Hoogbouw Wijnhavenkwartier in relatie tot het beschermd stadsgezicht "Binnenhof e.o."

Notitie van de gemeente Den Haag ten behoeve van de StAb 18 januari 2005

GD Inhoud

1. Inleiding 6

2. Het beschermd stadsgezicht ''Binnenhof e.o." 6

3. De historie van het Spuikwartier/Wijnhavenkwartier 12

4. Eerdere ontwikkelingen ten aanzien van hoogbouw in het Spuikwartier/Wijnhavenkwartier 15

5. De Hoogbouwvisie Den Haag 2001 22

6. De hoogbouw in het bestemmingsplan "Wijnhavenkwartier"; relatie met het beschermd stadsgezicht 24

7. Jurisprudentie inzake hoogbouw in de nabijheid van een beschermd stadsgezicht 36 Samenvatting

Het bestemmingsplan "Wijnhavenkwartier" maakt deel uit van het "Spuikwartier". De in het bestemmingsplan "Wijnhavenkwartier" voorziene hoogbouw ligt niet in het als beschermd stadsgezicht aangewezen deel van Den Haag. Zowel uit de (parlementaire geschiedenis bij de) Monumentenwet als uit de aanwijzingsbesluiten beschermd stadsgezicht "Binnenhof e.o." uit 1971 en 1994 blijkt duidelijk dat met een aanwijzing tot beschermd stadsgezicht geen bevriezing van de bestaande situatie is beoogd. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn uiteraard mogelijk en moeten ook plaatsvinden, mits daarbij wordt ingespeeld en voortgebouwd op de aanwezige historisch gegroeide structuur en kwaliteit. In de toelichting op het aanwijzingsbesluit van 1994 wordt reeds aangegeven dat het Spuikwartier bij uitstek een gebied is waar nadere cityvorming kan plaatsvinden. Sinds 1900 bestond de noodzaak om tot sanering van het Spuikwartier over te gaan. Het van het Spuikwartier deeluitmakende Wijnhavenkwartier lag, met uitzondering van de gerealiseerde Rijkskantoren ten behoeve van de ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken, in de jaren zeventig volledig braak. Sinds het bestemmingsplan "Spuikwartier" uit 1982 bestaat eindelijk weer een duidelijke stedenbouwkundige structuur binnen het Spuikwartier. Het bestemmingsplan "Spuikwartier" uit 1982 is in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw een aantal maat herzien. Op basis van deze bestemmingsplannen zijn bij recht bouwhoogten mogelijk gemaakt van:

77 meter bestemmingsplan "Spuikwartier" 60 meter bestemmingsplan "Spuikwartier, eerste herziening" 50 meter bestemmingsplan "Spuikwartier, tweede herziening" 73, 90 en 105 meter bestemmingsplan "Spuikwartier, zesde herziening" 142 meter bestemmingsplan "Spuikwartier, gedeeltelijke herziening van de vijfde herziening"

Op basis van die plannen is reeds een aantal hoogte-accenten gerealiseerd te weten: - de ministeries van Justitie en BZ aan de Schedeldoekshaven (ruim 70 meter), - het ministerie van VROM aan de Rijnstraat (60 meter), - stadhuis en bibliotheek aan het Spui (55 meter), - toren van Krier aan de Muzenstraat (73 meter), - Pelli-toren aan de Zwarteweg (90 meter). - Twin Peaks aan de Zwarteweg (105 meter), - aan de Oranje Buitensingel/Rijnstraat (142 meter). De torens van Krier en Pelli zijn gesitueerd In het beschermde stadsgezicht. De overige hoogte-accenten zijn gelegen in de onmiddellijke nabijheid van het beschermde stadsgezicht. Het gemeentelijk beleid omtrent hoogbouw is neergelegd in de Hoogbouwvisie Den Haag 2001. De Hoogbouwvisie maakt slechts op enkele, zorgvuldig bepaalde plaatsen in Den Haag een concentratie van hoogbouw in de buitencategorie (minimaal 100 tot maximaal 140 meter) mogelijk. Bij de keuze van die plaatsen is aangesloten bij reeds bestaande hoogbouw. Daarbuiten wordt dergelijke hoogbouw nadrukkelijk tegengehouden. Het in de Hoogbouwvisie neergelegde gemeentelijk beleid is in overeenstemming met de stedelijke vernieuwingsgedachte zoals neergelegd in het Streekplan en het Regionaal Structuurplan. In het kader van de stedelijke vernieuwing wordt een intensivering van het ruimtegebruik tot een centrumstedelijk milieu voorgestaan. In dit verband is tevens van belang dat het gebied Den Haag Centraal in het streekplan is aangemerkt als een knoop waarbij de nadruk ligt op (inter)nationaal recht en bestuur, cultuur, toerisme en zakelijke diensten. De wijze waarop hoogbouw ter plaatse van het Wijnhavenkwartier in concreto kan worden ingepast in het stedelijk weefsel en de effecten van de hoogbouw op de historische binnenstad en de skyline zijn aan de hand van concept-stedenbouwkundige plannen zorgvuldig bestudeerd. De concept-stedenbouwkundige plannen zijn onderwerp geweest van workshops en deelstudies. Daarnaast heeft veelvuldig consultatie plaatsgevonden met de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en vertegenwoordigers van architecten, stedenbouwkundigen en vertegenwoordigers van lokale monumentenorganisaties. De voorbereiding heeft geresulteerd in een stedenbouwkundig plan waarmee volgens het advies van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg een resultaat kan worden bereikt waarbij een verantwoord evenwicht kan worden gevonden tussen wat in de Hoogbouwvisie Den Haag "dynamisch Den Haag" en "ontspannen Den Haag" (de historische binnenstad) wordt genoemd. Op basis van het stedenbouwkundig plan is het bestemmingsplan "Wijnhavenkwartier" opgesteld. Dit bestemmingsplan en de daarbij behorende voorschriften bieden het juridisch planologisch kader waardoor verzekerd wordt dat de hoogte-opbouw en vormgeving van de bebouwing binnen het plangebied aansluit op de omgeving, waaronder de historische binnenstad. Het bestemmingsplan "Wijnhavenkwartier" maakt de realisatie mogelijk van een vijftal torens, te weten twee torens in de omgeving van het Centraal Station en het ministerie van VROM met een hoogte van 140 meter (aansluitend op de reeds bestaande Hoftoren), vervolgens iets verder richting Spui één toren van 125 meter en tenslotte in de omgeving van het Stadhuis twee torens van 70 meter (aansluitend op de bebouwing van de Resident).

4 Het bestemmingsplan "Wijnhavenkwartier" is volledig in overeenstemming met het Streekplan, het Structuurplan en de Hoogbouwvisie Den Haag. Met de realisatie van de in het bestemmingsplan voorziene hoogbouw ontstaat in combinatie met de reeds bestaande hoogteaccenten in het Spuikwartier een bewust gecomponeerde, nieuwe skyline die het dynamisch karakter van juist dat economische zwaartepunt van Den Haag markeert. De structuur van de beschermde binnenstad blijft onaangetast. Vanuit bepaalde plaatsen in de binnenstad zal er zicht zijn op de nieuwe skyline. Met een stelsel van nadere eisen kunnen positie, hoogte en vormgeving van de hoogbouw zorgvuldig op de skyline van de historische stad worden afgestemd. Juist de combinatie van het ontspannen karakter van de binnenstad en het dynamische karakter van het nieuwe centrum levert een belangrijke culturele verrijking op. 1. Inleiding

Bij uitspraak van 22 november 2004, nr. 20030701/2, heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het besluit van gedeputeerde staten van Zuid-Holland waarbij goedkeuring is verleend aan het bestemmingsplan "Wijnhavenkwartier" bij wijze van voorlopige voorziening geschorst. Aan deze uitspraak ligt de overweging ten grondslag dat niet uitgesloten moet worden geacht dat het bestemmingsplan, gezien de daarin opgenomen bouwhoogten, in de bodemprocedure in strijd wordt geacht met het besluit tot uitbreiding van de beschermde stadsgezichten 's-Gravenhage.

Het plangebied van het bestemmingsplan "Wijnhavenkwartier" maakt deel uit van het zogenaamde Spuikwartier. Het Spuikwartier is het gebied dat wordt begrensd door de Ammunitiehaven, Spui, Kalvermarkt, Korte Koediefstraat, Fluwelen Burgwal, Herengracht, Bezuidenhoutseweg en Rijnstraat. Het Wijnhavenkwartier wordt begrensd door de Turfmarkt, de gracht aan de Zwarteweg, de Schedeldoekshaven en het Spui.

Deze notitie gaat achtereenvolgens in op: het beschermd stadsgezicht "Binnenhof e.o.", de historie van het Wijnhavenkwartier, de eerdere ontwikkelingen ten aanzien van hoogbouw in het Spuikwartier, de Hoogbouwvisie Den Haag 2001, de hoogbouw in het bestemmingsplan "Wijnhavenkwartier"; relatie met het beschermd stadsgezicht.

Ten behoeve van de volledigheid zal in hoofdstuk 7 van deze notitie worden ingegaan op de jurisprudentie met betrekking tot hoogbouw in de nabijheid van een beschermd stadsgezicht.

2. Het beschermd stadsgezicht "Binnenhof e.o."

Bij besluit van 21 juli 1971, kenmerk MMA/Mo 160.042 I, heeft de toenmalige minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk in samenspraak met de toenmalige minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening toepassing gegeven aan het bepaalde in art. 20 van de Monumentenwet (oud) en het gebied "Binnenhof e.o." aangewezen als beschermd stadsgezicht. De begrenzing van dit gebied is aangegeven op de bij het besluit behorende kaart nr. 225-1 van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg.

Artikel 20 Monumentenwet (oud) Gehoord de Monumentenraad, de gemeenteraad, gedeputeerde staten en de Rijksplanologische Commissie kunnen Onze minister en Onze minister van volkshuisvesting en bouwnijverheid stads- en dorpsgezichten aanwijzen, welke naar hun oordeel voor bescherming in aanmerking komen, en kunnen zij zodanige aanwijzing intrekken. Van aanwijzing en intrekking doet Onze minister mededeling in de Nederlandse Staatscourant en geeft hij kennis aan de Monumentenraad, gedeputeerde staten, de gemeenteraad en de Rijksplanologische Commissie.

Het gebied waarop het bestemmingsplan "Wijnhavenkwartier" betrekking heeft, ligt volledig buiten het beschermd stadsgezicht.

De datum van voornoemd besluit is bij brief van 15 september 1971, kenmerk W.J.Z.U3374, gerectificeerd in 5 juli 1971. Dit is de datum waarop de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening het besluit (mede)ondertekende.

In de toelichting bij het aanwijzingsbesluit uit 1971 wordt uitgebreid ingegaan op de bijzondere historisch-stedenbouwkundige structuur van Den Haag. De bijzonderheid vloeit voort uit het feit dat sprake is van een historisch bepaalde twee-eenheid tussen enerzijds het regeringscentrum en de daarbij behorende bebouwing en anderzijds concentraties van stedelijke voorzieningen ten zuidwesten daan/an.

Toelichting bij het aanwijzingsbesluit, p. 1 t/m 3.

Deze historisch bepaalde stedenbouwkundige structuur is - hoewel in de loop der tijd aangetast - nog steeds duidelijk waarneembaar in het stadshart. Het historisch straten- en grachtenpatroon en het relatief groot aantal historisch waardevolle panden binnen dit gebied levert verder een beeld op dat vanwege schoonheid en karakter van een zodanig belang is dat bescherming gerechtvaardigd is. Gelet op het vorenstaande is overgegaan tot aanwijzing van dit gebied tot beschermd stadsgezicht.

Toelichting bij het aanwijzingsbesluit, p. 4.

Naast de aanwijzing beschermd stadsgezicht "Binnenhof e.o." zijn in het verleden ook het gebied St. Jacobskerk en omgeving, het Willemspark en het Malieveld en omgeving aangewezen als beschermde stadsgezichten.

"(...) Deze omstandigheid, gekoppeld aan een plaatselijk zeer monumentaal bebouwingsbeeld, heeft er al in 1971 toe geleid, dat een tweetal gebieden in de binnenstad als beschermd stadsgezicht ingevolge artikel 20 van de Monumentenwet werd aangewezen, te weten het gebied Binnenhof en omgeving (het oorspronkelijke hofkwartier) en het gebied St. Jacobskerk en omgeving (de oudste kern van de burgerlijke nederzetting). Daar buiten werd het Willemspark als markant voorbeeld van een statige 19de-eeuwse stadsuitleg als beschermd stadsgezicht aangewezen. In 1972 volgde de aanwijzing van een beschermd stadsgezicht Malieveld en omgeving, waarin begrepen de Nieuwe Uitleg en de Prinsessegracht, aansluitend op Binnenhof en omgeving."

