© 2009 Opdrachtgever en Past2Present. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze ook, daaronder mede begrepen gehele of gedeeltelijke bewerking van het werk, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Opdrachtgever en Past2Present.

Archeologische verwachtingskaart Gemeente

Past2Present rapport 503

Archeologische verwachtingskaart Maasgouw

i.o.v.: gemeente Maasgouw

Past2Present-Rapport 503

Past2Present-Project 920

Versie 0.6

Datum 24-08-2009

Contactpersoon J. Breimer

Past2Present

Pelmolenlaan 12-14

3447 GW Woerden

Telefoon + 31 (0)348 – 437788

Fax + 31 (0)348 – 437789

e-mail [email protected]

Actie Versie Actor Datum Auteur 0.1 AVAJ Bosman 30-03-2009 0.2 SM van Roode 13-04-2009 0.3 AVAJ Bosman 22-05-2009 0.4 SM van Roode 25-05-2009 Controle kwaliteit 0.5 SM van Roode 19-06-2009 0.6 AVAJ Bosman 24-08-2009 Paraaf senior AVAJ Bosman 24-08-2009 archeoloog

1.0

Opmerkingen OG

(mail) 1.1 Opmerkingen BO (mail) 1.2 Akkoord OG (tel) Akkoord BO (tel) 2.0

2

1 Inleiding ______5 1.1 Algemeen ______5 1.2 Doelstelling ______6 1.3 Leeswijzer ______6

2 Bronnen en methodiek ______7 2.1 Inleiding ______7 2.2 Nadere toelichting op bronmateriaal landschappelijke inventarisatie _____ 7 2.3 Nadere toelichting op bronmateriaal archeologische inventarisatie ______8 2.4 Nadere toelichting op bronmateriaal historische kernen ______9 2.5 Beperkingen van het gebruikte bronmateriaal ______9

3 Gebiedsbeschrijving ______10 3.1 Inleiding ______10 3.2 Geo(morfo)logie en bodem ______10 3.2.1 Geologie ______11 3.2.2 Geomorfologie ______12 3.2.3 Bodem ______14

4 Archeologisch kader en de archeologische vindplaatsen ______18 4.1 Inleiding ______18 4.2 Bewoningsgeschiedenis ______18 4.3 Bekende archeologische vindplaatsen ______19 4.4 Historische kernen ______23 4.5 Conclusie ______39

5 Bepaling van de archeologische verwachting ______40 5.1 Het principe van een verwachtingenkaart ______40 5.2 Vestigingsfactoren en locatiekeuze ______40 5.2.1 Jagers, vissers en verzamelaars ______41 5.2.2 Landbouwers ______42 5.3 Archeologische verwachtingen in de gemeente Maasgouw ______43 5.3.1 Inleiding ______43 5.3.2 Zone 1 het terras ______43 5.3.3 Zone 2 de rivierduinen ______44 5.3.4 Zone 3 het dal van de maas ______44 5.3.5 Zone 4 de Maas ______44 5.3.6 Zone 5 de beekdalen ______45 5.3.7 Verwachtingsmodel ______46 5.4 Opbouw van de kaart ______47 5.4.1 Bodemverstoringen ______47 5.4.2 Archeologische onderzoeken ______47 5.5 Beperkingen van het verwachtingsmodel ______48

6 Bronnen ______49

3

7 Verklarende woordenlijst ______56

Catalogus ______57

Dateringen archeologische perioden ______64

Immaterieel erfgoed in de gemeente Maasgouw ______70

4

1 Inleiding

1.1 ALGEMEEN De gemeente Maasgouw heeft Past2Present gevraagd om voor het gemeentelijk grondgebied een archeologische verwachtingskaart te vervaardigen. Deze kaart vormt de basis voor het gemeentelijk archeologiebeleid: een grondige kennis van het archeologisch potentieel. Immers, als niet bekend is wat er aan archeologie aanwezig is, kan ook geen goede inschatting gemaakt worden van wat daar vervolgens mee moet gebeuren. Op nationaal niveau is er een verwachtingenkaart beschikbaar: de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). Deze geeft op hoofdlijnen een verwachting voor het grondgebied van heel Nederland. De IKAW is gebaseerd op landschappelijke eenheden, grondwatertrappen en wetenschappelijk onderzoek. Op basis van al deze gegevens is een verwachtingsmodel opgesteld dat vier eenheden kent: een hoge, middenhoge of lage verwachting, aangevuld met gebieden waarvoor de verwachting onbekend is. De schaal van de IKAW is echter te groot om op gemeentelijk niveau te kunnen gebruiken voor het archeologiebeleid. Op provinciaal niveau is er vaak ook een cultuurhistorische kaart beschikbaar, bijvoorbeeld in de vorm van een Cultuurhistorische Waardenkaart of een Cultuurhistorische Hoofdstructuur. Hierin worden gegevens uit de IKAW gecombineerd met cultuurhistorische en landschappelijke elementen. In sommige van deze kaarten is ook een prioritering aangegeven. Ook deze provinciale kaarten zijn te grootschalig en over het algemeen te oppervlakkig van aard.

Een gemeentelijke verwachtingenkaart op een kleinere schaal vormt een solide basis voor een eigen archeologiebeleid. De algemene archeologische verwachting is gedifferentieerd aan de hand van informatie van lokale amateur-archeologen en heemkundekringen, kaartmateriaal, een gedetailleerde bestudering van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN), ontgrondingsgegevens, enzovoorts. Deze zijn gecombineerd tot een lokaal verwachtingsmodel. Hierin zijn analyses van het landschap opgenomen en de daaruit volgende mogelijkheden voor menselijke activiteiten en bewoning, zijn gewaardeerd. De gemeentelijke verwachtingenkaart vormt in dat opzicht de verbeelding van een grondige inventarisatie van het eigen verleden.

5

1.2 DOELSTELLING Het doel van het onderzoek is om voor de gemeente Maasgouw een archeologische verwachtingskaart te vervaardigen. Deze kaart dient als basis voor het archeologisch beleidsplan. Daarnaast kan het voorliggende rapport nog een ander doel dienen. Zodra de gemeente Maasgouw voor haar grondgebied eenmaal inzichtelijk heeft waar de verschillende archeologische waarden en verwachtingswaarden liggen, welke eisen daarbij gesteld worden aan ruimtelijke ontwikkelingen en wat de aandachtspunten voor onderzoek zijn, ontstaan er kansen voor ruimtelijke kwaliteit. Een duidelijke uitspraak over wat wel en niet van waarde wordt geacht kan binnen een gemeente worden gebruikt als instrument in de culturele profilering van een gemeente. Net als het historische gebouwd erfgoed, natuur en culturele activiteiten vormt archeologie één van de onderdelen voor een brede cultuurvisie.

1.3 LEESWIJZER Dit rapport vormt de toelichting bij de verwachtingenkaart van Maasgouw. Hoofdstuk 2 beschrijft de onderzoeksmethode en de gebruikte bronnen. In hoofdstuk 3 wordt het onderzoeksgebied beschreven waarbij wordt ingegaan op de geomorfologische, geologische en bodemkundige eigenschappen van het grondgebied. In hoofdstuk 4 worden de reeds bekende archeologische vindplaatsen besproken. Hoofdstuk 5 behandelt de theoretische onderbouwing voor het opstellen van het verwachtingsmodel. Op grond hiervan worden de verschillende archeologische verwachtingszones gedefinieerd en worden de verwachtingen toegelicht.

Als bijlage achterin dit rapport is een catalogus opgenomen met de binnen de gemeente bekende vindplaatsen. Een lijst met dateringen van de archeologische perioden is eveneens opgenomen achterin dit rapport, alsook een verklarende woordenlijst met daarin vakinhoudelijke begrippen en veel gebruikte afkortingen.

6

2 Bronnen en methodiek

2.1 INLEIDING Het onderzoek is uitgevoerd in een aantal fasen, die uiteindelijk hebben geleid tot een archeologische verwachtingskaart voor het grondgebied van de gemeente Maasgouw. Hieronder wordt de gevolgde procedure beschreven:

1. Inventarisatie van bekende archeologische, historische, geologische en bodemkundige gegevens; 2. Analyse van de gegevens en het maken van een concept archeologische verwachtingskaart; 3. Bespreking van de conceptkaart met de gemeente, lokale amateur archeologen; 4. Het vervaardigen van de definitieve archeologische verwachtingskaart.

Voor het maken van een archeologische verwachtingskaart voor de gemeente Maasgouw is in eerste instantie begonnen met het samenstellen van een database met alle bekende archeologische vindplaatsen. Ook is tijdens deze fase informatie verzameld over het onderzoeksgebied door het bestuderen van archeologische literatuur, bodemkundige- en geomorfologische kaarten, hoogtemodellen etc. Op basis van het opgeschoonde gegevensbestand en de verzamelde informatie over het onderzoeksgebied is per landschappelijke eenheid een archeologische verwachting opgesteld. De kaart geeft een beeld van de huidige situatie ten aanzien van archeologie en geeft inzicht in de (verwachte) dichtheid van archeologische vindplaatsen binnen het grondgebied van de gemeente. De conceptkaart is voorgelegd aan en besproken met de gemeente en lokale amateur- archeologen.

2.2 NADERE TOELICHTING OP BRONMATERIAAL LANDSCHAPPELIJKE INVENTARISATIE

Ten behoeve van de analyse van het landschap zijn de volgende gegevens gebruikt: - de bodemkaart van Nederland - de geomorfologische kaart van Nederland - de geologische kaart van Nederland

7

- het Actueel Hoogtebestand Nederland - historische kaarten1 - historische plattegronden2 - luchtfoto’s en satellietbeelden3

Voor dit onderzoek is in Maasgouw gebruik gemaakt van een aantal bodemkundige en geologische studies in de vorm van kaarten met hun bijlagen (zie literatuurlijst ?). Opgemerkt moet worden dat de verwachting is gebaseerd op kaarten met een schaal van 1:50.000, terwijl de verwachtingskaart een schaal van ca. 1:25.000 heeft. Dit betekent een zekere mate van vertekening in de archeologische verwachtingen. De kaart is daarom nog geherinterpreteerd en bijgesteld aan de hand van het gedetailleerde Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN). Bodemverstoringen zijn in kaart gebracht aan de hand van gegevens afkomstig van de provincie en een controle daarop door middel van het AHN.

2.3 NADERE TOELICHTING OP BRONMATERIAAL ARCHEOLOGISCHE INVENTARISATIE

Voor het maken van de archeologische verwachtingskaart zijn de reeds bekende gegevens uit de gemeente Maasgouw geïnventariseerd. De gegevens voor de conceptkaart zijn afkomstig uit het ARCHeologisch Informatie Systeem (ARCHIS) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), van de amateur archeologen: dhr. H. Heijmans, dhr. H. J. Geraedts en dhr. J. v.d.Berg en van de gemeentelijk medewerker de heer J. Forschelen.

De uit ARCHIS afkomstige dataset is bewerkt of wel opgeschoond. Dit is om een aantal redenen noodzakelijk: - Het basiselement in ARCHIS is een zogenaamde waarneming. Het kan dus zijn dat van een vindplaats meerdere waarnemingen afkomstig zijn. De waarnemingen zijn, indien ze binnen een straal van 50m liggen samengevoegd tot vindplaatsen. - Daarnaast zijn losse vondsten, die niet aan een duidelijk vindplaatstype (nederzetting, kampement, grafveld, infrastructuur etc.) toe te wijzen zijn, eruit gefilterd. Een losse vondst zegt namelijk niets over locatiekeuze en levert dus voor de verwachtingskaart geen informatie op. - Het is zo dat op veel vindplaatsen resten uit meerdere perioden gevonden zijn. Een locatie is door de tijd dan meerdere malen in gebruik geweest. De betreffende locatie was dus heel aantrekkelijk. In een statistisch model telt de vindplaats net zo vaak mee als hij bewoond is geweest. - Waarnemingen waarvan de locatie op 1 km (on)nauwkeurig is zijn er uitgefilterd.

1 Bijvoorbeeld de kadastrale kaarten, de Bonnebladen, de Tranchotkaarten en de (militaire) topografische kaarten van na 1830. 2 Bijvoorbeeld kaarten van Van Deventer en Blaauw. Verder ook de vestingwerkenatlas (Baalbergen e.a. 1998). 3 Bijvoorbeeld RAF en USAAF foto’s uit 1940-1945 en Google Earth. 8

Om een duidelijk overzicht te krijgen van de onderzoeksgeschiedenis van het gebied en de samenhang hiervan met de ruimtelijke spreiding van de vondsten is ook een kaart vervaardigd waarop de tot nu toe uitgevoerde archeologische onderzoeken zijn geprojecteerd. Aan deze kaart hangt een database waarin is opgenomen wie de uitvoerder was, de locatie, type onderzoek, een eventuele datering en korte beschrijving.

2.4 NADERE TOELICHTING OP BRONMATERIAAL HISTORISCHE KERNEN Voor de historische kernen is allereerst de contour gehanteerd zoals die is opgenomen in Archis. Daarnaast zijn de kadasterkaarten van 1811-1832 gebruikt , de Bonnebladen en overige historische kaarten.4 Vanaf de oudste kadasterkaarten worden wegpatronen, huizen en verkavelingen voor het eerst nauwkeurig ingemeten en op kaart aangegeven, waardoor deze kaarten met een grote mate van betrouwbaarheid zijn over te zetten naar huidige topografie. Oudere kaarten vertonen vaak grotere afwijkingen, zijn vertekend of geven alleen een globale situatie weer. Bij bestudering van deze kaarten is voornamelijk gekeken naar oude veldnamen, infrastructuur, de ligging van nu verdwenen kastelen en schansen, en de uitbreidingen van de verschillende kernen.

2.5 BEPERKINGEN VAN HET GEBRUIKTE BRONMATERIAAL De verwachtingenkaart is voornamelijk gebaseerd op bureauonderzoek. Daarbij is uitgegaan van de meest gedetailleerde informatie. Een aantal kanttekeningen zijn echter op zijn plaats.

- Er blijft een marge van onzekerheid bestaan over de compleetheid van het archeologische gegevensbestand. In Maasgouw zijn door substantiële zand- en grindwinningen grote gaten geslagen in het landschap, waarbij niet of nauwelijks archeologische vondsten in enige context zijn gedaan. Hiermee is het moeilijker de bewoningsgeschiedenis te reconstrueren aan de hand van daadwerkelijke archeologische gegevens. - In andere delen is juist het tegenovergestelde gepasseerd: daar waar voor grote projecten als De Maaswerken (ten zuiden van Beegden) en Rijksweg 73 Zuid (bij Linne) zijn uitgevoerd, zijn gebieden tot in detail onderzocht. De weerslag hiervan is op de verwachtingkaart te zien als grote concentraties van vondstlocaties. Het contrast is wel heel duidelijk zichtbaar bij de eerder genoemde Rijksweg 73 Zuid. De noordelijke grens van dit onderzoeksgebied lag ter hoogte van de Rijksweg N271. Een groot aantal vondstlocaties werd ten zuiden van de weg aangetroffen, terwijl deze ten noorden van de weg, in nagenoeg gelijke landschappelijke omstandigheden, lijken te ontbreken.

4 Zie de literatuurlijst voor een overzicht

9

3 Gebiedsbeschrijving

3.1 INLEIDING Het grondgebied van de gemeente Maasgouw bevindt zich in het midden van de provincie Limburg. Het ligt grotendeels op de linkeroever van de Maas, en een kleiner deel op de rechteroever, in beide gevallen direct aan de Maas. De gemeente is een samenvoeging uit 2007 van de voormalige gemeenten Heel, Maasbracht en Thorn. Het bestaat daarmee in volgorde van grootte uit de kernen Maasbracht/Brachterbeek, Heel/Panheel, Thorn, Wessem, Linne, Beegden, Stevensweert en Ohé & Laak.

Het onderzoeksgebied omvat het gehele grondgebied van de gemeente en heeft een oppervlak van circa 58 km2, waarvan ongeveer 12 km2 wateroppervlak. Veel van dit wateroppervlak is het gevolg van de grootschalige winning van zand en grind. Gemiddeld ligt de gemeente tussen 21 en 30 m +NAP, waarbij het landschap met enerzijds het rivierdal van de Maas en anderzijds de Maasterrassen voor dit verschil zorgt.

De ondergrond van de gemeente maakt deel uit van het Brabants dekzandgebied in combinatie met Maasterrassen. Dekzandruggen, afgewisseld met vlakke dekzandgebieden, landduinen en (rest)geulen bepalen in geomorfologisch opzicht het landschappelijk beeld.

3.2 GEO(MORFO)LOGIE EN BODEM Om uitspraken te doen over de archeologische verwachting vormt een analyse van het landschap een belangrijk uitgangspunt. Belangrijke fysische variabelen van een landschap zijn: geologie, geomorfologie, bodem en waterhuishouding. Aan de basis van deze sterk aan elkaar gerelateerde variabelen liggen de geologische processen waarbinnen het landschap is ontstaan. Over langere perioden worden deze geologische processen gestuurd door het klimaat en de veranderingen hierin. Voor de interpretatie van het huidige landschap in en in de directe omgeving van het Maasdal, zijn de klimaatsontwikkelingen en de hiermee verbonden geologische processen dan ook van groot belang (Berendsen, 1997 en 1998).

10

3.2.1 GEOLOGIE Nederland kent, met zijn ligging op de rand van het dalende Noordzeebekken, een groot verschil in reliëfvormen tussen een gebied met opheffing in het zuidoosten, en een gebied met bodemdaling in het noordwesten5. Limburg maken deel uit van het opheffingsgebied in het Zuid-oosten van Nederland. Dit gebied wordt doorsneden door enkele ZO-NW lopende breuken, waarlangs verticale bodembewegingen hebben plaatsgevonden en enkele horsten (stijgende bodem) en slenken (dalende bodem) zijn gevormd. Maasgouw ligt in het midden van de provincie Limburg in de Centrale Slenk, een gebied dat geomorfologisch gedomineerd wordt door de rivier de Maas, die juist hier in de laagte van de Centrale Slenk zeer actief is geweest en vele meanders heeft gevormd.

