BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

GEMEENTE STEIN TOELICHTING

 voorontwerp  ontwerp  vastgesteld door de Raad van de gemeente Stein d.d.

november 2010 B01032/ZC0/1J3/700201 B01032.700201

BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

Inhoud

1 Inleiding ______4 1.1 Aanleiding______4 1.2 Planopzet ______4 1.3 Plangebied ______5 1.4 Leeswijzer ______6

2 Beleidskader______7 2.1 Rijksbeleid ______7 2.1.1 Nota ruimte ______7 2.1.2 Nota mensen, wensen, wonen______8 2.1.3 Nationaal milieubeleidsplan-4 (NMP-4) ______9 2.1.4 Duurzaam bouwen ______10 2.1.5 Veiligheidsbeleid ______11 2.2 Provinciaal beleid ______11 2.2.1 Provinciaal omgevingsplan ______11 2.2.2 Provinciale Woonvisie 2005 ______13 2.3 Regionaal beleid ______15 2.3.1 Regiovisie Westelijke mijnstreek “Ruimte voor nieuwe generaties” ______15 2.3.2 Regionale woonvisie: Wonen in de Westelijke Mijnstreek 2005-2010 ______16 2.3.3 Woonmilieuvisie______17 2.3.4 Convenant duurzaam bouwen______18 2.4 Gemeentelijk beleid ______19 2.4.1 Structuurschets “Stein op weg naar 2015” ______19 2.4.2 Nota parkeerbeleid ______20 2.4.3 Vigerend bestemmingsplan ______21

3 Planbeschrijving ______22 3.1 Planvorming ______22 3.2 Stedenbouwkundige inpassing in de omgeving ______23

4 Uitgangspunten en randvoorwaarden ______26 4.1 Milieu______26 4.1.1 Bodem______26 4.1.2 Geluid ______27 4.1.3 Externe veiligheid______28 4.1.4 Luchtkwaliteit______29 4.1.5 Bedrijven en milieuzonering ______30 4.2 Archeologie en Cultuurhistorie______32 4.3 Water______36 4.3.1 Watertoets ______36 4.3.2 Waterparagraaf ______37 4.4 Ecologie______39 4.5 Verkeer en parkeren ______40

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 2 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

4.5.1 Verkeer ______40 4.5.2 Parkeren ______40 4.6 Civieltechnische aspecten ______42

5 Keuze en verantwoording van bestemmingen ______43 5.1 Systematiek juridische regeling______43 5.2 Verbeelding______43 5.3 Toelichting ______43 5.4 Planregels ______43 5.5 Bestemmingen ‘Maatschappelijk’ en ‘Groen______45

6 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid ______46 6.1 Economische uitvoerbaarheid ______46 6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid ______46 6.2.1 Inspraak ______46 6.2.2 Vooroverleg ______46 6.2.3 Zienswijzen______47

Bijlage 1 Verkennend bodemonderzoek bouwplan Aelserhof te Elsloo ______48

Bijlage 2 Inventariserend Veld Onderzoek te Elsloo (locatie Aelserhof) ______49

Bijlage 3 Reacties vooroverleg ______50

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 3 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

HOOFDSTUK 1 Inleiding

1.1 AANLEIDING

Stichting Maaskant Wonen is voornemens samen met Vivantes Zorggroep op de locatie Aelserhof te Elsloo, ter plaatse van de handbalvelden, zorgvoorzieningen te realiseren. Het zorgprogramma zal bestaan uit 48 verpleeghuisplaatsen met ondersteunende en algemene voorzieningen, 18 zorgwoningen en een gezondheidscentrum in de vorm van een AHOED (Apotheek en huisartsen onder een dak) en een praktijk voor fysiotherapie.

Het initiatief vindt plaats in het kader van de transformatie van de organisatie van Vivantes Zorggroep. De capaciteit ‘licht’ wordt gefaseerd afgebouwd van 423 naar 256 plaatsen. Hiervoor in de plaats komen 136 ‘zwaar’ en een uitbreiding en intensivering van het extramurale aanbod verzorgd wonen als toekomstig alternatief voor de “klassieke” verzorgingshuispopulatie. Het onderhavige project voorziet in de realisatie van 48 plaatsen op het voormalige handbalterrein aan de Charles de Gavrestraat in Elsloo.

Het voornemen tot realisatie van zorgvoorzieningen sluit aan bij de doelstellingen welke de gemeente Stein in haar Structuurschets “Stein op weg naar 2015” heeft aangegeven, welke tot doel hebben om zowel de commerciële- als de gemeenschapsvoorzieningen van de gemeente Stein, van een grondige opknapbeurt te voorzien. Aan deze visie liggen de volgende uitgangspunten ten grondslag: - Verbetering uitstraling centrum. - Versterking koopkrachtbinding. - Toevoeging woonfunctie. - Ontwikkeling multifunctioneel centrum. - Herinrichting openbare ruimte/parkeren. - Realiseren van woon-zorg voorzieningen.

Het laatst genoemde uitgangspunt sluit aan bij het voorgestane initiatief.

Het bouwplan dat voorziet in het gebruik ten behoeve van zorgdoeleinden is in strijd met het vigerende bestemmingsplan “Kern Elsloo”. Derhalve dient het voorliggende nieuwe bestemmingsplan te worden opgesteld.

1.2 PLANOPZET

Met de gekozen bestemmingsplanmethodiek wordt aangesloten op het systeem dat toegepast wordt op plannen elders in de gemeente Stein zodat op termijn sprake is van een uniforme bestemmingsregeling voor heel Stein.

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 4 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

De kaders worden bepaald door de artikelen 3.1.2 en 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro) genoemde onderdelen waarin een bestemmingsplan tenminste dient te voorzien:

- Verbeelding: Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen in het plangebied aangegeven. Deze bestemmingen zijn gerelateerd aan de in de regels opgenomen juridische regeling.

- Planregels: Hierin is het gebruik van de binnen het plangebied aangegeven gronden, bouwwerken en ander gebruik van de gronden juridisch geregeld. Per bestemming zijn doelen of doeleinden aangegeven.

- Toelichting: In de toelichting worden de aan het plan ten grondslag liggende gedachten en de uitkomsten van het in artikel 3.1.6 Bro genoemde onderzoek (bestaande toestand en mogelijke en gewenste ontwikkeling) opgenomen. Daarnaast dienen de uitkomsten van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro deel uit te maken van de toelichting.

1.3 PLANGEBIED

De luchtfoto in afbeelding 1.1 geeft de situatie ter plaatse weer. Het betreft de voormalige handbalvelden, die middels een rode cirkel zijn aangegeven. Het plangebied is gelegen aan de Charles de Gavrestraat, in de directe nabijheid van het woonzorgcentrum Aelserhof (aangeduid met een zwart kader). Een massastudie heeft uitgewezen dat het terrein geschikt is voor een bouwvolume van 48 plaatsen verpleeghuiszorg, een behandelcentrum en 18 zorgwoningen.

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 5 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

Afbeelding 1.1 Het plangebied

1.4 LEESWIJZER

In de toelichting wordt een en ander op de volgende wijze beschreven. Hoofdstuk 2 beschrijft de visies die er op de verschillende bestuursniveaus zijn ten aanzien van het plangebied (beleidskader). In hoofdstuk 3 wordt het voornemen nader toegelicht. In hoofdstuk 4 wordt aangegeven welke uitgangspunten en randvoorwaarden er met betrekking tot de toekomstige ontwikkelingen in het plangebied in acht dienen te worden genomen. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 de juridische regeling kort belicht. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 aangegeven of en op welke wijze het plan economisch en maatschappelijk uitvoerbaar wordt geacht.

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 6 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

HOOFDSTUK 2 Beleidskader

2.1 RIJKSBELEID

In deze paragraaf worden relevante vigerende beleidsstukken van het Rijk aangehaald. Het betreft beleidsstukken inzake de onderwerpen wonen, werken en milieu.

2.1.1 NOTA RUIMTE

De Nota Ruimte - op 27 februari 2006 in werking getreden – is een nota van het Rijk, waarin de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland zijn vastgelegd. In de Nota Ruimte gaat het om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020 met een doorkijk naar 2030. Hierin worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland (RHS) een belangrijke rol speelt. De nota heeft vier algemene doelen: versterken van de economie (oplossen van ruimtelijke knelpunten), krachtige steden en een vitaal platteland (bevordering leefbaarheid en economische vitaliteit in stad en land), waarborging van waardevolle groengebieden (behouden en versterken natuurlijke, landschappelijke en culturele waarden) en veiligheid (voorkoming van rampen).

In de nota staat ‘ruimte voor ontwikkeling’ centraal en gaat het kabinet uit van het motto ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’. Deze nota ondersteunt gebiedsgerichte, integrale ontwikkeling waarin alle betrokkenen participeren. Het accent verschuift van ‘toelatingsplanologie’ naar ‘ontwikkelingsplanologie’. ‘Ruimte voor ontwikkeling’ betekent ook dat het rijk voor ruimtelijke waarden van nationaal belang waarborgen creëert om die te kunnen behouden en ontwikkelen. Deze vier doelen worden in onderlinge samenhang nagestreefd en zijn een uitdrukking van de voornaamste ruimtelijke beleidsopgaven die het kabinet ziet voor de kortere en langere termijn.

Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is om ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat, maakt het nodig dit op een efficiënte en duurzame wijze te doen en niet alleen in kwantitatieve, maar ook in kwalitatieve zin vorm te geven. Daarbij is het belangrijk dat iedere overheidslaag in staat wordt gesteld de eigen verantwoordelijkheid waar te maken.

Voor heel Nederland wordt een beperkt aantal generieke regels gehanteerd onder de noemer ‘basiskwaliteit’: dat zorgt voor een heldere ondergrens op het gebied van bijvoorbeeld veiligheid, milieu, verstedelijking, groen en water.

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 7 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

Het is de verantwoordelijkheid van provincies en (samenwerkende) gemeenten om dit generieke ruimtelijke beleid integraal en concreet gestalte te geven en integraal op elkaar af te stemmen zowel bij planvorming als uitvoering en daarmee te zorgen voor basiskwaliteit. Uitzondering hierop vormen vastgelegde rijksverantwoordelijkheden, zoals die voor de hoofdinfrastructuur.

Een aantal ruimtelijke structuren en netwerken dat in belangrijke mate ruimtelijk structurerend is voor Nederland als geheel, vormt samen de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur. Opgebouwd vanuit deze twee invalshoeken, bevat deze nota de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land.

Resumé De Nota Ruimte bevat geen specifieke uitgangspunten ten aanzien van het initiatief tot realisatie van zorgvoorzieningen en bijbehorende –woningen. In het onderhavige plan worden de bijzondere kwaliteiten van Elsloo behouden doordat de te realiseren zorgvoorziening en -woningen zich bevinden in de kern en overige (buitengebied) contouren volledig in tact gelaten worden. Eveneens wordt in het stedenbouwkundige plan uitdrukkelijk aansluiting gezocht bij de bestaande bebouwing. Hierdoor worden de typerende kenmerken (o.a. stijl, afmetingen, situering vanaf de weg) van de bestaande bebouwing in tact gelaten. De voorgestane ontwikkeling is niet in strijd met bovenstaand beleid.

2.1.2 NOTA MENSEN, WENSEN, WONEN

De Nota “Mensen, wensen, wonen” (november 2000) is opgezet onder het motto “de burger centraal”. Daarbij wordt veel aandacht besteed aan de individualisering van de samen- leving. In de nota wordt uitgegaan van drie uitgangspunten: . Meer keuzevrijheid voor burgers. . Aandacht voor maatschappelijke waarden. . Betrokken overheid bij beheerste marktwerking.

Aan de hand van deze drie uitgangspunten zijn vijf kernthema’s benoemd: . Zeggenschap over woning en woonomgeving vergroten. . Kansen scheppen voor mensen in kwetsbare posities. . Wonen en zorg op maat bevorderen. . Stedelijk woonklimaat verbeteren. . Groene woonwensen faciliteren.

Deze nota geeft richting aan veranderingen in het woningbouwbeleid. Net als in de Nota ruimte staat kwalitatieve woningbouw nu centraal. Daarbij speelt de overheid een andere, meer betrokken rol. In de interactieve samenleving, zo wordt gesteld, zal deze overheid het in toenemende mate van wilsovereenstemming moeten hebben. Het gaat om het principe van prestatie en tegenprestatie die als basis dient voor transacties tussen de partijen.

Resumé In het onderhavige plan is expliciet aandacht besteed aan kwalitatieve woningbouw door het faciliteren van wonen en zorg op maat. Het aantal mensen dat behoefte heeft aan een gecombineerde woon-zorgvoorziening neemt in de komende decennia fors toe.

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 8 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

Het woonbeleid beoogt de ontwikkeling te bevorderen van op maat gesneden woon- zorgarrangementen, die nauw aansluiten bij de (individuele) behoeftes en wensen van zorgbehoevenden.

2.1.3 NATIONAAL MILIEUBELEIDSPLAN-4 (NMP-4)

In het Nationaal Milieubeleidsplan-4 “Een wereld en een wil”, vastgesteld door het Kabinet d.d. 8 juni 2001, wordt het toekomstige milieubeleid uitgewerkt. Er wordt een beeld geschetst van de toekomst over 30 jaar bij ongewijzigd beleid.

Dit beeld ziet er ingrijpend anders uit dan de door de overheid gewenste situatie. Het milieubeleid is de afgelopen jaren weliswaar succesvol geweest, maar echte oplossingen voor de grote milieuproblemen zijn er nog niet. Dit is voor een belangrijk deel te wijten aan het feit dat de grote milieuproblemen sterk verweven zijn met de huidige maatschappelijke ordening.

Inherent aan deze verwevenheid is dat het gat tussen de gewenste situatie en de verwachte situatie structureel groter wordt en de ontkoppeling tussen economische groei en milieubelasting niet in zicht komt. Er is een aantal samenhangende barrières te onderscheiden dat het oplossen van de grote milieuproblemen in de weg staat. Niet alleen in Nederland, maar ook in de internationale context van de milieuproblemen spelen deze barrières een rol.

In het NMP-4 wordt gesteld dat deze barrières feitelijk systeemfouten in de huidige maatschappelijk ordening zijn; in het bijzonder het economische systeem en de thans functionerende instituties. Alleen door middel van systeeminnovaties kunnen de genoemde barrières worden geslecht. De leidende beginselen die worden genoemd om deze systeeminnovaties te bewerkstelligen zijn preventie, voorzorg (uitgaan van maximale risico), bestrijding aan de bron, ‘de vervuiler betaalt’ en ALARA (zo laag als redelijkerwijs mogelijk is).

Om deze doelen te bereiken dient er een nieuw beleidskader te worden opgesteld waarin de rol van de overheid bestaat uit stimuleren, het scheppen van de juiste omstandigheden en het sturen en handhaven. Het NMP-4 legt het beleid neer ten aanzien van duurzame (hernieuwde) energie: winning, transport en gebruik van energie op een manier die wereldwijd betrouwbaar, veilig, betaalbaar, emissiearm en efficiënt is.

Resumé Het Nationaal Milieubeleidsplan biedt geen concrete uitgangspunten en randvoorwaarden voor de realisatie van het voorgestane initiatief. Tevens is het voornemen niet strijdig met bovenstaand beleid. In paragraaf 4.1 “Milieu” van deze toelichting wordt dit aspect nader belicht.

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 9 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

2.1.4 DUURZAAM BOUWEN

Onder duurzaam bouwen, ook milieubewust of ecologisch bouwen genoemd, wordt verstaan:

‘het op zodanige wijze bouwen en beheren van gebouwen dat de schade voor het milieu in alle stadia, van ontwerp tot sloop zoveel mogelijk beperkt blijft’.

Essentieel hierbij is de onderlinge verwevenheid van ruimtelijke schaalniveaus en bouw- sectoren. Bouwen zal in alle fasen van het bouwproces moeten gebeuren met een verantwoordelijkheid voor het milieu.

Tegen deze achtergrond is door het ministerie van VROM een aanpak geformuleerd die er op gericht is duurzaamheidaspecten een sterkere en op termijn vaste positie te geven in de besluitvorming over de inrichting van de gebouwde omgeving. Met dit plan, het zgn. “Plan van aanpak Duurzaam Bouwen” wordt een schaalsprong gemaakt van experimenten op het gebied van duurzaam en energiezuinig bouwen naar een meer stelselmatige toepassing van deze principes in de brede bouwstroom. Duurzaam en energiezuinig bouwen dient vanzelfsprekend te worden in zowel de woning- en utiliteitsbouw. Met meer recente publicaties zoals het Pakket Duurzaam Bouwen en Bouwstenen voor een duurzame stedenbouw worden verdere stappen in deze richting gezet. Daarnaast worden in de Derde Energienota plannen uiteengezet om de komende jaren het energiegebruik in Nederland fors terug te dringen en het gebruik van duurzame energie te vergroten. Ook de bouw zal daar een aandeel in moeten leveren door bijvoorbeeld een geleidelijke aanscherping van de energieprestatienorm.

