Onze Kunst. Jaargang 18

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

Onze Kunst. Jaargang 18 Onze Kunst. Jaargang 18 bron Onze Kunst. Jaargang 18. L.J. Veen, Amsterdam 1919 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_onz021191901_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. 1 [Deel XXXV] Plaats en tijd van Rembrandt's Nachtwacht REMBRANDT'S Nachtwacht is een Phantasia in den zin zooals de ouden dat woord gebruikten. Oorspronkelijk beteekent het in de leer der Stoïcijnen, daarin voorafgegaan door Demokritus, niet, dan het beeld dat zich vormt als de som der waarnemingen van onze zintuigen, hetzij waar of valsch, zwak of levendig. Later wordt het ook, vooral bij de redenaars, een voorstellingsvermogen, levend genoeg om hen in staat te stellen als pleitbezorger, door gebruik te maken van elke bereikbare waarneming, zich zoo in de omstandigheden waaronder de daad plaats greep te verplaatsen dat zij er een overtuigend verhaal van kunnen doen. Voor ons is fantasie nog steeds voorstellingsvermogen, op zijn best, de gave waarnemingen te verwerken tot een nieuw verband; alleen wanneer wij van pure fantasie spreken bedoelen wij dat de waarneming zelve reeds overheerscht wordt door een beeld dat zij eerst behoorde te doen ontstaan. Wanneer men, om bij de Nachtwacht te blijven, het wapenschildje van Amsterdam, op den halsberg van Ruijtenburg, voor het lichaam van een y en eenig slinger- en lintwerk voor de rest der letters van Gysbrecht neemt, is dat pure fantasie. Wanneer Zeuxis den Centauren, zelf niet dan de aanduiding der woeste bergstroomen, de kinderen der wolk, die door de bosschen rennen, uitgerukte boomen zwaaiend en rotsblokken opstapelend in hun vaart, wijfjes en jongen toedicht, kiest hij voor het paardenlichaam zijner nooit geziene Centaurin de trouwe afbeelding van een Thracische merrie die nog niet gedragen heeft, neemt hij met aandacht het zoogen van een kind aan de moederborst en het stootend zuigen van een veulen aan de uier waar, voor zijn beide Centauren-welpen. Als Ch'en Jung zijn negen hemeldraken teekent zijn de wolkenfrasels, waardoor zij zich met de bliksemsnelheid van hagedissen slingeren aan uitgerafelde onweerswolken ontleend, berusten hun Onze Kunst. Jaargang 18 2 schubben als stofuitdrukking op aanschouwing van reuzensalamanders, terwijl meervallen hun voelhorens, tijgers hun klauwen, zwijnen hun snuiten, herten hun horens en lagere zeedieren verdere niet bijeenhoorende deelen aan deze overtuigend ware monsters afstonden. Zelfs de phantasmagoriën van een Jeroen Bosch pakken door hun uiterst scherpe waarneming van de werkelijkheid. Ontbreekt die, dan blijven de scheppingen der verbeelding zonder leven, een doodgeboren vrucht. Maar phantasia bedoelde, van een schilderij gebruikt, voor de ouden een zoo levendige, pakkende voorstelling dat men meende de werkelijkheid voor zich te hebben, ja zoo, dat naast het gezicht ook andere zintuigen schenen mede te werken. Beroemd was daarin Theon van Samos die een reeks tafereelen uit den strijd om Troie schilderde waarvan wij verschillende nabootsingen bezitten. Een vooral, Achilles, die onder de dochteren van Lykomedes verborgen, door een list van Ulisses te voorschijn gelokt wordt, was als phantasia beroemd als de te wapensnellende. Te zien was hoe, onder de verschrikte meisjes, de jonge held op het alarm, dat op den achtergrond op een steektrompet geblazen wordt, de wapens gegrepen heeft uit de voorwerpen op den bodem uitgestald, en vooruit stormt, maar door Ulisses en Diomedes gevat wordt. Wij bezitten bij Aelianus een beschrijving van het werk waarbij alleen op de hoofdpersoon de nadruk valt en in de gezwollen taal der rethoriek het alarm blazen op zulk een wijze wordt vermeld, dat het tot misverstand aanleiding geven moest. Als wij de Nachtwacht in dien zelfden geest zouden beschrijven, moest dit dus klinken: ‘Er is daar een kapitein, die het bevel aan zijn luitenant geeft zijn compagnie