Roderwolde,een Drents 'wolddorp'

Bert Michel

In de noordelijke tip van de provincie zaakt door holocene kleigronden die uit- Drenthe, westelijk van de Hondsrug, wiggen over delen van het voormalige ligt een betrekkelijk klein "woldgebied" woldgebied. op de overgang naar de provincie Gronin­ is het oudst dateerbare 'wold­ gen (afbeelding 1). Het toponiem -wold(e)" dorp' in het Noorddrentse woldgebied. komt er meermalen voor. Bij de aanvang Het ligt noordelijk van de veel oudere van de 11e eeuw werd deze "veenwildernis" zandnederzetting Roden, het moederdorp doorsneden door afwateringsstroompjes van Roderwolde. In 1139 worden beide die afkomstig waren van het Drents dorpen, "Rothen" en "Roterwolde", voor plateau, bijvoorbeeld de Leek, Peizerdiep, het eerst genoemd1. Het kerkdorp Roder­ Eelderdiep en Drentse Aa. In die tijd wolde is vermoedelijk in de 11e eeuw was het gebied nog niet of nauwelijks als een afsplitsing van het moederdorp ontsloten. De Noorddrentse woidzone Roden ontstaan. maakte deel uit van de zeer uitgestrekte In oorsprong dateert de huidige bewonings- woud- en woldstreken in Friesland en vorm uit de 19e eeuw. Tussen de 'nieuwe' Groningen. In hun meest noordelijke begren­ kerk (1831) en de molen "Woldzigt" (1852) zing strekten de Noordnederlandse wouden is langs de hoofdstraat een meer of minder of wolden zich uit aan weerszijden van geconcentreerde bebouwing ontstaan, de as Leeuwarden-Groningen-Nieuweschans. zij het dat de lineaire grondvorm nog goed herkenbaar is. Daarom wordt veelal In bodemkundig opzicht gaat het in Noord- gesproken van het lijnvormige "wegdorp". Drenthe thans om een typisch overgangs­ Het gaat hier evenwel om het 'nieuwe' gebied. Het oppervlaktereliëf wordt ge­ dorp. vormd door zowel pleistocene als holocene De relatie met het oude, middeleeuwse gronden. Het betreft een bonte scha­ dorp werd rond het midden van de 19e kering van laaggelegen veen-, zand­ eeuw als volgt weergegeven. "De stand en kleigronden. van het water schijnt ook hier na verloop Deze woidzone grenst in het zuiden aan van jaren steeds hooger te zijn geworden, de hogere pleistocene gronden die zich waarom de huizen gestadig naar den als onderdelen van ruggen of als inciden­ hoogeren zandgrond nagenoeg 20 minuten tele opduikingen manifesteren (rondom verder zuidelijk zijn verplaatst, doch Roden, en Eelde). Een even grillig de kerk tot 1831 en de pastorij tot 1830 grensverloop in het noorden, op de grens op hunne oude eenzaam geworden plaats met de provincie Groningen, wordt veroor- zijn gebleven" (Romein, 1861, p. 101). Figuur 1. De Noorddrentse woidzone In de literatuur wordt Roderwolde steeds een 'wegdorp' of 'streekdorp' genoemd. Deze kwalificatie wordt toegekend op grond van verschillende criteria die hier goeddeels buiten beschouwing blijven. Recent historisch-geografisch onderzoek naar de occupatievorm van het middel­ eeuwse Roderwolde heeft aangetoond (Michel, 1982), dat het hier gaat om een 'strokenverkaveling met bewoning op de kavels". De nauwe relatie tussen de oorspronkelijke bewonings- en perceels- vorm is in het huidige cultuurlandschap nog gedeeltelijk traceerbaar. Enkele aspecten betreffende de wordingsgeschie­ denis van het oude dorp worden hieronder nader uiteengezet.

