Abonnementsconcerten series E en A 74/32 De Doelen, 20.15 uur Donderdag 3 en vrijdag 4 Oktober 1974

Dirigent: Edo de Waart Solist: Arthur Rubinstein, piano i!ii ii

Wolfgang A. Mozart Ouverture ‘Le nozze di Figaro’, 1756 - 1791 K.V. 492* (1786) orkest

Ludwig van Beethoven Concert nr. 4 in G, opus 58 * 1770 - 1827 (1805) voor piano en orkest

Allegro moderato Andante con moto Rondo vivace

PAUZE

Anton Bruckner Symfonie nr. 3 in d * 1824 - 1896 (1873/1889 °) philharmonisch

Mehr langsam, misterioso Adagio, bewegt, quasi andante Ziemlich schnell Allegro

° Nowak Fassung

* Van deze composities zijn grammofoonplaten in de Centrale Discotheek aanwezig. rotterdams Edo de Waart, sinds 1 September Rotterdams Philharmonisch Orkest 1973 artistiek leider van het Dirigent: Edo de Waart Rotterdams Philharmonisch Orkest, werd in 1941 te Amster­ le viool Fluit dam geboren en begon na zijn Gerard Hettema Raymond Delnoye opleiding bij Haakon Stotijn zijn Dick Bor Ruud Maas Maurits Bosman Jo Hagen muzikale loopbaan als hoboi’st, Erzsebet Hajdu-Horvay o.a. in het Concertgebouworkest. Kazukuni Murakami Fluit/Piccolo Na drie jaar directielessen van Vratislav Dufek Wim Steinmann Kaoru Murakami-Kakudo Jaap Spaanderman werd hij in Mieke Biesta Hobo Dini Kelder-Brassers 1964 winnaar van het Dimitri Fre Lantinga Heinz Friesen Mitropoulos Concours voor jonge Jörn Schroeder Jan Spronk Janice Walker Henk Heunen dirigenten in New York. Rob Hagedoorn Als gastdirigent trad hij o.m. op Tomoko Ogawa Hobo/Engelse hoorn Mariko Tsukahara met de voornaamste Engelse en ’Keitaro Takayama Kees van den Berg Hiroaki Oseki Amerikaanse orkesten; in de loop Michael Rizov Klarinet Johannes Muyen van dit seizoen maakt hij zijn George Pieterson debuut bij de Berliner Philhar­ Bas de Jong 2e viool Henk de Graaf moniker. Met ingang van Roelof van Driesten 1 September 1975 zal hij naast Vaclav Noväk Klarinet/Basklarinet Rotterdam vier weken per jaar als Yasuo Ichinose Henk Leether Leo de Vries ‘principal guest conductor’ Hannie Voers verbonden zijn aan het San Aya Jongert Jo de Vos Burchart Wim Stok Francisco Symphony Orchestra. Hans Oudshoorn John Mostard Anna Fritschovä Peter Meijers Edo de Waart leidt jaarlijks ook Agnes Tönkö een of meer produkties van de Carolyn Davies Fagot/Contrafagot Fumi Arai Nederlandse Operastichting. Sofia Szabo-Kiss Ferdinand Duran Philip Philipse Hoorn Altviool Pieter Gouderjaan Eddy van Leeuwen Thomas Lorand Gerrit Oldeman Jan Peeters Nico van Vliet Vladimir Krejza Willem Stedelaar Josef Schebal Bob Stoel Ans van der Horst­ Martin van de Merwe van Eldik Thieme Max Roosenstein Trompet Jeanne Rizov-van Enys Aad van der Weele John Floore Wilbert Scheifes Peter Masseurs David Cox Thom van der Kruk Alison Ewer Frans Vreugdenhil Istvan Szabo Aat van Zon Wolfgang A. Mozart: Ouverture ‘Le nozze di Figaro’