Reeds in de stedenbouwkundige planfase moet rekening gehouden worden met principes van duurzaam bouwen. Bebouwing kan op de zon worden gericht en belemmeringen door gebouwen onderling kunnen worden beperkt om zoveel mogelijk gebruik te kunnen maken van zonne-energie voor ruimte- en tapwaterverwarming. Ook wind- en geluidshinder kunnen hierdoor aanzienlijk worden beperkt. Tijdens de bouw kan door zuinig om te gaan met materialen worden voorkomen dat er onnodig afval ontstaat. Door te kiezen voor duurzame, milieuvriendelijke materialen (bijvoorbeeld geen hardhout, geen PVC) kan in een latere fase bij onderhoud, renovatie of sloop de hoeveelheid (niet te hergebruiken) afval zo klein mogelijk worden gehouden. Op buurtniveau kan worden bijgedragen aan het milieu door de aanplant van groen (zuurstofproductie), een goede openbaar vervoer- en langzaam verkeersstructuur en de ontmoediging van het autoverkeer.

Resumé Waar mogelijk en ruimtelijk relevant, zullen duurzaamheidsmaatregelen in de ontwikkeling van de zorgvoorzieningen opgenomen worden.

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 10 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

2.1.5 VEILIGHEIDSBELEID

Het bieden van bescherming en veiligheid wordt beschouwd als een van de kerntaken van de overheid. Door toename van de criminaliteit is het algemene gevoel van veiligheid onder druk komen te staan. Het is noodzakelijk gebleken om de uitvoering van die kerntaak te intensiveren en te vernieuwen. Het Kabinet heeft daartoe o.m. in juli 1995 de nota “Veiligheidsbeleid” aan de Tweede Kamer aangeboden. In deze nota wordt de noodzaak van intensivering en vernieuwing van zowel de inhoud als de organisatie van het veiligheidsbeleid onderschreven.

Het Kabinet benadrukt dat de kansen en mogelijkheden van preventie meer gestimuleerd en benut moeten worden. Een goede en veilige uitvoering van de woonomgeving maakt daar van deel uit. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden in sociale- en verkeersveiligheid. In het kader van de sociale veiligheid wordt gestreefd naar een overzichtelijke en goed verlichte woonomgeving met een hoge sociale controle waarbij bijzondere aandacht besteed dient te worden aan voet- en fietsroutes, openbare voorzieningen zoals bushaltes, telefooncellen en brievenbussen en openbaar groen. Bij verkeersveiligheid ligt het accent op het verminderen van het autoverkeer en het stimuleren van het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets. In het eerste geval kan sturend worden gewerkt door een aangepaste vormgeving van de wegenstructuur en locatie van parkeervoorzieningen. In het tweede geval ligt het accent op de verbetering van het openbaar vervoerssysteem en verbetering van het langzaam verkeersroute stelsel.

Resumé De ligging van de zorgvoorzieningen maakt de kern overzichtelijk doordat zij geïntegreerd worden in de bestaande kern en haar bebouwingscontour. De aansluiting van de zorgvoorzieningen binnen de bestaande bebouwingscontour draagt bij aan de veiligheid door hoge sociale controle van de buurtbewoners en –gebruikers.

2.2 PROVINCIAAL BELEID

2.2.1 PROVINCIAAL OMGEVINGSPLAN LIMBURG

Algemeen Op 22 september 2006 is een nieuw Provinciaal Omgevingsplan (POL) vastgesteld door Provinciale Staten van Limburg. Vervolgens is het nieuwe POL op 1 december 2006 gepubliceerd en daarmee in plaats getreden van het tot dan toe vigerende POL uit 2001. In 2008, 2009 en 2010 is het POL op onderdelen geactualiseerd. Net als het ‘oude’ POL is het POL 2006 een integraal plan dat verschillende, bestaande plannen voor de fysieke omgeving op de beleidsterreinen milieu, water, ruimte, mobiliteit, cultuur, welzijn en economie integreert. Het bevat de provinciale visie op de ontwikkeling van de kwaliteitsregio Limburg en beschrijft de ambities, de context en de hoofdlijnen van aanpak voor onderwerpen waarbij de provincie een rol speelt. Het POL 2006 is het beleidskader voor de toekomstige ontwikkelingen van Limburg tot een kwaliteitsregio. In 2009 is het POL geactualiseerd met de POL-aanvulling “Verstedelijking & Limburgs kwaliteitsmenu” (2009), deze zal hier kort worden beschouwd.

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 11 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

Kaart Perspectieven Ter beoordeling van toekomstige ontwikkelingen is de zogenaamde POL-kaart ‘Perspectieven’ vervaardigd welke onderscheid maakt in tien ruimtelijke perspectieven. Uit de uitsnede van de POL-kaart valt op te maken dat voor de projectlocatie perspectief P9: “stedelijke bebouwing” van toepassing is (zie afbeelding 2.2). De ‘Stedelijke bebouwing’ (P9) omvat de aanwezige of als zodanig reeds bestemde woon- en winkel- en voorzieningengebieden, bedrijventerreinen en bijbehorende wegen. Er is hier in veel gevallen nog de nodige ontwikkelingsruimte. De verstedelijkingsopgave wordt voor zover mogelijk hier ingevuld, met in achtneming van de randvoorwaarden vanuit het watersysteem. Waar nodig wordt hier door herstructurering de vitaliteit van buurten en wijken geborgd. Het plangebied is tevens gelegen binnen de grens “stedelijke dynamiek”. Stedelijke dynamiek wordt omschreven als een continu proces van verandering en vernieuwing, intensief ruimtegebruik, samengaan van verschillende leefstijlen en een breed scala aan ontmoetingsplaatsen waar informatie, diensten en goederen worden uitgewisseld. Zeven stadsregio’s (waaronder de Westelijke mijnstreek waarbinnen dit plangebied is gelegen) krijgen ruimte voor opvang van de stedelijke dynamiek in de provincie. Daar is ruimte voor stedelijke milieus, daar ligt het accent bij het bieden van een gevarieerd cultuuraanbod en hoogwaardige voorzieningen. Binnen de bestaande bebouwing verdienen de stedelijke centrumgebieden bijzondere aandacht, levendige gebieden met een sterke menging van functies. Hier komt de stedelijke dynamiek bij uitstek tot uiting. Behoud en versterking van die vitaliteit van binnensteden is uitgangspunt. Bijzonder belang wordt gehecht aan de aanwezigheid in centrumgebieden van woonfuncties en stedelijke voorzieningen (publieksgerichte kantoren, stedelijke recreatie, recreatief winkelen). Afbeelding 2.2 Uitsnede kaart “Perspectieven”

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 12 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

Themakaarten Blauwe, Groene en Kristallen Waarden Om bepaalde basiswaarden te beschermen en te versterken heeft de provincie een drietal kaarten ontwikkeld waarop deze basiswaarden aangeduid worden. Het betreft de kaarten: Blauwe Waarden, Groene Waarden en Kristallen Waarden. Op deze kaarten wordt het onderhavige plangebied niet specifiek aangeduid.

Resumé Het plangebied maakt deel uit van perspectief 9: ‘Stedelijke bebouwing’ en ligt binnen de grens van “stedelijke dynamiek”, waar enige ontwikkelingsruimte mogelijk is. De planlocatie betreft een inbreidingslocatie en draagt bij aan een vitale leefomgeving met menging van functies. In dit kader wordt door herstructurering van de locatie de vitaliteit van de buurt gewaarborgd.

2.2.2 PROVINCIALE WOONVISIE 2005

Naar aanleiding van onder meer de bevindingen met de Regionale Volkshuisvestingsplannen (RVP’s) en demografische trends en ontwikkelingen is de Provincie al in 2004 gestart met het actualiseren van het beleid op het gebied van bouwen en wonen. Mede op basis van de resultaten van de dialoog met de partijen in het veld en de regiospecifieke agenda's, hebben Gedeputeerde Staten uiteindelijk op 10 mei 2005 de Provinciale Woonvisie Limburg vastgesteld. In de woonvisie geeft de provincie haar beleidskeuzen tot 2010 met een doorkijk naar 2020. Het streven is een ontspannen woningmarkt te creëren, zowel in kwantitatieve als kwalitatieve opzicht. De woonvisie spitst zich toe op het maken van tweezijdige afspraken over een selectieve regionale agenda van onderwerpen die betrokkenen per regio meest relevant vinden.

Zonder een complete samenvatting te geven van de Provinciale Woonvisie worden hier in kort bestek de belangrijkste beleidskeuzen genoemd die in dit document zijn aangegeven. In de Provinciale Woonvisie wordt een aantal trends geconstateerd met betrekking tot de toekomstige woningmarktontwikkelingen. Voor heel Limburg geldt dat de bevolking ouder wordt. Dat vraagt op het vlak van wonen, welzijn en zorg grote inspanningen. Voor het stedelijk gebied Westelijke Mijnstreek geldt tevens als uitdaging dat de woonwensen zich deels richten op identiteit en op een ‘begrijpelijke‘ schaal worden geconcretiseerd. De volgende beleidskeuzen zijn in de Provinciale Woonvisie gemaakt:

Beleidskeuze uitbreidingsbehoefte (kwantitatieve opgave):

Stap 1: een in kwantitatief opzicht ontspannen woningmarkt Het tekort aan woningen wordt in de periode tot 2010 teruggedrongen met 75%, en is in 2020 volledig weggewerkt. Met name voor de stedelijke gebieden wordt wat extra ruimte gecreëerd, omdat herstructurering nu eenmaal schuifruimte nodig heeft om vaart te kunnen krijgen. Daarbij wordt aangesloten op de reeds gemaakte afspraken tussen rijk, gemeenten en provincie.

Stap 2: werken binnen bandbreedten De ondergrens geldt als absoluut nastreefbaar, als terughoudend antwoord op het tekort, de migratie en de huishoudensverdunning. De bovengrens geldt als bijzondere ambitie, waarbij het antwoord op genoemde ontwikkelingen ruim voldoende wordt geacht.

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 13 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

Daarbij wordt met dit programma op de woningmarkt ruimte geschapen voor verhuisbewegingen, die – althans in kwantitatief opzicht – huishoudens in staat stellen hun woonwens te optimaliseren en die het mogelijk maakt herstructureringsprocessen op gang te houden. Deze marges worden naar rato doorvertaald naar de regio’s.

Voor de regio Westelijke Mijnstreek geldt voor de periode 2004-2010 een bandbreedte tussen 1.000 en 2.000 woningen en voor de periode 2010-2020 een zelfde bandbreedte van 1.000 - 2.000 woningen. Ieder woningbouwplan zal door de gemeente worden getoetst aan de uitgangspunten van de regionale agenda uit de provinciale woonvisie.

Stap 3: huishoudensontwikkeling, migratie en markt volgen, wanneer nodig koers bijstellen Op basis van goede argumenten en aan de hand van monitoring kunnen de bandbreedten in de loop van de tijd worden gewijzigd of verruimd. Die argumenten moeten zijn gerelateerd aan de woningmarkt, de woningbehoefte en aan kwalitatieve doelstellingen. Er wordt bij aanpassing van bandbreedten vanzelfsprekend wel gelet op de samenhang tussen regio’s.

Beleidskeuze kwalitatieve opgave:

Stap 1: ontspannen woningmarkt, ook in kwalitatief opzicht Brede keuzemogelijkheden voor de woonconsument, minder ‘gemiddeld’ aanbod en meer ‘bijzonder’ aanbod, innovatief en consumentgestuurd. Aandacht voor woonmilieus en voor te waarborgen of nieuw te scheppen kwaliteiten. Goede mogelijkheden voor starters, door doorstroming en door bijzondere initiatieven. Een gevarieerd aanbod voor ouderen.

Stap 2: meer variatie bij grondgebonden woningen in koop- en huursector In de grote stedelijke gebieden gelden de volgende uitgangspunten: - Centrum en rond centrum: aandacht voor grote, grondgebonden stadswoningen met stadstuin, maar ook beknopte kleine stadswoningen voor starters. - Wijken aan de rand van de stad: steviger kavels, grote woningen - De echte stadsranden: echt groen wonen.

Stap 3: aandacht voor groter wordende groep ouderen, gevarieerd aanbod creëren Woonwensen van ouderen zijn net zo gevarieerd als die van twintigers of veertigers. Koop of huur, landelijk of stedelijk, groot of klein, grondgebonden of gestapeld. Er moet veel breder worden meegedacht, in plaats van ‘waarnemend’ te denken en de vraag van ouderen onmiddellijk door te vertalen in appartementen met lift van 70 m². De essentie is: zijn de bij voorkeur zeer gevarieerde woningen intern en extern goed toegankelijk, met alle woonfuncties zonder hindering op één niveau bereikbaar, en met voorzieningen en diensten om de hoek of juist aan huis.

Resumé Het project voorziet met de realisatie van 48 verpleeghuisbedden en 18 zorgwoningen in een substantiële bijdrage ten aanzien van stap 3 ‘aandacht voor ouderen’ en het ‘creëren van een gevarieerd aanbod’ van dergelijke zorgwoningen en voorzieningen. Het betreft een reorganisatie van de zorgvoorziening die leidt tot een kwalitatieve bijdrage aan ‘stap 3’ uit dit beleid.

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 14 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

2.3 REGIONAAL BELEID

2.3.1 REGIOVISIE WESTELIJKE MIJNSTREEK “RUIMTE VOOR NIEUWE GENERATIES”

Met de regiovisie geven gemeenten en provincie – binnen het Stedelijk Netwerk Zuid Limburg – duidelijkheid over hun consistente visie en hun prioriteiten aan het Rijk, wat daarmee een krachtige uitnodiging aan het Rijk is om te participeren in de ontwikkelingen in de Westelijke Mijnstreek (gemeenten Stein, , Schinnen, en Sittard-Geleen).

De visie is het resultaat van de regiodialoog Westelijke Mijnstreek dat erop gericht is om een gezamenlijke regionale agenda te bepalen van projecten en initiatieven van bovenregionaal belang. Daarnaast was de geplande verbreding van de A2 tussen de knooppunten het Vonderen en Kerensheide een aanleiding om naar synergie te zoeken tussen die ontwikkeling en andere gewenste ontwikkelingen in het gebied. Een inspirerende en integrale visie op de duurzame ontwikkeling van deze A2-zone tussen Maasbracht en Beek moet de basis leggen voor een gezamenlijke aanpak van marktpartijen en overheden om belangrijke projecten in dit gebied in samenhang te ontwikkelen en zo de regio in sociaal, fysiek én economisch opzicht te versterken.

De regiovisie is leidend voor de inbreng in het overleg met het Rijk, onder andere in het MIRT-overleg. Deze regiovisie heeft niet primair tot doel om een nieuwe toekomst voor de regio uit te tekenen. De kracht van de regiovisie zit in het verscherpen van de visie, het vergroten van samenhang, het concretiseren van samenwerking, het creëren van focus en het versneld realiseren van belangrijke projecten. In deze regiovisie is de visie van de Ontwikkelingsagenda Nationaal Stedelijk Netwerk Zuid-Limburg verscherpt voor de Westelijke Mijnstreek. In de Ontwikkelingsagenda is vastgelegd dat het hoogtechnologische industriële cluster en sport in de Westelijke Mijnstreek onderscheidend zijn op de schaal van Zuid-Limburg. De regiovisie geeft hier een uitwerking aan. Vanuit de Ontwikkelingsagenda van het Stedelijke Netwerk Zuid-Limburg en de Limburgagenda is gezamenlijke focus aangebracht in de vorm van vier speerpunten, te weten: . Hoogtechnologische bedrijvigheid. . Transformatie van de woningvoorraad. . Ontwikkeling van de sportzone. . Landschappelijke inpassing.

Vanuit deze ontwikkelingsagenda voor het Stedelijk Netwerk Zuid-Limburg en de daarmee samenhangende Limburgagenda zijn de belangrijkste opgaven voor Zuid-Limburg de volgende: . Innovative community: economische structuurversterking (incl. arbeidsmarkt); euregionale bereikbaarheid en mobiliteit; integrale gebiedsgerichte ontwikkeling. . Work-Life Balance: culturele kwaliteit; Nationaal Landschap Zuid-Limburg; stedelijke kwaliteit.

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 15 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

Resumé De Regiovisie Westelijke mijnstreek “Ruimte voor nieuwe generaties” biedt geen specifieke uitgangspunten en randvoorwaarden voor het voorgestane initiatief. Het aspect ‘zorg’ wordt nauwelijks in deze visie belicht. Dit wil niet zeggen dat het voornemen strijdig is met bovenstaand beleid, immers de regiovisie gaat in op regionale ontwikkelingen die met name betrekken hebben op economie, woningvoorraad, recreatie en landschap.

2.3.2 REGIONALE WOONVISIE: WONEN IN DE WESTELIJKE MIJNSTREEK 2005-2010

De gemeente Stein vormt samen met de gemeenten Beek, Schinnen en Sittard-Geleen een regio op het gebied van volkshuisvesting. Deze gemeenten - samen Westelijke Mijnstreek - hebben in februari 2006 de regionale woonvisie “Wonen in de Westelijke Mijnstreek, uitgangspunten en voorwaarden 2005-2010” vastgesteld.

