Natuur en verkeer op de

Visie op Ontsnippering

G.F.J. Smit A.J.M. Meijer

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug

Visie op Ontsnippering

G.F.J. Smit, A.J.M. Meijer

Rapportnummer: 93.34

Projectnummer: 92.83

Datum uitgave: November 1993

Naam en adres opdrachtgever: Dienst verkeer en vervoer, Provincie , Rijkswaterstaat Directie Utrecht

Graag citeren als: Smit, G.F.J., A.J.M. Meijer. 1993. Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug. Visie op Ontsnippering Bureau Waardenburg Rapportnr.93.34. Bureau Waardenburg, Culemborg.

Trefwoorden:

© Bureau Waardenburg bv / Rijkswaterstaat Dienst Weg- en Waterbouwkunde Dit rapport is vervaardigd op verzoek van opdrachtgever en is zijn eigendom. Niets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, digitale kopie of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opdrachtgever hierboven aangegeven en Bureau Waardenburg bv, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd.

Lid van de branchevereniging Netwerk Groene Bureaus. Het kwaliteitsmanagementsysteem van Bureau Waardenburg bv is door CERTIKED gecertificeerd overeenkomstig ISO 9001: 2015. Bureau Waardenburg bv hanteert als algemene voorwaarden de DNR 2011, tenzij schriftelijk anders wordt overeengekomen.

Bureau Waardenburg, Varkensmarkt 9 4101 CK Culemborg, 0345 51 27 10, [email protected], www.buwa.nl

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 2

VERANTWOORDING

In opdracht van Rijkswaterstaat Directie Utrecht C.C.M. Klemann Provincie Utrecht, Dienst en de Provincie Utrecht (Dienst wegen, verkeer verkeer en vervoer en vervoer) is door Bureau Waardenburg een R. Schuitemaker Consulentschap NBLF studie uitgevoerd naar knelpunten tussen Utrecht natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug. J. van Laar Landinrichtingsdienst De studie levert een bijdrage aan de Utrecht Verkeersmilieukaart die door Rijkswaterstaat en W. van de Klift Vereniging tot behoud Provincie wordt opgesteld en sluit aan bij het van Natuurmonumenten Plan van aanpak Ecologische Verbindings- H. Frentz Landinrichtingsdienst Afd. zones van de Provincie. De studie definieert en Verkeerswegen inventariseert concrete knelpunten tussen de T. Jansen Stichtse Milieufederatie natuur van de Utrechtse Heuvelrug en de hier H. Geessink Stichting het voorkomende rijks- en provinciale wegen. Er Landschap wordt aangegeven hoe de knelpunten kunnen C.M. Beenen Werkgroep Sandwijck worden opgelost of worden verzacht. Hierbij is P. van der Linden Milieufederatie Noord- rekening gehouden met financiële, Holland organisatorische en technische haalbaarheid H.W. Waardenburg Bureau Waardenburg van de oplossingen en het te verwachten G.F.J. Smit Bureau Waardenburg maatschappelijke draagvlak dat hiervoor A.J.M. Meijer Bureau Waardenburg aanwezig is. De studie bestond in hoofdzaak uit Het resultaat van de studie is verwoord in de literatuuronderzoek, analyse van gegevens voorliggende rapportage. Het onderzoek is van de databank van het BIC, raadpleging van uitgevoerd door: regionale en lokale deskundigen en G.F.J. Smit (bronnenonderzoek en rapportage) oriënterende veldbezoeken. A.J.M. Meijer (projectleiding en eindredactie). Tevens zijn twee discussiebijeenkomsten georganiseerd met het thema Versnippering Door de opdrachtgevers is een begeleidings- van de Utrechtse Heuvelrug, welke werden groep geformeerd bestaande uit: bijgewoond door deelnemers van het Versnipperingsoverleg. De eerste bijeenkomst M.E. Lichtendahl Rijkswaterstaat Directie werd op 15 juni 1993 gehouden, waarbij Utrecht, afd. RFO gediscussieerd werd aan de hand van een C.C.M. Klemann Provincie Utrecht, Dienst aantal stellingen die door de opdrachtgevers verkeer en vervoer waren geformuleerd. De uitkomsten van de Th. H. de Jong Provincie Utrecht, Bureau discussie droegen bij aan de aanpak van de Milieuinventarisatie studie. Een verslag is weergegeven in bijlage R. Schuitemaker Consulentschap NBLF 1. Via het Versnipperingsoverleg werden Utrecht namen van te raadplegen personen/instanties verkregen. De tweede bijeenkomst werd in De inbreng van de begeleidingsgroep bestond oktober gehouden, waarbij het conceptrapport uit het verstrekken van relevante informatie ten werd besproken. aanzien van namen van lokale deskundigen, Tijdens de inventarisatiefase bleek dat er geen verstrekken van basisgegevens, gebiedsdekkende informatie over de becommentariëren van conceptrapportages en verspreiding van dieren beschikbaar is. bijdragen aan de ideevorming. Tevens bleken gegevens over fauna- verkeersslachtoffers nog te fragmentarisch Daarnaast is het zgn. versnipperingsoverleg voorhanden. Besloten is de oorspronkelijke ingesteld, dat ten behoeve van deze studie opzet (benadering vanuit beschikbare tweemaal bijeen is geweest. Deelnemers waren gegevens) te verlaten en een meer daarbij: modelmatige benadering te hanteren (benadering vanuit biotopen, barrièrewerking M.E. Lichtendahl Rijkswaterstaat Directie wegen). Utrecht, afd. RFO

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 3

Inhoud

VERANTWOORDING 3 Samenvatting 5 1 -- INLEIDING 7 1.1 Algemene achtergrond 7 1.2 Studiegebied 8 1.3 De barrièrewerking van wegen 8 1.2 1.4 Vigerend beleid 11 1.5 Begripsbepaling 12 2 -- BESCHRIJVING VAN NATUUR EN VERKEER OP DE UTRECHTSE HEUVELRUG 14 2.1 Belangrijke verspreidingsgebieden op de Utrechtse Heuvelrug 14 2.3 Verkeersinfrastructuur en ecologische infrastructuur 17 3 -- ALGEMENE VISIE VERSNIPPERINGS-PROBLEMATIEK UTRECHTSE HEUVELRUG 23 3.1 Typering van problemen tussen natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 23 3.2 Visie 24 3.3 Oplossingsrichtingen met betrekking tot knelpunten tussen natuur en verkeer 25 4 -- KNELPUNTENKAART: LOCATIES VOOR MITIGERENDE MAATREGELEN 30 4.1 Klasse 3 wegen (A-wegen) 30 4.2 Klasse 2 wegen, noordelijk deelgebied 32 4.3 Klasse 2 wegen, centraal deelgebied 34 4.4 Klasse 2 wegen, zuidelijk deelgebied 35 4.5 Klasse 1 wegen 36 4.6 Spoorwegen 37 5 -- CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 38 5.1 Conclusies 38 5.2 Aanbevelingen 38 6 -- LITERATUUR 42

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 4

Samenvatting

Rijkswaterstaat Directie Utrecht en de Dienst kele honderden meters) of een grote wegen, verkeer en vervoer van de Provincie actieradius (meerdere kilometers) kunnen de Utrecht werken samen aan een provinciale weg regelmatig oversteken, voor deze dieren 'Verkeersmilieukaart'. De Verkeersmilieukaart is de weg een risicobarrière. moet inzicht geven in de huidige en mogelijk Klasse 2. De weg vormt een landschappelijke toekomstige effecten van het verkeer op het barrière voor soorten met een kleine milieu. De ecologische barrièrewerking en ver- actieradius. De weg isoleert de populaties van snippering veroorzaakt door de deze soorten. Dispersie is sterk beperkt of verkeersinfrastructuur vormt één van de uitgesloten. Dieren met een beperkte actie- milieuaspecten van de Verkeersmilieukaart. In radius zullen de weg alleen incidenteel deze studie staan knelpunten tussen natuur en oversteken. Bij een relatief lage verkeer op de Utrechtse Heuvelrug centraal. verkeersintensiteit, Klasse 2a, is dispersie De Utrechtse Heuvelrug is, als kerngebied, mogelijk. Bij een hoge verkeersintensiteit, één van de belangrijkste schakels in de Klasse 2b, is de weg een fysieke barrière. ecologische infrastructuur van de Provincie Dispersie is sterk beperkt of uitgesloten, Utrecht. De studie levert een bijdrage aan de populaties die weerszijden van de weg Verkeersmilieukaart. voorkomen zijn vrijwel geïsoleerd ten opzichte van elkaar. Voor dieren met een grote Op wegen die door bossen lopen kunnen actieradius is het risico bij een hoge dieren in principe op allerlei plaatsen verkeersintensiteit dermate hoog dat de weg oversteken. Locaties waar wegen alleen incidenteel wordt overgestoken migratieroutes van fauna kruisen zijn niet van- (dispersie). uit het landschap herkenbaar. De bestaande Klasse 3. De verkeersweg vormt een volledige kennis over de verspreiding van de fauna op (fysieke) barrière voor de soorten uit alle drie de Utrechtse Heuvelrug en locaties met de groepen. De leefgebieden van de faunaverkeersslachtoffers is voor veel soorten terrestrische fauna worden door de weg nog fragmentarisch, niet gebiedsdekkend. opgesplitst en de deelpopulaties zijn ten op- Een gedetailleerde beschrijving van zichte van elkaar geïsoleerd. Uitwisseling van knelpuntenlocaties is met de huidige kennis individuen tussen populaties aan weerszijden niet mogelijk. In deze rapportage is daarom van de weg is alleen mogelijk via passages voor een modelmatige aanpak gekozen. over of onder de verkeersweg.

In de studie zijn de wegen op de Utrechtse De Utrechtse Heuvelrug is doorsneden en Heuvelrug geclassificeerd naar barrière- omgeven door een groot aantal niks- en werking voor de fauna. Op basis van fysieke provinciale wegen. De wegen tasten de barrièrewerking, landschappelijke barrière- structuur aan van de Utrechtse Heuvelrug en werking of risicofactor voor de fauna zijn daarmee de functie als kerngebied. De wegen in drie klassen, en twee subklassen, Utrechtse Heuvelrug is door Autosnelwegen onderscheiden: (klasse 3 wegen) in drie deelgebieden gesplitst. Binnen de deelgebieden vormen Klasse 1: lokale wegen met een lage provinciale en lokale wegen belangrijke fysieke verkeersintensiteit. barrières en risicobarrières. Uitwisseling Klasse 2a: tweebaanswegen met een tussen de drie deelgebieden is wenselijk en relatief lage verkeersintensiteit. mogelijk door ecologische passages te Klasse 2b: tweebaanswegen met een hoge creëren. De optimale passage over de A 28 verkeersintensiteit. moet op de Utrechtse Heuvelrug een inrichting Klasse 3: vierbaans autosnelwegen met met een opgaande begroeiing en een een zeer hoge verkeers- heischrale vegetatie hebben, de passage over intensiteit. de A 12 een inrichting voor bos. Voor de A 27 Klasse 1. De verkeersweg vormt een fysieke moeten waar mogelijk bestaande verkeerspassages worden geoptimaliseerd barrière voor dieren met een kleine actieradius. De dieren zullen de weg niet of voor faunapassage. Waar de rijkswegen de alleen incidenteel oversteken, er is dan sprake randzone kruisen dienen ecologische passages een functie te hebben voor zowel van dispersie. Dieren met een beperkte (en- natte als droge habitats. Binnen de

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 5

deelgebieden moeten de risicobarrières te kans op overstekende fauna. Deze locaties zijn worden verzacht. Dit kan onder andere door geschikt voor het aanbrengen van landschappelijke inpassing (andere faunapassages die onder het wegdek liggen. berminrichting), verkeersbeperkende maatregelen (lokale wegen), De knelpuntenkaart geeft voor de afzonderlijke verkeersremmende maatregelen (beperking wegen maatregelen om de barrièrewerking te maximumsnelheid) en faunapassages verzachten en potentiële locaties die in (tunnelbuizen, roosterbakken). Voor het aanmerking komen om als faunapassage te bepalen van de ligging van faunapassages is worden ingericht. meer onderzoek naar verkeersslachtoffers gewenst. Voor het vaststellen van prioriteiten binnen de volgorde van de locaties met knelpunten zijn De heide en natte habitats zijn op de Utrechtse algemene richtlijnen gegeven. De afweging Heuvelrug sterk landschappelijk versnipperd. moet plaatsvinden op basis van het te Voor het behouden van de kwaliteit van deze verwachten ecologisch rendement, de habitats is in eerste instantie vergroting van de praktische inpassing en de aanwezigheid van oppervlakte noodzakelijk. Versnippering van de mogelijke alternatieven. De verantwoording heide door provinciale wegen kan plaatselijk voor het uitvoeren van maatregelen aan beperkt worden door de wegbermen voor heide Rijkswegen (op de Utrechtse Heuvelrug klasse in te richten en te beheren. De heidebermen 3) ligt bij de rijksoverheid, voor het uitvoeren van functioneren als stepping stone of als corridor. maatregelen aan provinciale wegen (klasse 2) Door een bermstrook met heide plaatselijk af te bij de Provincie en voor het uitvoeren van wisselen met een opgaande begroeiing tot aan maatregelen aan lokale wegen (klasse 1) bij de de weg ontstaan locaties met een verhoogde gemeenten.

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 6

1 INLEIDING

beperkende factor bij de uitwisseling tussen faunapopulaties die voorkomen aan 1.1 Algemene achtergrond weerszijden van een weg. Voor kleine Het oppervlak aan leefgebieden van veel populaties, van vaak zeldzame dieren, kan het planten- en diersoorten in ons land is sterk verkeer een belangrijke doodsoorzaak zijn. De afgenomen. De leefgebieden komen steeds totale populatieomvang kan door het verkeer meer versnipperd voor en raken geïsoleerd ten worden beperkt. Symbolisch is de Otter, opzichte van andere leefgebieden. Deze waarvan één van de twee laatste inheemse versnippering en isolatie van natuurgebieden is exemplaren in Friesland op de A7 als een belangrijke oorzaak van de achteruitgang verkeersslachtoffer is gestorven. van de natuur in ons land. De problematiek van de versnippering van Een gevolg van de versnippering van natuurgebieden is in het overheidsbeleid leefgebieden is dat populaties van soorten verwoord in het Natuurbeleidsplan. De overheid opgesplitst worden in kleine lokale deel streeft naar een ecologische infrastructuur van populaties. Kleine populaties zijn kwetsbaarder grote oppervlakten natuurgebied -de voor calamiteiten dan grote populaties en zogenaamde kerngebieden- met een netwerk gevoeliger voor natuurlijke fluctuaties in de van verbindingszones die uitwisseling tussen populatieomvang. Kleine populaties hebben populaties van kerngebieden mogelijk moet daardoor een gemiddeld kortere levensduur maken. Bij het realiseren van een ecologische dan grote populaties. In de natuur kunnen lokale infrastructuur vormt de barrièrewerking van populaties in ongunstige perioden plaatselijk verkeerswegen één van de knelpunten. verdwijnen, in betere tijden worden de opengevallen plaatsen opnieuw bezet, dit is een Rijkswaterstaat Directie Utrecht en de Dienst natuurlijk proces. Doordat de isolatie tussen de wegen, verkeer en vervoer van de Provincie leefgebieden tegenwoordig is toegenomen is Utrecht werken samen aan een provinciale echter de kans op herkolonisatie van gebieden Verkeersmilieukaart. De Verkeersmilieukaart sterk afgenomen. Ook is de mogelijkheid op moet inzicht geven in de huidige en mogelijk versterking van (tijdelijk) afgenomen populaties toekomstige effecten van het verkeer op het vanuit naburige gezonde populaties milieu. De ecologische barrièrewerking en afgenomen. Het komt steeds vaker voor dat versnippering veroorzaakt door de planten en dieren definitief uit kleinere terreinen verkeersinfrastructuur vormt één van de milieu- verdwijnen. Het totale leefgebied en de totale aspecten van de Verkeersmilieukaart. populatie-omvang neemt af, de natuur wordt armer. De Utrechtse Heuvelrug is in het Natuurbeleidsplan en het Beleidsplan natuur en De laatste decennia is de verkeersinfrastructuur landschap van de Provincie Utrecht op de Utrechtse Heuvelrug sterk toegenomen. aangegeven als kerngebied en vormt één van De A 12 was reeds in de vijftiger jaren de belangrijkste schakels in de ecologische opengesteld. De A 27 en de A 28 (1986) zijn van infrastructuur van de Provincie Utrecht. De recentere datum en vormen ook belangrijke Utrechtse Heuvelrug is doorsneden en doorsnijdingen in het gebied. De toename van omgeven door een groot aantal rijks- en de verkeersinfrastructuur draagt bij aan de provinciale wegen. Deze wegen tasten de isolatie en verdere versnippering van structuur aan van de Utrechtse Heuvelrug en leefgebieden. De autosnelwegen vormen voor daarmee de functie van de Utrechtse Heuvelrug veel dieren een onoverkomelijke barrière. Waar als kerngebied. een autosnelweg een natuurgebied kruist wordt een leefgebied in principe opgesplitst in twee Doelstelling van elkaar geïsoleerde delen. Ook kleinere In deze studie staan de knelpunten tussen wegen tasten de structuur van een leefgebied natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug aan. Deze wegen worden steeds drukker centraal. De studie levert een bijdrage aan de bereden waardoor het risico op Verkeersmilieukaart en sluit aan bij het Plan van verkeersslachtoffers onder de fauna toeneemt. aanpak Ecologische Verbindingszones van de Een hoog risico op verkeersslachtoffers is een Provincie Utrecht. De studie definieert en inventariseert concrete knelpunten tussen de

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 7

natuur van de Utrechtse Heuvelrug en de hier De Utrechtse Heuvelrug sluit aan op de bossen voorkomende rijks- en provinciale wegen. Er en heiden van Het Gooi en heeft belangrijke wordt aangegeven hoe de knelpunten kunnen relaties met de Veluwe. In het worden opgelost of worden verzacht. Hierbij is Natuurbeleidsplan zijn in de Gelderse Vallei rekening gehouden met financiële, verbindingszones geprojecteerd die organisatorische en technische haalbaarheid uitwisseling van flora en fauna tussen de van de oplossingen en het te verwachten bossen en heiden van de Veluwe en de maatschappelijke draagvlak dat hiervoor Utrechtse Heuvelrug moeten bevorderen. aanwezig is.

1.3 De barrièrewerking van wegen 1.2 Studiegebied Een weg is niet voor elk organisme een even Het studiegebied omgrenst de Utrechtse groot obstakel. De barrièrewerking is afhankelijk Heuvelrug met inbegrip van de overgangszone van het gedrag van een dier en het vermogen naar laaggelegen gebieden, zoals het Kromme om zich te kunnen verplaatsen. Sommige Rijngebied in het zuiden en de Gelderse Vallei dieren verplaatsen zich niet meer dan enkele in het noordoosten. De ligging van het meters per dag, bijvoorbeeld de ongewervelde studiegebied is weergegeven in figuur 1.1. bodemdieren. Een betrekkelijk smalle In dit rapport staat de interne ecologische eenbaansweg kan voor deze dieren al een groot infrastructuur van de Utrechtse Heuvelrug habitatvreemd traject zijn en een absolute centraal. Het gebied heeft zowel een droge als een natte ecologische infrastructuur. De droge infrastructuur beslaat het grootste deel van het studiegebied en bestaat vooral uit droge bossen en heiden. De natte infrastructuur speelt vooral een rol in de randgebieden van de Utrechtse Heuvelrug. Hier liggen gebieden die worden gevoed door kwel vanaf de hogere gronden en daardoor een goede waterkwaliteit hebben en een vrij constante vochtsituatie.

