Quick viewing(Text Mode)

Hoe De Dominee De Koopman Versloeg Nederlandse Ontwikkelingssamenwerking Gewogen

Hoe De Dominee De Koopman Versloeg Nederlandse Ontwikkelingssamenwerking Gewogen

Paul Hoebink

Hoe de dominee de koopman versloeg Nederlandse ontwikkelings- samenwerking gewogen

De Nederlandse ontwikkelingssamenwerking wordt bedragen, waarop zelfs nog bezuinigd werd, en die veelal gezien als de zachte onderbuik van de Neder- ook nog voor het grootste deel naar Nieuw Guinea landse buitenlandse politiek. Dat is dan – in weerwil gingen. Nederland had zeer snel gereageerd op de van de internationale roem die Nederland vanwege afkondiging van ‘Point Four’ door president Truman dat beleid vergaart – tegelijkertijd een plaatsje aan in januari 1949, dat algemeen wordt gezien als het de onderkant van de ladder, een omstreden positie. begin van de moderne ontwikkelingssamenwer- Dat wordt alleen al zichtbaar aan de status die de king.3 Al in juli 1949 was er een interdepartementale ontwikkelingssamenwerking heeft binnen het bui- werkgroep opgericht, die de Nederlandse bijdrage tenlands beleid, waarin zij in de ‘pecking ’ ver aan deze plannen moest bestuderen en die vanuit het onder de klassieke diplomatie of het veiligheidsbeleid Ministerie van Overzeese Gebiedsdelen werd geco- komt.1 ördineerd. Nederland was zo snel, omdat er nieuw In dat zachte deel zouden de idealen van het emplooi gezocht werd voor de tropische deskundig- buitenlands beleid gelden, daar zou de dominee heid die men in Indië had opgebouwd. Bovendien het te zeggen hebben over de koopman.2 Dat is een was er door het uitzenden van deskundigen en het uiterst oppervlakkige analyse. In haar bijna zestig- opleiden van mensen in Nederland: ‘... meer kans op jarige geschiedenis is ook de Nederlandse ontwik- bestellingen bij onze industrie dan bij uitblijven van kelingssamenwerking, evenals andere velden van de Nederlandse deelneming. Tenslotte liggen ook voor buitenlandse politiek, een domein van strijd geweest Nederland mogelijkheden voor kapitaals investatie van politieke, maatschappelijke en economische in het vooruitzicht.’4 Die eerste (beperkte) hulp werd belangen, van uiteenlopende opinies en ideeën, van vooral gegeven via de Verenigde Naties; die voor- belangengroepen en van politieke stromingen. Toen keur voor het multilaterale kanaal zou in een door dit beleidsveld in betekenis groeide en de midde- Buitenlandse Zaken gedomineerd beleid vijftien jaar len snel toenamen, was het vooreerst de koopman onveranderd blijven. die de dominee naar de zijkant drong (de generaal Het was vooral druk van buiten (de rede van Ko- speelde feitelijk altijd een geringe betekenis in dit ningin Juliana in de Pieterskerk in Leiden in juli onderdeel van het Nederlands buitenlands beleid). 1955, de Pleinredes van Pater Jelsma, later oprichter Daarna, vanaf de jaren tachtig – en niet vanaf 1973, van Novib) en van een enkel kamerlid als de PvdA’er zoals velen met interesse in de Nederlandse politieke Ruygers die de Nederlandse regering tot enige actie geschiedenis zouden kunnen denken – drong de do- brachten. In 1956 verscheen onder verantwoordelijk- minee de koopman geleidelijk naar een uithoek van heid van de twee ministers van Buitenlandse Zaken, het ontwikkelingsbeleid. Hoe de koopman de veste Luns en Beyen, de tweede nota over ontwikkelings- van de ontwikkelingssamenwerking binnendrong, samenwerking. Ook hierin werd aangegeven dat Ne- maar uiteindelijk de kelder werd ingeduwd door de derland ‘steeds de voorkeur gegeven [heeft] aan een dominee, is het centrale onderwerp van dit vertoog. multilaterale benadering’. Dit omdat het ‘politieke en economische belang in engere zin’ daarin een gerin- Het prille begin: tussen koloniaal bestuur en ger rol zou spelen. Er was echter een nog belangrij- idealen ker reden: ‘Bij de multilaterale benadering zijn onze In de eerste periode van de Nederlandse ontwik- deelneming en invloed beter verzekerd.’5 kelingssamenwerking, van 1945 tot 1965, in de Het duurde tot 1962 alvorens de regering nieuwe schemerzone tussen koloniaal beleid en het formu- actie ondernam door middel van de Nota over de hulp leren van een nieuw ontwikkelingsbeleid, ging het aan minder-ontwikkelde landen, waarmee ze aansloot nog slechts om een klein programma; met geringe op het door de VN uitgeroepen Eerste Ontwikke-