Deze woonvisie vormt de concrete uitwerking van de Provinciale Woonvisie Limburg voor de regio. De kern van de woonvisie komt neer op het aanbrengen van een bepaalde volgorde/onderverdeling in de bouwplannen. Op basis van een bepaalde hardheid van bestaande/lopende plannen is een verdeling gemaakt in een basisprogramma (B), een reserveprogramma (R) en een ambitieprogramma (A). . B-programma. Hierin zijn de plannen opgenomen, waaraan de gemeenten zich reeds op de een of andere wijze hebben verbonden. Deze plannen kunnen zonder meer worden uitgevoerd. . R-programma. Deze dienen als achtervang voor plannen uit het B-programma. Dit betekent dat, mocht een plan uit het B-programma om wat voor reden dan ook niet doorgaan, een plan uit het R-programma hiervoor in de plaats kan treden. Verder kunnen de plannen uit het R-programma worden uitgevoerd, als het totale B- programma is uitgevoerd. . A-programma. Deze plannen maken onderdeel uit van het locale woningbouwprogramma en bestaan uit een mix van harde(re) en zachte plannen en zijn gepland om in de nabije toekomst (wellicht) tot uitvoering te worden gebracht. Over deze plannen ligt nog een sluier van enige onzekerheid. Ook de plannen uit het A-programma kunnen worden ontwikkeld. Hiertoe moet aan een tweetal voorwaarden worden voldaan. Ten eerste moet de opgave uit het B-programma zijn volbracht en ten tweede moet het desbetreffende plan zowel kwantitatief als kwalitatief op regionaal niveau zijn afgestemd. Verder is in de regionale woonvisie vermeld dat het de bedoeling is om meer te sturen op kwaliteit. Voor de periode tot 2010 is dit echter in beperkte mate mogelijk, gelet op de genoemde hardheid van bepaalde plannen. Het daadwerkelijk sturen van plannen op kwaliteit zal daarom eerst aan de orde komen in de periode vanaf 2010. De nu voorliggende woonvisie moet dan ook meer worden gezien als een stuk dat betrekking heeft op de overbruggingsperiode tot aan 2010.

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 16 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

In het uitvoeringsprogramma voor de Westelijke Mijnstreek wordt de komende jaren nadrukkelijk ingezet op: . Herstructurering. . Wonen, Welzijn en Zorg. . Stedelijk klimaat. . Vitale kernen en dorpen. . Behoud en uitbreiding van groen- en landschappelijke waarden.

Resumé Met betrekking tot het project is met name ‘Vitale kernen en dorpen’ van belang. Daarin wordt gesteld dat naast stedelijke, regionale en bovenregionale voorzieningen ook het voorzieningenniveau in kleine kernen en buurten een belangrijk aandachtspunt is. Al sinds enkele jaren wordt geconstateerd dat jongeren en jonge gezinnen wegtrekken uit kleine kernen en buurten. Ook voor ouderen is het er niet altijd meer aantrekkelijk om te wonen vanwege het tekort aan voorzieningen. Er is weliswaar sprake van een hoge ‘kernbetrokkenheid’ maar het voorzieningenniveau en de leefbaarheid in kleine kernen en buurten vraagt de komende jaren veel aandacht. De realisatie van zorgvoorzieningen zal het voorzieningsniveau en de leefbaarheid van de kern Elsloo substantieel verhogen.

2.3.3 WOONMILIEUVISIE

Door de regiogemeenten is in 2007 gestart met het opstellen van een regionale Woonmilieuvisie Westelijke Mijnstreek. Deze strategische beleidsvisie is in mei 2008 vastgesteld door de deelnemende regiogemeenten. Deze strategische visie formuleert het woonbeleid voor de periode tot aan de jaren 2020/2030, voor de Westelijke Mijnstreek als geheel en voor de 5 onderscheiden woonmilieus. Deze visie is een richtinggevend kader per woonmilieu. De kwalitatieve doorvertaling van de visie naar de plannen en mogelijkheden binnen de woonmilieus is thans programmatisch vertaald in een meerjarig woningbouwprogramma (gemeenteraad juni 2008).

In deze visie worden zogenaamde ‘Hotspots’ in de regio aangewezen waar grotere ontwikkelingslocaties gesitueerd zijn. Het onderhavige plangebied is niet als een dergelijke ‘hot spot’ aangewezen. De visie geeft daarbij aan dat indien een locatie niet is opgenomen het wel een ontwikkelingslocatie kan betreffen, zij het kleiner van omvang.

De kern Elsloo, waarvan dit plangebied deel uitmaakt, wordt getypeerd als een suburbaan woonmilieu: “minder stedelijke elementen, kans voor excellente woonmilieus”. Dit wordt omschreven als het versterken van het suburbane karakter door vermindering van de stedelijke elementen, die zich thans nog in deze milieus voordoen. Waar mogelijk toevoegen exclusieve woonmilieus, met name ten behoeve van vestigers met een economische binding aan de regio of aan Zuidelijk Limburg. Voorzieningencentra binnen de suburbane milieus dienen versterkt te worden door middel van geëigende woonmilieus. Daarbij dienen de POL-contouren gerespecteerd te worden. Wat betreft voorzieningen wordt aangeduid dat een verdunning van de woningdichtheid betekent dat aanwezige voorzieningen onder druk kunnen komen te staan. Evenals bij het stedelijk woonmilieu gaat het hier om slim verdunnen en concentraties nastreven van wonen en voorzieningen.

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 17 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

Concreet betekent dit dat inspanningen minimaal gericht moeten zijn op het ‘gezond’ houden van de centra van de kernen Beek, Stein, Urmond, Elsloo, Born, Limbricht en Munster-Geleen. Dit geldt zowel voor commerciële als maatschappelijke voorzieningen. In de buurten kunnen dan aanvullend nog steunpunten gehandhaafd blijven (of samenvoegingen gerealiseerd worden), waarbij de nadruk ligt op welzijns- en zorgvoorzieningen. Bij de keuze voor de locaties ligt een koppeling met het woningbestand: voorzieningen situeren bij concentraties van (nultreden)woningen. Basisregel is hier: kwaliteit (door concentratie en samenvoeging) en bereikbaarheid (maatregelen zodat minder mobiele mensen toch gebruik kunnen maken van voorzieningen) gaan voor nabijheid!

Afbeelding 2.3 Woonmilieukaart regio Westelijke mijnstreek

Resumé Gezien de aard van het initiatief waarbij een bestaand cluster van voorzieningen wordt versterkt met een nieuw woonmilieu met zorg op maat, sluit het onderhavige plan aan op het gedefinieerde woonmilieu voor dit gebied. Daarnaast wordt, gezien de inbreiding in een bestaande kern, de contouren van het POL gerespecteerd. De bestaande maatschappelijke voorzieningen krijgen een kwaliteitsimpuls waardoor deze naar de toekomst sterk en behouden blijft. Dit sluit aan op bovenstaand beleid.

2.3.4 CONVENANT DUURZAAM BOUWEN

Duurzame ontwikkeling is te kenschetsen als een ontwikkelingsproces waarbij gestreefd wordt naar het tot stand brengen van een duurzame samenleving door in alle stadia van een planproces kansen en mogelijkheden te benutten voor het realiseren van een hoge ruimtelijke kwaliteit in combinatie met een zo laag mogelijke milieubelasting, en deze in de tijd te handhaven zodat ook toekomstige generaties daarin delen. Ook de gemeente Sittard-Geleen heeft in haar beleidsdoelstellingen duurzaamheid opgenomen en wenst deze structureel in ontwikkelingsplannen op te nemen. Dit is onder meer vastgelegd in de volgende beleidsplannen: Duurzame Energie 2001, Convenant Duurzaam Bouwen SWM 2002 en Klimaat- en Dubobeleid 2002.

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 18 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

In de Nationale Pakketten Duurzaam Bouwen is een planvormingsproces opgenomen dat de milieukwaliteitsaspecten integraal met de ruimtelijke kwaliteitsaspecten benadert. Deze integrale aanpak is - mede voortkomend uit de ondertekening van het Convenant Dubo SWM - de leidraad voor de ontwikkelingen van gemeentelijke stedenbouwkundige plannen.

Waar mogelijk en ruimtelijk relevant worden duurzaamheidsmaatregelen in het bestem- mingsplan opgenomen (publiekrechtelijke verankering). Duurzaamheidsmaatregelen moeten niet als een juk, belemmering of beperkende randvoorwaarde worden gezien, maar juist als een uitdaging, als de mogelijkheid tot het creëren van extra en innovatieve kansen. In zijn algemeenheid wordt in het kader van energiebesparing gestreefd naar de toepassing van extra isolatie en energiezuinige installaties. Daarnaast dient te worden gestreefd naar de toepassing van duurzame energie en de toepassing van het maatregelenpakket zoals genoemd in het convenant.

Resumé Waar mogelijk en ruimtelijk relevant, zullen duurzaamheidsmaatregelen in de ontwikkeling van de zorgvoorzieningen opgenomen worden. Zo wordt in het kader van energiebesparing gestreefd naar toepassing van extra isolatie en energiezuinige installaties. Daarnaast zal gestreefd worden naar de toepassing van het maatregelenpakket zoals genoemd in het convenant.

2.4 GEMEENTELIJK BELEID

2.4.1 STRUCTUURSCHETS “STEIN OP WEG NAAR 2015”

De gemeente Stein heeft in 2001 een Structuurschets voor de gemeente opgesteld (vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 26 april 2001), waarin de hoofdlijnen van het gemeentelijk beleid zijn aangegeven. De structuurschets dient als richtinggevend kader voor door het gemeentebestuur zelfstandig te nemen besluiten waarbij teksten en kaarten een indicatieve en illustratieve waarde hebben.

Vanwege haar lange termijn karakter is de structuurschets een schets op hoofdlijnen waarbij de doelen worden benoemd die het gemeentebestuur tracht te bereiken en een indicatie wordt gegeven van de termijn waarop die doelen gerealiseerd worden. De structuurschets is dus geen blauwdruk met een exacte opgave van maatregelen en tijdstippen waarop die maatregelen getroffen worden.

De centrale doelstelling van de structuurschets is dat de gemeente Stein zich wil profileren als een kwalitatief hoogwaardige, groene woongemeente met leefbare kernen. Met dit profiel wil Stein niet alleen een optimale woonomgeving bieden aan de eigen bevolking maar ook nadrukkelijk een herkenbare positieve positie innemen binnen de regio. Een aantal belangrijke doelstellingen uit de structuurschets is: . Zorg voor een gedifferentieerd woningaanbod van goede en gevarieerde kwaliteit afgestemd op de toekomstige woningbehoefte. . Zorg voor een goede stedenbouwkundige vormgeving en inrichting van de openbare ruimte. . Het creëren van een goed gespreid, breed en gevarieerd aanbod van sociaal-culturele, recreatieve, culturele en sport- en spelactiviteiten.

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 19 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

. Realiseren van een kwalitatief goede groenstructuur, waarbij rekening wordt gehouden met het omringende landschap. . Opstellen van een integraal milieubeleid, mede gericht op het terugdringen van de bestaande milieuhinder.

De structuurschets stelt als doel om zowel de commerciële- als ook de gemeenschapsvoorzieningen van de gemeente Stein, van een grondige opknapbeurt te voorzien. Aan het initiatief liggen de volgende uitgangspunten ten grondslag: - Verbetering uitstraling centrum. - Versterking koopkrachtbinding. - Toevoeging woonfunctie. - Ontwikkeling multifunctioneel centrum. - Herinrichting openbare ruimte/parkeren. - Realiseren van woon-zorg voorzieningen.

Resumé De centrale doelstelling van de structuurschets is dat de gemeente Stein zich wil profileren als een kwalitatief hoogwaardige, groene woongemeente met leefbare kernen. Het voorgestane initiatief vloeit hier uit voort. Onderhavig plan voorziet in het laatst genoemde uitgangspunt: het realiseren van woon- zorg voorzieningen.

2.4.2 NOTA PARKEERBELEID

Met de in 2006 vastgesteld Nota parkeerbeleid geeft de gemeente Stein haar visie met betrekking tot het parkeren voor de komende jaren weer. In de nota zijn de volgende beleidskeuzes gemaakt: . Beoordelingscriteria parkeersituatie. . Nieuwe ontwikkelingen dienen te zorgen voor parkeren op eigen terrein. . Parkeerproblemen dienen te worden aangepakt en nieuwe problemen dienen te worden voorkomen. . Parkeernormen Gemeente Stein. . Parkeren wordt gebiedsgewijs aangepakt. . Bij niet kunnen parkeren voor de eigen deur of winkel wordt in voorkomend geval een gebiedsgewijze oplossing geaccepteerd dan wel gezocht. . Bij concurrerende vraag tussen bezoekers, bewoners en werkers wordt in deze volgorde prioriteit gegeven. . Een parkeerplaats moet gevonden kunnen worden, maar wel binnen de geaccepteerde (landelijk geaccepteerde) loopafstanden. . Bij zogeheten "spanning in openbare ruimte tussen parkeervraag en andere functies" wordt met betrokkenen besproken wat voorrang moet krijgen.

Resumé Ten behoeve van het onderhavige plan is met behulp van de geldende parkeernormen voor de diverse geplande voorzieningen het aantal benodigde parkeerplaatsen berekend. Deze zijn opgenomen in het programma van eisen (PVE) van het ontwerp. Zie hiervoor hoofdstuk 3 van deze toelichting (3.6 Verkeer en parkeren).

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 20 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

2.4.3 VIGEREND BESTEMMINGSPLAN

Het plangebied maakt deel uit van het vigerend bestemmingsplan “Kern Elsloo” (vastgesteld door de raad van de gemeente Stein d.d. 22 december 2005 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg d.d. 4 juli 2006) en heeft daarin de bestemmingen “Recreatieve doeleinden” en “Groenvoorzieningen”. Op basis van deze bestemmingen is het gebruik ten behoeve van zorgdoeleinden niet toegestaan. De ontwikkeling is hiermee in strijd met het vigerende bestemmingplan. Derhalve dient het voorliggende nieuwe bestemmingsplan te worden opgesteld.

Afbeelding 2.4 Uitsnede bestemmingsplan “Kern Elsloo”

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 21 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

HOOFDSTUK 3 Planbeschrijving

3.1 PLANVORMING

Vivantes Zorggroep transformeert haar organisatie. De capaciteit “licht” wordt gefaseerd afgebouwd van 423 naar 256 plaatsen (40%). Hiervoor in de plaats komen 136 plaatsen zwaar en een uitbreiding en intensivering van het extramurale aanbod verzorgd wonen als toekomstig alternatief voor de “klassieke” verzorgingshuispopulatie. Het extramuraal aanbod richt zich dan ook op de doelgroepen met een “lichte” verblijfsindicatie en/of behoefte aan onplanbare zorg. Onderhavig initiatief vindt plaats in het kader van de uitbreiding van de verpleeghuiscapaciteit met 136 plaatsen. Het plangebied voorziet in de realisatie van 18 plaatsen PG (zwaar) en 30 plaatsen somatiek (zwaar) op het voormalige handbalterrein aan de Charles de Gavrestraat in Elsloo. Naast de intramurale capaciteit wordt een AHOED en een praktijk voor fysiotherapie gerealiseerd.

De te realiseren plandelen zijn als volgt: . 48 verpleeghuisplaatsen met ondersteunende en algemene voorzieningen die behoren bij een verpleeghuis. . 18 zorgwoningen. . Een (eerstelijns) zorgcentrum in de vorm van een AHOED (apotheek en huisartsen onder één dak) en een praktijk voor fysiotherapie.

De primaire doelgroep zijn cliënten met een psychogeriatrische en / of een somatische aandoening (zzp 5 en 6). Bij de PGgroep gaat het om mensen met chronische psychogeriatrische problematiek zoals bijvoorbeeld (middelzware tot zware) dementie. Ook zeer zware dementie, de zgn. ‘verzonken staat’ komt voor. Cliënten worden in dit stadium opgenomen, dan wel bereiken al opgenomen cliënten mogelijk dit stadium. Bij de doelgroep somatiek gaat het om mensen met een behoefte aan langdurig verblijf (er is geen sprake van de doelgroep reactivering). Naast beide ‘basisdoelgroepen’ zullen enkele plaatsen worden ingevuld met ‘bijzondere zorg’. Het gaat om cliënten met een dubbele diagnose: psychiatrische cliënten met óók psychogeriatrische (6 plaatsen) of somatische problematiek (6 plaatsen). Dit is zorgzwaartepakket 7.

Het terrein (voormalig handbalterrein) is gelegen aan de Charles de Gavrestraat in Elsloo, dichtbij woonzorgcentrum Aelserhof. Er is een massastudie uitgevoerd met als uitkomst dat het terrein geschikt is voor een bouwvolume van 48 plaatsen verpleeghuiszorg en een behandelcentrum.

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 22 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

Bij de opzet van de voorziening wordt uitgegaan van een clustering per doelgroep: units PG en units somatiek (geen gecombineerde units PG/SOM) (zie ook de schematische opzet in 3.5).