De Utrechtse Heuvelrug is doorsneden door een groot aantal wegen en langs de Utrechtse Heuvelrug komen barrière betekenen. Andere dieren verplaatsen stadskernen voor. Het wegennet bevat zich over enkele tientallen meters per dag, de rijkswegen, provinciale wegen, lokale wegen en barrièrewerking van wegen is voor deze dieren spoorwegen. De stadskernen bevinden zich op relatief, afhankelijk van de breedte. De Rosse de overgang van bos naar open gebied. Aan de woelmuis en Dwergspitsmuis hebben noordrand ligt de as Hilversum--Soest- leefgebiedjes van minder dan 0,2 ha; wegen , deze vormt een ruimtelijke breder dan 4 m worden voor deze soorten bijna scheiding tussen de Utrechtse Heuvelrug en het als absolute barrière beschouwd (Van Eemdal. Aan de zuidrand ligt de as - Apeldoorn & Kalkhoven, 1991). Boommarter en -Driebergen-, deze scheidt de Das overbruggen dagelijks afstanden van Utrechtse Heuvelrug van het Kromme Rijn enkele honderden meters tot enkele kilometers landschap. (Van Apeldoorn & Kalkhoven, 1991). Wegen

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 8

vormen voor deze dieren geen fysieke barrière dieren zoals muizen worden relatief weinig en kunnen regelmatig worden overgestoken. In verkeersslachtoffers gevonden. Op intensief deze studie beschouwen we de barrièrewerking bereden wegen is van de stoffelijke resten van van wegen voor drie groepen van dieren: kleine dieren vaak binnen enkele uren weinig meer over. Verkeersslachtoffers kunnen steeds Groep 1: Dieren van bossen en heiden die zich op vaste locaties vallen wanneer een weg een over relatief korte afstanden verplaatsen, plaatselijke wildwissel of een lijnvormige habitat ze hebben een actieradius van maximaal kruist. In deze gevallen is sprake van enkele tientallen meters. Tot deze groep locatiegebonden knelpunten die in het land- worden gerekend de kleine zoogdieren (bv. schap herkenbaar kunnen zijn als plaatsen Rosse woelmuis, Dwergspitsmuis), waar een weg een bosrand, bosje, houtsingel of amfibieën, hagedissen en ongewervelde watergang doorsnijdt. Op de Utrechtse bodemfauna. Heuvelrug doorsnijden de wegen grote Groep 2: Dieren van bossen en halfopen oppervlakten bos. In het bos zullen dieren zich landschappen die zich over grotere niet altijd over vaste wissels verplaatsen. De afstanden verplaatsen, de dieren hebben bostrajecten kunnen over hun gehele lengte een actieradius tot enkele honderden een barrière vormen voor overstekende dieren. meters. Tot deze groep worden gerekend De inrichting van de directe omgeving van de Ree, de kleine marterachtigen, Eekhoorn weg is van belang. Slachtoffers onder reeën en Ringslang. vallen bijvoorbeeld vooral als het bos direct aan Groep 3: Dieren van bossen en halfopen de weg grenst (Van Apeldoorn & Kalkhoven, landschappen met relatief grote 1991). leefgebieden, de dieren kunnen zich Verkeersslachtoffers vallen niet alleen onder op regelmatig over afstanden van meerdere de grond levende dieren. Van den Tempel kilometers verplaatsen. Tot deze groep vermeldt registraties van een groot aantal worden gerekend Boommarter, Vos en vogelsoorten die regelmatig als Das. verkeersslachtoffer worden gevonden (Van den Tempel, 1993). Een weg kan meerdere barrièrefuncties Ook van vleermuizen zijn verkeersslachtoffers hebben. Hier worden drie functies bekend. De Watervleermuis, een soort die holle onderscheiden: bomen bewoont, kan wegen vlak boven de 1. Een weg kan een fysieke barrière vormen grond oversteken. Bij de overgang van bos naar die verplaatsingen van een soort open land verandert de Watervleermuis zijn verhindert. De weg begrenst in dit geval het vlieghoogte van enkele meters tot circa een leefgebied van een populatie en isoleert de meter boven het open landschap (Rieger et al., (deel)populaties die aan weerszijden van 1990). Wegen langs bosranden vormen voor de weg voorkomen. deze soort een risicobarrière. 2. Een weg kan een landschappelijke barrière zijn. De weg, bestaande uit het wegdek en Landschappelijke barrières en risicobarrières de inrichting van eventuele bermen, vormt zijn niet volledig gesloten, de populaties aan een habitat die voor een diersoort dermate weerszijden van de weg zijn niet volledig van onaantrekkelijk is dat deze zich er niet of elkaar geïsoleerd. De uitwisseling tussen de alleen incidenteel over verplaatst. populaties zal echter beduidend lager zijn dan 3. Het verkeer op de weg vormt een op grond van de afstand tussen de populaties risicofactor voor overstekende dieren. mag worden verwacht. Reh (in: Langton, 1989) Wegen kunnen frequent gepasseerd concludeert op basis van genetisch onderzoek worden, maar elke passage kan voor een aan populaties van de Bruine kikker dat dier direct gevaar opleveren. Deze aantoonbaar isolatie optreedt tussen populaties categorie wordt in deze studie die minder dan 4 kilometer van elkaar 'risicobarrière' genoemd. Deze voorkomen en door middel van wegen van barrièrewerking is uiteraard sterker elkaar gescheiden zijn. Tussen populaties die naarmate het dier zich langzamer van elkaar gescheiden zijn door 3-7 kilometer verplaatst en/of de verkeersintensiteit grasland of 5-10 (of zelfs 40) kilometer sloten is hoger ligt. genetische uitwisseling mogelijk (in: Langton, 1989). Het netto-effect van een De barrièrewerking van een weg wordt vaak als landschappelijke barrière of rislcobarrière is dat eerste opgemerkt doordat verkeersslachtoffers de fysieke afstand tussen de (deel)populaties onder de fauna opvallen. Vaak betreffen de die aan weerszijden van de weg voorkomen slachtoffers de grotere soorten. Van kleine wordt vergroot.

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 9

De drie aspecten fysieke barrière, weg voorkomen worden gerekend tot landschappelijke barrière en risicobarrière afzonderlijke populaties. Dispersie is niet kunnen bij één concrete verkeersweg naar uitgesloten maar is sterk beperkt. Voor dieren voren treden. Bijvoorbeeld een autosnelweg is van Groep 2 vormt de weg een grens van het een fysieke barrière voor aan de bodem leefgebied. Dieren zullen de weg alleen gebonden organismen als woelmuizen, incidenteel oversteken. Dispersie is sterk hazelwormen en loopkevers; het open karakter, beperkt bij een hoge verkeersintensiteit door het de (zes) rijstroken en (brede) bermen vormen hoge risico op verkeersslachtoffers. Het een landschappelijke barrière voor bosfauna; leefgebied van soorten van Figuur 1.2. Een het intensieve verkeer levert een groot risico schematische voorstelling van een weg met voor overstekend wild (risicobarrière). Een weg barrièreklasse 1, de maximale breedte is 4.5 die zowel een fysieke barrière een meter, de boomkruinen hebben contact met landschappelijke barrière als een risicobarrière elkaar. vormt beschouwen we als een absolute barrière. Op basis van de effecten die een verkeersweg uit kan oefenen op de faunapopulaties van de Utrechtse Heuvelrug worden in deze studie drie klassen (met twee subklassen), van wegen onderscheiden: Klasse 1: lokale wegen met een lage verkeersintensiteit. Klasse 2: a, tweebaanswegen met een relatief lage verkeersintensiteit. b, tweebaanswegen met een hoge verkeersintensiteit. Klasse 3: vierbaans autosnelwegen met een zeer hoge verkeersintensiteit. Groep 3 kan de weg overlappen. De Klasse 1 Lokale wegen met een lage verkeersintensiteit is hierbij de beperkende verkeersintensiteit. factor. De verkeersweg vormt een fysieke barrière voor Bij een relatief lage verkeersintensiteit, Klasse de fauna van Groep 1. De leefgebieden, of de 2a, is dispersie tussen populaties van Groep 1 belangrijkste biotopen, van de populaties van en Groep 2 die zich aan weerszijden van de weg kleine terrestrische dieren zijn tot één kant van bevinden mogelijk. Dieren van Groep 3 kunnen de weg beperkt. De dieren zullen de weg alleen de weg frequent oversteken. Bij een hoge incidenteel oversteken. Migratie van de dieren verkeersintensiteit, Klasse 2b, zijn de uit Groep 1 is door de weg beperkt, dispersie is populaties Groep 1 en Groep 2 die aan mogelijk. De weg vormt een beperkende factor weerszijden van de weg voorkomen vrijwel bij (seizoens)migratie doordat onderdelen van geïsoleerd ten opzichte van elkaar. De een leefgebied van elkaar geïsoleerd kunnen aanwezigheid van de weg vergroot de fysieke zijn, bijvoorbeeld zomer- en winterbiotoop of het afstand tussen populaties aan weerszijden van landbiotoop en voortplantingsbiotoop van de weg. Voor dieren uit Groep 3 is het risico amfibieën. Voor dieren van Groep 2 en 3 kan dermate hoog dat de weg alleen incidenteel het leefgebied de weg overlappen. De dieren wordt overgestoken. Het grootste deel van het kunnen de weg daardoor dagelijks moeten passeren. De verkeersweg vormt voor alle groepen een risicobarrière. Voor de laatste twee groepen heeft dit vooral betekenis door de hoge regelmaat waarmee zij de weg kunnen passeren. Een schematische voorstelling van een weg met barrière klasse 1 geeft figuur 1.2.

Klasse 2 (a en b) Tweebaanswegen met een relatief lage resp. hoge verkeersintensiteit. De verkeersweg heeft een sterke barrièrewerking. De weg vormt een landschappelijke barrière voor soorten van Groep 1. De dieren die aan weerszijden van de

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 10

leefgebied is tot één zijde van de weg beperkt. grenzen kunnen rasters aanwezig zijn. De Een schematische voorstelling van een weg aaneengesloten bebouwing en rasters langs de met barrièreklasse 2 geeft figuur 1.3. wegen vergroten de barrièrewerking van die wegen. Klasse 3 Autosnelwegen met een zeer hoge verkeersintensiteit. De verkeersweg vormt een volledige (fysieke)1.2 1.4 Vigerend beleid barrière voor de soorten uit alle drie de Groepen. De leefgebieden van de terrestrische Het rijksbeleid voor natuur en landschap is fauna worden door de weg opgesplitst en de beschreven in het Natuurbeleidsplan (Ministerie deelpopulaties ten opzichte van elkaar van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, geïsoleerd. De weg beperkt de 1991). De hoofddoelstelling is omschreven als verspreidingsmogelijkheden van de soorten. 'Duurzame instandhouding, herstel en Uitwisseling van individuen tussen populaties ontwikkeling van natuurlijke en aan weerszijden van de weg is alleen mogelijk landschappelijke waarden'. Als instrument voor via passages over of onder de verkeersweg. het uitvoeren van het beleid is de Ecologische Een schematische voorstelling van een weg Hoofdstructuur van Nederland met barrièreklasse 3 geeft figuur 1.4. (EHS) opgesteld. De EHS bestaat uit een stelsel van grote aaneengesloten natuurgebieden, de Kerngebieden en na- De klasse-indeling kan gerelateerd worden aan tuurontwikkelingsgebieden, onderling de wegcategorieën die worden onderscheiden verbonden door Verbindingszones. De Utrechtse Heuvelrug is aangegeven als Kerngebied binnen de EHS. Tevens is een lijst van prioritaire soorten opgesteld die binnen het Natuurbeleidsplan specifieke aandacht behoeven. Das, Ringslang en Kamsalamander zijn voorbeelden van aandachtsoorten die in het gebied van de Utrechtse Heuvelrug voor de ontwerprichtlijnen niet-autosnelwegen voorkomen (zie (Commissie RONA, 1986). Wegen in klasse 1 Hoofdstuk 2). zullen in de praktijk overeenkomen met hoofdcategorie D: wegen voor alle verkeer, In het Tweede Structuurschema Verkeer en ontwerp Categorie VII (4.50 m breed) en Vervoer is als doelstelling opgenomen de Categorie VII (3.50 m breed). Het betreft verdere versnippering van natuur en landschap ontsluitingswegen met een ontwerpsnelheid op korte termijn te voorkomen en op langere van 60 km/h of minder. Klasse 2 zal termijn terug te dringen (Ministerie van Verkeer overeenkomen met hoofdcategorie B, en Waterstaat, 1990). Door de Dienst Weg- en Autowegen en C, lokale wegen. De wegen zijn Waterbouwkunde van Rijkswaterstaat is in dit ontoegankelijk voor (brom)fietsverkeer en kader het 'Projectplan Versnipperd ... eventueel ook voor andere vormen van Ontsnipperd' opgesteld. Als streefbeelden zijn langzaam verkeer. De wegen vallen in ontwerp hierin geformuleerd: 'In 2000 is 40% van de Categorie VI (6.0 m breed) of zijn meerbaans knelpunten tussen de Ecologische uitgevoerd. Klasse 3 omvat autosnelwegen en Hoofdstructuur en de hoofdinfrastructuur spreekt voor zich. opgelost; In 2010 is 90% van de knelpunten tussen de Ecologische Hoofdstructuur en de Wegen in de omgeving van stedelijke gebieden hoofdinfrastructuur opgelost; Vermijdbare gaan vaak vergezeld door lintbebouwing. versnippering is voorkomen. Waar mitigatie niet Privéterreinen zijn hier vaak omrasterd. Ook op toereikend is en compensatie haalbaar, is deze plaatsen waar wegen aan landgoederen toegepast.' (DWW, 1993).

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 11

De provinciale uitwerking van het landschapsbeleidsplannen voor de gemeenten Natuurbeleidsplan is beschreven in het Doorn, en is het belang Beleidsplan Natuur en Landschap Utrecht van de ecologische relatie tussen het Kromme (Provincie Utrecht, 1992). In de Provinciale Rijngebied en de Utrechtse Heuvelrug Ecologische Hoofdstructuur is de begrenzing onderkend (Bureau Waardenburg, 1993). van het kerngebied de Utrechtse Heuvelrug aangegeven. Het kerngebied komt globaal overeen met het onderzoeksgebied en is in 1.5 Begripsbepaling principe beperkt de stuwwal. De stedelijke gebieden en de landbouwgebieden langs de In deze paragraaf worden een aantal begrippen randzone worden niet tot het kerngebied gedefinieerd zoals deze in dit rapport van gerekend. Verbindingszones zijn geprojecteerd toepassing zijn. langs de westrand van de Utrechtse Heuvelrug, door het weidegebied vanaf Hollandse Rading Barrière tot Groenekan en door het weidegebied tussen Een barrière is een landschappelijke structuur Utrecht en De Bilt. Het gebied langs de zuidrand of combinatie van structuren die beperkingen van de Utrechtse Heuvelrug tussen de oplegt aan de dispersie of migratiebewegingen Heuvelrug en het Kromme Rijngebied is van organismen. Er worden drie typen barrières aangewezen als natuurontwikkelingsgebied. onderscheiden: Langs de oostrand van de Utrechtse Heuvelrug Fysieke barrière: Het is voor dieren fysiek liggen verbindingszones die lopen langs de onmogelijk om de barrière te passeren. De spoorlijn Utrecht-Arnhem en de spoorlijn naar barrière verhindert dispersiebewegingen en . De beekdalen in de Gelderse Vallei vormt daardoor een absolute scheiding tussen zijn aangewezen als natuurontwikkelings- populaties. gebied. Een aantal locaties op de Utrechtse Landschappelijke barrière: De barrière bestaat Heuvelrug zijn aangewezen als uit één of meer habitats die voor dieren dermate speerpuntgebied, gebieden die speciale onaantrekkelijk zijn dat zij zich er niet of aandacht behoeven voor instandhouding, nauwelijks door verplaatsen. herstel en ontwikkeling van de lokaal Risicobarrière: Passage van de barrière kan voorkomende milieus. frequent voorkomen, maar elke passage kan voor een dier direct gevaar opleveren. Ten aanzien van biotoopontwikkeling zijn in het Beleidsplan Natuur en Landschap Utrecht een Corridor aantal maatregelen voorgesteld. Hier worden De termen corridor en verbindingszone worden genoemd: het streven naar grote vaak naast elkaar gebruikt. In dit rapport is een aaneensluitende boscomplexen met aandacht corridor een landschappelijke structuur voor het opheffen van paden en wegen, waardoor of waarlangs fauna verplaatsingen verbinden van geïsoleerde heideterreinen met mogelijk zijn in een verder als leefgebied grote reservoirgebieden (grote heideterreinen) ongeschikt landschap. Een corridor verbindt en vergroten van bestaande terreinen, geschikte delen van het leefgebied van een ontwikkelen van droge schrale organisme. graslandvegetaties langs de flanken van de Utrechtse Heuvelrug in combinatie met droge Dispersie heide, inrichten van lage bosrandvegetaties als Men spreekt van dispersie als organismen hun verbindingsroute voor de vliegende oorspronkelijke leefgebied verlaten. De insektenfauna van vennen, herstel van poelen verplaatsingen zijn in principe ongericht, hoewel in de Gelderse Vallei. dieren gebruik kunnen maken van lijnvormige landschapselementen. Dispersie zorgt voor De gemeentelijke overheden voeren geen contact tussen populaties en voor het gezamenlijk beleid ten aanzien van de koloniseren van nieuwe leefgebieden. Utrechtse Heuvelrug. Medewerking van gemeentelijke overheden in het kader van deze Knelpunt studie is onder andere van belang voor te In dit rapport wordt onder knelpunt verstaan de nemen maatregelen ten aanzien van concrete oorzaak van de barrièrewerking van secundaire wegen. In het een weg. Dit kan bijvoorbeeld zijn de hoge Landschapsbeleidsplan van de gemeente verkeerssnelheid waardoor er niet tijdig op Hilversum (Anonymus, 1992) zijn overstekend wild kan worden gereageerd, de verkeerspassages onder de A 27 opgenomen in breedte van de weg (aantal rijbanen), rasters migratieroutes voor de fauna. In de langs privéterrein of aaneengesloten

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 12

bebouwing langs wegen. Het knelpunt is dus als een partner. Voorbeelden van seizoensmigratie 'verschijnsel' op te vatten en niet altijd als zijn de trek tussen zomer- en winterverblijf, locatie. bijvoorbeeld de vogeltrek, en de trek van land- naar voortplantingsbiotoop bij amfibieën. Locatie voor mitigerende maatregelen Locatie waar maatregelen mogelijk zijn om de Wegen barrièrewerking van een weg plaatselijk te De in dit rapport besproken wegen zijn verminderen of op te heffen. genummerd volgens het Routenummerplan voor de Provincie Utrecht. Het Migratie Routenummerplan is opgenomen in bijlage 2. Migratie is het zich doelgericht verplaatsen van individuen tussen twee of meer deel biotopen. Verbindingszone Er kan onderscheid gemaakt worden tussen Verbindingszones zijn gebieden of structuren frequent optredende migratie en die verbreiding, migratie en uitwisseling van seizoensmigratie. Frequent optredende soorten tussen verschillende kerngebieden migratie is bijvoorbeeld het pendelen tussen mogelijk maken {Ministerie van L.N.V., 1990). slaap- en foerageergebied en het rondtrekken binnen het leefgebied op zoek naar voedsel of

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 13

2 BESCHRIJVING VAN NATUUR EN VERKEER OP DE UTRECHTSE HEUVELRUG

De potentiële bostypen van de Utrechtse Heuvelrug liggen ruimtelijk verspreid over de 2.1 Belangrijke verspreidingsgebieden hogere delen en de flanken van het gebied. Op op de Utrechtse Heuvelrug de hogere delen vormen (droog) wintereiken- beukenbos afgewisseld met (droog) Er wordt een beeld geschetst van gebieden die zomereiken-berkenbos de climaxvegetaties. Op een belangrijke betekenis hebben voor de flora de flanken zal zich vooral beukenbos en fauna van de Utrechtse Heuvelrug. De ontwikkelen. beschrijving maakt gebruik van de indeling in

bos, heide en schraal grasland, en randzone. Boommarter, Eekhoorn en Rosse woelmuis zijn De beschrijving is gebaseerd op informatie van bosgebonden soorten (Siepel, 1992). Rosse de Provincie Utrecht, Bureau Milieu- woelmuizen hebben een voorkeur voor bos met inventarisatie, tenzij anders is vermeld. een goede ondergroei en humeuze bodem. Ze komen ook voor in kleine bosjes, heggen en houtwallen mits er een goede kruidlaag Bos aanwezig is en ze kunnen voorkomen in goed Op de Utrechtse Heuvelrug is geen ontwikkelde struikheidevegetaties in nabijheid oorspronkelijk bos aanwezig. De oudste bossen van bos. De Rosse woelmuis komt in Nederland zijn te vinden bij landgoederen waar voormalige algemeen voor, het verspreidingsgebied breidt eikenhakhoutbossen zijn uitgegroeid tot droge zich onder andere via nieuwe aanplant uit eikenbossen. Honderdvijftig jaar geleden (Broekhuizen et al., 1991). De Eekhoorn heeft bestond het grootste deel van de Utrechtse een voorkeur voor naaldbossen en gemengde Heuvelrug uit aaneengesloten heiden. In de bossen met naaldhout. Eekhoorns komen ook tweede helft van de negentiende eeuw zijn in stedelijke gebieden voor, ze hebben zich in grote oppervlakten omgezet in produktiebos. In Amsterdam vanuit het Amsterdamse Bos in het deze eeuw is de bebossing verder toegenomen. Vondelpark gevestigd. Hiervoor hebben de Hoewel een groot oppervlak meer dan honderd dieren stedelijk gebied met vele wegen jaar in gebruik is, zijn de opstanden relatief jong. doorkruist (Melchers & Timmermans, 1991). Naast de eerdergenoemde eikenbossen komen Het mag worden aangenomen dat de Eekhoorn. onder andere beukenbossen, naald- en en de Rosse woelmuis op de Utrechtse gemengde bossen voor. Heuvelrug in het hele gebied voorkomen, en plaatselijk algemeen zijn. De produktiebossen zijn overwegend soortenarm, ze bestaan uit naaldbomen (Larix, De Boommarter is zeldzaam in ons land en Douglasspar, Grove den) met een ondergroei kenmerkend voor oudere bossen, beukebossen van Bochtige smele (Beenen et al., 1990). en dichte hoogopgaande naaldbossen. Onder de gemengde bossen en de oude Boommarters worden sinds 1985 regelmatig op naaldbossen met een ondergroei van eik en de Utrechtse Heuvelrug waargenomen. Vóór berk komen opstanden voor die rijk aan 1985 zijn van het gebied incidentele structuur en soorten zijn. Deze bossen worden waarnemingen bekend. Uit de frequentie van gekenmerkt door een ondergroei met kruiden waarnemingen en het feit dat onder als Veelbloemige salomonszegel, Dalkruid of verkeersslachtoffers een zogend vrouwtje is Adelaarsvaren. De ondergroei van oudere aangetroffen blijkt dat de Boommarter zich in naaldbossen en plaatselijk goed ontwikkelde het gebied heeft gevestigd, mogelijk is hij altijd bosranden kan uit heide bestaan. Soortenrijke in het gebied aanwezig geweest (Broekhuizen bospercelen vormen op de Utrechtse Heuvelrug et al., 1992). Duidelijke verspreidingskernen zijn geen aaneengesloten gebieden maar liggen voor de Utrechtse Heuvelrug niet aan te geven. verspreid. Bossen met belangrijke waarden zijn Mogelijk is de soort in het hele gebied in een onder andere de bossen rond de Lage lage dichtheid aanwezig. Het grootste Vuursche en de bossen tussen Zeist, Leersum, verspreidingsgebied van boommarters in en . Nederland ligt op de Veluwe. Waarnemingen uit de Gelderse Vallei wijzen op mogelijke

