Nederlandse Rivierdonderpad Uit De Habitatrichtlijn Bestaat Uit Twee Soorten

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

Nederlandse Rivierdonderpad Uit De Habitatrichtlijn Bestaat Uit Twee Soorten Ben Crombaghs, Martijn Dorenbosch, Rob Gubbels & Jan Kranenbarg Nederlandse Rivierdonderpad uit de Habitatrichtlijn bestaat uit twee soorten Foto 1. ‘Ofschoon de naam Rivier- Hoewel de Rivierdonderpad ( ) Cottus gobio donderpad doet vermoeden, dat dit opgenomen is in Bijlage II van de Habitat- vischje voornamelijk in stroomend richtlijn, heeft recent taxonomisch onder- water thuis hoort, is dit toch geens- zins het geval. Bij ons komt het door zoek aangetoond dat er in Europa meerdere het geheele land verspreid zoowel in soorten voorkomen, die eerder allen tot beken en rivieren als in de meeste, dezelfde soort gerekend werden. ook brakke, binnenwateren voor; in Friesland vooral in oude slootjes’ Welke soorten komen er nu in Nederland (Redeke, 1941). voor en wat betekent dat voor de bescher- Hier de meest in Nederland voor- ming volgens de Habitatrichtlijn? komende Rivierdonderpad Cottus perifretum (foto: M. Dorenbosch). De Rivierdonderpad is met zijn prehistorisch Herziening van de taxonomische status rivieren in Engeland en in het stroomgebied uiterlijk één van de meest opvallende zoet- van de Rivierdonderpad van de Schelde in België); (2) Cottus rhenanus, watervissen in Nederland die hoge dichtheden Recent taxonomisch en genetisch onderzoek een soort met een beperkte verspreiding in de kan bereiken in snelstromende beken. In heeft aangetoond dat in Europa meerdere snelstromende zij- en bovenlopen van de Rijn, Nederland komt de soort echter ook in andere soorten donderpadden voorkomen, waarbij en de bovenloop en zijbeken van de Maas in watertypen voor zoals in grote rivieren, het acht nieuwe soorten werden beschreven (Frey- België en Noord-Frankrijk (Volckaert et al., IJsselmeer en zelfs in afgesloten polderwateren hof et al., 2005). In landen rondom Nederland 2002); (3) Cottus gobio, een soort met een oos- zoals oude Friese sloten (foto1; Redeke, 1941; zijn daarbij drie soorten donderpadden vast- telijke verspreiding (oostelijk vanaf het stroom- de Nie, 1996; Gubbels, 2000). Ten aanzien gesteld: (1) Cottus perifretum, een soort met gebied van de Wezer in Duitsland). van de verspreiding van de Rivierdonderpad in een westelijke verspreiding (voornamelijk in Op basis van deze nieuwe informatie komt Nederland is een opmerkelijke tegenstelling waargenomen. Het blijkt dat de soort in de Tabel 1. Het voorkomen van Rivier- en Beek- grote rivieren en het IJsselmeer sinds midden ) ) jaren tachtig een toenemende trend vertoont donderpad in de voor de Rivierdonderpad (Winter & Tiën, 2005), terwijl deze positieve aangewezen Natura 2000-gebieden. trend niet werd waargenomen in beken. De Nie (1996) opperde dat er in Nederland moge- Natura 2000-gebied Provincie Rivierdonderpad(Cottus perifretumBeekdonderpad(Cottus rhenanus lijk twee typen populaties voorkomen: een Alde Feanen Friesland • kwetsbare populatie in beken in het oosten en Biesbosch Noord-Brabant • zuiden van Nederland en een minder kwetsba- Boezem van Bakel, Pompveld en Kornsche Boezem Noord-Brabant • re, toenemende populatie in de grote rivieren, Botshol Utrecht • het IJsselmeer en andere stilstaande wateren Dinkelland Overijssel • in het midden en westen van Nederland. Friese IJsselmeerkust Friesland • De oorspronkelijke Rivierdonderpad (Cottus Gelderse Poort Gelderland • gobio) is opgenomen in de Habitatrichtlijn in Geuldal Limburg •• bijlage II. In Nederland zijn meerdere Natura Gouwzee en Kustzone Muiden Noord-Holland • 2000-gebieden voor de Rivierdonderpad aan- Grensmaas Limburg • gewezen (tabel 1). Het netwerk aan Natura Haringvliet Zuid-Holland • 2000-gebieden voor de Rivierdonderpad IJssel Gelderland/Overijssel • omvat de twee typen populaties onderschei- Ilperveld/Oostzanerveld/Varkensland Noord-Holland • den door