te doen marcheeren, terwijl alles van feestvreugde bij ontvangst van een vorst spreekt. Men ziet hem de waardigheid van zijn rang aan. Van het gewicht van zijn stand bewust, bekrachtigt hij met de hand zijn bevel. Rembrandt stelde geen rij noch gelid van zijn troep op en alleen den luitenant liet hij naar het bevel luisteren. Maar nooit liet hij de schilderij zien zonder geweerschoten te laten knallen en een roffel op de trommel te laten slaan. Bij den trommelslag zag men den kapitein en zoo werd de indruk van den bevelenden officier versterkt, terwijl de schoten aan vorstelijke ontvangst herinnerden.’ Drukt zulk een beschrijving niet in den grond het zelfde uit wat Samuel van Hoogstraten, naar Horatius verwijzend, allicht met Rembrant's eigen woorden ‘het groote beeld zijner verkiezingen noemde’. Wil men de vergelijking met sommige berichten, omtrent Grieksche Onze Kunst. Jaargang 18 3 schilderkunst voortzetten, dan kan men ook beweren dat hij het slaan van de trommel zoo natuurlijk had geschilderd, dat de honden er tegen blaften. Naar THEON VAN SAMOS: de te wapen-snellende. (Achilles onder de Dochteren van Lykomedes). Pompeiaansche wandschildering. Het lijkt mij niet onwaarschijnlijk dat in Rembrandt's kennis, Sandrarts beweringen ten spijt, de antieken een belangrijker rol hebben gespeeld dan men vermoeden zou uit de weinige boeken die hij bezat. Hij zal toch niet alleen de latijnsche school wel bezocht hebben, voor hij aan de Universiteit in de letteren werd ingeschreven en daar Ovidius hebben leeren kennen, maar allicht ook iets hebben opgestoken van het onderwijs aan de Universiteit, waar Daniel Heinsius sedert 1605 Latijn en Johannes Meursius sedert 1610 geschiedenis, sedert 1611 Onze Kunst. Jaargang 18 4 Grieksch leerde. Vooral de laatste wiens belangstelling zeer op Athene en Attische gebruiken gericht was, kan hem allicht ook gewezen hebben op berichten omtrent Grieksche kunst. URS GRAF: Thisbe. (Fragment van een titelomlijsting in houtsnede; 1519). Onlangs meen ik een nieuwe aanwijzing gevonden te hebben dat Rembrandt toch ook nog andere oude schrijvers gezien had dan alleen Ovidius en Flavius Josephus. Er is een Parijsche uitgaaf van Vergilius van Johannes Parvus (Jehan Petit) van 1529 op het titelblad met een rand van Urs Graf van 1519, met de geschiedenissen van Vergilius in de mand, David en Goliath, het oordeel van Paris en Pyramus en Thisbe, die reeds eerder door Konrad Resch, een drukker uit Basel, te Parijs gevestigd, gebruikt werd, maar waarvan wij niet weten voor welke verscheiden verhalen zij oorspronkelijk gesneden werd. Hier doet dat ook niet ter zake, daar het toch het waarschijnlijkste is dat Rembrandt den Vergilius in handen kreeg en hem daaruit de Thisbe in herinnering bleef die, onbewust natuurlijk, naast de Lucretia van Marcantonio, waarop Beets reeds gewezen heeft(1), haar invloed oefende op bouw en houding van Rembrandt's Lucretia. Want al moge de hand die den dolk houdt ook meer overeenkomen met het voorbeeld van den Italiaan, dat trouwens Urs Graf niet onbekend zal zijn geweest(2), hoofdrichting, stand, ja zelfs tot op zekere hoogte de kleedij van zijn houtsnee hebben zeker onwillekeurig den doorslag gegeven toen Rembrandt Hendrikje, zooals zij er uitzag in 1654, door het water wadend (National Gallery te Londen) of niet veel later voor het venster staand (Berlijn), liet poseeren voor de Romeinsche heldin en zijn niet verloren gegaan toen hij het groote stuk, dat zich in Maart 1658 in den boedel bevond (1) N. Rott. Courant 1 Jan 1914. (2) In Sebast. Munstere Cosmographie Universelle (1552) is op blz. 215 een naakte Lucretia in denzelfden geest, die wel van hem zou kunnen zijn. De eerste Duitsche uitgaaf kwam te Bazel uit. Onze Kunst. Jaargang 18 van Abraham de Wijs en Sara de Potter, terug had gekocht, en er in 1664 met breede toetsen in Onze Kunst. Jaargang 18 5 wonderlijke bruinen, gelaat en hals en armen en parelsnoeren sparend, de kleeren en