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 14

uitwisseling tussen populaties van de beide achterstallig beheer en de toenemende gebieden (Broekhuizen et al., 1992). De vondst recreatie. Het uitlaten van honden in gebied is van een doodgereden subadult mannetje in het een belangrijke bron van verstoring (informatie Loosdrechtse Plassengebied (Muskens, 1992) Th. De Jong). kan wijzen op migratie van dieren vanuit het landgoed Einde Gooi. Het leefgebied van een In zuid-oostelijk deel van de Utrechtse Boommarter kan een oppervlak van enkele Heuvelrug, ten zuiden van de A 12 zijn het vierkante kilometers beslaan. De dieren Leersumsche Veld en de Remrnerdensche verplaatsen zich niet volgens vaste routes en heide de belangrijkste heidegebieden In het kunnen zowel via de boomkruinen trekken (in Leersumsche Veld ligt een groot ven en komt de omgeving van de nestboom) als zich over de natte heide voor. Beide gebieden liggen ten grond verplaatsen. Op de Utrechtse Heuvelrug opzichte van elkaar en andere heidegebieden zal het leefgebied van een dier door diverse geïsoleerd door grote oppervlakten bos. wegen doorsneden worden, wegen die regelmatig overgestoken moeten worden. Als kenmerkende soorten voor de heide van de Utrechtse Heuvelrug kunnen worden genoemd vlindersoorten als Gentiaanblauwtje, Heivlinder, Heide en schraal grasland Groentje en Heideblauwtje en reptielen als de Zandhagedis, Levendbarende hagedis en Sinds de tweede helft van de vorige eeuw zijn Hazelworm (Beenen et al., 1990). Van kleine grote oppervlakten heide en schraal grasland zoogdieren kan de Dwergspitsmuis in als gevolg van bebossing verdwenen. De struikheidevegetaties voorkomen. resterende oppervlakten bestaan voor het Heidesoorten zijn over het algemeen honkvast grootste deel uit sterk vergraste droge heide en en verspreiden zich traag. in mindere mate uit natte heide. Natte heide en schraal grasland komen steeds voor in De verspreiding van de Zandhagedis op de combinatie met droge heide. Utrechtse Heuvelrug is goed bekend (De Jong, 1991). De Zandhagedis gaat in Nederland sterk De heide vormt geen aaneengesloten achteruit. In vergelijking met andere oppervlakte maar komt in verschillende verspreidingskernen als de Veluwe en de gebieden verspreid over de Utrechtse duinen is het leefgebied op de Utrechtse Heuvelrug voor. De gebieden liggen ten Heuvelrug sterk versnipperd (De Jong, 1991; opzichte van elkaar geïsoleerd door eentonige, Zuiderwijk & Smit, 1992). De Zandhagedis is soortenarme dennenplantages. De grootste recent van vier vindplaatsconcentraties bekend, concentratie heiden komt voor ten zuiden van namelijk (1) de Zoom, (2) de Leusderheide, (3) Amersfoort. Hier ligt de Leusderheide, het Groot Heidestein en Bornia en (4) het grootste heidegebied van de Utrechtse Amerongsche Bosch met Remmerdense heide Heuvelrug. De Leusderheide ligt centraal ten (De Jong, 1991). opzichte van andere grote heidegebieden als Vlasakkers en Groot Heidestein en Bornia. De Naast de genoemde gebieden hebben bebossing in dit deel van de Utrechtse wegbermen en uit beheer genomen zandpaden Heuvelrug dateert uit het begin van deze eeuw. een belangrijke functie voor organismen van hei In vergelijking met de heide in het zuidelijk deel en schraal grasland. De Zandhagedis komt voor van de Utrechtse Heuvelrug zijn de op brede wegbermen van de A 28. Enkele verschillende gebieden hier relatief laat van plantensoorten van schrale graslandenkomen elkaar gescheiden (informatie NBLF). op de Utrechtse Heuvelrug nog uitsluitend in schrale wegbermen voor. In het noordelijk deel van de Utrechtse Heuvelrug is De Stulp het grootste heidegebied, bij het Pluismeer en omgeving komt natte heide Randzone voor. De Stulp ligt van Vlasakkers en andere heidegebieden gescheiden door In de randzone liggen vijvers, vennen en aaneengesloten bossen en landbouwgronden. poelen. Er komen kwelsituaties voor met een Ten zuidwesten van Soest ligt De Zoom, waardevolle flora en fauna. De randzone vormt bestaande uit enkele kleine heideterreintjes; een overgangsgebied tussen het bosgebied op deze terreintjes kunnen een functie hebben als de hogere delen van de Utrechtse Heuvelrug 'stepping stone' voor heideorganismen tussen naar het kleinschalige landschap van de De Stulp en Vlasakkers. De betekenis van De uiterwaarden. De combinatie met bos, bosjes Zoom voor de heide neemt echter af door en houtsingels maken de poelen en vijvers zeer

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 15

geschikt voor amfibieën. In een aantal wateren Voor de populatie van Hollandse Rading komt de Kamsalamander voor, de aantallen in betekent dit dat de verwachte overlevingskans de poelen op de Utrechtse Heuvelrug zijn echter van een populatie met minder dan 20 burchten steeds gering. De Kamsalamander is een in minder dan 20 jaar bedraagd! De sterfte van Nederland sterk bedreigde soort die adulte dieren, in Nederland geschat op 25%, kenmerkend is voor dit soort landschapstypen. heeft een groot effect op de overlevingskans Nieuw aangelegde poelen blijkt de van de totale metapopulatie. Als belangrijkste Kamsalamander op de Utrechtse Heuvelrug maatregelen voor de Das beveelt Lankester niet of nauwelijks te bezetten. De aan: het terugdringen van de sterfte van adulten Kamsalamander is in droge landschapstypen en het verhogen van de bereikbaarheid en zeer trouw aan de voortplantingsplaats. In bewoonbaarheid van zowel bewoonde als gebieden met goede populaties (lees: rijke onbewoonde burchten (Lankester, 1989). poelen of een hoge dichtheid aan bezette poelen) kunnen de dieren zich regelmatig De Ringslang komt langs het grootste deel van tussen poelen verplaatsen en nieuwe poelen randen van de Utrechtse Heuvelrug voor. Het wel snel bezetten (Bergmans & Zuiderwijk, Kromme Rijngebied is het belangrijkste 1986; informatie Bureau Waardenburg). In de verspreidingsgebied. Ten oosten van zuidelijke randzone is de kwaliteit van de zijn geen ringslangen wateren als voortplantingsbiotoop verslechterd. waargenomen. In de hoger gelegen bossen is Als belangrijkste bedreigingen worden gezien de Ringslang incidenteel waargenomen. de langs veel wateren aanwezige beschoeiing, verlanding door achterstallig onderhoud en De randzone heeft een functie als structurele grondwaterstandsverlaging (Jansen, overgangsgebied voor fauna die zowel in de 1993). Mogelijk speelt ook achteruitgang van de aaneengesloten bossen op de hogere gronden waterkwaliteit als een gevolg van verzuring een voorkomt als in de vochtige tot natte bossen in rol. Verzuring is aangetoond voor een aantal de uiterwaarden. Het gebied is rijk aan vennen en vijvers op de Utrechtse Heuvelrug, landschapselementen als bosjes en de eieren van amfibieën in deze wateren houtsingels. Dieren van halfopen landschappen vertoonden een hoog zoals Ree en kleine marterachtigen als beschimmelingspercentage (Grontmij, in Bunzing, Hermelijn en Wezel hebben hier hun concept). optimale biotoop. De bosjes en houtsingels bieden mogelijkheid tot schuilen en de De flanken van de Utrechtse Heuvelrug graslanden zijn geschikte foerageergebieden. vormden een belangrijk leefgebied voor de Das. De bosjes vormen ook geschikte habitats voor De overgangen van hoger gelegen bos naar kleinere zoogdieren als bijvoorbeeld Egel, grasland in uiterwaarden zijn zeer geschikt voor Bosmuis en Rosse woelmuis, die in de hoger de Das. Deze kwam vroeger langs het grootste gelegen bossen algemeen voorkomen. Voor de deel van de randen van de Utrechtse Heuvelrug typische bosfauna kan het halfopen landschap voor (Consulentschap NMF Utrecht, 1989). worden gezien als secundair leefgebied, Tegenwoordig is zijn verspreiding beperkt tot uitwisseling met de fauna van het bosgebied is het ten westen van de A 27 gelegen deel van voor deze soorten essentieel. Hollandse Rading. De dassenpopulatie is klein, de populatie wordt geschat op minimaal 10 tot 12 dieren (Vink & Alleyn, 1992). Onder lokale2.1.1 Relaties met omliggende gebieden wegen die door het leefgebied lopen zijn faunabuizen aangelegd die frequent door De Utrechtse Heuvelrug sluit aan op het bos en dassen (en andere dieren) worden gebruikt. heidegebied van Het Gooi. Het dichtstbijzijnde Pogingen om door middel van een faunabuis bos en heidegebied dat ruimtelijk gescheiden onder de A 27 migratie naar geschikte ligt van de Utrechtse Heuvelrug is de Veluwe. In leefgebieden aan het oosten van de rijksweg de Gelderse Vallei liggen kleinere oppervlakten mogelijk te maken hebben nog geen succes bos die kunnen functioneren als stepping stone opgeleverd (informatie R. Biekart, F. Alleijn). voor bosfauna. Hier zijn verbindingszones geprojecteerd die een onderdeel vormen van de Lankester (1989) geeft met modelberekeningen Ecologische Hoofdstructuur (Provincie Utrecht, aan dat de overlevingskans van dassenclans 1991). Dat uitwisseling van heidefauna met sterk bepaald wordt door het aantal bewoonde populaties op de Veluwe plaatsvindt is zeer burchten en de mogelijkheid op migratie tussen onwaarschijnlijk gezien de grote afstand tussen de burchten. De modellen lijken de ontwikkeling de beide gebieden en het ontbreken van van de Das in Nederland goed weer te geven. voldoende geschikte habitats in het

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 16

tussenliggende gebied. De heide van de 2.3 Verkeersinfrastructuur en Utrechtse Heuvelrug en Het Gooi ligt geïsoleerd ecologische infrastructuur ten opzichte van andere grote heidegebieden in Nederland.

Rijkswegen en ecologische infrastructuur De Utrechtse Heuvelrug heeft belangrijke hydrologische relaties met het Kromme Het studiegebied (figuur 2.1) is doorsneden Rijngebied en de Gelderse Vallei. De Utrechtse door twee rijkswegen, de A 28 (Utrecht- Heuvelrug is een infiltratiegebied met een Amersfoort) en de A 12 (Utrecht-Arnhem). De afwatering gericht op het Kromme Rijngebied westrand wordt geflankeerd door de A 27 en de Gelderse Vallei. De oostelijke (Utrecht-Hilversum). Langs de noordrand loopt overgangszone wordt gekenmerkt door kwel de A 1 (Amsterdam-Apeldoorn) die het uiterste vanuit de Utrechtse Heuvelrug. De noorden van de Utrechtse Heuvelrug begrenst. grondwaterstroming ligt hier dwars op de De rijkswegen scheiden aldus de Utrechtse belangrijke verkeerswegen (Molenaar et al., Heuvelrug in drie deelgebieden. Het noordelijk 1993). Ook in het Kromme Rijngebied treedt deel is omgrensd door de A 27, de A 1 en de A plaatselijk kwel op. De natuurwaarden in het 28. De A 12 scheidt het resterende deel van de noordelijk Kromme Rijngebied zijn voornamelijk Utrechtse Heuvelrug in een midden en zuidelijk beperkt tot bossen van landgoederen deelgebied. De rijkswegen vormen zeer sterke (Geessink, 1993). barrières (klasse 3). Er zijn verkeerspassages aanwezig waar lokale wegen, provinciale De relatie tussen de Utrechtse Heuvelrug en het wegen en spoorwegen de snelweg kruisen. Kromme Rijngebied en de Gelderse Vallei komt ook tot uiting in het migratiegedrag van de fauna. Bepaalde soorten pendelen tussen de stuwwal, met name de randzone, en de valleien. In een studie naar de migratie van de fauna in het gebied Noordoever Nederrijn is dit migratiepatroon 'dwarsmigratie' genoemd (Grontmij, 1993). Ecologische verbindingen tussen de Utrechtse Heuvelrug en het noordelijk Kromme Rijngebied zijn niet of nauwelijks aanwezig (Geessink, 1993). Dit beperkt de mogelijkheden voor de zogenaamde dwarsmigratie.

De moerasbossen rond de Loosdrechtse Plassen zijn het grootste boscomplex in het westen van de Utrechtse Heuvelrug. De moerasbossen vormen een belangrijk leefgebied voor Ringslang, Ree en marterachtigen als Bunzing, Rijksweg: A 27 Hermelijn en Wezel. Deze soorten zijn De A 27 scheidt de Utrechtse Heuvelrug van kenmerkend voor de randgebieden van de Het Gooi. Bij Hollandse Rading kruist de Utrechtse Heuvelrug. Door de toenemende rijksweg het leefgebied van de Das. Het leeftijd van de bossen wordt het gebied mogelijk oorspronkelijke leefgebied is hier gesplitst in geschikt als leefgebied voor de Boommarter.

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 17

twee van elkaar geïsoleerde delen. In 1993 zijn De A 27 met de A 1 delen het leefgebied van de ten zuiden van Hollandse Rading langs de A 27 Ringslang in vieren (figuur 2.2). Noordelijk van twee dode dassen aangetroffen. Ten behoeve Eemeroord ligt onder de A 27 een kleine tunnel van de Das is onder de A 27 een faunabuis voor lokaal verkeer, hier is eind jaren tachtig in aangebracht. De buis is (nog) niet door dassen de tunnel een dode Ringslang aangetroffen in gebruik genomen. De buis wordt wel gebruikt (informatie A. Farjon via P. van der Linden). door andere zoogdieren zoals Vos, Bunzing, Wezel en Konijn en mogelijk door muizen Rijksweg: A 28 (Hollander, 1992). Een tweede faunabuis ligt De A 28 heeft een verdiepte ligging. Viaducten onder het viaduct bij Hollandse Rading op korte over de A 28 vormen een voortzetting van het afstand van de eerdergenoemde buis. omringende maaiveld en kunnen bij een Op het A 27-traject ten oosten van Hilversum voldoende breedte en een geschikte inrichting liggen vijf onderdoorgangen, drie zijn met hun mogelijk een functie hebben als faunapassage. huidige inrichting niet geschikt als De A 28 scheidt het noordelijk deelgebied van faunapassage (Van der Linden, 1993). Het de Utrechtse Heuvelrug van het midden- viaduct met de N 415 bij Zandheuvel is in 1993 deelgebied. De barrièrewerking van de A 28 voor een deel speciaal ingericht als wordt versterkt door de, parallel lopende, oude faunapassage. Onder het viaduct zijn snelweg Utrecht-Amersfoort (N 237) en stobbewallen aangebracht op een zandbed. De daaraan grenzende lintbebouwing. stobbewallen aan de rand van het viaduct zijn De lintbebouwing langs de N 237 is tussen Huis begroeid met kruiden. Een inventarisatie van de ter Heide en onderbroken door stobben in het najaar leverde een groot aantal bos. Noordelijk van de N 237 grenst het bos aan waarnemingen van muizen op (ruim 500). Het vliegveld Soesterberg. Rond het Vliegveld is grootste deel van de waarnemingen betreft een hoog raster aangebracht, dit raster vormt Bosmuis en Rosse woelmuis. Verder zijn een barrière voor grotere organismen. Zuidelijk Veldmuis, Bosspitsmuis, Tweekleurige van de N 237 grenst het bos aan de A 28, hier bosspitsmuis, Dwergspitsmuis gevangen en ligt een viaduct voor bestemmingsverkeer. sporen van Eekhoorn en Bunzing aangetroffen Onder de A 28 ligt een uitgestrekt bosgebied. (Van der Linden & Oude Elferink, 1993). De De inrichting van het viaduct is kaal, dieren muizen zijn op het hele traject van de zullen incidenteel het viaduct oversteken. stobbewallen gevangen. De stobben vormen De barrière, bestaande uit de A 28 met de N 237 een geschikte habitat voor kleine zoogdieren en en de lintbebouwing, isoleert de Leusderheide houtbewonende organismen. Een tweede (midden-deelgebied) van Vlasakkers en andere passage is het spoorwegviaduct, dit is breed en heidegebieden uit het noordelijk deelgebied. heeft een open inrichting. Er zijn geen speciale Over de A 28 liggen meerdere viaducten met voorzieningen voor de fauna aanwezig. De militaire bestemming. Deze viaducten worden directe omgeving van het viaduct bestaat uit extensief gebruikt en hebben in potentie een bos, het zuidelijk deel is uitgerasterd. Het raster functie als faunapassage. De inrichting is kaal beperkt de functie van het viaduct als en daardoor onaantrekkelijk voor de fauna. faunapassage. Ten westen van Zeist heeft de A 28 een verhoogde ligging. Hier bevindt zich een viaduct (Zeist-west) dat onder de A 28 loopt. Het viaduct heeft een belangrijke functie als (droge) faunapassage. De passage wordt onder andere gebruikt door Ree, Vos, kleine marterachtigen en muizen (Kalkhoven, 1990). De passage vervult een essentiële rol in de ontwikkeling van een verbindingszone langs de westrand van de Utrechtse Heuvelrug van Maartensdijk tot het zuiden van Zeist. Er zijn plannen ontwikkeld voor optimalisatie van de passage met aandacht voor een medefunctie als natte verbinding tussen de Biltse en Zeistergrift (Kalkhoven, 1990; Werkgroep Sandwijck, 1993a). De verbindingszone kan een functie hebben voor de uitwisseling tussen bosfauna van het noordelijk en midden deelgebied via de randzone van de Utrechtse Heuvelrug. De