De kolonisatie van het "Roderwold"

De 11e eeuw werd in algemene zin geken- 65 Roderwolde, Drents wolddorp

merkt door een toenemende bevolkings­ de Utrechtse kerk zich in die tijd bezig druk en het aantrekken van de ekono- met de systematische openlegging van misch-agrarische konjunktuur. Voor Dren­ de zogenoemde veenwildernissen. Door the kwam daarbij de opkomst van een de stichting van nederzettingen verkreeg nieuw landsheerlijk gezag. De bisschop de kerk een nieuwe bron van inkomsten van Utrecht kreeg in de begintijd veel in de vorm van novale tienden, ofwel invloed, vooral in de periode van onge­ de tienden van nieuw ontgonnen landen. veer 1025-1050. Een dergelijke gelegenheid deed zich De aanzet mag weliswaar krachtig zijn wellicht ook voor ten aanzien van het geweest, nooit heeft de Utrechtse kerk 'Roderwold', grenzend aan de Ommelan- in Drenthe een effektief gezag in wereld­ der ("Fries-Groningse") parochie Lieuwer- lijke zaken kunnen bewerkstelligen. Toch derwolde (Hoogkerk, Leegkerk en Dork- is het niet ondenkbaar dat de bisschop werd), die reeds voor het jaar 1000 was van Utrecht, juist in genoemde periode, gesticht. Lieuwerderwolde vormde de al dan niet direkt, een rol heeft gespeeld Groninger grensstreek ten opzichte van bij de agrarische kolonisatie van het de Noorddrentse dorpen Groningen en 'Roderwold'. Meerdere gegevens pleiten Roden. Bij de -systematische- aanleg in deze richting. Het is bekend dat met van het dorp Roderwolde ging het op name in de 11e eeuw de door het Duitse deze plaats waarschijnlijk om de mate­ rijk aangestelde bisschoppen uitgebreide riële afbakening van zowel het Utrechtse gezagsrechten kregen, op grond van het bisdom als het Utrechtse graafschap rijks-kerkelijke regeerstelsel (het zoge­ Drenthe. In 1139 (en mogelijk eerder heten Ottoonse stelsel). "Het streven in de periode tussen 1114 en 1127) werden was kennelijk de wereldlijke gezagsrechten door de Utrechtse bisschop inkomsten van de bisschoppen te doen samenvallen uit de opbrengst van het altaar verhandeld . met hun diocees" Dansen, 1977, p. 129) Daaruit blijkt dat de Utrechtse bisschop De noordelijke tip van Drenthe was een direct betrokken was bij de kerk van uitgesproken grensgebied, zij het dat Roderwolde, een betrokkenheid die moge­ het Noorddrentse territoir in de 11e lijk al van de kerkstichting dateerde. eeuw uitgestrekter was dan thans het Het vermoeden dat -behalve de kerk- geval is. Ook de 'villa' (dorp) Groningen ook de ontginning waarin zij is gelegen met het omliggende Gorecht behoorde in verband staat met activiteiten van tot Drenthe. De noordwestelijke uithoek de Utrechtse kerk, ligt dan ook voor van Drenthe werd gevormd door de aan­ de hand. grenzende dorpsgebieden van Groningen ('de vlek Groningen in het graafschap De oorspronkelijke dorpsplattegrond Drenthe'), Eelde, Peize én Roden. In 1040 schonk koning Hendrik III aan We gaan uit van de veronderstelling dat de Utrechtse bisschop Bernold bepaalde het dorp Roderwolde omstreeks 1050 goederen in de 'villa Cruoninga', waaronder werd gesticht, mede namens of zelfs een aantal hoogheidsrechten. Bovendien onder begeleiding van de Utrechtse kerk. kwam het wereldlijke gezag over de Een groep kolonisten maakte een begin graafschap Drenthe in 1046 definitief met de ontginningswerkzaamheden in aan de Utrechtse kerk, na eerdere -minder het ruige woldgebied. Een systematische effektieve- schenkingen in 1024 en 1025. en kollektieve aanpak was noodzakelijk, De noordelijke tip van Drenthe -met bijvoorbeeld ten aanzien van de ontwate­ het strategische punt Groningen- kon ring. Bovendien was dit -voor beide par­ aldus uitgroeien tot een belangrijke U- tijen, te weten de buren van Roderwolde trechtse voorpost: omringd door de Om- en de Utrechtse kerk- de meest rendabele melander boerenrepubliekjes in het Munster- ontginningswijze. se bisdom. De aktiviteiten van bisschop Bij de aanleg van het dorp is uitgegaan Bernold (1027-1054) in en om het dorp van een min of meer rechte bewonings- Groningen lijken deze ontwikkeling te as op de lijn -het kerkhof bevestigen. Zo liet hij vermoedelijk de (waar tot 1831 de kerk heeft gestaan)- imposante St.Waiburgkerk in Groningen het ( grote ) Waal ( afbeelding 2 ). Deze (-stad) bouwen. Elders in het Sticht hield bewoningsas, die tevens de basis was 66 Roderwolde, Drents wolddorp