Toelichting op het aanwijzingsbesluit tot uitbreiding en samenvoeging van de beschermde stadsgezichten, p. 2. In de jaren tachtig ontstond het inzicht dat met het beschermen van deze afzonderlijke deelgebieden onvoldoende recht werd gedaan aan de samenhang tussen deze gebieden en hun omgeving (de binnenstad als geheel) en de in ruimer verband aanwezige en als zodanig herkenbare cultuurhistorische kwaliteiten. Een samenhangend op behoud van die kwaliteiten gebaseerd stedenbouwkundig beleid met betrekking tot de Haagse binnenstad als geheel werd hierdoor onnodig bemoeilijkt. Bij besluit van 28 juni 1994, kenmerk 163552, besloot de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur - in samenspraak met de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer - om deze reden toepassing te geven aan het bepaalde in art. 35 van de Monumentenwet en over te gaan tot uitbreiding en samenvoeging van de beschermde stadsgezichten in Den Haag. De voorbereiding van dit besluit heeft plaatsgevonden aan het eind van de jaren tachtig.

Toelichting op het aanwijzingsbesluit tot uitbreiding en samenvoeging van de beschermde stadsgezichten, p. 2.

De begrenzing van het aldus samengevoegde en uitgebreide stadsgezicht is aangeduid op de bij het aanwijzingsbesluit behorende kaart. Op deze kaart zijn tevens de voorheen afzonderlijk aangewezen beschermde stadsgezichten weergegeven.

Zie kaart nr. 225A van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg.

De belangen waarop de bescherming van het stadsgezicht is gericht, zijn binnen het geheel omgrensde gebied niet overal gelijk van aard en gewicht. Gelet hierop is bij het aanwijzingsbesluit ter verduidelijking een zogenaamde waarderingskaart gevoegd. Op deze kaart zijn de verschillende ruimtelijke waarden waarmee bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening moet worden gehouden weergegeven.

Zie kaart nr. 225B van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg.

In de toelichting bij het aanwijzingsbesluit (p. 14 e.v.) wordt meer gedetailleerd ingegaan op deze waarden. Hieruit blijkt dat de historisch-ruimtelijke structuur - dat wil zeggen het historische patroon van straten, stegen, open ruimten en waterlopen, in samenhang met de schaal van de bebouwing ter plaatse - in het gehele beschermde gebied van belang is. In grote delen van het beschermde gebied is het aanwijzingsbelang tot dit aspect beperkt. Het betreft onder meer een aantal stadsvernieuwingsgebieden in het Spuikwartier (Centrum Zuid) en een deel van het citygebied. In het gebied Koekamp-Malieveld is het aanwijzingsbelang primair gelegen in het van oudsher nagenoeg ontbreken van bebouwing en het open karakter van het gebied. In het overige deel van het beschermde stadsgezicht, en in het bijzonder de reeds eerder als zodanig aangewezen gebieden, is de historisch-ruimtelijke structuur in verhoogde mate aanwezig. Daar zijn bovendien de profilering en inrichting van de openbare ruimte, de verkavelings- en bebouwingsstructuur en in het algemeen ook de vormgeving van de bebouwing van betekenis. 8 In de toelichting bij het aanwijzingsbesluit wordt gewezen op de markanten in het ruimtelijk beeld, te weten het Binnenhofcomplex, de Grote of Sint Jacobskerk en in wat mindere mate de .

"In het ruimtelijke beeld vormen het Binnenhofcomplex, de Grote of Sint Jacobskerk en in wat mindere mate de Nieuwe Kerk de belangrijkste dominanten. Dit zijn ook de accenten in het stadssilhouet, dat zich overigens alleen vanuit het open gebied Koekamp - Malieveld onverstoord laat overzien. De markante zeskante toren van de Sint Jacobskerk vormt het belangrijkste oriëntatiepunt."

Toelichting op het aanwijzingsbesluit tot uitbreiding en samenvoeging van de beschermde stadsgezichten, p. 16.

Overigens wordt daar in de toelichting bij het aanwijzingsbesluit direct aan toegevoegd dat deze markanten zich alleen nog maar vanuit het open gebied Koekamp - Malieveld onverstoord laten overzien.

Uit de totstandkomingsgeschiedenis van de Monumentenwet 1961 blijkt dat met het aanwijzen van een stadsbeeld tot beschermd stadsgezicht absoluut geen bevriezing van de bestaande situatie wordt beoogd. Waar het om gaat, is dat wenselijke of noodzakelijke ontwikkelingen op een zodanige wijze plaatsvinden dat het beschermde stadsgezicht niet, danwel zo weinig mogelijk wordt aangetast.

"Stads- en dorpsgezichten. Terwijl vroeger de aandacht der voorstanders van wettelijke monumentenbescherming vrijwel uitsluitend gericht was op het behoud van afzonderlijke, uit architectonisch en historisch oogpunt belangrijke gebouwen, heeft in later jaren meer en meer de overtuiging veld gewonnen, dat het van niet minder belang is het geheel van een straat-, plein- of grachtwand, met bomen, bruggen en water voor ontsiering te behoeden, wanneer zulk een complex door zijn bijzondere sfeer voor de schoonheid van stad of dorp van belang is. Tot deze complexen zullen veelal, behalve een of meer oude gebouwen, waarvan het behoud als zodanig van algemeen belang is, een aantal gebouwen behoren, die hoewel op zichzelf van geen of geringe monumentale waarde, zo goed passen in het geheel, dat verbreking van deze eenheid een aanzienlijke verarming van het stads- of dorpsbeeld zou opleveren. Het ligt geenszins in de bedoeling dergelijke stads- en dorpsgezichten door de bescherming te "bevriezen" in de toestand waarin zij zich bevinden. Het streven moet erop gericht zijn, dat wenselijke of noodzakelijke veranderingen slechts geschieden op zodanige wijze, dat het aspect van het geheel niet, of althans zo weinig mogelijk schade lijdt."

Memorie van Toelichting bij de Monumentenwet 1961, Vergaderjaar 1955-1956, 4115, nr. 3, p. 8.

In de toelichting bij de aanwijzing van 1971 is eveneens uitdrukkelijk bepaald dat met de aanwijzing geen bevriezing van de bestaande situatie is beoogd.

"De aanwijzing beoogt geen bevriezing, doch wel een zeer zorgvuldige behandeling van het historisch aspect bij het ontwerpen van stedenbouwkundige regelingen voor het betrokken gebied. Dit aspect wordt bepaald zowel door de aard, het volume en de vormgeving der bebouwing, alswel door de profilering van de openbare ruimten. Ook materiaalgebruik en beplanting spelen hierbij een belangrijke rol. Nieuwe elementen dienen met uiterste zorg ten aanzien van de totaliteit van het ruimtelijke gegeven te worden ingepast. Een nauwkeurige documentatie van dit gegeven dient, met andere resultaten van stedenbouwkundig onderzoek, ten grondslag te liggen aan de te nemen stedenbouwkundige maatregelen."

Toelichting bij het aanwijzingsbesluit, p. 5.

In de uitspraken van de AbRvS wordt ook naar de toelichting verwezen.

Vgl. recentelijk nog AbRvS 12 januari 2005, 200402502/1.

Ook in de toelichting bij het aanwijzingsbesluit van 1994 wordt benadrukt dat met de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht geen bevriezing van de bestaande situatie wordt beoogd. De aanwijzing beoogt, integendeel juist basis te bieden voor verdere ruimtelijke ontwikkeling.

"Doel van de aanwijzing is, de karakteristieke met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaarwegend belang bij de verdere ontwikkeling binnen het gebied. De aanwijzing beoogt op die wijze een basis te geven voor een ruimtelijke ontwikkeling die inspeelt op de aanwezige kwaliteiten, daarvan gebruik maakt en daarop voortbouwt."

Toelichting op het aanwijzingsbesluit tot uitbreiding en samenvoeging van de beschermde stadsgezichten, p. 16.

In het verleden hebben reeds grootschalige ontwikkelingen plaatsgevonden in het Spuikwartier. Uit een oogpunt van ruimtelijke ontwikkeling is het Spuikwartier - waarvan het plangebied Wijnhavenkwartier een onderdeel vormt - dan ook bij uitstek geschikt om hoogbouw te projecteren. In de toelichting bij het aanwijzingsbesluit 1994 wordt niet voor niets ingegaan op cityvorming in juist dit deel van de Haagse binnenstad.

"Een combinatie van algemene verpaupering (buiten het Hofkwartier), incidentele oorlogsschade, functionele schaalvergroting van met name het overheidsapparaat en met de groei van de stad toenemende cityvorming en verkeersproblematiek leidde in de jaren zestig en zeventig tot de uitvoering van een aantal reconstructie- en saneringsplannen, waardoor met name de oostelijke en westelijke delen van de binnenstad, respectievelijk het Spuikwartier en het gebied Kortenbos - Lijnbaan, ingrijpende wijzigingen hebben ondergaan en de oude grenzen tussen binnenstad en uitbreidingen plaatselijk zijn vervaagd. (...) Dit leidde, ook in Den Haag, tot stimulering en herstel waar mogelijk van de woonfunctie in de binnenstad en beperking van grootschaliger ontwikkelingen (cityvorming) tot andere delen in aansluiting op aangrenzende gebieden, waar zulk een ontwikkelingsproces al nagenoeg voltooid en derhalve onomkeerbaar was. Dat laatste betreft in Den Haag met name het Spuikwartier en het aansluitende gedeelte van het Bezuidenhout, dat zich thans in hoog tempo ontwikkelt tot 10 landelijk administratief centrum met alles wat daar zo bij hoort en het ligt in de bedoeling, verschillende gemeentelijke en boven-gemeentelijke voorzieningen eveneens in dit gebied te huisvesten."

Toelichting op het aanwijzingsbesluit tot uitbreiding en samenvoeging van de beschermde stadsgezichten, p. 11.

In de Voorzittersuitspraak wordt alleen verwezen naar het aanwijzingsbesluit 1994 voor wat betreft de markanten in het ruimtelijk beeld. Zoals ook blijkt uit de toelichting bij dit aanwijzingsbesluit vormen deze markanten echter slechts één aspect van het beschermd stadsgezicht. Door slechts de nadruk te leggen op dit aspect wordt miskend dat de als beschermd stadsgezicht aangewezen historische binnenstad wordt gekenmerkt als een uitgebreid ontspannen gebied. Bovendien wordt reeds in de toelichting bij het aanwijzingsbesluit 1994 gesteld dat de markanten zich alleen nog maar vanuit het open gebied Koekamp - Malieveld onverstoord laten overzien. Uit de totstandkomingsgeschiedenis van de Monumentenwet en uit de toelichtingen bij de aanwijzingsbesluiten van 1971 en 1994 blijkt verder dat met de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht absoluut geen bevriezing van de bestaande situatie wordt voorgestaan. Met de aanwijzing wordt beoogd een basis te bieden voor verdere ruimtelijke ontwikkeling. In dit verband is van belang dat in de toelichting bij het aanwijzingsbesluit 1994 expliciet is vermeld dat juist het Spuikwartier uit een oogpunt van ruimtelijke ontwikkeling bij uitstek geschikt is voor grootschaliger ontwikkelingen (cityvorming).

Conclusies: Het bestemmingsplan "Wijnhavenkwartier" maakt deel uit van het "Spuikwartier". De in het bestemmingsplan "Wijnhavenkwartier" voorziene hoogbouw ligt niet in het als beschermd stadsgezicht aangewezen deel van Den Haag. Zowel uit de (paHementaire geschiedenis bij de) Monumentenwet als uit de aanwijzingsbesluiten beschermd stadsgezicht "Binnenhof e.o." uit 1971 en 1994 blijkt duidelijk dat met een aanwijzing tot beschermd stadsgezicht geen bevriezing van de bestaande situatie is beoogd. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn uiteraard mogelijk en moeten ook plaatsvinden, mits daarbij wordt ingespeeld en voortgebouwd op de aanwezige historisch gegroeide structuur en kwaliteit. In de toelichting op het aanwijzingsbesluit van 1994 wordt reeds aangegeven dat het Spuikwartier bij uitstek een gebied is waar nadere cityvorming kan plaatsvinden. In de Voorzittersuitspraak wordt ten onrechte alleen de nadruk gelegd op de markanten in het ruimtelijk beeld.

11 3. De historie van het Spuikwartier/Wijnhavenkwartier

Om een beeld te krijgen van het waarom van de nieuwbouwontwikkelingen in het Spuikwartier en niet elders in de stad en het waarom van de grens van het beschermde stadsgezicht op de as Kalvermarkt, Fluwelen Burgwal en de Herengracht is het van belang om de historie van het gebied te kennen.

