kalkloos weinig puinresten matig grote spreiding;opgebrachte grond 30 55 zand zwak siltig matig fijn licht-grijs kalkloos matig grote spreiding;opgebrachte grond 55 120 zand kleiig;matig humeus zeer grof donker-grijs kalkloos weinig puinresten matig grote spreiding;omgewerkte grond;recent puin 120 150 veen sterk zandig donker-grijs kalkloos spoor puinresten zeggeveen;omgewerkte grond 150 210 veen sterk kleiig bruin kalkloos zeggeveen 210 270 klei uiterst siltig licht-grijs kalkrijk slap;veel zandlagen 270 300 zand sterk siltig;zwak humeus zeer fijn licht-bruin-grijs kalkrijk matig kleine spreiding;veel kleilagen, zeer zwak humeus 300 400 zand matig siltig zeer fijn licht-grijs kalkrijk matig kleine spreiding;weinig kleilagen

.

33

Bijlage 1 Boorgegevens

nummer (m) x coordinaat (m) y coordinaat (cm) maaiveldhoogte NAP onder (cm bovengrens mv) onder (cm ondergrens mv) grondsoort bijmenging zandmediaan kleur kalkgehalte antropogene bijmengingen overig

1 120290 525783 8 0 10 klinker 10 40 zand zwak siltig;zwak humeus matig fijn grijs kalkloos weinig puinresten veel grijze vlekken;matig grote spreiding;omgewerkte grond;rec puin 40 60 zand sterk siltig;matig humeus matig fijn donker-grijs kalkloos veel puinresten; matig grote spreiding;geel bst (16e-19e eeuw), mortel, gestuit, ook recent puin 2 120291 525750 17 0 40 zand matig siltig;matig humeus matig fijn donker-grijs kalkloos matig grote spreiding;opgebrachte grond;gestuit op puinlaag 3 120288 525701 10 0 15 zand zwak siltig;matig humeus matig fijn donker-grijs kalkloos weinig puinresten matig grote spreiding;opgebrachte grond 15 35 zand zwak siltig matig fijn licht-grijs kalkloos matig grote spreiding;opgebrachte grond 35 65 klei sterk zandig;matig donker-grijs kalkloos weinig puinresten omgewerkte grond;recent puin, mortel humeus 65 110 klei uiterst siltig licht-grijs kalkrijk matig stevig;weinig zandlagen; weinig roestvlekken 110 150 klei matig siltig;sterk humeus donker-grijs-bruin kalkloos matig slap;veel plantenresten;venig 150 170 veen sterk kleiig bruin kalkloos zeggeveen;weinig schelpmateriaal 170 200 klei uiterst siltig licht-grijs kalkrijk slap;veel zandlagen 4 120322 525736 19 0 80 klei sterk zandig;matig donker-bruin-grijs kalkloos veel puinresten omgewerkte grond;recent puin, mortel humeus 80 125 zand kleiig;sterk humeus matig fijn donker-grijs kalkloos weinig puinresten matig grote spreiding;veel plantenresten;pijpesteel (16e- 19e eeuw) 125 150 klei sterk siltig licht-grijs kalkrijk matig stevig;weinig plantenresten;weinig zandlagen;hv 150 180 veen sterk kleiig donker-bruin kalkloos rietveen;weinig schelpmateriaal 180 200 klei sterk siltig licht-grijs kalkrijk zeer slap;spoor plantenresten

24

nummer (m) x coordinaat (m) y coordinaat (cm) maaiveldhoogte NAP onder (cm bovengrens mv) onder (cm ondergrens mv) grondsoort bijmenging zandmediaan kleur kalkgehalte antropogene bijmengingen overig

5 120333 525776 10 0 90 klei sterk zandig;matig donker-bruin-grijs kalkloos weinig puinresten; rec puin, mortel, roodbakkend, twee zijden geglazuurd, humeus 16e-17e eeuw 90 110 klei sterk zandig;sterk humeus donker-grijs kalkloos weinig puinresten; zacht bst, gestuit, roodbakkend, twee zijden geglazuurd, spoor 16e-17e eeuw aardewerkfragmenten 6 120287 525779 1 0 10 klinker 10 20 zand zwak siltig matig fijn licht-grijs kalkloos matig grote spreiding;opgebrachte grond 20 60 zand sterk siltig;matig humeus matig fijn donker-grijs kalkloos spoor puinresten matig grote spreiding;opgebrachte grond 60 75 omgewerkte grond;puinlaag 7 120285 525751 11 0 30 zand zwak siltig;matig humeus matig fijn donker-grijs kalkloos weinig puinresten matig grote spreiding;opgebrachte grond 30 55 zand zwak siltig matig fijn licht-grijs kalkloos matig grote spreiding;opgebrachte grond 55 120 zand kleiig;matig humeus zeer grof donker-grijs kalkloos weinig puinresten matig grote spreiding;omgewerkte grond;recent puin 120 150 veen sterk zandig donker-grijs kalkloos spoor puinresten zeggeveen;omgewerkte grond 150 210 veen sterk kleiig bruin kalkloos zeggeveen 210 270 klei uiterst siltig licht-grijs kalkrijk slap;veel zandlagen 270 300 zand sterk siltig;zwak humeus zeer fijn licht-bruin-grijs kalkrijk matig kleine spreiding;veel kleilagen, zeer zwak humeus 300 400 zand matig siltig zeer fijn licht-grijs kalkrijk matig kleine spreiding;weinig kleilagen

.

25

26

Landview BV Bodemonderzoek Rapportnummer 2018242

INHOUDSOPGAVE

SAMENVATTING ...... 2

1. INLEIDING ...... 3

2. VOORONDERZOEK ...... 4 2.1 BASISINFORMATIE ...... 4 2.2 HISTORISCH ONDERZOEK ...... 4 2.3 ALGEMENE BODEMOPBOUW EN GEOHYDROLOGIE ...... 5 3. OPZET BODEMONDERZOEK ...... 6 3.1 HYPOTHESE VERONTREINIGINGSSITUATIE ...... 6 3.2 BEMONSTERINGSSTRATEGIE ...... 6 3.3 CHEMISCHE ANALYSES ...... 6 3.4 TOETSINGSKADER ...... 7 4. RESULTATEN BODEMONDERZOEK ...... 8 4.1 RESULTATEN VELDONDERZOEK ...... 8 4.2 ANALYSERESULTATEN GROND ...... 9 4.3 ANALYSERESULTATEN GRONDWATER ...... 9 5. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ...... 9

6. SLOTOPMERKINGEN ...... 10

7. REFERENTIES ...... 11

BIJLAGEN

1 Regionale situatie 2 Lokale situatie met boorpunten 3 Boorprofielen 4.1 Analysecertificaten laboratorium 4.2 Toetsing grond volgens BoToVa 4.3 Toetsing grondwater volgens BoToVa 5 Gegevens vooronderzoek 6 Foto´s huidige situatie

Landview BV Bodemonderzoek Rapportnummer 2018242

SAMENVATTING

Naar aanleiding van de wijziging van het bestemmingsplan is door Landview BV een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie Dorpsstraat 26 te Oude Niedorp, gemeente Hollands Kroon.

Het bodemonderzoek is uitgevoerd volgens de NEN 5740 richtlijnen voor een niet-verdachte locatie. De hypothese voor het onderzoek is echter, dat er licht verhoogde gehalten van zware metalen en of PAK in de mogelijk puin houdende grond aanwezig zijn. Het veldwerk is, door KIWA gecertificeerde medewerkers, uitgevoerd onder het procescertificaat BRL SIKB 2000, conform de VKB protocollen 2001 en 2002.

In de sterk puin houdende bovengrond van boring 4 is een matige verhoging van som PAK en zijn lichte verhogingen van kwik, lood, zink en minerale olie geconstateerd. In de mengmonsters van de boven- en ondergrond zijn maximaal lichte verhogingen van de onderzochte stoffen aangetroffen. In het grondwater is een lichte verhoging van barium aangetroffen.

De hypothese dat in de grond licht verhoogde gehalten verontreinigende stoffen aanwezig zijn, wordt in het onderzoek niet geheel bevestigd. In de sterk puin houdende laag van boring 4 is een matig verhoogd gehalte aan som PAK gemeten. De hypothese dat in het grondwater geen verhoogde concentraties aanwezig zijn, behalve van nature verhoogde concentraties, wordt in het onderzoek bevestigd.

De verhoogde gehalten van zware metalen en PAK in de grond kunnen worden verklaard door de aanwezigheid van puin in de grond en de langdurige bewoningsgeschiedenis. In deze situaties worden regelmatig verhoogde gehalten aan dergelijke stoffen aangetroffen. De geconstateerde gehalten voldoen aan de te verwachte kwaliteit in vergelijkbare omstandigheden.

Aangezien het gehalte aan som PAK in het sterk puin houdende enkelvoudige monster van boring 4 de halve som van de achtergrond- en interventiewaarde overschrijdt, bestaat formeel een vermoeden van ernstige bodemverontreiniging. Aangezien op dit deel van het terrein echter geen bouwplannen zijn voorzien, wordt aan het instellen van een vervolgonderzoek geen hoge prioriteit gegeven.

Bij graafwerkzaamheden op het terrein kunnen er beperkingen in de mogelijkheid tot hergebruik van eventueel vrijkomende grond buiten de locatie bestaan. Voor hergebruik van grond buiten de locatie is het Besluit Bodemkwaliteit van toepassing. Aangezien in de bodem voor één of meerdere parameters de maximale waarde ‘wonen’ wordt overschreden, dient bij graafwerkzaamheden rekening gehouden te worden met het basis veiligheidspakket

Tijdens het onderzoek is zintuiglijk op het maaiveld en in de bodem geen asbestverdacht (plaat) materiaal aangetroffen. Vermoedelijk zijn enkele daken van huidige, mogelijk te slopen, opstallen voorzien van asbesthoudende dakbedekking. Tijdens een verkennend bodemonderzoek (NEN 5740) wordt de bodem niet specifiek op asbest onderzocht. In de grond is wel puin aangetroffen en puin is potentieel asbestverdacht. Om uit te sluiten of er asbest in de bodem aanwezig is, is uitvoering van een asbestonderzoek conform NEN 5707 noodzakelijk.

De uiteindelijke toetsende en handhavende taak ligt bij het bevoegd gezag, zijnde de gemeente.

Deze samenvatting en de rapportage van de onderzoeksgegevens vormen een geheel.

- 2 -

Landview BV Bodemonderzoek Rapportnummer 2018242

1. INLEIDING

In opdracht van de familie Van Duivenvoorde is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd naar de mogelijke aanwezigheid van bodemverontreiniging op de locatie Dorpsstraat 26 te Oude Niedorp, gemeente Hollands Kroon.

Het onderzoek is verricht door Landview BV uit Hoorn, in de periode april 2018, conform de offerte van 29 maart 2018. Een bodemonderzoek wordt steekproefsgewijs uitgevoerd en betreft daarmee dus een momentopname. Hierdoor hebben de onderzoeksresultaten een beperkte geldigheidsduur.

Het bodemonderzoek is uitgevoerd volgens de NEN 5740 richtlijnen voor een niet-verdachte locatie. De hypothese voor het onderzoek is echter, dat er licht verhoogde gehalten van zware metalen en of PAK in de mogelijk puin houdende grond aanwezig zijn. Het veldwerk is, door KIWA gecertificeerde medewerkers, uitgevoerd onder het procescertificaat BRL SIKB 2000, conform de VKB protocollen 2001 en 2002.

Aanleiding voor het onderzoek is het wijzigen van het bestemmingsplan voor de locatie. Daarvoor is het noodzakelijk dat de kwaliteit van de bodem wordt vastgelegd.

Doel van het onderzoek is aan te tonen dat de verwachte verhoogde gehalten verontreinigende stoffen in de grond op de locatie niet tot meer gebruiksbeperkingen leiden dan beperkingen in het hergebruik. Van hergebruik is sprake wanneer grond, die bij eventueel graafwerk is vrijgekomen, buiten de locatie wordt toegepast. Daarnaast wordt nagegaan of er inderdaad geen verhoogde concentraties verontreinigende stoffen, behalve arseen en of barium van nature, aanwezig zijn in het grondwater.

De chemische analyses van de grond en het grondwater zijn verricht door Eurofins Omegam te Amsterdam. Dit laboratorium is geaccrediteerd door de Raad van Accreditatie.

Landview BV is een onafhankelijk en erkend onderzoeksbureau. Er bestaat tussen de opdrachtgever cq. eigenaar van de locatie en Landview BV geen andere relatie dan die tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. Het procescertificaat van Landview BV en het hierbij behorende keurmerk zijn uitsluitend van toepassing op de activiteiten inzake de monsterneming en de overdracht van de monsters, inclusief de daarbij behorende veldwerkregistratie, aan een erkend laboratorium of de opdrachtgever.

Dit rapport heeft de volgende opbouw. Hoofdstuk 2 bevat een evaluatie van het vooronderzoek NEN 5725. De opzet van het bodemonderzoek en het toetsingskader worden in hoofdstuk 3 weergegeven. De resultaten van het veldonderzoek en analyses staan in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 bevat de conclusies die hieruit kunnen worden getrokken, samen met aanbevelingen voor eventuele vervolgstappen.

- 3 -

Landview BV Bodemonderzoek Rapportnummer 2018242

2. VOORONDERZOEK

Ten behoeve van het verkennend bodemonderzoek is in april 2018 een vooronderzoek uitgevoerd volgens NEN 5725. Doel van het vooronderzoek is na te gaan of er op, of binnen een straal van 25 meter van, de onderzoekslocatie sprake is van de aanwezigheid van puntbronnen of overige potentieel bedreigende activiteiten. Op basis van de verzamelde gegevens wordt de onderzoeksstrategie opgesteld (zie hoofdstuk 3).

2.1 BASISINFORMATIE

De aanleiding tot het onderzoek is de mogelijke wijziging van het bestemmingsplan voor het terrein.

De regionale situatie rond de onderzoekslocatie staat weergegeven in bijlage 1. De locatie bevindt zich binnen de bebouwde kom (lintbebouwing) van Oude Niedorp. In bijlage 2 is een situatietekening van het terrein gegeven.

Tabel 1: overzicht basisgegevens Kadastraal bekend : gemeente Niedorp, sectie D, nummers 614 en 659 Oppervlakte : circa 5500 m² Gebruik verleden : agrarisch bedrijf Gebruik heden : agrarisch bedrijf Gebruik toekomst : wonen

2.2 HISTORISCH ONDERZOEK

De gegevens van het historisch onderzoek zijn verzameld door Landview BV. Hierbij is gebruik gemaakt van informatie verkregen uit gesprekken met de opdrachtgever, eigenaren en of gebruikers van de locatie. Daarnaast is informatie verkregen van de Regionale Uitvoeringsdienst Noord-Holland Noord (RUD NHN). De informatie is bij voorkeur digitaal verkregen. Wanneer daartoe de noodzaak bestond, is aanvullende informatie verzameld door middel van archiefbezoek bij de gemeente of andere archieven. Voor verzamelen van de informatie is gebruik gemaakt van onderstaande bronnen.

