Het Rijke Vlaamsche Wielerleven
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Het rijke Vlaamsche wielerleven Karel Van Wijnendaele bron Karel Van Wijnendaele, Het rijke Vlaamsche wielerleven. Snoeck-Ducaju & Zoon, Gent 1943. Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/wijn012rijk01_01/colofon.htm © 2008 dbnl / erven Karel Van Wijnendaele 5 Voorwoord Ik zou een boek schrijven! Dat gedacht zat me al lang in 't hoofd. 't Is mijn goeievriend, wijlen Ward Vermeulen die 't er in hong, zooveel jaren geleden. Met dat gedacht, en het voornemen van het uit te voeren, liep ik jaren lang rond. De wil was er en de goede bedoeling, maar... een boek schrijven?... Of ik dat wel kon?... In mijne loopbaan van Sportjournalist, veel witte bladen papier zwart gemaakt. Misschien wel genoeg om er heel wat boeken mee te vullen. Is brood dat gemakkelijk bakt: kort gekneed! Maar boeken schrijven? Is werk van langen adem, en van menschen met gezeten geest! Ik schreef eens - 't was in 1914 - de vier eerste bedrijven van ‘Caïn's Zonde’, op eene heen- en terugreis van Berlijn! Maar 't vijfde bedrijf?... Kwam eerst moeizaam op de wereld in 1921!... Misschien wel omdat ik geen gezeten geest heb! En nu?... Ja, 'k heb er me eindelinge aan gezet. 't Is Pater Callewaert die 't zei: GE MOET! Waarom moeten?... - We lazen 't al dikwijls in de bladen, dat men koersen kan winnen op één wiel! Dat men kan kreveeren, en algelijk weer bij komen! Dat men plat valt en ronden neemt, of op kop gaat en aan de wielen hangt! Dat taaltje hebben we op den duur leeren begrijpen en verstaan. Daar weten we dus genoeg van! Maar men heeft ons, en aan de menschen, nog niet genoeg gezegd hoe en wat men te doen heeft, opdat de verstandelijke mensch ook zijne gading vinde in de Sport! En dat moet gij! Volgens Pater Callewaert heb ik dus eene zending: een predikheer in sportkostuum! Karel Van Wijnendaele, Het rijke Vlaamsche wielerleven 6 Vermits ons Heere van alles zijn getal moet hebben, het zij zoo! * * * Ik heb me dus aan 't schrijven gezet. Goed begonnen. Maar halfwege wilde ik het laten steken: Bordeaux-Parijs met zijne 600 Klm. was kinderwerk er bij! Maar wij die 't al zoo lange prediken aan de renners: volhouden en doorzetten! Ik mocht dus geen slecht voorbeeld stellen. Dan maar ‘moedig voort gedaan’! Eerst hield ik het bij den titel: 40 jaren Wielersport! Maar dat was te drooge, saaie kost, waarbij de menschen zouden gapen en geeuwen, wel te verstaan als er menschen gevonden werden om dat dingen te lezen! Dan maar 't wiel gedraaid en een ander verzet genomen. Ik bedoel: het beeld in een ander kader gestoken! Want het boek dat ge lezen zult - als ge geduld genoeg hebt - is niet eene geschiedenis van 40 jaren wielersport, maar wel het verhaal van beleefde dingen die gebeurden, tijdens de 40 jaren dat we aktief in de beweging stonden van de Wielersport! Dit boek dus wil niet eene geschiedenis zijn, maar wat we aanvoeren en bijhalen, is materiaal dat kan dienen voor menschen die eenmaal de geschiedenis van de Wielersport willen schrijven. Ik heb dergelijke boeken reeds gelezen, in 't Nederlandsch en in 't Fransch. Maar over 't algemeen te veel cijfers gevonden en namen, en niet genoeg hert en ziel. Ze doen te veel denken aan de akten van een Notaris of van den burgerstand; die dingen voldoen wel aan. eene noodzakelijkheid, maar 'k heb nog nooit gehoord dat ze leeslust verwekken of bezieling en begeestering! Ik maak me geen verkeerde berekening: dit boek zal niet zijn wat ‘Te Midden der Kampioenen’ is, van mijn vriend Joris Van den Berg, 't is te zeggen iets waarin er zooveel Karel Van Wijnendaele, Het rijke Vlaamsche wielerleven 7 is voor de denkende als voor de voelende mensch, en waarmee men ook over de grenzen van zijn land kan! Bij mij zal de voelende mensch meer vinden dan de denkende, omdat het aangebrachte materiaal riekt naar de lucht en de grond van de streek, en de beelden voor 't grootste paart gekapt zijn, uit het graniet van het Vlaamsche Volk! Ik weet van me te zullen wenden, voor een overgroot gedeelte, tot menschen die in de Wielerbeweging staan. Dat wil zeggen: die voor deze of gene renner eene zekere voorliefde hebben. En 't is best mogelijk dat lezers die veel hopen van het boek, des te meer ontgoocheld worden, juist omdat er van ‘hun’ renner weinig of niets gezegd wordt, al was hij nochtans iemand in de wereld van de Wielersport! Welnu, 't is met opzet dat we ons wenden tot die lezers om te vermanen: dat dit boek niet eens geschiedkundig begeert te zijn, maar enkelijk de weergave is, of het verhaal van eigen beleefde gebeurtenissen, of van dingen waaraan we hebben gevoeld