De historische tweedeling tussen het dorp Den Haag, rond de , en de Hofstad, ten noordwesten van het dorp, ontwikkelde zich in de loop van de negentiende eeuw tot een veel grootschaliger functionele specialisering van stadsdelen. Aan de westzijde van de stad, aantrekkelijk gelegen op de hoger gelegen duingrond, ontstonden nieuwe woonbuurten voor het groeiende ambtenarencorps. Het oude dorp ontwikkelde zich voorspoedig tot een modern winkelcentrum, terwijl aan de oostzijde van Den Haag een industriestad ontstond met de bijbehorende arbeidersbuurten. Als gevolg van hygiënische omstandigheden waren aan het begin van 1900 al veel grachten gedempt, waaronder de Herengracht en de Fluwelen Burgwal.

De lager gelegen poldergronden aan de oostzijde van de stad waren minder in trek voor bewoning. Bovendien waren transport en nijverheid van oudsher geconcentreerd aan de oostzijde van de stad. Hier vormde de Trekvliet de belangrijkste verbinding voor personen -en goederenvervoer met de overige Hollandse steden. Het Spuikwartier was eeuwenlang een soort havenbuurt voor de binnenvaart. Met de komst van de spoorwegen - ook aan de oostzijde van de stad - ontwikkelde de traditionele nijverheid zich gaandeweg tot een modern industrieel bedrijf. Aldus vormde zich een stadsdeel waar de beter gesitueerde Hagenaar weinig te zoeken had.

In het Spuikwartier waren de omstandigheden zeer treurig gesteld. Hier, nog binnen de oude Singelgrachten waren in de loop van de negentiende eeuw grote aantallen woningen gebouwd, zeer dicht opeen en van zeer slechte kwaliteit. Van enige stedenbouwkundige structuur was in feite geen sprake en in hedendaagse termen kan gesproken worden van een ware sloppenwijk. Oude kaarten tonen in de zuidoosthoek van dit gebied, omsloten door de Nieuwe Haven, Uilebomen, Oranje Buitensingel, Herengracht en Fluwelen Burgwal een waar eiland van armoede dat niet eens door normale straten ontsloten werd. Daar waar echter in wezen geen structuur voorhanden was, deed zich met de sanering de noodzaak voor om een totaal nieuwe stedenbouwkundige visie te ontwikkelen. Alleen de oude rooilijnen van de Herengracht en de Fluwelen Burgwal hebben de tand des tijds overleefd, maar de sloppenwijk daarachter, tot aan de Uilebomen, is langzamerhand weggevaagd door stedelijke dynamiek.

De eerste poging tot vernieuwing van dit stadsdeel is gedaan door Berlage. In zijn uitbreidingsplan voor Den Haag, gedateerd 1908, is een doorbraak op de kaart gezet die 12 de Prinsegracht met het Spui verbindt, de tegenwoordige Grote Marktstraat, terwijl aan de noordzijde van het Spui een verbinding werd gecreëerd met de Kalvermarkt, zodat een doorgaande route ontstaat tussen de Prinsegracht en de Fluwelen Burgwal. Berlage voorzag dat het Staatsspoor (het huidige Centraal Station) een enorme barrière zou vormen voor de stedenbouwkundige ontwikkeling van de stad. Hij ontwierp een nieuw station op de huidige plek van het station Hollandsch Spoor. Later zou Dudok, stedenbouwkundig adviseur van de stad na de WO II ook nog een poging wagen om van de twee stations een station te maken. Dit is zoals bekend mag zijn, uiteindelijk niet gerealiseerd.

Het Centraal Station is uiteindelijk niet, zoals Berlage en Dudok adviseerden, verdwenen of ondergronds aangelegd, en dat heeft diepgaande gevolgen gehad voor de cityvorming in het Spuikwartier. Dat proces van cityvorming was begonnen met de door Berlage geprojecteerde doorbraak Prinsegracht-Grote Marktstraat-Kalvermarkt-Fluwelen Burgwal. In 1912 viel het besluit in de gemeenteraad om deze ontwikkeling mogelijk te maken. De realisatie is gestart in de jaren twintig (Bijenkorf 1920). De ontwikkeling van de Grote Marktstraat verliep redelijk voorspoedig, maar aan de noordzijde van het Spui, aan de Kalvermarkt, liet nieuwbouw lang op zich wachten. Pas in 1936 verrees hier het gebouw van Hulshoff. Door de crisis van 1929 en de daaropvolgende oorlog, werd de voorgenomen doorbraak van het Spui naar de Fluwelen Burgwal een mislukking en zo kwam een proces op gang van voortgaande verloedering en voortgaande sloop - ook van nieuwbouw die incidenteel verrees - totdat in 1975 het overgrote deel van de bebouwing rond de Kalver-en de Turfmarkt, en aan weerszijden van de Muzenstraat geheel met de grond gelijk was gemaakt.

Vele plannen zijn in de periode '45 tot jaren zeventig gemaakt. Geen enkele haalde uiteindelijke de eindstreep. In 1970 werd voor het gebied nog een structuurplan gepresenteerd. In dat plan werd het Spuikwartier gezien als een verouderd woongebied, rijp voor de sloop en ideaal voor toekomstige cityvorming.

In de jaren zeventig kocht de Rijksgebouwendienst grote stukken grond in het Spuikwartier. Op die stukken grond werden twee nieuwe Ministeries (Justitie en Binnenlandse Zaken) gebouwd (1974-1978). In het begin stonden de twee gebouwen in een kale vlakte. Van een behooHijke situering was geen sprake. Dit vanwege het ontbreken van een goed stedenbouwkundig plan. In dezelfde periode werd het Prins Bernhard viaduct gebouwd. Aan de oostzijde van het station ontstonden nieuwe Rijkskantoren (Koninklijke Bibliotheek/Rijksarchief/Rechtbank). Maar aan de westzijde van het station gebeurde er naast de twee ministeries weinig. Dit had ook te maken met het ontbreken van een keuze voor een tramtracé naar Scheveningen. Het was de bedoeling om met een viaduct van het Centraal Station via de Koekamp naar het bestaande tracé aan de Koningskade te gaan (de zogenaamde Koekamplus). Na veel protesten is de bouw van dat viaduct niet doorgegaan. Na jaren van discussie viel in 1976 het besluit om de 13 betreffende tramlijn niet over het Centraal Station te voeren, maar via een alternatief tracé, met een lus door het Spuikwartier langs de westzijde van het station. Vervolgens werd op aandringen van het raadslid ten Velden, aan de stedenbouwkundige Carel Weeber gevraagd om nog eens naar het tracé door het Spuikwartier te kijken. Zodoende kwam er min of meer toevallig eindelijk een definitieve oplossing voor het zo zwaar geteisterde Spuikwartier in zicht. Carel Weeber maakt in 1977 zijn schets. In deze schets zijn niet alleen de contouren van de definitieve oplossing van het tramtracé duidelijk, maar ook werd een stedenbouwkundig idee gelanceerd, namelijk de herintroductie van het gesloten bouwblok en menging van woon- en cityfuncties, dat in het toenmalige debat over architectuur en stedenbouw volkomen nieuw was. Uit het plan van Weeber vloeit ook voort het plan om het tramviaduct te overbouwen. Het plan van Weeber is de basis voor het bestemmingsplan "Spuikwartier" uit 1982. Sedert dit plan is er weer een duidelijke stedenbouwkundige structuur in het gebied.

Het bestemmingsplan bood de mogelijkheid voor een groot aantal nieuwe ontwikkelingen. Het plan was opgedeeld in grote kavels die tamelijk autonoom ontwikkeld konden worden. De bebouwing van die kavels is echter anders geworden dan toen voorzien was. Dit had de navolgende redenen. De RGD besloot om het nieuwe Ministerie van VROM niet buiten Den Haag maar in het Spuikwartier te bouwen, op de twee kavels direct naast het Centraal Station In 1986 volgde het besluit om aan de andere zijde van het plangebied, op de kavel omsloten door Spui, Kalvermarkt en Turfmarkt, een geheel nieuw Stadhuis te bouwen, geïntegreerd met een nieuw openbare bibliotheek. Deze twee grote gebouwen introduceerde een nieuwe schaalvergroting in het Spuikwartier. De derde verandering kwam door het niet doorgaan van de nieuwbouw van het Ministerie van Landbouw en Visserij ter plaatse van de Muzenstraat. Deze nieuwbouw, die in overleg met Weeber qua plan nagenoeg gereed was, was voorzien achter de Fluwelen Burgwal, de Herengracht en de Zwarte weg, de zogenaamde Lavikavel.

Op de Lavi-kavel is uiteindelijk de Resident gebouwd. Een gebied dat gekenschetst kan worden als een mengeling van wonen en werken. De bebouwing van de Lavi-kavel vormde de eerste stap in de verbinding van het kleinschalige historische centrum en de rijksgebouwen rond het Centraal Station.

Conclusies: Sinds 1900 bestond de noodzaak om tot sanering van het Spuikwartier over te gaan. Het van het Spuikwartier deeluitmakende Wijnhavenkwartier lag, met uitzondering van de gerealiseerde Rijkskantoren ten behoeve van de ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken, in de jaren zeventig volledig braak. Sinds het bestemmingsplan "Spuikwartier" uit 1982 bestaat eindelijk weer een duidelijke stedenbouwkundige structuur binnen het Spuikwartier.

14 4. Eerdere ontwikkelingen ten aanzien van hoogbouw in het Spuikwartier/Wijnhavenkwartier

- Bestemmingsplan "Verordening Houtmarkt-Turfmarkt 1965" Hiervoor bij de beschrijving van de historie is al aangegeven dat al in het begin van de vorige eeuw werd ingezien dat sanering van het Spuikwartier, waarin het plangebied van het bestemmingsplan "Wijnhavenkwartier" is gelegen, dringend noodzakelijk was. Beoogd werd een duidelijke kwaliteitsimpuls te geven aan dit deel van Den Haag waarbij het accent zou liggen op stedenbouwkundige kwaliteit in combinatie met ontwikkeling van een gemengd stedelijk programma. In 1962 presenteerde projectontwikkelaar R. Zwolsman, zijn plannen voor een internationaal administratief centrum in het Spuikwartier. Het was ontworpen door het bureau Lucas en Niemeyer, in samenwerking met de Italiaanse architect Nervi. Spectaculair onderdeel was een 140 meter hoog kantoorgebouw; een slanke rechthoekige toren op een rank onderstel van vier ribben. Het complex bevatte verder een theater, winkels, een ondergrondse parkeergarage en een hotel met tien verdiepingen. Een en ander resulteerde in het bestemmingsplan "Verordening, houdende voorschriften ter bepaling van rooilijnen en tot regeling van de bebouwing en het gebruik van gronden, in hoofdzaak gelegen tussen het Spui, de Kalvermarkt, de Wijnhaven, de Nieuwe Haven en de Schedeldoekshaven (Verordening Houtmarkt-Turfmarkt 1965)". In dit plan wordt voor de eerste maal planologisch voorzien in sanering van het Spuikwartier.

Het plan werd vastgesteld door de gemeenteraad bij besluit van 15 februari 1965. Bij besluit van 4 augustus 1965 hebben gedeputeerde staten van Zuid-Holland besloten over de goedkeuring van het plan.

Het tegen het goedkeuringsbesluit ingestelde beroep werd bij Koninklijk Besluit (KB) van 9 februari 1968 door de Kroon verworpen. In het KB onderschreef de Kroon het belang van sanering van de oude in verval geraakte bebouwing ter plaatse:

"Overwegende ambtshalve: dat, zoals Wij hiervoor reeds overwogen hebben, sanering van het in geding zijnde gedeelte van de oude Haagse binnenstad dringend geboden is; dat Wij dan ook met de amovering van de oude, in ernstige mate in verval geraakte bebouwing en met de oprichting van winkels en kantoren met daarboven woningen en eventueel van hotels, restaurants en een theater op het in het plan begrepen terrein kunnen instemmen."

In het KB wordt verder ingegaan op hoogbouw in relatie tot de korte afstand tot het oude Haagse stadscentrum van het Binnenhof en de directe omgeving daarvan. Naar het oordeel van de Kroon is met het oog op het belang van de handhaving van het historisch stadsbeeld ter plaatse van het plangebied bebouwing van ten hoogste 70 meter aanvaardbaar. Met de bouw van de 140 meter hoge Nervi-toren waarin het plan voorzag (ter plaatse waar thans de Anton Philipszaal is gesitueerd), werd dan ook niet ingestemd.

15 Het plan Nervi werd afgewezen, maar maakte wel de weg vrij voor de twee torens van Justitie en Binnenlandse Zaken (70 meter). Bij besluit van 5 december 1974 wordt vergunning verieend voor de bouw van het Rijkskantorencomplex voor de ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZ). Het complex bestaat - voorzover hier van belang - uit twee brede torens met een hoogte van ruim 70 meter. De bouwvergunning wordt verieend onder anticipatie op het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan "Spuikwartier" waarin ter plaatse bebouwing van 77 meter wordt toegestaan.

