Sfistolisck Genootsckap

L i

r

^aalboek no.g

*997

! 'i Inhoudsopgave

Historisch Genootschap Koudekerk 3

Voorwoord 6

Achteruitkijkspiegel 8

De Koudekerkse gemeentehuizen tot 1935 9

Het beterhuis Over-Rhijn (2) 42

Van goed geld naar waarde(loos) papier 58

Schipper van de "Sympathie", man van varen en vertellen 69

Honderd jaar geleden 74

Interview met de heer J.P. Zuidwijk 80

Kadastrale atlas van Koudekerk 86

Kort jaarverslag 1997 88

Verslagen van de werkgroepen 90

Activiteiten 1998 94

Ondersteuning 95

Afbeelding voorblad: Cartouche op het minuutplan Koudekerk Al. Omstreeks 1830 is de gemeente Koudekerk, ten behoeve van de invoering van het Kadaster in 1832, gedetailleerd in kaart gebracht op een zevental kaarten. Op elk van die kaarten is in een cartouche (omlijsting met opschrift) vermeld de sectie en het nummer van het blad, de naam van de sectie en de landmeter die de kaart, het zg. minuutplan, heeft vervaardigd. De hier vermelde landmeter der eerste klasse is S. W. van der Noordaa. Zie ook het artikel "Kadastrale atlas van Koudekerk" in dit jaarboek.

Jaarboek 1997 Historisch Genootschap Koudekerk Historisch Genootschap Koudekerk

Bestuur

Voorzitter: G.R.Huson-Ridderbos W. v. Vegtenplantsoen 1, 2396VK Koudekerk a/d Rijn, tel:(071)3414091

Secretaris: B. Vos Kerklaan 65, 2396VG Koudekerk a/d Rijn, tel:(071)3412760

Penningmeester: A.W.M. v.d Pols-Bouwens Park Ypenburg 18, 2396CS Koudekerk a/d Rijn, tel: (071)3412822

Bestuurslid: W.Lagerweij Pr.Marijkestraat 23, 2396XA Koudekerk a/d Rijn, tel:(071)3412537

Bestuurslid: A.v.d.Vlugt-v.Wijngaarden Dorpsstraat 52, 2396HD Koudekerk a/d Rijn, tel: (071)3412960

Overige gegevens

Rekeningnummers t.n.v. Historisch Genootschap Koudekerk Postbank: 171479 Bondsspaarbank: 892824689

Jaarcontributie: f 30,- 2e lid van een gezin: f 12,50 Jaarboek (niet-leden): f 9.50

Redactie Jaarboek: W. Lagerweij, A .v.d. Vlugt-v. Wijngaarden, J. Wondergem

Lay-out en verzorging Jaarboek: Astra-Com Koudekerk a/d Rijn

Adres Oudheidkamer: Dorpsstraat 55a, 2396HD Koudekerk a/d Rijn

Openstelling: Elke le en 3e zaterdag van de maand 's middags: 13.30 - 16.30 uur Voor eventuele bezoeken buiten de openingstijden kunt u contact opnemen met A. Muller-de Ruiter, tel: (071)3412944.

Jaarboek 1997 Werkgroepen

Werkgroep Interview: Coördinator: J.A. Bink-van Wijk Hoogewaard 8 2396AB Koudekerk a/d Rijn tel: (071)3413192

Werkgroep Foto-, Prent- en Kaartmateriaal: Coördinator: J. Neijman de Boomgaard 7 2396VP Koudekerk a/d Rijn tel: (071)3415007

Werkgroep Boerderijen: Coördinator: J. Wondergem Dr. Vlaanderenlaan 7 2396GT Koudekerk a/d Rijn tel: (071)3412752

Werkgroep Bodemvondsten: Coördinator: A. Muller-de Ruiter (waarnemend) Ridderhoflaan 23 2396CJ Koudekerk a/d Rijn tel: (071)3412944

Oudheidkamercommissie: Voorzitter: A. Muller - de Ruiter Ridderhoflaan 23 2396CJ Koudekerk a/d Rijn tel: (071)3412944

Mutaties in het ledenbestand

Nieuwe leden in 1997: Dhr. A. Peters Pr. Marijkestraat 20 Koudekerk a/d Rijn Mevr. G.L. de Jong-de Boer Lagewaard 76 Koudekerk a/d Rijn Dhr. D. Reijneveld Linnaeusdreef 32 Breukelen Dhr. Ch. v.d. Most Europasingel 4 Koudekerk a/d Rijn Mevr. J. v.d. Most-Koorengevel Europasingel 4 Koudekerk a/d Rijn

Nieuwe leden per 1-1-1998: Mevr. A. Wille Dorpsstraat 37 Koudekerk a/d Rijn Dhr. B. Vlaanderen Dorpsstraat 37 Koudekerk a/d Rijn Dhr. D. Brouwer de Koning Hondsdijk 56 Koudekerk a/d Rijn Dhr. M. Geerlof De Til 52 Koudekerk a/d Rijn

Bedankt per 1-1-1998: Dhr. J. Bruijne Dhr. D.J. Duiker Dhr. A. Butterman

Historisch Genootschap Koudekerk Nieuw adres: Dhr. A. Schellingerhout De Maiskolf 6 Benthuizen Dhr. J. v.d. Bosch Tolhof 32 Koudekerk a/d Rijn

Het Historisch Genootschap telt thans 158 leden. In vergelijking met 1996 betekent dit een winst van 12 leden.

Toelichting: Slechts de mutaties in het ledenbestand zijn hier vermeld. Een volledig bijgewerkte ledenlijst is te verkrijgen bij het secretariaat van ons genootschap.

Jaarboek 1997 Voorwoord

isschien is het u opgevallen, maar het leek ons juist om onze jaarboeken Mvan nu af aan te gaan nummeren. Zo komt het, dat wij u met genoegen onze editie no. 9 kunnen voorleggen. Gelukkig was een aantal leden weer bereid om copy aan te leveren, zodat u naast de eigen inbreng, ook van hen een bijdrage aantreft. Hierdoor was het mogelijk de lezer weer een gevarieerde inhoud aan te bieden, met over het geheel genomen een acceptabel historisch verantwoord gehalte. Uiteraard is er aan de voorzitter gelegenheid gegeven om haar "bespiegeling" te geven op het wel en wee van het genootschap.

Het eerste artikel is van Wim Lagerweij, die in de historie is gedoken van de onderkomens, waar ons plaatselijk bestuur in de 19e en 20e eeuw zetelde. Een ge• degen verhaal met de resultaten van veel onderzoek over een waardevol onderwerp, zeker nu Koudekerk geen zelfstandige gemeente meer is en het Gemeentehuis is omgedoopt tot het Witte Huis. Het zat er in dat het verhaal over het Koudekerkse beterhuis een vervolg zou krijgen. Jan Wondergem is op zoek gegaan naar de plek waar het huis gestaan moet hebben. Het onderzoek heeft veel tijd gevergd, maar was alleszins de moeite waard, getuige het verslag. Het laat ook zien hoe met vasthoudendheid en gedegenheid veel historische feiten met behulp van de archieven, zowel het streekarchief als het archief van het hoogheem• raadschap van Rijnland, zijn te achterhalen. Van de hand van Cees van der Pols is er een interessant verhaal over het ontstaan en gebruik van ons eerste papieren geld, dat samenvalt met de tijd van de Bataafse Republiek tot aan de val van Napoleon. Een periode in de vaderlandse geschiedenis, die de speciale be• langstelling heeft van de schrijver. Uit het artikel blijkt ook zijn kennis van de historie van het geld.

Van de Werkgroep Interview zijn er twee artikelen opgenomen. Eén over een bijzonder logboek van een rasechte Koudekerkse schipper. Anneke Bink heeft erin gelezen en doet er verslag van. Van Alie van der Leest is het interview met Koos Zuidwijk, carrosseriebouwer en brandweerman, dat plaats vond enkele maanden voor z'n overlijden. Van Harry Didden kwam het idee om eens in het streekarchief na te gaan wat er honderd jaar geleden in Koudekerk al zo aan de hand was. Het is een aardige opsomming geworden van een aantal interessante voorvallen, die een bescheiden beeld oproepen van ons dorp, vlak voor de overgang naar de 20e eeuw. Deze jaarkroniek is voor herhaling vatbaar en kan wellicht wat meer uitgediept worden. Tot slot doet Wim Lagerweij verslag van de stand van zaken t.a.v. de activiteiten om tot uitgave van de Kadastrale Atlas 1832 van Koudekerk te komen. Het zal de zesde atlas worden van Zuid-Holland, waarmee ons genootschap best trots mag zijn met deze prestatie. Het jaarboek wordt vervolgens afgesloten met het gebruikelijke huishoudelijk gedeelte, te weten de jaarverslagen, de komende aktiviteiten in het nieuwe jaar en de vermelding van de ondersteuning, die we ook dit jaar hebben mogen ondervinden o.a. van een aantal Koudekerkse ondernemers. Helaas heeft Marius Geerlof zich genoodzaakt gezien zijn winkel te sluiten.

Het verhaal is uit en wij gaan ons opmaken voor de realisering van het 10e jaarboek, wetende dat er weer vele uren aan gespandeerd zullen worden. Maar ja, het is een verslavende hobby, te meer daar je steeds zaken ontdekt, die de moeite

Historisch Genootschap Koudekerk waard zijn om aan het vergeten verleden te ontrukken. Misschien heeft u ook suggesties voor een onderwerp; laat ons dat dan weten. We hopen dat u met genoegen van dit boek kennis zal nemen.

november 1997 de redactiecommissie

Jaarboek 1997 Achteruitkijkspiegel

aarboek: spiegel van wat er geweest is, maar ook opnieuw een teken van leven, Jmet vaart en verve tot stand gebracht. Dank aan de mensen die, naast de geschiedenis als hobby voor zichzelf, het belang inzien ook aan anderen een beeld van het vroegere Koudekerk over te dragen. Een jaarboek zoals dat van 1997 heeft iets tweezijdigs: aan de ene kant in de spiegel kijken naar het vroegere Koudekerk, aan de andere kant weergave van activiteiten die we in de toekomst willen ondernemen. In het jaarboek zien we wat een historische vereniging wil zijn. Is ze meer dan een club van hobbyisten? Kan ze ook iets betekenen voor de Koudekerkse samenleving nu?

Eén van de eerste Nederlandse dichters was Jacob van Maerlant (13e eeuw). "Vader der dietscher dichteren" staat er bij zijn graf. Hij schreef voor recht en waarheid in de taal van zijn volk. Aan de mensen van zijn tijd hield hij in ruim 90.000 verzen de "Spiegel historiael" voor. Hij blikte in de wereldgeschiedenis terug om onder andere aan de machthebbers - waaronder de graven van Holland - te laten zien hoe machtsposities uitwerkten naar groten en kleinen. Dat Floris V oog had voor burgers en boeren lijkt te maken te hebben met de spiegel die Jacob van Maerlant hem heeft voorgehouden. *) Het verleden van een samenleving is een inspiratiebron voor de richting naar de toekomst. Wie niet in de achteruitkijkspiegel kijkt zakt voor zijn rijexamen. Ere aan Jacob van Maerlant!

Hoe kan het Historisch Genootschap iets betekenen voor het Koudekerk van nu? Het ontbreekt gelukkig niet aan mensen die ons steunen en die het belang ervan inzien dat de geschiedenis van Koudekerk in woord en beeld bewaard blijft. Voor de vormgeving en presentatie moeten we echter teveel een beroep doen op steeds dezelfde leden, waardoor de echte hobbyisten geen ruimte overhouden. Een oplossing zou kunnen zijn om bij de organisatie van een tentoonstelling, het maken van een video of het houden van een lezing meer Koudekerkers te betrekken die misschien geen lid zijn van het Historisch Genootschap, maar die wel in het betreffende onderwerp geïnteresseerd zijn. Wellicht kan zo het draagvlak worden vergroot. Daarnaast is het belangrijk te denken aan meer samenwerking met de andere historische verenigingen in . Ik hoop dat velen in Rijnwoude van dit jaarboek zullen genieten en ik wens u allen een gelukkig en gezegend 1998.

Ineke Huson-Ridderbos Voorzitter HGK

*) Zie: Frits van Oostrom, Maerlants wereld. Amsterdam 1996.