de kleur van vernieuwde in rijper en waarschijnlijker, soberder toon. REMBRANDT: Lucretia (1654-1664). Dat Rembrandt geen onderwerpen gekozen heeft uit de Aeneïs, zooals uit de Metamorphosen, verklaart zich geredelijk uit den aard van beider inhoud. Nog meer dan wij bij Terborch in zijn figuren van achteren gezien en zijn drinkende vrouw, wier gelaat door het glas schijnt, reden hebben aan invloed van berichten omtrent Apelles en Pausias te denken, wijst ons bij Rembrandt, den schilder van Homerus, Aristoteles, Alexander, den etser van den Fenix op aanschouwing zelfs van de oudheid in een Homerus-kop, een Apelleisch portret van Alexander, Onze Kunst. Jaargang 18 6 een munt van Trajanus. Zou hij dus misschien reeds door wezensverwandheid met Theon het zotte verhaaltje hij Aelianus tot zijn ware beteekenis hebben teruggebracht en zooals gene den trompetter, den trommelslager hebben gebruikt, om den toeschouwer te laten hooren wat de kapitein beveelt? Wij weten dit nu wel uit diens eigen album, maar Rembrandt is het er vaak om te doen niet slechts sprekende figuren te geven, maar zelfs te doen hooren wat zij zeggen. Voor het eerste kiest hij het handgebaar, het ander leert ons de omgeving. De houding der hand van Tulp en Homerus zijn zeer gelijkend, toch is die van den hoogleeraar meer verklarend, van den dichter meer beschrijvend. Het is geen toeval dat de ontleedkundige juist den flexor digitorum sublimis wijst, waarvan de werking van zoo groote beteekenis is voor de samentrekking van de vingers. Zien wij met evenveel aandacht toe als de heelmeesters tegen hem over, dan hooren wij hun die werking verklaren. In zijn Josef die zijn droomen verhaalt schilderde hij volgens Genesis XXXVII de uitwerking van de woorden van den knaap in de strenge houding van zijn vader, die hem zal berispen; de afgunst die zich teekent op de bijeengestoken koppen van zijn broeders en hij voegt er de innige deelneming van zijn moeder uit eigen hoofde aan toe. Hij laat zelf in de houding van Josef, die zich voorover buigt en beide zijn handen laag vooruit steekt, voor een goed verstaander duidelijk genoeg de woorden hooren van het bijbelverhaal: Siet/ik hebbe noch eenen droom gedroomt: ende siet / de Sonne / ende de Mane / ende elf sterren boogen baer voor my neder.
Recommended publications
  • Simonis & Buunk
    2019 / 2020 Gekleurd Gekleurd Gekleurd grijs grijs SIMONIS & BUUNK SIMONIS & BUUNK EEN KEUR AAN KUNST cover Haagse School_2019_bs.indd 1 06-11-19 16:00 Gekleurd grijs Verkooptentoonstelling Haagse School zaterdag 30 november 2019 t/m zaterdag 4 januari 2020 Dinsdag t/m zaterdag van 11-17 uur en op afspraak open zondagen: 1, 15 en 29 december van 11-17 uur Een collectie schilderijen en aquarellen van de Haagse School. Voor prijzen en foto’s met lijst: simonisbuunk.nl SIMONIS & BUUNK EEN KEUR AAN KUNST 19e eeuw Notaris Fischerstraat 30 20e eeuw Notaris Fischerstraat 19 Fischerhuis Notaris Fischerstraat 27 Buiten exposities om geopend dinsdag t/m zaterdag 11-17 uur en op afspraak Notaris Fischerstraat 30, 6711 BD Ede +31 (0) 318 652888 [email protected] www.simonisbuunk.nl cover Haagse School_2019_bs.indd 2 06-11-19 16:00 Predicaat ‘meesterlijk’ Frank Buunk Als ik aan de Haagse School denk dan komt het jaar trouwe halfjaarlijkse bezoeken aan zijn goede vriend 1976 in mijn herinnering, toen ik voor het eerst over Scheen thuis kwam. de vloer kwam bij Rien Simonis als aanbidder van Kunsthandelaar Pieter Scheen, samensteller van de zijn oudste dochter Mariëtte. Al snel raakte ik ook ‘Rode Scheen’, was toen een begrip in kunstkringen. geboeid door de anekdotes uit de kunstwereld die In zijn kunsthandel aan de Zeestraat 50, recht mijn aanstaande schoonvader in geuren en kleuren tegenover het Panorama Mesdag, presenteerde hij kon vertellen. Pieter Scheen passeerde vaak de revue vanaf de jaren 50 schilderijen uit de Romantische in de sterke verhalen waarmee schoonvader na zijn School en de Haagse School.