Afbeelding 3.5 Schematische opzet van de verpleegkliniek

3.2 STEDENBOUWKUNDIGE INPASSING IN DE OMGEVING

Het nieuwe verpleeghuis met zorgwoningen is gesitueerd op een bestaand handbalterrein in de kern Elsloo. Het plangebied maakt hierbij onderdeel uit van een reeds bestaand cluster van maatschappelijke voorzieningen: zorg, sport en onderwijs in combinatie met wonen (zie ook afbeelding 3.7). Centraal in dit gebied zal een (bestaande) parkeergelegenheid worden uitgebreid en ingericht als centraal plein voor het cluster. Vanuit hier kan het onderhavige plangebied worden ontsloten middels een hoofdentree voor de nieuw te realiseren verpleegkliniek. Het complex zal bestaan uit een verpleegkliniek, een vleugel voor de AHOED en een vleugel voor de zorgwoningen (met op de begane grond de praktijk voor fysiotherapie en algemene voorzieningen voor de verpleegkliniek). De stedenbouwkundige opzet is zodanig van aard dat deze de bestaande rooilijnen in het gebied respecteert en hiermee het bouwvlak complementeert. Aan de Charles de Gavrestraat zal het complex aansluiten op de rooilijn van de bestaande school ter plaatse. Het nieuwe complex sluit qua massa en maatvoering aan op het bestaande zorgcomplex dat aan de andere zijde van het plein is gesitueerd (zie afbeelding 3.6 t/m 3.9). Het gebouw wordt voorzien van een plat dak en inpandige balkons (zogenaamde loggia’s) hierdoor straalt het complex rust uit en past het bij de vormgeving en schaal van het bestaande zorgcomplex.

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 23 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

Afbeelding 3.6 Vogelvlucht van de locatie

Afbeelding 3.7 Overzicht functies in relatie tot plangebied (bron: Hoen Architecten)

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 24 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

Afbeelding 3.8 Impressie entreezijde zorgcomplex (Bron: Hoen Architecten)

Afbeelding 3.9

Ontwerp, situatietekening (bron: Hoen Architecten)

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 25 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

HOOFDSTUK 4 Uitgangspunten en randvoorwaarden

4.1 MILIEU

Ruimtelijke ordening en milieu zijn twee beleidsvelden die met elkaar verweven zijn. Het gemeenschappelijke doel dat aan beide beleidsvelden ten grondslag ligt is het creëren van een goede kwaliteit van het leefmilieu (de omgevingskwaliteit). Om dit te bereiken geldt voor het bestemmingsplan dat toetsing dient plaats te vinden aan specifieke ruimtelijke milieunormen, zoals afstandsnormen en normen ten aanzien van geluid, bodem, hinder van bedrijven en externe veiligheid. Deze milieuaspecten komen in het vervolg van deze paragraaf aan bod.

4.1.1 BODEM

In augustus 2009 is door ARCADIS een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op de onderhavige planlocatie Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van de geplande nieuwbouw van de verpleegkliniek en bijbehorende zorgwoningen. Het verkennend bodemonderzoek heeft als doel het vaststellen van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem als mede het bepalen van de bodemgeschiktheid voor de in het ruimtelijk plan toe te passen functies. Het verkennend bodemonderzoek is als separate bijlage bij dit bestemmingsplan bijgevoegd (Verkennend bodemonderzoek bouwplan Aelserhof te Elsloo; ARCADIS; 20 augustus 2009).

Toetsingskader Wet bodembescherming Aangezien in geen enkel mengmonster de tussen- of interventiewaarde wordt overschreden, is in het kader van de Wet bodembescherming (Wbb), nader bodemonderzoek niet noodzakelijk. Er is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging zodat het nemen van sanerende maatregelen conform de Wbb niet noodzakelijk is.

Toetsingskader Wet ruimtelijke ordening De aangetroffen verhoogde gehalten in de bovengrond overschrijden de bodemkwaliteitseis niet. Daarom kan geconcludeerd worden dat de aangetroffen milieuhygiënische bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor het voorgenomen gebruik van de locatie, namelijk een zorgcomplex met zorgwoningen en AHOED.

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 26 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

4.1.2 GELUID

Door ARCADIS is een akoestische beoordeling gemaakt. Deze beoordeling is onderstaand weergegeven.

Wet geluidhinder Op de geluidgevoelige bestemmingen in het plangebied is de Wet geluidhinder van toepassing. Deze Wet stelt onder andere normen voor de realisering van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen. Teneinde voor deze nieuwe geluidgevoelige bestemmingen ook een goed woon- respectievelijk leefmilieu te realiseren dient toetsing plaats te vinden aan de in de wet gestelde normen. Geluidgevoelige bestemmingen binnen het plangebied zijn een verpleeghuis en 18 zorgwoningen.

Industrielawaai Het plangebied is gelegen binnen de geluidzone van het ex Wet geluidhinder gezoneerde industrieterrein Chemelot. Uit de door de IMD aangeleverde gegevens is gebleken dat de geluidbelasting van de nieuwbouw binnen het plangebied maximaal 51 dB(A) bedraagt.

Bij industrielawaai geldt een geluidbelasting van 50 dB(A) als voorkeursgrenswaarde. Omdat deze waarde licht wordt overschreden kan ontheffing worden verleend en een hogere waarde worden vastgesteld. Wel dient zeker gesteld te worden dat een binnenniveau van 35 dB(A) is te realiseren en dient voldaan te worden aan de eisen uit afdeling 3.1 van het Bouwbesluit met betrekking toe de geluidwering van de gevel. Voor de geluidgevoelige onderdelen binnen het plangebied zal een hogere waarde van 51 dB(A) worden vastgesteld.

Wegverkeerslawaai Op grond van de Wet geluidhinder dient bij de voorbereiding van de vaststelling of de herziening van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden, behorende tot een geluidzone van een weg, een akoestisch onderzoek ingesteld te worden. Dit akoestisch onderzoek dient inzicht te geven in de optredende geluidbelasting op nieuw te bouwen woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen voor zover die bestemmingen zijn gelegen binnen de geluidzone van een weg.

Alle wegen in de directe nabijheid van het plangebied zijn ingericht als 30 km/uur wegen; het betreft woonstraten zonder doorgaande functie. Dergelijke wegen zijn niet gezoneerd in de zin van de Wet geluidhinder. Dit betekent echter niet dat bij het opstellen van het bestemmingsplan geen akoestische beschouwing gegeven hoeft te worden. In het kader van een goede ruimtelijke onderbouwing, vertaald naar een aanvaarbaar akoestisch klimaat, is in bepaalde situaties toch onderzoek noodzakelijk.

Op basis van lokale kennis is echter bekend dat de verkeersintensiteit dermate is dat de geluidbelasting afkomstig van deze wegen in combinatie met het gegeven dat het geasfalteerde wegen betreft niet zal leiden tot een overschrijding van de normen (33dB) van het bouwbesluit (ter bescherming van het binnenklimaat). Een nader onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 27 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

Spoorweglawaai Ten zuiden van de kern Elsloo ligt de spoorlijn Sittard- . Deze kent een geluidszone van 400 meter. Binnen deze zone dient voor de bouw van nieuwe woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen een akoestisch onderzoek te worden ingesteld. Het plangebied is echter meer dan 400 meter verwijderd van deze spoorlijn in en gelet op dit gegeven wordt een akoestisch onderzoek niet noodzakelijk geacht.

4.1.3 EXTERNE VEILIGHEID

In 2004 is het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) in werking getreden. Dit is van toepassing voor inrichtingen, die in het kader van de Wet Milieubeheer een vergunning nodig hebben, maar ook op bestemmingsplannen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening.

In het BEVI zijn de waarden voor het Plaatsgebonden Risico en het Groepsrisico wettelijk verankerd. Voor het Plaatsgebonden Risico houdt dit in dat nieuwe kwetsbare bestemmingen niet binnen de 10-6 contour gebouwd mogen worden. Voor het Groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde, maar tevens een Verantwoordingsplicht, waarbij elke toename van het Groepsrisico gemotiveerd dient te worden.

Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen van toepassing. Deze Circulaire is gebaseerd op de Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen en het BEVI en sluit zoveel als mogelijk is aan op het BEVI.

Risicokaart Limburg Uit de Risicokaart van de provincie Limburg blijkt dat er in het plangebied geen risicodragende objecten (zowel inrichtingen als vervoer gevaarlijke stoffen of leidingen) aanwezig zijn. Zo zijn zowel de“veiligheidscontouren” van de autosnelwegen A2 en A76 als ook die van Chemelot ruimschoots buiten het plangebied gelegen en niet van toepassing. De studie “Risico’s in Limburg, weten waar het over gaat” (februari 2002) besteedt aandacht aan de risico’s die verbonden zijn aan het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor. In de Risicoatlas Spoor (2001) zijn per baanvak de risico’s inzake individueel risico en groepsrisico voor het transport per spoor aangegeven. Voor het baanvak Maastricht-Sittard, dat op circa 500 meter hemelsbreed van het voorliggende bestemmingsplan is gesitueerd, bedraagt de afstand van de 10-6 -contour voor het individueel risico minder dan 10 meter gemeten vanaf de spoorbaan (dit is de geringste afstand). Voor het groepsrisico is in het rapport aangegeven dat voor geen enkele woonkern in Limburg de oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt overschreden.

Er is dus geen sprake van bovengenoemde aspecten en er hoeft derhalve verder geen onderzoek naar externe veiligheid plaats te vinden.

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 28 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

Afbeelding 4.10 Uitsnede risicokaart Limburg

4.1.4 LUCHTKWALITEIT

Nieuwe Wet luchtkwaliteit In hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer zijn per 15 november 2007 luchtkwaliteitseisen opgenomen (Staatsblad 2007, nummer 414, 434). De betreffende artikelen van de Wet milieubeheer worden in de regel aangeduid als “Wet luchtkwaliteit”. Met de inwerking treden hiervan is het tot dan toe geldende “Besluit luchtkwaliteit 2005” ingetrokken.

In de “Wet luchtkwaliteit” zijn de Europese luchtkwaliteitseisen opgenomen. Verder voorziet de Wet in het zogenaamde Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Daarbinnen werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren.

In Nederland zijn de maatgevende luchtverontreinigende stoffen stikstofdioxide (NO2 ) en

fijn stof (PM10 ). Conform artikel 5.16 van de Wet milieubeheer zijn bestuursorganen verplicht om bij de uitoefening van hun bevoegdheden de grenswaarden van de in de Wet genoemde stoffen in acht te nemen.

Uitvoeringsregels Gelijktijdig met de Wet luchtkwaliteit zijn een aantal uitvoeringsregels in werking getreden. Deze uitvoeringsregels zijn vastgelegd in algemene maatregelen van bestuur (AMvB) en ministeriële regelingen (MR), dit betreft ondermeer: . Algemene Maatregel van Bestuur “Niet in betekenende mate” (Besluit nibm) (Stb. 2007, 440). . Ministeriële regeling: “Niet in betekenende mate” (regeling nibm ) (Stcrt. 2007, 218). . Ministeriële regeling “Beoordeling luchtkwaliteit 2007” (Stcrt. 2007, 220). . Ministeriële regeling “Projectsaldering luchtkwaliteit 2007” (Stcrt. 2007, 218).

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 29 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

In het Besluit nibm en de Regeling nibm zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip nibm. Indien voldaan wordt aan deze regels dan kan een ruimtelijke ontwikkeling zonder verdere toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

De NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden, hierbij is de nibm (“niet in betekende

mate”) 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10 . In het Besluit nibm is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die nibm bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen dus zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Op 16 januari 2009 is het "Besluit gevoelige bestemmingen" in werking getreden. Met deze amvb wordt de vestiging van zogeheten "gevoelige bestemmingen" -waaronder zorgwoningen en scholen voor onderwijs aan minderjarigen- in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt.

Aangezien de onderhavige ontwikkeling niet in de nabijheid van provinciale en/of rijkswegen is gelegen kan volstaan worden met de onderhavige tekstuele beoordeling op grond van de Regeling “niet in betekenende mate” (nibm).

Het aspect luchtkwaliteit vormt derhalve géén belemmering. Een belangrijk gegeven daarbij is dat zolang normen niet overschreden worden of plannen nibm bijdragen, bestuursorganen hun bevoegdheden mogen blijven uitoefenen (artikel 5.16). Dat wil zeggen dat in die gevallen planontwikkelingen doorgang mogen vinden.

4.1.5 BEDRIJVEN EN MILIEUZONERING

In de directe omgeving van het voorgestane initiatief zijn woningen, een basisschool en sporthal gelegen. Om een indicatie te geven van de milieubelasting van deze bestaande gebouwen is gebruik gemaakt van de richtafstandenlijst van de geactualiseerde handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' (VNG, editie 2009). Deze handreiking geeft richtlijnen voor de aan te houden afstanden voor milieuzonering bij ruimtelijke planvorming. Het gaat hierbij om milieuzonering in relatie tot nieuwe woningen of nieuwe bedrijven. In specifieke gevallen kan van aan de hand van maatwerk, deze afstanden worden afgeweken. Wat betreft de veilige afstanden (“milieu-contouren”) uit de VNG-brochure is per SBI-code de grootste afstand bepaald voor het voor de betreffende categorie relevante milieu-aspect. Onderkende milieu-aspecten zijn; geur, stof, geluid en/of gevaar.

In de navolgende tabel zijn de richtafstanden opgenomen zoals vermeld in de handreiking ‘Bedrijven en milieuzonering’. In tabel 4.2 is de daadwerkelijke afstand (gevel tot gevel) van de functies in de directe omgeving tot het nieuw te realiseren zorgcomplex en vice versa weergegeven.

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 30 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

Tabel 4.1 Geur Stof Geluid Gevaar In omgeving Basisschool 0 m. 0 m. 30 m. 0 m. Sporthal 0 m. 0 m. 50 m. 0 m. Voornemen Verpleeghuis 10 m. 0 m. 30 m. C* 0 m. Artsen 0 0 10 0 * C = Continu; dat wil zeggen dag en nacht

Tabel 4.2 Basisschool Sporthal Verpleeghuis 30 m. 30 m. Artsen 10 m. 10 m.

Zowel het verpleeghuis als de school zijn maatschappelijke voorzieningen welke van belang zijn voor het functioneren van de gemeenschap. Reeds om die reden is in de praktijk niet snel sprake van onderlinge hinder. Eventuele hinder van de school is afkomstig van spelende kinderen op de speelplaats tijdens de pauze. Dat is maar gedurende een beperkte tijdsduur. Daarnaast heeft het verpleeghuis aan de zijde van de school een buitengevel; hier zijn geen buitenruimten gelegen. Milieuhinder ten gevolge van het verpleeghuis kan afkomstig zijn van de klimaatinstallatie of verkeer. De klimaatinstallatie valt onder de eisen van het BARIM en bevindt zich op een afgeschermde positie op het dak; hierdoor is deze niet relevant. De entree naar het complex is gunstig gelegen aan de Aelserhof en naar de naastgelegen verpleegkliniek en sporthal georiënteerd.

Omdat daarnaast grosso modo voldaan wordt aan de afstandseis uit de VNG lijst wordt geen onderlinge hinder verwacht en zijn er geen milieuhygiënische bezwaren tegen de onderhavige planwijziging.

Daarbij wordt voldoende afstand gehouden ten opzichte van omliggende woningen. Mogelijke milieuhinder, aanvullend op de thans bestaande voorzieningen (basisschool en sporthal) is dan ook onwaarschijnlijk.

Activiteitenbesluit (BARIM) Het voornemen valt onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit. Het zorgcomplex zoals beschreven in hoofdstuk 3 “Planbeschrijving” betreft een zogenaamde 'Type A' inrichting; dit zijn bedrijven waarvan geen wezenlijke milieuhinder te verwachten is. Type A inrichtingen hebben geen verplichting om bij oprichting of verandering van de inrichting een melding te doen bij het bevoegd gezag. Er is ook geen milieuvergunning nodig. Type A inrichtingen vallen wel onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit en er moet worden voldaan aan diverse regels uit het Activiteitenbesluit. In het BARIM staan voorwaarden waaraan de inrichting moet voldoen.

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 31 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

4.2 ARCHEOLOGIE EN CULTUURHISTORIE

Archeologie De gemeente Stein heeft in 2009 een Archeologische beleidskaart opgesteld. Deze is vertaald in een facetbestemmingsplan Archeologie Stein die in 2009 in procedure is gebracht. Op 1 april 2010 is dit facetbestemmingsplan vastgesteld. In opdracht van Maaskant Wonen heeft Archol BV in 2008 een Inventariserend VeldOnderzoek (IVO) in de vorm van proefsleuven uitgevoerd binnen het plangebied van dit bestemmingsplan. Het rapport (nummer 113) is als separate bijlage aan dit bestemmingsplan toegevoegd. De archeologische beleidskaart, het facetbestemmingsplan Archeologie Stein en de resultaten en aanbevelingen van het IVO worden hier kort belicht.