Tabel 2: overzicht geraadpleegde bronnen Aard Bron relevantie groot gering Bodeminformatie BIS website RUD NHN X Bodemkwaliteit bodemkwaliteitskaart X Bodembedreigende activiteiten website RUD NHN, www.bodemloket.nl X Toepassingen asbest locatie-inspectie, eerdere onderzoeken X Dempingen, activiteiten historische kaarten, opdrachtgever, locatie-inspectie X Voormalige activiteiten lokale / regionale archieven, historische kaarten X Bijzondere waarden https://maps.noord- X holland.nl/extern/gisviewers/bodemvisie/ Archeologie http://archeologieinnederland.nl X Verhardingen, bebouwingsgraad opdrachtgever / gebruiker, X locatie-inspectie Eerdere onderzoeken opdrachtgever, eigen archief, RUD NHN X

Bodemgebruik en situatie op het terrein: De locatie bevindt zich in agrarisch gebied achter lintbebouwing. Op de locatie bevindt zich een stolpboerderij met opstallen (schuren, silo’s). De stolpboerderij dateert, volgens de BAG viewer van het kadaster, uit 1870. De bestaande opstallen (niet de stolp) zullen worden gesloopt en deels vervangen worden door nieuwbouw. Daarnaast zal perceel D659 gesplitst worden in drie kavels, waarop de bouw van nieuwe woningen zijn voorzien (zie bijlage 5). Uit beschikbare (lucht)foto’s blijkt, dat een deel van de locatie voorzien is van gesloten verharding. Het overige (onbebouwde) deel is voorzien van begroeiing. Aan de oost- en westzijde bevindt zich oude lintbebouwing. Aan de zuidzijde bevindt zich openwater.

- 4 -

Landview BV Bodemonderzoek Rapportnummer 2018242

Volgens de bodemkwaliteitskaarten bevindt de locatie zich in zone ‘recente bebouwing en buitengebied klei’. Uit de kaarten blijkt dat op de locatie grond van kwaliteit “landbouw/natuur” verwacht kan worden.

Bedrijvigheid / Potentiële bronnen van verontreiniging: Uit de bodeminformatie van de RUD NHN blijkt, dat op de locatie niet eerder onderzoek is uitgevoerd (zie bijlage 5). In de omgeving, gescheiden door watergangen, zijn wel onderzoeken uitgevoerd. Het is echter niet de verwachting dat eventuele verontreinigingen van deze locaties tot verontreiniging op de onderhavige locatie hebben geleid. Bodemloket (www.bodemloket.nl) heeft geen aanvullende gegevens over de locatie of de directe omgeving beschikbaar.

Vergelijking tussen luchtfoto’s en topografische atlassen uit verschillende perioden heeft opgeleverd, dat het verkavelingspatroon tot nu vrijwel niet gewijzigd is; de verkavelingstructuur is altijd haaks op de wegenstructuur geweest. Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat er brandstoftanks, met bodemvreemd materiaal gedempte sloten of aangevoerde verstevigingmaterialen op de locatie aanwezig zijn.

Vanwege een eventuele (ver)bouwdatum tussen de jaren ’30 en ’80 kunnen in de opstallen asbesthoudende materialen verwerkt zijn. Door uitvoering van een asbestinventarisatie onderzoek, welke geen deel uitmaakt van dit onderzoek, kan bekeken worden of asbesthoudende stoffen gebruikt zijn. Gezien de aard van de locatie is de kans op het aantreffen van asbestresten in de bodem als gevolg van bedrijfsmatige activiteiten, gebruik van asbesthoudende bouwstoffen, stortingen van asbestafval of asbestcalamiteiten wegens bijv. brand in de bodem zeer gering.

Bijzondere waarden: Uit de Bodemvisie kaart van de Provincie Noord-Holland blijkt, dat de locatie zich niet bevindt in een grondwaterbeschermingsgebied. De locatie is niet binnen een aardkundig waardevol gebied gelegen of staat bekend als aardkundig monument. De bodem ter plaatse van de locatie is (onder voorwaarden) geschikt voor Warmte-koude opslag; diep dan wel ondiep. De locatie is (deels) gelegen in een gebied van hoge archeologische waarde.

2.3 ALGEMENE BODEMOPBOUW EN GEOHYDROLOGIE

Op grond van kaartmateriaal en gegevens van de Rijksgeologische Dienst (RGD), het voormalige Instituut voor Cultuurtechniek en Waterhuishouding (ICW), de voormalige Stichting voor Bodemkartering (STIBOKA), het DLO Staring Centrum, de Nederlandse Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO) en Landview BV kan de volgende bodemopbouw worden verwacht.

De locatie is gelegen in een gebied met een maaiveldhoogte van circa 0,4 m -NAP. Het freatisch grondwater bevindt zich op circa 1 m -maaiveld (mv). Dit betreft het ondiepe grondwater dat onder invloed van neerslag staat. De grondwaterstroming is naar het aanwezige oppervlaktewater toe gericht. Gezien de ligging en het neerslagoverschot is er sprake van lokale inzijging (neerwaartse stroming van het grondwater).

De Pleistocene ondergrond, afgezet tijdens de laatste ijstijd, bevindt zich op een diepte tussen de 10 en 20 m -NAP. Deze goed doorlatende zandlagen worden beschouwd als het 1e watervoerende pakket. Gedurende verschillende overstromingsfasen zijn in het Holoceen, vanaf circa 10.000 jaar geleden, door de zee op de Pleistocene ondergrond mariene sedimenten afgezet en is plaatselijk veenvorming opgetreden. Deze Holocene afzettingen vormen de slecht tot matig doorlatende deklaag.

- 5 -

Landview BV Bodemonderzoek Rapportnummer 2018242

De locatie is gesitueerd in een voormalige waddenlandschap met geulen, kreken en kwelders. In de geulen en kreken is vooral zand afgezet, terwijl op de kwelders kleien sedimenteerden. De locatie ligt op een vlakte van getijafzettingen (kwelders) die voornamelijk bestaan uit zeeklei. Plaatselijk kunnen hierop veenresten voorkomen. Door menselijke beïnvloeding zijn natuurlijke bodemprofielen gewijzigd.

3. OPZET BODEMONDERZOEK

3.1 HYPOTHESE VERONTREINIGINGSSITUATIE

Op grond van het vooronderzoek is voor de opzet van het bodemonderzoek uitgegaan van een niet- verdachte locatie, waar echter licht verhoogde gehalten van zware metalen en of polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) aangetroffen kunnen worden in de mogelijk puin houdende (boven)grond. In het grondwater worden, behalve arseen en of barium van nature, geen verhoogde concentraties verontreinigende stoffen verwacht.

3.2 BEMONSTERINGSSTRATEGIE

Uitgaande van een niet-verdachte locatie met een oppervlakte van 5500 m² worden, conform de NEN 5740 en de BRL SIKB 2000 richtlijnen, op de locatie 3 grondboringen verricht tot de grondwaterstand, met een maximum van 2 m –mv. Ter controle op de representativiteit van de grondboringen worden aanvullend 12 boringen tot 0,5 m -mv verricht. De grond wordt in principe bemonsterd in trajecten van 0,5 m. Van deze algemene richtlijn kan worden afgeweken als tijdens het veldwerk duidelijk afwijkende lagen, zintuiglijke verontreinigingen of verschillende grondsoorten worden geconstateerd. Van de bovengrond worden 3 mengmonsters samengesteld. Van de ondergrond worden 2 mengmonsters samengesteld.

De grondwaterstand bevindt zich op dusdanige diepte, dat de kwaliteit van het grondwater in het onderzoek dient te worden betrokken. Hiertoe wordt 1 boring verricht, welke met een peilbuis wordt afgewerkt. De filterstelling van deze peilbuis is circa 0,5 m tot 1,5 m -grondwaterstand. Na een wachttijd van één week voor het herstel van het bodemchemisch evenwicht zal één grondwatermonster uit deze peilbuis worden genomen.

3.3 CHEMISCHE ANALYSES

De grondmengmonsters en het grondwatermonster worden geanalyseerd op de stoffen van de standaardpakketten. Deze stoffen, die zijn geselecteerd door de overheid, vormen de belangrijkste parameters (graadmeters) voor mogelijke verontreinigingen. De analyses worden, conform de AS3000 richtlijnen, uitgevoerd door Eurofins Omegam uit Amsterdam. Dit laboratorium is geaccrediteerd door de Raad van Accreditatie.

Grond De grondmonsters worden gekoeld getransporteerd en opgeslagen. De boven- en ondergrond worden onderzocht op de gehalten aan barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel, zink, polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK), polychloorbifenylen (PCB) en minerale olie (GC). De gehalten worden weergegeven in milligram per kilogram droge stof (mg/kg ds). Hiertoe wordt van de grond(meng)monsters het droge stofgehalte vastgesteld. Tevens worden representatieve monsters geanalyseerd op de gehalten aan organische stof en lutum (klei) ter vaststelling van de toetsingswaarden.

- 6 -

Landview BV Bodemonderzoek Rapportnummer 2018242

Grondwater De grondwaterstand bevindt zich rond 1 m –mv. De vluchtige aromatische koolwaterstoffen en de vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen worden daarom bij voorkeur in het grondwater onderzocht. De aanwezigheid van deze vluchtige stoffen kan namelijk eerder worden aangetoond in het grondwater dan in de grond. Het grondwater wordt onderzocht op de concentraties aan arseen, barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel, zink, aromatische stoffen (inclusief naftaleen), (vluchtige) halogeen koolwaterstoffen en minerale olie. De concentraties worden weergegeven in microgrammen per liter (µg/l). De pH (zuurgraad), Ec (soortelijke geleiding) en troebelheid worden in het veld bepaald.

3.4 TOETSINGSKADER

Het toetsingskader voor verontreinigende stoffen in grond wordt gevormd door de achtergrond- en interventiewaarden uit de Regeling Bodemkwaliteit en de Circulaire Bodemsanering. Voor de toetsing van de grondwaterkwaliteit wordt het toetsingskader gevormd door de streef- en interventiewaarden. De analyseresultaten worden geïnterpreteerd aan de hand van deze toetsingskaders (zie bijlagen 4.2 en 4.3).

De norm voor barium is (tijdelijk) ingetrokken. Indien er sprake is van verhoogde bariumgehalten ten opzichte van de natuurlijke achtergrond als gevolg van een antropogene bron, kan dit gehalte worden beoordeeld op basis van de voormalige interventiewaarde voor barium.

De toetsingswaarden voor de verschillende stoffen in de grond zijn afhankelijk van de hierin aanwezige hoeveelheid klei (lutum) en organische stof, omdat de verontreinigingen zich aan deze bodemdelen hechten.

De achtergrondwaarde (AW2000) van een bepaalde stof komt overeen met de gehalten zoals die op dit moment voorkomen in de bodem van natuur- en landbouwgronden, waarvoor geldt dat er geen sprake is van belasting door lokale verontreinigingsbronnen. Bij overschrijding van deze achtergrondwaarde of de streefwaarde in het grondwater kunnen we spreken van een lichte verhoging.

Indien het gemiddelde van de achtergrond- of streefwaarde en de interventiewaarde (tussenwaarde) wordt overschreden, kunnen we spreken van een matige verhoging.

De interventiewaarde is de waarde waarboven sprake is van een ernstige vermindering of dreigende vermindering van de functionele eigenschappen die de bodem heeft voor mens, plant of dier. Bij overschrijding van de interventiewaarde spreken we van een sterke verontreiniging.

Als grondmengmonsters zijn onderzocht, kunnen de gehalten in afzonderlijke monsters hoger zijn. In een aanvullend of nader onderzoek kunnen vervolgens de enkelvoudige monsters worden geanalyseerd. Alleen met aanvullende analyseresultaten kan doorgaans voldoende inzicht worden verkregen in de omvang van de verontreinigingen. De ernst van een verontreiniging is, conform de Wet Bodembescherming (Wbb), gerelateerd aan een omvangscriterium. Om van een geval van ernstige bodemverontreiniging te kunnen spreken, dient voor ten minste één stof de interventiewaarde te worden overschreden in minimaal 25 m3 grond of 100 m3 grondwater. Als een voldoende beeld van de verontreinigingen is verkregen, kan een inschatting worden gemaakt van de eventuele risico's voor de volksgezondheid en de mogelijke gebruiksbeperkingen van de locatie.

Verontreinigingen die geheel of grotendeels na 1 januari 1987 zijn ontstaan, vallen onder de zorgplicht in de Wbb en dienen in principe zo spoedig mogelijk, ongeacht de ernst van de verontreiniging, te worden verwijderd.

- 7 -

Landview BV Bodemonderzoek Rapportnummer 2018242

4. RESULTATEN BODEMONDERZOEK

4.1 RESULTATEN VELDONDERZOEK

Het veldonderzoek is, zonder afwijkingen op de uitvoeringsvoorschriften, uitgevoerd op 19 april 2018 door de heer F. Borst. Tijdens het veldwerk is door de eigenaar van het terrein aangegeven, dat in de bodem resten van oudere bebouwing aanwezig zijn. Vermoedelijk zijn enkele daken van huidige opstallen voorzien van asbesthoudende dakbedekking.

Verdeeld over de onbebouwde en onverharde delen van het terrein zijn handmatig met behulp van de Edelmanboor 3 grondboringen tot de grondwaterstand en 12 boringen tot minimaal 0,5 m -mv verricht. Daarnaast is, in de nabijheid van de mogelijk toekomstige grens van de drie kavels, 1 peilbuisboring verricht, waarin een filter is geplaatst.

Het algemene, kenmerkende bodemprofiel op de locatie tot een diepte van circa 2,8 m -mv bestaat overwegend uit sterk siltige klei. Dieper dan 2 m -mv is matig fijn zand aanwezig. Tijdens het veldwerk zijn in de meeste boringen bijmengingen met puin aangetroffen; veelal betreft het enkele puinfragmenten. Alleen in de boringen 4 en 16 is meer puin aanwezig en in boring 16 tevens een enkel kooltje. Voor het overige zijn zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen. Zintuiglijk is geen asbestverdacht materiaal op het maaiveld of in de opgeboorde grond aangetroffen. Aangezien de boringen met een Edelmanboor (diameter 12 cm) zijn verricht, is deze informatie slechts indicatief. Puin(houdende grond) is echter potentieel asbestverdacht.

De boorpunten (1 t/m 16) zijn aangegeven op de situatietekening van bijlage 2. Uit de in het veld genomen enkelvoudige monsters van de bovengrond zijn door het laboratorium, volgens de opdracht van Landview BV, twee mengmonsters samengesteld. Uit de monsters van de ondergrond zijn eveneens twee mengmonsters samengesteld. Daarnaast is het meest verdachte monster van boring 4 (sterk puin houdend) enkelvoudig ter analyse aangeboden. Bij de monstername is soms afgeweken van de trajecten van 0,5 m gezien de geconstateerde bijmengingen met puin.

Ter bemonstering van het grondwater is grondboring 1 afgewerkt met een peilbuis. Het filter is conform NEN geplaatst, gebaseerd op de tijdens het veldonderzoek ingeschatte grondwaterstand van 1,30 m -mv. De verbinding tussen filter en stijgbuis is geklemd. Het filter is voorzien van een filterkous. Tot een halve meter boven het filter is het boorgat opgevuld met filtergrind; hierboven is een halve meter opgevuld met Bentoniet (zwelklei). De peilbuis is niet ingemeten ten opzichte van NAP, omdat bij verkennend bodemonderzoek op niet-verdachte locaties hieraan geen prioriteit wordt gegeven. Om representatieve grondwatermonsters te verkrijgen is, na het plaatsen van de peilbuis en voor de monstername, een hoeveelheid water afgepompt gelijk aan driemaal de boorgatinhoud. Tijdens het afpompen zijn de Ec en de pH van het opgepompte water gemeten totdat deze constant bleven.

Bij het schoonpompen is een goede toestroming van het grondwater geconstateerd. De bemonstering is op 26 april 2018 door de heer F. Borst uitgevoerd. De filterstelling van de bemonsterde peilbuis, de grondwaterstand (gws), de zuurgraad (pH), de soortelijke geleiding (Ec), de troebelheid en eventuele zintuiglijke afwijkingen zijn weergegeven in tabel 3.