578 Internationale Jaargang 60 nr. 11 g november 2006 Spectator Paul Hoebink

lingsdecennium, een encycliek van de Paus en beslui- de zg. ‘drempelprojecten’) te financieren. Bovendien ten van de Wereldraad van Kerken.6 In 1963 werd beschikte het ministerie over potjes om handels-, voor het eerst, na enig tegensputteren van Financiën scheep- en luchtvaartverdragen tot stand te brengen en Economische Zaken, een bewindsman voor ont- en beheerde het de financiële hulp. Tot aan 1973 wikkelingshulp aangesteld, staatssecretaris Die- zou de invloed van Economische Zaken (en Land- penhorst, en leek ontwikkelingssamenwerking het bouw) op de feitelijke besteding van de hulpgelden domein van Buitenlandse Zaken en van de dominee. alleen maar toenemen. Economische Zaken wilde Diepenhorst werd kort daarop opgevolgd door een bovendien geen hulpgelden bestemmen voor kleine Minister voor Ontwikkelingshulp, de KVP’er Bot. projecten, waardoor het zodoende alleen de grote Nederlandse bedrijven bij projecten betrok. Toenma- De koopman bezet het terrein lig minister Udink verwoordde dat economisch be- Intussen was er echter van werkgeverszijde forse lang in de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking druk gekomen op de regering om meer bilaterale aldus: ‘Een feit is bijvoorbeeld, dat alle hulp die we hulp, direct van Nederland naar ontwikkelings- aan Indonesië geven voor 100 percent in Nederland landen, te gaan geven. In twee nota’s (van 1960 en wordt besteed, bij Nederlandse industrieën en pro- 1964) werd dat bepleit, omdat andere landen, zoals ducenten. Alle ontwikkelingshulp, die wij geven aan West-Duitsland, ook tot bilaterale hulp waren over- landen als India, Pakistan, Kenia, Colombia, , gegaan: ‘Nederland zal [het] zich ... niet kunnen ver- Tunesië ... die wordt allemaal voor 100 percent in oorloven hierbij achter te blijven gezien de belangen Nederland besteed.’ Hulp was in de ogen van Udink die er ook voor haar [sic] op het gebied van het han- ‘werkgelegenheidsinstrument’ voor de economie.9 delsverkeer op het spel staan.’ Vanuit de ‘zaak van welbegrepen eigenbelang’ wilde men dat de overheid De langzame terugtocht van de koopman leningen zou geven voor kapitaalgoederenleveran- De wijze waarop Economische Zaken met de bila- ties, het stimuleren van ‘joint ventures’, het verzeke- terale financiële hulp omging, riep scherpe kritiek ren van exporten en particuliere investeringen. Bij al op van de Werkgroep Jansen, die in 1968 de eerste die activiteiten zou de hulp zich moeten richten op grote evaluatie van de Nederlandse ontwikkelings- landen die ‘al een zekere economische band met Ne- samenwerking uitvoerde. Vooral het gebruik van derland hebben, of voor Nederland economisch van zg. ‘shopping lists’, waarmee ambtenaren naar het belang kunnen worden, of gebieden waar reeds een zogenaamde bestedingsoverleg met hulpontvan- begin van industrialisatie aanwezig is’.7 Tegelijkertijd gende landen gingen (in feite een dubbele binding), hadden de grootste exporteurs, zoals Philips, Fokker riep grote weerstanden op. Het was duidelijk dat Jan en IHC (bedrijven die ook allemaal in de Commissie Pronk, leerling van Tinbergen, vertegenwoordiger Ontwikkelingslanden van de werkgeverscombinatie van Nieuw Links en lid van die evaluatie-werkgroep, VNO/NCW vertegenwoordigd waren), op initiatief als de nieuwe minister voor Ontwikkelingssamen- van de Verenigde Machine Fabrieken (VMF) een werking in 1973 in het kabinet-Den Uyl, daaraan ‘club’ opgericht, die lijsten met gewenste projecten een einde wilde maken. Maar nog voor hij op de bij de overheid indiende. ministersstoel zat, was in de formatie een aantal Deze werkgeversvoorstellen werden vanaf 1961 slepende competentiekwesties geregeld. Niet alleen ‘vertaald’ door het Ministerie van Economische kreeg Pronk gezamenlijke verantwoordelijkheid Zaken, dat warme pleidooien hield om met de bila- met Financiën over de Wereldbank en de ontwik- terale hulpverlening van start te gaan. Dat stuitte op kelingsbanken, en met Economische Zaken over weerstand van Buitenlandse Zaken, vanuit ‘idea- UNCTAD, het belangrijkste was dat de minister lisme’, en van Financiën, vanuit ‘zuinigheid’, maar voor Ontwikkelingssamenwerking vanaf nu alleen uiteindelijk konden zij de druk niet weerstaan en, te de verantwoordelijkheid had over het consortia- en beginnen met India en daarna vanaf 1965 snel aan hulpgroepenbeleid en over de financiële hulp, die andere landen, begon Nederland bilaterale hulp te van de begroting van Economische Zaken naar die geven.8 Die breidde zich snel uit en was binnen een van Ontwikkelingssamenwerking verhuisde. EZ had paar jaar drie maal zo groot als de multilaterale hulp. dus, op papier, nog maar weinig inbreng in de beste- Economische Zaken beheerde daarbij 20% van het ding van de hulp.10 programma om projecten van het bedrijfsleven (later Op papier, want de Nederlandse hulp bleef ge-

Jaargang 60 nr. 11 g november 2006 Internationale 579 Spectator bonden aan besteding in Nederland en voor ontbin- en vooral invoering van regionale directies met lan- ding was toestemming van EZ nodig. Dat leverde, denbureaus en daarnaast een afdeling waarin sector- zeker vanwege het snel groeiende hulpbudget, grote specialisaties waren samengebracht.18 Dit bracht het bestedingsproblemen op.11 Weliswaar kwamen hele hulppakket in één hand en leidde tot verwijde- er via de Nota Bilaterale Ontwikkelingssamenwer­ ren van veel ‘dood hout’, projecten die al jaren liepen king12 allerlei nieuwe overambitieuze doelstellingen maar weinig resultaat hadden opgeleverd. Tot het (de hulp zal ‘zoveel en zo direct mogelijk voor de oprichten van goede ‘ontwikkelingsafdelingen’ op de armsten der armen’ moeten zijn) het beleid binnen ambassades kwam het niet vanwege doorvoering van en werden ‘self-reliance’, ‘economische, politieke en de integratie van ministerie en buitenlandse dienst. sociale verzelfstandiging’ kernbegrippen binnen het Wat minister De Koning evenmin lukte, was het Nederlands beleid, dat betekende nog niet dat die bedrijfsleven tot grotere activiteit stimuleren. Na po- begrippen voet aan de grond kregen of die doelstel- sitieve opmerkingen over de samenwerking met het lingen te verwezenlijken waren bij de uitvoering van bedrijfsleven had De Koning het overleg, naar eigen het beleid. Geprezen werd dat ‘nu eindelijk het Ne- zeggen, ‘geïntensiveerd’, om aan te geven ‘dat ont- derlandse ontwikkelingsbeleid zeer expliciet wordt wikkelingssamenwerking open staat voor construc- geformuleerd’, maar met direct de kanttekening dat tieve ideeën en plannen uit het Nederlandse bedrijfs- ‘een vertaling in praktische beleidsvoorstellen van de leven’. De Koning opende bovendien een potje voor globale doelstellingen’ ontbrak.13 ‘Ontwikkelingsrelevante Exporttransacties’, wat Pronk kon niets veranderen aan de binding van de uiteindelijk het laatste omstreden hoekje zou zijn, hulp en riep weliswaar heftige reacties op door waar de koopman zich op terug moest trekken. op de lijst van concentratielanden te plaatsen, vooral Twee jaar later betoonde de minister zich uiterma- van de zijde van de VVD en de rechtse pers,14 maar te teleurgesteld over de reacties die hij van de zijde van de andere kant lag aan dit concentratielanden- van het bedrijfsleven had gekregen. Er was ‘vrijwel beleid een flexibiliteit ten grondslag die overeenkom- geen enkel initiatief’ voorgelegd en er waren ‘geen stig de wensen van de werkgeversorganisaties was.15 plannen gepresenteerd’. Hij concludeerde: ‘Ik vind De snelle stijging van de hulp onder Pronk veroor- dat het bedrijfsleven daarmee – althans tot op zekere zaakte tevens de nodige organisatorische problemen, hoogte – zijn recht op kritiek op het ontwikkelings­ omdat de stijging van de uit te geven hulpgelden niet beleid in belangrijke mate heeft verspeeld.’ Het gepaard ging met een gelijktijdige uitbreiding van Nederlandse bedrijfsleven zou te veel zijn aandacht het personeel dat deze uitgaven moest begeleiden en richten op de Nederlandse hulp ter stimulering van controleren. Terwijl het hulpbudget tussen 1970 en zijn export en te weinig kijken naar wat multilaterale 1978 meer dan verviervoudigde, steeg in dezelfde organisaties te bieden hadden. Bovendien zou het te periode het aantal beleidsambtenaren van 238 naar weinig aandacht geven aan de nazorg van leveranties 303. Dat leverde een voorkeur op voor grote pro- en samenwerkingsrelaties met bedrijven in de Derde jecten, veelal aangedragen door het Nederlandse Wereld.19 Intussen was er op initiatief van de Raad bedrijfsleven zelf.16 van Kerken onderzoek in Colombia verricht naar de Met Jan de Koning als minister trad er een reeks rol van dat bedrijfsleven binnen de ontwikkelingssa- veranderingen op. Zo kreeg Nederland een twee- menwerking; de resultaten daarvan waren uitermate sporenbeleid: de hulp bleef gericht ‘op een zo direct negatief.20 mogelijke verbetering van de positie van de doel- Naast de organisatorische veranderingen waren er groepen’, maar daarnaast zou de hulp ook ‘de bevor- twee zaken die de koopman definitief de kelder in dering van de politieke en economische verzelfstan- leken te duwen. Allereerst werd de ‘binding’ van de diging’ tot doel moeten hebben.17 Een uitbreiding hulp omgezet in ‘partiële ontbinding’, wat betekende van de doelstellingen die ‘realistisch’ te noemen is dat Nederlandse hulp deels besteed kon worden in en zeker meer in overeenstemming met het werkelijk ontwikkelingslanden. Dat leverde in eerste instantie gevoerde beleid, maar het was tegelijkertijd ook een protesten op van de Nederlandse kunstmestindustrie, teruggang in ‘idealisme’. Met de Nota inzake Verbe­ omdat er na openbare aanbesteding ook kunstmest tering van de kwaliteit van de bilaterale hulp werd een werd gekocht in Tunesië en Marokko, en zelfs in serie veranderingen in de organisatorische sfeer aan- Koeweit. Het allerbelangrijkste was echter dat er gekondigd, zoals wijzigingen in het personeelsbeleid zodoende ook ‘lokale kosten’ van de Nederlandse

580 Internationale Jaargang 60 nr. 11 g november 2006 Spectator Tabel 1. Ministers voor Ontwikkelingssamenwerking Lubbers in de Kamer, in november 1982, werd een nota over de herijking, Minister Kabinet Periode de herziening op basis van opgedane ervaringen met het bilaterale hulp- * I. Diepenhorst (ARP) Marijnen 1.4.1964-14.4.1965 beleid, toegezegd. Het zou anderhalf Th. Bot (KVP) Cals 14.4.1965-22.11.1966 jaar, verscheidene interne versies en een Th. Bot (KVP) Zijlstra 22.11.1966-5.4.1967 algehele verandering van de top van het B.J. Udink (CHU) De Jong 5.4.1967-6.7.1971 Directoraat-Generaal Internationale C. Boertien (ARP) Biesheuvel 6.7.1971-11.5.1973 J. Pronk (PvdA) Den Uyl 11.5.1973-19.12.1977 Samenwerking (DGIS) duren, voor de J. de Koning (CDA/ARP) Van Agt I 19.12.1977-11.9.1981 nota eind april 1984 door VVD-minis- 22 C. van Dijk (CDA/CHU) Van Agt II 11.9.1981-4.11.1982 ter Schoo kon worden gepresenteerd. E.M. Schoo (VVD) Lubbers I 4.11.1982-14.7.1986 In de nota werd aangegeven dat de P. Bukman (CDA/ARP) Lubbers II 14.7.1986-7.11.1989 doelstellingen van het ontwikkelings- J. Pronk (PvdA) Lubbers III 7.11.1989-19.8.1994 beleid ‘in een evenwichtige synthese J. Pronk (PvdA) Kok I 19.8.1994-3.8.1998 van beide beleidssporen, armoedebe- E. Herfkens (PvdA) Kok II 