Archeologische beleidskaart gemeente Stein 2009 Zoals uit de uitsnede van de Archeologische beleidskaart van de gemeente Stein (2009) blijkt, wordt het plangebied aangeduid binnen de beleidscategorie 3 “middelhoge verwachting”. Afbeelding 4.11 Uitsnede Archeologische beleidskaart gemeente Stein (2009)

Facetbestemmingsplan archeologie Stein De reden voor het in procedure brengen van het facetbestemmingsplan Archeologie Stein 2009 is dat de vigerende bestemmingsplannen geen adequaat beschermingsregime bieden voor de archeologische waarden in gebieden met een hoge of middelhoge archeologische (verwachtings)waarde. Elk vigerend plan partieel herzien leidt tot onaanvaardbaar hoge kosten. Vandaar dat gekozen is voor een facetplan archeologie. Dit plan vult alle geldende bestemmingsplannen van Stein aan, die niet of een onvoldoende op het nieuwe archeologiebeleid van Stein zijn toegespitst. Met behulp van dit facetbestemmingsplan worden de regelingen die betrekking hebben op archeologie, maar die in de loop der jaren verschillend zijn geregeld, vervangen door één nieuwe en uniforme regeling voor meerdere bestemmingsplannen op het gemeentelijk grondgebied. Het facetbestemmingsplan Archeologie Stein 2009 heeft tot doel het archeologiebeleid te implementeren voor het gehele grondgebied van Stein.

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 32 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

Afbeelding 4.12 Uitsnede verbeelding facetbestemmingsplan Archeologie, gemeente Stein

Gebiedsaanduiding: Beleid: Terreinen van hoge archeologische onderzoeksplicht bij bodemingreep groter dan (verwachtings)waarde (o.a. de historische 250 m2 en verstoringsdiepte groter dan 40 cm kernen) beneden maaiveld Terreinen van middelhoge archeologische onderzoeksplicht bij bodemingreep groter dan verwachting 2500 m2 en verstoringsdiepte groter dan 40 cm beneden maaiveld

Terreinen van lage archeologische verwachting Geen onderzoeksplicht, tenzij MER-plichtig of vallend onder Wet milieubeheer of Tracéwet Gebieden zonder archeologische verwachting Geen onderzoeksplicht (verstoorde en reeds opgegraven gebieden) Overig gebruik of bebouwing: Beleid: Rooien laagstamboomgaarden Vrijgesteld bij verstoringsdiepte tot 50 cm beneden maaiveld Agrarische bouwpercelen Vrijgesteld t.b.v. benutting bouwmogelijkheden binnen bouwperceel

Zoals te zien is in de uitsnede van de verbeelding van het facetbestemmingsplan Archeologie Stein is de waarde – Archeologie 2 van toepassing (afbeelding 4.12). Volgens artikel 4 “Waarde – Archeologie 1 en 2 (dubbelbestemming), lid 1 van de planregels is de waarde Archeologie 2 een middelhoge verwachting. Hierbij geldt een onderzoeksplicht bij bodemingreep groter dan 2500 m2 en verstoringsdiepte groter dan 40 cm beneden maaiveld. Gezien de aard van het voorgestane initiatief is een archeologisch onderzoek dus noodzakelijk.

Inventariserend Veld Onderzoek De waardering van de archeologische waarden binnen het plangebied heeft plaatsgevonden op basis van de door de KNA onderscheiden criteria van beleving, fysieke kwaliteit, inhoudelijke kwaliteit en representativiteit. De parameters zijn in de navolgende tabel weergegeven.

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 33 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

Beleving De belevingswaarde geldt in principe alleen voor nog zichtbare monumenten, beide criteria zijn dan ook niet van toepassing op deze vindplaats.

Fysieke kwaliteit Een tweede waardering, waarbij de mate waarin archeologische overblijfselen nog intact en in hun oorspronkelijke positie aanwezig zijn, geschiedt op basis van de fysieke criteria: gaafheid en conservering. Aan de parameters voor de gaafheid van de vindplaats wordt voldaan.

Er is met enige zekerheid vastgesteld dat sporen uit de prehistorie (neolithicumijzertijd) in het plangebied aanwezig zijn. Het betreffen hier waarschijnlijk wel sporen die toe te wijzen zijn aan off-site activiteiten. Daarnaast is een crematiegraf goed geconserveerd gebleven. Hoewel er een flauwe helling in het terrein zit, zijn er geen bewijzen gevonden voor erosieve processen. De Bt-horizont is overal aanwezig. De sporen zijn in deze Bt-horizont goed zichtbaar (in principe het eerste niveau waarop –prehistorischesporen in de löss zichtbaar zijn) met uitzondering van de plekken waar de handbalveldjes en het zuidoostelijke (bij)gebouw zijn gelegen. De diepte van verstoring van de handbalvelden is niet bekend maar zal naar verwachting op hetzelfde niveau liggen als waar de proefsleuven zijn aangelegd. De sporen worden thans afgedekt door een bouwvoor, betonnen speelvelden en op enkele locaties door een pakket bouwpuin. Er wordt niet verwacht dat de sporen snel zullen degraderen indien de huidige situatie in stand wordt gehouden. Op basis van de bovengenoemde redenen krijgt de parameter gaafheid middelmatige score. Het tweede criterium aangaande de fysieke kwaliteit betreft de conservering van artefacten en organisch materiaal. De conservering van de sporen, onder andere van de grafkuil, is goed. Hetzelfde geldt voor het vondstmateriaal. De verwachting is echter wel laag voor organisch materiaal aangezien geen vondsten onder de grondwaterspiegel verwacht worden en in de ontkalkte löss geen onverkoolde botfragmenten aangetroffen worden. Organische materialen zullen daarom alleen in verbrande staat, zoals de aangetroffen crematieresten, bewaard zijn. Dit is echter een algemeen beeld voor de Limburgse lössgronden, en wijkt dus niet af van andere archeologisch onderzoek in de regio. Derhalve wordt de conservering over het geheel bezien als hoog gekwalificeerd.

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 34 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

Inhoudelijke kwaliteit Na een waardering op basis van de fysieke kwaliteit komt vervolgens een waardering op basis van inhoudelijke kwaliteit. Hier gelden de parameters: zeldzaamheids-, informatie-, ensemblewaarde en representativiteit. Op dit moment is het moeilijk om een waardering te geven van de inhoudelijke kwaliteit door de afwezigheid van vondsten. Een datering is op dit moment alleen geschiedt op basis van de kleur van de sporen (vroeg neolithisch van aard) en de CI4 datering van het crematiegraf (ijzertijd). Het is niet de verwachting dat de sporen en het crematiegraf als deel uitmakend van een geheel gezien moeten worden. De waardering van beide complexen moet dan ook los van elkaar geschieden. De vraag is terecht om te stellen of de waarderingsmatrix als instrument bruikbaar is om deze vindplaats te waarderen aangezien de waardering in feite slechts gebaseerd is op één enkel (graf)spoor. De afwezigheid van vondsten die als daterend voor de sporen gebruikt kunnen worden (waardoor ook eventueel de functie uit afgeleid wordt), bemoeilijkt de interpretatie van het sporencomplex. Aangenomen wordt dat het onderdeel uit kan maken van off-site activiteiten in het neolithicum (eventueel de bandkeramiek). Aangezien tot nu toe er geen specifiek onderzoek is gedaan naar off-site activiteiten van bijvoorbeeld bandkeramische nederzettingen is het bijna onmogelijk om daadwerkelijk te bepalen dat de aangetroffen sporen daartoe behoren. Zeker in dit geval waarbij geen vastgestelde nabijgelegen nederzettingskern aanwezig is. De zeldzaamheid is in dit geval dus niet te bepalen en krijgt dus een minimale score. Hetzelfde geldt voor de informatie- en ensemblewaarde alsmede de representativiteit. Het crematiegraf krijgt echter wel een hoge score qua zeldzaamheid. In de gemeente Stein zijn tot nu toe twee urnenvelden bekend met crematiegraven. Beide urnenvelden liggen echter in de kern van Stein. Uit Elsloo zijn tot nu toe nog geen ijzertijdgraven bekend. Het blijft echter de vraag of het om een enkel graf gaat of het deel uitmaakt van een omvangrijker (diffuus) grafveld. Hetzelfde kan ook gezegd worden voor de informatiewaarde die daardoor ook een hoge waardering krijgt ondanks het gegeven of het een, al dan niet, geïsoleerd ijzertijdgraf betreft. Dit geldt echter niet voor de ensemblewaarde. Aangezien niet duidelijk is of er zich meerdere graven bevinden kan de ensemblewaarde eigenlijk niet gescoord worden. Op basis van de waardering van het Inventariserend Veld Onderzoek (IVO) is de vindplaats behoudenswaardig.

Aanbeveling Uit het proefsleuvenonderzoek valt niet op te maken of er sprake is van meerdere crematiegraven (vindplaats) of dat het een geïsoleerd graf betreft (vindplek). Beide vormen komen voor en daar dient in het vervolgtraject mee rekening gehouden worden. Indien bodemverstorende activiteiten in de toekomst gaan plaatsvinden, verdient het de aanbeveling om de graafwerkzaamheden actief archeologisch te begeleiden. Aangezien geen zekerheid gegeven kan worden over de omvang van de mogelijke vindplaats en het nog te verwachten aantal graven kan met een archeologische begeleiding de graafwerkzaamheden worden begeleid waarbij een vlak onder begeleiding van een archeoloog wordt aangelegd. Eventueel aan te treffen graven dienen volledig opgegraven en gedocumenteerd te worden.

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 35 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

Cultuurhistorie De provincie Limburg heeft de archeologische, bouwhistorische en historische geografie van de provincie geïnventariseerd en in kaart gebracht. De inventarisatie gegevens van de Cultuur Historische Waardenkaart hebben een informatieve en signaleringsfunctie, en maken de informatie zichtbaar die momenteel voorhanden is over de Limburgse cultuurhistorie. In afbeelding 4.13 is een uitsnede te zien van de Cultuurhistorische Waardenkaart Limburg ter plaatse van het plangebied. De aan het plangebied grenzende Charles de Gavrestraat wordt hierbij aangeduid als een “weg ouder dan of gelijktijdig met middeleeuwse verkaveling”. Daarnaast is ten zuidwesten het beschermde dorpsgezicht Terhagen gelegen met diverse (Rijks)monumenten. Binnen het plangebied zijn géén cultuurhistorische waarden gelegen. Afbeelding 4.13 uitsnede Cultuurhistorische Waardenkaart Limburg (bron: www.limburg.nl)

4.3 WATER

4.3.1 WATERTOETS

Sinds 1 november 2003 is de Watertoets van toepassing voor alle ruimtelijke plannen en besluiten in Nederland. De watertoets is een procesinstrument met als doel om te komen tot een betere inbreng van wateraspecten in ruimtelijke plannen en besluiten.

De kern bestaat uit een set van procedure afspraken, vormvereisten en inhoudelijke aandachtspunten en wordt toegepast binnen de bestaande procedures en regelgeving. Voor initiatiefnemers van ruimtelijke plannen en besluiten, met name gemeenten en waterschappen, is het van belang om te weten dat de provincie toeziet of in ruimtelijke plannen en besluiten aan de watertoets gevolg wordt en is gegeven. De watertoets is onder meer van toepassing op bestemmingsplannen (inclusief uitwerkings- en wijzigingsplannen). De initiatiefnemer van een ruimtelijk plan dient de watertoets uit te voeren en de uitkomsten daarvan aan te geven in een waterparagraaf.

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 36 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

4.3.2 WATERPARAGRAAF

Door ARCADIS is een waterparagraaf opgesteld ten behoeve van het doorlopen van de watertoets. De resultaten zijn onderstaand weergegeven.

Beleidsuitgangspunten Waterschap Roer en Overmaas en de gemeente Stein zijn verantwoordelijk voor het waterbeheer ter plaatse van het plangebied en in de binnendijkse omgeving. Onderstaand zijn de relevante beleidsuitgangspunten en wensen opgesomd van beide waterbeheerders.

Waterschap (bron: Schoon van beek naar bodem) 1 Op ingrepen in en nabij watergangen is de Keur van toepassing. 2 Relatie plangebied aangeven met (gerelateerde) waterhuishoudkundige doelstellingen. 3 In beeld brengen van hydrologische effecten op overige belangen. 4 In verband met de drooglegging wordt geadviseerd om als bouwpeil minimaal 1 meter boven de Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand te hanteren voor bebouwing met kruipruimte. Het bouwpeil van bebouwing zonder kruipruimte minimaal 0.5 meter boven GHG. 5 Het hemelwatersysteem dient te worden gebaseerd op de uitgangspunten van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw: hergebruik, vasthouden-bergen-afvoeren en schoonhouden-scheiden-schoonmaken. 6 Het afstromende hemelwater van wegen en parkeervoorzieningen dient bij voorkeur middels een zuiverende voorziening (bodemfilter) te worden verwerkt. Het hemelwater afkomstig van dakoppervlakken mag ook zonder zuiverende voorziening worden verwerkt. 7 Voorkomen van het gebruik van uitlogende bouwmaterialen en voorkomen van diffuse verontreiniging.

Gemeente (telefonisch overleg gemeente) 8 Streven naar lokale verwerking van hemelwater.

Huidige Situatie

Maaiveldhoogte De onderzoekslocatie ligt op een hoogte van circa 66 m+NAP. Regionaal gezien loopt het maaiveld sterk af richting de Maas in het westen.

Topografie De locatie is gelegen in het de kern van Elsloo in de gemeente Stein. De locatie heeft een oppervlakte van circa 5.000 m2. Het terrein is in gebruik als handbalveld en is voor circa 1.800 m2 verhard.

Bodem en grondwater Op de onderzoekslocatie is een milieukundig onderzoek uitgevoerd. Uit de boorprofielen blijkt dat de bodem tot 5 m-mv hoofdzakelijk bestaat uit sterk zandige leem (löss) met op enkele plekken grind. De grondwaterstand is niet aangetroffen binnen de maximale boordiepte van 5 m-mv. Uit kaarten van TNO-NITG blijkt dat de gemiddelde grondwaterstand op circa 13 m-mv ligt en de grondwaterstromingsrichting noordoostelijk is. Op basis van gegevens van TNO-NITG is de volgende globale diepe bodembeschrijving opgesteld:

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 37 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

Tabel 4.3 Globale diepe Geologische laag Lithologie Van 66 tot 53 m+NAP Boxtel Leem, zand, grind bodembeschrijving Van 53 tot 38 m+NAP Beegden Grof zand, grind Van 38 m+ tot 14 m-NAP Rupel klei

Oppervlaktewaterwater De locatie is gelegen in het werkgebied van waterschap Roer & Overmaas. Op circa 460 meter ten westen van de locatie is de Maas gelegen. In de directe omgeving van het plan liggen verder geen omvangrijk oppervlaktewater.

Waterhuishoudkundige doelstellingen In de stroomgebiedsvisie Zuid-Limburg (Provincie Limburg) geldt voor de kern Stein de doelstelling ‘afkoppelen van het stedelijk gebied ten behoeve van bron- en kwelafhankelijke natuur’. Voor het overige zijn in het plangebied of in de directe omgeving daarvan geen bijzondere waterhuishoudkundige doelstellingen gedefinieerd (bijvoorbeeld waternatuur, grondwaterbeschermingsgebied, veerkrachtig watersysteem Maas). In Elsloo ligt een gemengd rioolstelsel.

Omgaan met hemelwater in de toekomst

Voorgenomen plannen De stichting Maaskant Wonen is voornemens samen met Vivantes Zorggroep op de locatie zorgvoorzieningen te realiseren. Het zorgprogramma zal bestaan uit 48 verpleeghuisplaatsen met ondersteunende en algemene voorzieningen, 18 zorgwoningen en een gezondheidscentrum in de vorm van een AHOED (Apotheek en huisartsen onder een dak) en een praktijk voor fysiotherapie. De locatie zal in de toekomstige situatie merendeel worden verhard. Het toekomstig verhard oppervlak wordt geschat op 4.700 m2. Dit betekent een toename van 2.900 m2.

Hemelwatersysteem Uitgangspunt van het hemelwatersysteem is het scheiden van schone en vuile waterstromen en het zo veel mogelijk lokaal verwerken van hemelwater. Op basis van de boringen uitgevoerd ten behoeve van het milieukundig onderzoek kan geconcludeerd worden dat infiltratie in de bovengrond niet mogelijk is. Diepte-infiltratie is door het waterschap niet gewenst.

Het hemelwater kan in een bergingsvoorziening op de onderzoekslocatie worden geretendeerd (bijvoorbeeld WADI) en vertraagd afgevoerd naar het gemengde rioolstelsel. In de toekomst kan het hemelwater mogelijk afgevoerd worden naar een aan te leggen hemelwaterstelsel.

Op basis van de richtlijnen van het waterschap (31 mm in 45 minuten) is de retentieopgave locaties bepaald. Uitgaande van het toekomstig verhard oppervlak van 4.700 m2 circa 146 m3 geretendeerd te worden. Op de onderzoekslocatie is de onverharde ruimte om een bovengrondse retentievoorziening te realiseren beperkt. Echter door de diepe ligging van de grondwaterstand (>10 m-mv) is ondergronds relatief veel ruimte voor retentie. Derhalve is gekozen voor ondergrondse opvang.

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 38 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

Bouw- en wegpeilen Gezien de lage grondwaterstand (GHG dieper dan 9 m-mv) kan de huidige maaiveldhoogte worden gehandhaafd. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de minimale ontwateringsdiepte. Het bouwpeil wordt minimaal 0,2 m hoger dan het wegpeil gelegd, om wateroverlast door afstromend hemelwater ter plaatse van bebouwing te voorkomen.

