Vanagt 140X220 Pr.6:Vanagt 140X220 Pr.6 02-05-2008 14:47 Pagina 85
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
VanAgt 140x220 pr.6:VanAgt 140x220 pr.6 02-05-2008 14:47 Pagina 85 4 De minister en de drie van Breda Minister van Agt. Dat deze brief anoniem is vind ik zelf heel erg, maar van u wil ik geen brief terug ontvangen. U denkt een menselijk werk te doen, maar u doet het meest onmense - lijke wat u zou kunnen doen, namelijk de weg vrij maken voor nieuwe po - groms. Met de o zo goede Nederlanders die juichend de vrijheid van de misda - digers zullen begroeten in de mening dat ze daarmee hun schuldige gewe - ten zullen ontlasten, heb ik diep medelijden! De grote stapel brieven vol van angst van mijn moeder, 80 jaar, broer, twee zusters met echtgenoten en hun negen kinderen waarin ze alle ellende die zij doorstaan moesten beschrijven, voordat ze allen in de gasovens gingen, heb ik bewaard, en dat is goed, want als één mens ze moet lezen, dan bent u het. Ik ben 75 jaar. Na mijn overlijden worden ze u gezonden, misschien dat u dan begrijpt welk verraad u heeft gepleegd aan honderdduizenden on - schuldige mensen en kinderen. De schrijver had zijn of haar davidster erbij gestopt ... De brief is er een uit duizenden. Vier verhuisdozen vol over hetzelfde onderwerp bevinden zich in het archief-Van Agt in Nijmegen: ‘De drie van Breda i, ii, ii i en iv’. Vrijwel alle brieven zijn geschreven in de maanden februari en maart 1972. De meeste zijn genummerd en zitten in mappen ‘pro’ en ‘contra’, soms met begeleidend ambtelijk schrijven of voorzien van de krabbel ‘niet beantwoorden’. Een deel bereikte Van Agt via minister-president Biesheuvel of was gericht aan koningin Ju - liana en meteen doorgestuurd naar Justitie. In de dozen zitten ook knipsels, tijdschriftartikelen en stapels brief - kaarten, gebundeld met elastiekjes. Veel brieven beslaan meerdere kant - jes en beginnen met: ‘Hoewel het niet mijn gewoonte is ingezonden brieven te schrijven ...’ of een variant daarop. Het aantal scheldbrieven VanAgt 140x220 pr.6:VanAgt 140x220 pr.6 02-05-2008 14:47 Pagina 86 86 Hoofdstuk 4 en bedreigingen is aanzienlijk. Aan sommige brieven zijn foto’s toege - voegd van slachtoffers van concentratiekampen. 1 Op 16 februari 1972 had Van Agt de Tweede Kamer laten weten dat hij van plan was de laatste gevangen Duitse oorlogsmisdadigers vrij te laten: Aus der Fünten, Fischer en Kotälla. De drie hadden levenslang, maar de minister meende dat verdere voortzetting van hun straf, na bij - na 27 jaar, ‘geen in onze strafrechtspleging erkend doel’ meer kon die - nen. Eerder die dag hadden Van Agt en Biesheuvel alle fractieleiders ge - vraagd een schatting te geven van het aantal voor- en tegenstanders in de eigen fractie. Een optelsom leerde dat een zeer ruime meerderheid van de Kamer achter het kabinet stond. 2 Bijzondere gratie Bijna twee jaar daarvóór, in april 1970, leverde student rechten Wim Nou - wen zijn eindscriptie in bij professor Van Agt: ‘Commentaar op de ant - woorden van acht gevraagden: Wat moet er met de “Drie van Breda” ge - beuren.’ De scriptie behelsde een analyse van een speciale aflevering van Achter het Nieuws , uitgezonden op 27 augustus 1969. Daarin was acht prominente Nederlanders gevraagd of ‘de drie’ moesten worden vrijge - laten. 3 Aanleiding voor de special was het bericht dat minister van Jus - titie Polak, Van Agts voorganger, de Tweede Kamer had gepolst over eventuele vrijlating. In de kantlijn staan potloodstreepjes van Van Agt en de opmerking: ‘Zou de Kroon geen gratie kunnen geven, als de bij - zondere rechter uitsluitend vergeldend heeft gestraft?’ In de slotzin stel - de Nouwen dat de werkelijke oorzaak dat ze nog vastzaten ‘in schaam - rood verzwegen’ werd. Nederlanders die in de oorlog passief waren geweest, zouden de eigen ‘schuld’ als het ware hebben afgeschoven op ‘de drie’. Vijf van de acht ‘gevraagden’ uit Achter het Nieuws waren overigens vóór vrijlating. Onder hen Jacques Presser, bekend van het boek On - dergang over de vervolging van de Nederlandse joden. Hij verklaarde, al - les afwegende, 51 procent vóór en 49 procent tegen te zijn. 4 Via de scriptie werd Van Agt direct geconfronteerd met het vraag - stuk van ‘de drie’. Levenslange gevangenisstraf vloekte met zijn ideeën over humanisering van het strafrecht. Een cijfer voor de scriptie is niet teruggevonden. Het was in elk geval een voldoende, want niet lang daar - na haalde Nouwen de meestertitel en twee jaar later – in 1972 – was hij al werkzaam als advocaat, onder anderen van ... Kotälla. 5 VanAgt 140x220 pr.6:VanAgt 140x220 pr.6 02-05-2008 14:47 Pagina 87 De minister en de drie van Breda 87 In de kantlijn refereerde Van Agt aan de bijzondere rechter en het geven van gratie door de Kroon. Het eerste sloeg op de vijf Bijzondere Gerechtshoven en de Bijzondere Raad van Cassatie, ingesteld na 1945 ter berechting van zware oorlogsmisdadigers – minder zware gevallen werden behandeld door negentien tribunalen. 