Quick viewing(Text Mode)

Ontwikkelingssamenwerking in Vogelvlucht

Ontwikkelingssamenwerking in Vogelvlucht

De feiten op een rij

Ontwikkelingssamenwerking in vogelvlucht

Jaren 50 en 60 van verzuiling: katholiek (Vastenactie, Cebemo, later De Nederlandse ontwikkelingssamenwerking begon Cordaid), protestant (ICCO), ‘algemeen’ (Novib, later in 1949 als reactie op een oproep van de Amerikaanse Oxfam Novib) en humanistisch (Hivos). president Truman. De hulp bestond aanvankelijk vooral uit het uitzenden van deskundigen, meestal via de Verenigde Naties. De eerste periode Pronk (1973 - 1977) (PvdA) maakte armoedebestrijding tot de Ontwikkelingsdenken centrale doelstelling. Het budget steeg tot 0,75% van Ontwikkelingshulp werd gezien in termen van ‘moder- het BNP. Gebonden hulp bleef bestaan. nisering’: arme landen zijn arm omdat ze de overstap naar moderniteit nog niet hebben gezet, ze lijden onder Ontwikkelingsdenken slecht bestuur, slecht onderwijs en feodale productie- Jan Pronk was geïnspireerd door een nieuwe visie verhoudingen. Als ze voldoende tijd, geld en technische op Noord-Zuid verhoudingen, waar de Nederlandse hulp krijgen kunnen arme landen hetzelfde traject Nobelprijswinnaar een belangrijk doorlopen als de rijke. aandeel in had gehad. De oorzaak van onderontwik- keling was gelegen in oneerlijke economische verhou- Maatschappelijke organisaties dingen tussen Noord en Zuid. Arme landen waren arm In de jaren vijftig begon de interesse vanuit de omdat ze afhankelijk waren. In VN-verband maakten Nederlandse samenleving voor ontwikkelingssamen- ontwikkelingslanden zich hard voor een veel recht- werking toe te nemen. De Novib werd opgericht. vaardiger Nieuwe Internationale Economische Orde: Ook het bedrijfsleven begon de voordelen te zien van industrialisering in ontwikkelingslanden, rechtvaardige de Nederlandse inspanningen. De bilaterale hulp handel, eerlijke prijzen voor grondstoffen, technologie- – de hulp van overheid aan overheid – groeide in overdracht, controle op multinationals. vergelijking met de multilaterale hulp – de hulp die via internationale organisaties als de Wereldbank Maatschappelijke organisaties wordt gegeven – en focuste op het belang van de Deze ‘dependencia theorie’ leidde tot nieuwe par- Nederlandse export. Nederlandse hulp was ‘gebonden’: ticuliere initiatieven: de Wereldwinkels werden moest besteed worden bij Nederlandse bedrijven. bijvoorbeeld opgericht, die ‘eerlijke’ producten uit Vanaf het eind van de jaren vijftig loopt een deel van de ontwikkelingslanden importeerden. In het Zuiden Nederlandse ontwikkelingshulp ook via Europa. ging veel aandacht naar kleinschalige economische In de jaren zestig begon de medefinanciering: initiatieven en het helpen opbouwen van economische overheidshulp werd deels besteed via particuliere capaciteit. organisaties. Dit verliep via het Nederlandse systeem

