Jazz Op De Radio
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Jazz op de radio De komst van de radio aan het begin van de twintigste eeuw bracht een cultuurschok te weeg. Verguisd in religieus-conservatieve kringen om de verderfelijke invloed die de radio zou uitoefenen en hartstochtelijk toegejuicht door progressief ingestelde geesten vanwege de blikverruimende werking ervan, was deze uitvinding het onderwerp van heftig debat in het verzuilde Nederland. Desondanks groeide de radio binnen relatief korte tijd uit tot een massamedium. Even snel werden omroepverenigingen opgericht die ieder een maatschappelijke zuil vertegenwoordigden en de strijd om luisteraars aangingen om hun gedachtegoed te verdedigen.1 De Algemeene Vereeniging Radio Omroep (AVRO) beet de spits af in 1923, hoewel pas in 1928 die naam werd aangenomen. De AVRO vertegenwoordigde geen bepaalde godsdienstige of ideologische stroming, maar benadrukte het liberale element in die zin dat zij een algemene, nationale omroep voor iedereen wilde zijn. Toch hield deze omroep een zeker aura van liberale welstand waartegen met name de socialistische omroep zich afzette.2 Het meer rechtzinnig- christelijke volksdeel schaarde zich achter de in 1924 opgerichte Nederlandsche Christelijke Radio-Vereniging (NCRV), een organisatie die de “verbreiding van Gods boodschap tot in alle uithoeken van het land” op zich zou nemen.3 Voor de Katholieke Radio Omroep (KRO), geboortejaar 1925, gold iets dergelijks, zij het uiteraard ten behoeve van de rooms-katholieke Nederlanders. Ook van 1925 dateert de Vereeniging van Arbeiders Radio Amateurs (VARA), de socialistische omroep waarbij de niet-confessionele arbeidersbevolking zich thuis voelde. Als voorlopige hekkensluiter fungeerde de Vrijzinnig Protestantse Radio Omroep (VPRO) die in 1926 begon met uitzenden. Deze vereniging, die eigenlijk een nationale omroep prefereerde boven een verzuilde, beoogde een programmering vanuit vrijzinnig-christelijke opvattingen waarin tevens humanistische tradities doorklonken.4 Deze vijf radioverenigingen zaten vanwege hun min of meer verzuilde grondslag vast in het zadel tot de Tweede Wereldoorlog, waarna de Duitse bezetting de radio langzaam maar zeker nazificeerde en gelijkschakelde tot Nederlandsche Omroep. Na de bevrijding wisten de oproepen een initiatief om hen definitief te vervangen door een nationale omroep succesvol te weerstaan. Als overwinnaars traden ze uit de strijd te voorschijn en gingen ze gouden tijden tegemoet in de 1 jaren vijftig. De radio werd het symbool van huiselijke gezelligheid; het was de tijd dat iedereen dezelfde programma’s beluisterde in de beslotenheid van het gezin.5 Of daarvan ook de jazz deel uitmaakte en in welke mate, zal verderop wellicht duidelijk worden. Nu eerst iets over de verhouding tussen de radio en de jazz. Radio en jazz Radio en muziek onderhouden een soort lat-relatie. Het zijn zelfstandig bestaande entiteiten, elk met eigen aspiraties, die niettemin op elkaar zijn aangewezen. Toch is de werkelijkheid minder eenduidig dan het misschien op het eerste gezicht lijkt. Is radio zonder muziek ten enenmale onvoorstelbaar, andersom ligt het iets ingewikkelder. Muziek is uiteraard altijd en overal gemaakt en beluisterd, maar trad pas dankzij de radio uit haar nationale en regionale isolement om wereldwijd verrassing en genot te verschaffen alsmede erkenning te verwerven. Kortom: radio bracht alle mogelijke muziek in de huiskamers van miljoenen. Vooral voor de jazz was de radio van fundamentele betekenis. Zonder dit medium had de verbreiding van de jazzmuziek eigenlijk nooit kunnen plaatsvinden. Want een muzieksoort die in essentie niet genoteerd staat, onder andere vanwege zijn hoog improvisatorisch gehalte en klankkleur-manipulaties, heeft naast concerten andere verspreidingskanalen nodig: de radio en de grammofoonplaat. Radio en jazz ontstonden aan het begin van de vorige eeuw in een tijd van verandering, vernieuwing en modernisering op bijna elk terrein. Er ontwikkelde zich in de loop der jaren een welhaast symbiotische samenhang, die vooral in de jaren dertig zijn vruchten afwierp. Radiouitzendingen speelden een cruciale rol bij de popularisering van de swingstijl. Talloze swing- en dansorkesten hebben hun bekendheid aan de radio te danken.6 Een voorbeeld: De criticus, talent-scout en latere platenproducer John Hammond hoorde in de jaren dertig toevallig op zijn autoradio de Count Basie band in een live-uitzending vanuit de Reno Club in Kansas City. De muziek maakte op hem zo’n indruk dat hij besloot ter plekke poolshoogte te gaan nemen. Het leidde behalve optredens in New York en andere steden tot een platencontract. Maar wat belangrijker is, het vormde voor Basie tevens de inleiding tot een grandioze carrière in de jazzbusiness.7 2 Maar ook tijdens de Tweede Wereldoorlog en in de