de Nie (1996). Deels omvatten deze Kempenland Noord-Brabant • gebieden habitats die gekenmerkt worden Oostelijke Vechtplassen Utrecht/Noord-Holland • door lage stroomsnelheden, gelegen in het Roerdal Limburg •• stroomgebied van de Rijn en IJssel, zoals de Swalmdal Limburg • Biesbosch, het IJsselmeer, de IJsseluiterwaar- Vecht en Beneden-Regge Overijssel • den en de Geldersche Poort. Maar ook habi- Veluwe Gelderland • tats in het zuidelijk deel van Nederland die Veluwemeer en Wolderwijd Flevoland/Gelderland • gekenmerkt worden door een hogere stroom- Weerribben Overijssel • snelheid zoals het Roerdal, de Grensmaas en Wieden Overijssel • het Geuldal, zijn Natura 2000-gebied voor de Wormer- en Jisperveld en Klaverpolder Noord-Holland • Rivierdonderpad. Zwarte Meer Flevoland/Overijssel • 248 | De Levende Natuur - jaargang 108 - nummer 6 Fig. 1. Weergave van de onderzochte water- de Rivierdonderpad die op de Habitatrichtlijn lopen in Zuid-Limburg sche kenmerken (Freyhof et al., 2005; foto 2). staat, namelijk Cottus gobio, vermoedelijk hele- in 2006 en vondsten Aanvullend genetisch onderzoek bevestigde de maal niet in Nederland voor. Welke donder- van Rivierdonderpad Maas determinatie van Cottus perifretum en Cottus padden komen er dan wel in Nederland voor? (Cottus perifretum) en rhenanus in het Geulsysteem. Vergelijkbaar met de trend in Nederland is Beekdonderpad (Cottus Opvallend in de verspreiding tussen de twee midden jaren negentig in de Rijn in Duitsland rhenanus). soorten in de Geul was de zeer scherpe schei- ook een snelle toename vastgesteld van de dingslijn tussen de twee populaties. Als gevolg Rivierdonderpad (Nolte et al., 2005). De soort Swalm van de aanwezigheid van een voor vissen die zich in het Duitse Rijnsysteem snel uit- onoverbrugbare stuw in de Geul ter hoogte breidde, bleek Cottus perifretum te zijn. Deze van Meersen werd direct stroomopwaarts van soort werd door Nolte et al. (2005) ook vast- de stuw uitsluitend Cottus rhenanus aangetrof- gesteld in het IJsselmeer. Genetisch onderzoek Roer fen, terwijl stroomafwaarts Cottus perifretum toonde aan dat de donderpadden die zich snel werd gevonden. uitbreidden in het Duitse Rijnsysteem terug te Hoewel minder intensief bemonsterd als de traceren waren naar het IJsselmeer. Nolte et al. Geul, werd zowel in de Roer, de Voer als in (2005) suggereerde daarmee dat de snelle uit- de Berwijn een vergelijkbaar verspreidingspa- breiding van de Rivierdonderpad in het Rijn- troon waargenomen (fig. 1). In de bovenlopen systeem het gevolg is van een plotselinge ver- of zijbeken van deze drie watergangen werd andering in de Nederlandse populatie. Hoe dit Cottus rhenanus aangetroffen, terwijl in de precies kan is nog onduidelijk en onderwerp benedenlopen ter hoogte van de Maas Cottus van lopend onderzoek. perifretum werd gevonden. Het gedeelte waar In tegenstelling tot de hoofdstroom van de Cottus perifretum werd aangetroffen is hierbij Rijn, kenmerkten verschillende snelstromende vrij optrekbaar voor vissen vanuit de Maas. zijriviertjes van de Duitse Rijn zich echter door Grensmaas Analoog aan de situatie in de Geul is het de aanwezigheid van een andere soort donder- gedeelte waar Cottus rhenanus is aangetroffen pad, Cottus rhenanus (Nolte et al., 2006). In de door stuwen onbereikbaar voor vissen vanuit langzaam stromende Rijn is dus sprake van Stuw Meersen de Maas. Cottus rhenanus bevond zich in deze een oprukkende donderpad, Cottus perifretum, riviertjes stroomopwaarts van de barrière, net Eijserbeek terwijl de snelstromende zijriviertjes een Geul buiten de Nederlandse grens (voor de Roer in ‘inheemse’ donderpad herbergen, Cottus rhe- Duitsland, voor de Berwijn in België). nanus. Gulp Selzer- In de Voer werd Cottus perifretum alleen in de beek Nederlandse benedenloop waargenomen, tot Voer Onderzoek in Nederland voor de eerste migratiebarrière vanuit de In Zuid- en Midden-Limburg en aangrenzend Maas. Cottus rhenanus werd alleen