Deze factsheet is een uitgave van NCDO, juni 2012 1/4 Jan de Koning en Cees van Dijk Buitenlandse Zaken ‘ontschotte’ (1977 - 1982) Pronk het ministerie. De diplomaten en de Jan de Koning (ARP, later CDA) en zijn opvolger ontwikkelingswerkers gingen samenwerken. Zij Cees van Dijk (CDA) voerden een tweesporenbeleid: moesten politieke druk uitoefenen, of onderhandelingen armoedebestrijding en economische verzelfstandiging. voeren, om conflicten binnen landen op te lossen of te De hulp werd ook ontbonden: ontvangende landen zorgen dat mensenrechtenschendingen stopten. Deze kregen een stem bij wie ze het Nederlandse hulpgeld ‘politieke’ invalshoek was ook de reden dat Pronk mochten besteden. in totaal 120 landen hulp verschafte. Daarmee kocht hij ‘een plek aan de onderhandelingstafel’ en kon zo Maatschappelijke organisaties meebeslissen. Het budget voor de vier grote particuliere ontwik- kelingsorganisaties steeg. Dat ging gepaard met een Ontwikkelingsdenken professionalisering van hun werkzaamheden. De eenzijdige focus op economische groei en de rol van de staat werden genuanceerd. Het ging meer om ‘menselijke ontwikkeling´ en, in het geval van conflict- Eegje Schoo en landen, om ‘menselijke veiligheid´. Milieu als randvoor- (1982 - 1989) waarde voor ontwikkeling kwam vooral na ‘Rio ‘92’ op. Eegje Schoo (VVD) versterkte als minister in het Maar Pronk had ook aandacht voor de economie. Hij kabinet Lubbers I de rol van het bedrijfsleven. CDA’er riep bijvoorbeeld de Financierings-Maatschappij voor Bukman zette onder Lubbers II dit beleid voort en was Ontwikkelingslanden (FMO) in het leven, die investe- daarnaast actief op het gebied van democratisering in ringen in het Zuiden moest bevorderen. Midden-Amerika. Ook de landbouw in ontwikkelings- landen kreeg meer aandacht. Maatschappelijke organisaties Tegelijkertijd was er een enorme toename van parti- Maatschappelijke organisaties culiere ontwikkelingsorganisaties, vooral in ontwikke- In de jaren tachtig waren in Nederland veel ‘landen- lingslanden zelf. Die groei was een gevolg van het besef groepen’ actief die zich solidair toonden met het verzet dat de maatschappij ook van onderop moet worden in bijvoorbeeld Zuid-Afrika, Chili, of El Salvador. Zij opgebouwd. gaven praktische en financiële steun, maar voerden ook acties en organiseerden demonstraties. (1998 - 2002) Ontwikkelingsdenken Eveline Herfkens (PvdA) vond dat niet de rijke landen In hetzelfde tijdbestek voltrok zich een ingrijpende wij- het voortouw moesten nemen, maar de mensen in ziging in het economisch denken. Wereldwijd werd het ontwikkelingslanden zelf. Met dit principe, in jargon neoliberalisme dominant: het Internationaal Monetair ‘ownership’ genoemd, ‘kreeg het begrip ‘samenwerking’ Fonds (IMF) en de Wereldbank in Washington (in tegenstelling tot de oude term ‘hulp’) pas echt drukten een zwaar stempel op het ontwikkelingsbeleid. gestalte. Herfkens introduceerde ook de algemene Ontwikkelingslanden moesten, in ruil voor leningen, begrotingssteun: landen met goed bestuur kregen Structurele Aanpassingsprogramma’s doorvoeren: Nederlandse financiële hulp zonder bevoogdende bezuinigen op overheidsuitgaven, hun markten open voorwaarden. stellen voor buitenlandse bedrijven en hun eigen Herfkens was kritisch over (blanke) ontwikkelingswer- economie richten op de export van grondstoffen. kers: ‘technische assistentie’ uit de rijke landen moest beperkt blijven tot korte adviesmissies. Sindsdien is bijvoorbeeld de Nederlandse organisatie SNV snel De tweede periode Pronk (1989 - 1998) veranderd. Sinds de jaren negentig heeft SNV vooral In 1989 werd Pronk opnieuw minister in de kabinetten lokale experts in dienst. Die hadden immers een beter Lubbers III en Kok I. Zijn aantreden viel samen met de inzicht in lokale ontwikkelingsprocessen. val van de Muur. Zijn eerste beleidsnota ‘Een Wereld van Verschil’ ademde optimisme. Vanaf nu zou de Ontwikkelingsdenken wereld in grotere eenheid kunnen bouwen aan recht- Herfkens legde nadruk op de economie. vaardiger verhoudingen. Maar al gauw raakte de wereld Ontwikkelingssamenwerking moest zich concentreren in de ban van nieuwe conflicten in Afrika (Liberia, op het scheppen van de voorwaarden voor economi- Sierra Leone en Rwanda) en in Europa (de Balkan). sche ontwikkeling, bijvoorbeeld door het verbeteren Pronk schreef een nieuwe nota: De Wereld in Geschil. van het bestuur in de arme landen, en het bevorderen De toon van het ontwikkelingsdebat werd somberder: van investeringen. Aan de andere kant maakte armoede blijkt nauw samen te hangen met conflicten. Herfkens zich sterk voor eerlijkere handelsverhoudin- De aanpak van armoedebestrijding werd breder en gen. Europa en de VS beschermden hun landbouw met veelomvattender. Samen met minister van hoge subsidies. Tegelijk dwongen de westerse landen