Gemeente Maasgouw, ligging van de Centrale Slenk (bron Heijmans e.a.)

Belangrijk voor de interpretatie van het huidige landschap zijn met name de ontwikkelingen in het Kwartair, tijdens het Pleistoceen en het Holoceen.

5 Berendsen, 2000. Landschap in delen, Overzicht van de geofactoren. 11

Het Pleistoceen (…..tot ca. 10.000 BP) De oudste afzettingen die in de regio Maasgouw aan de oppervlakte komen stammen uit de laatste ijstijd, het Weichselien (116.000 tot 11.500 jaar geleden). Tijdens de ijstijden heersten in Nederland periglaciale omstandigheden, vergelijkbaar met de toendra’s die tegenwoordig nog bestaan in Siberië. Door het ontbreken van vegetatie kon op grote schaal verstuiving plaatsvinden. Door de noordwestelijke winden werd in grote delen van Nederland vanuit het drooggevallen bekken van de Noordzee, de rivierdalen en het randgebied van het landijs een, soms metersdik, pakket zand afgezet6. Tijdens het laatste deel van het Weichselien steeg de temperatuur en nam de begroeiing toe. De verstuiving werd hierdoor meer lokaal. Door de toegenemende begroeiing werd het opgewaaide (eolische) dekzand op een aantal plaatsen vastgehouden en ontstonden zogeheten dekzandruggen. Deze eolische afzettingen zijn grotendeels bepalend voor de vorm van het huidige landschap (Berendsen, 1997).

Het Holoceen (10.000 BP tot heden) Het Holoceen is de warmere periode die ongeveer 10.000 jaar geleden begonnen is en tot op de dag van vandaag voortduurt. In het Holoceen vonden geen grote natuurlijke wijzigingen van het reliëf meer plaats. Onder invloed van de temperatuurstijging veranderde de vegetatie van koudeminnende naar overheersend warmteminnende soorten. Door de gesloten vegetatie bleven de erosie en sedimentatieprocessen voornamelijk beperkt tot de actieve beekdalen (Berendsen, 1997/Van den Broek 1966). Indien al erosie plaatsvond, dan was dat vaak eerder door menselijke activiteit dan als gevolg van een natuurlijk fenomeen. Het in Maasgouw en omgeving voorkomende stuifzand kan deels hiermee te maken hebben (Formatie van Kootwijk). Tenslotte zijn er de venige en klei- afzettingen in de laaggelegen (rest)geulen van de Maas.

3.2.2 GEOMORFOLOGIE Het landschap heeft door geologische processen, klimaatsveranderingen en menselijke activiteiten een wisselend karakter. Op de geomorfologische kaart zijn duidelijk de verschillende eenheden te zien (Staring Centrum/RGD, 1988).

Bepalend voor landschap zijn met name de terrassen en (rest)geulen die in de loop van het Pleistoceen en Holoceen zijn gevormd door insnijding van de Maas. De meeste restgeulen zijn tegenwoordig droog en deels opgevuld. Op een kleinere schaal zijn met name de beeklopen die zich in de loop van het Pleistoceen hebben ingesneden in de oudere terrasafzettingen bepalend voor het landschap. Ook daarvan is een deel tegenwoordig vrijwel droog en deels opgevuld. Bij de hellingen van de terassen naar de dalen, gezien hun erosieve ontstaan ook wel afbraakwanden genoemd, is sprake van (lage) steilranden. De relatief korte zone van de steilranden is niet als aparte verwachtingszone gemarkeerd. Het markeert daarentegen wel de zones van en beneden het terras.

6 Het zogeheten ‘dekzand’, behorende tot de Formatie van …. 12

Om het ontstaan van de bodem in kaart te brengen is gebruik gemaakt van de geomorfologische kaart van Nederland.

Gemeente Maasgouw, geomorfologie (bron Archis II)

Maasgouw ligt op rivierafzettingen van de Maas. Deze Maasafzettingen bestaan uit enkele tot een tiental meters dikke pakketten grof zand en grind met siltige bijmenging, die de Formatie van Beegden worden genoemd. Delen van de gemeente liggen laag en vormen de rivierdalbodem. Deze zijn in de jongste geologische periode, het Holoceen, regelmatig overstroomd. Hierbij is een kleidek afgezet op de oudere Maasafzettingen. De hogere delen, zoals de Laat-Glaciale riviervlakte, kennen verschillende terrassen. Deze zijn naar gelang hun positie ten opzichte van de Maas te dateren. Zo dateert het Terras I ter hoogte van Linne uit het Laat-Weichselien (13.000-10.000 jaar geleden). Een tweede voorbeeld is het dalvlakteterras ten noorden van Beegden dat dateert uit de Jonge Dryas en de Allerød periode (dateringen voor deze perioden zijn….). In de ijstijden waarin deze terrassen ontstonden was er ook sprake van warmere perioden. Zo werd in het Bølling- Allerød-interstadiaal (datering…?) een overstromingsdek afgezet van zwak siltige grijze compacte klei. Dit wordt het Laagpakket van Wijchen genoemd7. Op diverse plaatsen is dit kleidek door langdurige rijping stug en door verregaande bodemvorming bruingekleurd.

7 Dit is een onderdeel van de Formatie van Beegden. 13

In de periode van het Jonge Dryas (ca. 11.000 – 10.000 jaar geleden) is er sprake van een zeer koud en droog klimaat. Door het ontbreken van begroeiing kon de gure wind vat krijgen op het zand in de gedeeltelijk droog liggende, brede en ondiepe rivierbeddingen. Het zand verstoof en kon over het dalvlakteterras worden uitgestoven waarbij een soms metersdik pakket werd afgezet. Op sommige locaties ontstaan concentraties waardoor rivierduinen (hoge en lage landduinen) ontstaan langs de Maas. Het matig grove zand in deze rivierduinen wordt tot het Laagpakket van Delwijnen van de Formatie van Boxtel gerekend. Onder andere bij Heel liggen dergelijke rivierduinen.

Op diverse plaatsen zijn beken ingesleten in het landschap. Deze beekdalbodems kunnen veen bevatten. Ze zijn door de laagte markante punten in het landschap geworden. Een voorbeeld is de Haelense beek.

3.2.3 BODEM Algemeen De bodemopbouw van het grondgebied wordt in grote lijnen bepaald door de geologische opbouw. Na de laatste ijstijd (vanaf circa 10.000 jaar geleden) steeg de gemiddelde jaartemperatuur en veranderde de vegetatie van een boomloos toendra landschap naar een dichte loofbos begroeiing. Hierdoor werd verdergaande verplaatsing van zand tegengegaan en kon bodemvorming optreden. Tenzij in later periode natuurlijke of antropogene verstoring heeft plaatsgevonden zijn deze bodems of een deel ervan nog in de ondergrond te herkennen. De bodemtypen ontwikkelen zich in het dekzand afhankelijk van de textuur, grondwatertrap en grondgebruik. Zo ontstaan podzolen in goed ontwaterde bodems.

Op het laatglaciale rivierterras zijn voornamelijk radebrikgronden (BKd25) gevormd in de fijnzandige lichte zavel. Ook komen bruine enkeerdgronden voor (bEZ23). Hierbij is het echter de vraag in hoeverre de genese van deze bodems antropogeen is (door het opbrengen van plaggen op een enk of es) of dat de bruine bodems zijn ontstaan door inspoeling van mineralen (het verbruiningsproces). De genese is voor eventueel aanwezige archeologische waarden van belang aangezien de mate van conservering sterk kan verschillen van zeer goed tot goed in het eerste geval en van matig tot slecht in het tweede geval. De radebrikgronden hebben over het algemeen een profiel met een 20 tot 30 cm dikke donker(grijs)bruine bouwvoor (Ap-horizont), waaronder een (donker)bruine bovengrond waar kleiuitspoeling heeft plaatsgevonden (A2-horizont). Dan is er een scherpe overgang naar de briklaag (Bt-horizont) op 40-70 cm onder maaiveld, waarin de kleideeltjes zijn ingespoeld en waardoor deze horizont een wat donkerdere kleur heeft. Tussen 70 en 120 cm onder maaiveld gaat de briklaag (soms abrupt) over in een geelbruine, leemarme en grofzandige C-horizont (het moedermateriaal).

14

Gemeente Maasgouw, bodem (bron Archis II)

Indien de enkeerdgronden door plaggenbemesting zijn ontstaan, dan is dat in ieder geval vanaf de periode tussen 1300 en 1500. In die periode ontwikkelde men het systeem van grootschalige potstalbemesting. Hierbij werden heide of bosplaggen vermengd met mest van het vee en huishoudelijk afval en vervolgens over de akkers uitgespreid om de vruchtbaarheid van de bodem te bevorderen. Dit kan tot gevolg hebben gehad dat er humushoudende plaggendekken van zo’n 50 tot 70 cm dik zijn ontstaan (Aap- en Aa-horizont). De enkeerdgronden kunnen op een radebrikgrond voorkomen, maar daarnaast ook op een podzolgrond of een vorstvaaggrond. Een podzol heeft een kenmerkend profiel met een A-horizont van ..tot… dikte, met daaronder een E-horizont (uitspoelingshorizont). Vervolgens ligt daaronder de B- horizont (inspoelingshorizont) met een gemiddelde dikte van …, die geleidelijk overgaat in de C-horizont. Het is afhankelijk van de (vroegere) bodembewerking in hoeverre bodemprofielen intact blijven. Op de onderstaande afbeelding staan het voorkomen van essen in de gemeente Maasgouw en directe omgeving afgebeeld. De afgebeelde locaties zijn gebaseerd op klasseringen op de bodemkaart.

Vorstvaaggronden hebben een kenmerkende grijsbruine bouwvoor (Ap-horizont) van 25 tot 30 cm dikte. Hieronder ligt direct de C-horizont, waar soms een zwakke moderpodzol (B-horizont) in is ontwikkeld. De bodem is tot op grote diepte geelbruin gekleurd, die naar beneden toe steeds lichter van kleur wordt.

15

Gemeente Maasgouw, locatie van essen (groen) geprojecteerd op de IKAW; bron Archis II.

Gevolgen voor menselijk gebruik Tot en met de 19e eeuw waren de mogelijkheden beperkt om het landschap aan te passen aan het gewenste gebruik. Akkers lagen dus alleen op goed ontwaterde en mineralogisch rijkere delen en de mineralogisch armere delen van het landschap waren niet ontgonnen. Het landschap kende dus een duidelijke tweedeling: gecultiveerd en niet gecultiveerd land.

Gecultiveerd land: - bewoning - akkers - weiden - hooilanden - ordening

Niet gecultiveerd land: - bossen - heidevelden 16

- moerassen - woeste gronden - gemeenschappelijk gebruik

Deze scheiding oogt erg dramatisch, maar beide delen van het landschap vormden een symbiose en waren in balans met elkaar.8

Steilrand aan de zuidkant van Beegden; foto: A.V.A.J. Bosman, Past2Present.

8 Renes 1999. 17

4 Archeologisch kader en de archeologische vindplaatsen

4.1 INLEIDING Voor de verwachtingskaart is gebruik gemaakt van de al bekende archeologische vindplaatsen om de op landschappelijke variabelen gebaseerde kaart te checken en te nuanceren. Voor een aantal complextypen uit met name de Middeleeuwen en Nieuwe tijd (zoals kerken, woonplaatsen, molens, dijken etc.) is de locatiekeuze minder afhankelijk van landschappelijke variabelen dan voor nederzettingen uit de prehistorie t/m de vroege Middeleeuwen. Er is hier dus geen duidelijke relatie tussen landschap en vindplaats. Deze vindplaatsen zijn niet meegenomen bij het bepalen van de archeologische verwachting maar staan wel op de kaart.

4.2 BEWONINGSGESCHIEDENIS Het grondgebied van de gemeente Maasgouw herbergt alle elementen die een aantrekkelijke leef- en werkomgeving kenmerkt (?) nu en ook in het verleden. De Maas heeft zich zoals boven vermeld in het landschap ingesneden en daar terrassen in achter gelaten. Deze locaties met verschillende hoogtes waren ideale zones om vanuit te jagen. Hiermee is dan ook het voorkomen van met name vuursteen vondsten van deze jagers/verzamelaars in deze zones te verklaren. De oudste vondsten dateren uit het Paleolithicum, de oude steentijd en werden aangetroffen…..waar ? .

De hogere, maar niet te droge delen waren ideale zones om landbouw te plegen. In veel gevallen gebeurt dat daar nog steeds, tenzij de huidige bebouwing dat onmogelijk heeft gemaakt. Die bebouwing is niet iets van het recente verleden, maar kan al teruggaan op bewoning uit de Brons- of IJzertijd. Zeker de Romeinse bewoning is dicht in de buurt van de huidige te vinden. Een voorbeeld daarvan is Heel. Deze plaats toont ook het belang van de gemeente als doorgangsgebied. Hier liep in de Romeinse tijd een belangrijke route over de linker Maasoever, van Nijmegen richting Maastricht.

In de Middeleeuwen ontstaan rond de kerken de huidige dorpen. In alle periodes is de Maas als economische en landschapsfactor van belang. Zeker in de meer

18

recente periodes is men in staat het water in te dammen en de laagste gronden in het Maasdal ook voor gebruik geschikt te maken.

4.3 BEKENDE ARCHEOLOGISCHE VINDPLAATSEN

De gemeente Maasgouw kent verspreid over het gehele grondgebied zo’n 377 vindplaatsen. Een deel van die vindplaatsen zijn als monument of een terrein met een archeologische status geregistreerd. Het betreft 28 terreinen9, waarvan er slechts twee door het Rijk beschermd zijn. Dit zijn een crematiegrafveld aan de Ossenbergweg te Linne en een terrein met de naam ‘De Steenakker’ te Maasbracht, waarop een nederzetting uit de Late IJzertijd tot en met de Vroege Middeleeuwen is aangetroffen ? .

‘Steenacker’ op de kadasterkaart 1811-1832

In de Romeinse tijd lag hier een villacomplex, waarvan zeer fraaie muurschilderingen bekend zijn. Het toponiem ‘Steenakker’ heeft ongetwijfeld betrekking op de Romeinse resten.

Muurschildering uit de Romeinse villa van Maasbracht

De datering van de vindplaatsen is zeer breed, namelijk van Midden Paleolithicum tot en met de Nieuwe Tijd. Uiteraard komen niet alle perioden in gelijke mate en in gelijke concentratie voor. Hierop is het landschap, en haar gebruiksmogelijkheden, immers sterk van invloed. Tevens betreft het zowel losse vondsten als

9 Zie de catalogus voor een nadere omschrijving. 19

concentraties van vondsten en sporen die tot een scala aan complextypen toebehoren. De beroemdste losse vondst is wel de zilveren Romeinse beker of kantharos van Stevensweert. Mogelijk is deze ritueel in de rivier de Maas gedeponeerd. Het geeft in ieder geval aan dat in de nabijheid een zeer rijk persoon aanwezig is geweest die zich dergelijke praal kon veroorloven. Misschien is er een link met de hierboven al vermelde villa van Maasbracht. Een vergelijkbare, maar oudere, depotvondst is een miniatuur bronzen vlakbijltje uit de Bronstijd, gevonden bij Thorn10. Ook hier wordt aan een rituele context gedacht van deze ogenschijnlijk geïsoleerde vondst.11

Romeinse zilveren kantharos uit de Maas bij Stevensweert

10 Geusen, 2008. 11 Voor een uitgebreide analyse van rituele deposities , zie Fontijn 2002. 20

140

120 100

80

60 40

20

0

NT

IJzL

PalL LME

IJzV IJzM

PalV PalM VME

BroL

NeoL BroV BroM

MesL

NeoV NeoM RomL

MesV MesM

RomV RomM

Aantallen vindplaatsen per periode (indeling naar Lauwerier & Lotte 2002)

Er is een opmerkelijk verschil in de datering tussen de vindplaatsen en de terreinen met een archeologische status. Bij de laatste is de herkenbaarheid en de belevingswaarde van met name de jongste perioden waarschijnlijk een belangrijke impuls om een terrein te registreren als een terrein van archeologische waarde.

400 350 300 250 200 150 100 50

0

IJz NT

Pal Pal Bro

Neo

Mes LME

Rom VME

Aantallen vindplaatsen per hoofdperiode

20 18 16 14 12 10 8 6 4 2

0

IJz NT

Pal Pal Bro

Neo

Mes LME

Rom VME

Aantallen monumenten per hoofdperiode

21

De vindplaatsen vertonen wel in grote lijnen dezelfde verdeling van complextypen. Het grootste deel hiervan heeft met bewoning te maken. complex Paleo Meso Neo Bro IJz Rom VME LME NT nederzetting 6 11 13 14 9 15 7 8 2 kampement huisplaats 1 2 1 1 villa 7 percelering begraving 4 8 19 6 2 2 economie infrastructuur 5 1 2 2 versterking 2 5 6 religie 4 4 depot 15 19 4 11 13 12 1 onbekend 25 53 73 46 51 61 40 60 21 Totaal 31 64 101 83 73 120 69 94 39

De aantallen complextypen per periode

22

Uit de bovenstaande grafieken blijkt dat het aantal bekende nederzettingen relatief constant blijft. Dit zou er op kunnen duiden dat er enige mate van continuïteit is. Ook kan het er op duiden dat in vrijwel alle perioden de omstandigheden in het gebied dusdanig goed waren dat er van bewoning en bewerking van het land sprake kon zijn. Zo is het opvallend dat de regionaal relatief zeldzame Bronstijd periode hier in gelijke mate vertegenwoordigd is als de voorgaande en nakomende periode. Wel is er een opmerkelijk contrast. Daar waar de nederzettingen globaal bekend zijn, is het grafritueel niet voor alle perioden in dezelfde mate helder. In de Bronstijd lijkt hier pas enige informatie over te bestaan, die verder toeneemt tot een hoogtepunt in de Romeinse tijd en dan weer afneemt. Dat laatste zal niet zo zeer samenhangen met een gebrek aan kennis, maar eerder met een gebrek aan archeologisch onderzoek. Van en met de Vroege Middeleeuwen worden kerken gesticht waar de lokale bevolking bij begraven wordt. In veel gevallen zijn dit tot op de dag van vandaag kerkhoven. Hetzelfde fenomeen treedt op bij de nederzettingen uit de Nieuwe Tijd. Ook hier is nauwelijks onderzoek gedaan, mogelijk door een gebrek aan belangstelling van de gemiddelde archeoloog voor deze sub-recente en vaak nog bestaande contexten.