Tabel 3: gegevens grondwater Peilbuis Filterstelling Gws Zuurgraad Ec Troebelheid Zintuiglijke (m –mv) (m –mv) (pH) (µS/cm) (FTU) afwijkingen 1 1,8 – 2,8 0,91 7,08 2660 113 geen

De soortelijke geleiding en de zuurgraad van het grondwater, gemeten in het veld, weken niet af van de te verwachten waarden, gezien het bodemtype en de geohydrologische situatie op de locatie. De natuurlijke troebelheid ligt tussen 0 en 10 FTU. Naar onze mening is, ondanks de sterk verhoogde troebelheidswaarde, toch een representatief monster verkregen voor analyse. Bij de interpretatie wordt rekening gehouden met de gemeten hogere troebelheid.

- 8 -

Landview BV Bodemonderzoek Rapportnummer 2018242

In bijlage 3 worden de beschrijvingen van de boringen, de peilbuis, de zintuiglijke waarnemingen en de monstername weergegeven. Zintuiglijk waarneembare afwijkingen ten aanzien van de aanwezigheid van bodemvreemde bijmengingen en de kleur van het bodemmateriaal zijn qua aard en mate beschreven.

4.2 ANALYSERESULTATEN GROND

Ter vaststelling van de toetsingswaarden voor de grond zijn voor dit onderzoek het organische stofgehalte en de lutumfractie van representatieve grondsoorten door het laboratorium bepaald. De analyseresultaten staan weergegeven op de analysecertificaten van bijlage 4.1, waarop tevens de gebruikte analysemethoden zijn aangegeven. De toetsing voor de grond volgens de BoToVa (Bodem Toets- en Validatieservice) van Rijkswaterstaat Leefomgeving staat weergegeven in bijlage 4.2.

In monster bg2 (sterk puin houdende laag boring 4) overschrijdt het gehalte aan som PAK het gemiddelde van de achtergrond- en interventiewaarde. Daarnaast overschrijden de gehalten aan kwik, lood, zink en minerale olie de achtergrondwaarden. In mengmonster bg1 van de bovengrond overschrijden de gehalten aan kwik, lood, minerale olie en som PAK de achtergrondwaarden. In mengmonster bg3 van de bovengrond en mengmonster og1 van de ondergrond overschrijden de gehalten aan kobalt, kwik, lood, zink en som PAK de achtergrondwaarden. In mengmonster og2 van de ondergrond overschrijdt het gehalte aan kwik de achtergrondwaarde.

4.3 ANALYSERESULTATEN GRONDWATER

De analyseresultaten staan weergegeven op de analysecertificaten van bijlage 4.1, waarop tevens de gebruikte analysemethoden zijn aangegeven. De toetsing voor het grondwater volgens de BoToVa staat weergegeven in bijlage 4.3.

In het grondwatermonster uit de peilbuis overschrijdt de concentratie van barium de streefwaarde.

5. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

In de sterk puin houdende bovengrond van boring 4 is een matige verhoging van som PAK en zijn lichte verhogingen van kwik, lood, zink en minerale olie geconstateerd. In de mengmonsters van de boven- en ondergrond zijn maximaal lichte verhogingen van de onderzochte stoffen aangetroffen.

In het grondwater is een lichte verhoging van barium aangetroffen.

De hypothese dat in de grond licht verhoogde gehalten verontreinigende stoffen aanwezig zijn, wordt in het onderzoek niet geheel bevestigd. In de sterk puin houdende laag van boring 4 is een matig verhoogd gehalte aan som PAK gemeten. De hypothese dat in het grondwater geen verhoogde concentraties aanwezig zijn, behalve van nature verhoogde concentraties, wordt in het onderzoek bevestigd.

De verhoogde gehalten van zware metalen en PAK in de grond kunnen worden verklaard door de aanwezigheid van puin in de grond en de langdurige bewoningsgeschiedenis. In deze situaties worden regelmatig verhoogde gehalten aan dergelijke stoffen aangetroffen. De geconstateerde gehalten voldoen aan de te verwachte kwaliteit in vergelijkbare omstandigheden.

In (delen van) Nederland worden in het grondwater veelvuldig verhoogde concentraties arseen en of barium geconstateerd, waarvoor een natuurlijke oorzaak wordt verondersteld. In het kader van verkennend bodemonderzoek op niet-verdachte locaties wordt aan een vervolgonderzoek geen hoge prioriteit gegeven.

- 9 -

Landview BV Bodemonderzoek Rapportnummer 2018242

Aangezien het gehalte aan som PAK in het sterk puin houdende enkelvoudige monster van boring 4 de halve som van de achtergrond- en interventiewaarde overschrijdt, bestaat formeel een vermoeden van ernstige bodemverontreiniging. Aangezien op dit deel van het terrein echter geen bouwplannen zijn voorzien, wordt aan het instellen van een vervolgonderzoek geen hoge prioriteit gegeven.

Bij graafwerkzaamheden op het terrein kunnen er beperkingen in de mogelijkheid tot hergebruik van eventueel vrijkomende grond buiten de locatie bestaan. Voor hergebruik van grond buiten de locatie is het Besluit Bodemkwaliteit van toepassing. Aangezien in de bodem voor één of meerdere parameters de maximale waarde ‘wonen’ wordt overschreden, dient bij graafwerkzaamheden rekening gehouden te worden met het basis veiligheidspakket

Tijdens het onderzoek is zintuiglijk op het maaiveld en in de bodem geen asbestverdacht (plaat) materiaal aangetroffen. Vermoedelijk zijn enkele daken van huidige, mogelijk te slopen, opstallen voorzien van asbesthoudende dakbedekking. Tijdens een verkennend bodemonderzoek (NEN 5740) wordt de bodem niet specifiek op asbest onderzocht. In de grond is wel puin aangetroffen en puin is potentieel asbestverdacht. Om uit te sluiten of er asbest in de bodem aanwezig is, is uitvoering van een asbestonderzoek conform NEN 5707 noodzakelijk.

6. SLOTOPMERKINGEN

Het onderzoek is op zorgvuldige wijze verricht door Landview BV uit Hoorn. Een bodemonderzoek wordt steekproefsgewijs uitgevoerd. Hierdoor hebben de onderzoeksresultaten een beperkte geldigheidsduur.

Hoewel de grootste zorgvuldigheid wordt betracht bij de uitvoering van het onderzoek is het, juist door de steekproefsgewijze bemonstering, mogelijk dat plaatselijk afwijkingen in het bodemprofiel aanwezig zijn, welke tijdens het onderzoek niet naar voren zijn gekomen. Landview BV aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor hieruit voortvloeiende schade of gevolgen van welke aard dan ook.

In dit kader wordt tevens opgemerkt dat Landview BV niet kan instaan voor de volledigheid en juistheid van door derden verstrekte informatie en van eventueel door derden uitgevoerd (voor)onderzoek.

Het uitgevoerde bodemonderzoek betreft een momentopname. Beïnvloeding van bodemkwaliteit zal ook plaats kunnen vinden na uitvoering van dit onderzoek. Naarmate er een langere tijd is verstreken na uitvoering van het onderzoek, dient meer voorzichtigheid te worden betracht bij het gebruik van de resultaten van het onderzoek.

De uiteindelijke toetsende en handhavende taak ligt bij het bevoegd gezag, zijnde de gemeente.

Dit rapport mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd.

- 10 -

Landview BV Bodemonderzoek Rapportnummer 2018242

7. REFERENTIES

* Bodem, Landbodem. Strategie voor het uitvoeren van milieuhygiënisch vooronderzoek, NEN 5725:2017. Nederlands Normalisatie-instituut, Delft, oktober 2017.

* Bodem, Landbodem. Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek, NEN 5740/A1. Nederlands Normalisatie-instituut, Delft, februari 2016.

* Beoordelingsrichtlijn voor het SIKB procescertificaat voor Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek BRL SIKB 2000. Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, vigerende versie.

* Bodem, boorsystemen en monsternemingstoestellen voor grond, sediment en grondwater, die worden toegepast bij bodemverontreinigingsonderzoek, NPR 5741. Nederlands Normalisatie- instituut, Delft, 1994.

* Wijziging Circulaire bodemsanering. Vigerende versie. Staatscourant, ’s-Gravenhage.

* Wijziging Regeling bodemkwaliteit. Vigerende versie. Staatscourant, ’s-Gravenhage.

* Leidraad Bodembescherming. Vigerende aflevering. SDU uitgeverij, 's-Gravenhage.

* Kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlaktewater in Noord-Holland benoorden het IJ. Regionale studies, Werkgroep Noord-Holland, Instituut voor Cultuurtechniek en Waterhuishouding, Wageningen, 1982.

* Grondwaterkwaliteit. Een eerste presentatie van grondwaterkwaliteitsgegevens uit het Provinciaal Meetnet Grondwaterkwaliteit, Provincie Noord-Holland, december 1996.

* Bodemkwaliteitskaart regio Kop van Noord-Holland. CSO Adviesbureau voor Milieu-Onderzoek, projectcode 12M239, 25 april 2013.

* Tijdreis, over 200 jaar topografie. www.topotijdreis.nl

- 11 -

BIJLAGE 1 REGIONALE SITUATIE

Uittreksel Kadastrale Kaart Uw referentie: 2018242 568

736 9 75

7 5a

5 74

980

26 28 1160 2 20 108 22 1 658

1a 4 1161 934

3 109

999 141 1000 110

768 1037 659 106

935 615 767

614

896

639

0 m 10 m 50 m

Deze kaart is noordgericht Schaal 1:1000 12345 Perceelnummer 25 Huisnummer Vastgestelde kadastrale grens Kadastrale gemeente NIEDORP Voorlopige kadastrale grens Sectie D Administratieve kadastrale grens Perceel 659 Bebouwing Overige topografie Aan dit uittreksel kunnen geen betrouwbare maten worden ontleend. Voor een eensluidend uittreksel, Apeldoorn, 24 april 2018 De Dienst voor het kadaster en de openbare registers behoudt zich de intellectuele De bewaarder van het kadaster en de openbare registers eigendomsrechten voor, waaronder het auteursrecht en het databankenrecht. Omgevingskaart Klantreferentie: 2018242

0 m 125 m 625 m

Deze kaart is noordgericht. Schaal 1: 12500 Hier bevindt zich Kadastraal object NIEDORP D 659 Dorpsstraat 26, 1734 JG OUDE NIEDORP CC-BY Kadaster. 15

16

5 12

3

4

schuur overkapping (vml. asbestdak) (vml. asbestdak) 6

(beton)

14 11 13

1

8

silo

sleufsilo

betonpad 7

10 2

9 BIJLAGE 3 BOORPROFIELEN Projectcode: 2018242

Datum: 19-04-2018 Datum: 19-04-2018 Boring: 1 Boring: 2 gras gras 0 0 Klei, sterk siltig, zwak humeus, zwak Klei, sterk siltig, zwak humeus, donkerbruin puinhoudend, donker grijsbruin

1 1

50 50 Klei, sterk siltig, zwak humeus, zwak Klei, sterk siltig, zwak humeus, matig puinhoudend, donkerbruin gleyhoudend, donkerbruin 2 2 Klei, sterk siltig, grijsblauw

100 3 100 Klei, sterk siltig, zwak humeus, donkergrijs 3 Klei, sterk siltig, zwak humeus, donker bruingrijs 4 Klei, sterk siltig, grijsblauw 4 150 150 Klei, uiterst siltig, grijsblauw Klei, sterk siltig, zwak humeus, donker bruingrijs 5 5

200 200 Zand, matig fijn, kleiïg, grijsblauw

6

Zand, matig fijn, zwak siltig, grijsblauw 250 7

Datum: 19-04-2018 Datum: 19-04-2018 Boring: 3 Boring: 4 gras gras 0 0 Klei, sterk siltig, zwak humeus, zwak Klei, sterk siltig, zwak humeus, sterk puinhoudend, donkerbruin puinhoudend, matig zandhoudend

1 1

50 50 Klei, sterk siltig, zwak humeus, zwak Klei, sterk siltig, zwak humeus, donker puinhoudend, donkerbruin bruingrijs

2 2

100 100 Klei, uiterst siltig, zwak humeus, donkergrijs Klei, sterk siltig, zwak humeus, zwak gleyhoudend, donkergrijs

3 3

150 150 Klei, uiterst siltig, grijsblauw Klei, sterk siltig, zwak humeus, donker grijsbruin

4 4

200 200

Lokatienaam: Dorpsstraat 26 Boormeester: F. Borst getekend volgens NEN-EN-ISO 14688 BIJLAGE 3 BOORPROFIELEN Projectcode: 2018242

Datum: 19-04-2018 Datum: 19-04-2018 Boring: 5 Boring: 6 gras gras 0 0 Klei, sterk siltig, zwak humeus, zwak Klei, sterk siltig, zwak humeus, zwak puinhoudend, donker grijsbruin puinhoudend, donker grijsbruin

1 1

50 50

Datum: 19-04-2018 Datum: 19-04-2018 Boring: 7 Boring: 8 gras gras 0 0 Klei, sterk siltig, zwak humeus, zwak Klei, sterk siltig, zwak humeus, zwak puinhoudend, donkerbruin puinhoudend, zwak gleyhoudend, donkerbruin 1 1

50 50 Klei, sterk siltig, zwak humeus, zwak puinhoudend, matig gleyhoudend, donker 2 grijsbruin

Klei, sterk siltig, grijsblauw 100 3

Datum: 19-04-2018 Datum: 19-04-2018 Boring: 9 Boring: 10 gras gras 0 0 Klei, sterk siltig, zwak humeus, zwak Klei, sterk siltig, zwak humeus, zwak puinhoudend, donkerbruin puinhoudend, donkerbruin

1 1

50 50

Datum: 19-04-2018 Datum: 19-04-2018 Boring: 11 Boring: 12 beton beton 0 0 Klei, sterk siltig, zwak humeus, donker Klei, sterk siltig, zwak humeus, zwak grijsbruin puinhoudend, donker grijsbruin

1 1

50 50 Klei, sterk siltig, zwak humeus, donker grijsbruin

2

100

Datum: 19-04-2018 Datum: 19-04-2018 Boring: 13 Boring: 14 beton gras 0 0 Klei, sterk siltig, zwak humeus, zwak Klei, sterk siltig, zwak humeus, zwak puinhoudend, donkerbruin puinhoudend, zwak gleyhoudend, donker grijsbruin 1 1

50 50 Klei, zwak zandig, zwak humeus, zwak puinhoudend, grijsbruin, Daarna gestuit 2

Lokatienaam: Dorpsstraat 26 Boormeester: F. Borst getekend volgens NEN-EN-ISO 14688 BIJLAGE 3 BOORPROFIELEN Projectcode: 2018242

Datum: 19-04-2018 Datum: 19-04-2018 Boring: 15 Boring: 16 groenstrook groenstrook 0 0 Klei, sterk siltig, zwak humeus, zwak Klei, sterk siltig, zwak humeus, matig puinhoudend, donker grijsbruin puinhoudend, zwak koolhoudend, donker grijsbruin 1 1

50 50

Lokatienaam: Dorpsstraat 26 Boormeester: F. Borst getekend volgens NEN-EN-ISO 14688 Legenda (conform NEN 5104) grind klei geur

Grind, siltig Klei, zwak siltig geen geur zwakke geur Grind, zwak zandig Klei, matig siltig matige geur sterke geur uiterste geur Grind, matig zandig Klei, sterk siltig

olie Grind, sterk zandig Klei, uiterst siltig geen olie-water reactie zwakke olie-water reactie Grind, uiterst zandig Klei, zwak zandig matige olie-water reactie sterke olie-water reactie Klei, matig zandig uiterste olie-water reactie zand Klei, sterk zandig p.i.d.-waarde >0 Zand, kleiïg >1 >10 Zand, zwak siltig >100 leem >1000 Zand, matig siltig Leem, zwak zandig >10000

Zand, sterk siltig Leem, sterk zandig monsters

Zand, uiterst siltig geroerd monster

overige toevoegingen ongeroerd monster zwak humeus volumering veen Veen, mineraalarm matig humeus overig bijzonder bestanddeel

Veen, zwak kleiïg sterk humeus Gemiddeld hoogste grondwaterstand grondwaterstand Gemiddeld laagste grondwaterstand Veen, sterk kleiïg zwak grindig

slib Veen, zwak zandig matig grindig

water Veen, sterk zandig sterk grindig

peilbuis

blinde buis

casing

hoogste grondwaterstand gemiddelde grondwaterstand laagste grondwaterstand

zand afdichting

bentoniet/mikoliet/klei afdichting

grind afdichting

filter

BIJLAGE 4.1 ANALYSECERTIFICATEN LABORATORIUM

Locatie : Dorpsstraat 26 te Oude Niedorp Projectnummer : 2018242

Project code: 760455 762308

Landview B.V. T.a.v. de heer P.S. Krommenhoek Postbus 4060 1620 HB HOORN

Uw kenmerk : 2018242-dorp26 Ons kenmerk : Project 760455 Validatieref. : 760455_certificaat_v1 Opdrachtverificatiecode: XPUF-YCXC-OSAN-QTHG Bijlage(n) : 3 tabel(len) + 4 oliechromatogram(men) + 2 bijlage(n)

Amsterdam, 30 april 2018

Hierbij zend ik u de resultaten van het laboratoriumonderzoek dat op uw verzoek is uitgevoerd in de door u aangeboden monsters.