3.8.1998-22.7.2002 strijding en verzelfstandiging’ moeten A. van Ardenne (CDA)* Balkenende I 22.7.2002-27.5.2003 worden nagestreefd in de vorm van A. van Ardenne (CDA) Balkenende II 27.5.2003-7.7.2006 ‘structurele armoedebestrijding’. Op A. van Ardenne (CDA) Balkenende III 7.7.2006- deze nota kwam een stroom van kritiek * staatssecretaris los, die vooral de grote nadruk op de rol van het bedrijfsleven in het hulp- programma en het laten vallen van de hulp konden worden betaald. En die ‘lokale kosten’ tweede doelstelling betrof. Waar de slokken tegenwoordig nagenoeg de volle 100% van minister ‘particuliere sector’ schreef, leek alleen ‘het de Nederlandse hulp op. bedrijfsleven’ bedoeld te zijn. Gesuggereerd werd, Ten slotte waren daar de eerste onderzoeken van onder andere door de latere minister Herfkens, dat de nieuwe, door Pronk opgerichte, evaluatiedienst, het Nederlandse ontwikkelingsbeleid terugkeerde de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking te Velde, zoals naar de jaren zestig en naar de ‘witte olifanten’. die naar projecten in de rundveehouderij en de zie- Minister Schoo deed een verdere poging aan de kenhuisgezondheidszorg. Deze waren uitermate kri- wensen van het bedrijfsleven tegemoet te komen tisch over de bereikte resultaten, maar ook over het in de vlak na de Herijkingsnota uitgebrachte Nota eigen apparaat, met zinsneden dat dit zich gedroeg Ontwikkelingssamenwerking en werkgelegenheid.23 als ‘een ongeïnteresseerde financier’.21 Zo werd de Geconstateerd werd dat het terugvloeiingspercen- Friese koe het voorbeeld van een Nederlandse ‘witte tage van de Nederlandse hulp, dat deel van de hulp olifant’, onaangepast aan de omstandigheden in de dat aan Nederlandse goederen en diensten wordt hulpontvangende landen. besteed, sinds eind jaren zeventig was teruggelopen. Van de schenkingen en leningen werd in 1978 nog Keert de koopman terug...? ongeveer 73% en in 1983 nog slechts 56% in Ne- In het regeerakkoord van het kabinet-Lubbers I, dat derland besteed. Ook zo’n 70% van de Nederlandse in november 1982 aantrad, werd nadrukkelijk ge- hulp aan multilaterale organisaties vloeide naar steld: ‘De Nederlandse ontwikkelingssamenwerking Nederland terug en zorgde hier voor werkgelegen- zal moeten inspelen op de mogelijkheden en capaci- heid. De keuze van activiteiten en sectoren waaraan teiten van de Nederlandse economie en samenleving.’ hulpgelden besteed zouden gaan worden, zou, zo Dit zou voor het beleid inhouden: ‘meer aandacht’ was de conclusie, beter afgestemd moeten worden op aan de ‘verbreding van de ontwikkelingsrelatie en het aanbodpotentieel van de Nederlandse economie. aan de ontwikkelingsrelevante exportbevordering’. Meer uitbesteding en meer overleg met het bedrijfs- De stem van de VVD klonk duidelijker door in deze leven was het adagium. regels dan bij eerdere kabinetten met de VVD op het Tegen de achtergrond van alle organisatorische terrein van ontwikkelingssamenwerking het geval veranderingen die in de tien jaar daarvoor hadden was geweest. Bij het eerste optreden van het kabinet- plaatsgevonden en tegen de kritiek op de binding van

Jaargang 60 nr. 11 g november 2006 Internationale 581 Spectator de hulp en projecten die door het Nederlandse be- voor een zekere toenadering tot het bedrijfsleven. Zo drijfsleven waren uitgevoerd – kritiek die ook binnen initieerde hij een garantie-regeling voor investerin- het departement sterk leefde – zou alleen een sterke gen in ontwikkelingslanden (de POPM-regeling), minister een dergelijke verandering kunnen uit- een lang lopende wens van de Commissie Ontwik- voeren. Over geen minister voor Ontwikkelingssa- kelingslanden van VNO/NCW, die Bukman niet menwerking gaan meer anekdotes dan over minister had willen honoreren. Van de regeling werd daarna Schoo, maar geen daarvan betreft haar grote kennis overigens slechts één enkele keer gebruik gemaakt en en inzicht in de materie. Incidenteel