aangetrof- Duitsland en België liggen enkele snelstro- Berwijn Cottus perifretum fen in een klein zijbeekje van het Belgische mende zijrivieren en -beken van de Maas: de Cottus rhenanus deel van de Voer. Hoewel het habitat van de Swalm, Roer, Geul, Voer en Berwijn (fig. 1). middenloop van de Voer geschikt lijkt, werd in Even ten noorden van Maastricht mondt de de middenloop echter geen Cottus rhenanus Geul uit in de Grensmaas. Beide wateren zijn gisch Museum in Amsterdam onderzocht. Het gevonden. Mogelijk dat de waterkwaliteit van Natura 2000-gebieden voor Rivierdonderpad. stroomgebied van de Geul is hierbij het meest de middenloop door lozingen vanuit België Omdat een relatief grote rivier (de Maas) hier uitvoerig onderzocht, omdat op basis van dermate slecht is dat de soort hier niet kan overgaat in snelstromende bovenlopen, was museummateriaal het sterke vermoeden overleven. het vermoeden dat hier mogelijk ook de twee bestond dat hier Cottus rhenanus aanwezig zou In de Swalm werden in de bovenloop géén soorten donderpadden voorkomen, zoals kunnen zijn. Aanvullend aan het Geuldal zijn donderpadden waargenomen (fig. 1). In de beschreven in de Duitse Rijn. Cottus perifretum nabij gelegen beeksystemen onderzocht inclu- benedenloop van de Swalm en de monding in zou mogelijk vanuit de Rijn de Maas gekoloni- sief het Roer en Swalmdal, ook Natura 2000- de Maas werd echter wél Cottus perifretum seerd kunnen hebben, terwijl de bovenlopen gebieden voor Rivierdonderpad. aangetroffen. De soort werd hier gevonden tot van de zijrivieren en beken in Zuid-Limburg de eerste voor vissen vanuit de Maas onpas- min of meer geïsoleerde populaties van Cottus Twee soorten donderpadden seerbare stuw. rhenanus herbergen. Analoog aan de situatie in de Rijn blijken in Om deze hypothese te toetsen hebben de het stroomgebied van de Geul ook twee soor- Kolonisatie door donderpadden auteurs in 2006 de verspreiding
Recommended publications
  • Study of Intrapopulation Variation in Movement and Habitat Use in a Stream Fish (Cottus Perifretum): Integrating Behavioural, Ecological and Genetic Data
    Faculteit Wetenschappen Departement Biologie Study of intrapopulation variation in movement and habitat use in a stream fish (Cottus perifretum): integrating behavioural, ecological and genetic data Studie van individuele verschillen in verplaatsingsgedrag en habitatkeuze van een riviervis (Cottus perifretum): integratie van gedrag, ecologische en genetische data Dissertation for the degree of Doctor in Science: Biology at the University of Antwerp to be defended by ALEXANDER KOBLER Promotor: Prof. Dr. Marcel Eens Antwerpen, 2012 Doctoral Jury Promotor Prof. Dr. Marcel Eens Chairman Prof. Dr. Erik Matthysen Jury members Prof. Dr. Lieven Bervoets Prof. Dr. Gudrun de Boeck Prof. Dr. Filip Volckaert Dr. Gregory Maes Dr. Michael Ovidio ISBN: 9789057283864 © Alexander Kobler, 2012. Any unauthorized reprint or use of this material is prohibited. No part of this book may be reproduced or transmitted in any form or by any means, electronic or mechanical, including photocopying, recording, or by any information storage and retrieval system without express written permission from the author. A naturalist’s life would be a happy one if he had only to observe and never to write. Charles Darwin Acknowledgments My Ph.D. thesis was made possible through a FWO (Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen) project-collaboration between the University of Antwerp and the Catholic University of Leuven. First of all, I wish to thank Marcel Eens, the head of the Biology-Ethology research group in Antwerp, who supervised me during all phases of my thesis. Marcel, I am very grateful for your trust and patience. You gave me confidence and incentive during this difficult journey. Hartelijk bedankt! In Leuven, I was guided by Filip Volckaert, the head of the Biodiversity and Evolutionary Genomics research group, and Gregory Maes.