plaatsen (inclusief de nog bestaande 'Waal­ borg') lagen buiten, of in het verlengde van de 'primaire verkavelingseenheid'. Dat het om een strokenverkaveling gaat blijkt uit vroeg-19e eeuwse topografische gegevens (afbeelding 3) en ook uit oude kerkelijke bronnen. Zo wordt in 1608 gesproken van de "opgaende grasen. Over de oorspronkelijke breedte van de afzonderlijke hoeven is niets met zeker­ heid te zeggen. Uit kadastrale gegevens van omstreeks 1830 kan een gemiddelde breedte van circa 175 meter worden af­ geleid, waarbij is afgezien van de toen reeds zeer ver doorgevoerde perceiering per gebruikseenheid. De totale lengte van de bewoningsas bedroeg ongeveer 2500 meter, waarbij de kerk op een cen­ Figuur 2. Het middeleeuwse dorpsgebied van traal punt, in dit geval halverwege het Roderwolde lineaire dorp, was gelokaliseerd. Aan weerszijden van de oude kerk (afbeel­ gearceerd: de "primaire verkavelings- eenheid" ding 't) zijn -en worden- langs de be­ . = de oude bewoningsas woningsas steenresten van huizen aangetrof­ v = de globale ligging van de (groepen fen en is het bestaan van oude voetpaden van) "veenterpjes" bekend. Het zijn waarschijnlijk delen 1 = het kerkhof (lokatie van de voorma­ van deze bewoningsas die in 1608 worden lige kerk) aangeduid als de "gawe". Het gaat hierbij 2 = de "nieuwe" kerk om de 'ga-weg', die veelal overeenkomt 3 = de "es van Roderwolde" met de oorspronkelijke bewoningsas en de daarlangs gelegen sloot (Schönfeld, 1955). voor de inrichtingsaktiviteiten, is naar De buurschap Sandebuur vormt tot op alle waarschijnlijkheid evenwijdig aan heden een kenmerkend lijnrelikt van de natuurlijke voorganger van de Mat- de oude bewoningsas. Het voormalige sloot uitgezet. Het deel van het 'Roder- dorpsdeel ligt op een ruim één meter wold' waar de ontginningsaktiviteiten boven N.A.P. liggende zandondergrond. het eerst op werden gericht was gelegen De veengronden aan weerszijden liggen tussen de bewoningsas en de . gemiddeld 1,5 meter lager. Ten tijde We kunnen dit deel van het dorpsgebied van de kolonisatie bestonden deze hoogte­ aanduiden als de "primaire verkavelings- verschillen niet, of in veel mindere mate. eenheid". De systematische ontginning Het totale pakket van inrichtingsmaat­ van deze 'Aufstreckflur' leidde tot de regelen heeft dit opmerkelijke verschil vorming van typisch eenkavelbedrijven. in hoogteligging veroorzaakt. Door klink Met het graven van sloten, haaks op en verwering (oxidatie) van de veensub- de bewoningsas, werd bovendien het stantie -in samenhang met de landbouw­ ontwateringspatroon in . zijn grondvorm kundige exploitatie- trad een onomkeer­ vastgelegd. In oorsprong ging het dus baar dalingsproces van de veenbodem om het systeem van een 'strokenverkave­ in werking. In 1557 beschouwden de buren ling met bewoning op de kavels'. Bij van Roderwolde de 'Sandeburen' niet deze 'bewoning' denke men aan- de oor­ als een afzonderlijk buurschap binnen spronkelijke agrarische dorpsbebouwing, hun kerspel ( of dorpsgebied ). De oude de boerderijen van de kolonisten- landbou­ bewoningsas was toen kennelijk nog in wers aan weerszijden van de kerk. In takt. In 1826 blijkt het bakstenen kerkje het Roderwolder dorpsgebied zijn (nadien) -vóór de afbraak in 1830/31- ..."op eene verscheidene -al dan niet versterkte- kleine hoogte " te staan. Ook hier is buitenplaatsen gebouwd. Deze buiten­ de maaivelddaling van de omliggende