Historisch Genootschap Koudekerk De Koudekerkse Gemeentehuizen tot 1935

Het ontstaan en de ontwikkeling van de gemeente

n de 18e eeuw en daarvoor, toen Koudekerk nog bestuurd werd door een schout, Idie werd benoemd door de ambachtsheer, tezamen met ambachtsbewaarders, die door de schout of de heer gekozen werden uit de ingelanden, was er nog geen sprake van een gemeentehuis met een secretarie. Dorpsbestuur, waterschapsbe• stuur en (lagere) rechtspraak waren sterk met elkaar verweven. De scheiding van de wetgevende macht, de uitvoerende macht en de rechterlijke macht, zoals we die nu kennen, ontstond pas in de Bataafs-Franse tijd. De bevoegdheden van zo'n klein lokaal bestuur waren nauwelijks geregeld. In het algemeen hield dat bestuur zich bezig met rechtspraak, waterstaat, wegenonderhoud, beheer van grond, veiligheid en orde en ook kerkelijke zaken, alsmede het geldelijke beheer dat daaruit voortvloeide. Een secretaris legde de besluiten vast in een resolutieboek en verrichtte de overige administratieve werk• zaamheden. Deze stukken zullen waarschijnlijk, evenals elders, bewaard zijn in een archiefkist (ambachtskist), die in het ambachts- of rechthuis stond. Later werd die kist een kast toen de hoeveelheid stukken groeide. Zo lezen we in de notulen van de raadsvergadering van 24 april 1817: Eindelijk geeft de schout (!) aan de vergadering te kennen, dat daar de gemeente van Hoogmade thans eene aparte administratie (2) heeft, er eene afzondering der registers en papieren tot elk der secretariën van Koudekerk en Hoogmade behoorende, heeft moeten plaats hebben, dat uit dien hoofde de kast alhier in het regthuis geplaatst geweest, behoorende aan Hoogmade, naar die gemeente met de daarbij behoorende papieren is vervoerd en dat de kast der secretarie alhier geplaatst geweest, als nu tot berging der papieren behorende aan Koudekerk in plaats gesteld is, door welke verandering men genoodzaakt is geworden ter secretarie nieuwe kasten te doen vervaardigen

Van 1812 tot 1817 waren vele gemeenten samengevoegd geweest, zoals Koudekerk met Hoogmade. Omdat koning Willem I de ambachtsheren weer invloed wilde geven op het bestuur van de gemeenten, welke invloed hen in de Franse tijd was ontnomen, werden deze samenvoegingen opgeheven. Zo ook bij Koudekerk en Hoogmade, die afzonderlijke heerlijkheden waren. Wel hielden beide gemeenten tot 1850 Nicolaas Samsom eerst als schout en daarna als burge• meester en tot 1852 zijn zoon Jacobus Baltus Samsom als burgemeester. De vergaderingen van het dorps- en polderbestuur vonden plaats in de dorps• herberg. Daar werd ook rechtgesproken door schout en schepenen, waardoor dit gebouw ook wel rechthuis werd genoemd. Deze herberg stond op de plaats waar nu het café De Hoek is gevestigd, dat tot voor enkele jaren de naam hotel of café van Egmond droeg.

Jaarboek 1997 Café van Egmond, waarin vroeger het dorpsbestuur vergaderde.

In de periode 1795-1851 heeft de ontwikkeling plaats gevonden van de gemeente zoals we die nu kennen. Toen in 1795 de Fransen in ons land kwamen, werden zij door een deel van de bevolking, de zogenaamde Patriotten, als bevrijders inge• haald, maar al spoedig gingen zij zich gedragen als bezetters. De rechterlijke en bestuurlijke instellingen uit de tijd van de Republiek werden langzamerhand omge• vormd en vervangen door andere. Bij de staatsregeling van 1798 werden o.a. de heerlijke rechten afgeschaft. Dit was van wezenlijk belang voor de benoeming van het dorpsbestuur. Tot dat moment was de benoeming van schout, ambachts• bewaarders e.d. één van de heerlijke rechten van de ambachtsheer. Het onder• scheid tussen stads- en plattelandsgemeente werd wat dit betreft opgeheven. De vernieuwingen in het bestuur werden echter niet van de ene op de andere dag doorgevoerd. De revolutie leefde niet echt in ons land. De oude instellingen werden voorlopig, zij het soms onder een andere naam, in stand gehouden. Toen in 1810 ons land werd ingelijfd bij Frankrijk, werden de Franse wetten ook hier van toepassing. Per 1 januari 1811 waren de gemeentebesturen reeds onderworpen aan de reglementen, die door de Franse wetten werden bepaald. Volgens die regle• menten moest het gemeentebestuur worden ingericht naar Frans model. De schout vervulde de functie van "maire" en de leden van de (gemeente)raad werden leden van de "municipale raad". De invloed en de bevoegdheden van die raad stelden weinig voor. Ze werd slechts bijeen geroepen op last van of met toestemming van de prefect en mocht uitsluitend over bepaalde onderwerpen beraadslagen. Benoe• ming van de maire en de leden van de municipale raad gebeurde door de prefect, waarop het volk geen invloed had. Met uitzondering van de perioden 1795-1798 en 1801-1804 was de gemeente gedurende de Bataafs-Franse tijd slechts een admini• stratief lichaam, dat de bevelen van het centrale gezag uitvoerde.

10 Historisch Genootschap Koudekerk Na het verdwijnen van de Fransen in 1813 bleven aanvankelijk de fungerende colleges en ambtenaren aan en werden de heerlijke rechten grotendeels hersteld. In 1816 kwam er echter per provincie een reglement, dat was opgesteld door de Staten van de provincie en dat was bekrachtigd door de Koning. Hierin werd de organisatie van het bestuur van de plattelandsgemeenten geregeld. De steden hadden hun eigen organisatie. In de plattelandsgemeenten werd de schout, als hoofd van de gemeente, benoemd door de Koning. In een heerlijkheid (dus ook in Koudekerk) gebeurde die benoeming op voordracht van de ambachtsheer. De schout werd geassisteerd door bijzitters, de z.g. assessoren. De Provinciale Staten benoemden de leden van de gemeenteraad, waarvan het aantal afhankelijk was van de grootte van de gemeente. Ook zij werden voorgedragen door de ambachtsheer en dienden bij voorkeur te behoren tot de vroedste en gegoedste ingezetenen. In de jaren daarna werden nog verschillende reglementen met betrekking tot de gemeenten ingevoerd. Zo kwam er in 1825 een uniforme regeling voor alle plattelandsgemeenten. De functie van "schout" kwam te vervallen, het hoofd van de gemeente heette voortaan "burgemeester". In de grondwet van 1848 werden de heerlijke rechten, die betrekking hadden op het benoemen van personen in openbare ambten, definitief afgeschaft. De gemeen• tewet van 1851, die op de grondwet van 1848 berustte, vormde uiteindelijk de uniforme gemeente zoals we die nu kennen: een orgaan van openbaar bestuur. De inrichting en de bevoegdheden van de gemeenten werden hierin bij wet geregeld, het onderscheid tussen stads- en plattelandsgemeenten verviel en de directe invloed van de ingezetenen op het gemeentebestuur werd vastgelegd.

Met het ontstaan en de groei van de gemeente, beginnend in de Bataafs-Franse tijd, gingen de bestuursorganisatie en de administratie daarvan zich ontwikkelen tot de huidige vorm. Ook ging de overheid zich allengs met meer zaken bemoeien. Dit had gevolgen voor de huisvesting van dat bestuur en de administratie (secretarie), waarbij de oude onderkomens nog geruime tijd in gebruik zijn gebleven. J.W. Regt schreef in 1855 het volgende over Koudekerk: Een afzonderlijk raadhuis vindt men hier niet, maar het gemeentebestuur, de polder-collegien, enz. vergaderen in eene herberg, waarbij ook de waag staat, zijnde die evenwel een particulier eigendom.

Waar vanaf de Franse tijd de verschillende Koudekerkse gemeentehuizen en secretarieën hebben gestaan zal in dit artikel worden beschreven. Hierbij zal blijken, hoezeer die geschiedenis verbonden is met die van de buitenplaats "Bijdorp" en de plaats waar tussen 1828 en 1830 "Bijdorp" is gebouwd.

Het eerste gemeentehuis

Bij de gemeenterekening over 1812 bevindt zich een ordonnantie van betaling aan herbergier Adrianus van Dijk. Voor de huur van het huis der gemeente ontving hij 200 franken per jaar. Uit latere rekeningen blijkt, dat het hier een kamer in de herberg betrof, een voortzetting van een al heel lang bestaande situatie, die in het voorgaande hoofdstuk is beschreven. Vanaf 1814 ontving Willem van Egmond, die dan kasteleyn in 't Regthuis is, 100 gulden per jaar aan huur en 4 gulden voor het leveren van schrijfbehoeften. Dit bedrag aan huur is jarenlang ongewijzigd geble• ven, maar is later verminderd. Zo staat in de notulen van de raadsvergadering van 11 april 1855, dat B en W toestemming werd verleend om de huur van de Raadkamer voor één jaar te verlengen tegen een huurprijs van 60 gulden per jaar onder dezelfde voorwaarden als vroeger met de verhuurder waren gemaakt. Ook tijdens de laatste huurperiode van 1 mei 1886 tot 1 mei 1887 bedroeg de huur 60 gulden.

Jaarboek 1997 11 Wat er ten aanzien van dit "gemeentehuis" met de verhuurder was geregeld, is te lezen in een overeenkomst uit 1824, die bij de gemeenterekening over dat jaar wordt bewaard. Deze overeenkomst luidt: Wij Ondergeteekenden Willem van Egmond Herbergier te Koudekerk, ter eenre en N. Samsom Schout der voormelde gemeente, voor en in naam van het Plaatselijk Bestuur ter andere zijde, verklaren te hebben verhuurd en gehuurd. Eene Kamer in de huizing van den verhuurder staande binnen de gemeente van Koudekerk, geteekend met numero 41, geschikt en gebruikt wordende tot het houden der vergaderingen van het Plaatselijk Bestuur ingaande den Isten Januarij achttienhonderd vierentwintig en eindigende ultimo December daaraan volgende. Op de volgende konditien. le. Dat den verhuurder gemelde kamer ten allen tijde tot het houden der vergaderingen van het Gemeente Bestuur zal moeten gereed en schoonhouden. 2e. Dat den verhuurder in de wintermaanden bij het houden der gemelde vergaderingen tevens zal moeten leveren het benoodigde vuur en licht. 3e. Dat den verhuurder zal moeten zorgen dat bij elke vergadering de benoodigde schrijfbehoeften, als papier, pennen en inkt voorhanden zijn. 4e. Dat aan de verhuurder zoo voor het afstaan der gemelde kamer, het schoonhouden derzelven, als voor de levering van vuur en licht binnen drie maanden na het expireren deze huur zal worden uitbetaald de som van Eenhonderd Gulden en voorde levering der schrijfbehoeften Vijf Gulden. 5e. Dat den ontvangst dier sommen door den verhuurder ten kantore van den ontvanger der Gemeente op mandaat afgegeven door het Plaatselijk Bestuur zal geschieden. Alles onder verband volgens de wet, onderteekend te Koudekerk den 2e Januarij 1800 Vierentwintig

Wm. van Egmond N. Samsom.

Hier is dus sprake van het eerste gemeentehuis van Koudekerk, omdat in deze kamer in de dorpsherberg de gemeenteraad vergaderde. Zoals later zal blijken is die situatie tot 1 januari 1887 ongewijzigd gebleven. Dat deze kamer ook als gemeentehuis bekend stond, blijkt uit de notulen van de gemeenteraadsvergadering van 19 oktober 1830. Daarin staat, dat ...exemplaren der berigten ter lezing liggen in het gemeentehuis, ter secretarie en bij den kastelein Koekoek.

De eerste secretarie

Nicolaas Samsom was o.a. van 1812 tot 1817 secretaris van Koudekerk en werd in 1814 benoemd tot notaris. Bij de gemeenterekening over 1814 bevinden zich "ordonnantiën van betaling" aan hem. Voor huur van het locaal waar de secretarie wordt gehouden ontving hij van de gemeente Koudekerk 75 gulden per jaar en voor vuur en licht tot de secretarie 40 gulden. Tot 1817 bleef die huurprijs onge• wijzigd, daarna ontving hij voor huur voor eene kamer tot het houden der secretarie met vuur en licht nog slechts 50 gulden per jaar. Totdat de gemeente in 1855 dit pand kocht, bleef dit bedrag hetzelfde. Hieruit blijkt, dat Koudekerk in 1814 al een aparte secretarie had. Deze secretarie was gevestigd in een gedeelte van een pand, dat in 1886 ingrijpend werd verbouwd en daarna tot 1933 als raadhuis van Koudekerk in gebruik is gebleven. Daarna was in dit pand een kapperszaak gevestigd. De laatste die dat beroep daar uitoefende was Anton de Witte. Omstreeks 1973 werd het ten behoeve van de verbetering van de Dorpsstraat afgebroken.

12 Historisch Genootschap Koudekerk De vraag rijst, hoe Samsom de secretarie kon verhuren terwijl hij geen eigenaar was. Zoals later zal blijken kocht hij de secretarie pas in 1830, samen met Bijdorp. Mogelijk heeft Samsom toen hij in 1814 notaris werd, een gedeelte van de buiten• plaats Vrijheid-Blijheid van Jacoba van Heijningen (hierover later) gehuurd en dat ingericht als notariskantoor. Aangezien hij in die tijd ook gemeentesecretaris was, is het aannemelijk dat hij (een deel van) dat kantoor als secretarie gebruikte en dat aan de gemeente onderverhuurde. Het feit, dat eerst in de gemeenterekening van 1814, het jaar waarin Samsom tot notaris werd benoemd, melding wordt gemaakt van deze verhuur, ondersteunt deze gedachte. Huurcontracten van Nicolaas Samsom met Jacoba van Heijningen heb ik niet gevonden. De plaats waar die secretarie heeft gestaan, zal ik hierna lokaliseren.

Op 18 mei 1796 werd door de erfgenamen van Geertje Beijaard, weduwe van Ari van der Mark, ten overstaan van schout (Gerard Spoors) en schepenen (Hendrik van der Mark en Adrianus Paaling) van Koudekerk, aan Jacob van Bunschooten, woonachtig in Koudekerk, overgedragen (3): Een huis, stallinge, thuin, schuur en erve, genaamt Vrijheid Blijheid (4), staande en geleegen in Koudekerk nabij de kerk, belend ten oosten Jan van der Bijl, ten westen Hermanus van Ommeren, ten zuiden den Rhijn en ten noorden de Heereweg aflagen Rhijndijk. Deze, bij akte van 7 mei 1796 door J. van Bunschooten voor de som van 4400 gulden uit de hand gekochte buitenplaats, was met de volgende zaken belast: ...zijnde dit verkogte belast met vijftien stuyvers 's jaars aankoomende de cappellarije van Poelgeest (5), nog met twaalf stuijvers erfpagt en ses capoenen (6) 's jaars, beide thans aankoomende de burgeresse Maria Albertina Holtius, huisvrouw van den Burger Willem Themmen, welke pagt en capoengeld saamen bedragen zeven gulden, zeven stuyvers's ....De koper zal moeten gedogen, dat den eigenaar van de boerewoning leggende over dit verkogte, over de Lage Rhijndijk, de vrijheid zal hebben om zes dagen in een jaar ter keuze van den eigenaar of bruiker van den voorsz. boerenwoning (7) te mogen voeren aarde en andere speciën tot de bouwerij (8) behoorende, uit den Rhijn over de tuin of werf van dit verkochte door de steenen poort staande omtrent het midden van de muur, mits alvorens aan de koper of bewoonder van dit gekochte, vierentwintig uren van te voren behoorlijke waarschouwingen doenden.