- Bestemmingsplan "Spuikwartier" Bij besluit van 23 augustus 1982 stelt de gemeenteraad van Den Haag het bestemmingsplan "Spuikwartier" vast. Dit plan heeft betrekking op de gronden begrensd door Ammunitiehaven, Spui, Kalvermarkt, Korte Koediefstraat, Fluwelen Burgwal, Herengracht, Bezuidenhoutseweg en Rijnstraat. Bij besluit van 26 maart 1985 beslissen gedeputeerde staten over de goedkeuring van het plan.

Blijkens de toelichting is bij het bepalen van de toegestane bouwhoogte binnen het plangebied in hoofdzaak aangesloten bij de ontwikkeling van de Grote Marktstraat, Kalvermarkt en de laagbouw van het Rijkskantorencomplex van Justitie en BZ, hetgeen neerkomt op een hoogte van 25 meter.

Toelichting op het bestemmingsplan "Spuikwartier", p. 1.

Voor een aantal delen van het plangebied voorziet het plan echter in een afwijkende bouwhoogte. Aan de zijde van het Spui wordt een bouwhoogte van maximaal 18 meter toegestaan. Deze hoogte wordt gezien als een goed gemiddelde tussen de wat lagere maat aan de overkant van het Spui en de hoogte in het plangebied van 25 meter.

Toelichting op het bestemmingsplan "Spuikwartier", p. 69.

De gerealiseerde hoogbouw van het Rijkskantorencomplex, waartoe op 5 december 1974 vergunning was verieend onder anticipatie op het bestemmingsplan "Spuikwartier", is in het bestemmingsplan als zodanig bestemd. Naast deze hoogbouw voorziet het plan verder in hoogbouw in de vorm van een 70 meter hoge toren aan de Rijnstraat (kavel VI). Daarnaast is van belang dat het bestemmingsplan ter plaatse van het grootste deel van de Oude Brouwerij (thans het stadhuis: in het bestemmingsplan "Spuikwartier" voorzien van de bestemming "GD IV") voorziet in bebouwing met een hoogte van maximaal 40 meter. In het besluit tot vaststelling van het plan wordt gemotiveerd om welke reden voor deze hoogten is gekozen:

"De bebouwing van maximaal 70 m hoogte aan de Rijnstraat vormt een compositorisch element in het plangebied. Enerzijds accentueert zij de entree van het plangebied, anderzijds verbindt zij de verschillende hoogbouwen, zoals het 16 station, het Transitorium en het Rijkskantorencomplex. Deze bebouwing dient mede om een visuele relatie te geven met het station en de gebouwen aan de andere zijde, zoals Babyion en het toekomstige ministerie van Buitenlandse Zaken. Aan de andere zijde vormt de hoogbouw op de Oude Brouwerij de beëindiging van de hogere bebouwing. Gezien de ligging ten opzichte van de nieuwe Kerk en de historische bebouwing is de maat van deze nieuwbouw beperkt tot maximaal 40 m.

- besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "Spuikwartier", p. 11.

Met name de geprojecteerde hoogbouw aan de Rijnstraat leidt tot bezwaren. Dit heeft geleid tot een beroep op de Kroon. De Kroon komt tot het oordeel dat de in het plan opgenomen bouwhoogten aanvaardbaar zijn, nu het gaat om het centrum van een grote stad. Aan de hoogte van 70 meter langs de Rijnstraat op kavel VI wordt niettemin goedkeuring onthouden. Niet omdat de Kroon deze hoogte als zodanig niet aanvaardbaar vond, maar omdat namens het bevoegd gezag ter zitting werd aangegeven dat ter plaatse kon worden volstaan met een hoogte van 60 m.

KB van 24 augustus 1988, nr. 119

- Bestemmingsplan "Spuikwartier, eerste herziening" De herziening omvat, voorzover hier van belang, zone GD IX en GD VI (gedeeltelijk) van het bestemmingsplan "Spuikwartier". Met het plan wordt beoogd bebouwing ten behoeve van het Ministerie van VROM juridisch planologisch mogelijk te maken, door voor 2/3^ van dit deel van het Spuikwartier de toegestane bouwhoogte te verhogen tot 60 meter. Deze verhoging wordt gemotiveerd door te verwijzen naar het feit dat in het Spuikwartier ook andere hoge bouwmassa's voorkomen zoals de ministeries van Justitie en BZ.

Toelichting op het bestemmingsplan "Spuikwartier, eerste herziening", p. 10.

Het plan is vastgesteld door de gemeenteraad van Den Haag op 29 oktober 1987. Bij besluit van 23 februari 1988 hebben gedeputeerde staten van Zuid-Holland goedkeuring verieend aan het plan. Tijdens de planprocedure zijn geen bezwaren naar voren gebracht met betrekking tot de verhoging tot 60 meter. Tegen het goedkeuringsbesluit is geen beroep ingesteld bij de Kroon.

- Bestemmingsplan "Spuikwartier, tweede herziening" Het plangebied wordt begrensd door de Kalvermarkt, de Wijnhaven, de Turfmarkt en het Spui. De herziening omvat zone GD IV van het bestemmingsplan "Spuikwartier". Met het plan wordt beoogd bebouwing, hoofdzakelijk bestemd voor een stadhuis en bibliotheek, planologisch mogelijk te maken. Het bestemmingsplan "Spuikwartier" wordt daartoe - voorzover hier van belang - in die zin herzien dat de bouwhoogte in dit deel van het Spuikwartier wordt verhoogd tot maximaal 50 m (na binnenplanse vrijstelling 55 meter: art. 4, lid 3, van de planvoorschriften).

17 De voorgestane bouwhoogte van 50 meter wordt aanvaardbaar geacht, zo blijkt uit de toelichting bij het bestemmingsplan, omdat het gebied waarop het bestemmingsplan ziet op de rand van een historisch gebied ligt en het gebied in de loop der jaren drastisch is veranderd. In dit verband wordt gewezen op het feit dat met het oprichten van het Rijksgebouwencomplex reeds aanzienlijke bouwhoogten zijn gerealiseerd. Door een verhoging van de bouwhoogte tot maximaal 55 meter toe te staan, wordt een overgang gerealiseerd tussen de lagere bebouwing in de binnenstad en de hogere bebouwing in het Spuikwartier.

Toelichting op het bestemmingsplan "Spuikwartier, tweede herziening", p. 10.

Het plan is vastgesteld door de gemeenteraad van Den Haag op 14 april 1988. Bij besluit van 15 november 1988 hebben gedeputeerde staten van Zuid-Holland goedkeuring verieend aan het plan. Tijdens de planprocedure is van diverse zijden bezwaar gemaakt tegen de verhoging van de bouwhoogte ter plaatse. Dit heeft geresulteerd in een Kroonberoep. In het KB wordt uitgebreid ingegaan op de hoogte-opbouw in het gebied dat is gelegen tussen CS en het Spui/Kalvermarkt. Gezien de ontwikkelingen in de direct omgeving van het plangebied - waarbij in zijn algemeenheid wordt uitgegaan van hogere bebouwing - komt de Kroon tot het oordeel dat de in het plan opgenomen verhoging van de bouwhoogte tot maximaal 55 meter aanvaardbaar is:

"Dit plan behelst ten opzichte van het bestemmingsplan "Spuikwartier" een aanzienlijke verruiming van de omvang van het bebouwde oppervlak en de hoogte, welke na een veriening van vrijstelling als bedoeld in het derde lid van artikel 4 op ten hoogste 55 m kan worden gebracht. Naar Ons oordeel dient in dit geval een afweging plaats te vinden tussen het belang dat moet worden gehecht aan enerzijds de voorgenomen intensivering van verschillende functies in het gebied tussen het Centraal Station en het Spui/Kalvermarkt, zijnde een sterk in ontwikkeling zijnde hoogwaardige locatie voor kantoren en andere voorzieningen, en de daaruit voortvloeiende uitstraling voor het centrum als geheel en anderzijds aan het belang van een aanvaardbare aansluiting van de bebouwing op de oude binnenstad. Het gebied, gelegen ten oosten en ten zuiden van de Fluwelen Burgwal en de Kalvermarkt kan worden getypeerd als een gebied waar door diverse ingrepen een aanzienlijke schaalvergroting heeft plaatsgevonden als gevolg van de aanleg van grootschalige verkeers- en vervoersvoorzieningen en een aantal (zeer) hoge gebouwen waaronder nabij het plangebied gelegen kantoren met een hoogte van 77 m, alsmede een groot flatgebouw. Inmiddels zijn plannen ontwikkeld en deels verwezenlijkt die ten doel hebben de thans ontbrekende samenhang in dit gebied te verbeteren in die zin dat de ruimte op een aantrekkelijk wijze wordt benut, waarbij gedacht wordt aan aan de omgeving aangepaste bouwhoogten voor nieuwbouw afgewisseld met verblijfsvriendelijke open ruimten. In dit kader zijn inmiddels een hotel met een hoogte van 38 m, een muziekzaal en een danstheater verwezenlijkt, terwijl bij het centraal station het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in aanbouw is genomen waarvan de hoogte 60 meter bedraagt. In dit opzicht past de bouwhoogte in dit plan bij de reeds plaatsgevonden hebbende ontwikkeling en de nog te verwachten activiteiten in het hiervoor aangeduide gebied. 18 Het gebied ten noordwesten en westen van het plangebied bestaat uit een appartementengebouw en een aantal circa 25 m hoge (kantoor)gebouwen aan de Kalvermarkt en op de kruising Spui/Grote Marktstraat. Daarnaast ligt er aan het Spui een enigszins afzijdig gelegen en uit historisch oogpunt belangrijk kerkgebouw. Naar Ons oordeel is het van belang dat er een functionele eenheid ontstaat tussen de oude en de nieuwe delen van het stadscentrum, waaraan voor de ontwikkeling van de binnenstad groot belang moet worden gehecht. Hiertoe dragen elementen als hoogte van de bebouwing en inrichting van de verkeersruimte in belangrijke mate bij. In dit verband is gebleken dat in het bestemmingsplan "St. Jacobskerk e.o." tegenover de geprojecteerde stadhuis/bibliotheekcombinatie aan het Spui/Grote Marktstraat een bebouwingsmogelijkheid is geschapen met een op de plankaart aangegeven hoogte van 40 m. Ook elders in de directe omgeving van dit onderdeel van het centrum zijn dan wel worden bebouwingsmogelijkheden gecreëerd met hoogten van 37 a 40 m. (...) Naar Ons oordeel dient het onderwerpelijke plan mede beoordeeld te worden in het licht van de vorengeschetste ontwikkelingen, welke in de genoemde gedeelten van de binnenstad plaatsvinden en waarbij in zijn algemeenheid wordt uitgegaan van hogere bebouwing. Overigens is uit de ambtsberichten nog gebleken, dat de te realiseren bouwhoogte aan de Kalvermarkt ruim 43 m zal bedragen, terwijl aan de zijde van het Spui is gekozen voor een getrapte structuur. Gelet hierop, in aanmerking genomen het gestelde in de plantoelichting en het verhandelde in de openbare vergadering van de Afdeling voor de geschillen van bestuur van de Raad van State, is Onzes inziens in voldoende mate aannemelijk geworden dat de verwezenlijking van het plan zal leiden tot een uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbare opzet van dit deel van het centrum. Hieraan doet niet af dat de bebouwing, welke het plan mogelijk maakt hier en daar kan contrasteren met de omgeving."

KB van 2 februari 1990, nr. 90.002882

- Bestemmingsplan "Spuikwartier, zesde herziening (De Resident)" De herziening omvat zone GD III en zone GD V van het bestemmingsplan "Spuikwartier". Het gebied wordt begrensd door de Fluwelen Burgwal, de Herengracht, de Zwarteweg en de Turfmarkt. Met het plan wordt beoogd het project "De Resident" juridisch-planologisch mogelijk te maken. Het plangebied ligt voor het grootste deel in het beschermde stadsgezicht. Het gaat dan in het bijzonder om de bebouwing aan de kant van de Herengracht en de Fluwelen Burgwal. Naast dit gegeven zijn een aantal panden binnen het gebied Rijksmonument. In het plangebied komen verder gemeentelijke monumenten voor.

- Herengracht 9, 13a/b, 21 en 23 zijn Rijksmonument; Herengracht 2 en 17 zijn gemeentelijk monument.

In het plan is een "stedelijke plint" geprojecteerd met een hoogte van 26 meter. Met deze hoogte is beoogd een overgang te krijgen tussen de hoogte van de historische stad (circa 21 meter) en de "nieuwe" stad - o.a. Zwarte Madonna (26 meter).