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 18

verbindingszone sluit dan aan op het het noordelijk deel van het Kromme Rijngebied Zeisterbosch, Groot Heidestein en Bornia. De tussen Zeist, Driebergen en te betekenis wordt echter beperkt door de N 225 verbeteren en uitwisseling van fauna met de tussen Driebergen-Rijssenburg en Zeist. Utrechtse Heuvelrug te bevorderen. De Ter hoogte van de Kolonel Van Rooienweg maatregelen hebben onder andere betrekking (Gemeente Amersfoort) is onder de A 28 een op het ontwikkelen van een kwelmoeras en het faunabuis aangebracht. De buis wordt inrichten van ecoducten als faunapassages regelmatig gebruikt door andere dieren Vos, over de spoorlijn Utrecht-Arnhem en de A 12 Bunzing, Wezel en Konijn. De tunnel verbindt (Geessink, 1993). de bossen rond de Leusderheide met de Oude Kamp. Verbindingsmogelijkheden met het Rijkswegen: bermen gebied ten noorden van de N 237 zijn beperkt Van den Tempel (1993) stelt dat voor door de N 237 (hier tweebaans) en de muizenjagende roofvogels als uilen en bebouwing en rasters rond privé- en militaire Torenvalk die langs wegbermen foerageren het terreinen. verkeer een groot risico vormt. Slachtoffers onder roofvogels vallen vooral langs Rijksweg: A 12 autosnelwegen met grazige wegbermen waar In tegenstelling tot de A 28 ligt de A 12 niet hoge aantallen veldmuizen voorkomen. Van verdiept maar op dezelfde hoogte als het den Tempel geeft niet aan wat de invloed op de omringende maaiveld. De potentiële passages populatie-omvang is van de wegbermen als bestaan uit plaatselijk verdiepte tunnels. De A uitbreiding op het foerageergebied van de 12 isoleert de bossen en de randzone uit het roofvogels. midden-deelgebied van het zuidelijk Er zijn geen gegevens bekend van deelgebied. Er zijn geen faunapassages roofvogelslachtoffers op de Utrechtse aanwezig. De tunnels bij de Bovenweg, Heuvelrug. De snelwegen op de Utrechtse Traayweg en Amersfoortseweg (N 227) liggen Heuvelrug hebben schrale gras- en tegen de woonkernen aan en zijn ongeschikt als heidevegetaties. De dichtheid aan muizen is in faunapassage. Het is echter niet uitgesloten dat dit soort vegetaties waarschijnlijk laag dieren incidenteel van deze passages gebruik (informatie V. van Laar). Veldmuizen, het maken. Bij de zandafgraving bij de Maarnsche stapelvoedsel voor de roofvogels, komen in de Berg ligt een spoortunnel die in potentie heidebermen niet of in lage dichtheden voor geschikt is als faunapassage. De inrichting van (Van der Reest, 1989). Er zijn geen direkte het spoor parallel aan de A 12 met het aanwijzingen dat de rijkswegen op de Utrechtse rangeerterrein en de aanwezigheid van de N Heuvelrug een groot risico voor roofvogels 227 tussen Maarn en Doorn beperken de vormen. huidige geschiktheid van de spoortunnel als passage voor de fauna. De A 28 heeft brede bermen met oplopende Het traject ten oosten van Maarn doorsnijdt de taluds. De heidevegetatie is hier goed randzone waar kwelgebieden belangrijke ontwikkeld. In deze bermen worden regelmatig natuurwaarden vertegenwoordigen. De zandhagedissen waargenomen (informatie Th. snelweg doorsnijdt hier het leefgebied van de de Jong). De bermen kunnen een functie Kamsalamander. Het viaduct bij Maarsbergen hebben als verbindingsroute of als stepping sluit aan op de snelweg en is door de hoge stone tussen de Leusderheide en noordoostelijk verkeersintensiteit ongeschikt als van de weg aanwezige populaties als bij faunapassage. Op de brug bij de Vlasakkers. Voorwaarde is het bestaan van Rumelaarseweg is een Gewone pad voor zandhagedissen geschikte passages over waargenomen (informatie Th. de Jong). De de A 28. hoge ligging, steile taluds en kale inrichting maken het onwaarschijnlijk dat de brug frequent door dieren gebruikt wordt. Onder de A 12 Provinciale wegen en ecologische liggen enkele duikers in de vorm van lange infrastructuur tunnelbuizen. Als natte passage lijken de buizen Elk deelgebied is doorsneden door gezien hun lengte van enkele tientallen meters verscheidene Provinciale wegen die de en de geringe doorsnede van circa een halve gebieden in kleinere eenheden opdelen. De meter ongeschikt. wegen zijn tweebaans en circa zes meter breed. Door Het Utrechts Landschap is een Langs de weg loopt, vaak aan beide zijden, een herinrichtingsplan voor natuur en landschap fietspad. De kruinen van de bomen aan opgesteld om het ecologisch functioneren van weerszijden van de weg staan op ruime afstand

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 19

van elkaar, de wegen vormen een ruimtelijke Provinciale weg: N 237 onderbreking in het bosgebied. De wegen De oude snelweg tussen Utrecht en Amersfoort hebben een hoge verkeersintensiteit (> 4000 loopt parallel aan de A 28 en doorsnijdt het motorvoertuigen per werkdagetmaal, gegevens bosgebied van de Utrechtse Heuvelrug. De Provincie Utrecht). De wegen vormen sterke barrièrewerking van de N 237 staat niet los van barrières (klasse 2). Voor soorten die overdag de A 28, zoals bij de beschrijving van de actief zijn is de hoge verkeersintensiteit de rijksweg reeds is opgemerkt. Westelijk van beperkende factor. In de avond zal de Soesterberg is de weg vierbaans en zijn er verkeersintensiteit aanmerkelijk lager liggen brede bermen. De totale breedte inclusief de dan overdag. Veel dieren worden in de fietspaden is hier circa 40 meter. Oostelijk van schemering en avonduren actief. Migratie over Soesterberg is de oorspronkelijke de weg van dieren is in deze periode van de dag driebaansweg teruggebracht tot in principe mogelijk. Het verkeer, dat 's avonds tweebaansweg. De hoogte van de weg ligt gelijk vaak een hoge snelheid heeft, blijft een aan het omringende maaiveld; er zijn geen belangrijke risicofactor voor overstekende ongelijkvloerse kruisingen aanwezig. dieren. Provinciale weg: N 234 Provinciale weg: N 225 De N 234 tussen Maartensdijk en Baarn kruist De N 225 begrenst de zuidflank van de de (geplande) verbindingszone die loopt van Utrechtse Heuvelrug van Driebergen tot Hollandse Rading langs Maartensdijk, Rhenen. De weg loopt dwars door de zuidelijke Groenekan, De Bilt en aansluit op de randzone en beperkt de mogelijkheid van faunapassage onder de A 28, het viaduct Zeist- uitwisseling tussen populaties op de Utrechtse west. De N 234 loopt hier door open Heuvelrug en het Kromme Rijngebied, de landbouwgebied. Bij Nieuwe Wetering ligt een zogenaamde dwarsmigratie (Grontmij, 1993). duiker, deze verbindt twee sloten. De sloot ten De aanwezigheid van de weg tezamen met de noorden van de weg mondt na enkele tientallen bebouwde kernen 'verhardt' de overgang meters uit in een smalle greppel. Een fietstunnel tussen beide gebieden. onder de N 234 is hier de enige ongelijkvloerse kruising. Het traject van Bilthoven tot Soest In een oriënterend onderzoek naar wordt afwisselend begrensd door faunapassages in het Kromme Rijngebied, landbouwgebied en bos. De weg vormt hier een wordt het traject tussen Doorn en Amerongen barrière voor dieren die regelmatig van bos naar een belangrijke barrière voor marterachtigen- het landbouwgebied trekken om te foerageren. genoemd (Van Alfen et al., 1992). Tussen Voor kleine marterachtigen en reeën vormt de Driebergen-Doorn en Doorn-Leersum zetten de weg een belangrijke risicofactor. In het verleden droge bossen van de Utrechtse Heuvelrug zich zijn bij Pijnenburg dassen als ten zuiden van de weg voort. De verkeersslachtoffers gemeld (med. F. Alleijn). landschappelijke overgang van bos naar Er zijn geen gegevens van verkeersslachtoffers uiterwaard verloopt hier geleidelijk. De beschikbaar waardoor geen concrete aanwezigheid van de weg beperkt hier de knelpuntlocaties kunnen worden aangegeven. uitwisseling van fauna van bos en kleinschalig De N 234 isoleert de wateren rond Pijnenburg, landschap. Kleine geïsoleerde wateren als Hendrikoord en het Pluismeer van wateren vennen, vijvers en poelen komen zowel ten westelijk van de weg gelegen. Bij Nieuwe- noorden als ten zuiden van de weg voor. De Wetering, waar de N 234 de A 27 kruist, is een weg is een belangrijke barrière voor uitwisseling plan ontwikkeld voor een (droge) faunapassage tussen amfibieënpopulaties van de wateren aan met een functie voor kleine zoogdieren beide zijden van de weg. Tussen Amerongen en (informatie Provincie Utrecht). De passage Elst komt van Gewone pad en Bruine kikker moet uitwisseling met populaties van de jaarlijks migratie voor tussen bos ten noorden Gelderpolder westelijk van de A 27 mogelijk van de weg en de laag gelegen uiterwaarden maken. ten zuiden van de weg. Tot enige jaren terug zijn hier veel verkeersslachtoffers waargenomen. Provinciale weg: N 227 De combinatie van verkeersslachtoffers en De Doornse weg (N 227) is een belangrijke achteruitgang van het voortplantingsbiotoop in doorgaande verkeersroute tussen Maarn, de uiterwaarden heeft vermoedelijk geleid tot Doorn en de A 12 enerzijds en de A 28 en een sterke achteruitgang van de populaties. Amersfoort anderzijds. De Doornse weg vormt over een lengte van 3 km de oostgrens van de Leusderheide en de westgrens van het bosgebied Sterrenbosch en Treekerduinen. In

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 20

het bosgebied liggen enkele heideterreinen die verkeersslachtoffers onder reeën vooral daar van de Leusderheide geïsoleerd liggen door het vallen waar een weg direct aan bos grenst (Van bos en de N 227. Van deze weg zijn reeën als Apeldoorn & Kalkhoven, 1992). Bij wegen waar verkeersslachtoffers bekend (med. V. van een opgaande begroeiing als bos of struiken tot Laar). Dieren kunnen de Doornse weg over het aan de weg komt kunnen dieren de weg onder gehele traject oversteken, locaties van dekking naderen. Dier en automobilist zullen knelpunten zijn niet bekend. Problemen kunnen elkaar minder snel opmerken dan bij wegen met zich vooral voordoen bij dieren die van het bos een brede berm met een lage begroeiing. De naar de heide trekken. Er is geen zicht op dieren kans op verkeersslachtoffers onder de die van deze kant de weg naderen in bosfauna kan toenemen bij wegen die direct tegenstelling tot dieren die van het open langs de bosrand lopen. heidegebied komen. Grazige wegbermen zijn goede habitats voor muizen, de veldmuis kan in dit type berm in Provinciale weg: overige wegen (N 415, N hoge dichtheden voorkomen. Kortgemaaide 238, N 413, N 224, N 226, N 416, N 233) bermvegetaties zijn onaantrfkkelijke habitats Alle provinciale wegen kruisen het bosgebied voor muizen. Van der Reest geeft aan dat er bij op de Utrechtse Heuvelrug. Op deze trajecten kortgemaaide wegbermen onder kleine zijn geen concrete locaties bekend waar zoogdieren minder verkeersslachtoffers vallen regelmatig verkeersslachtoffers onder de fauna dan bij ruige wegbermen (Van der Reest, 1989). worden aangetroffen. Dergelijke locaties kunnen voorkomen waar op korte afstand van de weg een akker of grasland in het bos ligt. Dit Lokale wegen met doorgaand verkeer is maar op enkele plaatsen het geval. Voor de meeste wegen zijn in bostrajecten geen locaties In het bosgebied van de Utrechtse Heuvelrug met concentraties van verkeersslachtoffers te liggen een aantal verharde eenbaanswegen. verwachten. Over de gehele lengte van de Deze wegen zijn smal en de boomkruinlaag bostrajecten kunnen overstekende dieren wordt niet door de weg onderbroken. De wegen voorkomen. Langs de wegen zijn over grote worden gebruikt door bestemmingsverkeer en lengten wildspiegels aangebracht. Veel functioneren als sluiproute voor doorgaand wildspiegelpaaltjes sneuvelen bij het verkeer. De verkeersintensiteit is laag. bermonderhoud of verdwijnen door onbekende Voorbeelden van deze wegen zijn de oorzaak. Daardoor komen de paaltjes niet Sanderburgertaan, de Maarnse Grindweg, de steeds op regelmatige afstand voor; de functie Wijkerweg en de Bergweg. De weg is geen van de paaltjes neemt sterk af (med. G. barrière voor overstekend wild, kleine Stratenus). zoogdieren, amfibieën of reptielen (klasse 1). Het verkeer is echter wel een belangrijke Provinciale wegen: bermen risicofactor voor overstekende dieren. Jaarlijks De provinciale wegen op de Utrechtse worden verkeersslachtoffers gemeld, onder Heuvelrug worden vaak, maar niet altijd, andere reeën (med. S. de Vries). Locaties met begeleid door bermen van enkele meters breed. parkeervoorzieningen die door de lokale Deze bermen verschillen in begroeiing, er zijn bevolking gebruikt worden om honden uit te bermen met een grazige vegetatie, bermen met laten hebben een verhoogd risico. De een heidebegroeiing en bermen met een loslopende honden vormen voor het wild een bomenrij of struikaanplant. belangrijke bron van verstoring. Het komt Wegbermen op de Utrechtse Heuvelrug met regelmatig voor dat opgejaagde dieren in een heidevegetatie of een schrale paniek wegen oversteken. Dit soort locaties graslandvegetatie kunnen betekenis hebben komen onder andere voor op Einde Gooi (in voor de fauna die aan dit soort vegetaties is beheer bij Natuurmonumenten) en de gebonden. De dieren kunnen zich in principe via Amerongsche Berg (Staatsbosbeheer). de bermen verplaatsen naar andere heidegebieden, de bermen hebben in potentie een functie als corridor. Soorten waarvoor de Spoorwegen bermen een functie kunnen hebben zijn Over de Utrechtse Heuvelrug loopt een vijftal bijvoorbeeld heidevlinders en andere spoorlijnen: Utrecht-Hilversum, Utrecht- ongewervelden, hagedissen en kleine Amersfoort met een aftakking naar Soest, zoogdieren. Utrecht-Arnhem en Veenendaal-Rhenen. De De inrichting van de wegberm kan invloed spoorlijnen Utrecht-Hilversum en Utrecht- hebben op het aantal verkeersslachtoffers. Van Arnhem lopen langs de A 27 respectievelijk de Apeldoorn en Kalkhoven vermelden dat

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 21

A 12. Het spoorverkeer vormt een risico voor A 27 en de A 12 liggen locaties waar de overstekende dieren. De bermen, vaak spoorlijnen de snelweg kruisen. De begroeid met een schrale vegetatie, kunnen spoorwegviaducten kunnen betekenis hebben een corridor functie hebben voor de flora en als faunapassage. fauna van heide en schrale graslanden. Op de

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 22

3 ALGEMENE VISIE VERSNIPPERINGS- PROBLEMATIEK UTRECHTSE HEUVELRUG

aantal verkeerspassages. Bovengrondse passages zijn kaal, open en hebben een grote 3.1 Typering van problemen tussen lengte. Ondergrondse passages liggen sterk verdiept en hebben geen vrije strook naast het natuur en verkeer op de Utrechtse wegdek. Voor de fauna hebben deze passages Heuvelrug nauwelijks of geen betekenis. De deelgebieden in het noorden en midden zijn verbonden door één faunabuis. Deze functioneert goed. De buis Algemeen is echter de enige verbinding en heeft slechts een lokale betekenis voor een beperkt aantal Het leefgebied de Utrechtse Heuvelrug is soorten. doorsneden door een groot aantal wegen met een relatief hoge verkeersintensiteit. Passages De viaducten onder de A 27 hebben een vrije die geschikt zijn als faunapassage zijn zeer strook naast het wegdek. Eén viaduct is met schaars. stobbewallen ingericht als faunapassage en kan een functie hebben voor een brede groep Probleem: De populaties van terrestrische van dieren. Onder de A 27 liggen twee soorten op de Utrechtse Heuvelrug faunabuizen. Van één daarvan is bekend dat zijn te beschouwen als deze goed functioneert, de buis heeft echter metapopulaties. Uitwisseling tussen een functie voor een beperkt aantal soorten. De de deelpopulaties is beperkt door het tweede buis ligt in een tunnel, op kaal zand. Er relatief dicht ontwikkelde wegennet. is een geleiding van takken en een greppel naar de buisopening. Er zijn geen gegevens over het De verspreiding van de fauna op Utrechtse functioneren van deze buis. Bij een aanvullende Heuvelrug is voor deelgebieden en voor enkele inrichting met stobbenwallen op het zandbed soorten goed bekend. De verspreiding van de kan een passage ontstaan die voor een brede flora is voor deelgebieden in detail bekend. Voor groep van dieren een functie heeft. de meeste voor deze studie relevante soorten is echter geen gebiedsdekkende informatie Probleem: Door het ontbreken van goed beschikbaar. Dit geldt met name voor de functionerende faunapassages van zoogdieren. Verspreidingskaarten gebaseerd voldoende formaat op de Rijkswegen op bekende waarnemingen vertonen relatief A 12 en A 28 bestaat het Kerngebied veel witte plekken. de Utrechtse Heuvelrug uit drie op zichzelf staande delen. De Probleem: Een overzicht van de belangrijkste metapopulaties van de terrestrische verspreidingskernen is voor de soorten zijn in drie afzonderlijke meeste soorten niet beschikbaar. groepen van populaties opgedeeld. Een gebiedsdekkende fauna inventarisatie ontbreekt. Provinciale en lokale wegen doorkruisen de Probleem: Gegevens met betrekking tot bossen op de Utrechtse Heuvelrug. Over de verkeersslachtoffers onder de fauna gehele lengte waar de wegen bos doorkruisen worden voor de Utrechtse Heuvelrug kunnen dieren oversteken. De nog niet structureel verzameld. Het verkeersintensiteit op lokale wegen is laag. inzicht in het bestaan van locaties Lokale wegen eisen echter een belangrijk waar regelmatig verkeersslachtoffers aandeel verkeersslachtoffers op. Veel vallen is voor veel wegen nog slachtoffers vallen door toedoen van beperkt. sluipverkeer dat niet gewend is aan overstekend wild. Op provinciale wegen neemt het verkeersaanbod 's avonds sterk af. Bos Ondanks het relatief lage verkeersaanbod is het risico op verkeersslachtoffers groot doordat veel Het bos op de Utrechtse Heuvelrug bestaat uit dieren zoals Boommarter, Ree en ook muizen drie grote deelgebieden die door de grote en amfibieën, zich bij voorkeur in deze periode rijkswegen van elkaar zijn geïsoleerd. De verplaatsen. Een aantal locaties hebben een barrières tussen deze deelgebieden zijn zeer verhoogd risico op verkeersslachtoffers onder sterk (klasse 3). De rijkswegen kennen een de fauna. Op deze locaties worden regelmatig

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 23

dieren door honden opgeschrikt en opgejaagd. te stellen is uitbreiding van het leefgebied en Het reewild is een van de belangrijkste herstel van contact met naburige populaties slachtoffers, doordat opgeschrikte dieren in noodzakelijk. De mogelijkheden voor herstel paniek de weg oversteken. van contact met de populatie van de Veluwe Probleem: Het verkeer op zowel provinciale nemen in principe toe bij bezetting van wegen als lokale wegen vormt een belangrijke potentiële leefgebieden oostelijk van de risicofactor voor overstekende dieren. Het Hollandse Rading. Het huidige leefgebied is van nachtverkeer kan hierbij voor speciale deze gebieden op de Utrechtse Heuvelrug diergroepen een probleem vormen. Voor de gescheiden door de A 27. De potentiële meeste wegen geldt dat passage op het hele leefgebieden worden doorsneden door (bos)traject kan voorkomen, er zijn geen provinciale wegen die een belangrijke voorkeurslocaties aan te wijzen. risicofactor vormen voor het dagelijkse migratiepatroon van de dieren. Dassen die zich Probleem: Recreatie met honden vormt opnieuw in een leefgebied vestigen maken plaatselijk een belangrijke bron van hierbij onder andere gebruik van oude wissels. verstoring van dieren, waardoor er De ligging van wissels in potentiële een groter risico op leefgebieden is echter onbekend. verkeersslachtoffers ontstaat. Probleem: Het verkeer op de Utrechtse Heuvelrug vormt een belangrijke Heide beperking voor een succesvolle herkolonisatie of herintroductie van De heide komt op de Utrechtse Heuvelrug voor dassen in oude leefgebieden. in gebieden die door aaneengesloten Locaties waar oude migratieroutes soortenarme produktiebossen van elkaar wegen kruisen zijn onbekend. landschappelijk zijn geïsoleerd. Organismen die op heiden voorkomen hebben op de Utrechtse Wateren op de Utrechtse Heuvelrug komen Heuvelrug vroeger een grote aaneengesloten vooral voor langs de randen van het gebied. De verspreiding gehad. Veel resterende natte habitats vertegenwoordigen belangrijke leefgebieden zijn klein en liggen reeds een natuurwaarden, door de aanwezigheid van lange periode geïsoleerd. Door vergrassing en organismen die kenmerkend zijn voor verbossing gaan de gebieden in kwaliteit kwelsituaties. Van de terrestrische fauna achteruit. Wegen vormen voor de heidefauna vertegenwoordigt de internationaal bedreigde een landschappelijke barrière waar de wegen Kamsalamander een belangrijke waarde. In aan heidegebied grenzen. Het grootste combinatie met een kleinschalig landschap met heidegebied, de Leusderheide, is over een opgaande structuren als houtsingels en bosjes grote lengte begrensd door belangrijke vormen geïsoleerde wateren een kenmerkend barrières: de A 28 en de N 227. Het Vliegveld leefgebied voor kamsalamanders. De Soesterberg heeft een belangrijk oppervlak aan Kamsalamander komt op de Utrechtse schrale graslandvegetaties. Het gebied is Heuvelrug nog in lage dichtheden voor en wordt omgeven door een hoog rasterwerk. De huidige in zijn voortbestaan bedreigd. Rijkswegen zijn functie van het gebied beperkt de betekenis van absolute barrières, de aanwezige duikers zijn het gebied voor heide-organismen. als passage ongeschikt. De rijkswegen van de Utrechtse Heuvelrug doorsnijden de Probleem: De populaties van heideorganismen leefgebieden en isoleren de deelpopulaties. op de Utrechtse Heuvelrug zijn te beschouwen als sterk Probleem: Intensief gebruikte wegen vormen gedesïntegreerde metapopulaties. belangrijke landschappelijke Deelpopulaties worden bedreigd barrières in het leefgebied van de door de kleine omvang en Kamsalamander. Door het ontbreken achteruitgang van de habitats en de van geschikte natte passages relatief grote onderlinge afstand beperken de rijkswegen de tussen de gebieden. noodzakelijke uitbreiding van het leefgebied en contact tussen de deelpopulaties. Randzone De dassenpopulatie op Hollandse Rading is klein en geïsoleerd ten opzichte van andere3.2 Visie populaties. De dassenpopulatie is te klein om Uit het voorgaande blijkt dat er diverse typen op langere termijn te overleven. Om het van problemen zijn. Uitgaande van uitwerking voortbestaan op langere termijn zeker van het overheidsbeleid inzake ecologische