De resultaten hebben uitsluitend betrekking op de monsters, zoals die door u voor analyse ter beschikking werden gesteld.

Het onderzoek is, met uitzondering van eventueel uitbesteed onderzoek, uitgevoerd door Eurofins Omegam volgens de methoden zoals ze zijn vastgelegd in het geldende accreditatie-certificaat L086 en/of in de bundel "Analysevoorschriften Eurofins Omegam". De in dit onderzoek uitgevoerde onderzoeksmethoden van de geaccrediteerde analyses zijn in een aparte bijlage als onderdeel van dit analyse-certificaat opgenomen. De methoden zijn, voor zover mogelijk, ontleend aan de accreditatieprogramma's/schema's en NEN- EN- en/of ISO-voorschriften.

Ik wijs u erop dat het analyse-certificaat alleen in zijn geheel mag worden gereproduceerd. Ik vertrouw erop uw opdracht volledig en naar tevredenheid te hebben uitgevoerd. Heeft u naar aanleiding van deze rapportage nog vragen, dan verzoek ik u contact op te nemen met onze klantenservice.

Hoogachtend, namens Eurofins Omegam,

Ing. J. Tukker Manager productie

Op dit certificaat zijn onze algemene voorwaarden van toepassing. Dit analyse-certificaat mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd.

Eurofins Omegam B.V. T +31-(0)20-597 66 80 IBAN NL 16 BNPA 0227667980 H.J.E. Wenckbachweg 120 BIC BNPANL2A NL-1114 AD Amsterdam-Duivendrecht [email protected] BTW nr. NL8139.67.132.B01 Nederland www.omegam.nl KvK nr. 34215654 Tabel 1 van 3

ANALYSECERTIFICAAT Project code : 760455 Project omschrijving : 2018242-dorp26 Opdrachtgever : Landview B.V. Monsterreferenties 5653130 = bg1 1 (0-50) 10 (0-50) 13 (0-50) 7 (0-50) 8 (0-50) 9 (0-50) 5653131 = bg2 4 (0-50) 5653132 = bg3 14 (0-50) 15 (0-50) 16 (0-50) 3 (0-50) 5 (0-50) 6 (0-50)

Opgegeven bemonsteringsdatum : 19/04/2018 19/04/2018 19/04/2018 Ontvangstdatum opdracht : 20/04/2018 20/04/2018 20/04/2018 Startdatum : 20/04/2018 20/04/2018 20/04/2018 Monstercode : 5653130 5653131 5653132 Matrix : Grond Grond Grond Monstervoorbewerking S AS3000 (steekmonster) uitgevoerd uitgevoerd uitgevoerd S gewicht artefact g n.v.t. n.v.t. n.v.t. S soort artefact n.v.t. n.v.t. n.v.t. S voorbewerking AS3000 uitgevoerd uitgevoerd uitgevoerd

Algemeen onderzoek - fysisch S droge stof % 76,2 84,7 74,3 S organische stof (gec. voor lutum) % (m/m ds) 3,2 3,0 4,8 S lutumgehalte (pipetmethode) % (m/m ds) 14,2 5,8 13,8 Anorganische parameters - metalen S barium (Ba) mg/kg ds 45 60 62 S cadmium (Cd) mg/kg ds < 0,20 0,29 < 0,20 S kobalt (Co) mg/kg ds 4,4 < 3,0 22 S koper (Cu) mg/kg ds 19 17 22 S kwik (Hg) (niet vluchtig) mg/kg ds 0,34 0,24 0,39 S lood (Pb) mg/kg ds 82 120 200 S molybdeen (Mo) mg/kg ds < 1,5 < 1,5 < 1,5 S nikkel (Ni) mg/kg ds 10 6 8 S zink (Zn) mg/kg ds 88 110 170

Organische parameters - niet aromatisch S minerale olie (florisil clean-up) mg/kg ds 98 190 67

Organische parameters - aromatisch Polycyclische koolwaterstoffen: S naftaleen mg/kg ds < 0,05 < 0,05 < 0,05 S fenantreen mg/kg ds 0,30 2,4 0,49 S anthraceen mg/kg ds 0,15 1,2 0,18 S fluoranteen mg/kg ds 1,0 8,0 1,5 S benzo(a)antraceen mg/kg ds 0,51 4,4 0,74 S chryseen mg/kg ds 0,61 4,5 0,80 S benzo(k)fluoranteen mg/kg ds 0,39 2,8 0,34 S benzo(a)pyreen mg/kg ds 0,53 3,7 0,58 S benzo(ghi)peryleen mg/kg ds 0,36 2,7 0,42 S indeno(1,2,3-cd)pyreen mg/kg ds 0,38 2,6 0,36 S som PAK (10) mg/kg ds 4,3 32 5,4

Organische parameters - gehalogeneerd Polychloorbifenylen: S PCB -28 mg/kg ds < 0,001 < 0,001 < 0,001 S PCB -52 mg/kg ds < 0,001 < 0,001 < 0,001 S PCB -101 mg/kg ds < 0,001 < 0,001 < 0,001 S PCB -118 mg/kg ds < 0,001 < 0,001 < 0,001 S PCB -138 mg/kg ds < 0,001 < 0,001 < 0,001 S PCB -153 mg/kg ds < 0,001 < 0,001 < 0,001 S PCB -180 mg/kg ds < 0,001 < 0,001 < 0,001 S som PCBs (7) mg/kg ds 0,005 0,005 0,005

Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. - De met een 'Q' gemerkte analyses zijn door RvA geaccrediteerd (registratienummer L086). - De met een 'S' gemerkte analyses zijn door RvA geaccrediteerd (L086) en op basis van het schema AS 3000 erkend. Opdrachtverificatiecode: XPUF-YCXC-OSAN-QTHG Ref.: 760455_certificaat_v1 Tabel 2 van 3

ANALYSECERTIFICAAT Project code : 760455 Project omschrijving : 2018242-dorp26 Opdrachtgever : Landview B.V. Monsterreferenties 5653133 = og1 1 (50-80) 13 (50-80) 3 (50-100) 7 (50-90) 5653134 = og2 12 (50-100) 2 (50-100) 4 (50-100)

Opgegeven bemonsteringsdatum : 19/04/2018 19/04/2018 Ontvangstdatum opdracht : 20/04/2018 20/04/2018 Startdatum : 20/04/2018 20/04/2018 Monstercode : 5653133 5653134 Matrix : Grond Grond Monstervoorbewerking S AS3000 (steekmonster) uitgevoerd uitgevoerd S gewicht artefact g n.v.t. n.v.t. S soort artefact n.v.t. n.v.t. S voorbewerking AS3000 uitgevoerd uitgevoerd

Algemeen onderzoek - fysisch S droge stof % 68,2 76,9 S organische stof (gec. voor lutum) % (m/m ds) 5,8 2,2 S lutumgehalte (pipetmethode) % (m/m ds) 10,3 16,9 Anorganische parameters - metalen S barium (Ba) mg/kg ds 64 28 S cadmium (Cd) mg/kg ds < 0,20 < 0,20 S kobalt (Co) mg/kg ds 11 5,7 S koper (Cu) mg/kg ds 26 18 S kwik (Hg) (niet vluchtig) mg/kg ds 0,43 0,25 S lood (Pb) mg/kg ds 160 35 S molybdeen (Mo) mg/kg ds < 1,5 < 1,5 S nikkel (Ni) mg/kg ds 11 13 S zink (Zn) mg/kg ds 160 76

Organische parameters - niet aromatisch S minerale olie (florisil clean-up) mg/kg ds 110 < 35

Organische parameters - aromatisch Polycyclische koolwaterstoffen: S naftaleen mg/kg ds 0,18 < 0,05 S fenantreen mg/kg ds 0,60 < 0,05 S anthraceen mg/kg ds 0,28 < 0,05 S fluoranteen mg/kg ds 1,4 0,06 S benzo(a)antraceen mg/kg ds 0,58 < 0,05 S chryseen mg/kg ds 0,68 < 0,05 S benzo(k)fluoranteen mg/kg ds 0,37 < 0,05 S benzo(a)pyreen mg/kg ds 0,50 < 0,05 S benzo(ghi)peryleen mg/kg ds 0,39 < 0,05 S indeno(1,2,3-cd)pyreen mg/kg ds 0,34 < 0,05 S som PAK (10) mg/kg ds 5,3 0,38

Organische parameters - gehalogeneerd Polychloorbifenylen: S PCB -28 mg/kg ds < 0,001 < 0,001 S PCB -52 mg/kg ds < 0,001 < 0,001 S PCB -101 mg/kg ds < 0,001 < 0,001 S PCB -118 mg/kg ds < 0,001 < 0,001 S PCB -138 mg/kg ds < 0,001 < 0,001 S PCB -153 mg/kg ds < 0,001 < 0,001 S PCB -180 mg/kg ds < 0,001 < 0,001 S som PCBs (7) mg/kg ds 0,005 0,005

Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. - De met een 'Q' gemerkte analyses zijn door RvA geaccrediteerd (registratienummer L086). - De met een 'S' gemerkte analyses zijn door RvA geaccrediteerd (L086) en op basis van het schema AS 3000 erkend. Opdrachtverificatiecode: XPUF-YCXC-OSAN-QTHG Ref.: 760455_certificaat_v1 Tabel 3 van 3

ANALYSECERTIFICAAT Project code : 760455 Project omschrijving : 2018242-dorp26 Opdrachtgever : Landview B.V.

Opmerkingen m.b.t. analyses

Opmerking(en) algemeen

Organische stof gehalte (gecorrigeerd voor lutum en vrij ijzer in de vorm van Fe2O3) Het organische stofgehalte is gecorrigeerd voor het in het analysecertificaat gerapporteerde lutumgehalte. Indien het lutumgehalte niet is gerapporteerd is de correctie uitgevoerd met een lutumgehalte van 5,4% (gemiddeld lutumgehalte Nederlandse bodem, AS3010/AS3210, prestatieblad organische stofgehalte in grond/waterbodem). Indien het vrij ijzergehalte is bepaald en groter is dan 5 % m/m, is bij de berekening van het organische stof gecorrigeerd voor dat gehalte aan vrij ijzer.

Sommatie van concentraties voor groepsparameters De sommatie is uitgevoerd volgens AS3000 paragraaf 2.5.2 en bijlage 3.

Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd.

Opdrachtverificatiecode: XPUF-YCXC-OSAN-QTHG Ref.: 760455_certificaat_v1 Oliechromatogram 1 van 4

OLIE-ONDERZOEK

Monstercode : 5653130 Project omschrijving : 2018242-dorp26 Uw referentie : bg1 1 (0-50) 10 (0-50) 13 (0-50) 7 (0-50) 8 (0-50) 9 (0-50) Methode : minerale olie (florisil clean-up)

OLIECHROMATOGRAM

➝ oliefractieverdeling

OLIEFRACTIEVERDELING

1) fractie > C10 - C19 11 % 2) fractie C19 - C29 38 % 3) fractie C29 - C35 38 % 4) fractie C35 -< C40 13 % minerale olie gehalte: 98 mg/kg ds

Minerale olie Interpretatie: raadpleeg voor de typering van de oliesoort de OMEGAM oliebibliotheek.

De hoogte van de signalen is geen maat voor de concentratie van de olie in het monster. (Het chromatogram heeft een variabele schaalindeling)

Bij een minerale olie gehalte kleiner dan de rapportagegrens worden geen oliefracties weergegeven.

Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd.

Opdrachtverificatiecode: XPUF-YCXC-OSAN-QTHG Ref.: 760455_certificaat_v1 Oliechromatogram 2 van 4

OLIE-ONDERZOEK

Monstercode : 5653131 Project omschrijving : 2018242-dorp26 Uw referentie : bg2 4 (0-50) Methode : minerale olie (florisil clean-up)

OLIECHROMATOGRAM

➝ oliefractieverdeling

OLIEFRACTIEVERDELING

1) fractie > C10 - C19 7 % 2) fractie C19 - C29 50 % 3) fractie C29 - C35 28 % 4) fractie C35 -< C40 15 % minerale olie gehalte: 190 mg/kg ds

Minerale olie Interpretatie: raadpleeg voor de typering van de oliesoort de OMEGAM oliebibliotheek.

De hoogte van de signalen is geen maat voor de concentratie van de olie in het monster. (Het chromatogram heeft een variabele schaalindeling)

Bij een minerale olie gehalte kleiner dan de rapportagegrens worden geen oliefracties weergegeven.

Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd.

Opdrachtverificatiecode: XPUF-YCXC-OSAN-QTHG Ref.: 760455_certificaat_v1 Oliechromatogram 3 van 4

OLIE-ONDERZOEK

Monstercode : 5653132 Project omschrijving : 2018242-dorp26 Uw referentie : bg3 14 (0-50) 15 (0-50) 16 (0-50) 3 (0-50) 5 (0-50) 6 (0-50) Methode : minerale olie (florisil clean-up)

OLIECHROMATOGRAM

➝ oliefractieverdeling

OLIEFRACTIEVERDELING

1) fractie > C10 - C19 4 % 2) fractie C19 - C29 44 % 3) fractie C29 - C35 40 % 4) fractie C35 -< C40 12 % minerale olie gehalte: 67 mg/kg ds

Minerale olie Interpretatie: raadpleeg voor de typering van de oliesoort de OMEGAM oliebibliotheek.

De hoogte van de signalen is geen maat voor de concentratie van de olie in het monster. (Het chromatogram heeft een variabele schaalindeling)

Bij een minerale olie gehalte kleiner dan de rapportagegrens worden geen oliefracties weergegeven.

Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd.

Opdrachtverificatiecode: XPUF-YCXC-OSAN-QTHG Ref.: 760455_certificaat_v1 Oliechromatogram 4 van 4

OLIE-ONDERZOEK

Monstercode : 5653133 Project omschrijving : 2018242-dorp26 Uw referentie : og1 1 (50-80) 13 (50-80) 3 (50-100) 7 (50-90) Methode : minerale olie (florisil clean-up)

OLIECHROMATOGRAM

➝ oliefractieverdeling

OLIEFRACTIEVERDELING

1) fractie > C10 - C19 8 % 2) fractie C19 - C29 40 % 3) fractie C29 - C35 41 % 4) fractie C35 -< C40 11 % minerale olie gehalte: 110 mg/kg ds

Minerale olie Interpretatie: raadpleeg voor de typering van de oliesoort de OMEGAM oliebibliotheek.