    [Show full text]
  • Cottus Schitsuumsh, a New Species of Sculpin (Scorpaeniformes: Cottidae) in the Columbia River Basin, Idaho-Montana, USA
    Zootaxa 3755 (3): 241–258 ISSN 1175-5326 (print edition) www.mapress.com/zootaxa/ Article ZOOTAXA Copyright © 2014 Magnolia Press ISSN 1175-5334 (online edition) http://dx.doi.org/10.11646/zootaxa.3755.3.3 http://zoobank.org/urn:lsid:zoobank.org:pub:5147B3DB-9071-408B-A8D1-B3575ED5806E Cottus schitsuumsh, a new species of sculpin (Scorpaeniformes: Cottidae) in the Columbia River basin, Idaho-Montana, USA MICHAEL LEMOINE1,3, MICHAEL K. YOUNG2, KEVIN S. MCKELVEY2, LISA EBY1, KRISTINE L. PILGRIM2 & MICHAEL K. SCHWARTZ2 1 Wildlife Biology Program, University of Montana, Missoula, Montana 59812, USA 2U.S. Forest Service, Rocky Mountain Research Station, Missoula, Montana 59801, USA 3Corresponding author. E-mail: [email protected] Abstract Fishes of the genus Cottus have long been taxonomically challenging because of morphological similarities among species and their tendency to hybridize, and a number of undescribed species may remain in this genus. We used a combination of genetic and morphological methods to delineate and describe Cottus schitsuumsh, Cedar Sculpin, a new species, from the upper Columbia River basin, Idaho-Montana, USA. Although historically confused with the Shorthead Sculpin (C. confusus), the genetic distance between C. schitsuumsh and C. confusus (4.84–6.29%) suggests these species are distant relatives. Moreover, the two species can be differentiated on the basis of lateral-line pores on the caudal peduncle, head width, and interpelvic width. Cottus schitsuumsh is also distinct from all other Cottus in this region in having a single small, skin-covered, preopercular spine. Haplotypes of mtDNA cytochrome oxidase c subunit 1 of C. schitsuumsh differed from all other members of the genus at three positions, had interspecific genetic distances typical for congeneric fishes (1.61–2.74% to nearest neighbors), and were monophyletic in maximum-likelihood trees.
    [Show full text]
  • Global Conservation Translocation Perspectives: 2021. Case Studies from Around the Globe
    Global conservation Global conservation translocation perspectives: 2021 translocation perspectives: 2021 IUCN SSC Conservation Translocation Specialist Group Global conservation translocation perspectives: 2021 Case studies from around the globe Edited by Pritpal S. Soorae IUCN SSC Conservation Translocation Specialist Group (CTSG) i The designation of geographical entities in this book, and the presentation of the material, do not imply the expression of any opinion whatsoever on the part of IUCN or any of the funding organizations concerning the legal status of any country, territory, or area, or of its authorities, or concerning the delimitation of its frontiers or boundaries. The views expressed in this publication do not necessarily reflect those of IUCN. IUCN is pleased to acknowledge the support of its Framework Partners who provide core funding: Ministry of Foreign Affairs of Denmark; Ministry for Foreign Affairs of Finland; Government of France and the French Development Agency (AFD); the Ministry of Environment, Republic of Korea; the Norwegian Agency for Development Cooperation (Norad); the Swedish International Development Cooperation Agency (Sida); the Swiss Agency for Development and Cooperation (SDC) and the United States Department of State. Published by: IUCN SSC Conservation Translocation Specialist Group, Environment Agency - Abu Dhabi & Calgary Zoo, Canada. Copyright: © 2021 IUCN, International Union for Conservation of Nature and Natural Resources Reproduction of this publication for educational or other non- commercial purposes is authorized without prior written permission from the copyright holder provided the source is fully acknowledged. Reproduction of this publication for resale or other commercial purposes is prohibited without prior written permission of the copyright holder. Citation: Soorae, P. S.