Violoncello Trombone Michel Roche Gerard Velthuysen De opera Le nozze di Figaro heeft Mozart enkele der gelukkigste Harro Ruijsenaars Bas Dekker uren van zijn leven bezorgd; niet in de eerste plaats omdat dit Johan van Loo Frans van Luin Jan Hollinger Peter Veenhuizen werk althans een seizoen in Wenen met veel succes werd vertoond Dora Dimitriev-Mintcheva Wouter Hoekstra Karel Möhringer (nadat de première door allerlei verwikkelingen was uitgesteld) Rob Hageman maar vooral door de bijval die het in Praag ten deel viel en Toshifumi Waki Gerard Middendorp Andräs Hegyi die weer ten gevolge had dat Mozart de opdracht kreeg een Gerard Oskamp Pauken Arthur Oomens nieuwe opera te componeren, speciaal voor Praag. Dit werd Loet Talboom Don Giovanni. Contrabas Slagwerk De ouverture preludeert op de feestelijke stemming waarin de Gerrit van Dijk Freek Hendrikse Jan Schulenberg Henny van de Water opera begint en eindigt; wat er verder in de loop van vier Gerard Vermeulen Paul Bronkhorst Huub Righarts bedrijven gebeurt, daarmede houdt zij zieh niet bezig. Het is een Hardmoed Grefe Ton Doomernik Harp kort, bruisend allegro, in sonate-vorm zonder doorwerking, Osamu Yamamoto Bert Drewes Teresia Rieu waarin het accent geheel op de tintelende feestelijkheid ligt. Bert van Dinteren Inez Kraker M. F. : Vierde pianoconcert

Naarmate de tijd vordert en onze afstand tot de ontstaanstijd van een kunstwerk groeit, valt het soms moeilijk om ons voor te stellen hoe de tijdgenoten van een kunstenaar het nieuwe werk hebben ervaren, om het revolutionaire van het moment nog precies te onderkennen. De oppositie die een nieuwe bündel madrigalen van Monteverdi omstreeks 1600 teweeg bracht, de gevechten in een Parijs’ theater drie eeuwen later tussen voor- en tegenstanders van Strawinsky’s Sacre du Printemps - we halen onze schouders op over zoveel onbegrip (maar spuwen vervolgens onze gal uit over de avantgarde van vandaag. . . .). De gedurfdheid van een partituur als die van Beethovens Vierde pianoconcert is echter nog op diverse punten duidelijk aan te wijzen. Wat immers te zeggen van het begin: geen ordentelijke orkestinleiding, zoals men in het klassieke concert was gewend. maar een quasi improviserende inzet van de solist op een variant van het hoofdthema dat nog körnen moet! Dan blijkt het eerste deel op drie themagroepen gebouwd te zijn, alle van lyrische aard, in plaats van zieh te beperken tot een stevig eerste thema dat contrasteert met het tweede, het z.g. zangthema. Het Andante lijkt met zijn 72 maten meer een intermezzo dan een respectabel middendeel, maar bergt een ongehoorde spanning in zieh. De blazers hebben het toekijken in deze dialoog, dit gevecht tussen het grimmige strijkorkest en de tedere piano-solo waarin de schijnbaar onverzoenlijke tegenstanders elkaar tenslotte toch nog in vrede vinden. De aansluitende finale brengt nieuwe verrassingen. Voor het eerst in dit concert wacht ons een voi orkest, met trompetten en pauken, maar ons geduld wordt wel op de proef gesteld: 31 maten lang spaart Beethoven zijn krachten voordat het zorgeloze spei van buitelende thema’s en onverwachte wendingen kan lösbarsten. ‘Seine Kaiserliche Hoheit der Erzherzog Rudolph von Österreich’, een niet onbegaafde leerling aan wie Beethoven zijn Vierde pianoconcert ‘untertänigst’ opdroeg, zal de betekenis van het werk wel onderkend hebben. Het blijft echter de vraag of het uithoudingsvermogen van het publiek bij de eerste openbare uitvoering, op 22 december 1808, voldoende is geweest om de compositie naar waarde te schatten - al speelde Beethoven zelf de solopartij. Op het muzikale menu van die avond stonden namelijk ook de première van de Vijfde èn de Zesde symfonie, alsmede de Koorfantasie, delen uit de Mis in C en de aria ‘Ah! perfido’.