Op 7 april 1807 werd de buitenplaats Vrijheid-Blijheid voor schout en schepenen (resp. Jan van der Snoek en Lammert Arijszn. en Hermanus van Ommeren) door Jacob van Bunschooten, die dan in Amsterdam woont, overgedragen aan Mejuffrouw Jacoba van Heijningen, weduwe van de op 10 juni 1803 overleden Hendrik van der Mark, voor de som van 5000 gulden (9). In deze akte werd de buitenplaats aangeduid met nr. 55 en werd vermeld, dat in de koop tevens was begrepen de spiegel in de binnenkamer, een schilderij in de koepel en een mat op de grond. Hieruit blijkt dat Vrijheid-Blijheid in de tuin een koepel had, die we verderop nog zullen tegenkomen. De in de akte van 18 mei 1796 genoemde lasten bleven op de buitenplaats rusten en werden mee overgedragen.

Jaarboek 1997 13 CEGROOTLVG I3I^ ORDONNANTIE ÏJIT BETJLIN^XM^ OTer den dienst van 1S1A tor fomma van y^/é n 9 j tsfèey^/

HOOFDSTUK Z AKT.36> SOMMA f^fj- /z — De Ontvanger der Gemeente van ^'citle&ti

zal betalen aan ^V^iTtfesr* voor

Deze, behoorlijk gekTviteerd overleggende, zal in uitgaaf valideren in de rekening van 181^

/'i.-.f-^^tT. f)e Prefident van 't Gemeentc-Bcfiuur, Voor betaling der bovenge- /fr . 1 noemde Som van ƒ ^f' ^ /• ) '/.*// ^Wfit 1,'

N,0 91^^:: BEGROOTING i8i^ ORDONNANTIE rAN BETALlNi^M over den dienst ran 181A • ter fomma van yït'rftj *f/^ « HOOFDSTUK ^ ART.^ SomiA. förg •— De Ontvanger der Gemeente van ^i^a* zal betalen aan o£ JVsJfJ"*.*»*'»"* • vooi*

Deze, behoorlijk gekwiteerd overleggende, zal in • uitgaaf valideren in de rekening van 181/1 1 A^./^'A^ den / *JfZr^ iSijf A.^w.^r—| De Preüdcat van *t Gcmccnte'-BeTtuur, Voor dc betaling tinr Jovca:c- ' —'77 ^ " /V « . f <. "> J nocmiic Sotn vr.n / ^

De ordonnantiën van betaling aan Nicolaas Samsom.

14 Historisch Genootschap Koudekerk Op 27 februari 1826 's avonds om zeven uur werd in het "logement de Star" in Oudshoom een publieke verkoop gehouden. Deze verkoop vond plaats ten overstaan van de Koudekerkse notaris Nicolaas Samsom. Het betrof de na• latenschap van de hiervoor genoemde, op 18 januari 1825 overleden, Jacoba van Heijningen. Haar huwelijk met Hendrik van der Mark was kinderloos gebleven en na het overlijden van Hendrik was Jacoba niet meer hertrouwd. De erfgenamen, die in het proces-verbaal (10) van verkoop worden genoemd, waren familieleden van de beide overleden echtelieden. In dit proces-verbaal, dat door notaris N. Samsom werd opgesteld, worden de te verkopen goederen, die in Koudekerk waren gelegen, als volgt omschreven: Numero Een. Een zeer groot, hecht, sterk en Weldoortimmerd Heerenhuis, voorzien van drie beneden, een kelder- en vijf boven kamers, met een Koepel aan den Rijn en eenen grooten tuin, staande en gelegen binnen den Kom der gemeente Koudekerk, gequoteerd numero 53 strekkende van den Heerenweg, tot den Rijn, belend ten oosten het volgend perceel en ten westen Hermanus van Ommeren. Belast met vijf en zeventig centen 's jaars aankomende de Capelle van Poelgeest en nog met zestig centen erfpacht en zes capoenen 's jaars, beide thans aankomende de Erven Holtius; welke pacht en capoengelden, zeven guldens, vijf en dertig centen 's jaars zamen bedragen. Het betreft hier weer de buitenplaats Vrijheid-Blijheid, hoewel die benaming in deze akte niet wordt vermeld. Numero Twee. Een extra groot Koetshuis en Stalling staande en strekkende als voren, belend ten oosten Arie van der Bijl en ten westen Numero Een. Het zal duidelijk zijn, dat hier het koetshuis uit 1648 wordt bedoeld, dat thans als woonhuis dienst doet. Hermanus van Ommeren was van beroep bakker en had z'n bakkerij op de plek waar bakker Visser als laatste z'n zaak had. Tussen het koetshuis en de bakkerij stond het Heerenhuis, genaamd Vrijheid-Blijheid, op het terrein waar later Bijdorp is gebouwd. Verderop zal blijken, dat een deel van dit huis tot 1933 heeft dienst gedaan als gemeentehuis van Koudekerk.

De nalatenschap bestond verder nog uit een drietal percelen wei- en hooiland in de Rietveldse polder onder Alphen. In het proces-verbaal werden in een aantal artikelen de verschillende voorwaarden en bedingen, die betrekking hadden op de verkoop van de onroerende goederen, vermeld. Zo werd o.a. het hiervoor, bij akte van 7 mei 1796, omschreven recht van overpad genoemd.

Het proces-verbaal vermeldt verder, dat de gebouwen zijn verhuurd, waarbij een gedeelte van het Heerenhuis werd gehuurd door Hermanus van Ommeren. Of ook Nicolaas Samsom een deel huurde, zoals ik hierboven veronderstelde, is niet beschreven. Voorts wordt vermeld, dat de koper van het perceel één het tapijt, dat in de voorkamer ligt, benevens zes glasgordijnen en een blauw geverfde trap, voor de som van tachtig gulden moest overnemen. Bij opbod en afslag werden de percelen één en twee samen voor de som van 3800 gulden verkocht aan Carel Blansjaar junior, koopman uit .

Jaarboek 1997 15 Koudekerk Anno 1784. Links de buitenplaats Vrijheid-Blijheid en rechts de thans nog bestaande smederij. Gewassen pentekening van Hendrik Tavenier (1734-1807).

Kort na de aankoop diende Carel Blansjaar junior bij het gemeentebestuur van Koudekerk een verzoek in om het pand te mogen slopen. In zijn rekest (11) staat dat als volgt beschreven:

Aan het Gemeente Bestuur te Koudekerk

Geeft met eerbied te kennen Carel Blansjaar junior koopman wonende te Leyden thans eigenaar van het Plaatsje, voorheen in eigendom behoord hebbende aan Mejufvrouw de Weduwe den Heer Hendrik van der Mark. Dat hij suppliant, gaarne verlangen zoude het genoemde plaatsje te amoveren en op den grond van het geamoveerde gebouw in plaats te bouwen eene stalling, en op den Rijn ter plaatse alwaar thans de Koepel staat Eene steenen Huizing, volgens teekening hier bijgevoegd, verzoekende hiertoe Ued. consent

Leyden, 17 maart 1826 Twe Ik doende. Carel Blansjaar jr.

In de vergadering van burgemeester en assessoren van 17 maart 1826 werd hem toestemming verleend om tot sloop over te gaan onder de voorwaarden dat hij de lasten die op het pand rustten over het jaar 1826 zou betalen en dat hij de eventuele schade die de sloop aan het belendende gebouw van Herm. van Ommeren zou kunnen toebrengen, zou vergoeden (12). Hieruit blijkt, dat de buitenplaats tegen de bakkerij van Van Ommeren was gebouwd.

Bij een akte van 5 juni 1826 (13) verkoopt Blansjaar aan Hermanus van Ommeren voor de som van 1000 gulden Eene kamer, behoorende aan het thans geamoveerd

16 Historisch Genootschap Koudekerk wordende Heerenhuis, gequoteerd numero 53, staande binnen de gemeente Koudekerk, benevens een schuurtje, staande achter voormelde Kamer en een strookje gronds, rooijende van den hoek van de buitenmuur van gezegd schuurtje, aan de zijde des Tuins, bij gemelde Heerenhuizing behoorende, regt doorgaande tot den Rijn. Van Ommeren is verplicht om in de plaats van de thans afgebrokene eerste en volgende verdieping, ten zijne koste, op bovengemelde kamer eenen kap te doen maken en onderhouden. We mogen aannemen, dat de hier genoemde kamer dezelfde is als die Van Ommeren huurde en die aan zijn bakkerij grensde.

Eveneens bij een akte van 5 juni 1826 (14) verkoopt Blansjaar aan Gerrit Dorre• paal, die in Leiderdorp woonde, voor de som van 1000 gulden Een koetshuis en stalling, staande binnen den kom der Gemeente Koudekerk, benevens den grond, achter dit gebouw gelege, strekkende uit den Rijn, tot den Heerenweg, belend ten oosten Arie van der Bijl, ten westen den verkooper. Het betreft hier het koetshuis uit 1648.

De familie Samsom wordt eigenaar van Bijdorp

Op 7 mei 1830 verschenen voor de Oudshoomse notaris Leendert Kalkoven Carel Blansjaar junior, koopman te Leiden en Nicolaas Samsom, burgemeester van en notaris te Koudekerk. Carel Blansjaar junior verklaarde te hebben verkocht en Nicolaas Samsom verklaarde te hebben gekocht het navolgende: Numero Een. Een Heerenhuizing met een grooten tuin genaamd Bijdorp geteekend wijk A numero 53/55 B: staande en gelegen in den Hondsdijk te Koudekerk. Strekkende van den Heerenweg tot aan den Rijn belend ten oosten Gerrit Dorrepaal en ten westen Hermanus van Ommeren. In de koopakte (15) wordt vermeld, dat dit perceel is belast met een recht van overpad, met een jaarlijkse bijdrage aan de kapel van Poelgeest en met een erfpacht van zestig cent en zes kapoenen t.b.v. de erven Holtius. Deze lasten, die in het vorige hoofdstuk zijn beschreven, rustten al zeer lang op dit perceel. Numero Twee. Eene kamer met verdere betimmering staande ten westen van het perceel numero één geteekend wijk A numero 53/54A. Bijdorp, zo staat er verder in de akte, is door de verkoper nieuw gebouwd op een gedeelte van de tuin, die behoorde bij het door hem gekochte herenhuis dat is afgebroken, met uitzondering van de kamer die aan Hermanus van Ommeren was verkocht en het gedeelte, genoemd onder "Numero Twee". Zoals later zal blijken was in dit laatste gedeelte van de voormalige buitenplaats Vrijheid-Blijheid sinds 1814 de secretarie van Koudekerk gevestigd. Tot slot vermeldt de akte, dat Nico• laas Samsom 7000 gulden betaalde voor deze onroerende goederen.

Als Nicolaas Samsom op 23 augustus 1850 overlijdt, erven zijn weduwe Alida Baltus en hun zoon Jacobus Baltus Samsom zijn bezittingen, waaronder "Bijdorp". J.B. "Samsom was op 1 januari 1850 zijn vader opgevolgd als burgemeester van Koudekerk en Hoogmade. Zoals uitvoerig beschreven in het artikel van B. Vos, genaamd "Jacobus Baltus Samsom, een man met kwaliteiten?" in het Jaarboek 1996 van het Historisch Genootschap Koudekerk, gaat het zowel op bestuurlijk als zakelijk terrein slecht met J.B. Samsom en tenslotte gaat hij failliet. Al zijn bezittingen, waaronder "Bijdorp" worden successievelijk verkocht.

Jaarboek 1997 17 -y^c— ^f- t-»- «--^ C3-Y

C

Gedeelte van de laatste bladzijde van de akte waarbij N. Samsom "Bijdorp" koopt. Let op de fraaie handtekening van N. Samsom.

Het ontstaan van Bijdorp

Uit de vorige hoofdstukken is met betrekking tot het ontstaan van Bijdorp het volgende beeld te reconstrueren. In 1826 kocht Carel Blansjaar junior de buitenplaats Vrijheid-Blijheid, een zeer groot, hecht, sterk en weldoortimmerd heerenhuis met drie kamers op de begane grond en vijf kamers op de eerste verdieping. Dit huis stond in de noordwest hoek van het perceel en grensde aan de westkant aan de bakkerij van Hermanus van Ommeren en aan de noordkant pal aan de huidige Dorpsstraat. Tevens had dit huis een kelder en stond er in de grote tuin aan de Rijn een koepel, op de plaats waar nu Bijdorp staat. Het koetshuis uit 1648, dat thans tot woonhuis is verbouwd, be• hoorde eveneens tot die koop. Aan de wegzijde werd de tuin afgesloten door een muur, die waarschijnlijk gelopen heeft van het koetshuis tot aan het herenhuis.