19 Het bestemmingsplan voorziet verder in hoogbouw. Het hoogste gebouw (Twin Peaks) komt aan de Zwarteweg en heeft een hoogte van circa 105 meter. Eveneens aan de Zwarteweg komt een torengebouw ontworpen door Pelli met een hoogte van 90 meter. Op de hoek Zwarteweg/Turfmarkt voorziet het plan in kantoorbebouwing bestaande uit een drietal schijven die over de trambaan zijn gesitueerd. Deze bebouwing met een maximale hoogte van 61 meter vormt de overgang van het verbouwde transitorium (105 meter) naar het woongebouw "De Zwarte Madonna" (26 meter hoog) en het ministerie van VROM (26/60 meter). Door de keuze voor drie dwarsgeplaatste, ten opzichte van de "plint" teruggelegde, kantoorschijven wordt beoogd in de Turfmarkt en omgeving meer zichtruimte te laten op de aldus opgebouwde compositie. De begeleidende wand aan de Turfmarkt krijgt ongeveer eenzelfde hoogte als de Zwarte Madonna. De entree van het plangebied vanuit de binnenstad wordt gemarkeerd door de 73 meter hoge kantoortoren van Krier tegenover het stadhuis. Met de lagere woontorens (38 en 44 meter) in het plangebied wordt beoogd een overgang te vormen tussen de "plint" van 26 meter en de kantoortorens in het gebied. In de toelichting wordt uitgebreid ingegaan om welke redenen is voorzien in de in het plan opgenomen hoogbouw. Daarbij wordt in het bijzonder ingegaan op de relatie met het beschermde stadsgezicht.

Gedurende het planproces is steeds een kritische afweging gemaakt met betrekking tot het beschermde stadsgezicht ter plekke van de Hofvijver en de Koekamp en andere delen van de stad. Het samengaan van de hoogbouw met de historische bebouwing is bij de verschillende opeenvolgende versies van het plan beoordeeld met behulp van montages van foto's, tekeningen en maquettes. Met name het gezichtspunt vanaf de Plaats, dit is het meest kritische gezichtspunt gelet op de kenmerken van het beschermde stadsgezicht Binnenhof e.o., heeft bij het bepalen van de nieuwe bouwhoogten een grote rol gespeeld. De keuze voor de situering van hoogbouw en laagbouw alsmede de toegestane hoogtes vloeien voort uit de specifieke situatie ter plekke en de zorg voor de gevolgen voor het te beschermen stadsgezicht.

Toelichting op het bestemmingsplan "Spuikwartier, zesde herziening (De Resident)", p. 8-9.

Het plan is vastgesteld door de gemeenteraad van Den Haag op 1 juni 1995. Bij besluit van 16 januari 1996 hebben gedeputeerde staten van Zuid-Holland goedkeuring verieend aan het plan. Een ingesteld verzoek om schorsing bij de Raad van State (van het bestemmingsplan ) is afgewezen. Later is het tegen dit besluit ingestelde beroep bij de AbRvS ingetrokken. Wel is de voor de bouw van de Pelli-toren verieende vergunning aangevochten. Het beroep is bij uitspraak van 13 november 1995 door de president van de Rechtbank Den Haag ongegrond verklaard. Het daartegen ingestelde hoger beroep is bij uitspraak van 26 september 1996 door de AbRvS verworpen.

20 AbRvS 26 september 1996, no. HOl.95.0686.

- Bestemmingsplan "Spuikwartier, gedeeltelijke herziening van de vijfde herziening" De herziening omvat zone GD VI (gedeeltelijk) van het bestemmingsplan "Spuikwartier". Het betreft het gebied direct naast het ministerie van VROM en direct tegenover de uitgang van de hal van het Centraal Station aan de Rijnstraat. Aan de andere zijde wordt het plangebied begrensd door de Oranje Buitensingel. Met het plan wordt beoogd het project "De Hoftoren" juridisch-planologisch mogelijk te maken door voor dit deel van het Spuikwartier de toegestane bouwhoogte te verhogen tot 142 meter.

In de toelichting wordt uitgebreid ingegaan om welke redenen de in het plan voorziene bouwhoogte van 142 meter aanvaardbaar moet worden geacht. Daarbij wordt in het bijzonder ingegaan op de relatie met het beschermde stadsgezicht. Aangegeven is dat gedurende het planproces steeds een kritische afweging is gemaakt met betrekking tot het beschermde stadsgezicht ter plekke van de Hofvijver en de Koekamp en andere delen van de stad. Het samengaan van de Hoftoren met de historische bebouwing en de inmiddels in ontwikkeling zijnde hoogbouw is beoordeeld. Als maatstaf werd gehanteerd dat het nieuwe volume niet mag domineren over het historisch gevelbeeld. Daarbij spelen de hoogte ten opzichte van de bestaande hoogbouw, de massa, het silhouet, geleding van de massa, architectonische uitwerking en materialen een rol. Daarnaast wordt aangegeven dat de Hoftoren gezien moet worden in relatie tot de Resident, het VROM-gebouw en de voorgestelde bebouwing op het Koningin Julianaplein. In relatie tot de Resident, waarbij veel hoogbouw bij elkaar staat, is in het planproces gelet op het voorkomen van "klontering" van bouwmassa's en op het bereiken van het effect van een skyline met "needles'. Het verschil in bouwhoogte is hierbij belangrijk.

Toelichting op het bestemmingsplan "Spuikwartier, gedeeltelijke herziening van de vijfde herziening", p. 7 en 12.

Het plan is vastgesteld door de gemeenteraad van Den Haag op 22 april 1999. Bij besluit van 5 juli 1999 hebben gedeputeerde staten van Zuid-Holland goedkeuring verieend aan het plan. Tegen het goedkeuringsbesluit is geen beroep ingesteld bij de AbRvS.

Conclusies: Het bestemmingsplan "Spuikwartier" uit 1982 is in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw een aantal maal herzien. Op basis van deze bestemmingsplannen zijn bij recht bouwhoogten mogelijk gemaakt van:

77 meter bestemmingsplan "Spuikwartier" 60 meter bestemmingsplan "Spuikwartier, eerste herziening" 50 meter bestemmingsplan "Spuikwartier, tweede herziening" 21 73, 90 en 105 meter bestemmingsplan "Spuikwartier, zesde herziening" 142 meter bestemmingsplan "Spuikwartier, gedeeltelijke herziening van de vijfde herziening"

Op basis van die plannen is reeds een aantal hoogte-accenten gerealiseerd te weten: - de ministeries van Justitie en BZ aan de Schedeldoekshaven (ruim 70 meter), - het ministerie van VROM aan de Rijnstraat (60 meter), - stadhuis en bibliotheek aan het Spui (55 meter), - toren van Krier aan de Muzenstraat (73 meter), - Pelli-toren aan de Zwarteweg (90 meter), - Twin Peaks aan de Zwarteweg (105 meter), - Hoftoren aan de Oranje Buitensingel/Rijnstraat (142 meter). De torens van Krier en Pelli zijn gesitueerd in het beschermde stadsgezicht. De overige hoogte-accenten zijn gelegen in de onmiddellijke nabijheid van het beschermde stadsgezicht.

5. De Hoogbouwvisie Den Haag 2001

Zoals veel andere Europese steden is ook Den Haag lange tijd een horizontaal georiënteerde stad geweest met een aantal hoogteaccenten zoals de Grote- of Sint Jacobskerk. De eerste substantiële hoogbouwontwikkelingen vonden na de Tweede Wereldooriog plaats buiten het stadscentrum, in de uitbreidingswijken Zuidwest en Mariahoeve. In het centrum zelf bleef hoogbouw tijdens de wederopbouw- en de stadsvernieuwingsperiode beperkt. De eerste 'grootschalige' kantoorbebouwing in het centrum is in de jaren zeventig van de vorige eeuw gerealiseerd in het Spuikwartier en langs de Prinses Beatrixlaan. In diezelfde periode verscheen ook de eerste hoge bebouwing in Scheveningen-Bad.

Wellicht zou men achteraf kunnen stellen dat de tijdgeest in de jaren zestig nog niet rijp voor hoogbouw was (plan Nervi). Pas eind jaren tachtig, begin jaren negentig van de vorige eeuw is er een veel positievere houding ten opzichte van hoogbouw gekomen. Voorbeelden zijn o.a. de toren op de Beurs in Rotterdam en verschillende hoogbouwflats aan de Maas in Rotterdam. Ook voor Den Haag geldt dat hoogbouw pas in de jaren negentig een sturende rol heeft gekregen in de ontwikkeling van de stad. Voor het eerst werd hoogbouw structureel ingezet in het hart van de stad: in het nieuwe centrum, met als startpunt het Stadhuis en de bibliotheek. Daarnaast is met de overbouwing van de Utrechtsebaan een sterk beeldmerk onstaan voor de entree van Den Haag. Ook in Scheveningen werden nieuwe hoge gebouwen gerealiseerd met als hoogtepunt de woontoren "Leonardo da Vinei".

22 Met de ontwikkelingen in de jaren negentig zijn in Den Haag twee duidelijke hoogbouwgebieden ontstaan, waarin zich de ruimtelijk-functionele structuur van de stad weerspiegelt: twee hoogbouwzones parallel aan de kust (Scheveningen-Bad en Nieuw Centrum) en reeksen van afzonderiijke hoogbouw loodrecht op de kust (Utrechtsebaan en Beatrixlaan). In functioneel opzicht fungeert de hoogbouw als symbool van de economische en maatschappelijke betekenis van de toeristische trekpleiser Scheveningen-Bad en van het economische concentratiegebied Nieuw Centrum/Beatrixkwartier.

In de Hoogbouwvisie Den Haag van november 2001 geeft het gemeentebestuur zijn visie op de hoogbouw in Den Haag: de mogelijkheden voor stedebouwkundige ontwikkelingen en de rol van hoogbouw daarin. Het bestuur geeft daarbij aan waar hoogbouwontwikkelingen wel en niet zijn gewenst en aan welke stedebouwkundige spelregels hoogbouw moet voldoen.

De Hoogbouwvisie biedt het beleidsmatig kader om hoogbouw in de toekomst mogelijk te maken in de gebieden die daarvoor aangewezen zijn. Daarbij wordt onderscheid gemaakt naar hoogbouw met de "Haagsche hoogte" (50 tot 70 meter) en hoogbouw in de "Buitencategorie" (100 tot 140 meter). Voor bouwhoogten onder de hoogbouwgrens van 50 meter zijn en blijven de bestaande planologische kaders van toepassing.

In gebieden waar hoogbouw niet aansluit bij de gewenste kwaliteit, de comfortabele woonstad, de stadsranden en de historische binnenstad, wordt hoogbouw nadrukkelijk tegengehouden.

In gebieden waar Den Haag haar profiel als dynamische werkstad en vitale badplaats verder uit wil bouwen wordt hoogbouw actief ingezet als middel om intensieve stedelijke milieus te creëren. In het gebied van Nieuw-Centrum is hoogbouw in principe toegestaan tot de (Haagsche hoogte) van 70 meter. Hoogbouw van de buitencategorie (minimaal 100 meter en maximaal 140 meter) is alleen toegestaan in het meest dynamische gebied Hoog Hage Plus de strook Wijnhavenkwartier/Centraal Station/Grotiusplaats en bij de entrees van het gebied Hoog Hage Plus, het Rijswijkseplein en bij de Schenkkade/Prinses Beatrixlaan (Prinses Margrietkade). Het gaat er ingevolge de Hoogbouwvisie bij de beoordeling van gebouwen niet (meer) om, of een gebouw al dan niet zichtbaar is vanaf een bepaalde plaats maar of het volume van een gebouw in hoogte, massa, silhouet, geleding en materialisering niet domineert over het historisch gevelbeeld. Op die manier is hoogbouw mogelijk die de historische skyline respecteert en geen afbreuk doet aan het beschermd stadsgezicht. Studies zullen steeds moeten aantonen dat zaken als de beleving op het Malieveld, windhinder, schaduw, de invloed op de skyline en op het beschermd stadsgezicht, de gekozen hoogte rechtvaardigen. 23 Het in de Hoogbouwvisie neergelegde gemeentelijk beleid ingevolge waarvan een concentratie van hoogbouw in de buitencategorie (100 tot 140 meter) wordt toegestaan binnen het Wijnhavenkwartier is in overeenstemming met de stedelijke vernieuwingsgedachte die blijkens het streekplan en het regionaal structuurplan ter plaatse wordt nagestreefd. In het kader van de stedelijke vernieuwing wordt op provinciaal en regionaal niveau een intensivering van het ruimtegebruik voorgestaan waarbij sprake is van verdichting tot een centrumstedelijk milieu door het toevoegen van woningen, bedrijven, kantoren en voorzieningen. In dit verband is tevens van belang dat in het stedelijk gebied van Haaglanden in het streekplan een groot aantal knopen is aangewezen die van belang zijn voor een betere benutting van de infrastructuur en de verdere ontwikkeling van de netwerkstad. De knoop Den Haag Centraal waarin het plangebied is gelegen, is in het streekplan aangemerkt als een knoop waarbij de nadruk ligt op (inter)nationaal recht en bestuur, cultuur, toerisme en zakelijke diensten.