    [Show full text]
  • PDF Van Tekst
    Onze Kunst. Jaargang 17 bron Onze Kunst. Jaargang 17. L.J. Veen, Amsterdam 1918 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_onz021191801_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. 1 [Deel XXXIII] Jules de Bruycker Teekenaar en etser HET gereedschap van den teekenaar weegt niet zwaarder dan dat van den minnezanger. Een teekenplank, inkt, pennen, veel meer heeft hij niet noodig. Wanneer hij tevens graveur is, zooals Jules de Bruycker, heeft hij luttel méér mee te voeren. Waar hij stil houdt, kan zijn zang van zwarte lijnen dadelijk op het blanke papier ontstaan. Hij is als de ketellapper, die zich op den hoek eener straat nederzet. Wat weegt hij weinig in het zware leven! De liefde tot zijn ambacht vervult hem zoozeer, dat het hem onverschillig is, of hij in een paleis of op een zolder woont. Want er leeft evenveel passie in dengene die etst of hout snijdt, als in den fresco-schilder. Die kunst leeft heelemaal mee met den geest en de stemming van een mensch. Het is een handwerk, dat den eenvoudigen werker niet onderscheidt van den meest primitieven ambachtsman. Gemakkelijker nog dan de schilders, konden teekenaars en plaatsnijders dus den weg der ballingschap uitgaan. Zij behoefden slechts een tafel, bij het licht van een raam. Zij, die ooit met vreugde handwerk hebben verricht, beseffen hoe het graveeren vele zorgen kan doen vergeten. Welke macht zou hen van hun venster kunnen wegrukken? En wat zouden ze met meer eer en overtuiging kunnen voortbrengen, dan hunne prenten? Overigens leven plaatsnijder en teekenaar niet in het werkelijke leven.
    [Show full text]
  • Willem Van Konijnenburg Rijnders, M.L.J
    VU Research Portal Willem van Konijnenburg Rijnders, M.L.J. 2007 document version Publisher's PDF, also known as Version of record Link to publication in VU Research Portal citation for published version (APA) Rijnders, M. L. J. (2007). Willem van Konijnenburg: Leonardo van de Lage Landen. General rights Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain • You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal ? Take down policy If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim. E-mail address: [email protected] Download date: 26. Sep. 2021 Willem van Konijnenburg Leonardo van de Lage Landen VRIJE UNIVERSITEIT Willem van Konijnenburg Leonardo van de Lage Landen ACADEMISCH PROEFSCHRIFT ter verkrijging van de graad Doctor aan de Vrije Universiteit Amsterdam, op gezag van de rector magnificus prof.dr. L.M. Bouter, in het openbaar te verdedigen ten overstaan van de promotiecommissie van de faculteit der Letteren op donderdag 13 december 2007 om 10.45 uur in de aula van de universiteit, De Boelelaan 1105 door Maria Lambertha Johanna Rijnders geboren te Geldrop 1 promotor: prof.dr.
    [Show full text]
  • Encyklopédia Kresťanského Umenia
    Marie Žúborová - Němcová: Encyklopédia kresťanského umenia Holanďan bludný - Bludný Holanďan holandská architektúra - http://nl.wikipedia.org/wiki/Categorie:Architectuur_in_Nederland http://en.wikipedia.org/wiki/Category:Dutch_architecture holandská bieloba - bieloba holandská/bieloba kremžská holandská história - http://nl.wikipedia.org/wiki/Categorie:Geschiedenis_van_Nederland holandská história podľa obdobia - http://en.wikipedia.org/wiki/Category:History_of_the_Netherlands_by_period http://nl.wikipedia.org/wiki/Categorie:Geschiedenis_van_Nederland_naar_periode holandská renesancia - (1500-1584); http://en.wikipedia.org/wiki/Category:Dutch_Renaissance holandská škola (maľby) - maliari v Holandsku od ranej renesancie do baroka; to zahŕňa rané obdobie holandského maliarstva (pozri holandskí maliari raní, flámski primitívi), ktoré spadá do obdobia 1400-1500, a holandskú renesanciu (1500-1584), čo boli umelci činní v severných nížinách, a neskôr do holandskej školy bol zaraďovaný aj holandský zlatý vek maľby (pozri holandskí maliari zlatého veku), čo bola maľba v zjednotených provinciách; mnoho maliarov, sochárov a architektov zo 17.st. je nazývaných „holandskí majstri“, zatiaľ čo skorší umelci sú všeobecne označovaní ako súčasť „holandskej“ tradície; Hieronymus Bosch a Geertgena tot Sint Jans sú dobre známe príklady holandských maliarov 15. a 16.st.; Rembrandt van Rijn, Frans Hals, Johannes Vermeer, Jacob van Ruisdael a Jan Steen zastupujú holandské umenie 17.st.; individuálne diela, ktorých umelca nemožno zistiť, sú označované alebo
    [Show full text]