18 Historisch Genootschap Koudekerk Ongeveer in het midden van die muur bevond zich een poort. Tussen de muur en de weg lag een sloot. Kort na de aankoop sloopt Carel Blansjaar junior dit huis gedeeltelijk, hoewel hij vergunning had om het helemaal te slopen en bouwt in de tuin een nieuw heren• huis, genaamd "Bijdorp". Waarom hij het huis heeft gesloopt is niet bekend. Ge• zien de omschrijving in de koopakte lijkt het geen bouwval te zijn geweest. Blansjaar heeft zelf nooit op "Bijdorp" gewoond. Beide akten vermelden Leiden als zijn woonplaats. Hij woonde daar aan de Langegracht, wijk 5, nummero 972. Naar het waarom van een en ander kunnen we slechts raden. Was Blansjaar een, wat we tegenwoordig zouden noemen, projectontwikkelaar? Het lijkt er wel op. Hij was metselaar van beroep, was ook koopman en werd één van de eerste aanne• mers in Leiden. Mogelijk was hij ook architect. In Leiden en omgeving heeft hij vele panden gekocht, vaak in vervallen staat, die hij herbouwde of renoveerde, en ze vervolgens weer verkocht (16). Mogelijk heeft Blansjaar in opdracht van Samsom gehandeld. We weten het niet zeker, maar het feit dat het oude huis werd gesloopt met uitzondering van o.a. de secretarie, die door Samsom aan de gemeente werd verhuurd, terwijl Blansjaar van plan was om op die plaats een stalling te bouwen, doet vermoeden, dat Samsom wel degelijk een rol heeft ge• speeld. Ook het feit, dat Nicolaas Samsom als notaris betrokken was bij de veiling in 1826, waarbij Blansjaar de buitenplaats Vrijheid-Blijheid van de erven Van Heijningen kocht, en niet de Oudshoomse notaris, doet vermoeden dat Samsom meer betrokken was dan uit de officiële stukken blijkt.

"Bijdorp " in het begin van deze eeuw.

Jaarboek 1997 19 De kadastrale gegevens uit 1832

Omstreeks 1830, werd ten gevolge van de invoering van het Kadaster, Koudekerk in kaart gebracht en werden de eigenaren van de verschillende percelen geregistreerd. In de Oorspronkelijk Aanwijzende Tafel (OAT) staat vermeld, dat Nicolaas Samsom, van beroep burgemeester en woonachtig in Koudekerk, eigenaar was van de percelen Koudekerk sectie A nrs. 433, 434 en 435, resp. een tuin, een huis en een huis. A 434 is "Bijdorp" en A 435 is het gedeelte van Vrijheid-Blijheid, dat niet was gesloopt en dat, zoals onderstaand kaartje aangeeft, stond op de plaats van het gemeentehuis, dat tot 1933 dienst heeft gedaan. In dit gedeelte waren de secre• tarie en een schuur gevestigd.

Kadastrale situatie van "Bijdorp" in 1832.

Het geheel werd op het minuutplan (de oorspronkelijke kadastrale kaart) "Bijdorp" genoemd. Op die kaart heet de strook grond tussen de Rijn en de weg, waarop Bijdorp staat, het Buitenland. De weg heette De Lagen Rijndijk.

20 Historisch Genootschap Koudekerk Gedeelte van het minuutplan uit 1829.

Jaarboek 1997 21 Vrouwe Anna Theresia Anthonisse wordt eigenaresse van "Bijdorp"

Bij akte van 10 december 1852 (17) verkopen de hiervoor genoemde erven van Nicolaas Samsom aan Vrouwe Anna Theresia Anthonisse, weduwe van mr. Frederik van Teutem, zonder beroep en wonende in Loenen aan de Vecht, de buitenplaats Bijdorp, met uitzondering van een gedeelte van het perceel A 435, dat als secretarie (in de akte staat ten onrechte gemeentehuis) in gebruik is. Het ver• kochte wordt als volgt omschreven: Een Buitenverblijf genaamd Bijdorp met daarop staand Heerenhuizing verdere betimmering en daarbij behoorende Schuur of Mangelkamer alles staande en gelegen tusschen Rhijn en Dijk bij het Dorp Koudekerk zijnde belend ten Noorden den Lagen Rhijndijk ten Oosten Gerrit Dorrepaal ten Zuiden den Rhijn en ten Westen Aaltje of Jansje Treur Weduwe Gerrit van Ommeren en het gemeentehuis toebehoorende de Erven Nicolaas Samsom (de verkopers in deze), gemeld perceel is bij nadere meting groot bevonden twintig roeden negen en zeventig ellen en bevat de perceelen bij het Kadaster der gemeente Koudekerk bekend als Sectie A Numero's. 433 Tuin, groot achttien roeden negentig ellen. 434 huis, eene roede zeven en veertig ellen en van 435 huis, een zuidelijk deel groot twee en veertig ellen voor het geheel bekend ter grootte van acht en negentig ellen. Te zamen alzoo ter grootte van twintig roeden negen en zeventig ellen terwijl van laatst genoemd nummer het Noordelijk deel ter grootte van zes en vijftig ellen uitmakende de kamer met daaraan behoorend portaal en gebruikt wordende tot gemeentehuis door eene behoorlijke muur van af het Zuidelijk deel zijnde Schuur of Mangelkamer is gescheiden en welk Noordelijk deel ook niet onder de verkoop is begrepen maar aan de verkoopers verblijven zal zullende de verkoopers de daaraan zijnde deur en het raam op de tuin uitkomende voor hunne rekening moeten weg breken en digt maken terwijl de kooperesse aanneemt wanneer zij de schuur mogt verkiezen weg te breken de scheidingsmuren behoorlijk voor hare rekening te laten optrekken tot zoodanige hoogte als voor den eigendom van de verkoopers noodzakelijk is. De koopsom bedroeg 5500 gulden. De akte is gepasseerd ten huize van de verkopers, wijk A nummer 99.

In de hierboven genoemde akte wordt melding gemaakt van het feit, dat een noordelijke deel van het destijds niet door Carel Blansjaar gesloopte gedeelte van Vrijheid-Blijheid, in gebruik was als gemeentehuis. Het omvatte een kamer met een portaal, waarin de secretarie was gevestigd. De raadsvergaderingen werden, zoals we gezien hebben, gehouden in een zaal van de dorpsherberg. Ook Ridder- Hendrik Samsom sr. vertelt in zijn boek, dat de raadsvergaderingen plaats hadden in een bovenzaal van het plaatselijke café. Hiermee is dus de plaats van de eerste secretarie van Koudekerk en mogelijk ook het notariskantoor van Nicolaas Samsom, gelokaliseerd. Dit deel bleef eigendom van de erven Samsom. Wel moesten zij het raam en de deur aan de tuinzijde van Bijdorp verwijderen, hetgeen niet is gebeurd. Het zuidelijk deel, bestaande uit een schuur of mangelkamer werd mee verkocht.

In 1853 werd de grens tussen het deel, dat verkocht was en het deel dat eigendom van de erven Samsom bleef, door het Kadaster ingemeten. De secretarie was 57 centiaren en de schuur 41 centiaren groot en kregen resp. A 712 en A 713 als kadastrale aanduiding.

22 Historisch Genootschap Koudekerk Gedeelte van de kad. kaart uit 1853. nr. 712 is de secretarie.

W.P.J. van der Chijs wordt eigenaar van de secretarie

In de notulen van de raadsvergadering van 28 juni 1854 werd door de voorzitter gemeld, dat er een missive was ontvangen van de commissie, die benoemd was om de zaken van de heer J.B. Samsom te regelen. Die commissie zegt daarin, dat ze voortgang wil maken met de verkoop van de onroerende goederen, waaronder de secretarie. Maar alvorens tot publieke verkoop over te gaan, biedt ze het gebouw gebezigd wordende tot plaatselijke secretarie te koop aan aan de gemeente Koudekerk voor de som van 1000 gulden, buiten de kosten van overdracht. Tevens worden tegen taxatiewaarde aangeboden de klok, de staande lessenaar en de kast die in dat pand staan. De raad besloot tot het volgende: 1. Vooraf te onderzoeken of de zolder boven de secretarie daarbij behoort. En in dat geval voor het pand met inbegrip van de lessenaar 500 gulden te bieden. 2. Als de zolder er niet bijhoort, voor de secretarie met de lessenaar 400 gulden te bieden. 3. Als de commissie niet bereid is om voor de onder 1 en 2 genoemde bedragen te verkopen, dan zal de gemeente tijdens de publieke verkoop, het pand tegen die bedragen trachten te verwerven. In dat laatste geval zouden B en W een geschikt persoon machtigen om namens de gemeente te kopen.

Blijkbaar werd het bod van de gemeente niet door de commissie geaccepteerd, want reeds op 20 juli 1854 vond er in het logement "Het Wapen van Koudekerk" de openbare veiling plaats van de laatste bezittingen van de erven Samsom. Het

Jaarboek 1997 23 proces-verbaal van deze veiling, finale verkoop en toewijzing (18) vertelt het volgende daarover. Als één van de percelen, die geveild werden, werd genoemd: Numero Drie. Een gebouw bevattende eene kamer met het daarbij behoorende portaal thans dienende tot plaatselijke secretarie staande en gelegen als voren geteekend wijk B Nommer 98, op den perceelsgewijzen kadastralen legger der gemeente Koudekerk bekend Sectie A Nommer 712, huis ter grootte van zeven en vijftig ellen strekkende van den Lagen Rhijndijk tot aan de perceelen in eigendom behoorende aan de Weduwe F. van Teutem en J. Treur echtgenoote van A. Spruitenburg, belend ten oosten eerstgemelde en ten westen laatst genoemde, aangeslagen in de grondlasten over achttien honderd vier en vijftig tot zes gulden een en vijftg cents verhuurd aan de gemeente Koudekerk voor vijftig gulden in het jaar tot een en dertig december achttien honderd vier en vijftig. De kooper van dit perceel zal zich in het bijzonder zoo wat het raam en de deur in het portaal aan de zijde van het belendend perceel betreft als wat aangaat de op te trekken scheidsmuren (in geval van afbraak der belendende schuur) moeten en kunnen gedragen naar den inhoud van het Contract van verkoop en koop van gemeld belendend perceel op den tienden december achtien honderd twee en vijftig zoodat de kooper van dat perceel de gemelde deur en het raam op de tuin van het belendende perceel uitkomende voor zijne rekening zal moeten doen wegbreken en digt maken waartegen hij ook de voordeden van die bepalingen in gemeld contract voor zich zal kunnen inroepen waarbij de koopster van evengemelde belendend perceel heeft aangenomen om wanneer zij de schuur mogt verkiezen weg te breken de scheidingsmuren behoorlijk voor hare rekening te laten optrekken tot zoodanige hoogte als voor de eigendom van dit perceel noodzakelijk is. Terwijl hij kooper wat de scheiding boven het portaal betreft buiten het geval van afbraak zich zal hebben te gedragen naar de algemeene wet. Hier lezen we dat dit pand nog steeds in gebruik is als secretarie en dat de gemeente Koudekerk hiervoor jaarlijks 50 gulden huur betaalde (aan de erven Samsom). Ook blijkt, dat de deur en het raam in de oostgevel nog niet zijn verwijderd. De hoogste bieder voor perceel nummer drie, met een bod van 600 gulden was Wilhelmus Paulus Johannes van der Chijs, koopman te Koudekerk, die als hoogste bieder recht had op het trekgeld van 15 gulden. De afslag begon bij 1200 gulden, maar er werd niet gemijnd, zodat de hoogste bieder (W.P.J. van der Chijs) de nieuwe eigenaar werd voor de som van 600 gulden.

De gemeente koopt de secretarie

Of het werkelijk de bedoeling van W.P.J. van der Chijs is geweest om het bewuste pand voor zichzelf aan te kopen of dat hij "de geschikte persoon" is die als gemachtigde van de gemeente optrad, is niet helemaal duidelijk. Ook de notulen van de besloten gemeenteraadsvergaderingen geven hierover geen uitsluitsel. Mogelijk heeft hij alleen maar meegeboden om het trekgeld van 15 gulden te ontvangen, maar aangezien er niemand was, die bij afslag bereid was meer dan de door hem geboden 600 gulden te betalen, werd hij aan zijn bod gehouden en werd hij derhalve de nieuwe eigenaar van de secretarie van Koudekerk. Het feit echter, dat een familielid van hem, CJ. van der Chijs, in die tijd raadslid was, zou erop kunnen duiden dat hij, al dan niet gemachtigd, namens de gemeente optrad. In de koopakte verklaarde hij echter nadrukkelijk, dat hij voor "zichzelve" heeft gekocht. Dat W.P.J. van der Chijs niet echt geïnteresseerd was in de secretarie blijkt al snel uit de notulen van de raadsvergadering van 30 augustus 1854, die als volgt luiden: Eindelijk geeft de Voorzitter aan de Raad te kennen, dat de tegenwoordige

24 Historisch Genootschap Koudekerk eigenaar van het gebouw dienende tot het houden der Secretarie genegen is dat locaal aan de gemeente in koop te staan. De Raad overwegende genoemd locaal als zeer geschikt voor het houden der secretarie kan genoemd worden en daarenboven in de kom der gemeente is staande waardoor aan een groot deel der ingezetenen veel gemak wordt verschaft. In aanmerking nemende dat buiten hetzelve geen geschikt locaal in of bij de kom der gemeente verkrijgbaar is er waarschijnlijkheid bestaat, ingeval de aankoop niet door de gemeente plaats heeft, zulks door eene ingezetene zal geschieden. Heeft besloten. Het gebouw hierboven vermeld thans in eigendom toebehoorende aan den Heer W.P.J. van der Chijs alhier, voor rekening der gemeente aan te koopen en wel tot eene som van hoogstens acht honderd gulden.

De benodigde 800 gulden werden door de burgemeester mr. Johan Hendrik Verboom baron van Reede van Oudshoom aan de gemeente geleend. Bij akte van 10 januari 1855 (19) werd het bewuste pand aan de gemeente Koudekerk verkocht voor de som van 691 gulden. Bij deze koop werd de gemeente vertegenwoordigd door het college van B en W, bestaande uit de burgemeester en de wethouders Gerard Spoors Eland en Everard Henri Jean Cunaeus.