De hoogte van de signalen is geen maat voor de concentratie van de olie in het monster. (Het chromatogram heeft een variabele schaalindeling)

Bij een minerale olie gehalte kleiner dan de rapportagegrens worden geen oliefracties weergegeven.

Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd.

Opdrachtverificatiecode: XPUF-YCXC-OSAN-QTHG Ref.: 760455_certificaat_v1 Bijlage 1 van 2

ANALYSECERTIFICAAT Project code : 760455 Project omschrijving : 2018242-dorp26 Opdrachtgever : Landview B.V.

Barcodeschema's

Monstercode Uw referentie monster diepte barcode

5653130 bg1 1 (0-50) 10 (0-50) 13 (0-50) 7 (0-50) 8 (0-50) 9 1 0-0.5 2663848AA (0-50) 7 0-0.5 2663847AA 8 0-0.5 2663701AA 9 0-0.5 2663778AA 10 0-0.5 2663769AA 13 0-0.5 2663849AA

5653131 bg2 4 (0-50) 4 0-0.5 2663863AA

5653132 bg3 14 (0-50) 15 (0-50) 16 (0-50) 3 (0-50) 5 (0-50) 6 3 0-0.5 2663855AA (0-50) 5 0-0.5 2663843AA 6 0-0.5 2663844AA 14 0-0.5 2663850AA 15 0-0.5 2663710AA 16 0-0.5 2663705AA

5653133 og1 1 (50-80) 13 (50-80) 3 (50-100) 7 (50-90) 1 0.5-0.8 2663859AA 3 0.5-1 2663861AA 7 0.5-0.9 2663708AA 13 0.5-0.8 2663711AA

5653134 og2 12 (50-100) 2 (50-100) 4 (50-100) 2 0.5-1 2663852AA 4 0.5-1 2663795AA 12 0.5-1 2663707AA

Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd.

Opdrachtverificatiecode: XPUF-YCXC-OSAN-QTHG Ref.: 760455_certificaat_v1 Bijlage 2 van 2

ANALYSECERTIFICAAT Project code : 760455 Project omschrijving : 2018242-dorp26 Opdrachtgever : Landview B.V.

Analysemethoden in Grond (AS3000)

AS3000 In dit analysecertificaat zijn de met 'S' gemerkte analyses uitgevoerd volgens de analysemethoden beschreven in het "Accreditatieschema Laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek (AS SIKB 3000)". Het laboratoriumonderzoek is uitgevoerd volgens de onderstaande analysemethoden. Deze analyses zijn vastgelegd in het geldende accreditatie-certificaat met bijbehorende verrichtingenlijst L086 van Eurofins Omegam BV. voorbewerking AS3000 : Conform AS3000 en NEN-EN 16179 Droge stof : Conform AS3010 prestatieblad 2 Organische stof (gec. voor lutum) : Conform AS3010 prestatieblad 3 en gelijkwaardig aan NEN 5754 Lutumgehalte (pipetmethode) : Conform AS3010 prestatieblad 4; gelijkwaardig aan NEN 5753 Barium (Ba) : Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966 en destructie conform NEN 6961 Barium (Ba) : Cadmium (Cd) : Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966 en destructie conform NEN 6961 Cadmium (Cd) : Kobalt (Co) : Kobalt (Co) : Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966 en destructie conform NEN 6961 Koper (Cu) : Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966 en destructie conform NEN 6961 Koper (Cu) : Kwik (Hg) (niet vluchtig) : Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN-ISO 16772 en destructie conform NEN 6961 Lood (Pb) : Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966 en destructie conform NEN 6961 Lood (Pb) : Molybdeen (Mo) : Molybdeen (Mo) : Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966 en destructie conform NEN 6961 Nikkel (Ni) : Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966 en destructie conform NEN 6961 Nikkel (Ni) : Zink (Zn) : Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966 en destructie conform NEN 6961 Zink (Zn) : Minerale olie (florisil clean-up) : Conform AS3010 prestatieblad 7 PAKs : Conform AS3010 prestatieblad 6 PCBs : Conform AS3010 prestatieblad 8

Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd.

Opdrachtverificatiecode: XPUF-YCXC-OSAN-QTHG Ref.: 760455_certificaat_v1 Landview B.V. T.a.v. mevrouw P. Pijnenburg Postbus 4060 1620 HB HOORN

Uw kenmerk : 2018242-dorp26 Ons kenmerk : Project 762308 Validatieref. : 762308_certificaat_v1 Opdrachtverificatiecode: OYBQ-ZFTD-LVSR-YCEG Bijlage(n) : 2 tabel(len) + 2 bijlage(n)

Amsterdam, 1 mei 2018

Hierbij zend ik u de resultaten van het laboratoriumonderzoek dat op uw verzoek is uitgevoerd in de door u aangeboden monsters.

De resultaten hebben uitsluitend betrekking op de monsters, zoals die door u voor analyse ter beschikking werden gesteld.

Het onderzoek is, met uitzondering van eventueel uitbesteed onderzoek, uitgevoerd door Eurofins Omegam volgens de methoden zoals ze zijn vastgelegd in het geldende accreditatie-certificaat L086 en/of in de bundel "Analysevoorschriften Eurofins Omegam". De in dit onderzoek uitgevoerde onderzoeksmethoden van de geaccrediteerde analyses zijn in een aparte bijlage als onderdeel van dit analyse-certificaat opgenomen. De methoden zijn, voor zover mogelijk, ontleend aan de accreditatieprogramma's/schema's en NEN- EN- en/of ISO-voorschriften.

Ik wijs u erop dat het analyse-certificaat alleen in zijn geheel mag worden gereproduceerd. Ik vertrouw erop uw opdracht volledig en naar tevredenheid te hebben uitgevoerd. Heeft u naar aanleiding van deze rapportage nog vragen, dan verzoek ik u contact op te nemen met onze klantenservice.

Hoogachtend, namens Eurofins Omegam,

Ing. J. Tukker Manager productie

Op dit certificaat zijn onze algemene voorwaarden van toepassing. Dit analyse-certificaat mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd.

Eurofins Omegam B.V. T +31-(0)20-597 66 80 IBAN NL 16 BNPA 0227667980 H.J.E. Wenckbachweg 120 BIC BNPANL2A NL-1114 AD Amsterdam-Duivendrecht [email protected] BTW nr. NL8139.67.132.B01 Nederland www.omegam.nl KvK nr. 34215654 Tabel 1 van 2

ANALYSECERTIFICAAT Project code : 762308 Project omschrijving : 2018242-dorp26 Opdrachtgever : Landview B.V. Monsterreferenties 5657640 = 1-1-1 1 (180-280)

Opgegeven bemonsteringsdatum : 26/04/2018 Ontvangstdatum opdracht : 26/04/2018 Startdatum : 26/04/2018 Monstercode : 5657640 Matrix : Grondwater Anorganische parameters - metalen Metalen ICP-MS (opgelost): S arseen (As) µg/l < 5 S barium (Ba) µg/l 190 S cadmium (Cd) µg/l < 0,2 S kobalt (Co) µg/l 3,1 S koper (Cu) µg/l < 2 S Kwik (Hg) (niet vluchtig) µg/l < 0,05 S lood (Pb) µg/l < 2 S molybdeen (Mo) µg/l < 2 S nikkel (Ni) µg/l 4,8 S zink (Zn) µg/l 10

Organische parameters - niet aromatisch S minerale olie (florisil clean-up) µg/l < 50

Organische parameters - aromatisch Vluchtige aromaten: S benzeen µg/l < 0,2 S ethylbenzeen µg/l < 0,2 S naftaleen µg/l < 0,02 S o-xyleen µg/l < 0,1 S styreen µg/l < 0,2 S tolueen µg/l < 0,2 S xyleen (som m+p) µg/l < 0,2 S som xylenen µg/l 0,2

Organische parameters - gehalogeneerd Vluchtige chlooralifaten: S 1,1,1-trichloorethaan µg/l < 0,1 S 1,1,2-trichloorethaan µg/l < 0,1 S 1,1-dichloorethaan µg/l < 0,2 S 1,1-dichlooretheen µg/l < 0,1 S 1,1-dichloorpropaan µg/l < 0,2 S 1,2-dichloorethaan µg/l < 0,2 S 1,2-dichloorpropaan µg/l < 0,2 S 1,3-dichloorpropaan µg/l < 0,2 S cis-1,2-dichlooretheen µg/l < 0,1 S dichloormethaan µg/l < 0,2 S monochlooretheen (vinylchloride) µg/l < 0,2 S tetrachlooretheen µg/l < 0,1 S tetrachloormethaan µg/l < 0,1 S trans-1,2-dichlooretheen µg/l < 0,1 S trichlooretheen µg/l < 0,2 S trichloormethaan µg/l < 0,2 S som C+T dichlooretheen µg/l 0,1 S som dichloorpropanen µg/l 0,4 Vluchtige gehalogeneerde alifaten - divers: S tribroommethaan (bromoform) µg/l < 0,2

Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. - De met een 'Q' gemerkte analyses zijn door RvA geaccrediteerd (registratienummer L086). - De met een 'S' gemerkte analyses zijn door RvA geaccrediteerd (L086) en op basis van het schema AS 3000 erkend. Opdrachtverificatiecode: OYBQ-ZFTD-LVSR-YCEG Ref.: 762308_certificaat_v1 Tabel 2 van 2

ANALYSECERTIFICAAT Project code : 762308 Project omschrijving : 2018242-dorp26 Opdrachtgever : Landview B.V.

Opmerkingen m.b.t. analyses

Opmerking(en) algemeen

Sommatie van concentraties voor groepsparameters De sommatie is uitgevoerd volgens AS3000 paragraaf 2.5.2 en bijlage 3.

Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd.

Opdrachtverificatiecode: OYBQ-ZFTD-LVSR-YCEG Ref.: 762308_certificaat_v1 Bijlage 1 van 2

ANALYSECERTIFICAAT Project code : 762308 Project omschrijving : 2018242-dorp26 Opdrachtgever : Landview B.V.

Barcodeschema's

Monstercode Uw referentie monster diepte barcode

5657640 1-1-1 1 (180-280) 1 1.8-2.8 0212610MM 1 1.8-2.8 0309579YA

Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd.

Opdrachtverificatiecode: OYBQ-ZFTD-LVSR-YCEG Ref.: 762308_certificaat_v1 Bijlage 2 van 2

ANALYSECERTIFICAAT Project code : 762308 Project omschrijving : 2018242-dorp26 Opdrachtgever : Landview B.V.

Analysemethoden in Grondwater (AS3000)

AS3000 In dit analysecertificaat zijn de met 'S' gemerkte analyses uitgevoerd volgens de analysemethoden beschreven in het "Accreditatieschema Laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek (AS SIKB 3000)". Het laboratoriumonderzoek is uitgevoerd volgens de onderstaande analysemethoden. Deze analyses zijn vastgelegd in het geldende accreditatie-certificaat met bijbehorende verrichtingenlijst L086 van Eurofins Omegam BV.

Arseen (As) : Conform AS3150 prestatieblad 1 en conform NEN-EN-ISO 17294-2 Barium (Ba) : Conform AS3110 prestatieblad 3 en conform NEN-EN-ISO 17294-2 Cadmium (Cd) : Conform AS3110 prestatieblad 3 en conform NEN-EN-ISO 17294-2 Kobalt (Co) : Conform AS3110 prestatieblad 3 en conform NEN-EN-ISO 17294-2 Koper (Cu) : Conform AS3110 prestatieblad 3 en conform NEN-EN-ISO 17294-2 Kwik (Hg) (niet vluchtig) : Conform AS3110 prestatieblad 3 en conform NEN-EN-ISO 17294-2 Lood (Pb) : Conform AS3110 prestatieblad 3 en conform NEN-EN-ISO 17294-2 Molybdeen (Mo) : Conform AS3110 prestatieblad 3 en conform NEN-EN-ISO 17294-2 Nikkel (Ni) : Conform AS3110 prestatieblad 3 en conform NEN-EN-ISO 17294-2 Zink (Zn) : Conform AS3110 prestatieblad 3 en conform NEN-EN-ISO 17294-2 Minerale olie (florisil clean-up) : Conform AS3110 prestatieblad 5 Aromaten (BTEXXN) : Conform AS3130 prestatieblad 1 Styreen : Conform AS3130 prestatieblad 1 Chlooralifaten : Conform AS3130 prestatieblad 1 Vinylchloride : Conform AS3130 prestatieblad 1

Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd.

Opdrachtverificatiecode: OYBQ-ZFTD-LVSR-YCEG Ref.: 762308_certificaat_v1

BIJLAGE 4.2 TOETSING GROND VOLGENS BOTOVA

Project 2018242-dorp26 Certificaten 760455 Toetsing T.12 - Beoordeling kwaliteit van grond volgens Wbb Toetsversie BoToVa 3.0.0 Toetsdatum: 1 mei 2018 08:36

Monsterreferentie 5653130 Monsteromschrijving bg1 1 (0-50) 10 (0-50) 13 (0-50) 7 (0-50) 8 (0-50) 9 (0-50) Analyse Eenheid Analyseres. Gestand.Res. Toetsoordeel AW T I

Lutum/Humus Organische stof % (m/m ds) 3.2 10 Lutum % (m/m ds) 14.2 25

Droogrest droge stof % 76.2 76.2 @

Metalen ICP-AES barium (Ba) mg/kg ds 45 69 @ cadmium (Cd) mg/kg ds < 0.2 < 0.19 - 0.6 6.8 13 kobalt (Co) mg/kg ds 4.4 6.6 - 15 102.5 190 koper (Cu) mg/kg ds 19 27 - 40 115 190 kwik (Hg) (niet vluchtig) mg/kg ds 0.34 0.40 2.7 AW(WO) 0.15 18.075 36 lood (Pb) mg/kg ds 82 100 2.1 AW(WO) 50 290 530 molybdeen (Mo) mg/kg ds < 1.5 < 1.0 - 1.5 95.75 190 nikkel (Ni) mg/kg ds 10 14 - 35 67.5 100 zink (Zn) mg/kg ds 88 130 - 140 430 720

Minerale olie minerale olie (florisil clean-up) mg/kg ds 98 310 1.6 AW(IND) 190 2595 5000

Polycyclische koolwaterstoffen naftaleen mg/kg ds < 0.05 < 0.035 fenantreen mg/kg ds 0.3 0.3 anthraceen mg/kg ds 0.15 0.15 fluoranteen mg/kg ds 1 1 benzo(a)antraceen mg/kg ds 0.51 0.51 chryseen mg/kg ds 0.61 0.61 benzo(k)fluoranteen mg/kg ds 0.39 0.39 benzo(a)pyreen mg/kg ds 0.53 0.53 benzo(ghi)peryleen mg/kg ds 0.36 0.36 indeno(1,2,3-cd)pyreen mg/kg ds 0.38 0.38

Sommaties som PAK (10) mg/kg ds 4.3 4.3 2.8 AW(WO) 1.5 20.75 40

Polychloorbifenylen PCB - 28 mg/kg ds < 0.001 < 0.0022 PCB - 52 mg/kg ds < 0.001 < 0.0022 PCB - 101 mg/kg ds < 0.001 < 0.0022 PCB - 118 mg/kg ds < 0.001 < 0.0022 PCB - 138 mg/kg ds < 0.001 < 0.0022 PCB - 153 mg/kg ds < 0.001 < 0.0022 PCB - 180 mg/kg ds < 0.001 < 0.0022

Sommaties som PCBs (7) mg/kg ds 0.005 < 0.015 - 0.02 0.51 1

Toetsoordeel monster 5653130: Overschrijding Achtergrondwaarde

Pagina 1 van 5 Pagina 2 van 5

Monsterreferentie 5653131 Monsteromschrijving bg2 4 (0-50) Analyse Eenheid Analyseres. Gestand.Res. Toetsoordeel AW T I