Zie: Streekplan Zuid-Holland West, p. 27, 30-32, 33, 70-71, 86; Regionaal Structuurplan, p. 62-63. Conclusies: Het gemeentelijk beleid omtrent hoogbouw is neergelegd in de Hoogbouwvisie Den Haag 2001. De Hoogbouwvisie maakt slechts op enkele, zorgvuldig bepaalde plaatsen in Den Haag een concentratie van hoogbouw in de buitencategorie (minimaal 100 tot maximaal 140 meter) mogelijk. Bij de keuze van die plaatsen is aangesloten bij reeds bestaande hoogbouw. Daarbuiten wordt dergelijke hoogbouw nadrukkelijk tegengehouden. Het in de Hoogbouwvisie neergelegde gemeentelijk beleid is in overeenstemming met de stedelijke vernieuwingsgedachte zoals neergelegd in het Streekplan en het Regionaal Structuurplan. In het kader van de stedelijke vernieuwing wordt een intensivering van het ruimtegebruik tot een centrumstedelijk milieu voorgestaan. In dit verband is tevens van belang dat het gebied Den Haag Centraal in het streekplan is aangemerkt als een knoop waarbij de nadruk ligt op (inter)nationaal recht en bestuur, cultuur, toerisme en zakelijke diensten. 6. De hoogbouw in het bestemmingsplan "Wijnhavenkwartier"; relatie met het beschermd stadsgezicht Het bestemmingsplan "Spuikwartier" en de herzieningen daarvan bieden het planologisch kader voor nieuwe geïntegreerde ontwikkelingen in de binnenstad, waarbij het accent ligt op stedenbouwkundige kwaliteit in combinatie met ontwikkelingen van een gemengd stedelijk programma. Het cultuurcluster rond het Spuiplein, de stadhuis- bibliotheekcombinatie en de Resident die op basis van deze bestemmingsplannen zijn gerealiseerd, hebben de Turfmarktroute een hoog stedelijk karakter gegeven. Aan de twee 24 "uiteinden" van de Turfmarkt - de CS Kwadrant en Spuimarkt - zijn eveneens plannen in ontwikkeling.

Bestemmingsplan "Den Haag Nieuw Centraal" en bestemmingsplan "Grote Marktstraat e.o."

Het gebied tussen de Turfmarktroute en de Schedeldoekshaven, met de ministeries van Justitie en BZ heeft echter nog niet meegelift met de kwaliteitsslag in het Nieuwe Centrum. Gelet hierop en gezien de herhuisvestingswensen van de beide ministeries is in 2001 besloten tot een integrale herontwikkeling van dit deel van het Spuikwartier.

Besluit van de gemeenteraad van 25 januari 2001.

- Het plan Meier In het kader van de herontwikkelingsplannen van de locaties Zwarte Madonna en JuBi- kavel is de architect Richard Meier verzocht een stedenbouwkundige studie te verrichten. Genoemde locaties dienen daarbij mede te worden bezien in relatie tot hun directe omgeving, de openbare ruimte en de stedelijke samenhang in het gebied.

De studie van Meier heeft geresulteerd in de "Stedenbouwkundige en programmatische studie Wijnhavenkwartier" van juni 2001. In het stedenbouwkundig concept van Meier wordt uitdrukkelijk gebroken met de binnenstedelijke schaal en vorm. Gekozen is voor een ontwerp met een eigen grootstedelijk karakter, passend bij de schaal van de bebouwing in de directe omgeving. Dit heeft geleid tot een compositie bestaande uit een tiental schijven en torens langs de Turfmarktroute die zijn gesitueerd op een stedelijke plint met een hoogte van circa 20 meter. De hoogte - inclusief plint - varieert tussen de 90 en 130 meter. Meier heeft met deze hoogte willen voortborduren op de Resident en de Hoftoren.

In de Raadsvergadering van 5 juli 2001 is besloten dat de stedenbouwkundige studie van Richard Meier de basis zal vormen voor de verdere ontwikkeling van de locaties Zwarte Madonna en de JuBi-kavel in het Wijnhavenkwartier. Tijdens de raadsvergadering wordt aangegeven dat bij de uitwerking van de stedenbouwkundige studie rekening moet worden gehouden met de effecten van hoogbouw op de historische binnenstad, in het bijzonder gezien vanaf het Binnenhof en de Plaats. Dit heeft geresulteerd in het aannemen van de motie van de raadsleden Van de Laar, Schuller en Harman. De relevante overweging luidt als volgt:

"De gemeenteraad van Den Haag in vergadering bijeen op 5 juli 2001 ter bespreking van rv 180 Wijnhavenkwartier: herontwikkeling Zwarte Madonna en JuBi-kavel alsmede het nemen van een voorbereidingsbesluit voor het plangebied Spuikwartier. Constaterende dat bij de stedenbouwkundige visie van de heer Meier uitgegaan wordt van het realiseren van diverse gebouwen van 90-130 meter.

25 Van mening, dat bij de keuze voor hoogbouw niet alleen pragmatische uitgangspunten aan de orde zijn, zoals concentratie van functies rond het CS en in het Nieuwe Centrum. Van mening, dat de volgende overwegingen mede basis dienen te zijn bij de verdere uitwerking van het stedenbouwkundige plan: - de wijze waarop de hoogbouw vanuit de historische stadsdelen in het bijzonder vanuit het Binnenhof en de Plaats ervaren wordt (beeldkwaliteit) - de wijze waarop de hoogbouw de skyline van de historische stadsdelen beïnvloedt (compositie) Overwegende, dat ondanks de hoogbouw de Resident toont, dat een vormentaal gerealiseerd kan worden, die organisch aansluit bij de bestaande stad en een aangename stedelijkheid oproept. Van mening, dat zowel de keuze van een of meerdere bouwkundige architecten (beeldkwaliteit) als de positionering van de gebouwen (compositie) bepalend is voor de vormentaal. Verzoekt het college om bij de uitwerking van het stedenbouwkundig plan rekening te houden met deze overwegingen en de uitwerking te doen vergezellen van een rapportage over het effect op de historische binnenstad in het bijzonder gezien vanaf het Binnenhof en de Plaats."

Met het plan Meier als uitgangspunt is een traject ingezet waarbij de inpassing van de bebouwing in het stedelijk weefsel en effecten van de bebouwing op de historische binnenstad en de skyline op verschillende wijzen zorgvuldig is bestudeerd. Naast workshops en deelstudies zijn tijdens het traject vertegenwoordigers van diverse lokale monumentenorganisaties, architecten en stedenbouwkundigen geconsulteerd.

Tijdens de eerste consultatieronde wordt kritiek geuit op de effecten van de in het plan Meier voorgestane hoogbouw op de historische binnenstad en de skyline. De verschillende lokale monumentenorganisaties, verenigd in het Haags Monumentenplarform, stellen voor om de hoogbouw te concentreren aan de CS-zijde. Hierdoor kan richting het Spui lagere bebouwing worden geprojecteerd waardoor de Nieuwe Kerk wordt ontzien. Verder wordt er voor gepleit om de maximale hoogte in de nabijheid van het Spui te laten zoals die nu is, dus op 70 meter.

Zie het verslag van de op 1 november 2001 gehouden consultatiebijeenkomst van monumentenorganisaties, architecten en stedenbouwkundigen. Zie verder het verslag van de op 30 november 2001 gehouden extra consultatiebijeenkomst met verschillende lokale monumentenorganisaties, verenigd in het Haags Monumentenplatform.

- Concept-stedenbouwkundig plan. Werkschrift Wijnhavenkwartier 1, december 2001 De gegevens uit de deelstudies, workshops en consultaties hebben geleid tot de presentatie van het concept-stedenbouwkundig plan, Werkschrift Wijnhavenkwartier 1 in december 2001. De discussie over de inpassing van het plan in de stad en de zichtbaarheid vanuit de historische binnenstad en de skyline heeft ertoe geleid dat in het stedenbouwkundig concept, ten opzichte van de studie van Meier, diverse aanpassingen zijn gedaan wat betreft de hoogte van de bebouwing, de plaatsing en omvang van de geplande hoogbouw en de opbouw van de onderste bouwlagen. Naast het model Meier

26 worden in het werkschrift dan ook twee alternatieve hoogtemodellen (varianten A en B) gepresenteerd: in variant A worden twee hoogten gehanteerd (90 en 130 meter). De eerste vijf torens van Meier (gezien vanaf het Spui) krijgen een hoogte van 90 meter. De overige vijf torens richting CS krijgen een hoogte van 130 meter. Bij een eventuele uitwerking kunnen deze hoogten nog worden verlaagd (bijvoorbeeld 70 en 120 meter). Variant B gaat uit van een trapsgewijze afbouw van de in het plan Meier geprojecteerde torens van 130 meter aan de CS-zijde naar 70 meter richting het Spui.

De effecten van het plan Meier en de twee varianten op de meest gevoelige plekken van het beschermd stadsgezicht (Hofvijver, Plaats, Plein en Binnenhof) worden in het werkschrift gevisualiseerd aan de hand van diverse fotomontages. Hierdoor wordt inzicht verschaft in de wijze waarop de hoogbouw in de verschillende varianten wordt ervaren. Dit leidde tot een vooriopige voorkeur voor variant A.

Concept-stedenbouwkundig plan. Werkschrift Wijnhavenkwartier 1, p. 21-22.

Concept-stedenbouwkundig plan. Werkschrift 1 is op 19 december 2001 besproken in een openbare werkbespreking van de Commissie voor Ruimtelijke Ordening, Stadsvernieuwing en Volkshuisvesting. Het in het werkschrift opgenomen stedenbouwkundig concept is verder onderwerp geweest van vervolgconsultaties van vertegenwoordigers van lokale monumentenorganisaties, architecten en stedenbouwkundigen. De in het werkschrift opgenomen ontwerp wordt aanzienlijk positiever wordt ontvangen dan de studieresultaten van Meier. Dit wordt met name veroorzaakt door het feit dat in het concept-stedenbouwkundig plan meer nuance is aangebracht in de hoogte en de hoogbouw wordt verplaatst richting CS-zijde. Bij de in het Haags Monumentenplatform verenigde lokale monumentenorganisaties blijft niettemin bezorgdheid bestaan over het effect van hoogbouw op de historische stad. Oplossingen kunnen volgens het platform worden gevonden in het (partieel) lager bouwen en het selecteren van plaatsen in de stad waar hoogbouw niet zichtbaar is (zogenoemde "visuele vrijplaatsen"). In dat verband wordt gedacht aan plaatsen met grote emotionele en historische waarde zoals de Ridderzaal en het Mauritshuis.

Zie het verslag van de openbare werkbespreking, het verslag van de vervolgconsultatie van architecten en stedenbouwkundigen van 12 februari 2002 en het verslag van de vervolgconsultatie van het Haags Monumentenplatform van 20 februari 2002.

- Concept-stedenbouwkundig plan. Werkschrift Wijnhavenkwartier 2, mei 2002

27 Naar aanleiding van het gestelde tijdens de openbare werkbespreking en de vervolgconsultaties zijn wederom aanpassingen aangebracht in het stedenbouwkundig plan. Dit heeft geleid tot concept-stedenbouwkundig plan. Werkschrift 2 van mei 2002. In dit werkschrift is gekozen voor een plan met minder torens en meer variatie in de onderbouw. Voorgesteld worden drie bouwblokken waarbinnen ruimte is voor gebouwen die in omvang en hoogte van elkaar verschillen.

Naar aanleiding van nadere bestudering van de zichtbaarheid van de bebouwing vanuit de stad is besloten een hoogte-opbouw te geven die een compositie vormt van de hoogtes in de omringende stad. De plinthoogte van 20 meter wordt in het gehele gebied zichtbaar gemaakt. Aan de Turfmarkt, Zwarteweg en aan de Schedeldoekshaven wordt met deze hoogte aangesloten bij de historische stad. Incidenteel wordt een hoogte van 50 meter toegestaan waarmee wordt aangesloten bij de hoogte van het stadhuis en het ministerie van VROM. In het werkschrift wordt voorgesteld de bouwhoogtes van de accenten binnen de bouwblokken in twee zones te verdelen. De maximale hoogte van 140 meter wordt geprojecteerd in de omgeving van het CS en het ministerie van VROM. In de omgeving van het stadhuis wordt een maximale hoogte van 90 meter voorgestaan, aansluitend op de accenten in de Resident. Door in elk van de torens de andere hoogtes als accenten te laten terugkeren, wordt een goede aansluiting op de omgeving gewaarborgd. De torens dienen rank te zijn en moeten naar boven smal toelopen. Dit alles moet zorgen voor veel transparantie en voorkomt dat het geheel als een ondoordringbare muur oogt, zoals nu het geval is met de bestaande ministeries. Het in werkschrift 2 neergelegde stedenbouwkundig concept sluit aan bij de Hoogbouwvisie Den Haag van november 2001, waarin het beleid van het gemeentebestuur omtrent hoogbouw in de ruimtelijk-functionele structuur van Den Haag is neergelegd.

Hoogbouwvisie Den Haag, p. 19.