De geschiedenis van Bijdorp tot circa 1885

Lang heeft Vrouwe Anna Theresia Anthonisse na de aankoop in 1852 niet op Bijdorp gewoond, want bij akte van 14 november 1859 (20) verkocht zij haar bezit aan Mejuffrouw Marijtje de Jong, weduwe van Gerrit Dorrepaal, zonder beroep en wonende te Koudekerk. Het verkochte wordt als volgt omschreven: Een Buitenverblijf genaamd Bijdorp met daarop staande Heerenhuizinge, getimmerten en schuur of mangelkamer alles staande en gelegen tusschen Rijn en Dijk onder de gemeente Koudekerk, belend ten noorden den lagen Rhijndijk, ten oosten de Erven van den Heer Gerrit Dorrepaal, ten zuiden den Rhijn en ten westen de weduwe Gerrit van Ommeren en het gemeentehuis, op den kadastrale legger der gemeente Koudekerk bekend in Sectie A met de nommers 433, tuin, groot achttien roeden negentig ellen 434, huis, groot eene roede zeven en veertig ellen 713, schuur, groot een en veertig ellen. En alzoo te zamen groot twintig roeden acht en zeventig ellen. Welk verkochte is belast met een overpad zoo mede met twee erfpachten tot een gezamenlijk gedrag van zeven gulden vijf en dertig cents 's jaars aankomende de Erven van Holtius. Ook in deze akte wordt weer abusievelijk gemeentehuis vermeld daar waar secretarie wordt bedoeld.

De in bovengenoemde akte vermelde Gerrit Dorrepaal, van beroep landbouwer en koopman, was op 9 mei 1859 overleden. Zijn weduwe Marijtje de Jong was bij testament benoemd tot universele erfgename. Op 15 maart 1864 werd een akte van scheiding opgemaakt (21), waarbij de gemeenschappelijke boedel van wijlen Gerrit Dorrepaal en zijn weduwe Marijtje de Jong, alsmede de nalatenschap van Gerrit Dorrepaal werden geregeld. Mede- erfgenamen waren de zonen Jan, Gerrit, Willem en Arie en de dochter Marijtje, die met Klaas van der Lee was gehuwd. Het betrof een zeer groot vermogen aan geld, effecten, een zevental boerderijen, waaronder Bijkerk, Bouwlust en Voordorp in Koudekerk en Zwieten in Zoeter• woude, alsmede diverse andere onroerende goederen, zoals weiland, hooiland, bouwland, huizen enz. Opmerkelijk is, dat in deze akte geen waarden van de

Jaarboek 1997 25 verschillende goederen worden genoemd. In de boedelscheidingslij st wordt onder artikel vijftien genoemd: Een Heerenhuis met tuin en toebehooren genaamd Bijdorp staande en gelegen te Koudekerk bij het kadaster bekend in sectie A met de nommers 433, 434 en 713 tezamen groot twintig roeden acht en zeventig ellen. Waaraan als voren eene waarde is toegekend ter som van en zoo voorts. Welke onroerende goederen door de eerste comparante Mejufvrouw Marijtje de Jong weduwe van den Heer Gerrit Dorrepaal zijn aangekocht bij transport op den veertienden november achttien honderd negen en vijftig voor mij notaris en door haar betaald uit gelden tot deze gemeenschappelijken boedel behoorende waarom dit perceel mede alhier in dezen boedel wordt ingebragt. In artikel veertien wordt genoemd: Een gebouw ingerigt voor koestalling staande in het Dorp Koudekerk bij het kadaster bekend in sectie A nummer 432. Dit gebouw is het bekende koetshuis uit 1648. Al het onroerend goed, waaronder Bijdorp, werd toegedeeld aan Marijtje de Jong, de vijf kinderen ontvingen hun erfdeel in geld, effecten en levende have.

Toen op 17 april 1867 Marijtje de Jong was overleden, gingen de hierboven genoemde vijf erfgenamen: Jan, Gerrit, Willem, Arie en Marijtje Dorrepaal, die met Klaas van der Lee was gehuwd, over tot scheiding en verdeling van de nalatenschap, waarin zij volgens testament ieder voor 1/5 gerechtigd waren. Dit gebeurde bij akte van 17 mei 1867 (22), die door de Hazerswoudse notaris Karei Nicolaas Hengeveld werd opgemaakt. In een zestiental artikelen wordt het zeer grote vermogen aan roerende en vooral onroerende goederen opgesomd, ook nu weer zonder daaraan een waarde in geld toe te kennen. Met uitzondering van de in artikel veertien vermelde onroerende goederen, werd alles onder de erfgenamen verdeeld. In dit artikel staat het volgende vermeld: Een heerenhuis met tuin en toebehooren genaamd Bijdorp staande en gelegen te Koudekerk bij het kadaster bekend in sectie A met de nommers 433, 434 en 713. Tezamen ter grootte van twintig roeden acht en zeventig ellen. En een heerenhuis en erve staande en gelegen in den Hondsdijk te Koudekerk bij het kadaster bekend in sectie A met nommer 476, huis en erf groot twee roeden zes en vijftig ellen, welke onder dit Artikel omschreven onroerende goederen onder de comparanten en deelgerechtigden in t'gemeen en onverdeeld zullen blijven en alzoo slechts worden vermeld voor Memorie. Het huis Bijdorp met tuin en schuur alsmede een huis in de Hondsdijk werden blijkens dit artikel niet aan één der erfgenamen toebedeeld, maar elk werd voor 1/5 mede-eigenaar.

Op 1 juni 1875 overleed Klaas van der Lee. Zijn weduwe Marijtje Dorrepaal, hun meerderjarige kinderen Gerrit, Nicolaas Gerardus en Lena, die gehuwd was met Jan Verduyn, alsmede hun minderjarige kinderen Adrianus en Wilhelmina waren zijn erfgenamen. Op 16 oktober van datzelfde jaar werd er door notaris Karei Nicolaas Hengeveld te Hazerswoude een akte van scheiding en verdeling (23) opgemaakt. Ook hier betrof het een groot bezit aan onroerende en roerende goederen, die in een twaalftal artikelen werden omschreven. Hieronder bevond zich in artikel zeven: Het overdeeld éénvijfde aandeel in: a. Een heerenhuis met tuin en bijbehooren genaamd "Bijdorp" staande en leggende onder de gemeente Koudekerk kadaster sectie A Nummers 433, 434 en 713 te zamen groot twintig aren acht en zeventig centiaren en ter waarde van enzovoorts.

26 Historisch Genootschap Koudekerk Tezamen met een aantal onroerende en roerende goederen werd dit aandeel in Bijdorp aan Marijtje Dorrepaal toegewezen.

Vervolgens verscheen op 28 maart 1881 Pieter de Bruijn, landbouwer te Hazerswoude, voor notaris Hengeveld als gemachtigde van Gerrit, Jan, Willem en Marijtje Dorrepaal. In de akte (24) die werd opgemaakt verklaarde Pieter de Bruijn aan Arie Dorrepaal namens zijn volmachtgevers hun aandeel (tezamen vier vijfde deel) in Bijdorp te verkopen. Bij de akten van scheiding van 17 mei 1867 en 16 oktober 1875 (zie hiervoor), waren Gerrit, Jan, Willem, Marijtje en de koper Arie Dorrepaal elk voor één vijfde onverdeeld eigenaar geworden in Bijdorp. Door deze koop verkreeg Arie Dorrepaal dus de volledige eigendom. In de akte werd nog verwezen naar het recht van overpad ten behoeve van de boerderij "Dwaal ik, wacht U", dat al in de koopakte van 18 mei 1796, waarbij Jacob van Bunschooten de buitenplaats Vrijheid-Blijheid kocht, werd genoemd. Arie Dorrepaal betaalde 5200 gulden.

Tot zover voorlopig de geschiedenis van Bijdorp, waarvan Arie Dorrepaal in 1881 eigenaar werd. Zoals we later zullen zien, was hij raadslid en woonde hij op Bijdorp. In die functie speelde hij een rol bij de ingrijpende verbouwing tot raad• huis van de naast Bijdorp gelegen gemeentesecretarie, waarvan de oorsprong enkele hoofdstukken hiervoor is beschreven.

De secretarie en het raadhuis in één pand

In de raadsvergadering van 10 november 1885 werd door de voorzitter, burgemeester Marcellus Crommelin, gemeld, dat hij, sinds hij burgemeester van Koudekerk is, de opeenvolgende eigenaren van de kamer, die aan de westzijde aan de secretarie grenst, heeft gezegd, dat als zij die kamer wilden verkopen, ze hem daarvan in kennis moesten stellen. Die kamer zou dan door de gemeente kunnen worden aangekocht om te worden ingericht tot raadkamer. Onlangs had Jan Vuyk, namens de eigenaar A. van Ree, die kamer te koop aangeboden voor 2500 gulden. Toen hem werd gezegd, dat dat te veel was, zakte Vuyk naar 2000 gulden, waarop door de burgemeester 1000 gulden werd geboden. Inmiddels had Ph. Qualm op verzoek van B en W de verbouwing van die kamer tot raadkamer begroot op 300 gulden. Na uitgebreide discussie, waarin de voorzitter uitlegde wat de verbouwing zou inhouden en dit aan de hand van een kleine schets had verduidelijkt, besloot de raad om 1200 gulden te bieden, daar de gelegenheid tot het bekomen van eene Raadkamer uitstekend was. Vuyk ging hier echter niet op in. Volgens de nieuwe drankwet was het echter niet meer toegestaan om in herbergen raadsvergaderingen te houden, zodat naar een andere vergaderlocaliteit moest worden omgezien.

Op 28 april 1886 deelde de voorzitter de raad mee, dat de huidige raadkamer (in de dorpsherberg) uiterlijk tot 1 mei 1887 gebruikt mocht worden. Die kamer werd dan ook tot die datum voor het laatst gehuurd. Omdat het met de aankoop van de kamer naast de secretarie niet wilde vlotten, hadden B en W timmerman Van Diest opgedragen om een tekening en een kostenraming te maken voor de bouw van een raadkamer boven de secretarie. De kosten daarvan, inclusief enige reparaties aan de secretarie, waren door hem begroot op 3142 gulden en 10 procent kosten voor het toezicht tijdens de bouw. Om een beter gebouw te kunnen neerzetten was het raadslid Arie Dorrepaal bereid om 9 vierkante meter van de oude schuur, die aan de zuidkant tegen de secretarie stond, aan de gemeente af te staan. De gemeente zou daar tegenover op haar kosten de houten bekleding aan de oostzijde van het resterende gedeelte van die schuur vervangen door een stenen muur en het

Jaarboek 1997 27 schuurdak met platte pannen beleggen. Besloten werd om over de zaak na te denken.

De raadsvergadering van 4 mei 1886 stond geheel in het teken van de besluitvorming over de bouw van de raadkamer. Uitgebreid werd er ge• discussieerd. Zo kwam de vraag naar voren of de scheidingsmuur tussen de secretarie en de kamer van Van Ree wel voldoende sterk was om op te metselen. Volgens de voorzitter zag timmerman Van Diest daar geen bezwaar in. Door het raadslid V.d. Paauw werd naar voren gebracht of het toch niet beter zou zijn om de kamer van Van Ree aan te kopen. Van Egmond vond, dat het goedkoopste de gemeente past, daar een nieuw te bouwen raadkamer boven de secretarie de gemeente drie maal zoveel zou kosten als thans het geval was. Vuyk werd in de vergadering ontboden. Hij was echter van mening, dat de eigenaar (Van Ree) niet genegen was om de kamer voor 1200 gulden te verkopen, maar hij zou informeren en de uitslag zo vlug mogelijk laten weten. De raad machtigde B en W vervolgens unaniem om intussen door te gaan met de voorbereiding van de aanbesteding van de bouw op 24 mei 1886. Het voorstel om 400 gulden uit te trekken voor de meubilering van de nieuwe raadkamer, werd met vijf tegen twee stemmen aangenomen. De raadsleden Van der Paauw en Reijneveld verklaarden zich tegen de aanschaf van een vloerkleed. De raad besloot tevens om een lening van 5000 gulden tegen 4 procent rente en een aflossing van 500 gulden per jaar, te beginnen in 1887, aan te gaan. Daarna werd het bouwplan nogmaals bediscussieerd, waarna het werd goedgekeurd. Tot slot van de vergadering verklaarde de voorzitter, dat wanneer het bericht van Vuyk negatief zou zijn, de bouw zou worden uitgevoerd. Zou het bericht echter positief zijn, dan zou de raad weer worden bijeen geroepen.

De Rijnbode van 30 mei 1886 vermeldt, dat De bouw van een Raadkamer op het Secretarie-gebouw is bij aanbesteding gegund aan P. de Graaf, Metselaar alhier, voor de som van f3274,-.