Tevens is het opmerkelijk dat alle elementen van infrastructuur samenhangen met de weg over de westelijke Maasoever. De loop van de weg op de oostelijke oever binnen Maasgouw, die er ongetwijfeld is geweest getuige vondsten in de gemeente , is onbekend. In ieder geval is de westelijke route in de Romeinse tijd voorzien van een wegdek en bermsloten. In hoeverre deze route teruggrijpt op oudere prehistorische routes is niet bekend, maar wel een aannemelijke gedachte. In ieder geval blijft de route na de Romeinse tijd bestaan. Overigens zijn er ook delen van een secundaire weg aangetroffen nabij het Romeinse villaterrein van Beegden. Dit zou een weg geweest kunnen zijn die dit complex met de hoofdroute verbond. Ook zijn er binnen de gemeente prehistorische routes bekend. Een voorbeeld daarvan is bij Beegden aangetroffen. Deze werd hier geflankeerd door graven uit de vroege fase van de Vroege IJzertijd (7e eeuw v.Chr.)12. Onder het vermoedelijke wegtracé zijn nederzettingssporen gevonden uit de Midden- Bronstijd. Beide dateringen kunnen globaal de tijdsspanne aangeven waarin deze route is ontstaan. De route over het water van de rivier de Maas is daarentegen met archeologische vondsten niet aangetoond.

4.4 HISTORISCHE KERNEN Binnen de gemeente Maasgouw bevinden zich X historische kernen te weten…. ..etc En met name de kern van Thorn neemt een bijzondere plaats in…

12 Roymans 1988, 98. 23

Heel Heel is ontstaan op de hoger gelegen westelijke Maasoever op de rand van het Holocene Maasdal, ten noorden van Wessem en Thorn. In de 10e eeuw kwam het dorp in het bezit van het St. Lambertuskapittel van Luik en werd het een vrijdorp. De oudste vermelding van Heel is echter van later datum: in 1202 is er sprake van Hedel13. De bewoningsgeschiedenis van Heel gaat veel verder terug dan deze historische datum. In ieder geval stond het in de Romeinse tijd bekend als Catualium14. Deze pagus (klein dorp) lag aan de weg langs (?) de linker Maasoever, die vanaf Arnhem (Castra Herculis), via Nijmegen (Ulpia Noviomagus) en Cuijk (Ceuclum) richting Maastricht (Mosa Traiectum) liep. De naam Catualium zou afgeleid zijn van het Keltische woord catual, wat o.a. strijd kan betekenen. Dit zou suggereren dat er voordat de Romeinen kwamen al een nederzetting aanwezig was, in dit geval van de Eburonen, een stam die verdwijnt door toedoen van Julius Caesar. In de nabijheid zijn echter weinig vondsten bekend uit de (Late) IJzertijd, waarmee het krijgen van een beeld over de voor-Romeinse gemeenschap lastig is15. Daarentegen zijn er verschillende vondsten uit de Romeinse tijd, al is de omvang van de nederzetting nog niet bekend. Vondsten aan de Dorpsstraat van Heel laten zien dat bewoning al ruim voor 70 n.Chr. begint.16 Aan de Panheelderweg zijn 54 graven uit de periode 100-250 n.Chr. aangetroffen.17 Van iets later datum (Laat-Romeins-Merovingisch) is het grafveld ter plaatse van het St. Annagesticht en het voormalige kasteel Heel. Aan de dorpstraat zijn Romeinse nederzettingsresten gevonden. Grafvelden lagen altijd buiten de nederzetting. Op basis van de nederzettingsresten uit de 1e eeuw t/m de Karolingische tijd kan voorzichtig geconcludeerd worden dat Heel een continue bewoning heeft gekend vanaf de Romeinse tijd tot heden.

13 Renes 1999, 301. 14 Zoals vermeld op de Peutingerkaart (12e – vroeg 13e eeuwse kaart, een kopie van een Laat Romeinse kaart, die op zich elementen bevat van reisdocumenten uit de tijd van Augustus, 27 v.Chr-14 n.Chr.) 15 Er zijn enkele bijzondere metaalvondsten, zie Schatorjé 1989. 16 Hupperetz 1991. 17 Één van de graven zou ouder zijn, uit de periode 75-100 n.Chr, zie Huppperetz 1991, 23. 24

Heel op de kadasterkaart 1811-1832

Heel heeft een aantal bijzondere historische gebouwen, waarvan de rond 1100 gebouwde toren van de Stefanuskerk één van de oudste is. Deze toren is waarschijnlijk verhoogd in de 14e eeuw, en heeft in tegenstelling tot een groot aantal andere kerktorens in de regio weinig te lijden gehad tijdens de Tweede Wereldoorlog. Verder vindt men bij en in het dorp het 17e eeuwse Huis Nederhoven (net voor de grens met het buurdorp Beegden) en het 17e eeuwse Kasteel Heel of St. Annagesticht. Dit laatstgenoemde kasteel is gebouwd op de fundamenten van zijn voorganger, waarvan de eerste vermelding in 1264 was. Het kasteel lag in het dal van de Sleijebeek en het was samen met de heerlijkheid Heel sinds de 15e eeuw in bezit van de familie Van Ghoor. Mogelijk gaat het kasteel terug op een hof uit de Vroege Middeleeuwen.

Thorn Thorn ligt op de westelijke oever van de Maas, ten zuiden van Heel en Wessem. Oorspronkelijk was de streek rond Thorn heel moerassig. Dat veranderde pas na ontginning van het gebied, kort (?) voor de 10e eeuw. Aan de rand van dit moeras liep de Romeinse heirbaan van Maastricht naar Nijmegen. Omstreeks 990 werd op een hoogte, dichtbij de Maas, door graaf Ansfried, die getrouwd was met Hereswint (Hildewaris), een klooster voor benedictaressen gebouwd ? gesticht ?. Dit klooster groeide uit tot een wereldlijk stift (een klooster voor adellijke dames) en een vorstendom; het “Land van Thorn”. Tot dit vorstendom behoorden Thorn, Ittervoort, Haler, Grathem, Stramproy, Baexem en Ell. Bij het klooster hoorden o.a. een paleis en een stiftskerk.

25

Thorn op de kadasterkaart 1811-1832

De Sint-Michaëlkerk in Thorn is een parochiekerk waarvan de delen grotendeels uit de 14e eeuw stammen. Dit was destijds de stiftskerk van de Benedictijner Rijksabdij in Thorn. De kerk heeft de opzet van een gotische kruisbasiliek met een oostelijke krocht onder de kruising en het koor. Er is een verhoogd "vorstinnekoor" in het zuidelijke dwarspand dat ooit dicht bij het paleis van de abdis lag. De onderbouw van het westwerk is een restant van een oudere romaanse kerk. Na de opheffing van het klooster in 1797 werd de oude parochiekerk gesloopt en nam de gemeente deze kerk in gebruik. De beroemde neo-gotische architect P.J.H. Cuypers restaureerde in de 19e eeuw de kerk. Cuypers liet de oostelijke kapellen slopen en verhoogde de toren.

26

De Sint-Michaëlkerk of Stiftskerk van Thorn; foto: A.V.A.J. Bosman, Past2Present.

Onder de Fransen kreeg Thorn zwaar te leiden. De huizen werden witgeverfd omdat ze vaak zijn vernield en er dus verschillende bouwsels in zijn verwerkt. Volgens een legende lag er ooit tussen Thorn en Kessenich een legendarisch (verdwenen) stad met de naam Vijvere. Deze zou verzonken zijn als straf van God. Tussen Thorn en Kessenich ligt nu het moeras het Vijverbroek.18

Wessem Tussen Heel en Thorn ligt oop de westelijke oever van de Maas de plaats Wessem. Wessem verkreeg in 1150 stedelijke rechten die uiteindelijk zijn omgezet naar stadsrechten. Wanneer Wessem precies stadsrechten verkreeg is niet helemaal duidelijk. Men mocht al snel een eigen munt slaan, dus wordt er veelal vanuit gegaan dat Wessem al snel stadsrechten had. De voorzichtigere historici houden voor 1329 aan. Wessem hoorde bij het Overkwartier of Opper-Gelre en was dus achtereenvolgens Spaans en Oostenrijks (of Belgisch). In de Franse tijd hoorde het ook bij het Belgisch departement van de Nedermaas. Wessem kent een aantal bezienswaardigheden, waaronder de St. Medarduskerk. Deze gotische kerk werd oorspronkelijk gebouwd omstreeks het jaar 946. Nadat de kerk in 1944 grotendeels verwoest werd, werd ze in 1948-1949 weer hersteld. De toren werd in 1950-1951 enkele meters meer naar het westen en iets hoger herbouwd.

18 Zie bijlage lokale sagen en legenden met een archeologische inslag 27

Uitsnede van Wessem op de kadasterkaart 1811-1832

De ligging van Wessem, direct aan de Maas doet vermoeden dat …etc..

Iets ten noorden van het dorp, aan de overzijde van het Kanaal Wessem- Nederweert, ligt Pol, een groepje van vijftien huizen dat bij Wessem hoort.

Linne Het dorp Linne ligt op de oostelijke over van de Maas, ten zuiden van Roermond, Herten en Merum. Linne wordt voor het eerst genoemd in een oorkonde van 24 juni 943. Maar uit opgravingen (in Linne zijn bronzen, antieke voorwerpen gevonden uit 500-15 voor Christus) kan worden opgemaakt dat er in de Romeinse tijd al mensen woonden. Bovendien blijkt uit oppervlaktevondsten dat er in de oude steentijd ook al mensen hebben verbleven19. Net als Wessem hoorde het dorp bij het Overkwartier of Spaans Opper-Gelre. Vanaf 1713 kwam het samen met enkele andere gemeenten als Staats-Opper-Gelre toe (?) aan de Verenigde Provinciën. Linne had in 1057 al een eigen kerk. Het is daarmee een van de oudste parochies uit deze regio. De huidige parochiekerk van St. Martinus werd in 1897 gebouwd naar een ontwerp van Caspar Franssen uit Roermond. De kerk is de eerste die deze architect in neoromaanse stijl ontwierp. In de Linnerweerd liggen naast een aantal boerderijen twee landgoederen met karakteristieke huizen. De oudste van de twee is kasteel Heysteren; dat dateert van voor 1789.

19 Waar…oppervlaktekartering door wie ? 28

Beegden Beegden ligt eveneens op de westelijke oever van de Maas, tussen Horn (in het noorden) en Heel in het zuiden. St. Martinuskerk. Ten westen van Beegden bevindt zich de Beegderheide en in het verleden enkele vennen20. Het 17e eeuwse Huis Nederhoven ligt ten zuiden van Beegden, tegen de grens met Heel en ten oosten van de Beegderheide. Beegden had een eigen een molen. De Sint Lindertmolen is een standerdmolen, gebouwd in 1790 bij Panheel als een open standerdmolen en gebruikt voor ??. Het onderstel was niet ommuurd en bedekt zoals nu. In 1856 is de molen verplaatst naar de rand van de Beegderheide alwaar hij nu staat.

Het dorp Beegden op de kadasterkaart van 1811-1832

Stevensweert Stevensweert ligt samen met Ohé en Laak min of meer op een eiland dat door twee armen van de rivier de Maas gevormd wordt. De hoofdstroom van de rivier, waaraan Stevensweert ligt, vormt hier de natuurlijke markering van de grens met België en wordt daarom ook wel Grensmaas genoemd. Stevensweert is een oud vestingstadje met ca. 1700 inwoners. Het is een van oorsprong Middeleeuwse nederzetting ontstaan op hooggelegen rivierafzettingen in het stroomdal van de Maas. Stevenweert hoorde bij het Overkwartier of Spaans Opper-Gelre maar

20 Zie Grote Historische Provincie Atlas, Limburg 1837 – 1844. 29

kwam vanaf 1713 samen met enkele andere gemeenten als Staats-Opper-Gelre toe aan de Verenigde Provinciën

Het oorspronkelijke dorp werd tijdens de Tachtigjarige Oorlog door de Spanjaarden tot vestingstad omgebouwd, waarbij slechts enkele resten van de oorspronkelijke Middeleeuwse kern bleven bestaan. Om het plaatsje werd een aarden vestingwal met zeven bastions en vijf ravelijnen aangelegd. Alle straten lopen naar het middelpunt, als spaken in een wiel, waardoor een karakteristieke bebouwing is ontstaan. Stevensweert heeft tot op heden zijn zevenhoekige omtrek en geometrische stratenpatroon behouden. De vestingwal bestaat echter niet meer..

Reeds in de 13de eeuw is er in schriftelijke bronnen sprake van een parochie, toegewijd aan St. Stephanus (oftewel St. Steven). De in oorsprong 17e eeuwse kerk van Stevensweert werd in 1781 vervangen door een classicistische kerk in de vorm van een Grieks kruis naar een ontwerp van Petrus Rutten. Deze kerk had een houten toren. In 1944 werd de kerk verwoest.

Deze gerestaureerde historische kern heeft sinds 1993 de nominatie ‘beschermd dorpsgezicht’. Dit is onder andere gebaseerd op de uitstraling van gebouwde monumenten, bestrating van klinkers en maaskeitjes, een dorpspomp op de markt, en de torenruïne van het kasteel. Een vestingkanon bij de Maaspoort symboliseert de voormalige status van versterkte plaats.

30

Stevensweert op de kadasterkaart van 1811-1832

Ook de meest recente strijd op Nederlands grondgebied heeft zijn sporen achtergelaten in Stevensweert. Had de plaats toen zijn functie als vestingstad al lang verloren, toch lag het in het directe voorveld van een belangrijke strategische zone. De eerste verdedigingslijn van het Nederlandse leger in 1939-1940 lag langs de Maas en het Julianakanaal. Een oorlogsgraf naast de kerk van Stevensweert (zie onder) herinnert aan de strijd in de meidagen van 1940..

31

Stevensweert oorlogsgraf uit meidagen van 1940

Ohé en Laak De plaatsen Ohé en Laak bevinden zich, evenals Stevensweert, min of meer op een eiland aan de oostzijde van de huidige Maas. Oorspronkelijk behoorden Ohé en Laak tot Echt, maar gingen later over naar de heerlijkheid Stevensweert. Hoe lang zij onder Stevensweert ressorteerden is niet duidelijk, in ieder geval reeds in de eerste helft van de 17e eeuw, toen de heerlijkheid in handen van graaf Hendrik van den Bergh was. Na de Franse tijd vormden Ohé en Laak een zelfstandige gemeente en kreeg in 1819 zijn eigen gemeentevlag. De graven Van den Bergh bouwden vlak aan de Maas te Laak kasteel Walborg. Bij het kasteel werd in die jaren het Sint-Annakapelletje gebouwd, waar de bewoners van het kasteel naar de kerk gingen. De kapel werd in 1896 afgebroken omdat de ligging ongunstig zou zijn geweest en werd vervangen door de huidige kapel, gelegen bij de entree van Laak vanuit Stevensweert. De latere bewoner van kasteel Walborg, graaf Reinier Vincent van Hompesch, bouwde tussen Stevensweert en Ohé en Laak de Hompesche molen. In de jaren voor de Tweede Wereldoorlog raakte kasteel Walborg in verval. In 1992 werd de overblijvende ruïne opgeruimd. Alleen een kelder is bewaard gebleven. De stenen van de ruïne zijn hergebruikt. Graaf Herman Frederik bouwde in de 17de eeuw aan de Maas het idyllisch gelegen kasteel Walburg. In de twintigste eeuw werd dit imposante complex helaas

32

afgebroken. Het prachtige edelmanshuis Hasselholt, met een jaartalsteen uit 1548 en gelegen ??, werd van een dreigende ondergang gered door een vakkundige restauratie rond 1970. Ohé en Laak kent thans nog een kasteel dat de naam Hasselholt ("Het Geutje") draagt, een naar verhouding klein kasteel met een markante Maaslandse renaissance gevel uit 1651. Hasselholt is het enige overgebleven kasteel van de drie die Stevensweert en Ohé en Laak kenden. Hasselholt is zeer waarschijnlijk gebouwd tussen 1500 en 1600 en wordt bewoond door Baron van Hövell tot Westerflier. Oorspronkelijk werd het opgetrokken in een laatgotische stijl met hier en daar stukjes renaissance. In de buurt ligt ook "Huize Geno", een grote hoeve uit 1780-1788, gelegen op de hoek waar de weg naar Stevensweert afbuigt. Huize Geno is een mooi voorbeeld van een gesloten 18de eeuwse Maasdalhoeve, evenals boerderij "Het witte Huis", gelegen naast de St. Annakapel uit 1896. De katholieke kerk van Ohé en Laak is een ontwerp van de architect A. Bolsius en dateert uit 1867.