kon de minister deze stond dus jarenlang umsonst op de begroting. In deze doelstellingen dus somtijds vorm geven, zoals de Herijking van het buitenlands beleid echter hield bij de leverantie van baggerschuiten aan India of van Pronk de vingers stevig op de knip, kreeg alleen de schepen en havenmaterieel voor het Maritiem Plan minister van Defensie wat kwartjes voor een trans- Indonesië, maar dat waren incidenten en dat was portvliegtuig en kon zelfs Van Mierlo geen pink in geen structurele inbedding in beleid en uitvoering. de beurs van zijn etage-bewoner steken. Als gevolg Eind jaren tachtig was het terugvloeiingspercentage van de Herijking kwam bovendien de besteding dan ook gedaald naar 52%. van het grootste deel van de bilaterale hulp direct in handen van de ambassades te liggen, wat de kans van invloed van het bedrijfsleven op besteding in de praktijk verder verkleinde. had als jong (en verantwoorde- lijk) ambtenaar, zo gaat de anekdote, met tranen op de wangen en stampvoetend op een kade in Peru gestaan, waar vier van de vijf door Neder- land met hulp- gelden geleverde melkfabrieken onuitgepakt stonden weg te roesten. Als politica maakte haar dat een fel tegenstan- der van binding en co-auteur van een boekje met een pleidooi voor ontbinding.25 Als minis- ter hervormde zij boven- dien het bilaterale beleid Adv. uit: zo drastisch (met afschaffen Internationale Spectator van projecthulp en invoering 7e Jaargang – No. 19 – 30 Sept. 1953 van hulp voor sectorprogram­ ma’s) en zo gericht op de agen- da van de hulpontvangende Idealen voorop, landen, dat thans meer dan 90% belangen in de schaduw van de Nederlandse hulp lokaal Het moge duidelijk zijn dat ook in de besteed wordt. volgende kabinetten de koopman geen terugkeer Onder Van Ardenne is daar geen verandering in beleefde. Bukman voelde in zijn positie, met het wa- gekomen. Deze staatssecretaris/minister kondigde kend oog van christelijke ontwikkelingsorganisaties weliswaar aan, in navolging van haar christen­ en de Raad van Kerken, weinig voor toenadering tot democratische voorganger De Koning, dat zij in het bedrijfsleven. Pronk had zich in een terugblik op het kader van de ‘partnerschap-vorming’ het Neder- zijn eigen regeerperiode nogmaals groot voorstan- landse bedrijfsleven eveneens meer bij de bilaterale der van ontbinding getoond.24 Hij stond echter wel samenwerking wilde betrekken, maar dat bleef toch

582 Internationale Jaargang 60 nr. 11 g november 2006 Spectator vooreerst het werk van de kleine potjes en program- ook voor het aanzien van Nederland in deze roerige ma’s en niet van het grote geld, dat onaangetast in de wereld, juister zou worden beoordeeld. sectorprogramma’s bleef, onder directe verantwoor- delijkheid van de ambassades.26 Noten 1 Dat geldt evenzeer voor het Ministerie van Buitenlandse Tot besluit Zaken, maar ook voor instituten op het terrein van de inter- Natuurlijk kan in dit korte artikel niet de geschiede- nationale betrekkingen, die veelal geen specialisten op ontwik- nis van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking kelingsbeleid in dienst hebben, maar wel velen op andere ter- geschreven zijn. Het behandelt slechts één (belang- reinen van internationaal beleid. rijk) aspect van het belangrijkste onderdeel van die 2 Zo wordt in het bekende proefschrift van , samenwerking, de bilaterale hulp. Ik hoop te heb- Peace, Profits and Principles – A Study of Dutch Foreign Policy ben kunnen aangeven dat de veranderingen daarin (Den Haag: Martinus Nijhoff, 1979), de Nederlandse ontwik- belangwekkend zijn geweest en, bovendien, dat die kelingssamenwerking nadrukkelijk tot de ‘principles’ gerekend niet op een ondubbelzinnige manier tot stand zijn en niet tot de ‘profits’. Overigens werd in een ander, later, gekomen. Een bont mengsel van studies en nieuwe proefschrift van een VVD-er ontwikkelingssamenwerking wel informatie, van pressie van buiten en