Lutum/Humus Organische stof % (m/m ds) 3.0 10 Lutum % (m/m ds) 5.8 25

Droogrest droge stof % 84.7 84.7 @

Metalen ICP-AES barium (Ba) mg/kg ds 60 160 @ cadmium (Cd) mg/kg ds 0.29 0.45 - 0.6 6.8 13 kobalt (Co) mg/kg ds < 3 < 5.2 - 15 102.5 190 koper (Cu) mg/kg ds 17 30 - 40 115 190 kwik (Hg) (niet vluchtig) mg/kg ds 0.24 0.32 2.1 AW(WO) 0.15 18.075 36 lood (Pb) mg/kg ds 120 170 3.5 AW(WO) 50 290 530 molybdeen (Mo) mg/kg ds < 1.5 < 1.0 - 1.5 95.75 190 nikkel (Ni) mg/kg ds 6 13 - 35 67.5 100 zink (Zn) mg/kg ds 110 210 1.5 AW(IND) 140 430 720

Minerale olie minerale olie (florisil clean-up) mg/kg ds 190 630 3.3 AW(NT) 190 2595 5000

Polycyclische koolwaterstoffen naftaleen mg/kg ds < 0.05 < 0.035 fenantreen mg/kg ds 2.4 2.4 anthraceen mg/kg ds 1.2 1.2 fluoranteen mg/kg ds 8 8 benzo(a)antraceen mg/kg ds 4.4 4.4 chryseen mg/kg ds 4.5 4.5 benzo(k)fluoranteen mg/kg ds 2.8 2.8 benzo(a)pyreen mg/kg ds 3.7 3.7 benzo(ghi)peryleen mg/kg ds 2.7 2.7 indeno(1,2,3-cd)pyreen mg/kg ds 2.6 2.6

Sommaties som PAK (10) mg/kg ds 32 32 1.6 T(IND) 1.5 20.75 40

Polychloorbifenylen PCB - 28 mg/kg ds < 0.001 < 0.0023 PCB - 52 mg/kg ds < 0.001 < 0.0023 PCB - 101 mg/kg ds < 0.001 < 0.0023 PCB - 118 mg/kg ds < 0.001 < 0.0023 PCB - 138 mg/kg ds < 0.001 < 0.0023 PCB - 153 mg/kg ds < 0.001 < 0.0023 PCB - 180 mg/kg ds < 0.001 < 0.0023

Sommaties som PCBs (7) mg/kg ds 0.005 < 0.016 - 0.02 0.51 1

Toetsoordeel monster 5653131: Overschrijding Achtergrondwaarde

Pagina 2 van 5 Pagina 3 van 5

Monsterreferentie 5653132 Monsteromschrijving bg3 14 (0-50) 15 (0-50) 16 (0-50) 3 (0-50) 5 (0-50) 6 (0-50) Analyse Eenheid Analyseres. Gestand.Res. Toetsoordeel AW T I

Lutum/Humus Organische stof % (m/m ds) 4.8 10 Lutum % (m/m ds) 13.8 25

Droogrest droge stof % 74.3 74.3 @

Metalen ICP-AES barium (Ba) mg/kg ds 62 97 @ cadmium (Cd) mg/kg ds < 0.2 < 0.18 - 0.6 6.8 13 kobalt (Co) mg/kg ds 22 34 2.3 AW(WO) 15 102.5 190 koper (Cu) mg/kg ds 22 30 - 40 115 190 kwik (Hg) (niet vluchtig) mg/kg ds 0.39 0.46 3.1 AW(WO) 0.15 18.075 36 lood (Pb) mg/kg ds 200 250 5.0 AW(IND) 50 290 530 molybdeen (Mo) mg/kg ds < 1.5 < 1.0 - 1.5 95.75 190 nikkel (Ni) mg/kg ds 8 12 - 35 67.5 100 zink (Zn) mg/kg ds 170 240 1.7 AW(IND) 140 430 720

Minerale olie minerale olie (florisil clean-up) mg/kg ds 67 140 - 190 2595 5000

Polycyclische koolwaterstoffen naftaleen mg/kg ds < 0.05 < 0.035 fenantreen mg/kg ds 0.49 0.49 anthraceen mg/kg ds 0.18 0.18 fluoranteen mg/kg ds 1.5 1.5 benzo(a)antraceen mg/kg ds 0.74 0.74 chryseen mg/kg ds 0.8 0.8 benzo(k)fluoranteen mg/kg ds 0.34 0.34 benzo(a)pyreen mg/kg ds 0.58 0.58 benzo(ghi)peryleen mg/kg ds 0.42 0.42 indeno(1,2,3-cd)pyreen mg/kg ds 0.36 0.36

Sommaties som PAK (10) mg/kg ds 5.4 5.4 3.6 AW(WO) 1.5 20.75 40

Polychloorbifenylen PCB - 28 mg/kg ds < 0.001 < 0.0015 PCB - 52 mg/kg ds < 0.001 < 0.0015 PCB - 101 mg/kg ds < 0.001 < 0.0015 PCB - 118 mg/kg ds < 0.001 < 0.0015 PCB - 138 mg/kg ds < 0.001 < 0.0015 PCB - 153 mg/kg ds < 0.001 < 0.0015 PCB - 180 mg/kg ds < 0.001 < 0.0015

Sommaties som PCBs (7) mg/kg ds 0.005 < 0.010 - 0.02 0.51 1

Toetsoordeel monster 5653132: Overschrijding Achtergrondwaarde

Pagina 3 van 5 Pagina 4 van 5

Monsterreferentie 5653133 Monsteromschrijving og1 1 (50-80) 13 (50-80) 3 (50-100) 7 (50-90) Analyse Eenheid Analyseres. Gestand.Res. Toetsoordeel AW T I

Lutum/Humus Organische stof % (m/m ds) 5.8 10 Lutum % (m/m ds) 10.3 25

Droogrest droge stof % 68.2 68.2 @

Metalen ICP-AES barium (Ba) mg/kg ds 64 120 @ cadmium (Cd) mg/kg ds < 0.2 < 0.19 - 0.6 6.8 13 kobalt (Co) mg/kg ds 11 20 1.4 AW(WO) 15 102.5 190 koper (Cu) mg/kg ds 26 38 - 40 115 190 kwik (Hg) (niet vluchtig) mg/kg ds 0.43 0.53 3.5 AW(WO) 0.15 18.075 36 lood (Pb) mg/kg ds 160 210 4.1 AW(WO) 50 290 530 molybdeen (Mo) mg/kg ds < 1.5 < 1.0 - 1.5 95.75 190 nikkel (Ni) mg/kg ds 11 19 - 35 67.5 100 zink (Zn) mg/kg ds 160 250 1.8 AW(IND) 140 430 720

Minerale olie minerale olie (florisil clean-up) mg/kg ds 110 190 - 190 2595 5000

Polycyclische koolwaterstoffen naftaleen mg/kg ds 0.18 0.18 fenantreen mg/kg ds 0.6 0.6 anthraceen mg/kg ds 0.28 0.28 fluoranteen mg/kg ds 1.4 1.4 benzo(a)antraceen mg/kg ds 0.58 0.58 chryseen mg/kg ds 0.68 0.68 benzo(k)fluoranteen mg/kg ds 0.37 0.37 benzo(a)pyreen mg/kg ds 0.5 0.5 benzo(ghi)peryleen mg/kg ds 0.39 0.39 indeno(1,2,3-cd)pyreen mg/kg ds 0.34 0.34

Sommaties som PAK (10) mg/kg ds 5.3 5.3 3.5 AW(WO) 1.5 20.75 40

Polychloorbifenylen PCB - 28 mg/kg ds < 0.001 < 0.0012 PCB - 52 mg/kg ds < 0.001 < 0.0012 PCB - 101 mg/kg ds < 0.001 < 0.0012 PCB - 118 mg/kg ds < 0.001 < 0.0012 PCB - 138 mg/kg ds < 0.001 < 0.0012 PCB - 153 mg/kg ds < 0.001 < 0.0012 PCB - 180 mg/kg ds < 0.001 < 0.0012

Sommaties som PCBs (7) mg/kg ds 0.005 < 0.0084 - 0.02 0.51 1

Toetsoordeel monster 5653133: Overschrijding Achtergrondwaarde

Pagina 4 van 5 Pagina 5 van 5

Monsterreferentie 5653134 Monsteromschrijving og2 12 (50-100) 2 (50-100) 4 (50-100) Analyse Eenheid Analyseres. Gestand.Res. Toetsoordeel AW T I

Lutum/Humus Organische stof % (m/m ds) 2.2 10 Lutum % (m/m ds) 16.9 25

Droogrest droge stof % 76.9 76.9 @

Metalen ICP-AES barium (Ba) mg/kg ds 28 38 @ cadmium (Cd) mg/kg ds < 0.2 < 0.19 - 0.6 6.8 13 kobalt (Co) mg/kg ds 5.7 7.6 - 15 102.5 190 koper (Cu) mg/kg ds 18 24 - 40 115 190 kwik (Hg) (niet vluchtig) mg/kg ds 0.25 0.29 1.9 AW(WO) 0.15 18.075 36 lood (Pb) mg/kg ds 35 43 - 50 290 530 molybdeen (Mo) mg/kg ds < 1.5 < 1.0 - 1.5 95.75 190 nikkel (Ni) mg/kg ds 13 17 - 35 67.5 100 zink (Zn) mg/kg ds 76 100 - 140 430 720

Minerale olie minerale olie (florisil clean-up) mg/kg ds < 35 < 110 - 190 2595 5000

Polycyclische koolwaterstoffen naftaleen mg/kg ds < 0.05 < 0.035 fenantreen mg/kg ds < 0.05 < 0.035 anthraceen mg/kg ds < 0.05 < 0.035 fluoranteen mg/kg ds 0.06 0.06 benzo(a)antraceen mg/kg ds < 0.05 < 0.035 chryseen mg/kg ds < 0.05 < 0.035 benzo(k)fluoranteen mg/kg ds < 0.05 < 0.035 benzo(a)pyreen mg/kg ds < 0.05 < 0.035 benzo(ghi)peryleen mg/kg ds < 0.05 < 0.035 indeno(1,2,3-cd)pyreen mg/kg ds < 0.05 < 0.035

Sommaties som PAK (10) mg/kg ds 0.38 0.38 - 1.5 20.75 40

Polychloorbifenylen PCB - 28 mg/kg ds < 0.001 < 0.0032 PCB - 52 mg/kg ds < 0.001 < 0.0032 PCB - 101 mg/kg ds < 0.001 < 0.0032 PCB - 118 mg/kg ds < 0.001 < 0.0032 PCB - 138 mg/kg ds < 0.001 < 0.0032 PCB - 153 mg/kg ds < 0.001 < 0.0032 PCB - 180 mg/kg ds < 0.001 < 0.0032

Sommaties som PCBs (7) mg/kg ds 0.005 < 0.022 - 0.02 0.51 1

Toetsoordeel monster 5653134: Voldoet aan Achtergrondwaarde

Legenda @ Geen toetsoordeel mogelijk x AW(NT) x maal Achtergrondwaarde (Niet toepasbaar) x AW(IND) x maal Achtergrondwaarde (Industrie) x AW(WO) x maal Achtergrondwaarde (Wonen) x T(IND) x maal Tussenwaarde (Industrie) - <= Achtergrondwaarde

Pagina 5 van 5

BIJLAGE 4.3 TOETSING GRONDWATER VOLGENS BOTOVA

Project 2018242-dorp26 Certificaten 762308 Toetsing T.13 - Beoordeling kwaliteit van grondwater volgens Wbb Toetsversie BoToVa 2.0.0 Toetsdatum: 2 mei 2018 08:54

Monsterreferentie 5657640 Monsteromschrijving 1-1-1 1 (180-280) Analyse Eenheid Analyseres. Toetsoordeel S T I

Metalen ICP-MS (opgelost) arseen (As) µg/l < 5 - 10 35 60 barium (Ba) µg/l 190 3.8 S 50 337.5 625 cadmium (Cd) µg/l < 0.2 - 0.4 3.2 6 kobalt (Co) µg/l 3.1 - 20 60 100 koper (Cu) µg/l < 2 - 15 45 75 Kwik (Hg) (niet vluchtig) µg/l < 0.05 - 0.05 0.175 0.3 lood (Pb) µg/l < 2 - 15 45 75 molybdeen (Mo) µg/l < 2 - 5 152.5 300 nikkel (Ni) µg/l 4.8 - 15 45 75 zink (Zn) µg/l 10 - 65 432.5 800

Minerale olie minerale olie (florisil clean-up) µg/l < 50 - 50 325 600

Vluchtige aromaten benzeen µg/l < 0.2 - 0.2 15.1 30 ethylbenzeen µg/l < 0.2 - 4 77 150 naftaleen µg/l < 0.02 - 0.01 35.005 70 o-xyleen µg/l < 0.1 styreen µg/l < 0.2 - 6 153 300 tolueen µg/l < 0.2 - 7 503.5 1000 xyleen (som m+p) µg/l < 0.2

Sommaties aromaten som xylenen µg/l 0.2 - 0.2 35.1 70

Vluchtige chlooralifaten 1,1,1-trichloorethaan µg/l < 0.1 - 0.01 150.005 300 1,1,2-trichloorethaan µg/l < 0.1 - 0.01 65.005 130 1,1-dichloorethaan µg/l < 0.2 - 7 453.5 900 1,1-dichlooretheen µg/l < 0.1 - 0.01 5.005 10 1,1-dichloorpropaan µg/l < 0.2 1,2-dichloorethaan µg/l < 0.2 - 7 203.5 400 1,2-dichloorpropaan µg/l < 0.2 1,3-dichloorpropaan µg/l < 0.2 cis-1,2-dichlooretheen µg/l < 0.1 dichloormethaan µg/l < 0.2 - 0.01 500.005 1000 monochlooretheen (vinylchlori µg/l < 0.2 - 0.01 2.505 5 tetrachlooretheen µg/l < 0.1 - 0.01 20.005 40 tetrachloormethaan µg/l < 0.1 - 0.01 5.005 10 trans-1,2-dichlooretheen µg/l < 0.1 trichlooretheen µg/l < 0.2 - 24 262 500 trichloormethaan µg/l < 0.2 - 6 203 400

Sommaties som C+T dichlooretheen µg/l 0.1 - 0.01 10.005 20 som dichloorpropanen µg/l 0.4 - 0.8 40.4 80

Vluchtige gehalogeneerde alifaten - divers tribroommethaan (bromoform µg/l < 0.2 @ 630

Toetsoordeel monster 5657640: Overschrijding Streefwaarde

Legenda @ Geen toetsoordeel mogelijk - <= Streefwaarde x S x maal Streefwaarde

Pagina 1 van 1

BIJLAGE 5 GEGEVENS VOORONDERZOEK

BIJLAGE 6 FOTO´S HUIDIGE SITUATIE

Sloop bijgebouwen Dorpsstraat 26 in Oude Niedorp

Toetsing in het kader van de Wet natuurbescherming

Opdrachtgever: Fam. Van Duivenvoorde

Groot Eco Advies 2018-025

Concept 30-04-2018 Definitief 07-11-2018

2

Inhoudsopgave

1 Inleiding 4 2 Natuurwetgeving en -beleid 6 3 Werkwijze 9 4 Beschermde soorten en effectbeoordeling 10 4.1 Flora 10 4.2 Vogels 10 4.3 Amfibieën, reptielen en vissen 10 4.4 Zoogdieren 11 4.5 Ongewervelden 12 5 Gebiedsbescherming 13 6 Conclusies 15

Literatuurlijst 16

3

1 Inleiding

Op de locatie Dorpsstraat 26 in Oude Niedorp worden bij de woonboerderij de bijgebouwen gesloopt om plaats te maken voor twee nieuw te bouwen woningen. Het betreft een stal, een loods, een mest- en sleufsilo. In dit kader dienen eventuele effecten van de sloop getoetst te worden aan de natuurwetgeving.