Vergunningen Omdat geen directe lozing op oppervlaktewater en/of werkzaamheden in de nabijheid van watergangen plaatsvinden, is geen ontheffing van de Keur nodig. Tevens worden geen nieuwe lozingsconstructies vanuit de riolering en/of een nieuw rioleringsgebied gecreëerd, waardoor ook geen wvo-vergunning nodig is.

De waterparagraaf is voor een pre-wateradvies voorgelegd aan het Waterschap Roer en Overmaas.

4.4 ECOLOGIE

Op 31 juli 2009 is door ARCADIS een terreininspectie uitgevoerd waarbij een deskundige ecoloog de geschiktheid van de locatie als leefgebied van beschermde flora en fauna op en nabij het plangebied heeft beoordeeld. Deze paragraaf zijn de bevindingen van dit verkennend onderzoek uiteengezet.

Wetgeving Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Deze wet biedt het juridische kader voor de bescherming van dier- en plantensoorten. Indien in een gebied een ruimtelijke ontwikkeling plaatsvindt, dient van tevoren een inventarisatie plaats te vinden van de eventueel aanwezige beschermde soorten. Deze mogen onder meer niet gedood, verjaagd, gevangen of verontrust worden. Indien beschermde soorten op de projectlocatie aanwezig zijn, dient schade zoveel mogelijk voorkomen en beperkt te worden (mitigatie). In veel gevallen kan het plan overigens zo uitgevoerd worden, dat overtreding van de genoemde verbodsbepalingen niet aan de orde is.

Indien het niet mogelijk is om de werkzaamheden zodanig uit te voeren dat negatieve effecten op beschermde soorten kunnen worden voorkomen, dient een ontheffing te worden aangevraagd bij het Ministerie van LNV alvorens met de bouwwerkzaamheden kan worden gestart. Recent is de nieuwe AMvB artikel 75 in werking getreden, waardoor voor de algemene (beschermde) soorten niet langer een ontheffing nodig is. In het kader van de algemene zorgplicht zal voor deze soorten wel getracht moeten worden de schade zoveel mogelijk te beperken en te voorkomen.

Plangebied Het plangebied betreft een marginaal geschikt leefgebied voor beschermde fauna. Beschermde flora (plantensoorten) zijn vanwege het huidige gebruik uit te sluiten. Ten aanzien van vleermuizen zal het afnemen van (marginaal) geschikt foerageergebied binnen stedelijk gebied geen negatief effect op hebben op het functioneren van de vleermuizenpopulaties in Elsloo.

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 39 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

De opgaande groenvoorziening op en aan het plangebied grenzend zal door algemeen voorkomende vogelsoorten van stad en park gebruikt worden om te broeden. Het grasveld op de locatie wordt gebruikt als foerageergebied. Om verstoring en daarmee overtreding te voorkomen dienen de bomen en struiken buiten het broedseizoen verwijdert te worden en dienen de werkzaamheden buiten het broedseizoen van start te gaan. Het vogelbroed- seizoen loopt globaal van 1 maart tot 1 augustus.

Tenslotte zijn enkel algemeen voorkomende zoogdiersoorten zoals egel, mol en konijn te verwachten binnen het plangebied. Voor deze soorten dient alleen rekening gehouden te worden met de Zorgplicht (artikel 2 Ffw) en is een ontheffing niet langer noodzakelijk. Invulling van de zorgplicht kan voldaan worden door de werkzaamheden niet in de richting van een openbare weg uit te voeren en eventueel aanwezige individuen te verplaatsen tot net buiten de invloedsfeer van de ingreep.

Een negatief effect op matig en zwaar beschermde soorten door de voorgenomen ingreep (met uitzondering van broedvogels) is gelet op het ontbreken van geschikte habitats en verblijfsmogelijkheden uit te sluiten. Een aanvullend onderzoek of een ontheffingsaanvraag is niet noodzakelijk.

4.5 VERKEER EN PARKEREN

4.5.1 VERKEER

Naar verwachting zal er sprake zijn van een toename van de verkeersstromen van en naar de locatie. Thans is er een optimale verkeersstructuur aanwezig die de toename van het aantal verkeersbewegingen kan verwerken. Aangezien in de bestaande situatie, ook reeds maatschappelijke voorzieningen aanwezig waren, kan gesteld worden dat de onderhavige herontwikkelingen van het handbalterrein geen dusdanig effect zal hebben op de verkeerssituatie dat fysieke aanpassingen aan de omliggende wegen noodzakelijk zijn.

Er kan dan ook geconcludeerd worden dat de uitbreiding geen nadelige effecten heeft voor de verkeersafwikkeling, veiligheid en leefbaarheid in de omgeving van het plangebied.

4.5.2 PARKEREN

In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan van de gemeente Stein is vastgelegd dat de gemeente de leefbaarheid, de verkeersveiligheid en de bereikbaarheid zo goed mogelijk kunnen blijven garanderen. Daartoe is het ten aanzien van het bijzondere vraagstuk parkeren de Nota Gemeentelijk Parkeerbeleid opgesteld. In deze nota zijn de door de gemeente Stein gehanteerde parkeernormen vastgelegd.

Ten behoeve van de ontwerpfase van dit plan is het benodigde aantal parkeerplaatsen berekend op basis van de geldende parkeernormen. Hierbij is de bestaande situatie geïnventariseerd wat aanwezig was aan parkeervoorzieningen en welke bestaande voorzieningen thans aanwezig zijn (die gebruik maken van dezelfde parkeervoorziening) De navolgende tabel geeft een overzicht van deze berekening.

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 40 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

Voor de thans aanwezige zorgcomplex WZC Aelserhof met bijbehorende aanleunwoningen geldt een parkeernorm van respectievelijk 0,6 en 0,45 parkeerplaats per eenheid. Dit resulteert in een totaal van 42 benodigde parkeerplaatsen voor de bestaande situatie van het zorgcomplex. Ook voor het voorgestane initiatief is een dergelijke berekening gedaan. Dit resulteert in een totaal van 60,3 benodigde parkeerplaatsen voor de te realiseren verpleegkliniek.

Resumerend zijn er 102,3 parkeerplaatsen benodigd in de toekomstige situatie om het parkeren voor zowel de bestaande als de nieuwe verpleegkliniek op te vangen. In het Definitief ontwerp van het plan en omliggende gebied zijn 102 parkeerplaatsen voorzien (zie ook de rechter tekening in afbeelding 4.14). Dit betekent dat er een tekort is 0,3 parkeerplaatsen. Dit tekort wordt echter opgevangen door het uitgangspunt dat er sprake is van dubbelgebruik in het gebied. Dat wil zeggen dat de parkeerplaatsen ten behoeve van het zorgcomplex (oa. Artsen) in de avonduren gebruikt kunnen worden door gebruikers van de sporthal. Daarnaast wordt het tekort opgevangen in de omgeving van het plangebied. Gelet op bovenstaande, is er in het plangebied zelf geen parkeervoorziening voorzien. Dit wordt in de directe omgeving opgevangen door (deels) bestaande en (deels) nieuwe parkeerplaatsen.

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 41 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

Afbeelding 4.14 Links: bestaande situatie Rechts: toekomstige situatie

4.6 CIVIELTECHNISCHE ASPECTEN

Binnen het plangebied zijn géén leidingen aanwezig die een planologische beschermingszone hebben, waarmee rekening dient te worden gehouden.

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 42 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

HOOFDSTUK 5 Keuze en verantwoording van bestemmingen

Onderhavig bestemmingsplan voorziet in de eerste plaats in het juridisch kader waarbinnen de herontwikkeling mogelijk gemaakt dient te worden. Daarnaast dient het plan ook om op termijn, wanneer men over gaat tot realisatie, te kunnen handhaven.

5.1 SYSTEMATIEK JURIDISCHE REGELING

Het op te stellen bestemmingsplan zal voorzien in een juridische regeling die in het gebruik door burgers en door de gemeente voldoende flexibiliteit biedt, maar binnen duidelijke juridische kaders, waardoor de aan het plan te verbinden rechtszekerheid niet in het geding komt. Het bestemmingsplan bestaat uit planregels, verbeelding en toelichting.

5.2 VERBEELDING

Bij de opzet van de verbeelding is de SVBP2008 als uitgangspunt gehanteerd. SVBP2008 staat voor Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen2008. In de SVBP2008 zijn onder andere bestemmingscategorieën vastgelegd en zijn uniforme kleuren en aanduidingen beschreven.

De gronden behorend tot onderhavig bestemmingsplan zijn op de verbeelding begrensd door de plangrens. Binnen het plangebied zijn de bestemmingen “Maatschappelijk” en ‘Groen’ toegekend.

5.3 TOELICHTING

Hoewel de plantoelichting juridisch niet bindend is, vormt zij de basis voor het bestemmingsplan. Het beleid dat ten grondslag ligt aan de bestemming en het gebruik van de gronden binnen het plangebied, is in de toelichting onderbouwd.

5.4 PLANREGELS

De planregels bestaan, uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk 1 zijn de inleidende regels opgenomen (artikel 1 en 2), hoofdstuk 2 omvat de regels omtrent de afzonderlijke bestemmingen (artikel 3), hoofdstuk 3 bevat de algemene regels zoals, de algemene ontheffings- en wijzigingsbevoegdheden (artikel 4 t/m 9) en hoofdstuk 4 bevat het overgangsrecht en de slotregels (artikel 10 en 11).

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 43 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1: begrippen; de in de planregels gebezigde begrippen worden hierin omschreven ter voorkoming van misverstanden of verschil in interpretatie. Artikel 2: wijze van meten; een omschrijving van de wijze waarop het meten dient plaats te vinden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3-5: de bestemmingen; het onderhavige bestemmingsplan bestaat uit twee bestemmingen: Maatschappelijk en Groen. De bestemmingen zijn als volgt opgebouwd:

Maatschappelijk - een bestemmingsomschrijving; - bouwregels; - nadere eisen; - wijzigingsbevoegdheid

Groen - een bestemmingsomschrijving; - bouwregels; - specifieke gebruiksregels.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6: anti-dubbeltelbepaling;

Artikel 7: algemene aanduidingsregels; een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. Het betreft in het onderhavig bestemmingsplan een geluidszone industrie. Dit betekent dat er géén woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen mogen worden opgericht, behoudens het geval dat er voldaan is aan de Voorkeursgrenswaarden dan wel Hogere grenswaarden zijn vastgesteld door het college van B&W van de gemeente Stein.

Artikel 8: algemene ontheffingsregels voor Burgemeester en Wethouders om: - van de in de planregels genoemde maten met maximaal 10% af te wijken; - bouwwerken van openbaar nut te kunnen realiseren; - geringe afwijkingen ten behoeve van ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken mogelijk te maken om in te kunnen spelen op de werkelijke toestand in het terrein; - het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk te maken.

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 44 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

Artikel 9: overige regels zoals andere wettelijke regelingen; hier wordt verwezen naar de ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan geldende wettelijke regelingen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10: overgangsrecht; overgangsbepalingen met betrekking tot bebouwing resp. het gebruik van gronden en opstallen.

Artikel 11: slotregel; dit artikel geeft de titel van de planregels aan.

5.5 BESTEMMINGEN ‘MAATSCHAPPELIJK’ EN ‘GROEN

Het bestemmingsplan bestaat uit twee bestemmingen “Maatschappelijk’ en ‘Groen’. De reden hiervoor wordt hier kort toegelicht.

Maatschappelijk Het voorgestane initiatief betreft een zorgcomplex bestaande uit een verpleeghuis, zorgwoningen, een AHOED en een fysiotherapeut. Gezien de aard van deze functies kan deze volgens de SVBP 2008 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) worden ingedeeld binnen de bestemming “Maatschappelijk’. Immers hieronder vallen onder andere: ‘gezondheidszorg’, ‘praktijkruimte’, ‘welzijnsinstelling’ en ‘zorginstelling’.

Groen Aan de westzijde van het plangebied is een bestemming ‘Groen’ opgenomen. Het vigerende bestemmingsplan “Kern Elsloo” heeft ter plaatse eenzelfde bestemming. De plangrens reikt hierbij tot aan de kadastrale grens, waardoor de huidige groenvoorziening binnen het plangebied valt. Om er voor te zorgen dat het groen aan deze zijde van de Charles de Gavrestraat gewaarborgd blijft is dit als bestemming ‘Groen’ opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan.

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 45 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

HOOFDSTUK 6 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1 ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID

Woningstichting Maaskant Wonen voorziet in de ontwikkeling en realisatie van het desbetreffende gebied van de herontwikkeling en heeft daartoe een exploitatieberekening opgesteld.

Artikel 6.12 lid 2 Wet ruimtelijk ordening (hierna: ‘Wro’) bepaalt dat de gemeenteraad, als er sprake is van één of meerdere aangewezen bouwplannen, verplicht is een exploitatieplan vast te stellen indien: . Het verhaal van kosten van grondexploitatie niet anderszins is verzekerd. . Het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c 4, onderscheidenlijk 5 Wro noodzakelijk is. . Het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d Wro noodzakelijk is.

Het bestemmingsplan voorziet in het plangebied in de realisatie van zorgvoorzieningen en - woningen, waarvoor bouwvergunningen zijn vereist. De gemeente heeft op grond van artikel 6.12 lid 2 Wro een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemers gesloten. Het verhaal van kosten van grondexploitatie in de exploitatiegebieden is daardoor verzekerd.

6.2 MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID

6.2.1 INSPRAAK

Op grond van de Inspraakverordening van de gemeente Stein heeft het voorontwerp bestemmingsplan vier weken ter inzage gelegen. Gedurende deze inspraaktermijn zijn geen inspraakreacties ingediend op het plan.

6.2.2 VOOROVERLEG

Het voorontwerp bestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voorgelegd aan de Provincie Limburg, het Waterschap Roer en Overmaas. en VROM.

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 46 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

De Provincie Limburg en VROM hebben laten weten te kunnen instemmen met het bestemmingsplan. Aangezien het plan geen overlast voor derden oplevert kan ook de reactie van het Waterschap als een positief wateradvies worden beschouwd.

De reacties uit het vooroverleg zijn als bijlage 3 bijgevoegd.

6.2.3 ZIENSWIJZEN

Op de voorbereiding van het besluit omtrent de aanpassingen is de in artikel 3.8 Wro geregelde procedure van toepassing, dat wil zeggen dat het ontwerp gedurende zes weken ter inzage ligt, waarbinnen eenieder schriftelijk zijn zienswijze kenbaar kan maken.

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 47 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

BIJLAGE 1 Verkennend bodemonderzoek bouwplan Aelserhof te Elsloo

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 48

VERKENNEND BODEMONDERZOEK BOUWPLAN AELSERHOF TE ELSLOO

STICHTING MAASKANT WONEN

20 augustus 2009 B01032/ZC9/166/700201 B01032.700201

VERKENNEND BODEMONDERZOEK BOUWPLAN AELSERHOF TE ELSLOO

Inhoud

1 Inleiding ______3 1.1 Aanleiding en doel ______3 1.2 Referentiekader ______3 1.3 Afbakening onderzoek ______4 1.4 Opbouw van het rapport______4

2 Vooronderzoek ______5 2.1 Informatie met betrekking tot huidig en voormalig gebruik ______5 2.2 Eerder uitgevoerde bodemonderzoeken en bodemkwaliteitskaart ______6 2.2.1 Bodemonderzoeken ______6 2.2.2 Bodemkwaliteitskaart ______6 2.3 Bodemopbouw en geohydrologie ______6 2.4 Hypothese en onderzoeksopzet ______7

3 Veldwerk en interpretatie van de veldgegevens______8 3.1 Uitvoering van het veldwerk ______8 3.2 Aangetroffen bodemprofiel ______8

4 Onderzoeksresultaten en toetsing______9 4.1 Laboratoriumonderzoek ______9 4.2 Toetsingskader ______9 4.3 Berekende toetsingswaarden ______10 4.4 Toetsing analyseresultaten ______11

5 Interpretatie en toetsing hypothese ______12 5.1 Interpretatie zintuiglijke waarnemingen en chemische analyses______12 5.1.1 Zintuiglijke waarnemingen ______12 5.1.2 Chemische analyses______12 5.2 Toetsing van de hypothese ______12

6 Conclusies ______13 6.1 Toetsingskader Wet bodembescherming ______13 6.2 toetsingskader Wet ruimtelijke ordening______13

Bijlage 1 Topografische ligging van de onderzoekslocatie ______14

Bijlage 2 Situatie met boorpunten ______15

Bijlage 3 Boorstaten ______16

Bijlage 4 Analysecertificaten______17

Bijlage 5 Getoetste analyseresultaten ______18

B01032/ZC9/166/700201 ARCADIS 2 VERKENNEND BODEMONDERZOEK BOUWPLAN AELSERHOF TE ELSLOO

HOOFDSTUK 1 Inleiding

1.1 AANLEIDING EN DOEL

De Stichting Maaskant Wonen is voornemens samen met Vivantes Zorggroep op de locatie Aelserhof te Elsloo ter plaatse van de handbalvelden, zorgvoorzieningen te realiseren. Het zorgprogramma zal bestaan uit een aantal groepswoningen voorzien van 48 verpleeghuisbedden en 18 zorgwoningen. Om deze ontwikkeling mogelijk te maken dient het bestemmingsplan te worden herzien. In dit kader is tevens inzicht in de milieuhygiënische bodemkwaliteit noodzakelijk. De bodem dient immers geschikt te zijn voor het toekomstige gebruik zijnde woningbouw.