In de volgende raadsvergadering van 2 juni 1886 bracht de voorzitter verslag uit van de gesprekken, die hadden plaats gehad met Vuyk en Van Ree. Deze gesprekken hadden niet geleid tot de verkoop door Van Ree van de kamer naast de secretarie. Ondanks het feit, dat een bij een tweede gesprek door Van Ree meegebrachte architect de fundering van de scheidsmuur sterk genoeg vond om die muur op te metselen, gaf Van Ree daarvoor geen toestemming. Een door de gemeente om advies gevraagde advocaat zag op grond van een aantal arresten geen bezwaar in het toch opmetselen van de scheidsmuur. Correspondentie tussen deze advocaat en Van Ree had geen resultaat opgeleverd, waarop door de advocaat geadviseerd was om tegen de scheidsmuur een geheel nieuwe muur te bouwen, daar een proces altijd geld zou kosten. B en W stelden voor om dat advies over te nemen, waarbij de kosten van een nieuwe muur waren begroot op 150 gulden. Het gebouw zou daardoor weliswaar 20 centimeter kleiner worden, maar dit verlies zou gecompenseerd kunnen worden als Arie Dorrepaal van zijn erf een strook van 20 centimeter meer zou willen afstaan. Er ontspon zich een stevige discussie over het toch opmetselen van de scheidsmuur met het risico van een proces, het bouwen van een nieuwe muur en het weer met Van Ree gaan onderhandelen. Uiteindelijk werd besloten om een nieuwe muur te bouwen, maar aangezien pas op 12 juli met de bouw begonnen zou worden, zou afgewacht worden of in de tussentijd Van Ree nog een keer bij Vuyk op bezoek zou komen en dan nog eens met hem over deze zaak te praten. Vervolgens gaf raadslid Arie Dorrepaal de 20 centimeter extra grond cadeau aan de gemeente. Eén van zijn voorwaarden was echter, dat de te bouwen muur, ter vervanging van de houten afscheiding van zijn resterende schuur, in het verlengde van de te bouwen

28 Historisch Genootschap Koudekerk oostelijke muur van de raadkamer, zou worden opgetrokken. Verder stond Dorrepaal, tot wederopzegging, het recht van uitzicht vanuit de raadkamer op de tuin van Bijdorp, toe. In de raadsvergadering van 29 juli 1886 verklaarde de burgemeester, dat niet met Van Ree was gesproken, daar deze hier niet meer geweest was. De laatste vergadering van de raad in de oude behuizing was op 28 december 1886, waarin de burgemeester terugblikte op het jaar 1886 en op de oude raad• kamer en tevens mededeelde, dat de eerste vergadering in de nieuwe raadkamer gehouden zou worden op 5 januari 1887. Wat hij over de oude raadkamer zei is helaas niet genotuleerd.

Bij de ingebruikneming van de nieuwe raadkamer op 5 januari 1887 werd door burgemeester Crommelin een rede gehouden, die het waard is hier te worden weergegeven.

Mijne heren, Het is een feest voor mij u heden welkom te mogen heten in dit nieuwe gebouw. Een feestdag voor mij, maar zeer zeker ook een feestdag voor u, nu gij hier gezeten zijt in het huis, dat door uwe bemoeiingen is tot stand gekomen. Had ik toch te doen gehad met een bekrompen raad, dan voorzeker dan zou het een of ander donker kamertje voldoende zijn geweest om te vergaderen. Edoch gij allen hebt begrepen, dat Koudekerk u na aan het harte ligt, dat elk nieuw huis binnen deze gemeente verrezen, een aanwinst voor haar is. Doch welk een huis, een waarlijk sierraad. Wie toch die hier binnenkomt, en ieder is er over uit, dat de raad een schrede voorwaarts is gegaan om de gemeente te doen floreren. Wie uwer heeft ooit de minste aanmerking vernomen, ik zou haast zeggen niemand. Een woord van lof dan ook hier aan de opzichter en de aannemer voor de nette afwerking en bewerking van het raadhuis. Ik van mijne zijde zeg u dank voor hetgeen gij gedaan hebt om mijn naam hier enigszins te vereeuwigen. Want wat is aangenamer voor een burgemeester, dan dat men later nog eens zegt, dat is zijn werk geweest. En zoals ik zo straks zegde, zonder U geen raadhuis. En zo tekenen wij 1887. Nauwelijks heeft het jaar 86 met al zijn lief en leed afscheid van ons genomen of wederom zijn wij bezig om de belangen van Koudekerk te behartigen. In de eerste plaats dan wens ik u met '87 alle mogelijke heil en voorspoed, laat '87 voor ons in de annalen aangetekend worden als een jaar zonder zwarte strepen en geschiedt zulks, voorzeker zal het u mogelijk zijn om evenals voorheen, met ijver werkzaam te zijn om Koudekerk te doen bloeien. Mijne heren, nogmaals dus het welkom, primo met dit nieuwe jaar en secundo met uw raadhuis en vergun mij tenslotte dat ik mij bij voortduring in uw aller achting aanbeveel.

Het raadslid Dorrepaal bedankte vervolgens het dagelijks bestuur en niet het minst de burgemeester voor de goede uitvoering en de zorgen in deze betoond en hoopt, dat in verre geslachten van dit huis als raadhuis gebruik gemaakt zal worden. De Rijnbode van zondag 9 januari 1887 besteedde met het volgende bericht eveneens aandacht aan de ingebruikneming van het Koudekerkse raadhuis. Den 5den dezer vergaderde de gemeenteraad voor het eerst in de nieuwe raad• kamer. Nadat de voorzitter de vergadering had geopend, sprak deze een voor die plechtigheid passend en hartelijk woord, waarna aan het dagelijks bestuur en niet in het minst aan de voorzitter dank werd gezegd, voor de goede uitvoering en de zorgen in deze betoond.

Jaarboek 1997 29 Op bovenstaande foto van de gemeenteraad van Koudekerk, in 1877, zien we van links naar rechts: P. Reijneveld, A. Dorrepaal, H. van den Berg, G. van Egmond (gemeente• secretaris), M. Crommelin (burgemeester), E. Zirkzee, J. van Egmond, K. van der Lee en J. Hoogenboom. In de periode van 1885 - 1887, waarin het gemeentebestuur intensief bezig was met de realisatie van een nieuw raadhuis, waren van hen K. van der Lee en J. Hoogenboom niet meer in functie.

Het nieuwe raadhuis, inclusief de grond (tien vierkante meter) die door Arie Dorrepaal ter beschikking was gesteld, werd in 1888 door het Kadaster opgemeten. Het raadhuis kreeg toen het nummer A 987 en de schuur van Arie Dorrepaal nummer A 988.

In de raadsvergadering van 26 november 1891 kwam aan de orde, dat A. Dorrepaal bij het Kadaster te boek stond als consort (mede-eigenaar) voor 10 centiare in het perceel A 987. Deze 10 centiare had hij destijds geschonken. Ter besparing van kosten was het echter beter om bij het opmaken van de overdrachtsakte een koopsom te bepalen. De raad besloot om A. Dorrepaal voor dit stukje grond de som van tien gulden te betalen. Bij akte van 8 december 1891 (25) werd deze verkoop geregeld.

30 Historisch Genootschap Koudekerk Kadastrale situatie in 1888.

Beschrijving van het gemeentehuis

Dit gemeentehuis van Koudekerk moet voor die tijd een representatief gebouw zijn geweest, zeker als we het geringe inwonertal in aanmerking nemen. Tekeningen van het interieur van het raadhuis zijn helaas niet meer aanwezig. Toch is het mogelijk om uit de notulen van de gemeenteraadsvergaderingen en uit datgene, dat een aantal dorpsgenoten zich nog kon herinneren, een indruk te krijgen van hoe het er van binnen heeft uitgezien. Uit een meting van het Kadaster uit 1936 blijkt, dat de breedte van het toen niet meer als zodanig in gebruik zijnde gemeentehuis aan de wegzijde 8.80 m bedroeg bij een diepte van 7.15 m. De ingang was aan de huidige Dorpsstraat. Boven de deur stond het woord RAADHUIS, zoals op de navolgende foto's is te zien. Door de voordeur gaand kwam men in een betegelde hal, met direct links van die deur het enige toilet. Een rechte trap voerde naar een overloop, halverwege de eerste verdieping. Een trap met een halve draai leidde vervolgens naar die verdieping. De begane grond bevatte voorts één grote kamer, waarin tot 1910 de secretarie en daarna de raadzaal was gevestigd. Deze kamer had twee ramen aan de kant van de Dorpsstraat en twee ramen aan de achterzijde. Tegen de westelijke muur was een schouw geplaatst. Het plafond bevatte sier-stucwerk en de wanden hadden een houten lambrizering. Op de eerste verdieping was in de noordoost hoek, boven de hal, de burgemeesterskamer met zowel een raam op het noorden als één op het oosten. De oorspronkelijke raadzaal bevond zich boven de secretarie en had zowel aan de wegzijde als de achterkant twee ramen. Na 1910 was daar de secretarie gevestigd. Over het hele pand was een zolder aanwezig met aan de noord- en de zuidzijde een dakkapel.

Jaarboek 1997 31 Het gemeentehuis aan het begin van deze eeuw. Links is het publikatiebord zichtbaar, en de tegen het gemeentehuis staande schuur, die bij Bijdorp hoorde.

Waarom in 1910 de secretarie en de raadzaal van plaats hebben gewisseld is uitvoerig in de notulen van de raadsvergaderingen uit 1909 en 1910 te lezen. In de notulen van de besloten raadsvergadering van 25 november 1909 brengt de voorzitter (burgemeester J.C. van Voorthuysen) de slechte toestand van de berging van het oud-archief ter sprake. Om hierin verbetering te brengen stelt hij voor om de huidige burgemeesterskamer als archiefruimte te gaan gebruiken en voor hem een nieuwe kamer beneden in te richten, onmiddellijk naast de secretarie. Dit laatste te meer zo zegt hij ...de tegenwoordigheid van den Burgemeester meer dan noodig is daar er zaken geschieden of kunnen geschieden, die buiten hem omgaan. Voor deze nieuwe burgemeesterskamer zou dan een gedeelte van het pand van de weduwe Vuyk, dat aan de westzijde tegen het raadhuis stond, gekocht moeten worden. De wethouders stelden echter voor om de huidige burgemeesterskamer, die zich naast de raadzaal op de eerste verdieping bevond, te vergroten. Uit de discussie die zich dan ontwikkelt en nog een tweetal besloten raadsvergaderingen (op 28 december 1909 en op 3 februari 1910) voortduurt, blijkt dat het archief zich vroeger in kasten bevond, die op de raadzaal stonden, maar daarna was verplaatst naar de zolder. Deze zolder was echter moeilijk bereikbaar. In één van die besloten vergaderingen geeft de burgemeester nog eens aan waarom hij wil, dat de burgemeesterskamer naast de secretarie moet komen: hij heeft geen vertrouwen in de secretaris, de heer E. Rollema, hij acht de secretaris ten aanzien van de gemeente-administratie niet in alles competent; er worden zaken afgedaan waarin

32 Historisch Genootschap Koudekerk de burgemeester niet wordt betrokken; ook zegt hij, dat de secretaris, die destijds ook niet de man van zijn keuze was, nog nieuw is en leiding nodig heeft. Zelfs de doofheid van de secretaris sleept hij erbij. Resumerend concludeerde de voorzitter, dat de secretaris leiding noodig heeft en dat hij als burgemeester weer en wind trotserend, meermalen dan twee maal per week, ter secretarie aanwezig is, teneinde zich een behoorlijke gang van zaken te verzekeren. Uiteindelijk werd met zes stemmen voor en alleen de burgemeester tegen, besloten om de bestaande burgemeesterskamer te vergroten en de zolder als archiefruimte te blijven gebrui• ken. Wel zou de toegang naar die zolder verbeterd worden. In de openbare raadsvergadering van 19 mei 1910 gaat de raad akkoord met de verbouwing van het raadhuis, zoals in de besloten raadsvergadering reeds was besloten; weer is de burgemeester tegen.

Op deze foto van het gemeentehuis is rechts nog een gedeelte van het pand van de weduwe Vuyk zichtbaar.

Wie denkt, dat hiermee de kous af was, heeft het mis. In de raadsvergadering van 14 juli 1910 deelt de voorzitter mee, dat B en W de vroeger reeds in deze vergadering behandelde verbouwing van het Raadhuis hebben aanbesteed, doch dat het 't College van B en W thans beter voorkomt die verbouwing in dier voege op andere wijze te doen plaats hebben, dat thans de secretarie naar boven en de raadzaal naar beneden worde gebracht. Op deze wijze wordt eene minder doelmatige inrichting van het raadhuis vermeden, de Burgemeesterskamer verbonden met de secretarie en weinig meer kosten gemaakt dan oorspronkelijk werd geraamd. Thans zullen de kosten ongeveer 340 gulden bedragen. Er zal een hernieuwde aanbesteding plaats hebben. Zo bereikt burgemeester Van Voort• huysen dan toch, dat zijn kamer naast de secretarie komt. De secretarie is vanaf die tijd op de eerste verdieping gevestigd, een feit dat oudere Koudekerkers zich nog weten te herinneren.

Jaarboek 1997 33 Vermeldenswaard is nog wat, in de notulen van de eerste raadsvergadering (3 april 1911) in de tot raadzaal verbouwde secretarie, staat vermeld. De voorzitter vestigt de aandacht op de verbouwing van het raadhuis sinds de laatste vergadering van 19 december 1910. Spreker (Van Voorthuysen) brengt hierop de beteekenis der in de tegenwoordige raadszaal verborgen symboliek, vroeger door kunstenaarshand daarin gebracht, in herinnering en past daarop de aanwezige plafondschildering, allegorisch gedacht, toe op het streven en werken van de Raad dezer Gemeente.

In de loop van de jaren hebben zich in het interieur een aantal wijzigingen voorgedaan. In 1912 komt er gasverlichting en in 1913 worden er twee brandkasten aangeschaft, één voor de secretarie en één voor de gemeente• ontvanger. In de raadsvergadering van 4 augustus 1913 zitten de leden voor het eerst op de door de gemeente aangekochte "gebruikte" Oudhollandse stoelen.