jaren vijftig bleef de radio als propaganda- medium voor jazzmuziek van groot belang. Het uitzenden van muziek op grammofoonplaten, meer nog dan livemuziek was de snelste manier om muziek en musici bekendheid te verschaffen. De Duitse “jazzpaus” Joachim Ernst Berendt gaat nog enkele stappen verder met zijn bewering dat de jazz vanaf het begin steeds weer gekarakteriseerd is als “die eigentliche Radiomusik par excellence (...), und zwar nicht nur aus künstlerischen, sondern auch aus technischen Gründen.”8 Al in 1924, zo onderbouwt hij zijn stelling, zou het raakpunt tussen radiotechniek en creatieve contemporaine musici verklaard zijn door de “besonderen Stimmung diskreter Tollheit” die de jazz zou oproepen.9 Hij is echter overtuigender waar hij uitlegt dat jazzmuziek meer dan enige andere muziek de microfoon als technologisch hulpmiddel nodig heeft. Niet alleen als versterkingsmechanisme voor solisten die in het akoestisch geweld van een big band ten onder zouden gaan, maar vooral voor vocalisten. De microfoon is van onschatbare waarde gebleken bij het ontwikkelen van specifieke zangtechnieken zoals stemvervorming, frasering en dynamisch contrast.10 Zo ontdekte Bing Crosby al vroeg in de jaren twintig de mogelijkheden van dit medium. Het was, zoals zijn biograaf Gary Giddens beschreef, een historisch moment: “Bing’s innovative perfection of a new instrument, the microphone. It was his ultimate ally, perfectly suited to his way with dynamics and nuance and timbre. As he explored gradations in projection, Bing collaborated with the electric current as if he were romancing a woman. He played the mike with a virtuosity that influenced every singer to follow, grounding it as a vehicle of modernism.”11 Anders gezegd: pas door middel van een microfoon zijn vocalisten goed in staat te werken aan een persoonlijke stijl. Het lijkt een alleszins plausibele verklaring voor de theorie dat radiotechnologie instrumenteel is geweest voor adequate jazzontwikkeling. Voorts noemt Berendt de radio, naast de grammofoonplaat, verantwoordelijk voor de internationalisering van de jazz, het feit dat jazz zich niet tot de bakermat Amerika heeft beperkt, maar tot in de verste uithoeken van de aardbol enthousiaste liefhebbers heeft verworven. Ten slotte is hij van oordeel dat de radio het Engels internationaal als jazztaal heeft gevestigd. Het maakt namelijk volgens Berendt wel degelijk verschil of een jazzsong in het Duits of het Engels gezongen wordt.12 Op de een of andere wijze lijkt er tussen een bepaalde taal en een bepaald muziekgenre een zodanige cohesie te bestaan, dat alleen in die bewuste taal gezongen teksten overtuigend overkomen. Dat het zingen van jazz in de eigen landstaal buiten de Angelsaksische wereld een grote zeldzaamheid is, lijkt deze these te bevestigen. 3 De Amerikaanse criticus en auteur van jazzboeken, James Lincoln Collier, schrijft dat de radio networks die vanaf eind jaren twintig in Amerika operationeel werden, de radio en de jazz in gelijke mate begunstigden. Deze netwerken hadden grote behoefte aan programma-materiaal dat op simpele wijze kon worden verkregen door het aanleggen van een verbinding met restaurants, nachtclubs en danszalen. In ruil voor gratis reclame voor locatie en muziek kregen de radiostations de beschikking over allerhande muziek tegen relatief geringe kosten. Collier noemt als voorbeeld de vermaarde Cotton Club in Harlem, waar het orkest van Duke Ellington nationale roem vergaarde door een aantal wekelijkse uitzendingen. Kon de band in de club vanwege het constant wisselende publiek nog wel volstaan met avond aan avond min of meer hetzelfde programma, de vaste radiouitzendingen waarnaar in het algemeen dezelfde fans luisterden, vereisten daarentegen op zijn minst wekelijks enig nieuw repertoire. Zijn conclusie luidt dan ook dat de radio bevorderlijk is geweest voor de muzikale creativiteit, wat zeer belangrijk is voor muziek waarbij juist die creativiteit zo’n prominente plaats inneemt.13 Hoewel er wel wat af te dingen is op de stelling van Berendt dat de radio de jazz exclusief heeft bevorderd, mogen we toch vaststellen dat jazz enorm voordeel heeft genoten van de radio. * * * We zagen dat de radio de popularisering van muziek en musici bevorderde, wat weer van invloed zou zijn geweest op de evolutie van de jazz. De internationalisering van jazz alsook de vanzelfsprekendheid van het Engels als jazztaal zouden rechtstreeks te danken zijn aan de invloed van de radio. Daarnaast zou de radiotechniek, en in het bijzonder de microfoon als een onontbeerlijk hulpmiddel voor met name vocalisten, ook hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van de jazz. En afsluitend is daar nog de radio als bevorderaar van de creativiteit, zonder welke de jazz zijn raison d’ être zou verliezen. Alvorens de radiojazz in het bevrijde Nederland