ADVIES VAN DE DIRECTEUR DTE AAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, OP BASIS VAN ARTIKEL 15, TWEEDE LID, VAN DE ELEKTRICITEITSWET 1998.

BEDRIJFSGEGEVENS AANVRAGER Ontheffingsaanvrager: Tuinbouwcombinatie Harmelerwaard B.V. Postbus 128 3454 ZJ De Meern

Contactpersoon: Mw. mr. dr. M.M. Roggenkamp Postbus 190 3000 AD Rotterdam tel.: 010 - 404 21 38 fax: 010 - 404 23 33

PROCEDURE Op 28 november 2001 heeft de directeur van de Dienst uitvoering en toezicht Energie (hierna: DTe) een verzoek ontvangen een ontheffing te verlenen van het in artikel 10, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998 (hierna: E-wet) neergelegde gebod een netbeheerder aan te wijzen. Het verzoek is ingediend door Tuinbouwcombinatie Harmelerwaard B.V. Op het verzoek is de openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) toegepast. De aanvraag heeft derhalve voor een periode van vier weken voor belanghebbenden ter inzage gelegen; hiervan is mededeling gedaan in Staatscourant nr. 238 van 7 december 2001. Er zijn geen zienswijzen ingediend als bedoeld in artikel 3:13 Awb.

FEITELIJKE SITUATIE Tuinbouwcombinatie Harmelerwaard B.V. is betrokken bij het nog te ontwikkelen glastuinbouwgebied Harmelerwaard. Dit gebied is gelegen in de gemeente tussen , Vleuten en De Meern. Het glastuinbouwgebied Harmelerwaard zal een totaaloppervlak van circa 40 ha hebben waarvan 25 ha met kassen, bedrijfsruimten en bedrijfswoningen zal worden bebouwd. De overige 15 ha, gelegen tussen de kassen, bedrijfsruimten en – woningen, bestaat uit groenstroken e.d.

De ontwikkeling van het project Harmelerwaard is een initiatief van zeven tuinders. Tuinbouwcombinatie Harmelerwaard B.V. is op 2 november 2001 opgericht. De aandelen worden door de zeven betrokken tuinders gehouden. Tuinbouwcombinatie Harmelerwaard B.V. is verantwoordelijk voor de energievoorziening van het project Harmelerwaard en is geen netbeheerder in de zin van de E-wet. De bouw van de nieuwe glastuinbouwbedrijven en de energie-infrastructuur in Harmelerwaard is in maart 2002 aangevangen. In het najaar van 2002 zal met de energielevering gestart worden.

Tuinbouwcombinatie Harmelerwaard B.V. zal ten behoeve van de tuinders in Harmelerwaard energie inkopen en distribueren. Hiertoe zal een gasleiding en een elektriciteitsnet worden aangelegd waarop de tuinders worden aangesloten. Op het elektriciteitsnet zullen zeven bedrijven en negen bedrijfswoningen worden aangesloten. Een mogelijke aansluiting van een buiten het gebied gelegen bedrijfshal en bedrijfswoning en eventuele andere derden zal plaatsvinden op basis van onderhandelingen met Tuinbouwcombinatie Harmelerwaard B.V. Voor het overige is het een gesloten systeem. Het elektriciteitsnet Harmelerwaard wordt aangesloten op het net van Elektriciteitsnetbeheerder B.V. Door Elektriciteitsnetbeheerder Utrecht B.V. zal, aldus Tuinbouwcombinatie Harmelerwaard B.V., een inkoopstation worden opgericht met een capaciteit van 1600 kVA. Bovendien wordt er een meetinrichting geplaatst. De elektriciteit zal, volgens opgave van Tuinbouwcombinatie Harmelerwaard B.V., met een spanning van 10 kV door het elektriciteitsnet van Tuinbouwcombinatie Harmelerwaard B.V. worden geleid waarna de elektriciteit via vijf transformatiestations met een spanning van 400 V naar de individuele tuinders wordt geleid. Per bedrijf wordt de afgenomen en geproduceerde hoeveelheid elektriciteit gemeten. Het totale elektriciteitsverbruik zal, volgens Tuinbouwcombinatie Harmelerwaard B.V., naar schatting 4,5 miljoen kWh per jaar bedragen. Een aanzienlijk deel van het verbruik zal binnen het gebied met WK- installaties worden opgewekt.