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 24

infrastructuren wordt in deze studie gesteld dat 'reservoirgebied' voor de heide op de Utrechtse deze problemen waar mogelijk opgeheven Heuvelrug, een 'hot spot' voor heide dienen te worden. organismen. De heide moet hier waar mogelijk worden uitgebreid en verbindingen met de omliggende heidegebieden moet worden hersteld. Uitbreiding van natte habitats zal vooral in de randzone plaats vinden, het aantal poelen kan hier te worden uitgebreid. In de discussie over de toekomst van het Vliegveld Soesterberg wordt hier de optie voorgesteld het gebied te beheren als natuurgebied met een functie voor hei en heischrale graslanden. Deze optie maakt het mogelijk een aanzienlijke uitbreiding te geven aan dit bedreigde biotoop, dit is essentieel voor het behoud van goed ontwikkelde populaties van heidefauna op de Utrechtse Heuvelrug. Het natuurgebied maakt een zinvolle ecologische Tussen de populaties van elk van de drie verbinding mogelijk tussen het noordelijk deel deelgebieden op de Utrechtse Heuvelrug, van de Utrechtse Heuvelrug en het centrale gescheiden door de autosnelwegen, moet deel. Een natuurgebied op deze plaats geeft uitwisseling mogelijk zijn. Het onderling contact mogelijkheden voor uitwisseling van dieren met moet worden hersteld en worden verbe- • terd de door stedelijk gebied omgeven bossen door waar mogelijk bestaande passages tussen De Bilt en Zeist. over/onder de A 28 en A 12 aan te passen voor een (mede)functie als faunapassage. Het is wenselijk waar mogelijk specifieke ecologische3.3 Oplossingsrichtingen met passages te creëren. De optimale passage over betrekking tot knelpunten tussen de A 28 heeft op de Utrechtse Heuvelrug een inrichting met een opgaande begroeiing en een natuur en verkeer heischrale vegetatie. Passages onder het In het voorgaande zijn de maatregelen ter traject van de rijkswegen dat in de randzone ligt bevordering van uitwisselingen tussen hebben een functie voor natte en droge deelgebieden reeds genoemd, alsmede habitats. herinrichting van viaducten/onderdoorgangen van rijkswegen. Daarnaast worden de hieronder Binnen de deelgebieden dienen de barrières genoemde oplossingsrichtingen voorgesteld. voor de bosfauna, in de vorm van provinciale en Een overzicht van 'Wegen', 'Visie' en lokale wegen, te worden verzacht. De bijbehorende oplossingsrichtingen geeft tabel ontsluiting van wegen dient waar mogelijk te 3.1. worden teruggedrongen. De versnippering van de heidehabitats en wateren moet worden Verkeersremmende maatregelen aangepakt door het oppervlak aan habitats te De toegestane maximumsnelheid van het vergroten. Dit kan door de ontwikkeling van een verkeer, nu op veel wegen 80 km per uur, zal ondergroei van hei in bos te stimuleren, afgestemd moeten worden op het bijvoorbeeld door middel van het open kappen natuurgebied. Voor doorgaande wegen op de van bospercelen en de ontwikkeling van Utrechtse Heuvelrug moet dan een heidebermen langs brede bospaden. De streefsnelheid gelden van maximaal 50 km per Leusderheide bij Amersfoort vormt het uur. Voor wegen met een recreatieve

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 25

bestemming een snelheid van maximaal 30 km waar speciale faunavoorzieningen liggen, per uur (ter vergelijking: in het Nationaal Park kunnen aangemerkt worden als 'fauna-migratie- de Hoge Veluwe geldt een maximale snelheid traject'. Deze wegen, die in niet-stedelijk gebied van 20 km per uur). Snelheidsbeperking kan liggen, kunnen eveneens in aanmerking komen toegepast worden in stiltegebieden, voor een maximumsnelheid van 50 km per uur. grondwater-beschermingsgebieden en korte Als aanvullende maatregel kunnen op geschikte trajecten tussen bebouwde kom. Bepaalde locaties mini-rotondes worden aangelegd. wegen met een hoog risico voor de fauna en

Tabel 3.1 Overzicht van 'Wegen', 'visie' en bijbehorende 'oplossingsrichtingen'.

'Wegen' 'Visie' 'Oplossingsrichting

Klasse Verzachten van beperking maximum snelheid 1 risico-barrière afsluiting sluipwegen voor doorgaand verkeer voor bosfauna - wildspiegels - faunatunnels

Klasse Verzachten van verkeersremmende maatregelen 2 risico-barrière en aanpassen berminrichting landschappelijke barrière - landschappelijke inpassing - wildspiegels - faunatunnels

Klasse Plaatselijk ecologische passage (ecoduct) 3 opheffen van barrière

Berminrichting doeleinden, bestemmingsverkeer en in Bij de provinciale wegen door bostrajecten zijn noodgevallen voor doorgaand ver-keer. geen (potentiële) faunaoversteekplaatsen aan Onderzocht kan worden of voor afsluiting een te geven. Langs deze wegen kan de berm slagboom bruikbaar is die door worden verbreed tot minimaal 25 meter en vergunninghouders met een ingericht met een lage begroeiing. Dit maakt het (magneetstrip)pasje kan worden geopend. Ook mogelijk dat overstekend wild eerder door de kan overwogen worden een deel van de weg automobilist wordt opgemerkt, en andersom. onverhard in te richten. Op geselecteerde plaatsen, waar het verkeer door eventueel nog extra te nemen maatregelen Functiezonering snelheid mindert kan bosbegroeiing tot aan de Bij woonkernen kan een zonering van recreatie weg gehandhaafd blijven. Met deze inrichting en rustgebied voor wild worden toegepast. (vooral gericht op bossoorten) kunnen fauna- Uitlaten van honden wordt alleen op specifieke bewegingen geleid worden. De brede bermen locaties toegestaan; hier kan de dichtheid van kunnen een functie hebben voor organismen paden hoog blijven. Andere plaatsen worden van hei en schrale graslanden en dragen zo bij aangewezen als rustgebied. Hier worden paden aan gebiedsvergroting van deze habitats en uit beheer genomen door de toegang middels kunnen functioneren als corridor. takken over het pad af te sluiten. Recreatie met honden is hier niet toegestaan. Verkeersbeperkende maatregelen Een gevolg van het uit gebruik nemen van Lokale wegen met een hoofdbestemming voor wegen is dat de paden geleidelijk dicht kunnen bestemmingsverkeer en een nevenfunctie voor groeien, zo mogelijk met heide. Hierdoor neemt doorgaand verkeer hebben vaak geen bermen. het oppervlak aan heidehabitat toe. De Dieren kunnen deze wegen op allerlei plaatsen heidestroken hebben een corridorfunctie in oversteken. Een aangepaste berminrichting aaneengesloten bosgebieden. doet een sterke afbreuk aan het boskarakter. Sommige wegen komen in aanmerking voor Landschappelijke inpassing afsluiting voor doorgaand verkeer. Sommige In open terrein verplaatsen reeën, wegen krijgen een recreatieve bestemming en marterachtigen, vossen en dassen zich langs blijven toegankelijk voor recreatieve bosrand en houtwal. In herinrichtingsgebied,

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 26

zoals de Voorveldse Polder, kan de of roosterbakken is geleiding van dieren naar de migratiebeweging van reeën geleid worden; de passage een van de doorslaggevende factoren dieren zullen de weg oversteken waar bosjes voor een succesvol gebruik. Het gebruik van aan de weg grenzen. faunatunnels neemt sterk toe als deze gecombineerd worden met een geleiding van Wildakkers rasters of greppels (marterachtigen, Das, Vos) Op plaatsen waar een wildwissel, lopend tussen of een steilrand langs de weg (kleine rustgebied en bosweide of wildakker, een weg zoogdieren, amfibieën, reptielen). In de weg kruist kan een tweede wildakker tussen weg en verzonken roosterbakken kunnen worden rustgebied de oversteekfrequentie beperken. toegepast in combinatie met Wildakkers kunnen ook aangelegd worden in verkeersremmende maatregelen en combinatie met aangepaste berminrichting, waarschuwingsborden voor de automobilist. bijvoorbeeld ter hoogte van locaties waar passage van fauna als reeën wordt WIidspiegeis gestimuleerd. Wildakkers hebben tevens Veelbelovend zijn de ervaringen met reflectoren potentiële betekenis voor akkeronkruiden. van het type Swareflex. Voor wildspiegels moet bij voorkeur de combinatie spiegel- Faunatunnels reflectorpaaltje, zoals deze is toegepast langs Lange faunabuizen hebben een functie voor bijvoorbeeld de Maarsbergseweg (N 226) en marterachtigen, Vos en Das. Korte buizen van Doornse weg (N 227), worden gebruikt. Voor enkele meters lengte worden gebruikt door het goed functioneren van wildspiegels is het amfibieën, egels en kleine zoogdieren. noodzakelijk dat zij op regelmatige afstanden Klimatologische factoren (tocht) kunnen het staan (aanbevolen wordt om de 50 m of op gebruik van tunnelbuizen beperken. Dit geldt intensieve wissels om de 30 m (informatie G. mogelijk ook voor de open buisconstructies van Stratenus)). Wildspiegels die verdwijnen of de ACO-serie (een betonnen buis met sneuvelen moeten tijdig vervangen worden, de geperforeerde bovenkant die in het wegdek ligt) spiegels moeten jaarlijks worden (Langton, 1989). Een alternatief kan een schoongemaakt. De spiegels worden door de betonnen bak van circa 1 meter breed zijn wegbeheerder in het onderhoud van de waarvan de bovenkant uit een (wild)rooster reflectorpaaltjes meegenomen, en vormen bestaat die in het wegdek verzonken ligt. Deze geen extra belasting bij maaiwerkzaamheden. zogenaamde 'roosterbak' kan gedeeltelijk Voor het regelmatig controleren van een worden gevuld met grond en bladafval en kan wildspiegeltraject kunnen de jachthouders dan ook passage van bodemorganismen worden benaderd. mogelijk maken. Bij de aanleg van faunabuizen

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 27

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 28

o ? J U + I 'I

3 J ï T 'I !o Eo N 3 N9N .I 4q D ^Èd IT ''I .ÁÊ;0 èo a o N 5 N9N I IN \ E I II ,I ,I xI 5 !o J (, d g U T N N9N .I 'n.9p m II 'T ON 0) .!oÈ È ? ..iq4,, il 5 NUN 3: d I I :>r++ II x,l qJ F#Ë C.' 3,R--[^[nrr II *II "'I +f, o- o a E d\oN .m () N N ' E t+' I; 'II 'x! èo o c, o 3 ? c 6. c., 3 o N\ON I iI ,II ,x! o Jr ! o N f g () o.^ ! (.| Rnro- , EËi .! J JN ' - II ,x! 'i E a n/\ c) u N t3 C' +€ 1o 3 .gL r (, >N o3N9È -8r iI ,x{ ,I bo J Ge (u $€6É 3 N (u c NeN o p E II ,xl ,I È!6 ro o 't ! n o a @ NgN .N o o- N ' E Il xxi x,! o (, N I 3 Ua J N 3-o- II .i "T d= ! Ojg {) f>6 !>È€:ó (!c ! .E>: N opn+ xxI uoX- ËR i ï iI xxI -lu ho ! 9i!€ Ë è*È =o D *n F mt 'o a \o , + Ëa + ++ iI xxf 'ï t" "I{ FÈ 1 (, Ë'; u, q ! .z p.! N 6^ o N \o _g ào +++ ? N + + +'. xII xxI e;* J ru 5 d ' II f ^s Ê t s l9!06 (u o.!: N o àE Ë èo a | + 6 CG= $\o ' ' E N+ ++ xII xxI 'Ë sE II 6AE í) ! !d: oo àv< ít) - .32 4) J{ (Ë !! - o ao o íU gs. J o o a o .v ^a ! (u e9. È q o I dJ- C J4 c ó ! o bo àë s o '08 o E Èp .9 .E = :Ê, o o hd 3 + o Y t s d o { Ès f J r I o 3 gi ! 9t (! z Tï

Natuur 32en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 29

4 KNELPUNTENKAART: LOCATIES VOOR MITIGERENDE MAATREGELEN

237 en door de stedelijk zones die een belangrijke barrière vormen in het noordelijk 4.1 Klasse 3 wegen (A-wegen) deel van de Utrechtse Heuvelrug. De coderingen van de locaties (onderstreept) verwijzen naar de Knelpuntenkaart (bijlage 3). De karakterisering en klasse-indeling van de wegen is gegeven in tabel 4.1.

A28 De inrichting van een faunapassage over de A 28 zal zonder aanvullende maatregelen voor de Utrechtse weg (N 237) met daarlangs de stedelijke zone tussen Zeist-Amersfoort een beperkte betekenis hebben voor de verbinding tussen de gebieden van de Utrechtse Heuvelrug aan weerszijden van de A 28. A28-1: In de randzone functioneert het viaduct Zeist-west als faunapassage onder de A 28 (Kalkhoven, 1990). Werkgroep Sandwijck heeft als onderdeel van de inrichting van een verbindingszone langs de westelijke randzone, maatregelen voorgesteld voor droge en natte faunapassages van de N 237 (Werkgroep Sandwijck, 1993a). In zijn huidige vorm heeft de faunapassage viaduct Zeist-west vooral een droge functie, het is wenselijk passages in de randzone ook als natte passage geschikt te maken. Voor viaduct Zeist-west is dit mogelijk door het realiseren van een verbinding tussen de Biltsche Grift en de Zeistergrift. A28-2: De stedelijke zone langs de N 237 is ter hoogte van Huis Ter Heide onderbroken. Hier

komen mooie boscomplexen voor met Ecoduct en verbindingszone bestemming natuur (informatie Provincie Voor de inrichting van een verbindingszone bij Utrecht). Tussen de N 237 en de A 28 ligt een locatie A28-2 worden de volgende maatregelen voormalige camping temidden van oude voorgesteld (figuur 4.1). Het ecoduct over de A bospercelen. Het campingterrein is omrasterd, 28 wordt ingericht met een functie voor bos en een enkele caravan wordt nog gebruikt. De heide. Voor het bestemmingsverkeer over het locatie is in principe geschikt voor het realiseren viaduct van de Ericaweg wordt een alternatieve van een bos-bos verbinding met een functie route gecreëerd. De aangrenzende voor heidefauna. Voor de inrichting van een bospercelen krijgen de bestemming optimaal functionerend ecoduct is een complex verbindingszone. Het in het bos aanwezige van maatregelen nodig die op de diverse caravanterrein wordt opgeheven, de aanwezige knelpunten betrekking heeft; naast maatregelen rasters worden opgeruimd. De Utrechtse weg, voor de N 237 bijvoorbeeld ook de afrastering N 237, wordt plaatselijk teruggebracht tot een rond en inrichting van het Vliegveld Soesterberg barrière klasse 1 en krijgt over het (X8). In de discussie over de mogelijke sluiting aangrenzende traject de kwalificatie fauna- van het vliegveld Soesterberg wordt hier als migratietraject, de snelheidslimiet wordt optie voorgesteld het vliegveldterrein in te teruggebracht tot 50 km per uur. De kruispunten richten als natuurgebied. Het gebied heeft dan aan weerszijden van het traject worden als een belangrijke functie binnen een ecologische rotonde ingericht. De weg wordt versmald tot verbindingszone die loopt over de A 28, de N

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 30

twee rijstroken met een brede middenberm met zullen raken en voor veel dieren dekking een heischrale vegetatie. Het Vliegveld bieden. De wallen lopen door tot ver in de taluds Soesterberg krijgt een bestemming en worden zodanig aangebracht dat ze een fuik natuurgebied met heide en heischrale vormen naar het viaduct. De nu kale toegang tot graslanden. De rasters rond het vliegveld het viaduct wordt met struiken ingeplant. De worden opgeruimd. open railing aan weerszijden van het viaduct wordt gesloten, eventueel worden klimplanten aangebracht

A 12 De optimale passage over de A 12 vormt een zo compleet mogelijke verbinding, een ecoduct, tussen de zuidelijke kern en middenkern van de Utrechtse Heuvelrug. Voor locatie van het ecoduct zijn er in principe drie mogelijkheden, het westelijk overgangsgebied, het midden van de Utrechtse Heuvelrug en het oostelijk overgangsgebied. A12-1: Het westelijk overgangsgebied, een locatie in dit gebied heeft betekenis voor uitwisseling van fauna tussen de Utrechtse Heuvelrug en het Kromme Rijngebied. In de visie van het Utrechts Landschap is voor de A 12 in dit gebied een ecoduct geprojecteerd (Geessink, 1993). De inrichting van een ecoduct zal zowel gericht zijn op een natte als een droge functie. In vergelijking met de beide andere mogelijke locaties komt in deze regio veel stedelijk gebied voor. A12-2: Het midden van de Utrechtse Heuvelrug, een locatie hier is geschikt voor het creëren van een bosbos verbinding. In principe ligt hier een potentiële passage in de vorm van het spoortunneltje. Deze mogelijkheid kan uitgebuit worden waarbij het aangrenzend gebied

(rangeerterrein, zandafgraving) moet worden Faunapassage heringericht. Zolang de toekomst van het Vliegveld A12-3: Het oostelijk overgangsgebied, hier Soesterberg ter discussie staat is de inrichting komen natte (kwel)habitats voor met belangrijke van een ecoduct bij locatie A28-2 over de A 28 internationale waarden en het gebied is bosrijk. voorbarig. Over de A 28 ligt hier reeds een circa De inrichting van een ecoduct zal zowel gericht 9 meter breed viaduct voornamelijk in gebruik zijn op een natte als een droge (bos)functie. De bij fietsers. De Ericaweg gaat hierover in een hydrologie van het gebied is echter zeer onverharde weg, er is geen doorgaand verkeer. kwetsbaar, zowel een verhoogd gelegen weg De huidige inrichting van het viaduct is kaal en als een verdiepte weg met ecoduct kan op daardoor onaantrekkelijk voor fauna. Met een hydrologische gronden wellicht niet haalbaar (mede)bestemming faunapassage kan het zijn. viaduct een invulling geven, zij het een beperkte, aan een ecologische verbinding over Bij het afwegen van één of meer ecoducten op de A 28. Voor de inlichting als faunapassage de A 12 is het streven in eerste instantie gericht kan het viaduct zijn functie voor op het realiseren van een bos-bos verbinding op bestemmingsverkeer behouden (figuur 4.2). De het hoger gelegen deel van de Utrechtse rijbaan wordt echter versmald tot maximaal 3 Heuvelrug. Hiervoor kan een bestaande meter, waardoor circa 6 meter beschikbaar passage (spoortunnel) worden aangepast. komt voor helinrichting. Om toch het hele Daarnaast wordt de mogelijkheid viaduct te benutten worden aan beide zijden opengehouden een tweede passage te kunnen twee stroken van elk drie meter aangelegd, realiseren. bedekt met een zandbodem. Op de zandbodem Een (ecohydrologische) studie moet uitwijzen of komen stobbewallen te liggen die begroeid een gecombineerde nat-droog passage langs