Ohe op de kadasterkaart van 1811-1832

Hendrik graaf van den Bergh (Bremen, 1573 - 22 mei 1638), heer van Stevensweert, was een Nederlands militair in Spaanse dienst tijdens de Tachtigjarige Oorlog en stadhouder van Spaans Opper-Gelre. Hendrik was de zevende zoon van graaf Willem IV van den Bergh en Maria van Nassau, de oudste zuster van prins Willem van Oranje. Als al zijn broers maakte hij carrière in Spaanse dienst. Hij streed onder meer bij Gulik, Breda, Grol en in 1629 bij 's- Hertogenbosch, waar hij de inname door prins Frederik Hendrik niet kon verhinderen. Onder Ambrogio Spinola onderscheidde hij zich zo, dat hij na het Twaalfjarig Bestand in het leger van Albrecht en Isabella de op een na hoogste

33

commandant werd. Hierdoor werd hij de leider van de met name adellijke partij die ontevreden was met de overheersende Spaanse invloed in de Zuidelijke Nederlanden. Hij onderhandelde met René van Renesse en Frederik Hendrik en trad door omkoping in 1632 aan de zijde van de stadhouder. In diens Veldtocht langs de Maas speelde hij Roermond en Venlo in Staatse handen; in 1633 werd hij openlijk lid van het Staatse leger, evenwel zonder dat hij bij zijn volgelingen veel navolging vond. Hij stierf in 1638.

Laak en kasteel Walborgh op de kadasterkaart van 1811-1832

4.5 RECENTE FRONTLIJNEN Zowel in 1940 als in 1944-1945 was het gebied ingericht als een militair landschap. Dit heeft verstoring van de bodem en (in)direct ook van archeologische waarden. Waar de constructies voor de veldversterkingen in de eerste periode zwaar waren uitgevoerd in beton, zijn die uit de bevrijdingsperiode meer eenvoudige veldversterkingen geweest. Veel van de betonnen versterkingen zijn inmiddels verdwenen. Een deel was in de strijd al zwaar beschadigd geraakt, anderen zijn verdwenen in grindwinningsgaten, uitbreidingen van de Maas of kanalen. Daarnaast zijn veel kazematten bewust afgebroken aangezien ze een storend element vormden voor de radar van het scheepvaartverkeer op de Maas.

34

Nederlandse verdediging in het noordelijk deel van Maasgouw, 1940

In 1940 lag in het grondgebied van Maasgouw de 6e Reserve Grenscompagnie in het zuiden en het 17e Grensbataljon in het noordelijk deel. Er waren op strategische plaatsen langs de Maas en het Julianakanaal kazematten gebouwd, zoals bij de bruggen, veren en sluizen. Hiertussen lagen op regelmatige afstand kazematten met mitrailleurs om eventuele pogingen het water over te komen te 35

verijdelen. Op de rechter (oostelijke) Maasoever lagen tot aan de grens verspreid eenheden van het 2e Bataljon van het 37e Regiment Infanterie. Hun taak was vertragende acties uit te voeren.

Nederlandse verdediging in het zuidelijk deel van Maasgouw, 1940

Volgens bevel zijn de bruggen over het Julianakanaal en de Maasbrug bij Roermond door de Nederlandse soldaten gesprongen. Dit heeft een Duitse opmars echter niet belet. Verder naar het Zuiden lukte het hen het water over te steken waarna menig kazemat in de rug werd aangevallen, terwijl deze vanaf de overzijde van de Maas constant onder vuur werden gehouden. Al in de vroege ochtend van de 10e mei 1940 was voor veel soldaten de oorlog al over. Zij moesten zich overgeven, zo ze al niet gewond waren uitgevallen of gesneuveld.

36

Duitse aanval op de Nederlandse stellingen 10 mei 1940

In het kader van de operatie Market-Garden werd vanaf 17 september 1944 een snelle opmars uitgevoerd vanuit Brabant richting de Maas en vanuit het zuiden van Limburg naar het Noorden. Doel van deze mars was..?

37

Pas eind oktober wordt het grondgebied van Maasgouw bereikt. Interessant is dat dit onder andere gebeurd door de Belgische eenheid Brigade Piron, die net als de Nederlandse Prinses Irene Brigade meestreed aan de kant van de Geallieerden. In de daarop volgende maand wordt vanaf het noorden de linker Maasoever bevrijd en worden de daar aanwezige troepen vervangen door Britse eenheden. Het front stokt dan opmerkelijk. In de daarop volgende maanden hebben de beide kampen zich ingegraven in loopgraven langs beide oevers van de Maas.

Pas in januari 1945 lukt het om voet aan de grond te krijgen op de rechter Maasoever. Hiervoor worden elitetroepen gebruikt zoals de commando’s, terwijl aan de overzijde van Roermond extra gewicht in de schaal wordt gelegd door het 9e Parachutisten Bataljon. Wat toen restte was het opruimen van de versterkingen, zoals dichtgooien van de loopgraven en ruimen van de mijnenvelden.

38

4.6 CONCLUSIE De archeologie van Maasgouw is sterk aan het landschap te koppelen. Er is een duidelijke scheiding te maken in bruikbare en minder bruikbare zones. De concentratie van bekende vindplaatsen bevestigt het beeld, waarbij met name de terrassen de zones zijn waarin archeologische waarden uit alle periodes voorkomen. De loop van de Maas, met daaraan parallel de terrassen, heeft tevens de ligging van verschillende cultuur-historische fenomenen bepaald. Hiermee is tot op de dag van vandaag de weerklank van het gebruik van het landschap in het verleden af te lezen. En dat verleden reikt in ieder geval tot zeer recente perioden.

39

5 Bepaling van de archeologische verwachting

5.1 HET PRINCIPE VAN EEN VERWACHTINGENKAART Een archeologische verwachtingskaart is een kaart waarop de verwachte dichtheid aan archeologische resten is weergegeven door middel van vlakken en zones. De verwachting is gebaseerd op het principe dat mensen zich niet zo maar op een locatie vestigen. Er is een sterke samenhang tussen landschappelijke kenmerken en archeologische vindplaatsen. Deze samenhang is met name gebaseerd op de voorkeur voor bepaalde locaties binnen het landschap (in een bepaalde periode) (Deeben en Wiemer, 1999). De belangrijkste variabelen die bepalen hoe het landschap eruit ziet zijn geo(morfo)logie, bodem en waterhuishouding (Berendsen, 1997).

De archeologische waarden- en verwachtingskaart is grotendeels gebaseerd op een analyse van de bekende archeologische gegevens en de opbouw van het landschap. Door gebruik te maken van de kennis over locatiekeuzefactoren in verschillende perioden in het verleden en de kennis over de kenmerken van het landschap (bodemkunde, geologie en waterhuishouding), kan een onderscheid gemaakt worden tussen gebieden met een hoge, middelmatige en lage verwachting voor archeologische resten. Door deze methodiek vallen de grenzen van de archeologische verwachtingszones vrijwel samen met landschappelijke grenzen.

5.2 VESTIGINGSFACTOREN EN LOCATIEKEUZE Het hier gebruikte verwachtingsmodel maakt gebruik van vestigingsfactoren en locatiekeuzen die gebaseerd zijn op economische en landbouwkundige motieven. Deze zijn dus sterk gebonden aan het landschap (geologie, bodemgesteldheid en geomorfologie). Over andere motieven, zoals die van religieuze, sociale of politieke aard, weten we maar heel weinig. Ze kunnen dus slechts bij hoge uitzondering gebruikt worden bij het opstellen van een verwachtingsmodel (Van Leusen & Kamermans, 2005). Bij de keuze van een locatie voor een grafveld gaat men uit van hele andere factoren dan van economische of landbouwkundige aard. Aangezien deze locatiekeuzen afwijken van het ‘normale’, althans door ons moderne mens gekende bewoningspatroon, is de locatie van een grafveld niet te voorspellen met het toegepaste verwachtingsmodel. Economische en 40

landbouwkundige motieven hebben in hoofdzaak betrekking op de fysieke mogelijkheden en beperkingen van het landschap waarin men leefde (van den Berghe, 2007). Door gebruik te maken van geo(morfo)logische- en bodemkundige gegevens kunnen deze worden herleid. Dit neemt overigens niet weg dat de ligging van een Romeins grafveld in het uiterst natte gebied van de Linnerweerd betwijfeld mag worden21. Indien deze waarneming correct is, dan is het een uitzondering dat een dergelijk gebied wordt gebruikt voor het dodenbestel.

Aan bepaalde landschappelijke parameters kan in alle archeologische perioden een vergelijkbare verwachting worden gekoppeld. ‘Hoog-droog’ heeft vrijwel altijd een hoge verwachting en ‘laag-nat’ een lage verwachting. Bij de bepaling van de vochtigheid van de bodem zijn hydromorfe kenmerken uitgedrukt in de grondwatertrap een essentieel element. Hoe dichter het grondwater nabij het maaiveld staat hoe minder bruikbaar de grond is. Toch is het zo dat er door de tijd heen verschillen optreden in de locatiekeuzefactoren. Jagers-verzamelaars maken door hun bestaanseconomie andere keuzes dan landbouwers. Daarom worden hieronder de belangrijkste locatiekeuze factoren voor jagers- verzamelaars enerzijds en landbouwers anderzijds besproken. Vanaf de Late Middeleeuwen is men steeds meer in staat om het landschap naar eigen hand te zetten. Hierdoor konden voorheen onbruikbare gronden door ontwatering of bedijking toch de mens gaan dienen.

5.2.1 JAGERS, VISSERS EN VERZAMELAARS Een belangrijk kenmerk van culturen uit de Steentijd is dat mensen leefden van jacht, visserij en het verzamelen van eetbare planten. Om optimaal gebruik te kunnen maken van het voedselaanbod verbleven de mensen niet op één plaats maar trokken door het landschap. Ze bleven tijdelijk, enkele dagen of weken in een kamp. In deze verblijfplaatsen wordt een onderscheid gemaakt tussen basiskampen en extractiekampen. Basiskampen waren meestal wat groter en werden langer gebruikt. De extractiekampen waren zeer tijdelijk gebruikte locaties voor bijvoorbeeld visvangst of jacht op een bepaald soort wild. Het is duidelijk dat de seizoenscyclus van planten en dieren en de hiermee samenhangende mogelijkheden tot jacht en visserij voor een groot deel de aanwezigheid van de mens verklaart. In vrijwel alle gevallen komen de archeologische vindplaatsen voor op overgangen van nat naar droog, zogenaamde gradiëntsituaties. Dit verband is sterker naar mate de gradiënt markanter is. Archeologische vindplaatsen zijn in het droge zandgebied dan ook te verwachten op overgangen van laaggelegen natte terreindelen naar hooggelegen droge terreindelen. De langer bewoonde basiskampen liggen hierbij eerder op grote landschappelijke verhogingen, terwijl extractiekampen ook op zeer kleine opduikingen voor komen. Een verklaring voor deze sterke relatie is dat landschappelijke gradiënten worden gekenmerkt door het op korte afstand van elkaar voorkomen van een grote verscheidenheid aan vegetatietypes. Een gevolg hiervan is dat op dergelijke

21 Roymans 2008, 10. 41

locaties op korte afstand van elkaar verschillende voedselbronnen voor handen zijn. Daarnaast vormen beekdalen goed herkenbare elementen in een door bos gedomineerd landschap en vormen deze dalen in de prehistorie belangrijke transportroutes, naast de Maas zelf. Tenslotte is het zo dat de grondwaterspiegel op de dekzandruggen diep staat. Voor de watervoorziening was het dus noodzakelijk om in de buurt van de beek- of rivierdalen te verblijven.

Het ruimtelijk voorspellend model dat gebruikt is voor de jagers-verzamelaars is vrij eenvoudig van opzet. De sterke voorkeur voor gradiëntzones geldt op dit moment immers als de enige bruikbare locatiekeuzefactor. Op de kaart wordt onderscheid gemaakt tussen gebieden met een hoge en een lage archeologische verwachting. De terrassen en dekzandruggen hebben een hoge verwachting gekregen. De overige gebieden buiten de gradiëntzones geldt een lage archeologische verwachting voor kampementen van jagers-verzamelaars. Voor de beekdalen zelf moet opgemerkt worden dat deze een lage verwachting hebben voor kampementen, maar dat hier rekening moet worden gehouden met het aantreffen van bijzondere datasets zoals visweren, boten en deposities.22

5.2.2 LANDBOUWERS Door de introductie van de landbouw in het Neolithicum gaat de mens andere eisen stellen aan de landschappelijke omgeving. De locatiekeuze wordt steeds meer bepaald door de mate waarin de grond geschikt is om akkerbouw op te bedrijven. Gedurende de Romeinse tijd is er voor het eerst sprake van een bewuste aanpassing om surplusproductie mogelijk te maken. In Maasgouw zijn op verschillende locaties Romeinse villae aangetroffen. De complexen bij Maasbracht en Beegden zijn daar voorbeelden van. Omdat de eerste boeren vrijwel geen middelen hadden om de kwaliteit van de bodem te verbeteren werden oogstrisico’s direct bepaald door de fysische eigenschappen van het landschap, waarbij het grondwaterregime en de bodemvruchtbaarheid de belangrijkste parameters waren.23 Er is op de kaart een onderscheid gemaakt tussen Vroege Landbouwers (Neolithicum tot Vroege Middeleeuwen) en Late Landbouwers (Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd). De reden hiervoor is dat vanaf de Late Middeleeuwen de mens steeds meer middelen heeft om de bodem te verbeteren en het landschap naar zijn hand te zetten. Hierdoor zijn de hierboven besproken locatiekeuzefactoren in deze periode minder van toepassing.

Uitgangspunt voor het verwachtingsmodel voor landbouwers is dan ook de geschiktheid van binnen het grondgebied aanwezige bodemeenheden voor akkerbouw. Er is gekeken naar de verschillende binnen de gemeente voorkomende bodemtypes en de hydromorfe kenmerken van het rivierterras en het dekzand.

22 Fontijn 2002. 23 van den Berghe 2007. 42

Een eerste vereiste om succesvol akkerbouw te bedrijven is dat de grond niet te nat is. Voor geschikte akkergronden maar ook voor drinkwater was men in het zandgebied sterk afhankelijk van de lokale grondwaterstand. Ook voor landbouwers waren de overgangen van de laag gelegen beekdalen naar de dekzandranden dus van groot belang. Voor de eerste boeren in Limburg is vooral de afstand tot water een bepalende factor geweest zijn (Renes, 1988). Uit archeologische vondstmeldingen blijkt dat de boeren zich ook vestigden op de randen van de dekzandruggen, nabij de beekdalen. De vruchtbaarheid van de bodem bepaalde naast de hydromorfe kenmerken in hoeverre een zone geschikt was voor akkerbouw. Aangenomen wordt dat de hoge dekzandgronden met podzolbodems aantrekkelijk waren voor prehistorische landbouwactiviteiten. De beste landbouwgronden moeten dan ook gezocht worden op de hoger gelegen delen van het landschap. Het feit dat deze gronden in de Middeleeuwen vaak zijn afgedekt door een esdek maakt dat de prehistorische resten vaak goed geconserveerd zijn.

5.3 ARCHEOLOGISCHE VERWACHTINGEN IN DE GEMEENTE MAASGOUW

5.3.1 INLEIDING Bij de bepaling van de archeologische verwachting is onderscheid gemaakt tussen vijf verschillende zones die per zone onderverdeeld zijn in landschappelijke eenheden. 1. Terrassen 2. Rivierduinen 3. Het Maasdal 4. De Maas 5. Beekdalen

Op basis van geo(morfo)logie, bodemtype, erosie en sedimentatie, zijn aan deze zones specifieke archeologische verwachtingen toegekend met voor elke landschappelijke eenheid een specifieke archeologische verwachting/potentie (zie kaartbijlage X…??). Op de kaart zijn ook afgegraven, uitgebaggerde en geëgaliseerde terreinen weergegeven (zie 5.4.1).

In de navolgende paragrafen worden de verschillende zones besproken en de bepaling van de archeologische verwachting toegelicht.

5.3.2 ZONE 1 HET TERRAS In het noordwesten en het zuidoosten ligt het hoge deel van de gemeente, op het (dalvlakte)terras. Hier is van oudsher de mogelijkheid het land te benutten. Met name de zones op de flanken zullen een ideaal jachtgebied zijn geweest voor de prehistorische jagers-verzamelaars. Concentraties vuursteen, kuilen en haardplaatsen kunnen door hen zijn achtergelaten. Op de terrassen zullen op de niet te vochtige delen mogelijkheden zijn ontstaan vanaf het Neolithicum om hier

43

landbouw te plegen en nederzettingen te bouwen. De nattere delen kunnen ook zijn gebruikt, maar dan vooral als weidegebied en woeste grond. Op de landschappelijk beste locaties worden de Romeinse villacomplexen gebouwd (Beegden, Maasbracht). Deze kunnen overigens ook nabij de rand van het terras liggen. Overigens hebben we in dit kader alleen een beeld van de ligging van het hoofdgebouw en eventuele bijgebouwen. De rest van het landgebruik en de indeling daarvan in deze periode is niet helder. Ongetwijfeld is er een oriëntatie geweest naar infrastructurele elementen zoals de contemporaine land- en waterwegen. Het verschil in voorkomende bodems op het terras geeft de gebruiksmogelijkheden aan: kalkloze zandbodems, lemige gronden en enkeerdgronden. In deze volgorde staan de bodems ten aanzien van akkerbouw van minder bruikbaar naar goed bruikbaar gegroepeerd, afhankelijk van de grondwaterstand.

5.3.3 ZONE 2 DE RIVIERDUINEN De rivierduinen zullen door hun deels droge karakter en kalkloze gehalte minder geschikt zijn voor (intensieve) landbouw, ze vallen daarmee grotendeels onder de categorie ‘woeste gronden’ die tot in de Nieuwe Tijd als zodanig zijn gebruikt. Onder de stuifzanden is er een mogelijkheid voor het aantreffen van menselijke resten uit de Laat Glaciale periode.