WETTELIJK KADER Alvorens kan worden bepaald of een ontheffingsaanvraag kan worden gehonoreerd, moet worden vastgesteld of de aanvrager het recht van gebruik heeft van een net zoals gedefinieerd in de E-wet. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat alleen sprake is van een net indien andere natuurlijke personen of rechtspersonen dan de aanvrager verbonden zijn aan het net van de aanvrager en een meetinrichting is geplaatst tussen deze rechtspersonen en het net.1

Vervolgens dient te worden vastgesteld of het net in de zin van de E-wet niet onder de bagatelbepaling van artikel 15, eerste lid, valt. In deze bepaling wordt aangegeven dat geen netbeheerder hoeft te worden aangewezen voor een net met een spanningsniveau van ten hoogste 0,4 kV en een verbruik van ten hoogste 0,1 GWh per jaar, waarvan een ander dan een leverancier of een netbeheerder een recht van gebruik heeft.

Ten slotte dient het net in de zin van de E-wet, dat niet onder de bagatelbepaling valt, te worden getoetst aan de criteria genoemd in artikel 15, tweede lid, van de E-wet. Een ontheffing kan alleen worden verleend aan een aanvrager die over een net beschikt waarop een beperkt aantal afnemers is aangesloten. Daarbij dient het net van de aanvrager aan één van de vier volgende criteria te voldoen: a. het net is bestemd om de aanvrager te voorzien van elektriciteit dan wel om het centrale bedrijfsproces van de aanvrager te ondersteunen; b. het net is bestemd om een aantal samenwerkende rechtspersonen te voorzien van elektriciteit en de samenwerking van deze rechtspersonen een betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functionerende energiehuishouding in hun vestigingen ten doel heeft; c. ten aanzien van het net zijn kwaliteitseisen van toepassing die in betekenende mate afwijken van de voorwaarden die de directeur DTe op grond van artikel 36 van de E-wet heeft vastgesteld. d. De aanvrager is geen netbeheerder en is niet in een groepsmaatschappij met een netbeheerder verbonden en de aanvrager: - zal een overeenkomst sluiten met de netbeheerder van het net waarop zijn net is aangesloten om te waarborgen dat de uitvoering van de taken van die netbeheerder niet wordt belemmerd, en - zal degene die daarom verzoekt voorzien van een aansluiting op het net van de aanvrager dan wel een aanbod zal doen om met gebruikmaking van het desbetreffende net ten behoeve van de verzoeker transport van elektriciteit uit te voeren met inachtneming van redelijke tarieven en voorwaarden alsmede van de voorschriften bedoeld in artikel 15, derde lid, E-wet.

1 Tweede Kamer, vergaderjaar 1998-1999, 26 303, nr. 7 Om in aanmerking te komen voor een ontheffing moet de aanvragende rechtspersoon beschikken over een net waarop een beperkt aantal natuurlijke personen of rechtspersonen is aangesloten. In de wetsgeschiedenis wordt aangegeven dat er geen scherpe getalsgrens valt te geven om te bepalen of aan een net een beperkt aantal afnemers is verbonden.2 Mede in dit verband is ervoor gekozen de beoordeling of er wel of niet sprake is van een beperkt aantal aansluitingen afhankelijk te laten zijn van de mate waarin het publiek belang wordt gediend. Het is aan de ontheffingsaanvragers zelf om te onderbouwen op welke wijze bij verlening van een ontheffing het publiek belang wordt gediend.

Bestaande en toekomstige elektriciteitsnetten

In artikel 15 E-wet wordt gesproken over ‘een net’. Uit die bewoordingen zou opgemaakt kunnen worden dat alleen voor bestaande netten een ontheffing kan worden verleend. Ook artikel 10 van de E-wet, het artikel waaruit de ontheffingsaanvraag voortvloeit, impliceert dat. In artikel 10, derde lid, E-wet wordt namelijk bepaald dat de rechtspersoon die een recht van gebruik heeft van een net, voor het beheer van dat net een naamloze of besloten vennootschap als netbeheerder aanwijst. Een verwijzing naar toekomstige netten ontbreekt ook hier. Uit de wetsgeschiedenis kan ook niet worden afgeleid dat aandacht is besteed aan toekomstige netten. Er wordt, met andere woorden nergens aandacht geschonken aan het feit dat in de praktijk ook behoefte bestaat aan een ontheffing voor het aanwijzen van een netbeheerder voor een toekomstig, nog aan te leggen, elektriciteitsnet. Terwijl er wel degelijk behoefte bestaat aan ontheffingen voor toekomstige netten. Op deze wijze kan namelijk zekerheid worden verkregen over de plichten van de toekomstig neteigenaar en kan door hem een gedegen afweging worden gemaakt over het wel of niet aanleggen van een net.

Ondanks dat nergens over een toekomstig net wordt gesproken, zijn er evenmin aanwijzingen te vinden die er op duiden dat de wetgever expliciet bedoeld heeft ontheffingsaanvragen die zien op toekomstige elektriciteitsnetten, uit te sluiten. Het lijkt er veel meer op dat dit punt tijdens de totstandkoming van de E- wet niet expliciet is meegenomen.