67 Roderwolde, Drents wolddorp

Figuur 3. Roderwolde rond het midden van de 19e eeuw (kopie van de kaart van A. Werneke, 1840) veengronden waarschijnlijk hoofdoorzaak 1800 was de middeleeuwse bewonings- van het kontrast in hoogteligging. Een as reeds sterk aangetast. De 'Sandeburen' andere mogelijkheid is, dat voorafgaande raakten geïsoleerd van het "nieuwe" dorp aan de bouw van déze kerk reeds een Roderwolde, dat zich ontwikkelde tussen hoogte was opgeworpen, in verband met de nieuwe kerk (1831) en de 'Waalborg' een toen reeds (13e-14e eeuw) ver voort­ en rondom de 'es van Roderwolde' (daar geschreden maaivelddaling ter plaatse. waar nu de molen 'Woldzigt' staat). Dit zou gebeurd kunnen zijn bii de af­ braak van de (houten en/of tufstenen) De buitenburen voorganger, die in 1139 voor het eerst in de geschreven bronnen wordt vermeld. De oude dorpseenheid van Roderwolde Elders in het dorpsgebied werden om­ bestond uit de 'primaire verkavelings- streeks de 13e en 14e eeuw ook al ver­ eenheid' en het 'buitengebied', ofwel hoogde huisplaatsen aangelegd, waaron­ de rest van het totale dorpstoebehoren. der de hierna te noemen "veenterpjes". In laat-middeleeuwse bronnen wordt Door de voortdurende maaivelddaling in dit verband ook wel gesproken van van de veengronden is de lineaire be- de "marke" van Roderwolde. woningsvorm op den duur aangetast. De inrichtingsaktiviteiten en de land­ Deze 'verbreking' is vermoedelijk eerst bouwkundige exploitatie (veeteelt en goed in gang gezet na 1650. Toen trad waarschijnlijk akkerbouw) veroorzaakten een langdurige ekonomisch-agrarische de bovengenoemde maaivelddaling van neergangsperiode in. De eerste grote over­ de veengronden. De grondwaterstanden stromingen van het Roderwolder gdorps- werden steeds hoger. gebied dateren uit 1672 en 1686. De Reeds betrekkelijk snel werden langs, waterstaatkundige problemen werden in en vooral in het oostelijke verlengde de 18e en 19e eeuw steeds groter. Rond van de bewoningsas, verhoogde huisplaat- 68 Roderwolde, Drents wolddorp

sen aangelegd. In de periode van ongeveer De terpjes zijn aangelegd in een periode 1200-1400 leidde dit tot een nieuwe kolo­ van agrarische hoogkonjunktuur. In dezelf­ nisatie in het buitengebied, langs het de tijd (12e-14e eeuw) groeide het Drentse Peizerdiep en noordelijk van de Matsloot. dorp Groningen uit tot het krachtige De 'woldgronden' bestonden hier uit ma- handelscentrum van de Ommelanden. delanden. In de l*e eeuw is onder meer De nabijheid van de Groninger markt sprake van de "Roderwaldmademaden" was uiteraard ook van grote betekenis en de "Roderwoltmannemaden". D e_ z e voor de Noorddrentse dorpen, waaronder madelanden waren vanouds de 'veengron­ Roderwolde. den met een natuurlijke grasondergroei, De gunstige ekonomisch-agrarische toe­ waarvan bij de ontginning 'ruigte en op­ stand maakte de aanleg van veenterpen slag' werd verwijderd. De kunstmatige in het tussengelegen, nog steeds lager hoogten die hier werden aangelegd, staan wordende gebied (c.q. het Noorddrentse thans bekend ais "veenterpjes". Niet al­ 'wold') alleszins rendabel. De rundvee­ leen in Roderwolde, maar ook in Peizer- houderij kreeg -verhoudingsgewijs- enorme wold en Eelderwolde werden er vele tien­ uitbreidingsmogelijkheden. Zeer waarschijn­ tallen opgeworpen. De 'hoofdgroep Roder­ lijk ging het in dit vruchtbare, door klei wolde' (circa 60 terpjes) is in tegenstelling verrijkte veenweidegebied om een con­ tot beide andere hoofdgroepen nog groten­ centratiegebied voor de vetweiderij. In deels intakt sedert een laatste uitgebrei­ Roderwolde herinnert het toponiem "Osse- de inventarisatie in 1967/68. waaide" aan de Onlandse dijk hier mogelijk De veenterpjes bestaan uit materiaal aan. dat in nabije omgeving voorhanden was: In 1537 melden de buren van Roderwolde veen, klei, zand en keileem. Ze zijn mees­ dat er behalve Roderwolde geen andere tal min of meer rond van vorm. De terpjes buurschappen onder het 'kerspel' vallen. hebben een middellijn van ongeveer 10 Voorzover het de 'Sandeburen' betreft tot 40 meter en variëren thans in hoogte is een en ander hierboven toegelicht. van 0,25 tot 1 meter boven het maaiveld. Het is in dit verband wél opmerkelijk De van oorsprong grootste en hoogste dat de buren van Roderwolde niets vermel­ terpen zijn, door hun gewicht, het diepste den over de "Maethuisen" (de buurschap weggezakt in de slappe veenbodem. Op Matsloot) die enkele jaren later (in 1564) deze veenterpjes nebben boerderijen in de bronnen opduiken. De oorzaak en schuren, dan wel stallen gestaan, is gelegen in de omstandigheid dat het als er al sprake van bebouwing was. hier gaat om "buitenburen". Naar alle