De effecten van de in het plan opgenomen hoogbouw op de meest gevoelige plekken in de binnenstad (Hofvijfer, Plaats, Plein en Binnenhof) worden in het werkschrift 2 gevisualiseerd door middel van fotomontages. In juni 2002 worden vervangende fotomontages uitgebracht, aangezien in de eerdere visualisaties de hoogbouw niet helemaal goed was ingemonteerd.

Zie het erratum bij het concept-stedenbouwkundig plan. Werkschrift Wijnhavenkwartier 2.

Het in werkschrift Wijnhavenkwartier 2 gepresenteerde stedenbouwkundig concept is wederom onderwerp geweest van vervolgconsultaties met vertegenwoordigers van lokale monumentenorganisaties, architecten en stedenbouwkundigen. Het gepresenteerde stedenbouwkundig plan werd gezien als een grote stap voorwaarts sinds de studie van

28

1 Meier. Aangegeven werd dat hetgeen in de vorige consultaties is besproken op het punt van hoogbouw duidelijk is terug te vinden in de verdere uitwerking van het plan zoals dat thans vooriigt. Bij de consultatie van architecten en stedenbouwkundigen wordt door een deelnemer naar voren gebracht dat bij de architectonische uitwerking wellicht wat speelser met diverse hoogten van torens omgegaan kan worden om - met name in het ministeriegebied - "klontering" te voorkomen. Bij de in het Haags Monumentenplatform verenigde lokale monumentenorganisaties blijft bezorgdheid bestaan over de hoogte en het effect daarvan op de historische stad.

Zie het verslag van de vervolgconsultatie Wijnhavenkwartier architecten en stedenbouwkundigen van 4 juni 2002 en het verslag van de Consultatie Wijnhavenkwartier met het Haags Monumentenplatform van 31 mei 2002.

Over het in werkschrift Wijnhavenkwartier 2 opgenomen concept-stedenbouwkundig plan heeft begin juni 2002 voorts overieg plaatsgevonden met de Rijksdienst voor de Monumentenzorg (RDMZ). De RDMZ geeft in haar schriftelijke reactie van 3 juli 2002 aan dat de in het plan voorgestane bouwhoogte een aanzienlijke verbetering vormt ten opzichte van het voorstel van Meier. Een plinthoogte van 20 meter in samenhang met blokhoogten tot 50 meter wordt in dit gebied gezien als een voor de hand liggende keuze. De hogere bouwhoogten zijn volgens de RDMZ arbitrair en voor discussie vatbaar, maar niettemin denkbaar. Het in werkschrift Wijnhavenkwartier 2 opgenomen plan om de hogere gebouwen meer geclusterd richting CS te projecteren, vormt naar de mening van de RDMZ eveneens een verbetering ten opzichte van de eerder getoonde schetsen van Meier. Met betrekking tot de effecten van hoogbouw wordt aangegeven dat de visualisaties in het werkschrift aantonen dat hogere, slanke gebouwen met een eigen vormgeving een interessanter beeld geven dan lagere, langgerekte gebouwen zoals de huidige ministeriegebouwen. Daarbij wordt opgemerkt dat de fotomontage vanaf de Plaats aantoont dat "het station van een zich uitsluitend tegen de lucht afstekend Binnenhofcomplex feitelijk reeds lang is gepasseerd". Het verdwijnen van de ministeries op de Jubikavel uit het beeld vormt naar de mening van de RDMZ een duidelijke stap voorwaarts. De impressies van het plein laten duidelijk zien dat hogere bebouwing, op de wijze zoals het plan voorstelt, vanaf het Plein een dynamischer en interessanter beeld te zien geeft dan in de huidige situatie het geval is. Geconcludeerd wordt dat met slankheid en goede vormgeving van de gebouwen een aanvaardbaar resultaat kan worden bereikt, waarbij een goed evenwicht wordt gevonden tussen wat in de Hoogbouwvisie Den Haag "dynamisch Den Haag" en "ontspannen Den Haag" (de historische binnenstad) wordt genoemd.

- Bestemmingsplan "Wijnhavenkwartier" Het in Werkschrift Wijnhavenkwartier 2 gepresenteerde concept-stedenbouwkundig plan en de daarop naar voren gebrachte reacties hebben in september 2002 geleid tot

29 vaststelling van het definitieve stedenbouwkundig plan. In de vergadering van de gemeenteraad van 20 september 2002 wordt besloten dat dit stedenbouwkundig plan de basis zal vormen van het bestemmingsplan "Wijnhavenkwartier". Eerder, op 3 september 2002, werd door B&W besloten om de bij de raadsvergadering op 5 juli 2001 ingediende motie als afgedaan te beschouwen, aangezien bij de totstandkoming van het stedenbouwkundig plan voldoende aandacht is geschonken aan de relatie tussen de hoogbouw en het beschermd stadsgezicht.

In de toelichting bij het bestemmingsplan wordt onder verwijzing naar vorenstaande studies aangegeven dat de inpasbaarheid van de gebouwen in het historisch stadsbeeld uitgebreid onderwerp van studie is geweest die heeft geleid tot de huidige planopzet, waarbij de concentratie van hoogbouw in de richting van het Centraal Station is gelegen en een afnemende bouwhoogte in de richting van het Spuiplein.

Toelichting op het bestemmingsplan "Wijnhavenkwartier", p. 28.

De resultaten van de stedenbouwkundige studie hebben hun neerslag gevonden in de planvoorschriften en de daarbij behorende plankaart waarin wordt voorzien in een hoogte-opbouw die aansluit op de omgeving waaronder de historische binnenstad. Gelet op het bepaalde in art. 5, lid 3, onder c, en art. 6, lid 3, onder c, van de planvoorschriften geldt binnen het plangebied een plinthoogte van 20 meter. Hiermee wordt aangesloten op de historische omgeving en de schaal van het dans- en muziektheater. Deze hoogte komt terug aan de overzijde van de Turfmarkt en de Resident. In ahvijking op deze hoogte maakt art. 5, lid 3, onder c, en art. 6, lid 3, onder c, van de planvoorschriften binnen het plangebied bebouwing mogelijk met een hoogte van 20-40 meter, en incidenteel tot 50 meter. Met deze hoogten wordt aangesloten bij het stadhuis en het ministerie van VROM.

Toelichting op het bestemmingsplan "Wijnhavenkwartier", p. 28.

Gelet op het bepaalde in art. 5, lid 6, onder c, en art. 6, lid 6, onder c, van de planvoorschriften kan, voor zover op de plankaart een maximum bouwhoogte van 40 meter is aangegeven incidenteel vrijstelling worden verieend tot een bouwhoogte van 50 meter. Daaraan is wel de voorwaarde verbonden dat de bebouwing passend moet zijn binnen de stedenbouwkundige uitgangspunten als geregeld in de in art. 4 van de planvoorschriften opgenomen beschrijving in hoofdlijnen. Ter bescherming van de historische stadsdelen is in dit artikel- voorzover hier van belang - het volgende bepaald:

Artikel 4 (...) Een belangrijk aandachtspunt betreft de wijze waarop de hoogbouw vanuit de historische stadsdelen, in het bijzonder vanuit het Binnenhof en de Plaats wordt ervaren, alsmede de wijze waarop de hoogbouw de skyline van de historische stadsdelen beïnvloedt. Op plekken waar de hoogte van de bebouwing van

30 betekenis is voor de historische binnenstad kan ook door middel van het stellen van nadere eisen omtrent de situering, voor zover deze variabel is, en de vormgeving van de bebouwing invloed worden uitgeoefend met het oogpunt op de bescherming van de belangen van de historische binnenstad.

Aangezien het uit stedenbouwkundige overwegingen noodzakelijk is dat de schaal van de historische stad - hoogte van 20 m - duidelijk in de in het plangebied opgenomen bouwblokken herkenbaar is, dient de hoogte van 20 m (bij de vlakken met een variabele bouwhoogte van 20-40 m) in elk geval tot uitdrukking te komen ter plaatse van de met de bestemming "Langzaamverkeersgebied" aangegeven bebouwingsgrenzen.

Zie de in art. 5, lid 2, en de in art. 6, lid 2, van de planvoorschriften opgenomen beschrijving in hoofdlijnen.

De bouwhoogte van de accenten is blijkens de planvoorschriften in twee zones verdeeld: a) in de omgeving van het Centraal Station en VROM geldt de bestemming "Kantoren, Gemengde doeleinden en Wonen (K-i-Gd+Wo)". Binnen deze bestemming zijn op grond van art. 5, lid 3, onder c, van de planvoorschriften twee torens toegestaan met een maximale hoogte van 140 meter. Met deze hoogte wordt aangesloten op de hoogte van de Hoftoren.

Toelichting op het bestemmingsplan "Wijnhavenkwartier", p. 28.

Op grond van art. 5, lid 3, onder c, van de planvoorschriften is binnen voornoemd bestemmingsvlak een derde toren toegestaan met een maximale hoogte van 125 meter. Met behulp van maquette studies en gemaakte impressies vanuit de binnenstad en de Rivierenbuurt is vanuit het programma en de totale compositie van de accenten gekozen voor een lagere hoogte voor dit accent.

Toelichting op het bestemmingsplan "Wijnhavenkwartier", p. 28.

Om de transparantie op skylineniveau te beschermen is art. 5, lid 3, onder d, van de planvoorschriften opgenomen. Met dit artikel wordt gegarandeerd dat de torens niet te dicht op elkaar kunnen worden gebouwd.

Art. 5, lid 3, onder d. In afwijking van het bepaalde onder c dient er voor wat betreft de bovenbouw tussen de op de kaart onder I en II door hoogtegrenzen omkaderde vlakken een minimum afstand te worden aangehouden van 13,20 m en dient tussen de onder II en III op de kaart door hoogtegrenzen omkaderde vlakken een minimum afstand van 20 m te worden aangehouden.

Gelet op het bepaalde in art. 5, lid 6, onder d, van de planvoorschriften kunnen de hoogtevlakken na vrijstelling met maximaal 3 meter worden verschoven. Vrijstelling kan

31 er echter niet toe leiden dat de totale oppervlakte van alle door hoogtegrenzen omkaderde vlakken wordt vergroot.

Art. 5, lid 6, onder d Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verienen van: (...) d. het derde lid onder c ten behoeve van het verschuiven van de door hoogtegrenzen omkaderde vlakken met maximaal 3 m, met dien verstand dat de totale oppervlakte van alle door hoogtegrenzen omkaderde vlakken ongewijzigd dient te blijven.

De hoogtevlakken kunnen na vrijstelling ook iets dichter op elkaar worden gebouwd.

Art. 5, lid 6, onder f Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verienen van: (...) f. het derde lid onder d, voor zover het betreft de minimaal aan de houden afstand van de bovenbouw tussen de onder I en II, alsmede onder II en III op de kaart door hoogtegrenzen omkaderde vlakken, in die zin dat bedoelde afstand met ten hoogste 0,50 m en 4 m mag worden verkleind tot respectievelijk 12,70 m en 16 m. b) in de omgeving van het stadhuis (Wijnhaven) geldt de bestemming "Gemengde doeleinden en Wonen (Gd + Wo)". Binnen deze bestemming zijn op grond van art. 6, lid 3, onder c, van de planvoorschriften twee torens toegestaan met een hoogte van 70 meter. Gelet op het bepaalde in art. 6, lid 6, onder c, van de planvoorschriften kan deze bouwhoogte na vrijstelling met maximaal 20 meter worden verhoogd. Dit in aansluiting op de accenten in de Resident en als markering van de versmalling van de Schedeldoekshaven. Daaraan is wel de voorwaarde verbonden dat de bebouwing passend moet zijn binnen de stedenbouwkundige uitgangspunten als geregeld in de in art. 4 van de planvoorschriften opgenomen beschrijving in hoofdlijnen. In dit artikel is - voorzover hier van belang - het volgende bepaald.

Artikel 4 (...) Een belangrijk aandachtspunt betreft de wijze waarop de hoogbouw vanuit de historische stadsdelen, in het bijzonder vanuit het Binnenhof en de Plaats wordt ervaren, alsmede de wijze waarop de hoogbouw de skyline van de historische stadsdelen beïnvloedt. Op plekken waar de hoogte van de bebouwing van betekenis is voor de historische binnenstad kan ook door middel van het stellen van nadere eisen omtrent de situering, voor zover deze variabel is, en de vormgeving van de bebouwing invloed worden uitgeoefend met het oogpunt op de bescherming van de belangen van de historische binnenstad.

Om de transparantie op skylineniveau te beschermen, is art. 6, lid 3, onder d, van de planvoorschriften opgenomen. Dit voorschrift garandeert dat de twee torens niet te dicht op elkaar kunnen worden gebouwd.