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 31

de oostrand mogelijk is. Hierbij kan men denken4.2 Klasse 2 wegen, noordelijk aan een beperkte verhoogde ligging van het deelgebied wegtraject gecombineerd met een verlaagde onderdoorgang. De bodem kan hierbij De coderingen van locaties verwijzen naar de gedeeltelijk tot onder grondwaterniveau worden Knelpuntenkaart (bijlage 3). De karakterisering uitgegraven. en klasse-indeling van de wegen is gegeven in tabel 4.1. A27 Faunapassages onder of over de A 27 kunnen N 415 (klasse 2a) aansluiten op reeds bestaande De weg doorkruist over vrijwel de gehele lengte verkeerspassages. De toepassing van bos. Over het hele traject zou men verwachten stobbewallen onder het viaduct bij Zandheuvel dat dieren oversteken. Door Staatsbosbeheer lijkt in dit verband veelbelovend. zijn een aantal jaren verkeersslachtoffers A27-1: Het is wenselijk ter hoogte van de geregistreerd. Er blijken echter twee trajecten te aansluiting met de A 1 een natte passage in te zijn, waar regelmatig verkeersslachtoffers richten ten behoeve van de Ringslang. De vallen, hier aangegeven met N 415-1 en N 415- passage kan samen met een in te richten 2 (Van der Linden, 1993). De weg is een passage onder de A 1, ten westen van de belangrijke risicobarrière, de snelheid van het aansluiting, de verbinding tussen onderdelen verkeer is hier een belangrijk knelpunt (Van der van het leefgebied van de Ringslang herstellen. Linden, 1993). Ter regulering van de Het viaduct bij Heidelaan heeft mogelijkheden verkeerssnelheid kunnen de kruisingen met de voor inrichting tot passage, maatregelen Hooge Vuursche weg en de Zeven Lindenweg hiervoor zijn voorgesteld (Van der Linden, ingericht worden met een minirotonde. 1993). A27-2, A27-3, A27-4: Bij de viaducten onder de N 234 (klasse 2a) A 27 langs Hilversum is ruimte om door middel De N 234 kruist een verbindingszone van de van het creëren van meer dekking de ecologische hoofdstructuur die is geprojecteerd mogelijkheden voor faunapassage te langs de westrand van de Utrechtse Heuvelrug. optimaliseren. Van de drie locaties heeft het De verbindingszone heeft onder andere spoorviaduct goede potenties als passage voor betekenis voor dassen die vanuit het leefgebied grote dieren (A2.7-2), er is relatief veel ruimte rond de Hollandse Rading zuidwaarts trekken. en rust en het viaduct heeft een gunstige ligging Bij de kruising met de verbindingszone, N234- ten opzichte van de bossen en heide van het 1, zijn mitigerende maatregelen nodig om het Gooi. Stobbewallen onder het viaduct bij de risico voor overstekende dieren te beperken. Hollandse Rading kunnen de passage meer Tussen Bilthoven en loopt een geschikt maken voor de Das. Van belang is dat smalle bos-verbinding van de Lage-Vuursche in de rasters rond aansluitende bospercelen het noorden naar het Natuurpark de Pan en worden verwijderd of tenminste passeerbaar Noord Houdringe in het zuiden. De N 234 is een zijn voor dieren door bijvoorbeeld aan de barrière voor uitwisseling van bosfauna tussen onderkant van het raster een strook open te de bosgebieden. Aansluitende barrières zijn de laten. Ten behoeve van de Das kan onderzocht Embranchementsweg, de N 238 en de spoorlijn worden of aanpassing van bestaande Utrecht-Amersfoort. De verkeerssnelheid geldt verkeerspassages anders dan de twee als belangrijkste knelpunt. Om de genoemde passages haalbaar is. De locaties barrièrewerking van de N 234 te verzachten zijn A27-1 tot en met A2.7-4 zijn opgenomen in de mitigerende maatregelen nodig op het traject Gooise Ecologische Infrastructuur (Van der aangeduid als N234- 2. Linden, 1993) Over het traject vanaf de kruising A27-5: Voor herinrichting van het viaduct bij Embranchementsweg tot Soestdijk begrenst de Nieuwe Wetering zijn door de provincie plannen N 234 bos aan de noordoostkant en weilanden ontwikkeld het viaduct geschikt te maken voor aan de zuidwestkant. De weg vormt hier vooral passage van kleine zoogdieren en insecten. De een risicobarrière voor de fauna van halfopen parallel lopende provinciale weg vormt een landschappen. Bos en weilandpercelen komen aansluitende barrière. Het voornemen is ook plaatselijk aan beide kanten van de weg voor. voor deze weg plannen te ontwikkelen voor de Voor een inrichting als faunapassage komen in inrichting van faunapassages (informatie principe locaties in aanmerking waar het bos Provincie Utrecht). zich in het weiland voortzet, een mogelijke locatie is hier aangegeven als

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 32

N234-3. N 221 (klasse 2b) Een studie naar verkeersslachtoffers op de N Het Baarnsche Bosch en Paardenbosch zijn 234 kan uitwijzen of als mitigerende van elkaar gescheiden door de weg Baarn- maatregelen lokale voorzieningen als een Soest, de N 221, op dit traject een faunabuis of roosterbak dan wel vierbaansweg met middenberm. Knelpunten verkeersremmende maatregelen toegepast zijn de hoge verkeersintensiteit en de grote moeten worden. breedte van de bosdoorsnijding. Maatregelen om de barrièrewerking van de weg te N 238 (klasse 2a) verzachten zijn in eerste instantie gunstig voor Op de noordelijke route van de N 238, hier de bosfauna van het Baamsche Bos. Dit bos ligt aangeduid als N238-1, zijn in het kader van een op de randzone van de Utrechtse Heuvelrug. verbindingsroute voor bosfauna mitigerende Via dit bos is in principe een verbinding mogelijk maatregelen nodig. De maatregelen sluiten aan tussen de Utrechtse Heuvelrug en de bij maatregelen voor de N 234 (zie N234-2) en Eemvallei. Aansluitende knelpunten bij het maatregelen voor de Embranchementsweg. realiseren van de verbinding zijn de Torenlaan en de spoorlijn Hilversum-Amersfoort. N 413 (klasse 2a) Maatregel: herinrichting van de middenberm De N413 doorsnijdt droge reliëfrijke met een bosbeplanting. De te nemen naaldboscomplexen als de Lange Duinen met maatregelen hebben betrekking op het traject oppervlakten stuifzand westelijk van de weg en dat niet aan het omrasterde landgoed van het de Korte Duinen oostelijk van de weg. De Paleis Soestdijk grenst. Dit traject is hier naaldbossen zijn arm aan ondergroei maar aangegeven met N221-1. hebben potenties voor heide en heischrale vegetaties. De N 413 verhoogt het risico van N 237 (klasse 2b) migrerende bosfauna. Mitigerende maatregelen Het westelijk deel van de N 237 vormt een in het noordelijk traject van de N 413 moeten barrière op een verbindingsroute voor fauna van erop gericht zijn de werking als risicobarrière te halfopen landschappen. De route verbindt het verzachten (N 413-1). Het zuidelijk traject van landschap ten zuiden van de A 28 met landgoed de N 413 grenst aan Vliegveld Soesterberg, in Vollenhoven en Natuurpark de Pan en sluit aan het oosten ligt de heide van Vlasakkers. De N op de westelijke verbindingszone van 413 ter hoogte van Soesterberg, N 413-2, is een Ecologische Hoofdstructuur. Werkgroep barrière in een potentiële verbinding tussen het Sandwijck heeft maatregelen voorgesteld voor vliegveld en Vlasakkers. De weg en afrastering faunapassages op wegen die de rond het vliegveld vormt een barrière voor de verbindingszone kruisen, waaronder de N 237. migratie van bosfauna. Mitigerende De maatregelen betreffen waar mogelijk een maatregelen voor het traject N 413-2 zijn droge en natte functie (Werkgroep Sandwijck, relevant als de afrastering rond het vliegveld 1993a+b). De locaties op de N 237 zijn verdwijnt en het gebied een functie heeft voor aangegeven als N237-1 en N237-2. De overige de natuur. Maatregelen moeten gericht zijn op locaties zijn aangegeven als X4, X5, X6 en X7. een verbinding voor heidefauna en de werking Locatie X7 ligt op een trekroute van reeën op als risicobarrière te verzachten. Een voorbeeld landgoed Vollenhoven. De afrastering langs het van een gedetailleerde uitwerking is gegeven bosgebied tussen de N 237 en de A 28 voor de N 227. verhindert uitwisseling tussen het landgoed en het natuurpark. Optimalisatie van de Embranchementsweg-Maartensdijkse weg maatregelen bij N237-1, N237-2 en X4 is (klasse 2a) De Embranchementsweg- mogelijk door het raster te onderbreken daar Maartensdijkse weg is een lokale weg waar het verkeer op de N 237 geremd kan (gemeenteweg) met relatief veel verkeer tussen worden. Een geschikte locatie is N237-3 ter Soest en Maartensdijk. De weg kruist een hoogte van de T-kruising. De aanleg van een verbindingszone van de ecologische minirotonde kan de snelheid van het verkeer hoofdstructuur (X1, X2) en sluit als barrière aan plaatselijk remmen. op de N 234 {X3). Mitigerende maatregelen om Ter hoogte van Huis Ter Heide, N237-4, zijn de barrièrewerking te verzachten dienen te mitigerende maatregelen nodig indien een worden genomen in combinatie met verbindingszone tussen het noordelijk en maatregelen voor de verbindingszone en centraal deelgebied wordt gerealiseerd. Voor maatregelen aan de N 234 (zie N234-2). een gedetailleerde beschrijving wordt verwezen naar 4.1. De N 237 is een sterke barrière en beperkt de effectiviteit van de faunabuis onder de A 28 bij

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 33

de Kolonel van Rooijenweg tot het gebied passage mogelijkheden van de fauna. In tussen de N 237 en de autosnelweg. Voor concreto: de dispersie van heidefauna en het verhoging van de effectiviteit van de passage verzachten van de weg als risicobarrière voor onder de A 28 is het wenselijk maatregelen te bosfauna. treffen om de barrièrewerking van de N 237 te verzachten. Een in potentie geschikte locatie is N237-5, hier is relatief weinig bebouwing. Een studie naar verkeersslachtoffers kan uitwijzen of op andere locaties maatregelen nodig zijn.

4.3 Klasse 2 wegen, centraal deelgebied De coderingen van locaties verwijzen naar de Knelpuntenkaart (bijlage 3). De karakterisering en klasse-indeling van de wegen is gegeven in tabel 4.1.

N 226 (klasse 2a) Het traject van de N 226 dat ligt tussen Amersfoort en Maarsbergen kruist een aantal verbindingszones van de Provinciaal Ecologische Hoofdstructuur, locaties N226-1 t/m N226-5. De weg is een beperkende faktor voor migratie van dieren van halfopen landschappen en kruist op een aantal plaatsen de Heiligenbergerbeek en Woudenbergse Grift. Mitigerende maatregelen zijn nodig om het risico op verkeersslachtoffers onder de fauna te beperken en natte passages in te richten of te verbeteren.

N 224 (klasse 2a) De N 224 deelt samen met de N 227 het centrale deelgebied van de Utrechtse Heuvelrug in vieren. Het traject van de N 224 ten oosten van Doornse weg kruist het Maatregelen (figuur 4.3): door het heideareaal verlengde van een verbindingszone van de in het bos ten oosten van de weg te vergroten Provinciaal Ecologische Hoofdstructuur. Het is ontstaan leefgebieden met meer kansen voor wenselijk om op de N 224, aan weerszijden van heide-organismen. De oostelijke wegberm, de kruising met de Doornse weg, een traject langs de bosrand, wordt verbreed tot minimaal geschikt te maken voor passage van bosfauna 50 meter en ingericht als heide. Het oppervlak (locaties N224-1 en N224-2). aan heide neemt hierdoor verder toe en het overzicht op de weg wordt vergroot. Langs N 227 (klasse 2b) bospaden kunnen bermen ingericht worden die Het noordelijk traject van de N 227, de Doornse een functie hebben als corridor tussen de weg, vormt een harde overgang tussen bos en heideberm en de heide in het bos. Oudere de Leusderheide. De oostrand van de weg bospercelen en kapvlaktes kunnen een bestaat uit een aaneengesloten bosrand, de vergelijkbare functie vervullen. Door het creëren westrand vrijwel alleen uit heide. In de bossen van heidehabitats direkt aan weerszijden van de oostelijk van de Doornse weg liggen weg wordt passage van de N 227 door heidegebiedjes die voor uitbreiding in heideorganismen bevorderd en neemt de kans aanmerking komen. De aanwezigheid van de op uitwisseling met verderop in het bos gelegen weg beperkt de functie van de Leusderheide als heideterreinen toe. Op de Leusderhei komen Hotspot en toeleverancier van heide bosjes voor, ruimtelijk aansluitend op deze organismen voor de kleinere heidegebieden. bosjes kan de bosrand in de oostberm tot aan De weg vormt een belangrijke risicobarrière de weg gehandhaafd blijven. De overgangen voor bosfauna. Mitigerende maatregelen van bos naar heide zijn veelal rijk aan moeten gericht zijn op het verbeteren van organismen en vervullen een functie als

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 34

trekroute, ze vormen een natuurlijke geleiding risicobarrières. Langs de N 227 en de N 226 voor migrerende dieren. Aansluitend op deze komt relatief veel bebouwing voor. overgangen, locaties N227-1 t/m N227-3, kan Maatregelen om de barrièrewerking van de N een in de weg verzonken faunapassage worden 227 te verzachten hebben vooral effect op het ingericht (tunnelbak afgedekt met rooster). De traject ter hoogte van de zandafgraving, locatie passages moeten met een verkeersbord N227 -4. Hier is weinig bebouwing aanwezig en (waarschuwingsbord) worden aangeduid, het de maatregelen sluiten aan op een potentiële traject wordt aangeduid als de fauna- faunapassage onder de A 12 in de vorm van het migratietraject spoortunneltje bij de Zanderij. Maatregelen om de barrièrewerking van de N 226 te verzachten N 225 (klasse 2b) hebben betrekking op de locaties N226-6 en De N 225 tussen Zeist en Rijsenburg begrenst N226-7. Langs deze trajecten is weinig de Utrechtse Heuvelrug en vormt samen met bebouwing aanwezig. De maatregelen hebben het stedelijk gebied en de Arnhemse Bovenweg betrekking op het beperken van het risico op een grote barrière voor dieren van halfopen verkeersslachtoffers. Registratie van meldingen landschappen. Het verzachten van de van verkeersslachtoffers kan mogelijk inzicht barrièrewerking op dit traject maakt uitwisseling verschaffen over de noodzaak om lokaal mogelijk tussen de bossen ten noorden en ten voorzieningen te treffen als een faunabuis of zuiden van de A 28, aansluitend op Groot roosterbak. Heidestein en met het Kromme Rijngebied. Maatregelen aan het N 225 traject (N225-1) gaan samen met maatregelen aan de Arnhemse Bovenweg (X9) en het spoor Utrecht- Arnhem (51) die aansluitende barrières vormen (zie ook bij A 12). Het viaduct Zeist-west maak deel uit van de verbindingszone. De verbindingszone kan onder andere een functie hebben voor soorten als Ree, Das, Vos en marterachtigen.

4.4 Klasse 2 wegen, zuidelijk deelgebied Het zuidelijk deelgebied vormt een Nationaal Park in oprichting. Voor het optimaal functioneren van het Nationaal Park i.o. is het van belang dat de hieronder beschreven knelpunten worden opgeheven. Daarnaast zal uitwisseling met de andere deelgebieden mogelijk moeten worden. In het algemeen moet de ontsluiting waar mogelijk worden teruggedrongen, pakeervoorzieningen en voorzieningen als een voorlichtingcentrum voor bezoekend publiek moeten aan de rand van het gebied worden gesitueerd.

De coderingen van locaties verwijzen naar de Langs de N 416 komt in het bosgebied weinig Knelpuntenkaart (bijlage 3). De karakterisering bebouwing voor. De weg vormt over het hele en klasse-indeling van de wegen is gegeven in bostraject een risicobarrière voor migrerende tabel 4.1. dieren. De weg isoleert twee kleine heideterreintjes van elkaar. De heideterreintjes N 227 (klasse 2a. N 226 (klasse 2a) en N 416 liggen sterk geïsoleerd ten opzichte van grotere (klasse 2a) heideterreinen op de Utrechtse Heuvelrug. Door De drie provinciale wegen doorkruisen het de geïsoleerde ligging en het kleine oppervlak zuidelijk deel van de Utrechtse Heuvelrug. De is de hier voorkomende zandhagedispopulatie wegen beperken de migratiemogelijkheden van erg kwetsbaar. Mitigerende maatregelen zijn de bosfauna. ze vormen belangrijke gericht op vergroting van het heide oppervlak en

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 35

verzachten van de barrièrewerking van de weg. biedt schuilplaatsen. In het bos ten noordoosten Langs het traject van de N 416 ter hoogte van van de weg (nu winterbiotoop) moeten poelen de heideterreintjes (N416-1) kunnen bermen worden aangelegd. Het accent van de met heide ingericht worden, vergelijkbaar met barrièrewerking van de weg verschuift daarmee de N 227 langs de Leusderheide. van een barrière voor seizoensmigratie naar een barrière voor dispersie tussen de populaties N 225 (klasse 2b) van het bos en de uiterwaarden. De N 225 begrenst de zuidrand van de De noordoever van de Nederrijn vormt een Utrechtse Heu velrug en is een grote barrière verbindingszone tussen de Buitenwaarden bij voor dieren van half-open landschappen als Elst en Rem-merden, de uiterwaarden bij Ree, Das en marterachtigen. De weg isoleert de Rhenen en de Buiten-waarden bij De Blauwe fauna van de bossen en houtsingels van het Kamer. Het bosgebied is van de uiterwaarden Kromme Rijngebied van de bossen op de gescheiden door stedelijk gebied en akkerland. Utrechtse Heuvelrug. Op het traject tussen Tussen Remmerden en Rhenen en bij de Driebergen en Amerongen (locaties N225-2 t/m Grebbenberg grenst het bos echter direct aan N225-5) is het wenselijk de barrièrewerking te de uiterwaarden. De N 225 vormt tussen verzachten en faunapassage mogelijk te Remmerden en Rhenen een barrière tussen het maken. Mitigerende maatregelen dienen erop bosgebied en de verbindingszone. Bij locatie gericht te zijn faunamigratie tussen het Kromme N225-7 doorsnijdt de weg het bos en de uiterste Rijngebied en de Utrechtse Heuvelrug mogelijk punt van de Utrechtse Heuvelrug. De weg ligt te maken. Ze dienen rekening te houden met de hier verdiept. De steile taluds en de hoge potentie van het gebied als leefgebied voor de verkeersintensiteit beperken migratie van Das. De ligging van bestaande migratieroutes dieren door bos en langs de bosrand. De over deze weg is niet bekend (Van Alfen et al., inrichting van een faunapassage is gewenst. 1992). Het is aan te bevelen studie te verrichten naar locaties waar meldingen van N 233 (klasse 2b) verkeersslachtoffers zich concentreren, De N 233 tussen Veenendaal en Rhenen mogelijke locaties zijn plaatsen waar de weg de begrenst de rand van de Utrechtse Heuvelrug. bosrand kruist. Van Alfsen et al. bevelen De weg wordt aan beide zijde begrenst door wildspiegels aan voor het traject tussen Doorn landbouwgrond, de verkeersintensiteit is hoog. en Amerongen. Op locaties waar veel De weg beperkt de migratiemogelijkheden in de verkeersslachtoffers vallen kunnen regio tussen het bosgebied en de Gelderse faunatunnels worden toegepast. Voor deze weg Vallei. De N 233 met het spoor is ook op de, rela-tief korte, trajecten buiten de VeenendaalRhenen beperkt de mogelijkheid bebouwde kom een snelheidsbeperking aan te voor het realiseren van een verbindingszone bevelen. tussen de bossen op de Grebbeberg en de bossen noordwest van Rhenen, locatie N233-1. Het traject tussen Amerongen en Elst kruist een migratieroute van amfibieën, locatie N225-6. Het traject over de Neder-Rijn kruist een Van dit traject zijn tot enkele jaren geleden ecologische verbindingsroute in de vorm van de regelmatig verkeersslachtoffers gemeld van noordoever van de rivier. Langs de oever ligt amfibieën. De dieren trekken in het voorjaar van een strook grasland die onder de brug over de het bos op de Utrechtse Heuvelrug Neder Rijn doorloopt. Passage van fauna is hier (overwintering) naar de wateren in de mogelijk. uiterwaarden waar de voortplanting plaats moet vinden (informatie Bureau Milieu inventarisatie Provincieutrecht). Een situatieschets geeft4.5 Klasse 1 wegen figuur 4.4. Voor de Bovenpolder zijn inrichtingsplannen ontwikkeld die onder andere Klasse 1 wegen: Maarnse Grindweg, leiden tot verbetering van het Sandenburgerlaan, Wijkerweg, Bergweg voortplantingsbiotoop van amfibieën. Door (Amerongen-Overberg), Haarweg, Veense verbetering van dit biotoop kan de Grindweg seizoensmigratie over de N 225 toenemen. De lokale wegen zijn, met uitzondering van de Door aan weerszijden van de N 225 zomer- èn Veense Grindweg, in gebruik als sluiproute voor winterbiotoop te creëren wordt het effect van doorgaand verkeer. De verkeersintensiteit is verkeersslachtoffers op de populatie beperkt. relatief laag, de verkeerssnelheid kan echter Dit betekent in de Bovenpolder uitbreiding van hoog zijn. De wegen vormen belangrijke het oppervlak aan bos en bosjes. De aan- risicobarrières; van de Maarnse Grindweg, wezigheid van houtstapels en ander dood hout Sandenburgerlaan en Wijkerweg worden