Luchtfoto met daarop de ligging van de locatie

Groot Eco Advies heeft in opdracht van de familie Van Duivenvoorde op 18 april 2018 een veldbezoek afgelegd om de situatie ter plaatse te beoordelen. In deze rapportage worden de resultaten van het veldbezoek weergegeven en de eventuele effecten van de ruimtelijke ontwikkeling getoetst aan de natuurwetgeving.

Toetsing Wet natuurbescherming De toetsing in het kader van de Wet natuurbescherming heeft concreet de volgende twee oogmerken: • Aannemelijk maken dat de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000- gebied niet worden aangetast. Het begrip ‘natuurlijke kenmerken’ moet worden gerelateerd aan de instandhoudings-doelstellingen voor het gebied: ze hebben te maken met de ecologische functies. • Aannemelijk maken dat een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten, dan wel de verstoring van soorten, niet optreedt.

4

De Wet natuurbescherming beschermt ook een aantal aangewezen dier- en plantensoorten. Bij ruimtelijke ingrepen dient te worden beoordeeld of er sprake is van negatieve effecten op beschermde dier- en plantensoorten.

Toetsing EHS/NNN en weidevogelleefgebied De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangend netwerk van (inter-) nationaal belangrijke, duurzaam te behouden ecosystemen. Voormalig staatssecretaris Dijksma introduceerde in 2014 de term NatuurNetwerk Nederland (NNN) om de term 'Ecologische Hoofdstructuur' (EHS) te vervangen. In de wet heet het NNN nog steeds de Ecologische Hoofdstructuur (EHS. De NNN/EHS-toetsing dient om vast te stellen of de plannen het ‘behoud, herstel en ontwikkeling van de ‘wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS’ in de weg staan. De toetsing heeft als oogmerk: • Aannemelijk te maken dat geen significant negatief effect optreedt op deze kenmerken. Belangrijke criteria waar deze toetsing op toespitst zijn ‘kwaliteit’, ‘areaal’ en ‘samenhang’ van het NNN/EHS-gebied.

5

2 Natuurwetgeving en -beleid Per 1 januari 2017 is de Wet Natuurbescherming in werking getreden. In deze wet zijn de oude Boswet, Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet samengevoegd tot één natuurwet.

Uitgangspunt van de wet is dat geen schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit nadrukkelijk is toegestaan. In de praktijk betekent dit dat bij een ruimtelijke ingreep of voorgenomen activiteit bekeken moet worden of er sprake is van effecten of beschermde dieren en planten (soortenbescherming) en in bepaalde gevallen op natuurgebieden (gebiedsbescherming).

Gebiedsbescherming Ligt een locatie waar een ruimtelijke ingreep of voorgenomen activiteit plaats vindt in of in de buurt van een Natura 2000 gebied, dan is een toetsing in het kader van de Wet natuurbescherming nodig. Afhankelijk van de aard van de activiteit en de te beschermen waarden van (het) betreffende Natura 2000-gebied(en) dient beoordeeld te worden of en welke effecten er (mogelijk) aanwezig zijn.

Soortbescherming Om te bepalen of een ontheffing nodig is of dat er gebruik kan worden gemaakt van een vrijstelling wordt het stappenschema op pagina 6 doorlopen.

Met de Wet natuurbescherming is de bevoegdheid voor het verlenen van ontheffingen en vrijstellingen in principe bij de provincie komen te liggen. Ook gemeenten hebben een belangrijke rol bij de uitvoering van de Wet natuurbescherming. Is er sprake van een locatie gebonden activiteit met gevolgen voor wettelijk beschermde dier- en plantensoorten, moet ofwel een natuurtoets deel uitmaken van de procedure bij het verkrijgen van een omgevingsvergunning, ofwel er wordt voorafgaand aan de activiteit apart een ontheffing aangevraagd. Het is aan de gemeente om te beoordelen of de aanvraag voor een omgevingsvergunning volledig is, of dat de aanvrager apart ontheffing heeft aangevraagd. De provincie geeft op grond van de inhoudelijke toetsing al dan niet een Verklaring van geen bedenkingen (Vvgb) af.

Beschermingsregimes De Wet natuurbescherming kent drie beschermingsregimes: 1. Soorten van de Vogelrichtlijn; 2. Soorten van de Habitatrichtlijn, het verdrag van Bern en het verdrag van Bonn; 3. Andere soorten, die vanuit nationaal oogpunt beschermd worden. Elk van deze beschermingsregimes kent zijn eigen verbodsbepalingen en vereisten voor vrijstelling of ontheffing van de verboden. Alle vogels zijn beschermd. Daarnaast zijn ongeveer 230 andere soorten beschermd.

6

Stroomschema soortenbescherming

7

Om af te wijken van de verbodsbepalingen via een ontheffing of vrijstelling moet aan drie criteria te worden voldaan: 1. Er is geen andere bevredigende oplossing voor de handeling; 2. Tegenover de afwijking van het verbod moet een in de wet genoemd belang staan; 3. De ingreep mag geen afbreuk doen aan de instandhouding van de soort.

Vrijstelling regelgeving Onder de Wet natuurbescherming is niet altijd een ontheffing nodig bij handelingen met gevolgen voor beschermde dier- en plantensoorten. In de wet zijn vormen van vrijstelling opgenomen, zoals de gedragscode, een programmatische aanpak of via de provinciale verordening.

Verbodsbepalingen

8

3 Werkwijze De aanwezige natuurwaarden zijn in beeld gebracht door middel van een bronnenstudie en een veldbezoek.

Bureaustudie Voor de bureaustudie is gebruik gemaakt van landelijke, provinciale en (waar mogelijk) regionale bronnen met betrekking tot de verspreiding van beschermde planten en diersoorten.

Veldonderzoek Het veldbezoek is op 21 april 2018 door J. Groot uitgevoerd. De weersomstandigheden tijdens het bezoek waren redelijk: zonnig met lichte bewolking en 19 graden boven nul. Het veldbezoek was verkennend van aard, waarbij op basis van de summiere resultaten van de bureaustudie en de aanwezige terreintypen het voorkomen van beschermde planten en diersoorten is vastgesteld, of op basis van jarenlange velddeskundigheid is ingeschat.

9

4 Beschermde soorten en effectbeoordeling

4.1 Flora Op de locatie zijn geen beschermde plantensoorten waargenomen. Voor beschermde plantensoorten zijn geen geschikte groeiplaatsen aangetroffen.

4.2 Vogels De stallen zijn geschikt voor zwaluwen. Ten tijde van het veldbezoek werden nog geen zwaluwen waargenomen. Deze kunnen echter nog arriveren en in de stallen hun nest bouwen. Een deel van de stal is geschikt voor Huismus. Tijdens het bezoek werden geen Huismussen aangetroffen, hoewel het broedseizoen voor deze soort wel is begonnen. Voor uilen zijn de loods en stallen niet geschikt. Er werden ook geen braakballen aangetroffen.

Deel van stal, geschikt voor Huismus en vleermuizen

4.3 Amfibieën, reptielen en vissen Voor amfibieën, reptielen en vissen zijn de woningen ongeschikt om te verblijven.

10

4.4 Zoogdieren

De mestsleuf en -silo en de loods zijn ongeschikt voor vleermuizen. Een deel van de stal is wel geschikt voor verblijfplaatsen van vleermuizen. Geschikte invliegopeningen zijn onder het dak aanwezig. De enkelsteens muren zijn ongeschikt en vertonen geen geschikte invliegopeningen.

Potentiele invliegopeningen

Voor marterachtigen zijn de bijgebouwen ongeschikt om te verblijven. Het terrein is grotendeels verhard en biedt weinig dekking.

11

4.5 Ongewervelden De woningen zijn ongeschikt voor ongewervelden als beschermde vlinders en libellen. Geschikt biotoop ontbreekt voor deze kritische soorten.

12

5 Gebiedsbescherming

De locatie ligt op ruime afstand van Natura 2000-gebied(en), NatuurNetwerk Nederland (NNN, voorheen EHS) en weidevogelleefgebied.

Ligging van de locatie ten opzichte van NNN-percelen en ecologische verbindingszone (onder)

13

Ligging van de locatie ten opzichte van weidevogelleefgebied.

Sloop van de gebouwen heeft geen negatieve ruimtelijke effecten. Naast de aard van de werkzaamheden en de tijdelijkheid ervan, is er een ruime afstand tot het Natura 2000-gebied, NNN en weidevogelleefgebied. Nadere toetsing is niet nodig.

14

6 Conclusies

Beschermde soorten Op basis van deze quickscan wordt geconstateerd dat een deel van de stal potenties heeft voor de Huismus en vleermuizen.

Gebiedsbescherming Gebiedsbescherming is met betrekking tot de voorgenomen sloop niet aan de orde.

Aanbevelingen • Onderzoek naar vleermuizen uitvoeren (4 bezoeken in periode half mei- 1 oktober conform het vleermuisprotocol 2017) • Onderzoek naar Huismus en Gierzwaluw uitvoeren (respectievelijk 2 bezoeken in april- half juni en 3 bezoeken in de periode 1 juni-15 juli).

15

Literatuurlijst BROEKHUIZEN, S., B. HOEKSTRA, V. VAN LAAR, C. SMEENK & J.B.M. THISSEN (RED.), 1992. Atlas van de Nederlandse zoogdieren. 3e herziene druk. KNNV Uitgeverij, Utrecht. CREEMERS, R.C.M., & J.C.W. VAN DELFT (RAVON, RED.), 2009. De amfibieën en reptielen van Nederland - Nederlandse Fauna 9. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, & European Invertebrate Survey – Nederland, Leiden. KNNV Uitgeverij, Utrecht. FLORON, 2011. Nieuwe Atlas van de Nederlandse Flora. KNNV Uitgeverij, Zeist. HOOGENBOOM, D., W. RUITENBEEK, F. VISBEEN & JAN WONDERGEM, 2014. Atlas van de Noord-Hollandse zoogdieren 1989-2014. Landschap Noord-Holland, Noordhollandse Zoogdier Studiegroep. HERDER, J., J. KRANENBARG, D. HOOGENBOOM, J. HAMERS &K. DEKKER, 2012. Atlas van de Noord-Hollandse vissen 1980-2012. Landschap Noord-Holland, Stichting RAVON. JANSSEN, J.A.M., J.H.J SCHAMINÉE, 2004. Europese Natuur in Nederland, Soorten van de habitatrichtlijn. KNNV Uitgeverij, Utrecht. KAAG, K., K. VELING, F. VISBEEN EN K. SCHARRINGA, 2012. Vlinders van Duin tot Dijk : De dagvlinders van Noord-Holland 2000-2009. Landschap Noord-Holland, De Vlinderstichting. KAPTEYN, K., 1995. Vleermuizen in het landschap. Over hun ecologie, gedrag en verspreiding. Provincie Noord-Holland, Noord- hollandse Zoogdierstudiegroep, Het Noordhollands Landschap, Haarlem. LIMPENS, H., K. MOSTERT & W. BONGERS (RED.), 1997. Atlas van de Nederlandse vleermuizen: onderzoek naar verspreiding en ecologie. Utrecht. NEDERLANDSE VERENIGING VOOR LIBELLENSTUDIE 2002. De Nederlandse Libellen (Odonata). – Nederlandse Fauna 4. Nationaal Natuur- historisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden. NIE, H.W. DE, 1997. Atlas van de Nederlandse Zoetwatervissen. 2e herziene druk. Media Publishing Int. bv, Doetinchem. RIET, B. VAN DE, H. VAN DER GOES, T. BAAS, C. VAN DEN TEMPEL, W. MENKVELD & F. VISBEEN, 2014. Atlas van de Noord-Hollandse flora. Landschap Noord-Holland. SCHARRINGA, C.J.G., W. RUITENBEEK & P.J. ZOMERDIJK, 2010. Atlas van de Noord-Hollandse broedvogels 2005-2009. Samenwerkende Vogelwerkgroepen Noord-Holland, Landschap Noord-Holland.

16

STUMPEL, TON, STRIJBOSCH, HENK. 2006. Veldgids Amfibieën en reptielen. KNNV Uitgeverij, Utrecht. TWISK, P., A. VAN DIEPENBEEK & J.P. BEKKER, 2009. Veldgids Europese zoogdieren. KNNV Uitgeverij, Utrecht.

17

Sloop bijgebouwen Dorpsstraat 26 in Oude Niedorp

Inventarisatie 2018

Opdrachtgever: Fam. Van Duivenvoorde

Groot Eco Advies 2018-087

Concept 15-10-2018 Definitief 26-11-2018

2

Inhoudsopgave

1 Inleiding 4 2 Methode en veldbezoeken 5 2.1 Huismus 5 2.2 Gierzwaluw 5 2.3 Boerenzwaluw/Huiszwaluw 6 2.4 Vleermuizen 6 3 Resultaten 7 3.1 Huismus 7 3.2 Gierzwaluw 7 3.3 Boerenzwaluw/Huiszwaluw 7 3.4 Vleermuizen 8 4 Conclusies 10 5 Literatuur 11

Bijlage: Natuurinclusief bouwen 12

3

1 Inleiding

In het kader van de sloop van de bijgebouwen op de locatie Dorpsstraat 26 in Oude Niedorp is een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd (Groot Eco Advies, 2018). In deze quickscan is geconstateerd dat er mogelijk beschermde soorten in het plangebied aanwezig zijn. Daarom is een inventariserend onderzoek naar beschermde soorten noodzakelijk. Te onderzoeken soorten zijn: • Huismus • Gierzwaluw • Boerenzwaluw/Huiszwaluw • Vleermuizen.

Fam. Van Duivenvoorde heeft aan Groot Eco Advies opdracht verleend tot uitvoering van de inventarisatie.

Luchtfoto met daarop de ligging van de locatie

De onderzoekslocatie omvat een boerderij met stallen en bijgebouwen. De boerderij blijft gehandhaafd. De bijgebouwen en een (een deel van de) stallen worden gesloopt.

4

2 Methode en veldbezoeken

Voor de inventarisatie is zoveel mogelijk gewerkt volgens de soortinventarisatie- protocollen in het kader van de Wet natuurbescherming (versie juli 2017) van het Netwerk Groene Bureaus (Netwerk Groene Bureaus, 2017). Waar een soortinventarisatieprotocol ontbreekt, is gebruik gemaakt van andere gangbare of voorgeschreven inventarisatiemethodes. Dit is bij de betreffende soortgroep aangegeven.

2.1 Huismus Het doel van het onderzoek was het inzicht verkrijgen in de aan- of afwezigheid van de Huismus, eventuele aantallen en verspreiding. Het is uitgevoerd volgens de Soortinventarisatieprotocollen in het kader van de Wet natuurbescherming (versie juli 2017).

Veldbezoeken In totaal zijn in de periode 1 april- 20 juni vier ochtendbezoeken uitgevoerd. De weersomstandigheden waren tijdens de bezoeken goed tot uitstekend. Tijdens het onderzoek is gelet op zingende vogels en activiteit in aangrenzend groen.

Ronde Datum Bezoektijden Bewolking Wind Temp 1 18-04-2018 14.00-15.00 Half 2 20 2 23-05-2018 06.30-07.30 Bewolkt 3 19 3 06-06-2018 06.20-07.20 Onbewolkt 2 20 4 17-06-2018 06.15-07.15 Bewolkt 3 15 Tabel met bezoekgegevens

2.2 Gierzwaluw Het doel van het onderzoek was het inzicht verkrijgen in de aan- of afwezigheid van de Gierzwaluw, eventuele aantallen en verspreiding. Het is uitgevoerd volgens de Soortinventarisatieprotocollen in het kader van de Wet natuurbescherming (versie juli 2017).