Art. 6, lid 3, onder d 32 In afwijking van het bepaalde onder c mag de breedte van de evenwijdig aan de Turfmarkt en Schedeldoekshaven gelegen bebouwing, voor zover de ingevolge de plankaart toegestane hoogte zich boven de 50 m uitstrekt, niet meer dan 32 m bedragen; Voor het deel van de bebouwing dat breder is dan 32 m geldt een bouwhoogte van 20-40 m, waarvan ten minste 50% over een hoogte van maximaal 20 m dient te beschikken.

De hoogtevlakken kunnen na vrijstelling verder iets dichter bij elkaar worden gebouwd.

Art. 6, lid 6, onder f Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verienen van: (...) f. het derde lid onder e, met maximaal 3 m, met dien verstande dat aan of nabij de Schedeldoekshaven, ter plaatse van het op de plankaart aangegeven deel van een bebouwingsvlak waarbij ten minste 50% over een maximum hoogte van 20 m dient te beschikken, maximaal 7 m kan worden toegestaan.

Bij de hoogbouw waarin het plan voorziet wordt uitgegaan van het principe van de "needie strategy", welke er toe strekt dat de historische skyline en het beschermde stadsgezicht gerespecteerd moeten worden. Blijkens de toelichting betekent dit dat er bij het toetsen van bouwplannen op zal worden gelet dat deze in hoogte, massa, silhouet, geleding en materialisering niet domineren over het historische gevelbeeld. Hierdoor wordt aangesloten op het in de Hoogbouwvisie Den Haag neergelegde beleid waarin het volgende is bepaald:

"De huidige hoogbouwzones (Nieuw Centrum, Beatrixkwartier en Scheveningen- Bad) hebben bebouwingshoogtes tussen circa 50 en 70 meter. Maatgevend hiervoor is een jarenlang gehanteerd uitgangspunt: het was verboden om in het centrum gebouwen neer te zetten die vanaf de Plaats gezien boven het Binnenhof uit zouden komen. Als gevolg daarvan werd de hoogte van het stadhuis beperkt tot circa 50 meter en zijn de gebouwen in de omgeving (JuBi, VROM en Stichthage) uitgevoerd binnen een hoogte van circa 70 meter. Toch heeft De Resident (Twin Peaks en Zürichtoren) een bebouwing die hoger is dan 70 meter. Dit is mogelijk gemaakt door twee zaken: de introductie van een oplopende bebouwingshoogte vanaf het Spui tot het Centraal Station, met daarbij de zgn. 'needie strategy'. Deze respecteert de historische skyline en het Beschermd Stadsgezicht: het volume van een gebouw mag in hoogte, massa, silhouet, geleding en materialisering niet domineren over het historische gevelbeeld."

Hoogbouwvisie Den Haag, p. 13.

Om in dit verband invloed te kunnen uitoefenen is in de planvoorschriften bepaald dat burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen met betrekking tot de situering en/of vormgeving van gebouwen in verband met de uitwerking ervan op de historische binnenstad.

Art. 5, lid 5, onder a, en art. 6, lid 5, onder a, van de planvoorschriften.

33 '3

Blijkens de plantoelichting gaat het bij de nadere eisen regeling in het bijzonder om de uitstraling op de begane grond als de eerste verdieping gezien vanuit de voorbijganger. De daarboven gelegen torens kunnen versmallen naar de top omwille van transparantie (doorzicht) en lichttoetreding naar de omgeving. Voor de zichtbaarheid vanuit de historische stad en de skyline is het van belang dat de top bijzondere aandacht krijgt.

- toelichting p. 12. In dit verband is nog van belang dat art. 5, lid 6, onder e, en art. 6, lid 6, onder e, van de planvoorschriften voorzien in de mogelijkheid vrijstelling te verienen van de maximale bouwhoogte met 6,5 meter voor uit architectonische of esthetische overwegingen voorgestane dakelementen.

De consultatie van vertegenwoordigers van lokale monumentenorganisaties, architecten en stedenbouwkundigen wordt vervolgd in consultaties met betrekking tot de beginselplannen voor de woontoren en de torens voor Justitie en BZ. In deze beginselplannen wordt, binnen de context van het stedenbouwkundig plan, nader vorm gegeven aan de architectonische uitwerking van de torens.

Zie de verslagen van de consultatiebijeenkomsten die op 28 maart 2003 en 17 maart 2004 hebben plaatsgevonden met monumentencommissies. Voor verwezen naar de verslagen van de consultatiebijeenkomsten die op 11 februari 2004 en 24 maart 2003 hebben plaatsgevonden met de architecten/stedenbouwkundigen.

Gezien het vorenstaande moet worden geconcludeerd dat het plan voorziet in een vijftal torens die qua hoogte aflopen richting het Spui. Uit het plan en de daarbij behorende toelichting volgt dat de concrete situering, hoogte en breedte van de torens op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Daarbij is in het bijzonder rekening gehouden met de effecten van de hoogbouw op het beschermde stadsgezicht. In samenhang met de reeds bestaande hoogte-accenten in het Spuikwartier ontstaat met de realisatie van de in het bestemmingsplan "Wijnhavenkwartier" geprojecteerde hoogbouw een zorgvuldig gecomposeerde, nieuwe skyline waarmee het dynamisch karakter van dit deel van Den Haag wordt onderstreept. Het beschermde stadsgezicht blijft daarbij onaangetast. Wel zal vanaf een aantal plaatsen in de binnenstad zicht zijn op de nieuwe skyline. Het is juist de combinatie van enerzijds het ontspannen karakter van de historische binnenstad en anderzijds het dynamische karakter van het nieuwe centrum waardoor een belangrijke culturele verrijking ontstaat.

De sloop van de ministeries waarin het plan voorziet, biedt verder de kans om de Nieuwe Haven weer te verbinden met de Korte- en Lange Houtstraat en de Fluwelen Burgwal. Hierdoor kan de Rivierenbuurt voor langzaam verkeer weer als vanouds verknoopt worden met de binnenstad.

Toelichting op het bestemmingsplan "Wijnhavenkwartier", p. 10-11.

34 In zoverre wordt de verbinding hersteld met de historisch-ruimtelijke structuur die blijkens de bij de aanwijzing beschermd stadsgezicht behorende toelichting zo kenmerkend wordt geacht voor dit deel van Den Haag.

Conclusies: De wijze waarop hoogbouw ter plaatse van het Wijnhavenkwartier in concreto kan worden ingepast in het stedelijk weefsel en de effecten van de hoogbouw op de historische binnenstad en de skyline is aan de hand van concept-stedenbouwkundige plannen zorgvuldig bestudeerd. De concept-stedenbouwkundige plannen zijn onderwerp geweest van workshops en deelstudies. Daarnaast heeft veelvuldig consultatie plaatsgevonden met de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en vertegenwoordigers van architecten, stedenbouwkundigen en vertegenwoordigers van lokale monumentenorganisaties. De voorbereiding heeft geresulteerd in een stedenbouwkundig plan waarmee volgens het advies van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg een resultaat kan worden bereikt waarbij een verantwoord evenwicht kan worden gevonden tussen wat in de Hoogbouwvisie Den Haag "dynamisch Den Haag" en "ontspannen Den Haag" (de historische binnenstad) wordt genoemd. Op basis van het stedenbouwkundig plan is het bestemmingsplan "Wijnhavenkwartier" opgesteld. Dit bestemmingsplan en de daarbij behorende voorschriften bieden het juridisch planologisch kader waardoor verzekerd wordt dat de hoogte-opbouw en vormgeving van de bebouwing binnen het plangebied aansluit op de omgeving, waaronder de historische binnenstad. Het bestemmingsplan "Wijnhavenkwartier" maakt de realisatie mogelijk van een vijftal torens, te weten twee torens in de omgeving van het Centraal Station en het ministerie van VROM met een hoogte van 140 meter (aansluitend op de reeds bestaande Hoftoren), vervolgens iets verder richting Spui één toren van 125 meter en tenslotte in de omgeving van het Stadhuis twee torens van 70 meter (aansluitend op de bebouwing van de Resident. Het bestemmingsplan "Wijnhavenkwartier" is volledig in overeenstemming met het Streekplan, het Structuurplan en de Hoogbouwvisie Den Haag. Met de realisatie van de in het bestemmingsplan voorziene hoogbouw ontstaat in combinatie met de reeds bestaande hoogteaccenten in het Spuikwartier een bewust gecomponeerde, nieuwe skyline die het dynamisch karakter van juist dat economische zwaartepunt van Den Haag markeert. De structuur van de beschermde binnenstad blijft onaangetast. Vanuit bepaalde plaatsen in de binnenstad zal er zicht zijn op de nieuwe skyline. Met een stelsel van nadere eisen kunnen positie, hoogte en vormgeving van de hoogbouw zorgvuldig op de skyline van de historische stad worden afgestemd. Juist de combinatie van het ontspannen karakter van de binnenstad en het dynamische karakter van het nieuwe centrum levert een belangrijke culturele verrijking op. 35 Jurisprudentie inzake hoogbouw in de nabijheid van een beschermd stadsgezicht

Het gebied waarop het bestemmingsplan "Wijnhavenkwartier" betrekking heeft, is als gezegd niet gelegen in het beschermd stadsgezicht. Dit heeft tot gevolg dat in rechte slechts ter beoordeling staat of de gevolgen van de hoogbouw op het beschermd stadsgezicht zodanig zijn dat het plan dienaangaande in strijd moet worden geacht met een goede ruimtelijke ordening. Ingevolge vaste jurisprudentie van de Afdeling moet er immers van worden uitgegaan dat de begrenzing van een beschermd stadsgezicht op een zodanige wijze tot stand is gekomen als nodig is voor de handhaving van het te beschermen stadsbeeld, ook van invloeden van buitenaf.

Zie bijvoorbeeld AbRvS 16 juli 2003, 200201427/1 (UN: AH9851) en AbRvS 3 december 2003, 200203652/1 (UN: AN9209). In beide zaken ging het om hoogbouw in de nabijheid van een beschermd stadsgezicht. Omtrent de gevreesde aantasting van het beschermde stadsgezicht overwoog dat Afdeling dat "allereerst van belang is dat de reikwijdte van een aanwijzing tot beschermd stadsgezicht niet zover gaat dat de daarbij behorende beschermende voorschriften van toepassing zijn op hetgeen niet in de aanwijzing is begrepen. Daarentegen moet ervan worden uitgegaan dat de begrenzing van het beschermde stadsgezicht zodanig is gekozen als nodig voor de handhaving van het te beschermen stadsbeeld, ook van buitenaf. De gevolgen van daarbuiten vallende bebouwing voor het beschermde stadsgezicht kunnen slechts tezamen met alle andere belangen in het kader van een goede ruimtelijke ordening worden betrokken."

Het criterium is dus of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Het in de Hoogbouwvisie neergelegde gemeentelijke beleid voorziet in hoogbouw in de buitencategorie (100 tot 140 meter) ter plaatse van het Wijnhavenkwartier. Het in de Hoogbouwvisie neergelegde beleid is in overeenstemming met de stedelijke vernieuwingsgedachte zoals neergelegd in het Streekplan en het Regionaal Structuurplan. De wijze waarop hoogbouw ter plaatse van het Wijnhavenkwartier in concreto wordt ingepast in het stedelijk weefsel en de effecten van de hoogbouw op de historische binnenstad en de skyline zijn verder onderwerp geweest van uitgebreide studies. De resultaten van deze studies liggen ten grondslag aan het bestemmingsplan "Wijnhavenkwartier". Gelet hierop en gezien het feit dat dit bestemmingsplan en de daarbij behorende voorschriften garanderen dat de hoogte-opbouw en vormgeving van de bebouwing binnen het plangebied aansluit op de omgeving - waaronder de historische binnenstad - moet worden geconcludeerd dat het plan wat de daarin opgenomen bouwhoogten betreft niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

Zoals hiervoor in hoofdstuk 4 is beschreven, bieden het bestemmingsplan "Spuikwartier" en de herzieningen daarvan de planologische basis voor hoogbouw binnen het Spuikwartier. Deze bestemmingsplannen zijn onherroepelijk. Op basis van deze bestemmingsplannen is in de onmiddellijke nabijheid van het plangebied reeds hoogbouw

36 gerealiseerd. Met de in het bestemmingsplan "Wijnhavenkwartier" opgenomen hoogte-opbouw wordt aangesloten bij de hoogtes in de omringende stad. Zo is wat betreft de in het plan opgenomen hoogte-accenten aangesloten bij de accenten in de Resident en de Hoftoren. Van strijd met een goede ruimtelijke ordening is dan volgens de jurisprudentie van de Afdeling geen sprake.

Vgl. AbRvS 16 juli 2003, 200201427/1 (UN: AH9851), AbRvS 21 juli 2004, 200307961/1 (UN: AQ3695) en AbRvS 8 oktober 2003, AB 2004/44. In deze uitspraken werden de in een plan opgenomen bouwhoogten niet in strijd geacht met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij werd betekenis toegekend aan het feit dat bij het bepalen van de bouwhoogten in het plan aansluiting was gezocht bij de bouwhoogten op aanpalende percelen. O

37