Doel van het verkennend bodemonderzoek is het bepalen van de algemene bodemkwaliteit en het toetsen ervan aan de bodemkwaliteitseisen die door de provincie Limburg en gemeente Stein worden gehanteerd bij onder andere bestemmingswijzigingen.

1.2 REFERENTIEKADER

De onderzoeksopzet is gebaseerd op de NEN 5740 (Bodem – Onderzoeksstrategie bij verkennend onderzoek – Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem), de NVN 5725 (Bodem – Leidraad voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend, oriënterend en nader onderzoek) en de NEN 5707 (Bodem – Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem), zoals deze worden uitgegeven door het Nederlands Normalisatie Instituut.

De genoemde werkzaamheden zijn uitgevoerd in overeenstemming met de regelgeving die bekend is onder de naam Kwalibo (=kwaliteitsborging in het bodembeheer). ARCADIS Nederland, vestiging Maastricht en Fransen Milieutechniek te Landgraaf (uitvoerder van het veldwerk) zijn gecertificeerd en erkend voor de genoemde werkzaamheden. Dit houdt in dat: . de werkzaamheden conform BRL SIKB 2000 zijn uitgevoerd door een gecertificeerd en door VROM erkend bedrijf; . de veldwerkzaamheden zijn uitgevoerd door Roger Cortjaens, een VROM erkende medewerker, werkzaam bij Fransen Milieutechniek; . de grondmonsters zijn (voor)behandeld middels de AS3000 methode in een door de Raad voor de Accreditatie erkend laboratorium.

B01032/ZC9/166/700201 ARCADIS 3 VERKENNEND BODEMONDERZOEK BOUWPLAN AELSERHOF TE ELSLOO

Conform de eisen uit de BRL SIKB 2000 melden wij het volgende: . De werkzaamheden zijn conform de BRL SIKB 2000 uitgevoerd. ARCADIS Nederland, vestiging Maastricht en Fransen Milieutechniek te Landgraaf (uitvoerder van het veldwerk) zijn hiervoor gecertificeerd en erkend. Dit rapport draagt daarom het keurmerk ‘kwaliteitswaarborg bodembeheer SIKB’. . De werkzaamheden waarop deze rapportage betrekking heeft, zijn conform BRL SIKB 2000 getoetst op partijdigheid. Daarom vermelden wij dat de uitvoerder van het veldwerk voor milieuhygiënisch bodemonderzoek een ander is dan de eigenaar van het terrein waarop het veldwerk betrekking heeft.

1.3 AFBAKENING ONDERZOEK

Hoewel het bodemonderzoek op zorgvuldige wijze is voorbereid en uitgevoerd, kan niet worden uitgesloten dat in werkelijkheid afwijkingen optreden ten opzichte van de in dit rapport gepresenteerde gegevens. Immers, elk bodemonderzoek is gebaseerd op het nemen van een aantal steekmonsters, welke representatief worden geacht voor het onderzochte gebied, maar waarbij (lokale) afwijkingen niet volledig kunnen worden uitgesloten.

1.4 OPBOUW VAN HET RAPPORT

In dit rapport volgt na de inleiding (hoofdstuk 1) het vooronderzoek inclusief hypothese (hoofdstuk 2). Vervolgens worden in hoofdstuk 3 de uitgevoerde veldwerkzaamheden beschreven. In hoofdstuk 4 worden de onderzoeksresultaten weergegeven en in hoofdstuk 5 worden deze resultaten geïnterpreteerd en de hypothese getoetst. De conclusies worden ten slotte in hoofdstuk 6 vermeld.

B01032/ZC9/166/700201 ARCADIS 4 VERKENNEND BODEMONDERZOEK BOUWPLAN AELSERHOF TE ELSLOO

HOOFDSTUK 2 Vooronderzoek

2.1 INFORMATIE MET BETREKKING TOT HUIDIG EN VOORMALIG GEBRUIK

Algemeen De locatie is gelegen in het centrum van het dorp Elsloo. In bijlage 1 is de topografische ligging van het plangebied weergegeven. De begrenzing van de onderzoekslocatie voor het verkennend bodemonderzoek (hierna te noemen onderzoekslocatie) is aangegeven op de tekening in bijlage 2.

De X, Y coördinaten van de onderzoekslocatie zijn: X = 181.640 Y = 328.830

De onderzoekslocatie beslaat een totale oppervlakte van ca. 6.000 m2. Op dit moment bestaat het perceel uit een grasveld waarop zich twee, niet meer in gebruik zijnde, met beton verharde handbalvelden bevinden.

Uit navraag bij de intergemeentelijke milieudienst Beek Nuth Stein (IMD) is het volgende gebleken: . Uit de bij de IMD beschikbare gegevens is niet gebleken dat er sprake is van een mogelijke bodemverontreiniging; . Er zijn bij de IMD geen gegevens beschikbaar waaruit blijkt dat er in het verleden ter plekke bedrijfsmatige activiteiten hebben plaatsgevonden; . Er is thans geen ondergrondse brandstoftank aanwezig of in het verleden aanwezig geweest. Ook is er geen sanering van een tank op de locatie gemeld; . Er zijn geen gegevens bekend over bodembedreigende activiteiten ter plekke of in de directe omgeving.

Overige informatie De onderzoekslocatie is voor zover bekend niet opgehoogd en er hebben zich geen calamiteiten voorgedaan.

B01032/ZC9/166/700201 ARCADIS 5 VERKENNEND BODEMONDERZOEK BOUWPLAN AELSERHOF TE ELSLOO

Foto’s huidige situatie/terreininspectie In het kader van het verkennend bodemonderzoek is een terreininspectie uitgevoerd. Onderstaande foto’s geven de huidige situatie weer:

Bij de terreininspectie zijn geen bijzonderheden vastgesteld die in verband kunnen worden gebracht met een eventuele bodemverontreiniging.

2.2 EERDER UITGEVOERDE BODEMONDERZOEKEN EN BODEMKWALITEITSKAART

2.2.1 BODEMONDERZOEKEN

Er zijn geen bodemonderzoeksgegevens van de locatie of de directe omgeving bekend.

2.2.2 BODEMKWALITEITSKAART

De gemeente Stein beschikt over een bodembeheerplan inclusief bodemkwaliteitskaart. De onderzoekslocatie is gelegen in het deelgebied “overig bebouwd gebied”. In dit deelgebied komen in de bovengrond de parameters minerale olie en PAK verhoogd ten opzichte van de streefwaarde voor. In de ondergrond komen alleen licht verhoogde gehalten aan minerale olie voor.

2.3 BODEMOPBOUW EN GEOHYDROLOGIE

De onderzoekslocatie ligt op een hoogte van circa 66 m+NAP. Regionaal gezien loopt het maaiveld sterk af richting de Maas in het westen.

De bodem tot 5 m-mv. bestaat hoofdzakelijk uit sterk zandige leem (löss) met op enkele plekken grind. Uit kaarten van TNO-NITG blijkt dat de gemiddelde grondwaterstand op circa 13 m-mv. ligt en de grondwaterstromingsrichting noordoostelijk is. Op basis van gegevens van TNO-NITG is de volgende globale diepe bodembeschrijving opgesteld:

Geologische laag Lithologie Van 66 tot 53 m+NAP Boxtel Leem, zand, grind Van 53 tot 38 m+NAP Beegden Grof zand, grind Van 38 m+ tot 14 m-NAP Rupel klei

B01032/ZC9/166/700201 ARCADIS 6 VERKENNEND BODEMONDERZOEK BOUWPLAN AELSERHOF TE ELSLOO

2.4 HYPOTHESE EN ONDERZOEKSOPZET

Op basis van het uitgevoerde vooronderzoek kan geconcludeerd worden dat de locatie onverdacht is met betrekking tot het voorkomen van bodemverontreiniging. Daarom kan de onderzoeksstrategie gehanteerd worden horende bij een “onverdachte locatie”. Conform de NEN 5740 hoort hierbij onderstaand boor- en analyseplan:

Veldwerk Laboratoriumonderzoek Oppervlakte Aantal boringen Aantal te onderzoeken mengmonsters Tot 0,5 m-mv. Tot 2,0 m-mv. Bovengrond Ondergrond Ca. 6.000 m2 12 4 2 x NEN en L/OS 2 x NEN en L/OS

NEN : analysepakket conform NEN L/OS : lutumgehalte, organische stofgehalte

Aangezien het freatisch grondwater niet binnen 5,0 m-mv. aanwezig is, heeft geen onderzoek naar de grondwaterkwaliteit plaats gevonden

Voor wat betreft asbest kan de onderzoekslocatie op basis van het uitgevoerde vooronderzoek als onverdacht worden beschouwd.

B01032/ZC9/166/700201 ARCADIS 7 VERKENNEND BODEMONDERZOEK BOUWPLAN AELSERHOF TE ELSLOO

HOOFDSTUK 3 Veldwerk en interpretatie van de veldgegevens

3.1 UITVOERING VAN HET VELDWERK

De veldwerkzaamheden zijn op 15 juni 2009 uitgevoerd. Conform de onderzoeksstrategie behorende bij de hypothese “onverdacht” zijn er op de locatie 16 boringen verricht.

Tijdens het veldwerk is de grond zintuiglijk (door middel van kijken en voelen) beoordeeld op de aanwezigheid van verontreinigingskenmerken (kleur en olie). Van de boringen zijn monsters genomen per laag van 0,5 m. dikte of per te onderscheiden bodemlaag. Deze monsters zijn in glazen potten voor onderzoek aangeboden aan Eurofins Analytico Milieu B.V. te Barneveld.

Een overzicht van de situering van de boringen is weergegeven in bijlage 2. De boorstaten zijn opgenomen in bijlage 3.

3.2 AANGETROFFEN BODEMPROFIEL

Tijdens de veldwerkzaamheden is van iedere boring een profielbeschrijving gemaakt (zie bijlage 3) en zijn de zintuiglijk waargenomen bodemvreemde kenmerken genoteerd.

De bodem (0,0 – 2,0 m-mv.) ter plaatse van de onderzoekslocatie betreft (globaal omschreven) sterk zandige leem. Plaatselijk is de bodem zwak grindig. Onder de aanwezige betonverharding van de handbalvelden, bevindt zich een 0,35 m. dikke laag fijn, siltig grind.

Plaatselijk worden tot 1,0 m-mv. sporen baksteen en/of kolen aangetroffen. Ter plaatse van boringen 01 en 15 is de bovengrond (0,0 – 0,5 m-mv.) zwak puin- en koolhoudend.

Zowel op het maaiveld als in de bodem ter plaatse van de uitgevoerde boringen is geen asbestverdacht materiaal aangetroffen.

B01032/ZC9/166/700201 ARCADIS 8 VERKENNEND BODEMONDERZOEK BOUWPLAN AELSERHOF TE ELSLOO

HOOFDSTUK 4 Onderzoeksresultaten en toetsing

4.1 LABORATORIUMONDERZOEK

De chemische analyses zijn uitgevoerd door het sterlaboratorium Eurofins Analytico B.V. te Barneveld.

De samengestelde grondmengmonsters zijn geanalyseerd op het (nieuwe) standaard pakket bodem. Dit pakket bestaat uit de volgende parameters: . Metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, molybdeen, nikkel, lood, zink); . Minerale olie (GC) (C10-C40); . PCB (7) . PAK (10 VROM)

Tevens is van de grond(meng)monsters het lutum- en organische stofgehalte bepaald.

Omdat de bovengrond plaatselijk zwak puin- en koolhoudend is en/of sporen kolen en baksteen bevat, zijn er twee extra mengmonsters van de bovengrond samengesteld en geanalyseerd.

4.2 TOETSINGSKADER

Het toetsingskader voor dit onderzoek is gebaseerd op: . De Wet bodembescherming. . Het beleid van Provincie Limburg bij bestemmingsplanwijzigingen etc.

Onderstaand worden de beide toetsingskaders kort toegelicht:

Wet bodembescherming De toetsingswaarden in het kader van de Wet bodembescherming zijn ontleend aan de Circulaire bodemsanering 2009 van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Het betreft de volgende toetsingswaarden:

Achtergrondwaarde (AW) Indicatief concentratieniveau waaronder geen sprake is van bodemverontreiniging. Deze waarde komt overeen met de achtergrondconcentratie voor het betreffende bodemtype in Nederland of is afgestemd op de detectielimiet bij de gebruikelijke analysemethode.

B01032/ZC9/166/700201 ARCADIS 9 VERKENNEND BODEMONDERZOEK BOUWPLAN AELSERHOF TE ELSLOO

Tussenwaarde (T) Verhoogd concentratieniveau waarbij sprake is van een verontreiniging en er aanleiding is tot het uitvoeren van een nader onderzoek. De tussenwaarde is het rekenkundige gemiddelde van de achtergrondwaarde en de interventiewaarde.

Interventiewaarde (I) De toetsingswaarde waarboven sprake is van ernstige verontreiniging en waarbij het (op korte termijn) uitvoeren van een saneringsonderzoek en het nemen van een beslissing ter zake het treffen van sanerende maatregelen noodzakelijk is.

Om de mate van verontreiniging aan te geven wordt in de voorliggende rapportage de volgende terminologie gebruikt: . Niet verontreinigd: < achtergrondwaarde; . Licht verontreinigd: > achtergrondwaarde en < ½ (achtergrondwaarde+interventiewaarde); . Matig verontreinigd: > ½ (achtergrondwaarde+interventiewaarde) < interventiewaarde; . Sterk verontreinigd: > interventiewaarde.

Provinciaal beleid Het kader voor bodem wordt gevormd door de Wet op de ruimtelijke ordening. Er dient antwoord gegeven te worden op de vraag of de bodem geschikt is voor de in het ruimtelijk plan toe te kennen functies.

Conform het Besluit Bodemkwaliteit kan een gemeente gebiedsspecifiek of generiek beleid voeren. De gemeente Stein beschikt over een bodembeheerplan inclusief bodemkwaliteitskaart uit 2006, waarin achtergrondgrenswaarden (AGGW) zijn vastgelegd. De gemeente Stein maakt in het kader van het Besluit Bodemkwaliteit gebruik van het overgangsbeleid, zodat het huidige bodembeheerplan, inclusief bodemkwaliteitskaart, vooralsnog van kracht blijft. De bodemgebruikswaarden (BGW) worden echter wel al vervangen door de Maximale Waarden (MW). Op de locatie zal woningbouw gerealiseerd worden, zodat in dit geval de Maximale Waarden Wonen (MWW) van toepassing zijn.

Bij een bestemmingsplanwijziging als deze, wordt door de gemeente Stein de volgende bodemkwaliteitseis gehanteerd: . Wanneer de AGGW hoger is dan de MWW, geldt de AGGW als bodemkwaliteiteis; . Wanneer de MWW hoger is dan de AGGW, geldt de MWW als bodemkwaliteiteis.

4.3 BEREKENDE TOETSINGSWAARDEN

De toetsingswaarden voor zware metalen en een groot aantal organische stoffen zijn afhankelijk gesteld voor het lutum- en/of organische stofgehalte van de grond (bodemtypecorrectie). In voorliggend bodemonderzoek is van alle mengmonsters het lutum- en organische stofgehalte bepaald.

B01032/ZC9/166/700201 ARCADIS 10 VERKENNEND BODEMONDERZOEK BOUWPLAN AELSERHOF TE ELSLOO

4.4 TOETSING ANALYSERESULTATEN

In onderstaande tabel zijn de getoetste analyseresultaten van de grond(meng)monsters weergegeven. Alleen die parameters die minimaal de achtergrondwaarde overschrijden, zijn opgenomen in de tabel.

Tabel 4.1 Toetsing MM Boringen Diepte Bijmenging Verhoogde Gehalte Wbb2 Wro1 analyseresultaten (m-mv.) parameter (mg/kgds)

MM01 02, 09, 12 en 16 0,15-0,50 Laag onder verharding - - - -

MM02 01 en 15 0,00-0,50 Zwak puinhoudend Cadmium 0,50 > AW - Zwak koolhoudend PAK 5,8 > AW -

MM03 04 t/m 08 0,00-0,50 Sporen kolen en/of Cadmium 0,44 > AW - Sporen baksteen

MM04 03, 10, 11 en 13 0,00-0,50 - Lood 65 > AW -

MM05 03 en 04 0,50-1,00 Sporen kolen - - - -

MM06 01 t/m 03 0,50-2,00 - - - - -

Verklaring gebruikte afkortingen: Verklaring gebruikte tekens:

MM : mengmonster 1 - : geen verhoogde gehalten ten opzichte van de BKE Gehalte : gemeten concentratie 2 > AW : overschrijding van de achtergrondwaarde Wbb : Wet bodembescherming Wro : Wet op de ruimtelijke ordening BKE : bodemkwaliteitseis

In alle mengmonsters is een berekende som PCB’s aangetroffen van 0,049 mg/kgds hetgeen overeenkomt met de detectielimiet. Aangezien de achtergrondwaarde voor deze parameter 0,0040 mg/kgds bedraagt, wordt in alle mengmonsters dus een overschrijding van de AW aangetroffen. Van een verontreiniging is conform de rekenregels uit de Circulaire bodemsanering 2009 echter geen sprake.