Figuur 4. De oude kerk van Roderwolde (afgebroken in 1830/31) met nabijgelegen huis of boerderij (fragment van potloodtekening, aanwezig in het Provinciaal Museum van Drenthe te Assen)

• - *•, *•>•» 'jWt' •* **«»*,, •^tëfz&f* vA^u.

69 Roderwoide, Drents wolddorp

waarschijnlijkheid bewoonden zij (een sproken worden van het "streekdorp" deel van) de veenterpjes. In 1575 is sprake Roderwoide. De 'strokenverkaveling van ... "de van Maethuisen mit de ander met bewoning op de kavels' beperkte buitenbuiren, de Roerderwoltmer marcke zich evenwel tot de lle-eeuwse 'primaire mede bruickende sinnen". Dat zij in het verkavelingseenheid'. Een aanzienlijk kerspel of dorpsgebied van Roderwoide deel van het totale dorpstoebehoren kreeg woonachtig zijn, blijkt uit het vervolg vooralsnog de status van buitengebied: van deze bron. Ook de buitenburen moeten de buurmarke. (in een speciale heffing) bijdragen ... De begrenzing van het totale dorpstoe­ "eenen ider na groetheyt syns landes behoren was vanouds onomstreden. Bij ende guedes, soo eenen ider in Roder- de stichting van het dorp Roderwoide woltmer karspel na syn quota heft liggen." in de 11e eeuw ging het om een afsplit­ Bouwer (1970, p. 153 e.v.) sprak met sing van het veel oudere dorp Roden. betrekking tot Roderwoide over een 'weide- Bij deze gelegenheid was alleen de 'in­ marke'. Het ging hierbij vermoedelijk terne' grensscheiding van beide dorpen om de gezamenlijk -door de buren van nieuw. Roderwoide- gebruikte madelanden en Uit dit onderzoek is duidelijk geworden nog woest liggende 'woldgronden', óf dat de buren van Roderwoide reeds in slechts om het gemeenschappelijke bezit de loop van de 13e en l<»e eeuw gaandeweg ervan. Beter nog kan men dit territoir een deel van hun bezits- en gebruiksrech­ in navolging van Heringa aanduiden als ten van de -zéker door hen bestuurde- 'buurmarke', het 'in hoofdzaak gemeen­ buurmarke afgestaan aan de 'buiten­ schappelijk gebruikte deel van de marke buren'. Het is zeer aannemelijk dat er der buurschap' (Heringa, 1982, pp. 3-5). in het dorpsgebied van Roderwoide een relatie is tussen de vestiging van deze buitenburen en de aanleg van 'veenterp­ Besluit jes, in de 13e- en de overgang naar de 14e eeuw. Vanaf omstreeks 1650 werd De oorspronkelijke nederzettingsstruktuur de oorspronkelijke bewoningsas aangetast, van het dorp Roderwoide werd gevormd door verplaatsing van een deel van het door een min of meer rijvormige bewo- dorp. Bovendien zijn in de 18e en 19e ningsas en een 'opgaande' verkaveling eeuw de veenterpjes verlaten. Omstreeks haaks op deze as. Het waren typische 1900 verloor de laatste verhoogde huis- eenkavelbedrijven. In deze zin kan ge­ plaats aan de Matsloot zijn funktie. 70 Roderwolde, Drents wolddorp