6 Gratie wilde zeggen dat (een deel van) een opgelegde straf werd omgezet of kwijtgescholden. Gra - tie was geen recht, maar een ‘prerogatief van de Kroon’. Een veroordeelde moest daartoe een verzoek indienen bij de koningin. Zij verleende gra - tie als gunst, onder verantwoordelijkheid van de minister van Justitie. Van ‘herberechting’ was geen sprake. Het instrument beoogde pertinente onrechtvaardigheden op te heffen (kort na de oorlog werd men voor het - zelfde vergrijp veel strenger gestraft dan in de periode daarna), ondoel - matig straffen tegen te gaan en de toepassing van het strafrecht zo hu - maan mogelijk te laten zijn, bijvoorbeeld door rekening te houden met de leeftijd en de gezondheidstoestand van de gedetineerde. 7 Het probleem van deze ‘koninklijke genade’ was de aantasting van het rechtsgevoel van de slachtoffers en hun nabestaanden. Gratiëring, opjarenstelling – omzetting van levenslang in een vrijheidsstraf van eni - ge jaren – en vrijlating was de ene kant van de medaille; extra leed voor tienduizenden de andere. Verder was het onbevredigend dat gratie als het ware uit de lucht kwam vallen. Beslissingen werden achter de scher - men genomen. Het parlement werd er pas achteraf mee geconfronteerd. Waarom deelde Van Agt de Kamer op 16 februari 1972 dan mee dat hij ‘de drie’ wilde vrijlaten? Franz Fischer was schuldig aan de deportatie van 30.000 joden uit Den Haag naar Westerbork en de mishandeling van verdachten van hulp aan joodse onderduikers; Ferdinand aus der Fünten had deelgenomen aan de deportatie van Amsterdamse joden naar Westerbork en Polen, het op transport stellen van patiënten en staf van joodse psychiatrische in - richtingen en het onder dreiging van deportatie afdwingen van ‘vrij - willige’ sterilisatie. 8 Joseph Kotälla was een notoire beul uit kamp-Amers - foort, schuldig aan mishandeling en moord. Alle drie werden eind jaren veertig veroordeeld tot de doodstraf. Fi - scher en Aus der Fünten verzochten gratie, maar het kabinet wees dat af. Beide afwijzingen wachtten daarna op ondertekening door het staats - hoofd. In 1950 kreeg minister van Justitie Struycken van koningin Ju - liana te horen ‘dat zij ernstige gewetensbezwaren had tegen de doodstraf en moeite had door haar handtekening medeverantwoordelijkheid te ne - men’. De minister stemde er uiteindelijk in toe de doodstraf via gratie VanAgt 140x220 pr.6:VanAgt 140x220 pr.6 02-05-2008 14:47 Pagina 88 88 Hoofdstuk 4 om te zetten in levenslang. Een halfjaar later werd Kotälla verminderd toerekeningsvatbaar verklaard en gegratieerd: ook hij kreeg levenslang. 9 Struycken was ervan uitgegaan dat levenslang maximaal twintig jaar gevangenisstraf betekende. Een van zijn opvolgers doorkruiste dit door aan de laatste doodstrafgratiëring – van Willi Lages in 1952 – de voor - waarde te verbinden dat levenslang gestraften niet op jaren konden wor - den gesteld. Desondanks ontwikkelde zich in de loop van de jaren vijf - tig een consistent beleid waarbij oorlogsmisdadigers gelijkgesteld werden met gewone misdadigers wat betreft het regime van strafreductie en voorwaardelijke invrijheidstelling. Levenslang gestraften werden daar - na stelselmatig op jaren gesteld. Begin jaren zestig waren de zwaarste gevallen aan de beurt. De re - gering was niet onder de indruk van de toenemende protesten, totdat zij geconfronteerd werd met de ophef over een artikel waarin de hoog - leraren Van Bemmelen en Pompe vrijlating bepleitten. Dat artikel had een averechts effect. Eind 1964 werden de gratieverzoeken van de laat - ste ‘vier van Breda’ – de genoemde drie plus Lages – afgewezen. De vol - gende jaren werd de publieke opinie steeds gevoeliger voor het onder - scheid tussen goed en fout in de oorlog, mede onder invloed van De Bezetting , de televisieserie van Loe de Jong, en populaire boeken als Pres - sers Ondergang . De vier van Breda werden tot symbolen van de nazi - terreur. 10 In 1966 werd Lages de grens overgezet in het kader van een straf - onderbreking. Hij was ziek en zou niet lang meer te leven hebben. Na een operatie herstelde hij tóch. Lages stierf als vrij man in Duitsland op 2 april 1971 – een slag voor het ministerie van Justitie en veel Nederlandse oorlogsslachtoffers. 11 In 1969 wilde minister Polak de andere drie vrijlaten, maar de Hoge Raad gaf geen positief advies. Polak peilde vervolgens of hetzelfde kon worden bereikt via een nieuwe wettelijke regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling voor levenslang gestraften. Dat leidde tot een golf van publiciteit waarin voor- en tegenstanders over elkaar heen buitelden. De minister kreeg een meerderheid achter zich, maar vond de bezwaren van tegenstanders te groot en zag ten slotte van het plan af. kv p-Kamerlid Theo van Schaik nam het initiatief