5.3.4 ZONE 3 HET DAL VAN DE MAAS Direct langs de Maas lig een zone die in het Holoceen nog regelmatig overstroomde, waardoor locaal diverse kleidekken zijn afgezet. Door de lage ligging is er geen grote kans op grootschalige bewoningsactiviteiten aan te treffen. Dat wil niet zeggen dat het gebied volledig leeg is. Het kan immers altijd als jachtgebied, veeweidegebied of anderszins als tijdelijk (seizoensgebonden) onderkomen zijn gebruikt. In delen waar deze zone uitvoerig is bestudeerd, blijkt het potentieel.. Een voorbeeld hiervan is het iets hoger gelegen deel ten westen van het Lateraalkanaal West. Hier is een serie van vindplaatsen ontdekt, waarbij de oudste vondsten uit het Neolithicum dateren, in een vrijwel intact, fossiel holoceen rivierlandschap. Bovendien zijn hier resten van relatief schaarse perioden zoals de Vroege Middeleeuwen aangetroffen. Een voorbeeld is de hutkom of kuilhut ontdekt tijdens de aanleg van een waterleiding. Er zijn echter ook laaggelegen delen, zoals uit onderzoek in het kader van de Grensmaas (De Maaswerken) is gebleken, waar recente afzettingen voorkomen met steenkolengruis tot op grote diepte (soms > 4m). Ook is in verschillende zones al enige tot ernstige schade door grind- en kleiwinning ontstaan.

5.3.5 ZONE 4 DE MAAS De rivier de Maas heeft als doorgaande verbindingsroute al sinds de prehistorie een rol vervuld in transporteren van mensen, goederen en ideeën. Zaken die daarmee gerelateerd zijn kunnen in de Maas zijn achtergebleven (scheepswrakken, scheepsladingen, offerandes, steigerwerken enz.). Het opsporen van dergelijke

44

resten is vaak een moeizame en dure klus. Vaak worden resten dan ook bij toeval ontdekt. Bovendien is de concentratie van deze resten vaak laag. De algehele verwachting voor het aantreffen van archeologische waarden is laag gesteld, maar wel met de aanduiding dat indien er iets gevonden wordt de kans hoog is dat het een bijzondere dataset betreft. Let wel, het betreft hier uitsluitend de rivier zelf of oudere rivierarmen van de Maas die volledig gesedimenteerd zijn. Uitdrukkelijk worden hier niet de vele plassen bedoeld die zijn ontstaan door het winnen van grind en zand. Hier zijn archeologische waarden als gevolg van die activiteiten niet meer aanwezig.

5.3.6 ZONE 5 DE BEEKDALEN Het landschap is doorsneden door diverse beken die op de Maas uitmonden en uitgemond hebben. Ook hier zijn beeklopen verdwenen door sedimentatie of verlegging van de loop van de Maas. Lang zijn deze zones als archeologisch lage verwachtingsgebied aangeduid, vooral vanwege de minder ideale omstandigheden voor permanente bewoning. Het is echter duidelijk gebleken dat dit geen lege gebieden waren met woeste grond. Er is zeker in de nabijheid van nederzettingen intensief gebruik gemaakt van deze zones als jachtgebied, om hakhout te verzamelen, als weidegebied en als dumpplaats. Dat kan heel banaal nederzettingsafval betreffen, soms van heel recente datum zoals de opgevulde beek in de Linnerweerd, die onder andere met bouwpuin van de St. Martinuskerk van Linne werd volgestort aan het einde van de 19e of vroeg 20e eeuw.24 Het kan ook meer bijzondere vormen zoals rituele deposities betreffen. Ook hier geldt dan ook dat de vondsten en sporen niet dik gezaaid zullen zijn, maar dat er wel kans is op bijzondere datasets. Dit komt mede ook door de vaak betere bewaaromstandigheden voor archeobotanisch en –zoologisch materiaal. In de gemeente komen locaties voor waar een beek nabij een steilrand van het terras ligt. Een voorbeeld hiervan is de Thornerbeek net ten zuiden van Thorn, dat zelf op het terras ligt. Dit is vanuit het oogpunt van de prehistorische jager- verzamelaar een ideaal gebied.

24 Roymans 2008. 45

Gemeente Maasgouw, geomorfologie en beeklopen (bron Heijmans e.a.)

5.3.7 VERWACHTINGSMODEL Op basis van de bovenstaande parameters zijn verschillende verwachtingsklassen gedefinieerd: zones met een hoge, middelhoge en lage verwachting. De zones met een hoge verwachting bevinden zich op en langs de randen van de terrassen en dekzandruggen. Hier bevinden zich goed ontwaterde vruchtbare gronden. Bovendien bevinden deze gronden zich soms in de nabijheid van water. De terrassen hebben ook een hoge verwachting gekregen. Dit zijn geschikte landbouwgronden, de nabijheid van het water van de Maas maakt ze aantrekkelijk voor gebruik.

De hogere delen van de terrasdal- en dekzandvlaktes, met een diepe grondwaterstand en reliëfverschillen hebben een middelhoge verwachting 46

gekregen. Deze delen zijn in Maasgouw ook vaak afgedekt door een esdek, wat eventuele archeologische resten goed geconserveerd zal hebben. De overige delen van het rivierlandschap, de Holocene vlaktes, hebben een lage verwachting gekregen. Opgemerkt moet worden dat in de delen langs de rand van een plaggendek sprake is van een verhoogde kans op sporen uit de Late Middeleeuwen. De lager gelegen natte gronden in en nabij de (rest)geulen van de Maas en de beekdalen hebben een lage verwachting voor nederzettingssporen. Hier kunnen echter wel bijzondere datasets aangetroffen worden, met door de natte context goed geconserveerd organisch materiaal.

Landschap Verwachting Overgang terras of dekzandrug naar beekdal Hoge verwachting of Maasdal Dekzandruggen Middelhoge verwachting Rivierduinen Middelhoge verwachting Hooggelegen terrasdal- en dekzandvlaktes Middelhoge verwachting Laaggelegen dekzandvlaktes Lage verwachting Plaggendek Hoge verwachting Lager gelegen gronden in en nabij de Lage verwachting voor bewoning, kans op (rest)geulen van de Maas bijzondere dataset Beekdalen Lage verwachting voor bewoning, kans op bijzondere dataset Voordes in beekdalen Hoge verwachting Rivierdal Lage verwachting Tabel 1: relatie tussen landschap en verwachting

5.4 OPBOUW VAN DE KAART

5.4.1 BODEMVERSTORINGEN Op basis van het AHN en luchtfoto’s is geprobeerd om de bodemverstoringen in de gemeente zo goed mogelijk in kaart te brengen. Uitgangspunt is dat de voor de archeologie meest bedreigende bodemverstoringen zullen zijn opgetreden bij nieuwbouw en bij het afgraven van grond voor zand- en leemwinning. De ontgrondingsgegevens van de provincie bevestigen dit beeld ten dele. Voor de ontgrondingen dient opgemerkt te worden dat dit beeld is gebaseerd op verleende vergunningen. Of de ontgronding ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, staat niet vast.

5.4.2 ARCHEOLOGISCHE ONDERZOEKEN Op de kaart worden ook de reeds uitgevoerde archeologische onderzoeken aangegeven. Gegevens hiervoor zijn ontleend aan Archis. Voor de reeds uitgevoerde onderzoeken zijn de volgende beslisregels gehanteerd: - onderzoeken in de maatregelenfase van het AMZ-proces, waarvan in Archis een gereedmelding is gedaan, worden opgenomen als vrijgegeven gebied 47

- Overige onderzoeksmeldingen worden vermeld op een bijlage, maar niet opgenomen op de verwachtingenkaart zelf

5.5 BEPERKINGEN VAN HET VERWACHTINGSMODEL De geijkte beperkingen bij het opstellen van verwachtingmodellen zijn het omgaan met gegevens van verschillende orde en onbekende data. Ten aanzien van het kaartmateriaal geldt dat gebruik is gemaakt van kaarten van verschillende schaalgrootten. Het AHN is bijzonder gedetailleerd, de overige kaarten zijn grofschaliger. Door gebruik te maken van het AHN en meerdere kaarten te combineren, is alsnog een meer gedetailleerd kaartbeeld ontstaan. Daarnaast is voornamelijk gebruik gemaakt van het vindplaatsenbestand van Arhis II. Hierin ontbreken gegevens van metaaldetector-amateurs en zijn vindplaatsen soms foutief aangeduid. Er is in deze studie zoveel mogelijk getracht de beperkingen in te dammen door overleg te plegen met amateur-archeologen en heemkundekringen. Daarnaast geldt dat het verwachtingsmodel gebaseerd is op een directe relatie tussen landschap en bewoning. Zaken die niet zijn gerelateerd aan bewoning, zijn dan ook moeilijker te voorspellen. Grafvelden, wegen en eventueel ritueel belangrijke plaatsen kunnen niet met enige zekerheid worden voorspeld.

48

6 Bronnen

Literatuur

 Baalbergen, J., J.P.C.M. van Hoof, T. de Kruijf, J.V.H. Notermans, S.H. Poppema & E.P.M. Ramakers (red.), 1998, Atlas van historische vestingwerken in Nederland, Limburg, Utrecht.

 Berendsen, H.J.A., 1997, Landschappelijk Nederland. - Fysische geografie van Nederland. Assen.

 Berendsen, H.J.A., 1998, De vorming van het land. Inleiding in de geologie en geomorfologie. Fysische geografie van Nederland, Assen.

 Beurskens, H. & P. Derks, 1990, Rond de toren, Uit de geschiedenis van Heel en van Catualium, Heel.

 Bles, B.J., A.G. Beekman & W.H. Leenders, 1978, Ruiverkavelingsgebied Land van Thorn, de bodemgesteldheid end e bodemgeschiktheid, STiBoKa rapport 1320, Wageningen.

 Bloemers, J.H.F., 1973, Twenty-Five years ROB research in Limburg, Berichten van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek 23, Amersfoort, 237-258.

 Boer, G. de & J.A.M. Roymans, 2002, Ruiverkavelingsgebied Land van Thorn, een archeologische verwachtings- en advieskaart, RAAP-rapport 802, Weesp.

 Bosman, A.V.A.J., 2002, Romeinen te Beegden, Waarnemingen in een waterleidingssleuf, Archeologische in Limburg 89, 2-13.

 Bosman, A.V.A.J., 2008, Selectiebeleid gemeente Boxmeer, Past2Present- rapport 504, Woerden.

 Bosman, A.V.A.J., 2008, ‘Typisch Boxmeer, bijlage bij het Beleidsplan Archeologie gemeente Boxmeer, Past2Present-notitie 363, Woerden.

49

 Broek, J.M.M. van den, 1966, De bodem van Limburg, Toelichting bij de Bodemkaart van Nederland, schaal 1:200 000. Stichting voor bodemkartering (StiBoKa), Wageningen.

 Buitenhuis, A. & H.P. Wolfert, 1988, Geomorfologische kaart van Nederland 1:50 000. kaartblad 46, Gennep. StiBoKa / Rijks Geologische Dienst, Wageningen/ Haarlem.

 Buitenhuis, A. et al., 1991, Geomorfologische gesteldheid van Midden en Oost Noord-Brabant, Alterra Rapport 121, Wageningen.

 Deeben, J. & R. Wiemer, 1999, Het onbekende voorspeld: ontwikkeling van een indicatieve kaart van archeologische waarden, in: W.J.H. Willems (red.), Nieuwe ontwikkelingen in de archeologische monumentenzorg, Nederlandse Archeologische Rapporten 20, Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, Amersfoort, 19-28.

 Doesburg, J. van, M. de Boer, J. Deeben, B.J. Groenewoudt & T. de Groot (red.), 2007, Essen in zicht, Essen en plaggendekken in Nederland: onderzoek en beleid, Nederlandse Archeologische Rapporten 34, Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, Amersfoort.

 Fontijn, D.R., 2002, Sacrificial Landscapes, Cultural biographies of persons, objects and ‘natural’ places in the Bronze Age of the Southern , c. 2300-600 BC, Analecta Praehistorica Leidensia 33/34.

 Gerritsen, F. & E. Rensink (red.), 2004, Beekdallandschappen in archeologisch perspectief. Een kwestie van onderzoek en monumentenzorg, Nederlandse Archeologische Rapporten 28, ROB, Amersfoort.

 Geusen, J.-P., 2008, Een “vlakbijl” uit Thorn, Informatiebulletin Stichting Streekarcheologie Peel, Maas & Kempen 18, nr. 2. (zonder blz-nummering).

 Heijmans, H., E. Drenth, D. Keijers & J. Schreurs, z.j., Archeologisch onderzoek te Ittervoort, Oude bedrijvigheid op het industrieterrein Santfort ontsloten, Ittervoort.

 Heunks, E., 2000, Project Zandmaas, deelgebied Lateraalkanaal-West; een Aanvullende Archeologische Inventarisatie (AAI0: verkennende fase), RAAP- rapport 526, Amsterdam.

 Hupperetz, W., 1991, Romeinse vondsten uit de dorpskern van Heel, Archeologie in Limburg 48, 17-24.

 Hupperetz, W., 2000, Laat-Romeinse en Vroeg-Middeleeuwse vondsten uit Heel, Archeologie in Limburg 83, 11-13.

50

 Hupperetz, W., B. Olde Meierink & R. Rommes (red.), 2005, Kastelen in Limburg, Burchten en Landhuizen (1000-1800), Utrecht.

 Jansen, B. & J.A.M. Roymans, 2002, Het Land van Cuijk, Gemeente Cuijk, een archeologische verwachtingskaart, RAAP-Rapport 828, RAAP Archeologisch Adviesbureau, Amsterdam.

 Kleinsman, W.B., J.A.M. ten Cate & M.W. van de Berg, 1983. Geomorfologische kaart van Nederland 1:50 000. kaartblad 45, ‘s- Hertogenbosch. StiBoKa / Rijks Geologische Dienst, Wageningen/ Haarlem.

 Leijnse, K., 2006. Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart, gemeente Bodegraven. RAAP-Rapport 1160. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Amsterdam.

 Leusen, M. & H. Kamermans (red.), 2005. Predictive modelling for archaeological heritage management: a research agenda, Nederlandse Archeologische rapporten 29, Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, Amersfoort.

 Loecker, D. De, e.a., 2005, Archeologie in het Maasdal, Kennis en Kennisleemten, Onderzoeksprogramma’s voor deelgebieden van De Maaswerken en Via Limburg: Borgharen/Itteren, Grensmaas; Wegvak G/H, Rijksweg 73-Zuid; Well-Aijen, Zandmaas, De Maaswerken rapport DMW-2005- 2783, Maastricht.

 Moonen, B.J., 2008, Begrensd verleden, Een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart en de cultuurhistorische waardenkaart voor de gemeente Venray, RAAP-Rapport 1482, RAAP Archeologisch Adviesbureau, Amsterdam.

 Munnicks, E., z.jr. (2007), Van kazemat tot kelderleven, Roermond 1940- 1945, Roermond.

 Nierstrasz, V.E., 1953, De verdediging van Noord-Limburg en Noord-Brabant Mei 1940, De Strijd op Nederlands Grondgebied tijdens de Wereldoorlog II, Hoofddeel III, Deel 2, Onderdeel B, Den Haag {Groene Serie}.

 NN, 1976, Bodemkaart van Nederland 1:50 000. Toelichting bij de kaartbladen 45 Oost s’-Hertogenbosch en 46 West- 46 Oost Vierlingsbeek. Stichting voor bodemkartering (StiBoKa), Wageningen.

 Raemaekers, D.C.M. & E. Heunks, 2000, Project Zandmaas, deelgebied Lomm, een Aanvullende Archeologische Inventarisatie (AAI), RAAP-Rapport 499. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Amsterdam.

 Renes, J., 1988, De Geschiedenis van het Zuidlimburgse Cultuurlandschap.. Maaslandse Monografieën, Assen/Maastricht.

51

 Renes, J., 1999, Landschappen van Maas en Peel, Een historisch-geografisch onderzoek in het streekplangebied Noord- en Midden-Limburg, Maaslandse Monografieën 9, Leeuwarden.

 Roymans, J.A.M., 2008, Plangebied Vlootbeek Linnerweerd, gemeente Maasgouw, Archeologische begeleiding van de grondwerkzaamheden, RAAP- notitie 2988, Weesp.

 Roymans, N.G.A.M., 1988, Archeologisch onderzoek bij een grintafgraving te Beegden (L): een eerste verslag, Archeologie in Limburg 35, 95-99; idem (vervolg, 1989), Archeologie in Limburg 36, 111-116.

 Schatorjé, JMWC., 1989, Memorabel metaal, Archeologie in Limburg 36, 116-121.

 Staring Centrum / RGD, 1992, Geomorfologische kaart van Nederland (concept), schaal 1: 50.000, Kaartblad 58 Roermond, Wageningen/Haarlem.

 StiBoKa, 1972, Bodemkaart van Nederland, schaal 1: 50.000, Toelichting bij de kaartbladen Blad 57 Oost Valkenswaard en Blad 58 West Roermond, Wageningen.

 Theunissen van Manen, T.C., 1985. Bodemkaart van Nederland 1:50 000. Toelichting bij de kaartbladen 50 Oost Tilburg en 51 West Eindhoven. StiBoKa, Wageningen.

 Theuws, F., 1988, De archeologie en de periferie. Studies naar de ontwikkeling van bewoning en samenleving in het Maas-, Demer- en Scheldegebied in de Vroege Middeleeuwen, Proefschrift Universiteit van Amsterdam, Amsterdam.

 Verhagen, J.W.H.Ph., 2007, Case studies in archaeological predictive modelling, Archaeological Studies Leiden University 14, Proefschrift Universiteit Leiden, Leiden.

 Wilson, J.J.C.P. & C.D. Kamerling, 1952, De Krijgsverrichtingen in Zuid- Limburg Mei 1940, De Strijd op Nederlands Grondgebied tijdens de Wereldoorlog II, Hoofddeel III, Deel 2, Onderdeel A, Den Haag {Groene Serie}.