of getast, waarop we hebben gekeken met de oogen van onze ziel! En omdat we met het hert spreken, zullen we misschien het hert bereiken! Meer verdienste eischen we eigenlijk niet op! Karel Van Wynendaele. Karel Van Wijnendaele, Het rijke Vlaamsche wielerleven 9 Deel I Karel Van Wijnendaele, Het rijke Vlaamsche wielerleven 11 Van een sober leven en mager bestaan. Hoe ik tot de Wielersport gekomen ben?... Weet ik het zelf! Ik was eene der oudste van een zeer kroostrijk gezin, maar zonder veel kroostrijke voordeelen. Kwam eerst later, toen er werd gepredikt dat er met ‘doppen’ zooveel te verdienen was, als met werken! Mijne moeder bracht 15 kinderen op de wereld! Is ook al lang geen mode meer! Mijn stiefvader had niets dan den wil ‘om veel te werken’. Daarmee moest hij met die bende jongens door de wereld. Maar mijne moeder?... Die hielp meê, met raven en met slaven, tehuis! 't Kweeken van konijnen en 't bestellen van pinten bier. Want bij ons was 't herberg! Mijn eigen vader?... Nooit gekend. Hij stierf toen ik 18 maanden oud was. Er altijd veel spijt van gehad, vooral toen ik nog jonger was, van mijn vader niet te hebben gekend. Want van menschen die hem wel hadden gekend, dikwijls gehoord: - Dat hij zoo goed liedjes kon maken! - En ik die er 't besluit uit haalde ‘van dichterlijk geboren te zijn’! Daarmee dat, toen ik rond de 15 draaide, alle papierkens wel genoeg waren om er verzen op te fabrikeeren. Niet verwarren met poëzij! Toen ik 20 werd, had ik eene flinke kliënteel: van Pastoors die in te halen waren; maatschappijen met hun 50-jarig bestaan; jubelfeesten allerhande van ‘Bolders’ en ‘Hooge Rookers’, of van 50 jaren huwelijk, en ‘bij de geboorte van hun eerste kind’! Met dat eerste kind?... Was men altijd zeker van zijn stuk en zijn bijval, ten minste bij den vader en de moeder, en zeer dikwijls bij de schoonmoeders ook. Want als deze Karel Van Wijnendaele, Het rijke Vlaamsche wielerleven 12 het nu nog niet te best doen met vader en moeder, het kind, ziet ge, dat maakt 'n weeke plek in de ziel! Ik was dus fabrikant van ‘opschriften’ en van ‘gedichten die voren te dragen waren’! En op den duur? Waarachtig daar kwam wat Poëzie bij! Want 'k leerde Tollens ‘overwintering op Nova Zembla’ verteren, en Ledeganck's ‘Drie Zustersteden’ deklameerde ik op een stoel in de herbergen! Nu en dan overlees ik nog eens al die ‘jongelingszonden’, zoo rond Paschen! Dan ben ik vergevingsgezind genoeg, om het zelfs met mijn eigen klaar te spelen en te zeggen: - Hij wist niet wat hij deed! Maar toch?... Mijn dochter Hilda zou het kunnen belijden, van dat Eerste-Communie-gedichtje, van 't Klooster van Wacken en van dat Kerkje! Daar zit algelijk iets in! Want ik kan het moeilijk lezen, zonder een traantje te lossen! - Of ik dat nu van mijn moeder had, of van mijn vader?... Ja, ik heb gedaan lijk al de menschen die 20 jaren geworden zijn: meenen ‘dat er wat in steekt’ - om niet te zeggen: dat er veel in steekt! Met een wereld van begoochelingen het blijde, volle leven in gestapt! Als men niet dweept aan dien ouderdom, wanneer zou men het dan?... * * * Ik zou 12 jaren gaan worden als ik mijn Eerste Communie deed. En in die tijden was 't nog mode, ten minste in de werkersstanden, dat de kinderen dan thuis bleven uit de school, om vader en moeder bij te springen, en te helpen werken en zorgen. Ik was een der oudste, en moeder die 't zei: - Jongen, gedaan met broeken te verslijten op de school- Karel Van Wijnendaele, Het rijke Vlaamsche wielerleven 13 banken, en te spelen of te ravotten! Ge zult helpen zorgen voor de ‘kleintjes’. Onnoodig te zeggen dat ik er in beet tot over d'ooren! Niet meer naar school gaan! Gedaan met die vervelende vragen en antwoorden van den meester! En die vier wit gekalkte muren van de klas, die zoo gevangenisachtig aandeden?... Mogen thuis blijven, en in de wijde wereld leven en bewegen, zonder 't gareel van den schooldwang?... Dat was me nu te veel en te schoon, want... Zie daar was een onderpastoor bij ons, van wien ik nu nog altijd getuig, van nooit een sluwer en slimmer ventje te hebben ontmoet, in heel mijn leven! Hij was wel bespraakt en zeer dichterlijk aangelegd. Hij was proost onzer school en... - Neen, ge moogt hem niet thuis houden. Hij leert te gemakkelijk, en ge zult het je heele leven beklagen, van hem niet die eenige rijkdom te hebben gegeven, waarover ge beschikken kunt: wat geleerdheid! Zei de onderpastoor tegen mijne moeder, die wedervoer: - Al goed en wel, maar daar zijn hier zooveel groote magen die met kleine middelen moeten gevuld! - 't Zal van ergens komen... zei de onderpastoor! En 't werd beslist: nog 2 jaren school.