binnen, van degelijk gekoppeld aan ‘peace’ en ‘profits’: zie G. van der List, organisatorische veranderingen tussen en binnen De Macht van het Idee: De VVD en het Nederlandse Buitenlandse departementen hebben die verandering tot stand Beleid 1948-1954, Leiden: DSWO Press, 1995. gebracht en hebben, om het in de allegorie van dit 3 Zie E. de Vries, ‘Point Four en Nederland’, in: Internationale artikel te blijven formuleren, de dominee de over- Spectator, jrg. 3, nr 24, 30 november 1949, blz. 1-4; en ook: hand gegeven boven de koopman. Daarenboven: het J. van Soest, Het begin van de ontwikkelingshulp in de Verenigde verhaal over die veranderingen en hun totstandko- Naties en in Nederland 1945-1952, Nijmegen, Proefschrift ming gaat dwars in tegen alle gangbare clichés die KUN, 1975, hfst. 6. Eerder, in 1948, waren overigens in VN- er nog steeds te berde worden gebracht over Neder- verband ook al initiatieven genomen voor het op gang brengen landse ontwikkelingssamenwerking en de bewinds- van de hulpverlening. personen die daar de afgelopen 42,5 jaar de scepter 4 Aldus De Vries (a.w. noot 3), voorzitter van de eerste inter- hebben gezwaaid. Zo dateren de mislukkingen in departementale commissie voor ontwikkelingssamenwerking de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking voor (WHITHALL = Werkcommissie inzake Technische Hulp aan een groot deel uit de jaren zestig en zeventig en zijn Laagontwikkelde Landen). ze een gevolg van (dubbele) binding van de hulp. En 5 Citaat uit: Nota inzake de hulpverlening aan minder ontwikkelde zo is een aantal belangrijke veranderingen juist ook gebieden, Handelingen Tweede Kamer, nr 4334, nota nr 2, april onder minister Jan de Koning doorgevoerd. 1956. Clichés zijn niet de windmolens van deze tijd 6 Nota over de hulp aan minder-ontwikkelde landen, Den Haag: waarvoor Cervantes ons de heuvel op stuurt. Ze Ministerie van Buitenlandse Zaken, augustus 1962. De vol- geven eerder verschillen in diepgang van kennis en gende citaten van blz. 8, 9 en 14. debat, van beoordelingsvermogen aan. Zo blijven 7 Verbond van Nederlandse Werkgevers/Centraal Sociaal Werk- bijvoorbeeld de verschillen in beoordeling over de di- gevers Verbond/Katholiek Verbond van Werkgeversvakver- verse domeinen van het buitenlands beleid opmerke- enigingen/Verbond van Protestants-Christelijke Werkgevers, lijk. Er is niemand die naar aanleiding van het weinig Samenwerking met ontwikkelingslanden, Den Haag, december verheffende optreden van Nederlandse militairen in 1960. Srebrenica ervoor heeft gepleit het Nederlandse leger 8 Sinds kort kan de enthousiaste onderzoeker dat voor een deel af te schaffen. Evenmin is gevraagd het aantal Neder- ook zelf nalezen in de serie documenten verzameld in: Neder­ landse diplomaten drastisch te verminderen, nadat landse Ontwikkelingssamenwerking. Bronnenuitgave. Delen 1 t/m opzichtig was gefaald bij bijvoorbeeld het verkrijgen 4, Den Haag: Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, 2002- van belangrijke internationale posten. Laat staan dat 2005. In het bijzonder in zijn inleiding bij Deel 2 laat pro- er ooit een diepgaande evaluatie is geweest van nood- jectleider Marc Dierikx geen enkel misverstand bestaan over zaak, nut en gevraagde omvang van onze ambassades deze oriëntatie op handelsbelangen en de rol van Economische in Londen, Parijs of Rome. De discussie over de Ne- Zaken daarbij. derlandse ontwikkelingssamenwerking zou ook na 57 9 Interview met het weekblad Accent, 4 januari 1969. Zie ook: jaar nog aan inhoud winnen als clichématige analyses D. de Graaf, Udink, de man van de hulp, Odijk: Sjaloom, 1971. zouden verdwijnen en de waarde van dit beleidsveld,