Internet

Archis II Google Earth http://www.bodemdata.nl 52

http://limburg.nl http://www.noaa.nl http://www.racm.nl http://www.watwaswaar.nl

Overig digitaal

Digitale versie van de geomorfologische kaart AHN

Overige onderzoeksrapporten 25

Alma, X.J.F. & K.M. van Domburg, 2007, Maasgouw, Beegden Eerdweg. Een inventariserend veldonderzoek in de vorm van proefsleuven, ADC-rapport 1184, Amersfoort.

Baere, W. de, 2002, Plangebied Heelderpeel, gemeente Heel; een Aanvullende Archeologische Inventarisatie (AAI-1), RAAP-rapport 800, Amsterdam.

Blom, J.M., W. v. Breda & R. v. Lil, 2007, Thorn, Onder de Bomen 2, ADC rapport 1018, Amersfoort.

Coolen, J., 2005, Plangebied Eerdweg. Gemeente Maasgouw. Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase), RAAP rapport 2225, Amsterdam.

Cornelissen, M.H.F. & A. de Boer, 2004, Linne-sportvelden: bureau- en booronderzoek, ADC-rapport 316, Amersfoort.

Demey, D. & A.J. Borsboom, 2003, Rijksweg 73 Zuid, wegvak G en wegvak H, Een aanvullende archeologische inventarisatie, RAAP rapport 689, Amsterdam.

Dijk, X. van, 2001, Transportleiding Linne-Herten, Gemeente Maasbracht; een Aanvullende Archeologische Inventarisatie, RAAP rapport 648, Amsterdam.

Geraeds, J.J.G., 2001, Nieuwbouwlocatie Don Bosco: Een Aanvullende Archeologisch Inventarisatie (AAI-1) RAAP rapport 2979, Amsterdam.

Geraeds, J. J.G., 2002, Onderzoeksgebied vestingwerken Stevensweert, gemeente Maasbracht; Een inventariserend archeologisch onderzoek, RAAP rapport 2979, Amsterdam.

25 Gegevens deels beschikbaar gesteld door Provincie Limburg d.d. 30-06-2009; tevens aanvulling vanuit Archis 2. 53

Geraeds, J.J.G., 2003, Archeologisch bureauonderzoek Havenfront Noord te Maasbracht. Archeologisch bureauonderzoek, Grontmij rapport nr. onbekend, Eindhoven.

Geraeds, J. J.G., 2005, Archeologisch onderzoek Sportparklaan te Heel, Een Inventariserend Veldonderzoek plangebied Sportparklaan te Heel, gemeente Heel, Grontmij Archeologische Rapporten 119, Roermond.

Geraeds, J. J.G., 2007, Essent leidingtracé Clauscentrale te Maasbracht, Grontmij rapport 427, Roermond.

Hagens, D. e.a., 2007, Inventariserend veldonderzoek, deel karterend. St. Joosterweg te Maasbracht, Synthegra rapport P050 1847, Doetinchem.

Hensen, G., 2005, Heuvelstraat te Maasbracht, Synthegra rapport nr. onbekend, Doetinchem.

Hiddink, H. A. & J.A.M. Roymans, 2003, Transportleiding Linne-Herten, gemeente Maasbracht; Een archeologische begeleiding, RAAP rapport 849, Amsterdam.

Hoven, E., S. Delaruelle & Y. Perdaen, 2004, Archeologisch Onderzoek in het tracé van de Rijksweg 73-Zuid, Wegvak G/H., Inventariserend veldonderzoek, waarderende fase, Becker & Van de Graaf rapport nr. onbekend, Nijmegen.

Keijers, D., 2007, Onderzoeksgebied Lateraalkanaal-West, deelgebieden Beegden-Horn en Heel-Beegden, gemeente Heel. Een archeologische verwachtings- en advieskaart, RAAP rapport 1508, Weesp.

Moonen, B., 2007, Plangebied Bostraat te Beegden, Gemeente maasgouw. Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase), RAAP Notitie 2168, Weesp.

Mooren, J. e.a., 2007, Ittervoort-Thorn. Tracé rioolwatertransportleiding. (DAO), BAAC rapport 07.5289, Den Bosch/Deventer.

Mousch, R. van, 2009, Linne, BAAC rapport 09.0471, Den Bosch/Deventer.

Nales, T., 2003, Plangebied Sint Anna, aanvullende archeologische prospectie, BAAC rapport 03.080, Den Bosch/Deventer.

Nales, T., 2003, Plangebied Sint Joseph, aanvullende archeologische prospectie, BAAC rapport 03.081, Den Bosch/Deventer.

NN, 2000, Archeologisch toezicht transportleiding 2e deel Linneleiding Beegden(gemeente Heel), RAAP rapport nr. onbekend, Amsterdam.

54

Oude Rengerink, J., 2007, Archeologische rapporten Oranjewoud 2007/89. Bureauonderzoek ten behoeve van de toekomstige riolering aan de Nieuwendijk te Stevensweert, gemeente Maasgouw, Oranjewoud rapport 2007/89, Almere.

Peeters, M., 2002, Plangebied Heelderpeel, gemeente Heel; Een Aanvullende Archeologische Inventarisatie (AAI-1), RAAP rapport 800, Amsterdam.

Piras, S. & M.J.P. Gouw, 2002, Sterrebosch te Thorn, Vestigia notitie V60, Amersfoort.

Polman, S., 2001, Transportleiding Linne-Herten, gemeente Maasbracht Archeologisch Toezicht Zone I, RAAP rapport nr. onbekend, Amsterdam.

Polman, S., 2001, ontsluitingsweg Clauscentrale; een aanvullende archeologische inventarisatie (AAI - 1), RAAP rapport 2762/RT, Amsterdam.

Schutte, A., 2006, Heel - Wessem Woontoren. Een bureauonderzoek, ADC- rapport 536, Amersfoort.

Schutte, A. & G. Tichelman, 2005, Inventariserend Veldonderzoek, in het kader van de aanleg van de Kaden Lateraalkanaal-West te Horn en Beegden (gemeentes Haelen en Heel), ADC ArcheoProjecten Rapport 488.

Sprengers, N., 2007, Plangebied jachthaven te Ohé en Laak. Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase), RAAP Notitie 2359, Weesp.

Vanderbeken, T., H.J. van Oort & A. Buesink, 2004, IVO St-Antoniusstraat te Panheel, Synthegra rapport 174104, Doetinchem.

Vanderbeken, T., e.a., 2004, IVO Heerstraat-zuid te Beegden, Synthegra rapport 174136, Doetinchem.

Verhart, L., 2005, Herinrichtingsgebied Linne – Vlootbeek, Archol rapport nr. onbekend, Leiden.

Verhoeven, M., 2003, Ruilverkavelingsgebied land van Thorn; een archeologische begeleiding, RAAP rapport nr. onbekend, Amsterdam.

Weerden, J. van der & T. Dyselinck, 2005, Sint Anna te Heel, BAAC rapport 04.102, Den Bosch/Deventer.

Wijk, I. van & T. Goossens, 2006, Huys tot Beeghden, Krijtenberg (proefsleuven), Archol rapport nr. onbekend, Leiden.

55

7 Verklarende woordenlijst

Gebruikte afkortingen

 AMZ - Archeologische Monumenten Zorg – proces/cyclus dat de stappen weergeeft die doorlopen moeten worden in geval een archeologische onderzoeksplicht geldt voor een gebied.  RACM - Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten  Wamz – Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wijziging op onder andere de Monumentenwet 1988); de wettelijke basis voor de omgang met archeologie; in werking getreden per 1 september 2007  WRO – Wet op de Ruimtelijke Ordening 1962  Wro – Wet ruimtelijke ordening 2008

Woorden en begrippen

Artefact Door de mens vervaardigd voorwerp Atlanticum Subperiode van het Holoceen Brikgrond Bodemsoort met een inspoelingslaag van klei Boreaal Subperiode van het Holoceen Colluvium Afzettingen in dalen van leem, van hellingen gespoeld Dagzomen Aan de oppervlakte komen Dekzand Zandafzettingen die door de wind zijn afgezet aan het eind van de laatste Ijstijd Diachroon Door de tijd heen Droogdal Dal dat uitgesleten is in de Ijstijd, maar waar water bovengronds werd afgevoerd vanwege de permafrost Eerdgrond Bodemlaag uit donkere grond, rijk aan organische bestanddelen Graft Steilrand Holoceen Geologisch tijdvak vanaf de laatste Ijstijd Kwartair Geologisch tijdvak dat het Pleistoceen en Holoceen bevat Landweer Aarden verdedigingswal uit de Middeleeuwen Meander Rivierbocht Mobilia Voorwerpen die door de mens zijn gebruikt en verplaatst kunnen worden Pleistoceen Geologisch tijdvak Terras Door een rivier verlaten en daarna versneden dalbodem Tertiair Geologisch tijdvak 56

Catalogus

Monumenten

Terrein van zeer hoge archeologische waarde, beschermd Mon. toponiem plaats complextype begin Eind 766 Ossenbergweg Linne Grafveld, crematies ROM ROM Brachterbeek, De 963 Steenakker Maasbracht Nederzetting IJZL IJZL Villa ROM ROM Nederzetting VME VME

Terrein van zeer hoge archeologische waarde Napoleonsbaan, 11173 Heerbaan Ittervoort Nederzetting IJZ IJZ Graf IJZ IJZ Crematiegraf IJZ IJZ Baronsberg, 16066 Haelensche Beek Baexem Motte/kasteelheuvel LME LME op grens gem. Leudal Veenweg/veenbrug ROML VME

Terrein van hoge archeologische waarde Napoleonsweg, 8432 Loretokapel Thorn Nederzetting PALEOL PALEOL Napoleonsweg, 9504 Heerbaan Thorn Nederzetting IJZ IJZ Graf IJZ IJZ Crematiegraf IJZ IJZ 10831 Centrum, Abdijkerk Thorn Kerk VME LME 15165 Lateraalkanaal-West Beegden Nederzetting ROM LME Weg ROM ROM Villa ROMM ROMM 15166 - Beegden Nederzetting IJZ ROM Grafveld, crematies ROM ROMLA 15570 Vlootbeek Linne Grafveld, crematies ROM ROM 16294 Linne Linne Nederzetting, dorpskern LME NT 16576 Eiland, Bild Stevensweert Nederzetting LME NT 16577 Brandt Stevensweert Nederzetting LME NT 16578 Stevensweert Stevensweert Nederzetting, dorpskern, kern van de vesting LME NT 16579 Laak Laak Nederzetting LME NT 16580 Ohé Ohé Nederzetting, dorpskern LME NT 16596 Maasbracht Maasbracht Nederzetting, dorpskern LME NT 16597 Brachterbeek Brachterbeek Nederzetting LME NT 16598 Kruchten Maasbracht Nederzetting LME NT 16620 Thorn Thorn Kerk VME LME Nederzetting, dorpskern LME NT 16621 Baarstraat Thorn Nederzetting LME NT 16622 Panheel Panheel Nederzetting LME NT 16691 Wessem Wessem Nederzetting, dorpskern LME NT 16692 Heel Heel Nederzetting, dorpskern LME NT 16693 Beegden Beegden Nederzetting, dorpskern LME NT 16748 Pol Pol Nederzetting LME NT

57

Terrein van archeologische waarde 8432 Heerbaan Thorn Weg ROM ROM 11144 Heerbaan Wessem Weg ROM ROM

Vindplaatsen waarn. toponiem plaats complextype Begin Eind 6594 BEEGDERHEIDE Beegden Urnenveld IJZV IJZV 6707 BEEGDERHEIDE Beegden XXX NEOMB BRONSM 9355 GRATHEM Grathem XXX NEO NEO 15293 BAEXEMER WEG Heel Nederzetting onbepaald BRONSL BRONSL 15293 BAEXEMER WEG Heel Nederzetting onbepaald IJZ IJZ 15293 BAEXEMER WEG Heel Nederzetting onbepaald MESOM BROM 15293 BAEXEMER WEG Heel Nederzetting onbepaald PALEO BRO 15293 BAEXEMER WEG Heel Nederzetting onbepaald PALEOLB NEOLB 15504 HEEL Heel Nederzetting onbepaald BRONSMA BRONSMA 15527 BEEGDEN II Heel Nederzetting onbepaald PALEOL MESO 15563 BEEGDEN Heel Nederzetting onbepaald MESO MESO 15848 LANGVEN Heel Nederzetting onbepaald ROMVB ROMVB 15848 LANGVEN Heel Nederzetting onbepaald ROMLB ROMLB 15973 GALGENBERG Beegden XXX PALEOL MESO 16013 SLEIJEBEEK Beegden XXX NEOM NEOM 16014 SLEIJEBEEK Beegden XXX LME LME 16014 SLEIJEBEEK Beegden XXX NTB NTC 16094 APENBROEK Baexem XXX NEO NEO 16204 BIJ LANGVEN II Heel XXX ROMLA ROMLA 16204 BIJ LANGVEN II Heel XXX ROMLB ROMLB 16204 BIJ LANGVEN II Heel XXX ROMMA ROMMA 16204 BIJ LANGVEN II Heel XXX ROMV ROMMA 16205 BIJ LANGVEN Heel XXX LME LME 16205 BIJ LANGVEN Heel XXX LMEB NT 16207 LATERAALKANAAL Beegden XXX BRONSL BRONSL 16277 BIJ NAPOLEONSBAAN Heel XXX ROMMB ROMMB 16277 BIJ NAPOLEONSBAAN Heel XXX ROMVB ROMVB 16325 DORPSSTRAAT 45 Heel Nederzetting onbepaald ROMVB ROMMA 16325 DORPSSTRAAT 45 Heel Nederzetting onbepaald ROMMA ROMMA 16325 DORPSSTRAAT 45 Heel Nederzetting onbepaald ROMMB ROMMB 27223 geen Heel Grafveld, onbepaald VME VME 27223 geen Heel Grafveld, onbepaald VMEB VMEB 27757 BEEGDERHEIDE-SITE A Beegden Urnenveld BRONSL BRONSL 27757 BEEGDERHEIDE-SITE A Beegden Urnenveld IJZV IJZV 27757 BEEGDERHEIDE-SITE A Beegden Nederzetting onbepaald BRONSM BRONSM 27757 BEEGDERHEIDE-SITE A Beegden Weg IJZV IJZV 27786 HEIDENWEG, BEEGDERHEIDE Beegden Nederzetting onbepaald ME ME 28173 PANHEELDERWEG Heel Grafveld, onbepaald PALEO IJZ 28173 PANHEELDERWEG Heel Grafveld, onbepaald ROMMA ROMMA 28173 PANHEELDERWEG Heel Grafveld, onbepaald ROMMA ROMMB 28173 PANHEELDERWEG Heel Grafveld, onbepaald XXX ROMMB 29358 BEEGDERHEIDE Beegden Nederzetting onbepaald MESO MESO 29358 BEEGDERHEIDE Beegden Nederzetting onbepaald MESO NEO 29358 BEEGDERHEIDE Beegden Nederzetting onbepaald MESOM MESOL 29358 BEEGDERHEIDE Beegden Nederzetting onbepaald NEOVB NEOLB 30787 geen Heel Nederzetting onbepaald MESO NEO 30787 geen Heel Nederzetting onbepaald MESOM BRONSM

58

30787 geen Heel Nederzetting onbepaald NEOMB BROM 30787 geen Heel Nederzetting onbepaald NEOVB BRO 30788 geen Heel XXX NEOVB IJZ 30788 geen Heel XXX PALEOL BRONSM 30789 geen Heel XXX MESO MESO 30789 geen Heel XXX IJZ IJZ 30790 HEELDERPEEL Heel XXX MESO MESO 30790 HEELDERPEEL Heel XXX MESOL NEOLA 31369 KERK V.D. H.MARTINUS Beegden Kerk LME LME 31369 KERK V.D. H.MARTINUS Beegden Kerk LMEB NTB 31369 KERK V.D. H.MARTINUS Beegden Kerk NTC NTC 31439 PANHEELDERWEG Heel Grafveld, onbepaald ROMMA ROMMB 31439 PANHEELDERWEG Heel Grafveld, onbepaald ROMMB ROMMB 33009 HEELDERPEEL Heel XXX ROM ROM 33644 geen Beegden XXX ROM ROM 33660 geen Beegden Crematiegraf ROM ROM 33660 geen Beegden Crematiegraf ROMM ROML 33688 geen Beegden XXX ROM XXX 33688 geen Beegden XXX ROMMA XXX 33688 geen Beegden XXX ROMLA XXX 33699 geen Beegden XXX ROM ROM 33701 geen Beegden XXX BRONSL IJZV 33701 geen Beegden Grafveld, onbepaald ROM ROM 33701 geen Beegden Grafveld, onbepaald ROMM ROMM 33701 geen Beegden Grafveld, onbepaald ROMM ROMLA 33701 geen Beegden Grafveld, onbepaald ROMMA ROMLA 33701 geen Beegden Grafveld, onbepaald ROMMA ROMMA 33701 geen Beegden Grafveld, onbepaald ROMMB ROMLA 33701 geen Beegden Grafveld, onbepaald ROMMB ROMMB 33701 geen Beegden Grafveld, onbepaald ROMV ROMM 33701 geen Beegden Grafveld, onbepaald ROMVB ROMM 33701 geen Beegden XXX VME LMEB 33825 STEENAKKER Brachterbeek Nederzetting onbepaald ROMMB ROMMB 33830 OOLDER HUISJE Beegden XXX ROM ROM 34378 geen Heel XXX BRONSV BRONSV 34385 HEELDERPEEL Heel XXX IJZ IJZ 34392 HEELDERPEEL Heel XXX IJZ IJZ 34934 BEEGDERHEIDE-SITE B Beegden Huisplaats, onverhoogd IJZ IJZ 34934 BEEGDERHEIDE-SITE B Beegden Huisplaats, onverhoogd IJZL IJZL 34934 BEEGDERHEIDE-SITE B Beegden Huisplaats, onverhoogd ROMV ROMV 34934 BEEGDERHEIDE-SITE B Beegden Nederzetting onbepaald IJZL IJZL 34934 BEEGDERHEIDE-SITE B Beegden Nederzetting onbepaald IJZL ROMV 34934 BEEGDERHEIDE-SITE B Beegden Depot IJZL ROMV 34935 BEEGDERHEIDE-SITE C Beegden Huisplaats, onverhoogd ROMM ROMM 34935 BEEGDERHEIDE-SITE C Beegden Huisplaats, onverhoogd ROMMA ROMMA 34935 BEEGDERHEIDE-SITE C Beegden Huisplaats, onverhoogd ROMV ROMM 34935 BEEGDERHEIDE-SITE C Beegden Huisplaats, onverhoogd ROMV ROMMA 34935 BEEGDERHEIDE-SITE C Beegden Huisplaats, onverhoogd ROMVB ROMVB 34935 BEEGDERHEIDE-SITE C Beegden Nederzetting onbepaald ROMV ROMM 49260 BROEKSTRAAT Brachterbeek XXX IJZ VME 49260 BROEKSTRAAT Brachterbeek XXX LMEA LMEB 49260 BROEKSTRAAT Brachterbeek XXX LMEB NTA 49260 BROEKSTRAAT Brachterbeek XXX ROM ROM 49260 BROEKSTRAAT Brachterbeek XXX VMEC VMED 49260 BROEKSTRAAT Brachterbeek XXX VMEC LMEB 49260 BROEKSTRAAT Brachterbeek XXX ME LME