Deze factsheet is een uitgave van NCDO, juni 2012 2/4 ontwikkelingslanden hun markten te openen voor bui- zouden krijgen, en zo minder redenen zouden hebben tenlandse bedrijven. Ontwikkelingssamenwerking was om weer te gaan vechten. zo dweilen met de kraan open, stelde Herfkens: wat we de ene hand geven, pikken we met de andere hand weer Maatschappelijke organisaties & bedrijfsleven in. Ontwikkelingsbeleid heeft alleen zin als de maatre- Van Ardenne wilde ook meer aandacht voor het gelen binnen het OS-beleid niet teniet worden gedaan bedrijfsleven. Meer dan Herfkens, die zich vooral door maatregelen vanuit andere ministeries. Vooral richtte op de macro-economische voorwaarden die vanuit de particuliere ontwikkelingsorganisaties werd economische groei in het Zuiden konden bevorderen, aangedrongen op zulke beleidscoherentie. focuste Van Ardenne op het stimuleren van de private In dezelfde periode van vooruitgangsoptimisme werden sector zelf. Daarnaast hecht zij grote waarde aan het op internationaal niveau de Millenniumdoelstellingen vormen van (‘publiek-private’) partnerschappen. bedacht. Na uitgebreide onderhan-delingen werd in Tussen overheid en bedrijfsleven, en met maatschap- 2000 in VN-verband onder andere de afspraak pelijke organisaties. gemaakt dat de armoede in de wereld in 2015 gehalveerd In 2005 besloot Van Ardenne het medefinancierings- moest zijn. stelsel voor Nederlandse ontwikkelingsorganisaties nog verder te openen. Voor de periode 2006-2010 Maatschappelijke organisaties kregen ruim 50 particuliere organisaties een bedrag Tijdens het ministerschap van Herfkens werd het van 2,1 miljard euro te besteden aan ontwikkelingspro- medefinancieringsveld opengebroken. Naast de vier jecten. Niet-gouvernementele organisaties (NGO´s) ‘zuilenorganisaties’ mochten ook Plan Nederland en kwamen steeds meer in de schijnwerpers te staan. Er Terre des Hommes meedoen in de medefinanciering. bleek een kloof tussen de professionele, soms duurbe- In volgende kabinetsperiodes zouden nog veel meer taalde praktijk van ontwikkelingsorganisaties en het organisaties van dit budget gaan profiteren. Het minis- sympathieke beeld van liefdewerk-oud-papier dat bij terie heeft met het stellen van inhoudelijke en finan- het publiek nog steeds bestond over de sector. cieringskaders een grote invloed op de invulling van De ‘politieke’ benadering was gericht geweest op activiteiten van deze ontwikkelingsorganisaties gehad. verandering van de machtsverhoudingen op de lange Toen vanaf eind jaren negentig overal ter wereld een termijn, waarbij de concrete invloed van bepaalde kritische andersglobalistische beweging opkwam – die onderdelen van het ontwikkelingsbeleid moeilijk aan zich