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 36

regelmatig slachtoffers gemeld (informatie Natuurmonumenten). De Veense Grindweg Spoorlijn Utrecht-Arnhem kruist bij Dikkenberg een migratieroute van De spoorlijn Utrecht-Arnhem loopt op de amfibieën, locatie X10. De weg wordt hier Utrechtse Heuvelrug paraJel met de A 12. De tijdelijk afgesloten voor doorgaand verkeer spoorlijn vormt een risicobarrière en versterkt (informatie Bureau Milieuinventarisatie de barrièrewerking van de A 12. Maatregelen Provincie Utrecht). Het risico van die genomen worden om faunapassage van de verkeersslachtoffers onder de fauna op lokale A 12 mogelijk te maken (A12-1, A12- 2, A12-3) wegen kan beperkt worden door de wegen voor zullen ook betrekking moeten hebben op het doorgaand verkeer af te sluiten of verzachten van de barrièrewerking van de snelheidsbeperkende maatregelen te treffen. spoorlijn. Het Utrechts Landschap heeft in een inrichtings-voorstel voor het noordelijk Kromme Rijngebied over het spoor ten oosten van 4.6 Spoorwegen Bunnik (S 1) een faunapas-sage gepland (Geessink, 1993). Een optimale inrichting van Spoorlijn Utrecht-Amersfoort de spoortunnel bij de Zanderij (A12-2) als De spoorlijn doorsnijdt een smalle bosstrook faunapassage gaat samen met maatregelen bij tussen Bilthoven en Den Dolder, de locatie is het spoorweg-emplacement ten behoeve van aangegeven als 5 2. De spoorlijn is een de faunapassage van het spoor. De spoorberm risicobarrière voor dieren die migreren tussen heeft in potentie een functie als migratie route de bosgebieden ten noorden van Den Dolder en voor de flora en fauna van heischralevegetaties. het bosgebied tussen Bilthoven en Zeist. Aansluitende barrières zijn de N 234, de N 238 Spoorlijn Veenendaal-Rhenen en de Embranchementsweg. Langs de N 233 loopt de spoorlijn Veenendaal- Rhenen. Het spoor wordt niet intensief gebruikt. De spoorlijn loopt tussen twee belangrijke Langs gedeelten van het traject lopen singels. heidegebieden: De Zoom en Vlasakkers. Dit zijn De spoorbermen kunnen een corridorfunctie leefgebieden voor de Zandhagedis. hebben. Zandhagedissen kunnen goed in spoorbermen met heidevegetaties leven, spoorbermen vormen potentiële verbindingszones (Zuiderwijk & Smit, 1992). De spoorberm kan, met een begroeiing van heide, een corridorfunctie hebben tussen de beide leefgebieden, De Zoom en Vlasakkers. Met het oog op deze functie is het wenselijk het oppervlak aan heide bij De Zoom, locatie 5 3, uit te breiden aansluitend op de spoorberm. De spoorberm wordt verbreed en ingericht met hei en heischrale vegetaties en sluit aan op de heide bij Vlasakkers, locatie 5 4. Het belang van de spoorberm als verbindingszone voor zandhagedissen wordt genoemd in een studie naar de gevolgen voor de fauna van de spoorlijnverbreding te Amersfoort (Couperus & Van Laar, 1992). Een situatieschets geeft figuur 4.5.

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 37

5 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

regelmatig oversteken, voor beide groepen is de weg een risicobarrière. 5.1 Conclusies Klasse 2. De weg vormt een landschappelijke barrière De Utrechtse Heuvelrug is doorsneden en voor soorten met een kleine actieradius. De weg omgeven door een groot aantal rijks- en isoleert de populaties van deze soorten. provinciale wegen. De wegen tasten de Dispersie is sterk beperkt of uitgesloten. Dieren ecologische structuur aan van de Utrechtse met een beperkte actieradius zullen de weg Heuvelrug en daarmee de functie van de alleen incidenteel oversteken (dispersie). Bij Utrechtse Heuvelrug als kerngebied. De wegen een relatief lage verkeersintensiteit (Klasse 2a) op de Utrechtse Heuvelrug doorsnijden de is dispersie mogelijk. Bij een hoge bossen over grote lengten. Op wegen die door verkeersintensiteit (Klasse 2b) is de weg een bossen lopen kunnen overstekende dieren in fysieke barrière. Dispersie is sterk beperkt of principe langs de hele weg verwacht worden. uitgesloten, populaties die aan weerszijden van Locaties waar wegen migratieroutes van fauna de weg voorkomen zijn vrijwel geïsoleerd ten kruisen zijn vaak niet vanuit het landschap opzichte van elkaar. Voor dieren met een grote herkenbaar. De bestaande kennis over de actieradius is het risico bij een hoge verspreiding van de fauna op de Utrechtse verkeersintensiteit dermate hoog dat de weg Heuvelrug en locaties met alleen incidenteel wordt overgestoken faunaverkeersslachtoffers is voor veel soorten (dispersie). nog fragmentarisch en niet gebiedsdekkend. Klasse 3. De verkeersweg vormt een volledige Een gedetailleerde beschrijving van bestaande (fysieke, landschappelijke en nsico-) barrière knelpuntenlocaties op alle wegen is met de voor de soorten uit alle drie de groepen. De huidige kennis dan ook niet mogelijk. leefgebieden van de terrestrische fauna zijn In deze studie is daarom voor een modelmatige door de weg opgesplitst en de deelpopulaties aanpak gekozen. Uit deze aanpak zijn locaties zijn ten opzichte van elkaar geïsoleerd. met knelpunten afgeleid die aangevuld met Uitwisseling van individuen tussen populaties reeds bekende knelpunten-locaties zijn aan weerszijden van de weg is alleen mogelijk weergegeven op de knelpuntenkaart. via passages over of onder de verkeersweg.

In deze studie zijn de wegen op de Utrechtse De Utrechtse Heuvelrug is door de aanwezige Heuvelrug geklassificeerd naar de verwachte verkeersinfrastructuur geen aaneengesloten barrièrewerking voor de fauna. Op basis van kerngebied, maar is door de autosnelwegen een fysieke barrièrewerking, landschappelijke (Klasse 3 wegen) in drie deelgebieden barrièrewerking of de risicofaktor die wegen opgesplitst. Binnen de deelgebieden vormen voor de fauna vormen zijn de wegen in drie provinciale en lokale wegen fysieke barrières en klassen, en twee subklassen, onderscheiden: belangrijke risicobarrières. Voor zowel de heide als de natte habitats (vennen, poelen en vijvers) Klasse 1: lokale wegen met een lage geldt dat de habitats bestaan uit een aantal van verkeersintensiteit. elkaar geïsoleerd gelegen gebieden. De Klasse 2: a: tweebaanswegen met een relatief versnippering van deze habitats is voor een lage verkeersintensiteit. belangrijk deel het gevolg van de land- b: tweebaanswegen met een hoge schappelijke inrichting, de gebieden liggen van verkeers-intensiteit. elkaar gescheiden door aaneengesloten Klasse 3: vierbaans autosnelwegen met een bospercelen. Deze landschappelijke zeer hoge verkeersintensiteit. versnippering wordt plaatselijk versterkt door de aanwezigheid van wegen. Klasse 1. De verkeersweg vormt een fysieke barrière voor dieren met een kleine actieradius. De dieren zullen de weg niet of alleen5.2 Aanbevelingen incidenteel oversteken, er is dan sprake van dispersie. Dieren met een beperkte (enkele Om de versnippering van de Utrechtse honderden meters) of een grote actieradius Heuvelrug aan te pakken kan een divers pakket (meedere kilometers) kunnen de weg van maatregelen worden toegepast. Deze maatregelen variëren van grootschalige

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 38

mitigerende maatregelen als het aanleggen van beperkt budget zullen grote investeringen daar een ecoduct tot relatief kleinschalige plaats moeten vinden waar kansrijke situaties maatregelen als het aanleggen van een aanwezig zijn en redelijke alternatieven stobbewal. Ook wordt soms een andere ontbreken. landschappelijke inrichting voorgesteld. Locaties die voor mitigerende maatregelen in aanmerking komen zijn opgenomen op de Maatregelen: klasse 3 wegen Knelpunten kaart. Uitwisseling tussen de drie door autosnelwegen van elkaar gescheiden deelgebieden is wenselijk om de Utrechtse Heuvelrug optimaal Prioriteitenstelling als een kerngebied te kunnen laten Voor de verschillende klassen van wegen funktioneren. Voor een grote groep van soorten worden maatregelen ten behoeve van het zou uitwisseling tussen populaties mogelijk oplossen van knel-punten voorgesteld. Deze moeten zijn. Hiervoor is het nodig kunnen in principe onafhankelijk van elkaar verbindingszones tussen de deelgebieden te worden uitgevoerd (ongeacht de klasse). De creëren. Voor verbindingszones komen in verantwoording voor het uitvoeren van principe ecologische passages als ecoducten in maatregelen aan Rijkswegen (op de Utrechtse aanmerking. Deze passages dienen in de Heuvelrug klasse 3) ligt bij de rijksoverheid, randzone een functie te hebben voor voor het uitvoeren van maatregelen aan organismen van zowel natte habitats provinciale wegen (klasse 2) bij de Provincie en (bijvoorbeeld vennen, poelen en vijvers) als voor het uitvoeren van maatregelen aan lokale droge habitats (bossen). Passages in het wegen (klasse 1) bij de gemeenten. bosgebied hebben in de eerste plaats een functie voor bosorganismen. Voor de A 28 is Binnen eenzelfde klasse hebben de een passage die tevens dispersie van voorgestelde locaties met knelpunten niet heidefauna mogelijk maakt zeer gewenst. allemaal dezelfde prioriteit. Tussen de locaties zal een afweging plaats moeten vinden met Ten westen van Zeist ligt onder de A 28 een betrekking tot het te verwachten ecologisch goed functionerende faunapassage (viaduct rendement, de practische inpassing en de Zeist-west). Het is wenselijk deze passage aanwezigheid van mogelijke alternatieven. naast een functie voor droge habitats uit te Maatregelen op locaties die grote eenheden breiden met een functie voor natte habitats. met elkaar verbinden zullen in het algemeen meer rendement opleveren en hebben Op korte termijn kunnen bestaande daardoor een hogere prioriteit dan maatregelen verkeerspassages worden geoptimaliseerd die een klein gebied bij een groter gebied voor faunapassage met behoud van hun voegen. De voorgestelde maatregelen moeten huidige verkeersfunctie. Voor de A 27 is dit bij waar mogelijk inhaken op geplande het viaduct bij Zandheuvel reeds met succes werkzaamheden aan het wegennet. Als goede, gebeurd. De hier toegepaste methode met of tijdelijke, alternatieven in de regio ontbreken stobbenwallen leent zich ook voor andere is het mogelijk dat een locatie met een beperkt locaties zoals: het viaduct bij Hollandse Rading rendement toch een hoge prioriteit heeft. (A 27), het spoorviaduct Hilversum-Amersfoort (A 27), het viaduct Ericaweg over de A 28, en Voor het kiezen van het juiste type maatregel het spoortunneltje onder de A 12 bij de zullen kosten en ecologisch rendement tegen zandafgraving. elkaar moeten worden afgewogen. In het algemeen geldt dat voor klasse 3 wegen Op langere termijn zal het aanleggen van grootschalige maatregelen worden toegepast ecologische passages als ecoducten en voor klasse 1 wegen kleinschalige noodzakelijk zijn. Voor de A 12 zijn in de maatregelen nodig zijn; klasse 2 wegen vormen randzone geen goede alternatieven een middengroep. De beste oplossingen zijn beschikbaar. Voor de A 28 geldt dat de barrière niet altijd de meest haalbare oplossingen. versterkt wordt door de N 237 met de Ecoducten hebben bijvoorbeeld een hoog aangrenzende lintbebouwing en het Vliegveld ecologisch rendement maar zijn kostbaar. In Soesterberg. De optimale passage over de A 28 een aantal gevallen kan door het aanpassen sluit aan bij maatregelen die genomen worden van bestaande verkeerspassages met relatief om de barrière in de vorm van de N 237 met eenvoudige middelen reeds een aanmerkelijke aangrenzende lintbebouwing te verzachten en verbetering worden aangebracht. Met een

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 39

bij een bestemming natuur van het huidige Strategie vliegveldterrein. • Aanpassen berminrichting (eerste prioriteit N 227 Leusderheide) Strategie • Verkeersremmende maatregelen (eerste • Op korte termijn moeten bestaande prioriteit N 225 Doorn-Leersum) mogelijkheden worden geoptimaliseerd • Completeren van het biotoopaanbod voor (viaduct Zeist-west, viaduct bij Hollandse amfibieën (eerste prioriteit N 225 Elst) Rading, spoorviaduct A 27, viaduct A 28- • Faunapassages bij bekende Ericaweg, spoortunnel A 12) knelpuntenlocaties (inhaken bij geplande • Aanleg/inrichting van ecologische werkzaamheden) passages moet plaatsvinden wanneer • Onderzoek naar verkeersslachtoffers (o.a. grootschalige werkzaamheden worden N 225, N 226, N227 zuid) uitgevoerd (A 12). • Openhouden van de mogelijkheid tot • Aanleg/inrichting van ecologische aanpassing N 237 in combinatie met A 28 passages moet plaatsvinden wanneer planologische knelpunten zijn opgelost (A 28). Maatregelen: klasse 1 wegen Het is wenselijk de barrièrewerking van de klasse 1 wegen waar mogelijk op te heffen door Maatregelen: klasse 2 wegen wegen met goede alternatieven voor doorgaand Het is wenselijk de barrièrewerking van de verkeer af te sluiten en alleen indien klasse 2 wegen te verzachten. Dit betekent in noodzakelijk toegankelijk te houden voor de eerste plaats dat het risico voor migrerende bestemmingsverkeer. Wegen die dieren moet worden beperkt. Dit kan onder seizoensmigratie van amfibieën beperken andere door verandering van de worden tijdens de migratieperiode afgesloten, landschappelijke inpassing van de weg (andere indien een totale afsluiting niet haalbaar is. Voor berminrichting), verkeersremmende een enkele weg is deze beperking reeds maatregelen (beperking maximum snelheid) en ingesteld. Een beleid om sluiproutes op te het aanleggen van faunapassages heffen sluit aan bij de visie van een Nationaal (tunnelbuizen, roosterbakken). Park in oprichting.

Wegen die bijdragen aan de barrièrewerking Strategie voor de heidefauna komen in aanmerking voor • Afsluiting van lokale wegen heeft in het verbreding van de wegberm, opgaande bomen Nationaal Park in oprichting prioriteit (o.a. en struiken worden verwijderd en de berm wordt Sandenburgerlaan, Maarnse grindweg, beheerd als heideberm. De maatregel verbetert Wijkerweg). het overzicht op de weg en kan daarmee het risico voor overstekend wild verkleinen. De maatregel draagt bij aan de uitbreiding van Maatregelen voor heide en natte habitats heide en kan dispersie van heidefauna bevorderen. Het verdient aanbeveling Om de versnippering van de heide en natte plaatselijk tot aan de weg een opgaande habitats als vennen, poelen en vijvers aan te begroeiing te handhaven. Hierdoor ontstaat een pakken ligt de prioriteit bij vergroting van de natuurlijke geleiding die het rendement van een bestaande vaak kleine en geïsoleerde ter plekke in het wegdek aangebrachte gebieden. Voor de heide betekent dit uitbreiding faunapassage kan verhogen. van het oppervlak aan heide door bijvoorbeeld het openkappen van dichte bospercelen, ruimte Langs wegen die seizoensmigratie van scheppen voor de ontwikkeling van heide langs amfibieën beperken worden waar mogelijk bosranden en in wegbermen. Om rustgebieden maatregelen getroffen om aan beide zijden van voor wild te creëren kunnen zandpaden uit de weg zowel zomer- als winterbiotoop te beheer worden genomen. Op de paden kan zich creëren. in potentie een heidevegetatie ontwikkelen. Voor wegen waar de ligging van Bosranden en wegbermen en ook kapvlakten knelpuntenlocaties niet is aan te geven wordt kunnen als corridor en stepping stone een een nader onderzoek naar het voorkomen van functie hebben bij het verbinden van de verkeersslachtoffers gestart. verschillende gebieden. Deze ontwikkelingen zijn enkele jaren geleden reeds voor een aantal gebieden ingezet.

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 40

Vergroting van het oppervlakte natte habitat Overige maatregelen moet plaatsvinden door uitbreiding van het Het is aan te bevelen een databank op te stellen aantal poelen. Plannen hiervoor zijn vooral voor met gegevens over fauna-verkeersslachtoffers de randzone in ontwikkeling. Uitbreiding van het op de Utrechtse Heuvelrug. Bureau aantal poelen moet bij voorkeur plaatsvinden in Waardenburg heeft ervaring met het opzetten het leefgebied van de Kamsalamander. In de van een dergelijke databank en randzone komen plaatsen met kwel voor. Het in beheert een databank voor de rijkswegen in principe mogelijk dat aan kwelwater gebonden Zeeland. De databank kan inzicht verschaffen organismen plaatselijk kunnen profiteren van de in de ligging van locaties waar wegen uitbreiding van het aantal watertjes. Factoren migratieroutes kruisen, op basis waarvan als een verkeerd beheer, achterstallig mitigerende maatregelen getroffen kunnen onderhoud en verstoring bij een hoge worden. Gegevens zouden geleverd kunnen recreatiedruk (met name door honden) dragen worden door Rijkswaterstaat, Provincie Utrecht, bij aan het effect van versnippering. In deze gemeenten, Utrechts Landschap, studie zijn met betrekking tot deze knelpunten Staatsbosbeheer en eventueel vrijwilligers. De geen aanbevelingen gedaan. Deze databank kan het mogelijk maken mitigerende problematiek en daarmee ook adviezen voor maatregelen aan het wegennet te evalueren. biotoopverbetering gericht op bepaalde soorten Evaluatie van aangebrachte zoals de Das, Kamsalamander of Zand hagedis faunavoorzieningen door middel van vallen buiten het kader van deze studie. sporenonderzoek, vallen e.d. is wenselijk om

het rendement van de getroffen maatregelen te Strategie kunnen beoordelen. • Uitbreiding van bestaand heideterrein, met

name de relatief kleine en geïsoleerde Strategie terreinen. • Instellen van een databank voor registratie • Creëren van stepping stones en corridors van verkeersslachtoffers. · (bosranden, wegbermen etc.). • Evaluatie van aangebrachte • Uitbreiding van poelen (randzone Kromme faunavoorzieningen en andere getroffen Rijngebied, e.o.). maatregelen.

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 41

6 LITERATUUR

Alfen, M.van, P. Jansen, R. Jochem, M. Natuurtechnische voorzieningen ten kakkenberg en M. Meyling, 1992. behoeve van de dassenpopulatie in het Oriënterend onderzoek naar grensgebied van Het Gooi en Utrecht. faunapassages voor het Kromme Rijn- Couperus, A.S., en V. van Laar, 1992. De en Langbroekerweteringgebied. gevolgen van de spoorlijnverbreding te Internationale Agrarische Hogeschool Amersfoort voor natuur en landschap, in Larenstein, Velp. het bijzonder de fauna. Natuur, Anonymus, 1992. Landschapsbeleidsplan landschap en milieu van Amersfoort, Gemeente Hilversum. Hilversum. 16. Gemeentedrukkerij, Amersfoort. Apeldoorn, R. van en J. Kalkhoven, 1991. De Dienst Weg- en Waterbouwkunde, 1993. relatie tussen zoogdieren en Projectplan Versnipperd ... ontsnipperd. infrastructuur; de effecten van Ministerie van Verkeer en Waterstaat, habitatfragmentatie en verstoring. Directoraat-Generaal rijkswaterstaat. Rijksinstituut voor Natuurbeheer, Grontmij, 1993. Noordoever Nederrijn. Leersum. RIN-rapport 91122. Migratie-onderzoek fauna, Deelstudie 2. Beenen, R., Th. H. de Jong & H.J. Brijker, Grontmij Advies en Techniek bv, 1990. Biotoopanalyse Intern rapport Afdeling Ruimtelijke Planning, Zeist. Bureau Milieu-inventarisatie, Provincie Grontmij, concept juli 1992. Gedetailleerd Utrecht.. onderzoek aan acht vennen en vijfers Bergmans W. en A. Zuiderwijk, 1986. Atlas van op de Utrechtse Heuvelrug. Grontmij de Nederlandse amfibieën en reptielen. . Stichting Uitgeverij KNNV, Hoogwoud. Geessink, A.H., 1993. De groene driehoek. Broekhuizen, S. (red.), 1992. Atlas van de Een visie voor ecologisch herstel tussen Nederlandse zoogdieren. Stichting Heuvelrug en Kromme Rijn. Stichting Uitgeverij KNNV. het Utrechts Landschap. Bureau Waardenburg, 1993a. Hollander, H., 1992. Evaluatie mitigerende Landschapsbeleidsplan Doorn. Bureau maatregelen ten behoeve van Waardenburg BV - adviseurs voor zoogdieren in de Provincie Utrecht. milieu en ecologie. Culemborg. SBW Advies & Onderzoek, Bureau Waardenburg, 1993b. Wageningen. Landschapsbeleidsplan Leersum. Jansen, M., 1993. Biotoopverbetering voor de Bureau Waardenburg BV - adviseurs herpetofauna in de landgoederenstrook. voor milieu en ecologie. Culemborg. Plan tot behoud, herstel en ontwikkeling Bureau Waardenburg, 1993c. van amfibieën en reptielenpopulaties in Landschapsbeleidsplan Amerongen. de Landgoederenstrook nabij z-o Bureau Waardenburg BV - adviseurs Utrecht Stichting Landschapsbeheer, voor milieu en ecologie. Culemborg. De Bilt. Commissie RONA, 1986. Richtlijnen voor het Jong, de Th., 1992. De Zandhagedis (Lacerta ontwerpen van niet-autosnelwegen. agilis) in de provincie Utrecht. In Voorlopige richtlijnen. Hoofdstuk VI, Waarnemingen van Amfibieën en Wegen in plattelandsgebieden. reptielen in Nederland 1990: 71-76. Commissie RONA, Werkgroep Wegen Stichting RAVON. in plattelandsgebieden, 's-Gravenhage. Kalkhoven, J.T.R., 1990. Onderzoek naar de Consulentschap Natuur, Milieu en ecologische betekenis van het viaduct Faunabeheer Utrecht, 1989. onder Rijksweg A 28 ten westen van Zeist. Intern rapport RIN, Leersum.