Noten

1. OCD dl. I. -nr. 17 2. Idem 3. OSA 374 (Aantekeningen kerkvoogdij Roderwolde) 4. Idem 5. Het gaat hier om het toponiem "gouwe" dat behalve in Roderwolde ook in Peizerwold en elders in nabijgelegen 'wolden' voorkomt. (Zie ook afbeelding 3 van dit artikel: de "middel gave" in Roderwolde, als het westelijke verlengde van de oude bewoningsas en de "gave" in Oostwold ter plaatse van de bewoningsas). 6. Familiearchief van Ewsum, inv.nr.133 cV (Rijksarchief Groningen) en het 'fonds Kopieën van Drentse geschiedbronnen buiten Drenthe' -xeroxopie Rapport 1557, Dr.gesch.bronnen A.VII.2 (Rijksarchief Drenthe) 7. Brief van de kerkvoogden bij de hervormde gemeente te Roderwolde, van is-1-ia^b -opgenomen in "ROON", bulletin van de Historische Vereniging Roon, derde jrg. no. 5 (nr.22) okt. 1981, P- 5 8. Eerdere ernstige overstromingen (door opstuwing van binnenwater) dateren vermoedelijk uit de 16e eeuw (1562 en 1570). De periode 1550-1650 werd in algemene zin echter door een zeer gunstige landbouw-economische toestand gekenmerkt, zodat de consequenties in dit verband minder ingrijpend hoefden te zijn. Recente steengoed-vondsten nabij zogenoemde "veenterpjes" noordelijker in het dorpsgebied, wijzen zelfs daar op een doorgaande bewoning tot in de 17e eeuw. De functie als verhoogde woonplaats (dus los gezien van een eventuele agrarische be­ drijfsvoering) duurde op een enkele plaats zelfs voort tot aan het eind van de 19e eeuw. 9. OGD dl. I. -nr 460 (1358) OGD dl. II. -nr. 808 (1390) 10. Goorspraken van Drenthe, Werken OVR I 1563-1565, p. 151 11. Goorspraken van Drenthe, Werken OVR II 1572-1577, p. 190-192

Literatuur

BOUWER, K. (1970), Cultuurlandschapsvormen aan de westzijde van het Drents plateau, Groningen. BROOD, P. (1977), Een vogelvlucht over de Drentse grenzen. Nieuwe Drentse Volksalmanak, pp-8- 15. ELERIE, 3.N.H. en G. SMIT (1981), De bo van Schoonebeek, een raadselachtige exploitatievorm. In: Nieuwe Drentse Volksalmanak, pp. 1-11. GOORSPRAKEN van Drenthe, Werken Stichting (tot uitgaaf der bronnen van het) Oud-Vaderlands Recht (OVR). I 1563-1565, Werken OVR II, 22 (1928, 's-Gravenhage), II 1572-1577, Werken OVR III, 1 (1931, Utrecht). HALBERTSMA, H. (1974), Groningens oudste kerken; naar aanleiding van A.E. van Giffen en W. Praamstra, 'De Groninger St. Walburg en haar ondergrond'. Bulletin KNOB jaargang 73, afl. 5, pp. 226-231. HERINGA, J. (1982), De buurschap en haar marke, Drentse Historische Studiën V, Assen. HISTORIE van Groningen; stad en land (1981), onder redactie van WJ. Formsma, M.G. Buist, W.H.R. Koops e.a., Groningen. JANSEN, H.P.H. (1977), Middeleeuwse geschiedenis der Nederlanden, Utrecht/Antwerpen. KLUNGEL, A.E. (1971), Veenterpen ten zuidwesten van Groningen. Boor en Spade 17, pp. 188- 197. MICHEL, H. (1982), 'Met het oog op Roderwolde' -over de historische geografie van het oude streekdorp. Doctoraalscriptie Geografisch en Planologisch Instituut Vrije Universiteit, Amsterdam. OGD -Oorkondenboek van Groningen en Drenthe (1896-1899), bewerkt door P.J. Blok, J.A. Feith, S. Gratema, e.a., 2 delen, Groningen. OSA -Oude Statenarchieven van Drenthe, Rijksarchief in Drenthe. ROMEIN, T.A. (1861), De hervormde predikanten van Drenthe sedert de Hervorming tot in 1861. Groningen. SCHONFELD, M. (1955), Nederlandse Waternamen. Bijdragen en mededelingen der naamkunde- commissie van de Kon. Nederlandse Akadenrue van Wetenschappen te Amsterdam, nr. VI-1955, Amsterdam.

71