    [Show full text]
  • RSG Book Template V3 121210
    Final COver:Layout 1 12/27/10 9:39 AM Page 1 Global Re-introduction Perspectives: 2010 Additional case-studies from around the globe Edited by Pritpal S. Soorae Global Re-introduction Perspectives: 2010 INTERNATIONAL UNION FOR CONSERVATION OF NATURE WORLD HEADQUARTERS Rue Mauverney 28 1196 Gland, Switzerland [email protected] Tel +41 22 999 0000 Fax +41 22 999 0002 www.iucn.org IUCN/SSC Re-introduction Specialist Group (RSG) The designation of geographical entities in this book, and the presentation of the material, do not imply the expression of any opinion whatsoever on the part of IUCN or any of the funding organizations concerning the legal status of any country, territory, or area, or of its authorities, or concerning the delimitation of its frontiers or boundaries. The views expressed in this publication do not necessarily reflect those of IUCN. Published by: IUCN/SSC Re-introduction Specialist Group & Environment Agency-ABU DHABI Copyright: 2010 International Union for the Conservation of Nature and Natural Resources. Citation: Soorae, P. S. (ed.) (2010) GLOBAL RE-INTRODUCTION PERSPECTIVES: Additional case-studies from around the globe. IUCN/ SSC Re-introduction Specialist Group, Abu Dhabi, UAE, xii + 352 pp. ISBN: 978-2-8317-1320-5 Cover photo: Clockwise starting from top-left: i. Damselfly, UK © PC Watts ii. Corn crake, UK © Andy Hay (rspb-images.com) iii. Western prairie fringed orchid, USA © Margaret From iv. Arabian oryx, Saudi Arabia © M. Z. Islam v. Corroboree frog, Australia © D. Hunter Cover design & layout by: Pritpal S. Soorae,
    [Show full text]
  • Receptor Evolution, Neuronal Circuits and Behavior in the Model Organism Zebrafish Inaugur
    Amine detection in aquatic organisms: receptor evolution, neuronal circuits and behavior in the model organism zebrafish Inaugural-Dissertation zur Erlangung des Doktorgrades der Mathematisch-Naturwissenschaftlichen Fakultät der Universität zu Köln vorgelegt von Milan Dieris aus Berlin Köln, 2018 Berichterstatter: Prof. Dr. Sigrun Korsching Prof. Dr. Peter Kloppenburg Tag der mündlichen Prüfung: 11.12.2017 ABSTRACT Olfactory cues are responsible for the generation of diverse behaviors in the animal kingdom. Olfactory receptors are expressed by specialized sensory neurons (OSNs) in the olfactory epithelium. Upon odorant binding to the olfactory receptor, these neurons are activated. The information is transferred to the olfactory bulb glomeruli, which represent the first relay station for olfactory processing in the brain. Most olfactory receptors are G-protein coupled receptors and form large gene families. One type of olfactory receptors is the trace amine-associated receptor family (TAAR). TAARs generally recognize amines. One particular member of the zebrafish TAAR family, TAAR13c, is a high- affinity receptor for the death-associated odor cadaverine, which induces aversive behavior. Here, we identified the cell type of amine-sensitive OSNs in the zebrafish nose, which show typical properties of ciliated neurons. We used OSN type-specific markers to unambiguously characterize zebrafish TAAR13c OSNs. Using the neuronal activity marker pERK we could show that low concentrations of cadaverine activate a specific, invariant glomerulus in the dorso- lateral cluster of glomeruli (dlG) in the olfactory bulb of zebrafish. This cluster was also shown to process amine stimuli in general, a feature that is conserved in the neoteleost stickleback. Apart from developing a technique to measure neuronal activity in the adult olfactory epithelium, we also established the use of GCaMP6-expressing zebrafish to measure neuronal activity in the larval brain.