Jaargang 60 nr. 11 g november 2006 Internationale 583 Spectator 10 Zie ook: P. Maas, ‘Kabinetsformaties en ontwikkelingssa- 21 In de semi-officiële geschiedschrijving van de Nederlandse menwerking’, in: A. Melkert, De volgende minister - Ontwik­ ontwikkelingssamenwerking (De Geschiedenis van Vijftig Jaar kelingssamenwerking binnen het kabinet: 1965 tot ?, Den Haag: Nederlandse Ontwikkelingssamenwerking 1949-1999, Den Haag: NOVIB, 1986, blz. 23-89, i.h.b. blz. 56-62. Zie ook: J. Engels, SDU, 1999) werd niet alleen censuur gepleegd op ‘te positieve’ De minister zonder portefeuille, Groningen: Wolters-Noordhoff, artikelen, er werd bovendien aan al deze evaluaties geen enkele 1987, blz. 121-128. Tevens interviews met Jan Pronk, die ik aandacht besteed. Het mag geen verwondering wekken dat de hield in Den Haag, 20 februari, 13 maart en 25 mei 1987. Vol- door auteurs en commissie oorspronkelijk gekozen titel ‘Doe gens hem waren de bilaterale bureaus van de BEB uitermate wel en zie niet om’ grote wrevel wekte binnen het ministerie. zwak, stuurden ze hun mensen op pad met boodschappenlijst- 22 Nota Herijking bilateraal beleid, Tweede Kamer, 18 350, verga- jes. derjaar 1983-1984, 1 mei 1984. 11 Zie ook het artikel van een toenmalige ambtenaar bij de 23 Nota Ontwikkelingssamenwerking en werkgelegenheid, Tweede Financiële hulpafdeling P. Marres, ‘Kluistert binding de Neder- Kamer, vergaderjaar 1983-1984, 18 503, augustus 1984. Navol- landse hulp?, in: Internationale Spectator, maart 1980, blz. 131- gende citaten van blz. 5-6. 139. 24 Dit in een lange bespreking van het proefschrift van de auteur 12 Nota Bilaterale Ontwikkelingssamenwerking- Om de kwaliteit van dit artikel: J. Pronk, ‘De linker- en de rechterhand in de van de Nederlandse Hulp, Begroting 1977 Buitenlandse Zaken, Nederlandse ontwikkelingshulp’, in: Derde Wereld, jrg. 8, nr 3, hfst. V, bijlage 4, september 1976. oktober 1989, blz. 13-35. 13 D. Bol, ‘Minister Pronk en de doos van Pandora - Commen- 25 E. Herfkens & N. van der Lans, Ontwikkelingshulp en de rol taar op de Nota Bilaterale Ontwikkelingssamenwerking’, in: van het bedrijfsleven: Solidariteit in ontbinding?, Amsterdam: Internationale Spectator, september 1976, blz. 501-513. Deze Evert Vermeer Stichting, 1986. voegt er wel direct aan toe: ‘zij het nogal pretentieus’. 26 Voor een overzicht van deze perioden zie mijn artikelen in de 14 Zo plaatste het weekblad Elseviers Magazine (30 april 1977) Internationale Spectator, juli/augustus 1998, april 2002 en mei Pronk met ‘Castro-pet’ en Cubaanse sigaar op de voorpagina 2004. van zijn nummer onder de titel ‘De dure avonturen van Jan Pronk’. Overigens diende ook een ARP-parlementslid een Dr. P.R.J. Hoebink is verbonden aan het Centre for International motie in om Cuba van de lijst afgevoerd te krijgen, maar die Development Issues (CIDIN) van de Radboud Universiteit Nijmegen werd, evenals een VVD-motie, afgewezen. en lid van de algemene redactie van de Internationale Spectator. 15 Verbond van Nederlandse Ondernemingen/Nederlands Chris- telijk Werkgeversverbond, Bedrijfsleven en ontwikkelingssamen­ werking, Den Haag, 1974. Ten slotte werd ook de hulp aan Cuba besteed aan de aanschaf van medische apparatuur van Philips Medical Systems. 16 Daarvan zijn vele voorbeelden te geven. Een reeks daarvan is te vinden in: P. Hoebink, Geven is Nemen. De Nederlandse Ont­ wikkelingshulp aan Tanzania en Sri Lanka, Nijmegen: Proef- schrift KUN/Stichting Derde Wereld Publikaties, 1988. 17 Memorie van Toelichting, Begroting 1979, hfst.V, blz. 49, 75-76. 18 Nota inzake Verbetering van de kwaliteit van de bilaterale hulp, Begroting 1980, hfst.V, bijlage V.2, september 1979. 19 Rede ‘Nederlandse ontwikkelingshulp en export’ voor de 24ste Jaarbeurs van het Oosten op 18 september 1980, IS-Informatie, nr 17. 20 Zie bijv. D. Bol, ‘Over eenzame baggerschuiten ...: Neerlands hulp aan Colombia en Bangladesh’, in: Internationale Spectator, september 1978, blz. 542-551. Gelijksoortige, kleinschalige onderzoeken zouden in de jaren ’80 door SOMO worden ver- richt met gelijksoortig resultaat.

584 Internationale Jaargang 60 nr. 11 g november 2006 Spectator