Veldbezoeken In de periode 1 juni -15 juli 2018 zijn drie bezoeken aan het onderzoeksgebied afgelegd, waarvan twee tussen 20 juni en 7 juli wanneer in de nesten jongen aanwezig zijn.

Ronde Datum Bezoektijden Bewolking Wind Temp 1 13-06-2018 21.00-22.00 Bewolkt 2 18 2 25-06-2018 21.10-22.10 Half 2 20 3 07-07-2018 21.00-22.00 Onbewolkt 2 27 Tabel met bezoekgegevens

5

2.3 Boerenzwaluw/Huiszwaluw Tijdens de broedperiode van de Boerenzwaluw en de Huiszwaluw en tijdens de verschillende inventarisaties zijn de aanwezige paren boerenzwaluw in de stallen geteld.

2.4 Vleermuizen Het doel van het onderzoek is om de aanwezigheid en verspreiding van vleermuizen in het plangebied in kaart te brengen. Het onderzoek is uitgevoerd volgens het protocol voor vleermuisinventarisaties, zoals dat is opgesteld door het Vleermuisvakberaad (Vleermuisvakberaad Netwerk Groene Bureaus, 2017). Voorafgaand aan het veldwerk en op basis van de quickscan is nagegaan welke vleermuissoorten redelijkerwijs of mogelijk te verwachten zijn binnen het onderzoeksgebied. Bekende verspreidingsgegevens en de aanwezigheid van voorkeurshabitat binnen het plangebied en de directe omgeving zijn hierbij betrokken.

Veldbezoeken Door te zoeken naar verblijfplaatsen, vliegroutes en foerageergebieden zijn de gebiedsfuncties voor de aanwezige vleermuissoorten in kaart gebracht. Het feitelijke terreingebruik door vleermuizen is ’s nachts onderzocht door middel van surveilleren en posten met gebruik van batdetector om eventuele verblijfplaatsen vast te stellen. Tijdens alle veldbezoeken is daarnaast gekeken naar het terreingebruik van vleermuizen in en rond het plangebied. Men moet dan denken aan het in kaart brengen van eventuele vliegroutes en foerageergebieden. In onderstaande tabel zijn de bezoekdata, -tijden en weersomstandigheden weergegeven.

Ronde Datum Bezoektijden Bewolking Wind Temp 1 06-06-2018 03.20-05.20 Onbewolkt 2 18 2 09-06-2018 22.00-00.00 Bewolkt 2 22 3 08-07-2018 03.30-05.30 Onbewolkt 2 20 4 17-08-2018 22.00-00.00 Bewolkt 2 21 5 06-09-2018 21.15-23.15 Bewolkt 2 18 Tabel met bezoekgegevens

6

3 Resultaten

3.1 Huismus

Tijdens de vier rondes werd gericht een schuurtje met dakpannen onderzocht. Tijdens geen van de rondes werden Huismussen waargenomen. Wel waren in de omgeving Huismussen bij ander woningen actief.

3.2 Gierzwaluw

Tijdens het Gierzwaluwenonderzoek werden geen Gierzwaluwen waargenomen. Ook in de directe omgeving van de locatie waren geen Gierzwaluwen actief. Deze werden op ruim 500 meter afstand hoog in de lucht waargenomen.

3.3 Boerenzwaluw/Huiszwaluw De in de quickscan uitgesproken verwachting dat in de stallen mogelijk Boerenzwaluwen zouden kunnen broeden werd bewaarheid. In totaal werden 8 paar Boerenzwaluw met nesten en jongen in de stallen aangetroffen. Door de hoogte van de stallen waren nesten erg slecht zichtbaar. Huiszwaluwen zijn niet aanwezig.

7

Jonge uitgevlogen Boerenzwaluwen rustend in de stallen

3.4 Vleermuizen Van de bijgebouwen die gesloopt gaan worden is slechts het gebouwtje met de dakpannen geschikt voor vleermuizen. Het onderzoek richtte zich daarom ook op dit gebouwtje.

06 juni 2018 Tijdens een ochtendbezoek werd slechts door enkele Gewone dwergvleermuizen gefoerageerd langs de Dorpsstraat. Andere soorten werden niet aangetroffen.

09 juni 2018 Tijdens een avondronde werd speciaal aandacht besteed aan de laatvlieger. Deze werd echter niet waargenomen. Wel kwamen gedurende een uur een vijftiental Gewone dwergvleermuizen via de Dorpsstraat in oostelijke richting langs gevlogen. Mogelijk zit op Dorpsstraat 3-5 een verblijfplaats. Het tweede uur werd er door een vijftal Gewone dwergvleermuizen een tijdje gefoerageerd boven het groen tussen Dorpsstraat 26 en 24. Andere soorten werden niet aangetroffen.

08 juli 2018 Tijdens deze ochtendronde was er sprake van erg weinig activiteit. Tegen de ochtendschemering kwamen enkele Gewone dwergvleermuizen over de dorpsstraat in westelijke richting overgevlogen (mogelijk richting Dorpsstraat 3-5.)

8

17 augustus 2018 Tijdens een avondronde werden slechts enkele foeragerende Gewone dwergvleermuizen boven de Dorpsstraat en het groen tussen nr. 26 en 24 aangetroffen. Paargedrag werd niet vastgesteld. Er werden geen andere soorten vastgesteld.

06 september 2018 Ook tijdens deze ronde werd gefoerageerd door Gewone dwergvleermuis boven het groen en boven de Dorpsstraat. Het tweede uur werd het totaal stil. Paargedrag werd niet vastgesteld. Er werden geen andere soorten aangetroffen.

9

4 Conclusies • Verblijfplaatsen van Huismus, Gierzwaluw, Huiszwaluw en vleermuizen zijn niet aanwezig. • Wel zijn in 2018 8 nesten van Boerenzwaluw in de stallen aangetroffen. • Bij sloop van de stallen dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen van de Boerenzwaluw. Het broedseizoen van de Boerenzwaluw loopt van mei tot eind augustus. Daarna verzamelen Boerenzwaluwen zich om in oktober richting Afrika te vliegen. • Bij nieuwbouw kunnen natuur-inclusieve maatregelen worden getroffen. Denk aan vleermuiskasten- en stenen. Er zijn diverse kunstnesten voor Huismus, Gierzwaluw en Boerenzwaluw in de handel. Voor voorbeelden zie de bijlage. • Voor de niet aangetroffen Huismus, Gierzwaluw, Huiszwaluw en Vleermuizen geldt dat eventuele maatregelen vrijwillig zijn. Voor de aangetroffen Boerenzwaluw geldt dat natuur-inclusieve maatregelen bijdragen aan de gunstige instandhouding van de soort aangezien er verblijfplaatsen verloren gaan.

10

5 Literatuur

Groot Eco Advies, 2018. Sloop bijgebouwen Dorpsstraat 26 in Oude Niedorp. Toetsing in het kader van de Wet natuurbescherming.

Netwerk Groene Bureaus, 2017. Soortinventarisatieprotocollen in het kader van de Wet natuurbescherming (versie juli 2017). www.netwerkgroenebureaus.nl

Vleermuisvakberaad Netwerk Groene Bureaus, Zoogdiervereniging (2017) Vleermuisprotocol 2017, maart 2017. www.netwerkgroenebureaus.nl en www.zoogdiervereniging.nl

www.vivara.nl

11

Natuurinclusief bouwen

Vleermuiskasten en kraamkast aan gebouw

Opgehangen vleermuiskast aan populieren

12

Voorbeeld inbouwsteen vleermuizen

Voorbeeld Gierzwaluw kasten

13

Voorbeeld Huismuskast o

Voorbeeld van kunstnest voor Boerenzwaluw

14

datum 28-11-2018 dossiercode 20181128-12-19316

Project: Dorpsstraat 26 OUde Niedorp Gemeente: Hollands Kroon Aanvrager: Danielle Reek Organisatie: Mevrouw de Omgevingsspecialist

Geachte heer/mevrouw Danielle Reek,

Voor het plan Dorpsstraat 26 OUde Niedorp heeft u advies aangevraagd in het kader van de watertoets op www.dewatertoets.nl. Met de gegevens die u heeft opgegeven is bepaald dat bepaalde aspecten van het plan een zodanige invloed hebben op de belangen van het hoogheemraadschap dat de normale procedure moet worden gevolgd. Dit betekent dat wij in overleg met u willen bespreken hoe in uw plan rekening kan worden gehouden deze waterhuishoudkundige belangen.

Om het watertoetsproces zo vlot mogelijk te laten verlopen, sturen wij u als bijlage een automatisch gegenereerd concept wateradvies. Dit conceptadvies is in twee delen opgesplitst. In het eerste deel van het conceptadvies geven wij aan over welke onderwerpen nader overleg met het hoogheemraadschap noodzakelijk is. Het tweede deel van het conceptadvies bevat de onderwerpen die slechts een beperkte invloed hebben op de belangen van het hoogheemraadschap en die ondervangen kunnen worden met standaard maatregelen. Dit tweede deel van het advies kunt u gebruiken om alvast een eerste aanzet te geven tot de waterparagraaf in de ruimtelijke onderbouwing.

Wij nemen binnen drie weken contact met u op om nadere afspraken te maken en advies te geven over de nog openstaande waterbelangen. Als u eerder een afspraak wilt maken, dan kunt u contact met ons opnemen via ons algemene nummer 072 582 8282 en vragen naar de contactpersoon voor de gemeente waarin uw plan zich bevindt. Naast het bijgevoegde conceptadvies kunt u op onze website meer informatie vinden over de watertoets in het algemeen: https://www.hhnk.nl/portaal/schoon-en-gezond-water_3556/item/watertoets_3017.html.

LET OP: Het (concept)wateradvies is geen aanvraag voor een Watervergunning. Onze conclusie en wateradvies mogen alleen gebruikt worden tijdens de (ruimtelijke) planvormingfase. U dient zelf na te gaan welke vergunningen nodig zijn om het plan te realiseren. Bij het hoogheemraadschap dient u wellicht een Watervergunning aan te vragen of een melding te doen. Meer informatie over de Watervergunning vindt u op https://www.hhnk.nl/portaal/vergunningen-en-ontheffingen_3529/.

Met vriendelijke groet, Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Postbus 250 1700 AG HEERHUGOWAARD T 072 582 8282 F 072 582 7010 E [email protected] W www.hhnk.nl

CONCEPT Wateradvies Via de Digitale Watertoets (www.dewatertoets.nl) heeft u Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier gevraagd een reactie te geven op het plan Dorpsstraat 26 OUde Niedorp. Uit de ingediende gegevens is gebleken dat er voor één of meerdere wateraspecten nader overleg noodzakelijk is met het hoogheemraadschap. Deze aspecten benoemen wij in het eerste deel van dit concept wateradvies. In het tweede deel komen de onderwerpen aan bod die slechts een beperkte invloed hebben op de belangen van het hoogheemraadschap en die hierdoor ondervangen kunnen worden met standaard maatregelen. Dit deel van het advies kunt u gebruiken om alvast een eerste aanzet te geven tot de waterparagraaf in de ruimtelijke onderbouwing van uw plan.

DEEL I Hieronder vindt u de aspecten waarover nader contact met het hoogheemraadschap noodzakelijk is: Het ingetekende plangebied heeft de volgende zoneringen (kaartlagen) geraakt: - Zonering regionale waterkering - Zonering primaire waterlopen

Wij nemen binnen drie weken contact met u op om nadere afspraken te maken en te komen tot advies over bovenstaande waterbelangen.

DEEL II Dit tweede deel van het advies kunt u direct gebruiken om een aanzet te maken voor de waterparagraaf in de ruimtelijke onderbouwing.

De watertoets is een procesinstrument dat is verankerd in de Wet Ruimtelijke Ordening (WRO), het Besluit Ruimtelijke Ordening (BRO) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) 2011. De bedoeling van het instrument is om wateraspecten van meet af aan mee te nemen bij ruimtelijke plannen en besluiten. Het gaat hierbij om zes thema's: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkeringen, wegen, afvalwaterketen en beheer & onderhoud van nieuw en bestaand oppervlaktewater.

Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheersplan) zijn de programma's en beheerstaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema s waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.

Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2016. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels die u op onze website kunt vinden ( https://www.hhnk.nl/portaal/keur_41208/).

Verharding en compenserende maatregelen Uit uw gegevens blijkt dat er geen / slechts in zeer beperkte mate sprake is van een toename van de verharding. Omdat dit een dermate klein gevolg heeft voor de waterhuishoudkundige situatie hoeven er geen compenserende maatregelen uitgevoerd te worden.

Waterkwaliteit en riolering

U heeft aangegeven dat er binnen het plan geen sprake is van activiteiten die als gevolg kunnen hebben dat vervuild hemelwater naar het oppervlaktewater afstroomt. Het hemelwater kan dus als schoon worden beschouwd. Het is daarom niet doelmatig om het af te voeren naar de rioolwaterzuiveringsinrichting (rwzi). Dit betekent dat we voor de nieuwe ontwikkeling adviseren om een gescheiden stelsel aan te leggen.

Wij adviseren om met het oog op de waterkwaliteit het gebruik van uitloogbare materialen zoals koper, lood en zink zoveel mogelijk te voorkomen.

Rioolgemaal Uw plangebied bevindt zich in de signaleringszone van een rioolgemaal dat in beheer is bij het hoogheemraadschap. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat er zo min mogelijk overlast(geur) wordt ervaren door de aanwezigheid van het rioolgemaal. Het is daarom van belang dat er voldoende afstand wordt aangehouden tussen overlastveroorzakende functies (zoals een rioolgemaal) en (geur)gevoelige functies (zoals woningen).

Voor de aan te houden afstanden wordt de handreiking Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009) gehanteerd. In deze handreiking wordt voor rioolgemalen een richtafstand van 30 meter aangehouden tot gevoelige functies.

Indien u een gevoelige functie realiseert binnen deze afstand tot een rioolgemaal dient u contact op te nemen met het hoogheemraadschap.

Persleiding Uw plangebied bevindt zich binnen de signaleringszone van een rioolpersleiding van het hoogheemraadschap. Dit houdt in dat beperkingen kunnen gelden ten aanzien van eventuele (bouw)werkzaamheden. Het is binnen deze zone niet zonder overleg toegestaan om objecten te plaatsen of werkzaamheden uit te voeren die een risico vormen voor het functioneren van de rioolpersleiding, zoals:

- het planten van bomen en/of diepwortelende beplanting - het uitvoeren van zware transporten; - het opstellen van materieel op het tracé van de leiding; - de opslag van (zwaar) materiaal; - het werken aan- en/of realiseren van werken boven het tracé van de leiding; - het graven of heien nabij de leiding.

Indien er wel sprake is van dergelijke werkzaamheden, of wanneer er andere activiteiten worden uitgevoerd die op enige wijze schade zouden kunnen toebrengen aan de rioolpersleiding, dient u vroegtijdig contact op te nemen met het hoogheemraadschap.

Tot Slot De initiatiefnemer van het plan is zelf verantwoordelijk voor de regeling, financiering en de realisatie van alle maatregelen die voortvloeien uit het plan. Mocht de inhoud van het plan wijzigen, dan verzoeken wij u vriendelijk ons een geactualiseerde versie toe te sturen. Ook ontvangen wij graag een exemplaar van het definitieve en goedgekeurde plan.

Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Mochten er desondanks vragen zijn, dan kunt u contact opnemen via 072 - 582 8282 en vragen naar de contactpersoon voor uw gemeente. www.dewatertoets.nl