W. V. Anton Bruckner: Derde symfonie jaren, alvorens zijn werklust terugkeerde. Een idealistische uitgever nam intussen de kosten op zieh van de druk van Bruckners Derde De Weense dirigent Johann Herbeck was een van de weinige Symfonie. Dank zij deze uitgave kon het werk in ons land ten tijdgenoten van Anton Bruckner, die reeds bij de eerste kennis- gehöre gebracht worden. Dit geschiedde op 4 februari 1885 in making van diens genie overtuigd was. Herbeck had zitting in de Den Haag onder leiding van , op 15 oktober examencommissie, die op verzoek van de 40-jarige Bruckner 1885 in onder leiding van Daniel de Lange, en op door het Weense Conservatorium werd samengesteld, om hem 20 maart 1886 in onder leiding van Richard Hol. De een getuigschrift te verlenen, dat gelijk zou staan met het ontvangst van Bruckners muziek in ons land was zeker niet einddiploma van deze instelling. Getroffen door Bruckners enorme onwelwillend. In 1887 werd Bruckner het erelidmaatschap van vakkennis, vooral op het gebied van het contrapunt, zei Herbeck de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst aangeboden. na afloop van het examen: ‘Hij had óns moeten examineren!’ In de kritieken werd soms de opmerking gemaakt, dat men zijn Het was ook Johann Herbeck, die op het idee kwam om, na het werk vaker moest hören, om het te kunnen beoordelen. Toch overlijden van Simon Sechter, de zeer gerespecteerde leraar in waren er ook afwijzende reacties, als de volgende uit ‘Caecilia’, theorie em compositie aan het Weense Conservatorium, diens welke vermakelijk genoeg is, om hier te eiteren: ‘Wat Bruckner oudleerling Anton Bruckner de opengevallen post aan te bieden. bezield heeft om in de Finale, die ook al geen hoge vlucht neemt, Herbeck ging een dag naar Linz, waar Bruckner destijds een motief te brengen, dat geknipt is voor balletmuziek, en Domorganist was, om hem te polsen. De bescheiden, terug- waarbij men, waarlijk zonder veel verbeeldingskracht, een gratie- getrokken Bruckner hapte niet dadelijk toe en het heeft de tien volle danseuse allerlei evolutien met H. Ed.’s welgevormde jaar jongere collega waarschijnlijk veel overredingskracht gekost, onderdanen meent te zien uitvoeren, is mij een even groot raadsel, hem ervan te overtuigen, dat hij de aangewezen man was voor als te verklaren wat de dirigent heeft bewogen, zieh en de zijnen deze functie. Hij wist, dat Bruckner een vurig Oostenrijker was zoveel moeite te geven op hun manier, d.w.z. voortreffelijk in en hij werkte op zijn vaderlandstrots, door hem te zeggen, dat de hoogste mate, een werk uit te voeren, dat misschien enkelen wanneer hij weigerde, een Duitser voor deze post in aanmerking geboeid, doch velen met mij min of meer verveeld heeft.’ zou körnen. In juli 1868 werd Bruckner benoemd. Deze dans-melodie, het tweede thema van de Finale, is dikwijls Johann Herbeck, die een goed mensenkenner was, heeft herhaal- voor de critici een steen des aanstoots geweest, doch merkwaardig delijk zijn invloed aangewend, om Bruckner naar voren te halen is het, bij August Göllerich, Bruckners eerste biograaf, te lezen, en hem in zijn zelfvertrouwen te stijven. Hij had er bijvoorbeeld dat de componist hiermede een zeer bepaalde bedoeling heeft de hand in, dat Bruckner tijdens zijn eerste jaren in Wenen voor gehad. Hij vertelde Göllerich, dat hij, op een avond het huis enige concertreizen als organist werd uitgenodigd, o.m. naar passerend, waar hij wist dat de overleden bouwmeester Schmidt Parijs, waar hij