    [Show full text]
  • From Scales to Armour: Scale Losses and Trunk Bony Plate Gains in Ray
    bioRxiv preprint doi: https://doi.org/10.1101/2020.09.09.288886; this version posted September 9, 2020. The copyright holder for this preprint (which was not certified by peer review) is the author/funder, who has granted bioRxiv a license to display the preprint in perpetuity. It is made available under aCC-BY-NC 4.0 International license. 1 From scales to armour: scale losses and trunk bony plate gains in ray- 2 finned fishes 3 Alexandre Lemopoulos1, Juan I. Montoya-Burgos1,2,3 4 1. Department of Genetics and Evolution. University of Geneva, Geneva, Switzerland 5 2. iGE3 institute of Genetics and Genomics of Geneva 6 3. E-mail: [email protected] ORCID: https://orcid.org/0000-0001-9080-9820 7 Article type : Letter 8 Running title: Tegument cover transitions along actinopterygian evolution 9 Keywords: Tegument, actinopterygians, gene network, skeleton evolution, functional 10 innovation, ancestral state, phylogeny 11 12 Abstract 13 Actinopterygians (ray-finned fishes) are the most diversified group of vertebrates and are 14 characterized by a variety of protective structures covering their tegument, the evolution of 15 which has intrigued biologists for decades. Paleontological records showed that the first 16 mineralized vertebrate skeleton was composed of dermal bony plates covering the body, 17 including odontogenic and skeletogenic components. Later in evolution, the exoskeleton of 18 actinopterygian's trunk was composed of scale structures. Although scales are nowadays a 19 widespread tegument cover, some contemporary lineages do not have scales but bony 20 plates covering their trunk, whereas other lineages are devoid of any such structures.
    [Show full text]
  • Vertebrate Genome Evolution in the Light of Fish Cytogenomics and Rdnaomics
    G C A T T A C G G C A T genes Review Vertebrate Genome Evolution in the Light of Fish Cytogenomics and rDNAomics Radka Symonová 1,* ID and W. Mike Howell 2 1 Faculty of Science, Department of Biology, University of Hradec Králové, 500 03 Hradec Králové, Czech Republic 2 Department of Biological and Environmental Sciences, Samford University, Birmingham, AL 35229, USA; [email protected] * Correspondence: [email protected]; Tel.: +420-776-121-054 Received: 30 November 2017; Accepted: 29 January 2018; Published: 14 February 2018 Abstract: To understand the cytogenomic evolution of vertebrates, we must first unravel the complex genomes of fishes, which were the first vertebrates to evolve and were ancestors to all other vertebrates. We must not forget the immense time span during which the fish genomes had to evolve. Fish cytogenomics is endowed with unique features which offer irreplaceable insights into the evolution of the vertebrate genome. Due to the general DNA base compositional homogeneity of fish genomes, fish cytogenomics is largely based on mapping DNA repeats that still represent serious obstacles in genome sequencing and assembling, even in model species. Localization of repeats on chromosomes of hundreds of fish species and populations originating from diversified environments have revealed the biological importance of this genomic fraction. Ribosomal genes (rDNA) belong to the most informative repeats and in fish, they are subject to a more relaxed regulation than in higher vertebrates. This can result in formation of a literal ‘rDNAome’ consisting of more than 20,000 copies with their high proportion employed in extra-coding functions.