59

49262 BROEKSTRAAT Brachterbeek XXX LME LME 49262 BROEKSTRAAT Brachterbeek XXX VMEA VMEB 49262 BROEKSTRAAT Brachterbeek XXX VMEC LMEB 49699 SLEUF W.M.L. Beegden Romeins villa(complex) IJZ IJZ 49699 SLEUF W.M.L. Beegden Romeins villa(complex) ROM ROM 49699 SLEUF W.M.L. Beegden Romeins villa(complex) ROMM ROMM 49699 SLEUF W.M.L. Beegden Romeins villa(complex) ROML ROML 49699 SLEUF W.M.L. Beegden Romeins villa(complex) ROMMB ROMMB 49699 SLEUF W.M.L. Beegden Romeins villa(complex) ROMVB ROMVB 49702 SLEUF W.M.L. Beegden XXX ROM ROM 49705 SLEUF W.M.L. Beegden XXX ROM ROM 49708 SLEUF W.M.L. Beegden XXX ROM ROM 49712 SLEUF W.M.L. Beegden XXX ROM ROM 49714 geen Beegden XXX IJZ IJZ 49714 geen Beegden Grafveld, crematies IJZ NT 49714 geen Beegden Grafveld, crematies IJZL IJZL 49714 geen Beegden Grafveld, crematies ROM ROML 49714 geen Beegden Grafveld, crematies ROM ROM 49714 geen Beegden Grafveld, crematies ROMM ROMM 49714 geen Beegden Grafveld, crematies ROMMB ROMMB 49714 geen Beegden Grafveld, crematies ROMVB ROMVB 49719 geen Beegden Nederzetting onbepaald ROM ROM 49719 geen Beegden Nederzetting onbepaald ROMLB ROMLB 49719 geen Beegden Nederzetting onbepaald VME VME 49719 geen Beegden Nederzetting onbepaald VMEA VMEA 49722 geen Beegden XXX IJZ IJZ 49722 geen Beegden XXX ROM ROM 49722 geen Beegden XXX VME VME 49722 geen Beegden XXX VMEA VMEA 51339 BEEGDERWEG Beegden XXX LMEA LMEA 51702 NAPOLEONSWEG Beegden XXX NEOM NEOL 51708 geen Heel XXX NT NT 51710 HEEL Heel XXX NT NT 51710 HEEL Heel XXX ROM ROM 51710 HEEL Heel XXX VMED VMED 51712 geen Heel XXX ROM ROM 51875 TERGOUWEN Brachterbeek XXX IJZL ROMV 52023 geen Heel XXX ROM ROM 52039 MGR. SAVELBERGWEG 95 Heel XXX ROMLB VMEA 56555 HEERSTRAAT-ZUID Beegden XXX LMEB NTA 56555 HEERSTRAAT-ZUID Beegden XXX NEO IJZ 56555 HEERSTRAAT-ZUID Beegden XXX NTA NTC 56555 HEERSTRAAT-ZUID Beegden XXX PALEO IJZ 56555 HEERSTRAAT-ZUID Beegden XXX ROM ROM 130908 MOERSTRAAT Beegden XXX NEOV IJZL 130909 MOERSTRAAT Beegden XXX NEOV IJZL 130910 BEEGDEN Beegden XXX NEOV IJZL 130910 BEEGDEN Beegden XXX PALEOL NEOL 130910 BEEGDEN Beegden XXX VME LME 130911 BEEGDEN Beegden XXX NEOV IJZL 130912 BEEGDEN Beegden XXX NEOV IJZL 130912 BEEGDEN Beegden XXX PALEOL NEOL 130913 SLEIJENBEEK Beegden XXX NEOV IJZL 130913 SLEIJENBEEK Beegden XXX NEOV ME 130914 SLEIJENBEEK Beegden XXX NEOV IJZL 130914 SLEIJENBEEK Beegden XXX PALEOL NEOL

60

130936 BEEGDERWEG Beegden XXX LME LMEB 130936 BEEGDERWEG Beegden XXX NEOV IJZL 130936 BEEGDERWEG Beegden XXX PALEOL NEOL 130936 BEEGDERWEG Beegden XXX PALEOL IJZL 130936 BEEGDERWEG Beegden XXX PALEOL NT 130936 BEEGDERWEG Beegden XXX VMEA VMEC 130937 MOERSTRAAT Beegden XXX LMEA LMEB 130937 MOERSTRAAT Beegden XXX LMEB LMEB 130937 MOERSTRAAT Beegden XXX NEOV LME 130938 BEEGDEN Beegden XXX LMEB LMEB 130938 BEEGDEN Beegden XXX PALEOL NEOL 130938 BEEGDEN Beegden XXX ROMMA ROMLA 130938 BEEGDEN Beegden XXX VMEA VMEC 130939 BEEGDEN Beegden XXX LMEA LMEB 130939 BEEGDEN Beegden XXX LMEB LMEB 130939 BEEGDEN Beegden XXX MESOV MESOL 130939 BEEGDEN Beegden XXX NEOV LME 130939 BEEGDEN Beegden XXX NEOV IJZL 130939 BEEGDEN Beegden XXX NTA NTB 130939 BEEGDEN Beegden XXX PALEOL NEOL 130939 BEEGDEN Beegden XXX PALEOV NEOL 130939 BEEGDEN Beegden XXX VME LME 130939 BEEGDEN Beegden XXX VMEA VMEB 130939 BEEGDEN Beegden XXX VMEB VMEC 130940 BEEGDEN Beegden XXX BRONSL LME 130940 BEEGDEN Beegden XXX LMEA LMEB 130940 BEEGDEN Beegden XXX LMEB LMEB 130940 BEEGDEN Beegden XXX ROM NT 130940 BEEGDEN Beegden XXX ROMV ROMLA 130940 BEEGDEN Beegden XXX VME LME 130940 BEEGDEN Beegden XXX VMEA VMEB 130940 BEEGDEN Beegden XXX VMEC VMED 130940 BEEGDEN Beegden XXX VMEC LMEB 130940 BEEGDEN Beegden XXX VMED LMEA 130941 BEEGDEN Beegden XXX LMEA LMEB 130941 BEEGDEN Beegden XXX LMEB LMEB 130941 BEEGDEN Beegden XXX NEOV IJZL 130941 BEEGDEN Beegden XXX NEOV LME 130941 BEEGDEN Beegden XXX PALEOL NEOL 130941 BEEGDEN Beegden XXX ROM NT 130941 BEEGDEN Beegden XXX ROMM ROML 130941 BEEGDEN Beegden XXX ROMV ROML 130941 BEEGDEN Beegden XXX VME LME 130942 SLEIJENBEEK Beegden XXX LMEA LMEB 130942 SLEIJENBEEK Beegden XXX LMEA LMEA 130942 SLEIJENBEEK Beegden XXX LMEB LMEB 130942 SLEIJENBEEK Beegden XXX NEOL IJZL 130942 SLEIJENBEEK Beegden XXX NEOM NEOL 130942 SLEIJENBEEK Beegden XXX NEOV LME 130942 SLEIJENBEEK Beegden XXX PALEOL NEOL 130942 SLEIJENBEEK Beegden XXX PALEOM NEOL 130942 SLEIJENBEEK Beegden XXX ROMV ROML 130942 SLEIJENBEEK Beegden XXX ROMV LME 130942 SLEIJENBEEK Beegden XXX VME LME 130942 SLEIJENBEEK Beegden XXX VMEA VMED 130942 SLEIJENBEEK Beegden XXX VMEB VMEC

61

130942 SLEIJENBEEK Beegden XXX VMEC VMEC 130942 SLEIJENBEEK Beegden XXX VMEC VMED 130943 SLEIJENBEEK Beegden XXX LMEA LMEB 130943 SLEIJENBEEK Beegden XXX LMEB LMEB 130943 SLEIJENBEEK Beegden XXX NEOV IJZL 130943 SLEIJENBEEK Beegden XXX PALEOL IJZL 130943 SLEIJENBEEK Beegden XXX VME LME 130943 SLEIJENBEEK Beegden XXX VMEA LME 130943 SLEIJENBEEK Beegden XXX VMEC VMEC 130946 BEEGDEN Beegden XXX LME LME 130946 BEEGDEN Beegden XXX NEOV IJZL 130946 BEEGDEN Beegden XXX PALEOL IJZL 130946 BEEGDEN Beegden XXX ROMV ROML 130946 BEEGDEN Beegden XXX ROMV VME 130947 BEEGDEN Beegden XXX NEOV IJZL 130947 BEEGDEN Beegden XXX NEOV LME 130947 BEEGDEN Beegden XXX ROMV ROML 232057 geen Heel XXX LMEB LMEB 232057 geen Heel XXX NT NT 232057 geen Heel XXX ROM ROM 232058 geen Heel XXX LMEB LMEB 274026 HUIZE ST JOSEPH Heel Crematiegraf BRONSMA BRONSMA 403501 St. ANNA; St. JOSEPH Heel XXX LME LME 403501 St. ANNA; St. JOSEPH Heel XXX LMEA LMEA 403501 St. ANNA; St. JOSEPH Heel XXX PALEO IJZ 403501 St. ANNA; St. JOSEPH Heel XXX ROM LME 403501 St. ANNA; St. JOSEPH Heel XXX ROM ROM 403501 St. ANNA; St. JOSEPH Heel XXX ROMV ROMLA 403501 St. ANNA; St. JOSEPH Heel XXX VMEC VMEC 405823 BRACHTERSTATIE Brachterbeek Nederzetting onbepaald MESO BRONS 405823 BRACHTERSTATIE Brachterbeek Nederzetting onbepaald MESOL NEO 405823 BRACHTERSTATIE Brachterbeek Nederzetting onbepaald NEO BRO 406147 geen Heel XXX IJZL IJZL 406153 BAARSSTRAAT Echt XXX IJZL IJZL 406235 geen Heel XXX IJZL IJZL 406390 POL Heel XXX ROM ROM 406527 BEEGDERWEG Beegden XXX LMEB LMEB 406527 BEEGDERWEG Beegden XXX ROM ROM 408226 KRIJTENBERG Beegden Kasteel LME LME 408226 KRIJTENBERG Beegden Kasteel LMEA LMEB 408226 KRIJTENBERG Beegden Kasteel LMEB NTB 408226 KRIJTENBERG Beegden Kasteel NT NT 408226 KRIJTENBERG Beegden Kasteel VME LME 408226 KRIJTENBERG Beegden Kasteel VME NT 408226 KRIJTENBERG Beegden Nederzetting onbepaald MESO MESO 408226 KRIJTENBERG Beegden Nederzetting onbepaald ROM NT 408226 KRIJTENBERG Beegden Nederzetting onbepaald ROMV ROML 408534 HEEL Heel XXX IJZ ROM 408534 HEEL Heel XXX NT NT 408534 HEEL Heel XXX ME ME 408710 geen Beegden XXX LME LME 408710 geen Beegden XXX NEO ROM 408710 geen Beegden XXX NEO NT 408710 geen Beegden XXX ROM ME 409103 geen Beegden Nederzetting onbepaald BRONSL LMEB 409103 geen Beegden Nederzetting onbepaald LMEA LMEB

62

409103 geen Beegden Nederzetting onbepaald LMEA NTC 409103 geen Beegden Nederzetting onbepaald LMEB NTB 409103 geen Beegden Nederzetting onbepaald LMEB NT 409103 geen Beegden Nederzetting onbepaald NEO IJZL 409103 geen Beegden Nederzetting onbepaald NEO NTC 409103 geen Beegden Nederzetting onbepaald NTA NTC 409103 geen Beegden Nederzetting onbepaald ROM NTC 409103 geen Beegden Nederzetting onbepaald ROMV NTC 409103 geen Beegden Nederzetting onbepaald ROMV VMED 409103 geen Beegden Nederzetting onbepaald VMED LMEB 409145 RIJKSWEG N271 Brachterbeek Nederzetting onbepaald MESO MESO 409145 RIJKSWEG N271 Brachterbeek Nederzetting onbepaald MESO NEO 409146 SPOORLIJN Brachterbeek XXX LMEB NTA 409146 SPOORLIJN Brachterbeek XXX MESO NEO 409146 SPOORLIJN Brachterbeek XXX NEOMB BRONSV 409146 SPOORLIJN Brachterbeek XXX PALEOLB PALEOLB 409146 SPOORLIJN Brachterbeek XXX PALEOLB NEO 409147 BRACHTERSTATIE Brachterbeek XXX IJZ IJZ 409147 BRACHTERSTATIE Brachterbeek Nederzetting onbepaald MESO NEO 409147 BRACHTERSTATIE Brachterbeek Nederzetting onbepaald MESO BRONS 409147 BRACHTERSTATIE Brachterbeek Nederzetting onbepaald NEO NEO 411145 SINTJOSEPH-TERREIN Heel XXX ROM ROM 411145 SINTJOSEPH-TERREIN Heel XXX ROMMA ROMMB 411149 SINTJOSEPH-TERREIN Heel XXX ROM ROM XXX = Onbekend

63

Onderzoeksmeldingen

Nummer Soort Uitvoerder Locatie Resultaat Rapport Archis nummer 641 Proefsleuven ? De Pennenhof, Heel ? ? (maaskade) 678 Woningbouw ? Steenakker, ? ? Maasbracht 733 Opgraving ROB Abdij pandhof, Thorn ? ? 2110 Noodopgraving ADC Beegden ? ? 2579 Proefsleuven ROB Pannenhof, Beegden ? ? 2866 Booronderzoek RAAP Lateraalkanaal West, Terrein nu hoge 526 Beegden archeologische verwachting 3469 Begeleiding WML RAAP Linne Noordelijk deel 849 leiding grenzend aan ZHAWB 58D-014 behouden 3516 Booronderzoek RAAP Maasbracht Noordelijk tracé 2001/ deel: behouden 2762/ (ME boerderijen, RT ROM weg), zuidelijk: geen vervolgmaatregelen 3539 Booronderzoek RAAP Mgr. Savelbergweg, Geen 2001/ Heel vervolgonderzoek 2979/ RT 3700 Booronderzoek Vestigia Thorn Geen V60 vervolgonderzoek 5256 Proefsleuven Becker & vd Rijksweg 73 zuid Vervolgonderzoek 2004, znr Graaf Wegvak G/H, Linne afhankelijk van prioritering; vindplaats 23 leverde recente sporen op 5260 Proefsleuven Becker & vd Rijksweg 73 zuid ? ? Graaf Wegvak G/H, Linne 5261 Proefsleuven Becker & vd Rijksweg 73 zuid Vindplaats 22 twee 2004, znr Graaf Wegvak G/H, Linne werkputten, geen archeologische sporen 5262 Proefsleuven Becker & vd Rijksweg 73 zuid ? 2004, znr Graaf Wegvak G/H, Linne

64

6595 Proefsleuven BAAC St Anna, St Joseph, Geen 04.102 Heel vervolgonderzoek 7104 Proefsleuven ADC Lateraalkanaal West, 2 van de 8 sleuven 488 Horn hebben geen behoudenswaardige sporen; 3 sleuven wel; 3 sleuven onduidelijk, want alleen contextloos aardewerk 7246 Booronderzoek BAAC St Joseph, Heel ? 03.081 7247 Booronderzoek BAAC St Joseph, Heel ? 03.081 7248 Booronderzoek BAAC St Anna, Heel Geen 03.080 vervolgonderzoek; erosie 7343 Booronderzoek ADC Sportvelden, Linne Proefsleuven, 316 vanwege esdek 9291 Booronderzoek RAAP Heelderpeel Geen 800 vervolgonderzoek 9379 Bureauonderzoek Grontmij Havenfront noord, IVO 2003, znr Maasbracht 9673 Booronderzoek Grontmij Heel ? 119 11401 onbekend RAAP onbekend ? 648 11404 onbekend RAAP onbekend ? 689 12200 Booronderzoek BAAC Rioolwaterleiding Proefsleuven, 2005, znr Thorn-Ittervoort m.u.v. zone G 12584 Booronderzoek Synthegra St Anthoniusstraat, Geen 174104 Panheel vervolgonderzoek 12624 Booronderzoek Synthegra Heerstraat, Beegden Proefsleuven, 174136 m.u.v. deel met lage verwachting 13051 Booronderzoek Synthegra Heuvelstraat, Geen ? Maasbracht vervolgonderzoek 14417 Opgraving BAAC Rioolwaterleiding Totale opgraving ? Thorn-Ittervoort tracé 17886 Proefsleuven Archol Krijtenberg, Beegden ? ? 21251 Booronderzoek Synthegra Schoolstraat, Wessem Geen ? vervolgonderzoek 21507 Booronderzoek Grontmij Clauscentrale, ? ? Maasbracht 21586 Bureauonderzoek RAAP ? ? 1508 21593 Booronderzoek Synthegra St Joosterweg, Geen ? Maasbracht vervolgonderzoek, m.u.v. oost deel indien diep ingreep 22172 Booronderzoek RAAP ? Proefsleuven, ?