een orgelbespeling gaf in de Notre Dame, in lag opgebaard, uit de aangrenzende woning dansmuziek hoorde aanwezigheid van Gounod, Saint-Saëns en César Franck, en naar körnen. Deze tegenstelling trof Bruckner dermate, dat zij tot Londen, waar hij als orgelimprovisator grote successen oogstte. uitdrukking kwam in de Finale van zijn Derde Symfonie: ‘de Inderdaad nam Bruckners zelfvertrouwen toe. Een treffend Polka duidt op de humor en de vrolijkheid in de wereld - het bewijs hiervan vormt het feit, dat hij tijdens de Weense Wereld- koraal op het treurige, smartelijke in haar’. Bruckner heeft wel tentoonstelling in 1873 een eigen Bruckner-avond organiseerde in eens meer commentaren bij zijn symfonieen geleverd, die een de grote zaal van de Musikverein, waar hij zijn Tweede Symfonie beetje naief aandoen. Doch voor degenen, die in Bruckners dirigeerde met hetzelfde orkest, dat kort te voren deze partituur symfonieen uitsluitend streng-abstracte muzikale bouwwerken als ‘onspeelbaar’ had afgewezen ! Deze uitvoering werd een willen zien, is zulk een uitlating van de componist leerzaam, groot succes, - het enige dat Bruckner als componist-dirigent ooit omdat eruit blijkt, dat er tussen zijn levens- en zielservaringen heeft mögen beleven. Hij zette zieh vol vertrouwen aan de en zijn kunstwerken wel degelijk verband bestaat. In Bruckners compositie van zijn Derde Symfonie. Derde Symfonie körnen verscheidene episodes voor, die Het was wederom Johann Herbeck, die voor dit werk daad- kenmerkend zijn voor het gulle, typisch Oostenrijkse muziek- werkelijke belangstelling toonde. Hij plaatste Bruckners Derde op gevoel. Dit geldt voor het tweede thema van het eerste deel, dat een der programma’s van de Gesellschaftskonzerte, doch vóór hij zeer verwant is met Schuberts geest en ook voor de gehele toon met de repetities kon beginnen, overleed hij. De componist werd van het Scherzo, waarin de volksdansachtige wendingen reeds nu uitgenodigd zijn werk zelf te dirigeren. Deze uitvoering enigszins op Mahler vooruitlopen. Gustav Mahler behoorde bij (16 december 1877) liep uit op een jammerlijk fiasco. De zaal het groepje getrouwen, dat Bruckner omringde na de zo was reeds siecht gevuld, doch tijdens de vertolking verdween het erbarmelijk siecht ontvangen eerste uitvoering van zijn Derde publiek geleidelijk. Een klein groepje leerlingen van Bruckner Symfonie. ‘Meister in tiefster Ehrfurcht trachtte de pijnlijke situatie door geestdriftig applaus te redden, gewidmet’ Staat boven de partituur. Bruckner was er zeer trots op, doch de componist was totaal verslagen en het duurde enige dat hij dit werk aan Wagner mocht opdragen. In de ‘Bayreuther Blätter’ heeft hij na Wagners dood op verzoek van Hans von Wolzogen, uitvoerig beschreven, hoe het bij het aanvaarden van deze opdracht was toegegaan. Bruckner liet Wagner de keuze tussen zijn Tweede en zijn Derde Symfonie. Wagner koos de Derde, getroffen als hij was door het fiere trompet-thema, waarmee het werk begint. ‘Die Trompete hat Hochderselbe besonders erwähnt. . .

W. P.

Het volgende concert serie A: Vrijdag 18 Oktober 1974

Dirigent: Edo de Waart Solist: Harro Ruijsenaars, cello

Mozart Serenade in D, K.V. 204 Strauss Don Quichote

Het volgende concert serie E: Donderdag 31 oktober 1974

Dirigent: Willem van Otterloo Soliste: Mayumi Fujikawa, viool

Rimski-Korsakow Ouverture ‘Groot Russisch Paasfeest’ Glazoenow Vioolconcert J. C. Bach Sinfonia in Bes, opus 18 nr. 2 Hindemith Symfonie ‘Mathis der Maler’