De geschiedenis van Bijdorp van 1885 tot 1933

Op 25 november 1900 overleed Arie Dorrepaal. Zijn erfgenamen waren zijn vrouw Beatrix van den Akker, hun zonen Gerrit en Dirk en hun dochters Neeltje en Marijtje, die gehuwd waren met respectievelijk Hendrik Braat, koopman te Koudekerk, en Jacob Willem Clant, die fabrikant in Alfen was. Bij de scheidings• akte van 16 juli 1901 (26) werden de roerende en onroerende goederen volgens testament onder de erfgenamen verdeeld. De waarde van deze omvangrijke boedel, die bestond uit effecten, roerende en onroerende goederen, waaronder Bijdorp, was geschat op 249.450 gulden. Aan Beatrix van den Akker werd voor een waarde van 155.906 gulden aan goederen toegedeeld. Hieronder bevond zich ook De buitenplaats "Bijdorp" met schuurtje, verdere getimmerten, tuin en erve te Koudekerk, kadastraal bekend in sectie A nommers 433, 434 en 988, samen groot twintig aren acht en zestig centiaren, geschat op acht duizend gulden.

Toen op 22 februari 1915 Beatrix van den Akker was overleden, werd bij akte van scheiding van 13 augustus 1915 (27) tezamen met andere roerende en onroerende goederen, de buitenplaats Bijdorp aan haar zoon Dirk Dorrepaal afgegeven.

Omstreeks 1919 werden er enige veranderingen aan de buitenplaats Bijdorp aangebracht. Zo werd aan de westkant van het huis een uitbouw gemaakt, die er nu nog is. Ook werd de oude schuur die aan de zuidkant tegen het raadhuis stond, gesloopt en werd er, gedeeltelijk op de plaats van die schuur, een koetshuis ge• bouwd. Dit koetshuis staat er nog en wordt door de huidige eigenaar, die tevens eigenaar is van de voormalige burgemeesterswoning, gebruikt als garage en schuur. Deze wijzigingen werden in 1920 door het Kadaster ingemeten, tevens werden de drie percelen, waaruit de buitenplaats Bijdorp tot dan bestond, tot één perceel verenigd. Kadastraal was Bijdorp vanaf dat moment bekend onder Koudekerk, sectie A nr. 1127.

34 Historisch Genootschap Koudekerk Kadastrale situatie van Bijdorp in 1920.

Gedurende een aantal jaren heeft Bijdorp dienst gedaan als woonhuis van de burgemeester. In die tijd werd het slecht onderhouden, zoals te lezen is in de notulen van de raadsvergaderingen. Zo geeft burgemeester J.C. Oeberius Kapteijn in 1922 te kennen, dat hij in Voorschoten wil gaan wonen. Het huis is hem te groot en wordt slecht onderhouden. Dorrepaal, zo zegt hij, doet er niets aan. Vanaf 1925 is M.J.E. Kwint burgemeester van Koudekerk. Ook hij woonde op Bijdorp en ook hij wil (in 1928) buiten de gemeente gaan wonen. In de raadsvergadering van 3 februari 1928 klaagt hij, dat de door hem van D. Dorrepaal gehuurde woning in een dusdanige toestand verkeert, dat die uiterst moeilijk is te bewonen en het moei• lijk is om mensen te vinden die willen inwonen. Bovendien doet de eigenaar niets aan het huis en wil z'n eigendom verkopen. Een pikant detail hierbij is, dat D. Dorrepaal toen tevens wethouder was. Eind 1930 krijgt burgemeester Kwint eindelijk toestemming om in Leiden te gaan wonen.

De gemeente koopt Bijdorp en richt het in als gemeentehuis

Dat het raadhuis al betrekkelijk snel te krap werd blijkt uit de notulen van de gemeenteraadsvergadering van 11 juni 1918. Raadslid Blonk betreurt het, dat de uitreiking van de brandstofkaarten niet in het raadhuis mocht plaatsvinden. De voorzitter (burgemeester Oeberius Kapteyn) wijst op de beperkte ruimte in het raadhuis voor al dergelijke aangelegenheden. Spreker wenscht gaarne het decorum te zien bewaard en zou liever aandringen op den bouw van een nieuw raadhuis, waarin meer ruimte is. Zoolang dit niet het geval is, kan zoo zegt spreker, de Burgemeester de raadzaal voor dergelijke doeleinden niet beschikbaar geven.

Jaarboek 1997 35 De oplossing van het ruimtegebrek in het raadhuis dient zich aan als op 8 juni 1933 in het koffiehuis van den Heer J. de Bruin door de Hazerswoudse notaris Frederik Christiaan Engelberts op verzoek van Dirk Dorrepaal de openbare veiling van Bijdorp wordt gehouden.

en hill 8 prccklcz». Ter Aar balf 1 ] ca half l pnxklnes. Woobniggc 10 aar ca half 8 0«. Nauu. Zevenhovca half 11 'CD half S prctkl«(B Zwaautcrdaa 10 CB 7 oor Ot.>Zwaaa. . CHR. GER. GEM. V ' Vao Rctcdettrsat 10 cn 6 uar DL Zwier. Rilazaierwoade balf 11 cn 7 aar pmklana Openbare Verkooping

•m • -. van- de ' Buitenplaats „Bijdorp". uimé jcóüze bij .- te Koudekerk. ' De "Notarii •* F. C ENGELBERTS AfèTuyn . te Hazerswoude. zal op' straat 55 Donderdagen 8 en 15 Juni 1933j- op gewacht worden des voormiddags om 1L uur. In het Hotel van den Heer T. DE BRUIN ' RE8 voor te Koudekerk, publiek, verkoopen : i Haarsnijden de Buitenplaats IS „Bijdorp" > •zntt KOETSHUIS en TUIN. zeer Kappershuis gunstig gelegen turschen 'den Lagen Rljn&jk en den Rijn. onder d» ge• IDEKERK. meente ictte bediening, KOUDEKERK, eefd aanbevelend. groot 20 aren 68 centlaren. _ Te veilen in drie perceelen en maua Aanvaarding b(J de betaling der SLAG kooppenningen op 1 Augustus 1933. >er V, pond 15 et per l/t pond • 15 ct Lasten voor koopers rekening van eich p. pond 30 ct 1 Januari 1933 af. nd) per ons 18 ct Nadere Inlichtingen verstrekt de er '/t po|d 20 ct Notaris.

Advertentie uit De Rijnbode van 27 mei 1933.

Het grondgebied van de buitenplaats was daartoe gesplitst in drie stukken, die elk afzonderlijk in veiling werden gebracht. Het perceel één was een bouwterrein van ongeveer 3 aren en 84 centiaren groot. Het bestond uit een ongeveer 15 meter brede oostelijke strook grond van de buitenplaats, grenzend aan het koetshuis uit 1648. Het perceel drie, dat ook bouwterrein werd genoemd, was ongeveer 5 aren en 42 centiaren groot en werd gevormd door een westelijk deel, waarop het koetshuis van Bijdorp stond en dat grensde aan de bakkerij van Willem van Dok• kum. Perceel twee was ongeveer 11 aren en 42 centiaren groot en bestond uit het middengedeelte, waarop het huis Bijdorp stond. Dat Bijdorp zich in een verwaarloosde staat bevond, zoals we gezien hebben, neemt niet weg dat het van alle gemakken was voorzien. Dit blijkt uit de

36 Historisch Genootschap Koudekerk voorwaarde, dat de koper van perceel twee het bad met de geiser voor de som van honderd gulden zou moeten overnemen. Het prieel of tuinhuisje en het spiegelglas in de schuifdeuren van de suite van Bijdorp waren niet in de verkoop begrepen. De drie percelen werden afzonderlijk in bod gebracht. Voor elk van die percelen was bakker Willem van Dokkum de hoogste bieder. Totaal bood hij 7350 gulden voor de drie percelen. De afslag vond plaats op 15 juni 1933. Eerst werden de drie percelen afzonderlijk afgeslagen, maar er werd niet gemijnd. Daarna werden de percelen gezamenlijk afgeslagen, waarbij de notarisklerk Jan Dirk de Kort op 2000 gulden mijnde, zodat door hem 9350 gulden werd geboden. Dirk Dorrepaal ging met dit bod akkoord. Later op de dag verklaarde De Kort, tegenover notaris Engelberts, dat hij Bijdorp had gekocht voor de gemeente Koudekerk. De eveneens aanwezige burgemeester Marie Jan Everard Kwint, verklaarde op grond van het raadsbesluit, genomen in de spoedeisende vergadering van 15 juni 1933, te handelen en accepteerde de koop namens de gemeente voor de som van 9350 gulden en verbond zich tevens tot beta• ling van de onkosten van de veiling. (28)

De hierboven genoemde spoedeisende raadsvergadering kende slechts één agendapunt, de aankoop van "Bijdorp" door de gemeente en het bestemmen daarvan tot gemeentehuis. De voorzitter zegt, dat de gemeente voor een gewichtig moment staat. Het tegenwoordige gemeentehuis laat aan ruimte veel te wensen over en aan- of verbouw bleek niet praktisch. Thans is het gelukt de hand te leggen op een zeer geschikt pand, hetwelk nog nauw verbonden is aan de historie van de gemeente. De gemeente, zo zegt hij, heeft voor de som van 9350 gulden beslag weten te leggen op de buitenplaats "Bijdorp" en er is al een voorlopige koopakte opgemaakt. De bijkomende kosten zullen 1071,25 gulden bedragen, zodat de aankoop in totaal circa 10420 gulden zal kosten. De raad besloot tot aankoop over te gaan, waarbij het lid Van der Lee geacht wilde worden te hebben tegengestemd, in verband met de moeilijke financi&e tijdsomstandigheden. Tevens werd besloten, om de architect een plan te laten opstellen voor enige inwendige veranderingen en de bouw van een kluis. De heer Van der Lee is van oordeel, dat men beter het pand kan laten afbreken en een geheel nieuw gebouw laten maken. Hierop zegt de voorzitter, dat als dit het geval was, de gemeente niet tot aankoop zou zijn overgegaan, dus dat dit punt buiten bespreking gelaten moet worden.

Deze raadsvergadering zal zeker niet de eerste zijn geweest waarin over de aankoop van Bijdorp is gesproken. Het is anders niet te begrijpen, dat er in deze vergadering zo weinig discussie is geweest over een aankoop door de gemeente, die in feite al had plaats gehad. De raad zou dan nog slechts achteraf zijn goedkeuring hebben mogen geven. Vermoedelijk heeft die discussie al plaatsgevonden in een niet-genotuleerde "geheime zitting", aansluitend aan de openbare raadsvergadering van 12 juni 1933.

De Rijnbode van zaterdag 17 juni 1933 brengt een uitvoerig artikel over de raadsvergadering van 15 juni: Donderdagavond is een spoedeischende raadsvergadering gehouden onder voor• zitterschap van den Burgemeester. Afwezig de heer P. de Jong. De voorzitter merkt op, dat deze spoedeischende vergadering, de leden van den raad niet geheel onverwachts is overvallen. De verkoop van de buitenplaats "Bijdorp" had reeds de aandacht getrokken, als huis der gemeente. Reeds lang zijn plannen in overweging tot nieuwbouw of verbouw van het bestaande, daar gebrek aan ruimte zich reeds lang doet gevoelen, maar daarvoor bestond geen mogelijkheid. Pogingen daartoe aangewend, vooral ook met het oog op de bergruimte voor het archief, hetwelk niet behoorlijk kan geborgen worden tegen brandgevaar, zijn steeds mislukt.

Jaarboek 1997 37 't Plan zou dan nu zijn u voor te stellen tot aankoop van "Bijdorp" en dit te bestemmen voor Gemeentehuis en daardoor overbodige gebouwen, het oude Raadhuis en de Politiewoning te verkopen. Op hedenmorgen plaats gehad hebben• de verkooping is de gemeente eigenares geworden voor de prijs van f9350,- plus f 1070,- kosten, waarbij ongetwijfeld nog meerdere kosten van inrichting enz. zal komen. De heer Van der Lee stemt niet geheel de noodzakelijkheid toe en acht de tijdsomstandigheid daartoe niet gewenscht. De voorzitter meent, dat regeeren vooruitzien is, en dat de omstandigheden zich nog wel eens wijzigen zullen. In gelijken geest spreken enkele leden. Hierna wordt het voorstel goedgekeurd (de heer Van der Lee stemt tegen). De vz. is verheugd met dit besluit en hoopt dat in het straks te openen nieuwe raadhuis verstandige en goede besluiten in het belang der gemeente zullen worden genomen. Een crediet-aanvrage voor het aanbrengen van veranderingen in genoemd pand, wordt vooralsnog niet toegestaan, daar eerst het gebouw rustig moet worden bezien en de plannen tot inrichting kalm moeten worden overwogen. Binnen enkele weken zal daartoe uwe medewerking worden gevraagd, aldus de Vz., waarna de vergadering wordt gesloten.