    [Show full text]
  • Sculpin Liaisons
    BIOLOGY & MEDICINE_Evolutionary Biology Sculpin Liaisons The sculpins of Arne Nolte, head of a research group at the Max Planck Institute for Evolutionary Biology in Plön, near Kiel, are no beauties; yet these unprepossessing fish, first discovered in the Lower Rhine in the 1990s, hold a special fascination for him. After all, these particular sculpins are hybrids, the shared offspring of two species. TEXT HARALD RÖSCH t was an historic moment as, in peror’s plan to link navigation along The artificial waterway between the 1807, the workers drove their shov- the Rhine with the then-French port Scheldt and the Rhine opened a gate- els and pickaxes into the muddy of Antwerp. The fact that their work way to the east for the sculpin Cottus ground near Antwerp, Belgium one was also responsible for the birth of a perifretum. Unfazed by the turmoil and last time. At Napoleon’s behest, new species of fish would have gone wars in Europe in the 19th and 20th I they had created a connection between unnoticed were it not for the fact that, centuries, the small bottom-dwelling the River Scheldt and a branch of the almost 200 years later, ichthyologists fish saw its chance. It let the current Rhine, just 35 kilometers away at this discovered a type of fish previously carry it out of its habitat in the upper point, thus bringing to fruition the em- unknown in the Rhine. reaches of the Scheldt tributaries, Photo: Andreas Hartl 56 MaxPlanckResearch 1 | 14 swam through the new canal, and end- known as bullheads, the sculpins have Sculpin, bullhead, miller’s thumb – the fish ed up in the Rhine estuary.
    [Show full text]
  • First Record of Phoxinus Csikii Hankó, 1922 (Actinopterygii, Cypriniformes) in France SFI
    Ichthyological note First record of Phoxinus csikii Hankó, 1922 (Actinopterygii, Cypriniformes) in France SFI © by Submitted: 26 Sep. 2018 Accepted: 14 Jan. 2019 * Editor: R. Causse Gaël P.J. DENYS (1, 2) & Sébastien MANNE (3) Résumé. – Premier signalement de Phoxinus csikii Hankó, 1922 evolutionary lineages in Europe (see Palandačić et al., 2017a). (Actinopterygii, Cypriniformes) en France. Southern French catchments were also related to the description of two new species in addition to P. phoxinus (Linnaeus, 1758) in the Une identification moléculaire par barcoding (marqueur du COI, 651 pb) a été réalisée sur un vairon capturé dans le Rupt de French Northern drainages (Kottelat, 2007; Kottelat and Freyhof, Mad à Essey-et-Maizerais (bassin du Rhin/Moselle). Ainsi, ce spé- 2007; Keith et al., 2011): P. bigerri Kottelat, 2007 in the Adour cimen appartient à l’espèce récemment revalidée Phoxinus csikii drainage and P. septimaniae Kottelat, 2007 in the Mediterranean Hankó, 1922. Il s’agit ainsi du premier signalement de cette espè- basin and also in the Rhône drainage considering molecular data ce en France, et de la quatrième espèce de vairon connue dans ce pays. (e.g. Palandačić et al., 2017a). Following these studies, the Rhine system harbours the follow- Key words. – France – Rhine basin – First record – Molecular ing four minnow taxa: Phoxinus phoxinus (from where its neotype identification –Phoxinus csikii. specimen (NRM 55108 from the River Agger) was designated by Kottelat (2007)), P. csikii, P. cf. morella (Leske, 1774) and P. ������septi- maniae with potential cases of hybridization (Knebelsberger et al., European minnows Phoxinus are small leuciscids with an Eur- 2015; Palandačić et al., 2017a).
    [Show full text]
  • Van Liefferinge Et Al. 2021 CTSG
    Global conservation Global conservation translocation perspectives: 2021 translocation perspectives: 2021 IUCN SSC Conservation Translocation Specialist Group Global conservation translocation perspectives: 2021 Case studies from around the globe Edited by Pritpal S. Soorae IUCN SSC Conservation Translocation Specialist Group (CTSG) i The designation of geographical entities in this book, and the presentation of the material, do not imply the expression of any opinion whatsoever on the part of IUCN or any of the funding organizations concerning the legal status of any country, territory, or area, or of its authorities, or concerning the delimitation of its frontiers or boundaries. The views expressed in this publication do not necessarily reflect those of IUCN. IUCN is pleased to acknowledge the support of its Framework Partners who provide core funding: Ministry of Foreign Affairs of Denmark; Ministry for Foreign Affairs of Finland; Government of France and the French Development Agency (AFD); the Ministry of Environment, Republic of Korea; the Norwegian Agency for Development Cooperation (Norad); the Swedish International Development Cooperation Agency (Sida); the Swiss Agency for Development and Cooperation (SDC) and the United States Department of State. Published by: IUCN SSC Conservation Translocation Specialist Group, Environment Agency - Abu Dhabi & Calgary Zoo, Canada. Copyright: © 2021 IUCN, International Union for Conservation of Nature and Natural Resources Reproduction of this publication for educational or other non- commercial purposes is authorized without prior written permission from the copyright holder provided the source is fully acknowledged. Reproduction of this publication for resale or other commercial purposes is prohibited without prior written permission of the copyright holder. Citation: Soorae, P. S.