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 42

Langton, T.E.5. (ed.), 1989. Amphibians and daubentoni, benutzen Flugstrassen. roads. ACO Polymer Products Ltd., Mitt. natf. Ges. Schaffhausen/35/37- Bedfordshire England. 68/4 Schaffhausen. Lankester, K .• 1989. Effecten van Siepel, H., 1992. Bosgebonden fauna: een habitatversnippering voor de Das faunistische aanvulling op (Meles meles): een modelbenadering. Bosgemeenschappen. RIN rapport RIN-rapport 89/13. Rijksinstituut voor 93/33. IBN-DLO Arnhem. Natuurbeheer, Leersum. Tempel, R. van den, 1993. Vogelsslachtoffers Linden, P. Van der, 1993. GEIS, Gooise in het wegverkeer. Technisch rapport Ecologische Infrastructuur. Gezamelijke Vogelbescherming Nederland 11. uitgave van Milieufederatie Noord- Vogelbescherming Nederland, Zeist. Holland, Stichting Vrijwillig Natuur- en Vink, H. en F. Alleyn, 1992. Dassen in het Landschapsbeheer Noord-Holland, Gooi. Een regionaal Vereniging Leefmilieu het Gooi, de natuurbeschermings-probleem. Vechtstreek en omstreken, Vereniging Zoogdier (3): 4-8. Vrienden van het Gooi, Zaandam. Werkgroep Sandwijck, 1993a Groene wegen Linden, P. Van der, en J. Oude Elferink, 1993. langs de Heuvelrug. Deeluitwerking Zandheuvel: een evaluatie van een Biltse Grift e.o. Werkgroep Sandwijck stobbenwal als mitigerende maatregel. i.s.m. de Stichting 'het Utrechts In concept. Landschap'. Melchers, M. & G. Timmermans, 1991. Haring Werkgroep Sandwijck, 1993b. Groene wegen in het IJ. De verborgen dierenwererld langs de Heuvelrug. Deeluitwerking van Amsterdam. Stadsuitgeverij, passage Utrechtseweg. Werkgroep Amsterdam. Sandwijck i.s.m. de Stichting 'het Ministerie van Landbouw, natuurbeheer en Utrechts Landschap'. Visserij, 1992. Natuurbeleidsplan, Zuiderwijk, A. en G.F.J. Smit, 1992. De Regeringsbeslissing. 's-Gravenhage. Nederlandse hagedissen in de jaren Ministerie van Verkeer en Vervoer, 1990. tachtig. Beschrijving en analyse van de Tweede structuurschema verkeer en landelijke verspreidingspatronen. vervoer, deel B, Regeringsbeslissing. Lacerta 51 (1) pp. 2-40. 's-Gravenhage. Molenaar, A., A. van Leerdam en T. Garritsen, Relevante literatuur (niet geciteerd) 1993. Ecohydrologische systeemanalyse corridor Bugter, R., 1993. Versnippering van fauna- UtrechtArnhem. Vakgroep Milieukunde, leefgebieden door rijks- en provinciale Universiteit Utrecht. wegen in Limburg. Rapport 93/1, Bureau Natuurbalans, Nijmegen. Müskens, G., 1992. Boommarters in Nederland in 1991. Zoogdier(3): 19-21. Consulentschap Natuur, Milieu en Faunabeheer Utrecht, 1990. Uitwerking Provincie Utrecht, 1991. Visie ecologische van het Natuurbeleidsplan voor de infrastructuur. Een onderzoek naar de Provincie Utrecht. gewenste ecologische infrastructuur in de provincie Utrecht. Duel, H., G.A. Morel en B.P.M. Specken, 1992. Basisinformatie Utrecht. Versnippering Provincie Utrecht, 1992. Beleidsplan Natuur en van de ecologische hoofdstructuur door Landschap provincie Utrecht. de droge en natte hoofdinfrastructuur. Reest, P.J. van der, 1989. Kleine zoogdieren in INRO-TNO, Delft. In opdracht van wegbermen. VZZ-mededelingen 1. Rijkswaterstaat, Dienst Weg- en Rieger, 1., D. Walzthony en H. Alder, 1990. Waterbouwkunde. DWW- Wasserfledermäuse, Myotis versnipperingsreeks, deel 10.

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 43

Embden, A.G. van en P.H. Veen, 1984. Natuur Provincie Utrecht, 1992. Concept kaart en landschap van de provincie Utrecht. knelpunten ecologische hoofdstructuur PPD en Provinciale Waterstaat van en wegenstructuur. Utrecht. Provincie Utrecht, Dienst Wegen, verkeer en Fluit, N. van der, R. Cuperus en K.J. Canters, vervoer, 1993. Routenummerplan. 1990. Mitigerende en compenserende Versie 1 februari 1993. maatregelen aan het hoofdwegennet Reijnen, M.S.J.M. & R.P.B. Foppen, 1991. voor het bevorderen van Effecten van wegen met autoverkeer op natuurwaarden. Centrum voor de dichtheid van broedvogels. RIN- Milieukunde Rijksuniversiteit Leiden. rapport 91 IA. CML mededelingen 65 (2e druk). Reitsma, J.M., 1991a. Ecologisch onderzoek in Geduputeerde Staten van Utrecht, 1990. De het buitengebied van de gemeente Toekomst Getekend. Zeist Rap. nr. 91.06, Bureau Perspectievenschets Ruimtelijke Waardenburg BV - adviseurs voor Ordening - 2015. Ontwerp. milieu en ecologie, Culemborg. Gemeente Zeist, 1992b. Notitie Ecologische Reitsma, J.M., 1991b. Ecologisch onderzoek in structuren in Zeist e.o. Gemeente Zeist, een drietal gebieden langs de Sector Stadsbeheer, afdeling Milieu en Driebergseweg, Woudenbergseweg en Landschap. Utrechtseweg (gemeente Zeist). Rap. Kreuwel, H. 1992. Concept rapport nr. 91.07, Bureau Waardenburg BV - Versnippering. Een locatieonderzoek adviseurs voor milieu en ecologie, naar de mogelijkheden om de Culemborg. versnipperende werking van rijkswegen Reitsma, J.M., 1992. Ecologisch onderzoek in de directie Utrecht te beperken. Zeisterboszuid/Kerckebosch, Opgesteld in opdracht van Dijnselburg/Huis ter heide en Den Rijkswaterstaat directie Utrecht. Dolder-Noord (Gemeente Zeist). Rap. Morel, G.A. en B.P.M. Specken, 1992. nr. 92.29, Bureau Waardenburg BV - Versnippering van de ecologische adviseurs voor milieu en ecologie, hoofdstructuur door de Culemborg. weginfrastructuur. INRO-TNO, Delft. In Stichting Milieuzorg Zeist, 1986. Op weg .... opdracht van Rijkswaterstaat, Dienst naar een geïntegreerd verkeers- en Weg- en Waterbouwkunde. DWW- vervoersbeleid. Inspraakreactie op het versnipperingsreeks, deel 3. ontwerp VCP van de gezamenlijke Mulder, J., 1993. Vossen. Stichting Kritisch groene organisaties te Zeist. Faunabeheer, Vereniging voor Stichting RAVON, 1991. Waarnemingen van Zoogdierkunde en amfibieën en reptielen in Nederland in Zoogdierbescherming. Renkum, Utrecht 1990. Nijmegen; publikatiebureau Provincie Utrecht, 1980. Inventarisatie van Stichting RAVON. amfibieën in de provincie Utrecht - STL, 1991. Bouwstenen voor een telling van verkeersslachtoffers in het landschapsecologische visie, t.b.v. voorjaar van 1980. Provinciale streekverband zuid-oost Utrecht. Waterstaat Utrecht, afdeling Ecologie. Stichting voor Toegepaste Provincie Utrecht, 1981. Amfibieën in de Landschapsecologie, Nijme-gen. provincie Utrecht. Determinatie, Veen, P.J. van, & A.J.M. Meijer, 1992. Analyse verspreiding, leefgewoonten, inventarisatiegegevens inventarisatie trekwegen in 1981, verkeersslachtoffers (vogels en beschermende maatregelen. zoogdieren) langs rijksweg A 58 in Provinciale Waterstaat Utrecht, afdeling Zeeland. Bureau Waardenburg BV - Ecologie.

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 44

adviseurs voor milieu en ecologie, voor Natuurbeheer, Leersum. RIN- Culemborg. rapport 91/6. Vereniging Das & Boom, 1992. Dassen veilig Zuiderwijk, A. & G. Smit, 1990. De op weg. Nederlandse slangen in de jaren Verkeersvoorzieningen voor dassen. Beek- tachtig. Analyse van waarnemingen en Ubbergen. beschrijving van landelijke verspreidingspatronen. Lacerta 49(2): Visser, H., 1983. Beheer Zeisterbos 1913- 43-50. 1982. Nederlands Bosbouwtijdschrift 58(6): 168-17 4. Zuiderwijk, A., H. van den Bogert & G. Smit, 1991. Broeihopen voor ringslangen. De Wiertz, J., 1991. De dassenpopulatie in Levende Natuur 1991 (6): 223-227 Nederland 1960- 1990. Rijksinstituut

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 45

Bijlage I VERSLAG DISCUSSIEDAG 15 JUNI 1993

Hieronder is een beknopte samenvatting draagvlak. Het draagvlak is aan verandering gegeven van de discussiedag van het onderhevig, maatregelen mogen dan ook niet Versnipperingsoverleg Utrechtse Heuvelrug dd. bijvoorbaad worden uitgesloten, de afweging 15 juni 1993. De discussie is gevoerd aan de vindt in een later stadium plaats. hand van stellingen die door de opdrachtgever waren geformuleerd. Is verstedelijking geen belangrijker oorzaak voor versnippering op de UHR dan de wegen, is Is de Utrechtse Heuvelrug (UHR) te dit probleem reëel oplosbaar? versnipperd, kan het geld niet beter besteed Verstedelijking levert, naast de worden aan de Veluwe? De stelling is in verkeersinfrastructuur, op de UHR een algemene zin niet houdbaar. De juistheid is wezenlijke bijdrage aan de versnippering zowel afhankelijk van het organisme waarop het in de vorm van (lint)bebouwing als betrekking heeft. Voor dieren met een aanwezigheid van rasters om tuinen en uitzonderlijke homerange en lage particuliere terreinen. Maatregelen kunnen populatiedichtheid (denk aan ideeën m.b.t. het genomen worden in het kader van uitzetten van lynx en wolf in Nederland) is de streekplannen waarin bijvoorbeeld gebieden stelling te verdedigen. Deze dieren komen op zijn aangewezen als ecologische zone of de UHR niet voor (noch wordt introductie natuurontwikkelingszone. Gedacht kan worden overwogen). Voor de huidige soorten op de aan aankoop van gronden zoals dat ook in het Utrechtse Heuvelrug heeft het gebied kader van de dijkverzwaring gebeurt. voldoende perspectieven. Bij het formuleren van de doelstellingen voor het gebied moeten Hoe om te gaan met prioriteiten, bijvoorbeeld de (groepen van) organismen waarop de eerst de Grebbeberg en omgeving dan de rest? doelstelling betrekking heeft worden genoemd. Maatregelen moeten worden genomen vanuit Maatregelen die op basis van de doelstellingen een TOT AAL VISIE. Een strategie kan pas worden voorgesteld moeten reëel uitvoerbaar worden vastgesteld als er een totaalvisie is. zijn (het maatschappelijk draagvlak moet Deze zal regelmatig moeten worden bijgesteld voldoende groot zijn). en moet inspelen op actuele ontwikkelingen. De volgorde kan aansluiten bij plannen die reeds in Is isolatie van bepaalde soorten (of gebieden) ontwikkeling zijn (of worden uitgevoerd). Bij het niet al een voldongen feit waaraan weinig meer vaststellen van de volgorde moet rekening te veranderen is? worden gehouden met ecologisch, technisch en Er wordt gewerkt aan het herstel van de beleidsmatig kansrijke maatregelen, mogelijk verbinding UHR-Veluwe via de Gelderse Vallei. aanwezige direkte bedreigingen en de In dit verband is het zeker zinvol de ecologische samenhang met andere maatregelen. Het eerst infrastructuur van de UHR gezond te maken. uitvoeren van maatregelen met een grote kans Als er wordt gewerkt aan herstel van een op succes kan draagvlak verbredend werken kernpopulatie (zoals voor de Das op de Veluwe) voor later te nemen maatregelen. Om dezelfde is ook instandhouding en herstel van een reden is het aan te bevelen gelijkwaardige geïsoleerde lokale populatie (de dassen van maatregelen niet verspreid over een groot Eendegooi) verantwoord, immers op lange gebied over lange termijn uit te voeren maar te termijn kan bij uitbreiding van de leefgebieden kiezen voor een gebiedsaanpak. van beide populaties de opheffing van de isolatie weer een haalbare optie zijn. Verder Is de huidige waarde van het bos voldoende om moet het risico worden onderkend om grootschalige maatregelen te rechtvaardigen? maatregelen aan één soort op te hangen. Dit Er is reeds een tendens naar een meer kan het maatschappelijk draagvlak beperken en natuurlijk bosbeheer. Dit betekent dat de gaat voorbij aan het feit dat vaak een hele reeks natuurwaarde op termijn verder zal toenemen. soorten van één type maatregel profiteren. Of De keuze voor een ecoduct zal erop gericht zijn maatregelen met betrekking tot het oplossen grootschalige natuurgebieden met elkaar te van knelpunten haalbaar zijn is altijd een verbinden, hierbij kunnen de natuurgebieden kwestie van geld, maatschappelijk en politiek ook in potentie waarden hebben. De aanleg van

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 46

een ecoduct wordt in dat geval niet los gezien voornamelijk het karakter van pas-sages van overige maatregelen om de waarde van het hebben terwijl bij het verbinden van bos en bos/natuurgebied te verbeteren. uiter-waarden de ontwikkeling van een overgangszone centraal zal staan. Als (met Beter 1 ecoduct dan 10 faunatunnels, beter geld betrekking tot de verkeersmilieukaart) uitgeven aan uitbreiding van bos dan aan een verbindingen in de zin van passages centraal ecoduct ? staan lijkt een verbinding tussen twee De aanleg van een ecoduct heeft niet per gelijkwaardige biotopen (bos-bos, hei-hei etc.) definitie meer waarde dan kleinschalige zinvoller dan een verbinding tussen oplossingen ook is het geen alternatief voor verschillende biotopen. gebiedsvergroting. De keuze voor een oplossing grootschalig of kleinschalig is altijd Zijn afsluiting van tertiaire wegen of het afhankelijk van het type knelpunt dat men wil beperken van doorgaand verkeer effectieve oplossen. Zo kan men voor een verbinding maatregelen vergelijkbaar met maatregelen kiezen op plaatsen waar twee populaties te aan bestaande wegen? klein zijn om op lange duur te kunnen Het afsluiten van tertiaire wegen voor voortbestaan en kan men voor doorgaand verkeer is een tendens die reeds in gebiedsuitbreiding kiezen daar waar het gang is gezet. Een belangrijk voordeel ten leefgebied van één populatie te klein is om het opzichte van het aanbrengen van passages is voortbestaan te kunnen garanderen. de verkeersafname en daarmee de toename van rust in het gebied. Bij deze ontwikkeling kan Zijn bos-bos verbindingen en bos- uiterwaard worden aangesloten. Er moet wel rekening verbindingen even zinvol? worden gehouden met de recreatieve functie Zowel verbindingen tussen bosgebieden als van tertiaire wegen, een herafweging van het tussen uiterwaard en bos zijn zinvol. recreatief gebruik kan noodzakelijk zijn. Verbindingen tussen bosgebieden zullen

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 47

Bijlage II ROUTENUMMERPLAN PROVINCIE UTRECHT

Overzicht wegbenaming routenummerplan

N198 - Utrecht N402 Loenen - Maarssen N199 - Amersfoort N403 Loenen - Loosdrecht N201 Zandvoort - Hilversum N404 Maarssen - Utrecht N204 -Woerden N405 Woerden - Kamerik N210 Rotterdam - Nieuwegein N406 Vleuten - De Meern N212 Woerden - N407 Vleuten - Utrecht N221 Baarn - Amersfoort N408 Nieuwegein - Utrecht N224 Zeist -Arnhem N409 Utrecht - N225 Driebergen -Arnhem N410 Houten - N226 Amersfoort - Leersum N411 Utrecht - Bunnik N227 Cothen - Amersfoort N412 De Uithof - De Bilt N228 Gouda - De Meern N413 Soesterberg - Soest N229 Bunnik - Maurik N414 Baarn - Bunschoten N230 Maarssen - Groenekan N415 Hilversum - Baarn N233 Veenendaal - Ochten N416 Elst - Veenendaal N234 Maartensdijk - Baarn N417 Utrecht - Hilversum N237 Utrecht - Amersfoort N458 Bodegraven -Woerden N238 Bilthoven - Zeist N463 Noorden - Spengen N401 Kamerik - Breukelen N806 Bunschoten - Nijkerk

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 48

I l.I

f z o 6 ó ó I a Y q. c ê

n; 16 \ o d :*

3

iËil ffi QZZ>iááá ootaElr É8: FáF @;<3è-=qv lon dda. qs.P I È,. s_4 =i*..oÍDs oQ =.{aF 6n 3 E ? Í-'l {--{

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 49

Bijlage III KNELPUNTENKAART UTRECHTSE HEUVELRUG

Natuur en verkeer op de Utrechtse Heuvelrug 50 í:;riiui:!rr

t-SZZN

'r, r!\\ 9-9ZZN

0rx .- i 9-9ZZN ,. qaiís-]. r{nsJÉÉ l

ii,': r:r,iJli,U

..L!

e-z,tv . ' ': ' 9-gZZN

.'' ,| ,i.i, .,1"!r"',. - . . : -."" .. .1. .:.

.. t-razN ii,'

0u.zl-0st8o uoolêl8l oioqLuelnc [e 9617 998 Énqlsod t €looloce uo nollltu roo^ srnosr^pe Áfr' 'j+. ll.lllir-l nEaJnq -:1;, Aq FinquopJEErï 'i 'y UEET tv :lEEur]ol s[16 :)io]e6

e66 L '^ou :unlEp sÍ16 :'Mtuo E tuIL 1.0-zz'e6 :'ru )jel uBEluOlundlaux

lqcarln'r!0 sA^H 6nrlannag aslqealtn 'lr.4oarlÍl oloulno;d ap do laalra^ uo rnnleN . :l3eÍold

polqaoolpnls suor0 eptoq polqeosouP0Jê^o uo soq ::l:,r . Fë-iq'ó6ury e oPssPdEunP, opuePlseq + .l uelooeriePur opuoJool]!ru Joo^ eflPcol o I assPll uaoo/vl *BEIEE qz assBlï ueoe^ 6iEË! .lll" TZZN BZ ossBlï ueoeM ,l I essPlï uê6o^ uërrí'q6ry \iil \ Í spua6êl ,t 6n.lpanna;4 aslqce't}R aB do raa),ua^ [Ja Jnn]Ehtr ualundlouN rv" I]