B01032/ZC9/166/700201 ARCADIS 11 VERKENNEND BODEMONDERZOEK BOUWPLAN AELSERHOF TE ELSLOO

HOOFDSTUK 5 Interpretatie en toetsing hypothese

5.1 INTERPRETATIE ZINTUIGLIJKE WAARNEMINGEN EN CHEMISCHE ANALYSES

5.1.1 ZINTUIGLIJKE WAARNEMINGEN

Plaatselijk worden tot 1,0 m-mv. sporen baksteen en/of kolen aangetroffen. Ter plaatse van boringen 01 en 15 is de bovengrond (0,0 – 0,5 m-mv.) zwak puin- en koolhoudend. De monsters met bodemvreemde bijmengingen zijn samengevoegd in mengmonsters MM02, MM03 en MM05 en separaat geanalyseerd.

5.1.2 CHEMISCHE ANALYSES

In het mengmonster van de zwak puin- en koolhoudende bovengrond (MM02) is een lichte verontreiniging met cadmium en PAK aangetroffen. Ook in het mengmonster van de bovengrond met sporen kolen en baksteen (MM03), is een ten opzichte van de achtergrondwaarde verhoogd cadmiumgehalte aangetoond. In het mengmonster van de zintuiglijke schone bovengrond (MM04) is een lichte verontreiniging met lood aangetroffen.

Al deze licht verhoogd aangetroffen gehalten, overschrijden de bodemkwaliteitseis niet. De overige geanalyseerde parameters overschrijden de achtergrondwaarde niet1. In de mengmonsters van de ondergrond zijn geen ten opzichte van de achtergrondwaarde verhoogde gehalten aangetoond.

5.2 TOETSING VAN DE HYPOTHESE

De hypothese “onverdachte locatie” is formeel niet juist. Drie mengmonsters van de bovengrond bevatten namelijk licht verhoogde gehalte cadmium, lood en/of PAK.

Voor wat betreft asbest kan voor de onderzoekslocatie de hypothese “onverdacht” worden aangenomen.

1 In alle mengmonsters is een som PCB’s aangetroffen van 0,049 mg/kgds hetgeen overeenkomt met de detectielimiet. Aangezien de achtergrondwaarde voor deze parameter 0,0040 mg/kgds bedraagt, wordt in alle mengmonsters dus een overschrijding van de achtergrondwaarde aangetroffen. Van een verontreiniging is conform de rekenregels uit de Circulaire bodemsanering 2009 echter geen sprake.

B01032/ZC9/166/700201 ARCADIS 12 VERKENNEND BODEMONDERZOEK BOUWPLAN AELSERHOF TE ELSLOO

HOOFDSTUK 6 Conclusies

6.1 TOETSINGSKADER WET BODEMBESCHERMING

Aangezien in geen enkel mengmonster de tussen- of interventiewaarde wordt overschreden, is in het kader van de Wet bodembescherming (Wbb), nader bodemonderzoek niet noodzakelijk. Er is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging zodat het nemen van sanerende maatregelen conform de Wbb niet noodzakelijk is.

6.2 TOETSINGSKADER WET RUIMTELIJKE ORDENING

De aangetroffen verhoogde gehalten in de bovengrond overschrijden de bodemkwaliteitseis niet. Daarom kan geconcludeerd worden dat de aangetroffen milieuhygiënische bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor het voorgenomen gebruik van de locatie, namelijk woningbouw.

B01032/ZC9/166/700201 ARCADIS 13 VERKENNEND BODEMONDERZOEK BOUWPLAN AELSERHOF TE ELSLOO

BIJLAGE 1 Topografische ligging van de onderzoekslocatie

B01032/ZC9/166/700201 ARCADIS 14 VERKENNEND BODEMONDERZOEK BOUWPLAN AELSERHOF TE ELSLOO

BIJLAGE 2 Situatie met boorpunten

B01032/ZC9/166/700201 ARCADIS 15 VERKENNEND BODEMONDERZOEK BOUWPLAN AELSERHOF TE ELSLOO

BIJLAGE 3 Boorstaten

B01032/ZC9/166/700201 ARCADIS 16 VERKENNEND BODEMONDERZOEK BOUWPLAN AELSERHOF TE ELSLOO

BIJLAGE 4 Analysecertificaten

B01032/ZC9/166/700201 ARCADIS 17 VERKENNEND BODEMONDERZOEK BOUWPLAN AELSERHOF TE ELSLOO

BIJLAGE 5 Getoetste analyseresultaten

B01032/ZC9/166/700201 ARCADIS 18 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

BIJLAGE 2 Inventariserend Veld Onderzoek te Elsloo (locatie Aelserhof)

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 49 BESTEMMINGSPLAN LOCATIE AELSERHOF

BIJLAGE 3 Reacties vooroverleg

B01032/ZC0/1J3/700201 ARCADIS 50

Aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stein Ter attentie van de heer B. Robberts

Op 2 juli 2010 heb ik uw verzoek ontvangen om advies op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening over het voorontwerpbestemmingsplan “Locatie Aelserhof” (H33441).

In de brief van 26 mei 2009 aan alle colleges van burgemeester en wethouders heeft de minister van VROM aangegeven over welke nationale belangen uit de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid (RNRB, TK2007-2008, 31500 nr 1) gemeenten altijd vooroverleg moeten voeren met het Rijk. Gemeenten verzoeken zelf de afzonderlijke rijksdiensten om advies. De VROM-Inspectie coördineert vervolgens de rijksreactie over voorontwerpbestemmingsplannen, -projectbesluiten en –structuurvisies richting gemeenten.

Het bovengenoemde plan geeft de betrokken rijksdiensten geen aanleiding tot het maken van opmerkingen, gelet op de nationale belangen in de RNRB.

Deelname webenquête VROM doet onderzoek naar het gebruik van de Handreiking Ruimtelijke Ordening en Milieu. U kunt via een webenquête uw mening geven over deze handreiking. VROM hoort graag uw mening en nodigt u uit om de webenquête in te vullen. In de bijlage treft u een toelichting aan met meer informatie over de webenquête. Indien u al heeft deelgenomen, wil ik u bedanken voor uw medewerking.

De directeur-inspecteur regio Zuid, p.o. ir. J.J.M. Henssen

Ministerie van VROM VROM-Inspectie Regio Zuid Kennedyplein 7-13 | 5611 ZS | Eindhoven | 4.14 Postbus 850 | 5600 AW | Eindhoven ...... ARCHIEF WRO Besluit DB: Besluit AB: Waterschap cc: Kl/Tfl pr»s.t>/ CTH/ j Ja/ Roer en Overmaas

Arcadis Nederland BV t.a.v. Simone Mol Postbus 1018 5200 BA 's Hertogenbosch

Sittard, 27 augustus 2009 200906754

uw kenmerk behandeld door M. Stevens uw brief van 23 juli 2009 doorkiesnummer 748 ons kenmerk 200906754 e-mail [email protected]

gemandateerde bevoegdheid: preadvies watertoets

onderwerp: vooroverleg Bestemmingsplan Aelserhof te Elsloo

Geacht mevrouw Mol,

Op 23 juli 2009 hebben wij op grond van artikel 3.1.1 Wro uw bovengenoemde bestem- mingsplan bij het Watertoetsloket Roer en Overmaas* ontvangen. Stichting Maaskant Wonen is voornemens samen met Vivantes Zorggroep het huidige handbalveld aan de Charles de Gavrestraat te Elsloo in te richten met een zorgvoorziening. Het terrein is circa 5.000 m2 groot en zal bijna geheel verhard worden.

Om de belangen van alle waterbeheerders goed te borgen adviseren wij u het volgende: - Laat een watertoets opstellen. Hierin wordt nagegaan welke waterbelangen er spelen, en welke oplossingen wenselijk zijn. Als leidraad voor het afkoppelen kunt u van onze website de brochure 'Regenwater schoon naar beek en bodem' downloaden. Hierin wordt extra aandacht besteed aan het afkoppelen van verharde oppervlakken. - Bespreek de mogelijkheden om gebruik te maken van lokale voorzieningen met de heer Beumer van gemeente Stein. Eind dit jaar wordt bijvoorbeeld door gemeente een nieuw GRP+ vastgesteld; wat betekent dit voor het plan? - Omdat het een relatief klein plan betreft zouden wij het op prijs stellen dat er een con- creet voorstel wordt ingediend t.b.v. het wateradvies. Probeer hierin ook vast te leggen wie verantwoordelijk is voor het beheer van de voorzieningen.

Postbus 185, 6130 AD Sittard • Parklaan 10, 6131 KG Sittard telefoon 046-4205700 • fax 046-4205701 e-mail [email protected] • website www.overmaas.nl Nederlandse Waterschapsbank N.V. 63.67.52.658 btw-nummer NL 8123.61.155.B01 ISO 9001:2000 GECERTIFICEERD Waterschap Roer en Overmaas Pagina 2 van 2

Wij waarderen het zeer dat u ons in een vroeg stadium van het plan betrekt. Als u nog vragen heeft kunt u zich wenden tot mevrouw J. van Winkel.

Een afschrift van deze brief is tevens verzonden aan de heer Beumer van gemeente Stein.

Hoogachtend, het dagelijks bestuur, krachtens mandaz

dr.ir. H.H. Yèlk^mp, hoofd afdeling Beleid, Onderzoek en Advies

* Hef Watertoetsloket Roer en Overmaas is een gezamenlijk initiatiefin het kader van de watertoets van het Waterschap Roer en Overmaas, het Waterschapsbedrijf Limburg, de Provincie Limburg en Rijkswaterstaat Limburg. Dit (prewateradvies is opgesteld door het Waterschap Roer en Overmaas. De andere waterbeheerders van het loket hebben geen opmerkingen.

200906754 Volgformulier Watertoets

Gemeente: Registratiedatum:

Naam plan: Behandelend ambtenaar:

Locatie: . Datum doorboeking naar ambtenaar: (in te vullen door coördinator advies)

1. Corsa-nummer:

2. Datum stukken compleet:

3. Datum ontvangstbevestiging

ontvangst 4. Waterbelangen betrekken ontvangstbevestiging klant deeladvies Datum Waterwingebied D Grondwaterbeschermingsgebied Bestemmingsplan Buitengebied J-J Provincie • Afschrift + verzoek om deeladvies D Bestemmingsplan Bedrijventerrein D Rivierbed Maas Kanalen |=j RWS O Afschrift + verzoek om deeladvies D Zuiveringstechnische werken WBL D Afschrift + verzoek om deeladvies D Grote riool uitbreiding D Keurzoneringen Vergunningen CH Beheer D

Waterschapsprojecten D NWO D

Beleid, ecologie en erosie D BOA •

5. Ondergrens watertoets?

6, Concept pré-wateradvies (zie inhoudelijke checklist ommezijde) ""Gecontroleerd datum paraaf Briefnr.: Coördinator advies Datum: Waterschapsbelang? Ja Nee M/l

7. Ontvangst vervolg ruimtelijk plan Datum Corsa-nr.

Is pré-wateradvies goed overgenomen? Ja D

8. Concept wateradvies

Gecontroleerd datum paraaf Coördinator advies Briefnr.: Hoofd BOA Datum: Waterschapsbelang? Vervolgprocedure? Ja Nee Ja Nee

Versie 3.0 13 oktober 2008 Checklist watertoets voor intern gebruik versie CS.1 (29 oktober 2008) Te Grijs vakje: in principe aandacht aan besteden in (pre)wateradvies/overleg Ja Nee weinig N.v.t. / info 1. Is de planfase van het ingediende ruimtelijke plan bekend? 0'oA o~Hsi (j^, (moet een (pre)wateradvies worden gegeven of een zienswijze worden ingediend ) / < 2. Is waterschap eerder betrokken geweest bij het plan? Actiepunten overleg overgenomen V Prewateradvies of andere correspondentie overgenomen < Advies en opmerkingen opgenomen in waterparagraaf

3. Zijn er waterbelangen (RWS, provincie en waterschapsbedrijf) in het plan?

RWS Rivierbed Maas en kanalen (ook lozen op Maas en/of kanaal)

Provincie Waterwingebied, grondwaterbeschermingsgebied, bestemmingsplan Buitengebied en bestemmingsplan bedrijventerrein WBL Zuiveringstechnische werken (riooltransportleiding, gemaal, RWZI) Grote uitbreidingen riolering (meer dan 100 woningen) Gemeente Lozing hemelwater op secundair water of riool (gemeente is de beheerder)

4. Zijn er waterschapsbelangen in het plan (zie Geo-info via intranet) ? xT

Beheer Waterkeringen met beschermingszone

Primaire wateren (inclusief regenwaterbuffers) met beschermingszone

Meanderzone

Inundatiegebied

Kunstwerken •i NWO Waterschapsprojecten

Beheer en onderhoud

BOA Herinrichtingzones langs beken (zie waterbeheersplan) < Droogdalen, stroombanen en erosieremmende maatregelen

In of nabij een hydrologisch gevoelig natuurgebied (zie POL)?

Algemeen Zijn de belangen goed opgenomen in het ruimtelijke plan? (zie voorbeeldvoorschriften water in bestemmingsplannen)? 5. Zijn voor de planuitvoering waterschapsvergunningen (in de toekomst een Watervergunning) nodig? Beheer Keur (bouwwerken/grondwerken/beplanting) K Grondwateronttrekking (tot 100.000 m3 per jaar bij waterschap, meer bij provincie) Wet op de waterhuishouding (10-20 m3per uur meldplicht en >20m3 per uur vergunning) Wet verontreiniging oppervlaktewater

6. Is duurzaam stedelijk waterbeheer met onze richtlijnen voor waterhuishoudkundige voorzieningen in het plan toegepast?

Waterhuishouding en effecten van het plan hierop beschreven?

Gescheiden rioolsysteem?

Voorkeurstabel afkoppelen toegepast (zie voorkeurstabel in brochure)? Bodem- en/of infiltratieonderzoek verricht? Voorzieningen gedimensioneerd op T=25 met doorkijk naafT=100iatT=1 ? * Beschikbaarheid/leegloop voorziening binnen 24 uur bij bui T=25?

Is de kans op (grond)wateroverlast en erosie beschreven?

Is aandacht besteed aan evt. hoogteverschillen, bouw- en straatpeilen?

Worden duurzame (niet-uitlogende) bouwmaterialen gebruikt?

Worden risicobeperkende maatregelen toegepast (bv. bodemfilter/-passage)?

Is het beheer en onderhoud van de watervoorzieningen geregeld?

Is ruimte voor water gereserveerd en worden kansen benut (10% plangebied)?

Is de (hemel)waterstructuur planologisch geregeld in het plan? (meegenomen in de bestemmingen op kaart en in de regels) ARCHIEF WRO Besluit DB: Waterschap Besluit AB: Roer en Overmaas cc: Directie /yV\^--> H l e»/

Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Stein Postbus 15 6170 AA STEIN

Sittard, 6 oktober 2010 201007405

uw kenmerk B01032.700201 behandeld door M. Stevens uw brief van 9 augustus 2010 doorkiesnummer 046-4205748 ons kenmerk 201007405 e-mail [email protected]

gemandateerde bevoegdheid: wateradvies

onderwerp: wateradvies 'bestemmingsplan Aelserhof te Stein

Geacht College,

Op 9 augustus 2010 heeft u ter voldoening aan artikel 3.1.1 Bro het bovengenoemde plan bij Watertoetsloket Roer en Overmaas* ingediend. Dit plan geeft ons aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen.

In of nabij het plangebied liggen geen zuiveringstechnische voorzieningen of watergangen in beheer bij het waterschap.

Het plangebied is circa 4.700 m2 groot en gelegen in het centrum van Stein. Omdat de infiltratiecapaciteit van de bodem ontoereikend is, zal in het plan een ondergrondse retentie- voorziening worden aangelegd. Van hieruit wordt hemelwater vertraagd op het gemeentelijke riool geloosd.

Mits de toename op het gemeentelijke rioolstelsel geen overlast voor derden oplevert, ontvangt u van ons een positief wateradvies op het ingediende plan.

Een afschrift van deze brief is gericht aan de heer F. Beumer van uw gemeente.

Postbus 185, 6130 AD Sittard • Parklaan 10, 6131 KG Sittard telefoon 046-4205700 • fax 046-4205701 e-mail [email protected] • website www.overmaas.nl Nederlandse Waterschapsbank NV. 63.67.52.658 btw-nummer NL 8123.61.155.B01 ISO 9001:2008 GECERTIFICEERD Waterschap Roer en Overmaas Pagina 2 van 2

Met vragen over dit wateradvies kunt u zich richten tot de heer M. Stevens.

Hoogachtend, het dagelijks bestuur, krachtens mandaat,

ing. J.M.G. In den Kleef, secretaris/directeur Waterschap Roer en Overmaas

* Het Watertoetsioket Roer en Overmaas is een gezamenlijk initiatiefin het kader van de watertoets van het Waterschap Roer en Overmaas, het Waterschapsbedrijf Limburg, de Provincie Limburg en Rijkswaterstaat Limburg. Dit wateradvies is opgesteld door het Waterschap Roer en Overmaas. De andere waterbeheerders van het loket hebben geen opmerkingen.

201007405