    [Show full text]
  • Using Environmental DNA to Monitor the Reintroduction Success of the Rhine Sculpin (Cottus Rhenanus) in a Restored Stream
    fevo-08-00081 April 17, 2020 Time: 19:22 # 1 ORIGINAL RESEARCH published: 21 April 2020 doi: 10.3389/fevo.2020.00081 Using Environmental DNA to Monitor the Reintroduction Success of the Rhine Sculpin (Cottus rhenanus) in a Restored Stream Christopher A. Hempel1,2, Bianca Peinert1†, Arne J. Beermann1,3, Vasco Elbrecht1,2†, Edited by: Jan-Niklas Macher1†, Till-Hendrik Macher1, Gunnar Jacobs4 and Florian Leese1,3 Frederic J. J. Chain, * University of Massachusetts Lowell, 1 Aquatic Ecosystem Research, University of Duisburg-Essen, Essen, Germany, 2 Department of Integrative Biology, United States University of Guelph, Guelph, ON, Canada, 3 Centre for Water and Environmental Research, University of Duisburg-Essen, Reviewed by: Essen, Germany, 4 Emschergenossenschaft-Lippeverband, Essen, Germany Chris Wilson, Ontario Ministry of Natural Resources, Canada Freshwaters face some of the highest rates of species loss, caused by strong human Andres Aguilar, impact. To decrease or even revert this strong impact, ecological restorations are California State University, increasingly applied to restore and maintain the natural ecological status of freshwaters. Los Angeles, United States Their ecological status can be determined by assessing the presence of indicator *Correspondence: Florian Leese species (e.g., certain fish species), which is called biomonitoring. However, traditional fl[email protected] biomonitoring of fish, such as electrofishing, is often challenging and invasive. To †Present address: augment traditional biomonitoring of fish, the
    [Show full text]
  • Transcriptome Changes After Genomeâ•'Wide Admixture In
    Molecular Ecology (2012) 21, 4797–4810 doi: 10.1111/j.1365-294X.2012.05645.x Transcriptome changes after genome-wide admixture in invasive sculpins (Cottus) TILL CZYPIONKA,* JIE CHENG,* ALEXANDER POZHITKOV*† and ARNE W. NOLTE* *Max-Planck Institute for Evolutionary Biology, August-Thienemannstrasse 2, 24306 Plo¨n, Germany, †Department of Periodontology, University of Washington, Box 357444, Seattle, WA 98195, USA Abstract Models on hybrid speciation assume that hybridization generates increased phenotypic variance that is utilized to invade new adaptive peaks. We test to what extent this prediction can be traced using gene expression data in the fish species Cottus perifretum and Cottus rhenanus as well as a natural hybrid lineage referred to as invasive sculpins. In addition, interspecies crosses were used to explore evolutionary trajectories from initial stages to the hybrid lineage. EST (expressed sequence tag) libraries were sequenced to design an oligonucleotide microarray that was calibrated for probe-specific differences in binding behaviour. Levels of gene expression divergence between species correlate with genetic divergence at neutral markers and, accordingly, invasive sculpins were intermediate between the parental species overall. However, the hybrid lineage is distinguished through unique patterns of gene expression that are enriched for biological functions which represent candidates for the fitness properties of invasive sculpins. We compare F2 crosses with natural invasive sculpins to show that the variance in gene expression decreases in invasives. Moreover, few of the transgressive patterns of gene expression that distinguish invasives can be directly observed in F2 crosses. This suggests that the invasive transcriptome was subject to secondary changes after admixture. The result is in line with an evolutionary process that reduces maladaptive variance and optimizes the phenotype of an emerging hybrid lineage.
    [Show full text]