Vanwege de bestaande behoefte en het feit dat ontheffingverlening voor toekomstige elektriciteitsnetten niet expliciet wordt uitgesloten, adviseert de directeur DTe dat ontheffingverlening voor deze netten mogelijk moet zijn, mits de te realiseren situatie onder één van de hierboven genoemde criteria valt.

BEOORDELING Onderhavig ontheffingsverzoek is gedaan door Tuinbouwcombinatie Harmelerwaard B.V. Uit de ontheffingsaanvraag kan worden afgeleid dat Tuinbouwcombinatie Harmelerwaard B.V. de rechtspersoon zal zijn die over het nog aan te leggen net gaat beschikken. Het betreft een net in de zin van artikel 1, onder i, van de E-wet. Het net waarvoor ontheffing wordt aangevraagd heeft, volgens opgave van Tuinbouwcombinatie Harmelerwaard B.V., een spanningsniveau van 10 kV. Het jaarlijkse verbruik zal naar schatting 4,5 miljoen KWh zijn. Aldus valt het net niet onder de bagatelbepaling van artikel 15, eerste lid, van de E-wet. In casu is - conform artikel 15, tweede lid, aanhef, van de E-wet - sprake van een net waarop een beperkt aantal andere natuurlijke personen of rechtspersonen dan de ontheffingsaanvrager zijn aangesloten. Daarnaast wordt naar het oordeel van de directeur DTe aan de voorwaarde voldaan van het gestelde in artikel

2 Tweede Kamer, vergaderjaar 1997-1998, 25 621, nr. 3 15, tweede lid, onder d, van de E-wet. Het elektriciteitsnet van Tuinbouwcombinatie Harmelerwaard B.V. zal immers worden aangesloten op het net van Elektriciteitsnetbeheerder Utrecht B.V. Hiertoe heeft Tuinbouwcombinatie Harmelerwaard B.V. inmiddels een aansluitovereenkomst gesloten en is voornemens om eveneens een transportovereenkomst af te sluiten. Voorts heeft Tuinbouwcombinatie Harmelerwaard B.V. aangegeven dat het voor derden mogelijk is op basis van onderhandelingen met Tuinbouwcombinatie Harmelerwaard B.V. een aansluiting op het bewuste elektriciteitsnet te verkrijgen. Ten slotte is Tuinbouwcombinatie Harmelerwaard B.V. niet in een groepsmaatschappij met een netbeheerder verbonden. De aanvrager heeft aangegeven dat naar haar oordeel is voldaan aan het gestelde in artikel 15, tweede lid, onder b, van de E-wet. De directeur DTe kan zich in dat oordeel evenwel niet vinden.

ADVIES Gelet op het bovenstaande adviseert de directeur DTe de Minister van Economische Zaken om op basis van artikel 15, tweede lid, onder d, van de E-wet een ontheffing te verlenen aan de aanvrager, Tuinbouwcombinatie Harmelerwaard B.V. De directeur DTe adviseert de Minister bovendien om aan deze ontheffing de voorschriften conform model d te verbinden. Deze voorschriften zijn achter onderhavig advies opgenomen. 1. VOORSCHRIFTEN MODEL D

1. Op verzoek van de Minister dient de ontheffinghouder op elk gewenst moment een overzicht van de stand van zaken op zijn net te kunnen geven. 2. De ontheffinghouder dient eenmaal per jaar wijzigingen van de naam en het adres van de ontheffinghouder aan de minister te melden. 3. Op verzoek van een ieder die is aangesloten of wil worden aangesloten op het net van de ontheffinghouder dient de ontheffinghouder te onderhandelen over de tarieven die de ontheffinghouder berekent voor het gebruik maken van zijn net. Daarbij dient de ontheffinghouder een onderscheid te maken in transporttarieven, aansluittarieven en systeemtarieven. De ontheffinghouder is verplicht om op verzoek van een ieder die is aangesloten of wil worden aangesloten op het net van de ontheffinghouder een voorstel te doen met betrekking tot bovengenoemde tarieven. 4. De ontheffinghouder dient op verzoek van één of meer bij de onderhandelingen betrokken partijen een redelijke termijn te stellen waarbinnen de onderhandelingen zoals bedoeld in voorschrift 3 en 4 afgerond moeten zijn. 5. De voorwaarden, bedoeld in artikel 36 van de Elektriciteitswet 1998, zoals deze zullen worden of zijn vastgesteld door de directeur van de Dienst uitvoering en toezicht Energie, zijn van overeenkomstige toepassing op het net van de ontheffinghouder.