verzette tegen de negatieve gevolgen van het te tonen was. Die benadering was lastig te ‘verkopen’ neoliberale vrijhandelsmodel – ging die grotendeels aan het publiek. Om donateurs te werven hadden de aan Nederland voorbij. ontwikkelingsprofessionals de complexe realiteit altijd relatief simpel neergezet. Dat kregen ze als een boeme- rang terug. In reactie is een ‘meten-is-weten’ cultuur (2002 - 2007) ontstaan: tot in detail moeten vooraf stappenplannen Agnes van Ardenne (CDA) zag vooral hoe ontwik- worden ingediend en tussentijds en achteraf moeten al keling werd gefrustreerd door geweld, conflicten en die acties in cijfers en feiten worden omgezet. Dat leidt onveiligheid. Haar ministerschap begon in de grimmige tot risicomijdend gedrag, en pseudo-zekerheid: het is periode na 11 september 2001. Met de aanslagen op immers onmogelijk om de zo complexe vooruitgang Amerikaans grondgebied op het netvlies, zetten de van een gehele economie, maatschappij of democratie Verenigde Staten onder president Bush alle kaarten op in een land (Nederland of elders) toe te schrijven aan een oorlog tegen het (islamitisch) terrorisme. specifieke factoren. Van Ardenne legde haar beleid neer in de nota ‘Aan Naar de kritiek op de huidige praktijk is er tegelijkertijd elkaar verplicht’. Zij verminderde het aantal ontwik- sprake van een voortdurende betrokkenheid van kelingslanden waarmee Nederland samenwerkte tot burgers bij mensen ver weg. Donaties voor goede 36. Zij focuste op landen als Soedan, waar al tientallen doelen zijn al jaren constant. Ook is er een toename van jaren verschillende burgeroorlogen woedden, die elke particuliere ontwikkelingsprojecten, initiatieven van vooruitgang de kop indrukten. Zij probeerde te bemid- mensen die in geld of natura willen bijdragen. Ook op delen tussen de strijdende partijen en maakte zich hard milieugebied gebeurt er veel, er is een brede beweging voor de inzet van ontwikkelingsgeld voor militaire voor duurzaam consumeren, en op het terrein van vredesmissies. Onder Van Ardenne kreeg het idee van maatschappelijk verantwoord ondernemen wordt de Dutch Approach gestalte, ook wel bekend als de vooruitgang geboekt. 3D-benadering: Defense, Diplomacy, Development. Oftewel: de diplomaten van Buitenlandse Zaken Ontwikkelingsdenken moesten zich richten op politieke oplossingen van De nadruk op meetbare resultaten past ook bij conflicten, het ministerie van Defensie moest bijdragen de opzet van de Millenniumdoelstellingen die leveren aan militaire operaties die de veiligheid in een wereldwijd worden omarmd als leidraad voor bepaald land konden bevorderen, en ontwikkelings- ontwikkelingsinspanningen. samenwerking zou zorgen dat de mensen het beter