65

behoud 22202 Booronderzoek RAAP Beegden Proefsleuven ? 22838 Booronderzoek ADC Onder de Bomen 2, Geen ? Thorn vervolgonderzoek 22841 Booronderzoek Synthegra Ossenbergweg, ? Proefsleuven ? 22842 Booronderzoek Synthegra ? Proefsleuven ? 23559 Opgraving ADC Adelijk Huis Beegden, Niet van toepassing 1251 Krijtenberg (in 16693) 23952 Booronderzoek RAAP Laak Geen 2359 vervolgonderzoek 24344 Bureauonderzoek Oranjewoud Riolering Begeleiding ? Nieuwendijk, Stevensweert 24436 Proefsleuven ADC Eerdweg, Beegden ZO deel ? behoudenswaardig 27370 Booronderzoek Synthegra Dorpstraat, Ohé ? ? 27872 Begeleiding Oranjewoud Veldpoort, ? ? Stevensweert 27944 Proefsleuven RAAP Bosstraat, Beegden Geen ? vervolgonderzoek 28926 Opgraving AWN Huize St. Joseph, Niet van toepassing ? Heel (naast ROB opgraving 1964) 29032 Booronderzoek Synthegra Catualiumplein, Heel Begeleiding d.m.v. P0503135 proefsleuven? 29140 Booronderzoek ADC Q8 Rijksweg N271, Geen ? Linne vervolgonderzoek 29296 Proefsleuven BAAC St. Joseph, Heel ? ? 29320 Booronderzoek Archeopro Heel Geen ? vervolgonderzoek 29500 Opgraving BAAC St. Joseph, Heel Niet van ? toepassing; NB opgraving na stilleggen bouw 29753 Booronderzoek Synthegra Heerbaan, Heel ? ? 30492 Proefsleuven Bilan Heuvelstraat PSO, Geen ? Brachterbeek vervolgonderzoek 31855 Begeleiding RAAP Linnerweerd, Linne “na afloop gehele ? AMZ-cyclus doorlopen”? 32023 Booronderzoek Synthegra Posthuisstraat, Geen ? Maasbracht vervolgonderzoek 32727 Proefsleuven BAAC Linne Geen A- vervolgonderzoek 09.0471 32728 Proefsleuven BAAC Linne Geen A- vervolgonderzoek 09.0471

66

32764 Opgraving Grontmij Daelzicht, Heel Niet van toepassing ? 33343 Begeleiding Grontmij Weerdweg/Molenweg, ? ? Linne 34151 Bureauonderzoek Econsultancy Trippaardstraat, ? ? Thorn 34291 Proefsleuven ADC Vestingwerken, ? ? Maasdijk-Singelstraat, Stevensweert 34622 Bureauonderzoek Grontmij Heel Kijkgaten in ? onderzoek inbegrepen 34944 Proefsleuven ADC Heerbaan, Heel Geen ? vervolgonderzoek 36351 Bureauonderzoek ADC Keulsestraat/Markt, ? ? Linne

67

Dateringen archeologische perioden

Archeologische tijdvakken conform Archis

1 Paleolithicum (Oude Steentijd) 300.000 - 8800 v.Chr. 2 Mesolithicum (Midden Steentijd) 8800 - 5300 v.Chr. 3 Neolithicum (Jonge Steentijd) 5300 - 2000 v.Chr. 4 Vroege Bronstijd 2000 - 1800 v.Chr. 5 Midden Bronstijd 1800 - 1100 v.Chr. 6 Late Bronstijd 1100 - 800 v.Chr. 7 Vroege IJzertijd 800 - 500 v.Chr. 8 Midden IJzertijd 500 - 250 v.Chr. 9 Late IJzertijd 250 - 19 v.Chr. 6 Vroeg Romeinse tijd 19 v.Chr. - 70 n.Chr. 7 Midden Romeinse tijd 70 - 270 n.Chr. 8 Laat Romeinse tijd 270 - 450 n.Chr. 7 Vroege Middeleeuwen 450 - 1050 n.Chr. 8 Late Middeleeuwen 1050 - 1500 n.Chr. 9 Nieuwe tijd 1500 - 1800 n.Chr. 10 Nieuwste tijd 1800 - heden

Perioden in Archeologiebalans 2002

1 Vroeg en Midden Paleolithicum 300.000 – 35.000 v.Chr. 2 Laat Paleolithicum - Mesolithicum 35.000 – 6450 v.Chr. 3 Laat Mesolithicum - Neolithicum 6450 – 2850 v.Chr. 4 Laat Neolithicum - Bronstijd 2850 – 1100 v.Chr. 5 Late Bronstijd - IJzertijd 1100 – 250 v.Chr. 6 Late IJzertijd – Vroeg Romeinse tijd 250 v.Chr. – 70 n.Chr. 7 Midden Romeinse tijd 70 – 270 n.Chr. 8 Laat Romeinse tijd – Vroege Middeleeuwen 270 – 525 n.Chr. 9 Vroege Middeleeuwen 525 – 900 n.Chr. 10 Late Middeleeuwen 900 – 1500 n.Chr. 11 Nieuwe Tijd 1500 – heden

68

69

Immaterieel erfgoed in de gemeente Maasgouw

Inleiding Bij het opstellen van een waarden- en verwachtingenkaart kan ook een geheel andere bron betrokken worden. Dit zijn de legenden, sagen en verhalen binnen de gemeente. Niet alleen vormen deze een belangrijk en integraal onderdeel van de identiteit van een gemeente, maar soms hebben ze ook direct betrekking op archeologische overblijfselen. Daarnaast geven oude veldnamen soms ook inzicht in eerder gebruik van een bepaald terrein en kunnen daarmee een aanwijzing vormen voor archeologie. Als voornaamste bron is hiervoor de schat aan informatie bij het Meertens Instituut gebruikt. Hoewel er vele boeiende verhalen zijn geregistreerd, zijn hier alleen die vertellingen weergegeven die een daadwerkelijke archeologische component in zich dragen. Daarbij is de volgende prioritering gehanteerd: . eensluidende verhalen die uit meer dan een bron zijn opgetekend . verschillende verhalen die betrekking hebben op het hetzelfde toponiem . enkelvoudige verhalen over unieke toponiemen Daarnaast zijn oude kaarten geraadpleegd om veldnamen te achterhalen.

Achterliggende principes in de relatie tussen orale tradities en archeologie Orale tradities in een regio zijn vaak eeuwenoud. Ontstaan in een tijd waarin wetenschap en kennis nog niet ver ontwikkeld waren en ongeletterdheid bovendien meer regel dan uitzondering was, vormen de verhalen een manier om de wereld te verklaren en tegelijkertijd waarschuwingen door te geven. Verschijnselen als bolbliksems en dwaallichten werden hiermee verklaard, maar ook onbewust aanwezige kennis over plaatsen waar in eerdere tijden mensen hadden geleefd en waren gestorven. Soms overlapten het heden en verleden elkaar, zoals in het geval van prehistorische grafheuvels. Deze werden in de Middeleeuwen ook wel gebruikt als terechtstellingsplaats, waardoor spookverhalen over dolende zielen de ronde bleven doen. Daarnaast vormen de orale tradities een integraal onderdeel van de inrichting van een landschap en de menselijke invloedssfeer daarbinnen, die zich het best als een uienschil laat voorstellen. De lagen daarbinnen vertonen een afnemende mate van religieuze en sociale orde en algemeen menselijke controle. De nederzetting vormde de kern, door mensen zelf gebouwd en direct onder de invloed van menselijke keuzes en orde. Daarbuiten lagen als een tweede schil de akkers en weidevelden. Ook deze bevonden zich in de menselijke invloedssfeer, hoewel die al beduidend minder was. 's Avonds en 's nachts waren deze plaatsen verlaten, en hoewel de mens kon ploegen, zaaien en oogsten was het werk ook ondergeschikt aan de ongrijpbare natuur. Een hagelbui of lange droogte kon het werk van mensenhanden immers genadeloos teniet doen. 70

Op deze rand van de samenleving bevonden zich ook de woningen en werkplaatsen van smeden en herders: beroepen die in de sociale structuur lager gewaardeerd werden en zich letterlijk in de marge van de samenleving bevonden. Deels werd dit ook veroorzaakt door onbegrip en bijbehorende angst voor hun werkzaamheden: de smid beheerste het vuur, en de herder doolde ongedeerd rond door de uitgestrekte heidevelden, bossen of zandvlaktes buiten de nederzetting. Die laatste landschapscategorie vormt de buitenste schil: de ongrijpbare en oncontroleerbare niet-ingerichte natuur. Hier waagden zich alleen reizigers en roversbenden: groepen die zich op de een of andere manier onttrokken aan de sociale orde. In die wereld, buiten het geordende dorp waar de kerk het middelpunt vormde, huisden heidense wezens, spoken en geesten. Verhalen over deze figuren werden van generatie op generatie doorverteld zodat zowel het mythische landschap als praktische kennis in stand bleef: plaatsen als grafheuvels, moerassen, drijfzand en diepe vennen waar je maar beter vandaan kon blijven bleven op deze manier bekend en gemeden. In de periode van de Romantiek werden dergelijke verhalen massaal opgetekend. Als gevolg van de toenemende industrialisatie en daarmee gepaard gaande heide- ontginningen en kennis over natuur en techniek dreigden de oude verhalen te verdwijnen.

Verhalen over bovennatuurlijke wezens en spookachtige verschijnselen zijn in eerste instantie streekgebonden. Een goed verhaal geeft, om het verhaal herkenbaarder en dus geloofwaardiger te maken voor de toehoorder, namen van lokale plaatsen, huizen, plassen enzovoorts. Bij nadere bestudering blijkt echter dat er een aantal steeds terugkerende basisprincipes in lokale verhalen verwerkt zitten, die overal in het land teruggevonden worden. Niet zelden houden deze verband met vergelijkbare principes die archeologisch zijn aangetoond. Voorbeelden hiervan zijn: . het voorkomen van plassen of vennen waarin zich de toegang tot de hel, verdronken dorpen, schatten of waterwezens bevinden. Archeologisch is aangetoond dat deze denkwijze al heel oud is: al in de prehistorie werden in dergelijke poelen kostbare gaven achtergelaten zoals bijlen, zwaarden en soms zelfs menselijke offers. Onduidelijk is of deze gaven bedoeld waren om in de waterplas achter te blijven, of dat ook hiervan gedacht werd dat de plassen een doorgang naar een andere wereld vormden en de gaven dus elders geacht werden ontvangen te worden. . Het voorkomen van kabouters, aardmannetjes of andere wezens die in heuvels op de hei wonen. Deze heuvels zijn vrijwel altijd prehistorische grafheuvels. Opvallend is dat kabouterverhalen zich concentreren in regio's waar veel grafheuvels zijn aangetroffen, met name beneden de grote rivieren. Het is in sommige streken zelfs mogelijk een specifieke verschijning zoals kabouters of katten te verbinden aan een specifieke datering zoals grafheuvels uit de Romeinse tijd of uit de Bronstijd. Deze principes zijn ook herkenbaar in onderstaande verhalen uit Maasgouw.

71

Sagen, verhalen en legenden uit Maasgouw

De klokken van Vijveren In héél oude tijden lag er in het zoogenaamde Vijverbroek, tusschen Thorn en Kessenich, aan de Maas een stad, Vijveren, geheeten. Die stad verzonk op zekeren nacht, om den hoogmoed en de losbandigheid van haar inwoners, met kerken, torens en klokken en al in een waterkolk. Bij héél laag water werden in vroeger tijden nog de spitsen van de torens gezien en in den Kerstnacht luidden er in de diepte nog de klokken. Weidende varkens wroetten later op het Vijverbroek een zware kerkklok op, vermoedelijk afkomstig uit de verdronken stad. De bewoners van de dorpen in den omtrek kregen ruzie over die vondst en ieder dorp wilde de klok voor zich hebben. Maar het lukte die van Thorn, Ittervoort en Kessenich niet, ze ook maar te bewegen. Die van Stamproy probeerden het 't laatst en, hun gelukte het dadelijk. Zij laadden de klok op een kar, bespannen met vier ossen, en voerden haar naar hun dorp. Toen de ossen met de klok de grens van het gebied van Stramproy overschreden, begon de klok vanzelf te luiden en gaven de klokken van de kerk te Stramproy, die van denzelfden gieter waren, haar dadelijk antwoord.

De verloren schat van Ittervoort Twee schepers hadden in een diepe sloot in het Vijverbroek tusschen Thorn, Ittervoort en Kessenich een grooten geldkoffer ontdekt. Met inspanning van al hun krachten hadden zij hem bijna boven water, toen een van de herders de wet van de stilzwijgendheid vergat en tegen den anderen zeide: "Wij hebben hem met Gods hulp boven!" De andere antwoordde: "Met God of niet met God, wij hebben hem toch!" Toen voelde hij eensklaps zijn armen verlammen; de koffer ontglipte hem, zoodat de andere moest loslaten, wilde hij niet in het water worden meegesleurd. De schat zonk weg in de diepte, dieper dan hij gelegen had en was niet meer terug te vinden.

De schans bij Stevensweert Langs de Maas tussen Roosteren, Echt en Stevensweert, bij de vervallen schans Contelmo, dwaalt elke nacht een vuurman rond. Hij doet overigens precies als de andere vuurmannen.

De juffer zonder kop bij Ohe en Laak Ongeveer 35 jaar geleden stond buiten het dorp (weg Ohé en Laak) een kleine ruïne van een kasteel genaamd "Sjulpenhuuske". Hier woonde de geest "Juffrouw zonder Kop". Deze zwierf 's nachts na 12 uur hier rond. 15 Jaar geleden is het laatste gedeelte van deze ruïne gesloopt en geleidelijk is nu ook de geschiedenis hiervan verdwenen. Door oudere mensen wordt ze nog wel nu en dan verteld.

72

De Breulkuil bij Beegden In den tijd toen de duivel nog macht had over ongedoopte dingen, werd er in een dorp bij Beegden de klok ,,te vroeg" geluid. Dadelijk vloog de duivel ,,brullend" aan door de lucht, haalde de klok uit den toren en wierp ze in den moerassigen poel, die staat in het lage weiland langs den weg van het kasteel Horn naar Beegden. Daaraan ontleent de naam ,,Breul" of ,,Brulkuil" zijn ontstaan. Wie in den Kerstnacht een geldstuk midden in den kuil werpt, wekt de klok uit haar betoovering en hoort haar duidelijk luiden.

De koets van de duivel Een knecht van kasteel Horn ging met een mand wild naar het adellijk huis Beegden. Het werd al avond en plotseling hoorde hij vlak achter zich het trappelen van paardenhoeven en het rollen van raderen. Hij keek om en zag een deftige koets, getrokken door vier pikzwarte paarden met geweldiggroote vurige oogen.. De schrik beving den knecht. In het rijtuig zaten twee heeren in het zwart. En hij schrok nog heviger, toen hij zag, dat een van de heeren een paardenpoot had, "Wil je mee rijden!" vroeg die heer. "Dank u, mijnheer!" antwoordde de knecht. ,,Het zou u straks soms te lastig zijn, om de paarden te doen stilhouden!" Hij vertrouwde die vertooning niet. Maar wijl de andere heer ook aandrong, zette hij dan toch de zware mand met wild achter op het rijtuig. Opeens ging het toen in gestrekten galop vooruit. De paarden brieschten en bliezen vuur en de knecht moest loopen, wat hij loopen kon, om te probeeren zijn mand te grijpen. Kort bij den ,,Breulkuil" gekomen, gelukte hem dit, juist toen het rijtuig zich naar het weiland wendde en even later met een plons in den kuil reed. Een blauwe rook wolkte hevig op uit het net, terwijl blauwe vlammen sloegen uit het water, dat siste en kookte, toen het rijtuig in de diepte wegzonk en ter helle voer. Op het huis Beegden aangekomen, bemerkte de knecht, dat de helft en het mooiste van het wild uit zijn korf verdwenen was.

De schat bij Beegden Te Beegden leefde een herder, die door trouwen dienst heel wat Fransche kronen had bespaard en ze verzamelde in een oude kous. Uit vrees voor de Bokkenrijders wilde hij zijn geld in veiligheid bergen en meende dat niet beter te kunnen, dan het ergens in de heide te begraven. Toen zijn baas hem later vroeg, waar hij zijn geld had gelaten, antwoordde hij: ,,In de hei, recht tegenover den toren van Beegden". Het gebeurde nu, dat hij zich eenigen tijd later gedwongen zag zijn schat aan te spreken. Hij ging zoeken doch merkte al dadelijk tot zijn verdriet, dat hij overal op de heide ,,recht tegenover den toren van Beegden" stond. Het is hem met alle moeite niet mogen gelukken zijn schat terug te vinden, zoodat de schat nog altijd op een vinder wacht.

De Kaaljuffer van Beegden Een 70 jaar geleden waren de beide hoofdstraten van het dorp verbonden door een hol weggetje. De boorden ervan waren met struikgewas begroeid. Aan een

73

kant stond een oude boom, een es, met holle stam. Daarin woonde de "kaaljuffer". Kinderen werden bang gemaakt. Als ze daar bij schemer of donker door het straatje liepen, zou de kaaljuffer hen krijgen. Dat die dreiging in verband stond met vrijpartijen in dat oord is mogelijk.

74