Deze factsheet is een uitgave van NCDO, juni 2012 3/4 (2007 - 2010) Ben Knapen (2010 - 2012) Bert Koenders (PvdA) richtte zich, evenals Van Ardenne, Onder CDA’er Ben Knapen wordt ongekend veel vooral op veiligheid en de situatie van fragiele staten, al bezuinigd op ontwikkelingssamenwerking. Het budget legde hij binnen de 3D benadering iets meer prioriteit wordt stapsgewijs verlaagd van 0,8% van het Bruto bij ontwikkelingssamenwerking. Onder Koenders Nationaal Product (BNP) in 2010 naar 0,7% in 2012. werd veel onderzoek gedaan naar de samenhang tussen In 2012 is het ontwikkelingsbudget 4,3 miljard euro, veiligheid en conflicten enerzijds, en ontwikkeling aan een korting van 21% ten opzichte van twee jaar eerder. de andere kant. Het meest wordt gekort op de maatschappelijke organisaties en op de bilaterale hulp. De multilaterale Maatschappelijke organisaties & bedrijfsleven organisaties gaan er zelfs iets op vooruit, net als het Het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven. Daarnaast voert Knapen ook inhoude- burgers moesten ook hun aandeel leveren. Koenders lijke ombuigingen door die deels zijn gebaseerd op het introduceerde de term mondiaal burgerschap: dat is de WRR-rapport. bijdrage die deze drie kunnen leveren aan duurzame Knapen brengt focus aan. Het aantal ‘hulplanden’ mondiale ontwikkeling. Hij legde zijn beleid neer in gaat verder terug naar vijftien. Ook concentreert het de notitie ‘Een zaak van iedereen’, waarin Koenders beleid zich op vier kernthema’s (was elf): voedselzeker- het belang onderstreepte van partnerschappen. Op heid, veiligheid, water, en seksuele en reproductieve initiatief van het ministerie sloten Nederlandse onder- gezondheid en rechten. De gedachte is dat Nederlandse nemingen en NGO’s de ‘Schoklandakkoorden’, waarin bedrijven en organisaties op deze vier terreinen een zij vastlegden welke inspanningen zij wilden doen voor meerwaarde hebben. ontwikkelingslanden. Koenders dwong de particuliere De aandacht verschuift van sociale ontwikkeling organisaties tot meer samenwerking. Alleen in allian- (gezondheidszorg en onderwijs) naar economische ties konden zij aanspraak maken op medefinanciering. ontwikkeling van arme landen, die zo meer ‘zelfred- zaam’ moeten worden. Nederland mag volgens dit Ontwikkelingsdenken kabinet ook zelf van de hulp profiteren: wederzijds Begin 2010 pleitte de Wetenschappelijke Raad voor belang wordt het uitgangspunt. Het Nederlandse het Regeringsbeleid (WRR) voor grondige hervormin- bedrijfsleven krijgt een veel centralere rol als uitvoer- gen van het ontwikkelingsbeleid, waaronder meer aan- der en belanghebbende. dacht voor ‘mondiale publieke goederen’. De afgelopen Knapen wil, in navolging van de WRR, ook meer periode is het inzicht van mondiale interdependentie aandacht voor Mondiale Publieke Goederen: dat zijn doorgebroken: grensoverschrijdende problemen onderwerpen die grensoverschrijdende samenwerking kunnen niet meer uitsluitend binnen nationale grenzen vereisen en die zowel mensen in ontwikkelingslanden worden opgelost. De mensheid is door globalisering, als in Nederland ten goede komen. vrijhandel en internet steeds meer onderling afhanke- lijk geworden. Meer lezen? Het besef van interdependentie wordt versterkt door Op www.ncdo.nl is meer informatie te vinden over het een aantal samenhangende systeemcrises die na 2008 Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid, het geloof in de vrije markt en het neoliberale economi- bijvoorbeeld in de kennisdossiers over thema’s als sche model doen wankelen. De financiële en economi- water en voedselzekerheid. Beleidsdocumenten, zoals sche crisis toont aan dat de controle op de mondiale de Focusbrief over ontwikkelingssamenwerking, zijn te financiële sector tekort schiet en dat de deregulering lezen op www.minbuza.nl slechts een deel van de wereldbevolking ten goede komt. De klimaatcrisis laat – net als de toenemende schaarste aan energie en ander grondstoffen - zien dat Over NCDO een ongebreidelde (maar voor de vermindering van NCDO is het centrum voor burgerschap en armoede ook noodzakelijke) economische groei, de internationale samenwerking. NCDO levert een draagkracht van de aarde te boven gaat. De mondiale voedselcrisis toont de gevaren van een stijgende bijdrage aan de mondiale dimensie van burger- wereldbevolking en de beperkingen van alternatief schap door kennis over en inzicht in internationale landgebruik (bijvoorbeeld voor biobrandstof). samenwerking van Nederlanders te vergroten. Inmiddels woont 70 procent van de armen niet meer in de armste landen, maar vooral in zogenoemde midden- inkomenslanden (vaak ‘emerging powers’) waar techni- NCDO sche hulp of geld van buiten steeds minder relevant Postbus 94020 worden. Dat leidt tot een wereld die gekenmerkt wordt 1090 GA Amsterdam door toenemende ongelijkheid binnen landen, in plaats tel +31 (0)20 568 87 55 van zoals vroeger tussen landen. Armoede wordt veel [email protected] meer een verdelingsprobleem. www.ncdo.nl

Deze factsheet is een uitgave van NCDO, juni 2012 4/4