Dat niet iedereen het met de aankoop van Bijdorp en de inrichting daarvan tot gemeentehuis eens was, blijkt uit een ingezonden stuk in De Rijnbode van woensdag 21 juni 1933. Dit stuk, dat buiten verantwoording van de redactie werd geplaatst, luidt als volgt: Dat de aankoop van "Bijdorp" door de gemeente zeer verschillende beoordelingen zal hebben uitgelokt, zal niemand bevreemden, maar dat dit Heerenhuis zoals het zich thans bevindt, zal worden omgezet in een Gemeentehuis, zal bij vele weldenkende menschen geen bijval vinden. De aankoop kan inderdaad niet te duur genoemd worden, zoals het nu is ingericht, maar, de zure appel zal nog wel achteraankomen, want er zullen, eer naar den eisch is ingericht (wellicht nog niet direct, maar in de toekomst) wel enkele duizenden guldens aan besteed moeten worden. Het zal al beginnen om boven een geschikte woning in te richten, om daar iemand weg te stoppen (er wordt gezegd van de gemeentepolitie) wat niet is om jaloersch op te worden. Dat zal het eerste begin zijn, maar hetgeen later zal volgen, zullen de belastingetalers wel aan den lijve voelen. Ja maar, wordt er gezegd, de oude secretarie (hoewel deze er veel nieuwer uitziet dan de toekomstige) wordt of is te klein. Dat kan waar zijn; maar daarnaast dient men toch de vraag te stellen: wat zal het (oude) gemeentehuis opbrengen bij verkoop? Eer het tot een geschikt en bruikbaar woonhuis is ingericht, zal vermoedelijk meer uitgegeven zijn, dan het oude gebouw bij verkoop zal opbrengen. Ik zou daarom dit raadsbesluit ongemotiveerd willen noemen. Beter ware het m.i. als het in gebruik zijnde gemeentehuis door aankoop van 5 a 6 M grond verlengd werd, waardoor ruimte zou ontstaan voor een brandvrije kluis voor het archief, een fietsenbergplaats, een geschikt keukentje met brandstofbergplaats enz. Daarnaast zou er dan boven nog ruimte te over zijn voor andere doeleinden. Naar geruchte zouden er dan nog wel één of meer gegadigden zijn voor dan aankoop van dit heerenhuis (Bijdorp) dat dan ook als ambtswoning voor den Burgemeester zou kunnen worden ingericht. Dat zou naar mijn bescheiden mening de mooiste en voordeligste oplossing zijn. Met beleefden dank voor de plaatsing.

Een getrouw lezer en Abonné. Koudekerk, 21 juni 1933.

Op 19 juli 1933 komt in de openbare raadsvergadering het voorstel aan de orde om tot onderhandse aanbesteding van de bouw van een kluis in het nieuwe raadhuis over te gaan. Het was de bedoeling om de kelder en de keuken tot archiefplaats in te richten. De laagste inschrijver was de metselaar G. de Graaff voor een bedrag

38 Historisch Genootschap Koudekerk van 610 gulden. Ook stemde de raad in met het voorstel een centrale verwarming te laten aanleggen door de Centrale Verwarmings Unie uit Rotterdam, voor de som van 990 gulden. Voor verdere werkzaamheden, zoals schilderen, behangen, leggen van vloerbedekking en stoffering, stelde de raad een krediet van 1750 gulden beschikbaar. Omdat in de toekomst het brandspuithuisje ontruimd zou moeten worden, stelde de voorzitter voor om de brandspuit naar het koetshuis op het terrein van "Bijdorp" over te brengen.

Op 29 september 1933 vond tijdens een raadsvergadering de ingebruikneming van het nieuwe raadhuis plaats. Het was een eenvoudige opening. Er waren geen uitnodigingen verstuurd; toch was er veel belangstelling, zowel van binnen als buiten Koudekerk. In zijn toespraak vertelde de burgemeester over de geschiedenis van "Bijdorp" en het oude raadhuis. Maar blijkbaar had hij zich niet al te grondig in die geschiedenis verdiept, gezien het aantal onjuistheden dat hij naar voren bracht. Lang was volgens hem uitgezien naar een nieuwe behuizing. De toenemende overheidsbemoeiing met de daaraan gekoppelde groei van de administratie maakten, dat het oude raadhuis al jaren te klein was. Het oud-archief was niet veilig opgeborgen en er bevonden zich een grote hoeveelheid papier en kasten op de tweede verdieping. Nu was het oud-archief brandvrij opgeborgen in een kluis en het koetshuis zou dienst gaan doen als bergruimte voor diverse diensten. Tijdens de verbouwing was gebleken, dat "Bijdorp" solide gebouwd was en het verhaal als zou het onbewoonbaar zijn, was een fabeltje. Aan het einde van zijn toespraak bood hij als openingsgeschenk "het wapen van de gemeente" aan, dat een plek in de raadzaal zou krijgen. Vervolgens sprak wethouder Slegtenhorst. Ook hij ging in op de noodzaak om een nieuw gemeentehuis te betrekken. Het oude gebouw was te klein en was door het archief (oud en nieuw) overbelast, ook was de burgemeesterskamer te klein om bezoekers te kunnen ontvangen. Namens de gemeente-ambtenaren bood hij een recent portret van H.M. de Koningin aan "als blijk van verknochtheid aan Koningin en Koudekerk". Tot slot bracht de burgemeester van Woubrugge de felicitaties over en bood "een fraai tinnen inktstel" voor de burgemeesterskamer aan.

Slotopmerkingen

Het oude raadhuis werd op 27 juli 1934 voor 1500 gulden verkocht aan Willem Anthonie van den Dool, hoofd van de openbare school in Koudekerk en zijn broer Jan van den Dool, boterhandelaar in Veur (thans deel van de gemeente Leidschen• dam). Zij hebben zelf nooit in het huis gewoond. Tot aan de sloop, omstreeks 1973, is er een kapperszaak in gevestigd geweest, waar achtereenvolgend Basie, Schuurman en Anton de Witte hun beroep uitoefenden.

Bijdorp heeft tot 1 januari 1991 dienst gedaan als gemeentehuis van Koudekerk aan den Rijn. In loop van de jaren is het een aantal keren verbouwd. In 1958/1959 is de benedenverdieping verbouwd en in 1969 is het pand verbouwd en heringericht. Na de samenvoeging van Koudekerk aan den Rijn met Hazerswoude en Benthuizen tot de gemeente Rijneveld in 1990 is het pand op 28 april 1995 verkocht aan de "Stichting de Hoven" te Naaldwijk, die er een dagverblijf voor geestelijk gehandicapten in heeft gevestigd .

Jaarboek 1997 39 Links op deze naoorlogse foto, de kapsalon van de heer A. de Witte.

Noten

1. A. van Meurs was schout van Koudekerk van 1812 tot 1821, tevens was hij na 1816 secretaris. 2. Van 1812 tot 1817 waren Koudekerk en Hoogmade samengevoegd. 3. Rechterlijk archief van Koudekerk. Inv. nr. 48 4. van Ollefen somt in zijn "Stads- en Dorpsbeschrijver van Rijnland" (1801) een aantal buitenplaatsen op, die toen in Koudekerk stonden. Eén daarvan is Vrijheid-Blijheid van J. van Bunschooten. 5. Deze kapel bevindt zich in de Ned. Herv. kerk alhier. 6. Een kapoen is een vetgemeste en gecastreerde haan. 7. De boerderij "Kindervreugd", vroeger "Dwaal ik, wacht U" genaamd, staat op die plaats. 8. Met "bouwerij" wordt hier het boerenbedrijf bedoeld. Een boer werd in die tijd ook wel bouwman genoemd. 9. Rechterlijk archief van Koudekerk. Inv. nr. 50. 10. Notarieel archief van Koudekerk tot 1843. Inv. nr. 5227. 11. Archief Koudekerk. Losliggend in "Notulboek 1817 - 1828". 12. Archief Koudekerk. Notulboek 1817 -1828. 13. Notarieel archief van Koudekerk tot 1843. Inv. nr. 5227. 14. Idem. 15. Notarieel archief van Koudekerk. Inv. nr. 391. 16 Volgens drs. J. Droge, tijdens zijn lezing voor het Hist. Genootschap Koudekerk op 22 april 1996. 17. Kadaster Zoetermeer. Overschrijvingsregister Leiden deel 175 nr 29. 18, Kadaster Zoetermeer. Overschrijvingsregister Leiden deel 200 nr 8. 19. Kadaster Zoetermeer. Overschrijvingsregister Leiden deel 205 nr 50. 20. Kadaster Zoetermeer. Overschrijvingsregister Leiden deel 272 nr 67. 21. Kadaster Zoetermeer. Overschrijvingsregister Leiden deel 321 nr 75. 22. Kadaster Zoetermeer. Overschrijvingsregister Leiden deel 357 nr 40. 23 Kadaster Zoetermeer. Overschrijvingsregister Leiden deel 451 nr 9 24 Kadaster Zoetermeer. Overschrijvingsregister Leiden deel 516 nr 3. 25 Kadaster Zoetermeer. Overschrijvingsregister Leiden deel 629 nr 64. 26 Kadaster Zoetermeer. Overschrijvingsregister Leiden deel 729 nr 47. 27 Kadaster Zoetermeer. Overschrijvingsregister Leiden deel 901 nr 3. 28 Kadaster Zoetermeer. Overschrijvingsregister Leiden deel 1241 nr42.

40 Historisch Genootschap Koudekerk Geraadpleegde bronnen en literatuur.

• Mr. A.S. de Blécourt. Ambacht en Gemeente. De regeering van een Hollandsch dorp gedurende de 17e, 18e en 19e eeuw. Zutphen 1912. • Mr. A.S. de Blécourt. De ambachten in Rijnland, Delfland en Schieland. Haarlem 1902. • L. van Ollefen. De stads- en dorpsbeschrijver van Rijnland II". Amsterdam 1801. • Prof. mr. dr. W. Jappe Alberts. De geboorte en groei van de Nederlandse gemeente. , 1966. • J.C.N. Raadschelders. Cahiers voor Lokale en Regionale Geschiedenis. Lokale bestuursgeschiedenis. Zulphen, 1992. • H.J. Habermehl en A. van Triest. Met pen getekend. Alphen aan den Rijn, 1995. • J.W. Regt. Hoge heerlijkheid en gemeente van Koudekerk. Gouda 1855. Heruitgegeven door C. Kroon, Leiden 1975 en Hazerswoude 1992. • Ridder-Hendrik Samsom sr. De Degenstok. Uitgever C. Breekweg. België. Wett. depot: D/l 988/0247/069. • B. Vos. Jacobus Baltus Samsom, een man met kwaliteiten? Jaarboek 1996 van het Historisch Genootschap Koudekerk. • Archief Kadaster en de openbare registers te Zoetermeer. • Archief van Koudekerk in het Streekarchief Rijnlands Midden te Alphen aan den Rijn. • De Rijnbode. Nieuws- en Advertentieblad voor Alfen, Aarlanderveen, Oudshoom en omstreken.

september 1997 W. Lagerweij

Jaarboek 1997 41 Het beterhuis Over-Rhijn (2)

n het Jaarboek 1995 van ons genootschap is een artikel opgenomen (blz. 30 e.v.) Iover een zogenaamd beterhuis, dat in de 17e en 18e eeuw in Koudekerk heeft gestaan. Daarin werd een aantal voorvallen van opnames in het beterhuis beschreven van lieden, die om een of andere reden voor de familie te lastig waren geworden om vrij rond te kunnen lopen. Deze "enfants terribles" konden in die tijd, met goedvinden van de overheid, voor enige, soms langere, tijd worden opgesloten in een particulier tehuis, in de hoop dat zij er van hun onhebbelijkheden zouden genezen (beter worden). Koudekerk bezat een dergelijk huis als één van de eerste in Holland, hetwelk goed stond aangeschreven. Het artikel eindigde met de vraag: "Waar heeft het huis gestaan?"

Bij het nader onderzoek tot plaatsbepaling drong zich ook de behoefte op om te pogen de start van het beterhuis te achterhalen, alsmede vast te stellen wie in de loop van het bestaan van het huis, de achtereenvolgende eigenaren zijn geweest. Een en ander leverde voldoende interessante gegevens op voor het navolgende verslag.

Het begin

Na de 80-jarige oorlog met Spanje is de Republiek in het begin van de tweede helft van de 17e eeuw aan haar eerste stadhouderloze tijdperk begonnen. Met Engeland worden de eerste twee van de vier oorlogen gevoerd. De Ruijter maakt z'n beroemd geworden tocht naar Chatham. Het is de tijd van Johan de Witt, Tromp, Vondel, Huijgens, Van Leeuwenhoek, enz. Intussen verklaart Frankrijk de Republiek ook nog de oorlog. De Fransen vallen de Nederlanden binnen en bezetten in juni 1672 zelfs Utrecht en Woerden. In augustus van hetzelfde jaar worden de gebroeders De Witt in Den Haag vermoord en wordt Willem III weer stadhouder van de Noordelijke Nederlanden. Het jaar daarop trekken de Fransen zich noodgedwongen uit de Republiek terug. Ondanks een terugval in de economische bloei is er een schril contrast tussen de rijke regenten en kooplieden en de arme stads- en plattelandsbevolking. Door de VOC worden naast specerijen, o.a. koffie en het geneeskrachtig kruid thee naar ons land verscheept. Koudekerk is dan een Hooge Heerlijkheid en Ambachts• heerlijkheid onder de heren Van Poelgeest. Een kleine dorpsgemeenschap van circa 120 huizen en ongeveer 600 inwoners. Er is een Groot-Poelgeest, woonstede van de Heer, dat na de restauratie in het begin van de 17e eeuw niet meer de allure heeft van een middeleeuws kasteel. In het westelijk deel van de Hoogewaard treffen we Klein-Poelgeest en Den Toll aan, welke beide kasteelachtige huizen in goede staat verkeren en worden bewoond. In 1675 brandt de ridderhofstad Den Toll volledig af en wordt herbouwd als buitenplaats. Er zijn meer van dit soort riante huizen, o.a. het Slot Paanderen in de Hoogewaard bij het Prinsenschouw. Langs de Oude Rijn is het in 1664 door de steden Leiden, Woerden en Utrecht aangelegde jaagpad in gebruik genomen. Door de lintbebouwing in Koudekerk ligt het pad deels langs de zuidelijke oever van de rivier en vinden we aan de west- en oostzijde van het dorp een overvaart voor de trekpaarden.

Het is 7 mei 1669 als Juriaen Juriaensz. Wuijst van Dirck Jacobsz. Verbaen een huis koopt, gelegen in de Hoogewaert op een stuk grond, groot 100 roeden. Hij betaalt daarvoor een bedrag ad. 1235 gulden.(l)

42 Historisch Genootschap Koudekerk Zoals zal blijken, beoogt Wuijst met deze aankoop een gesloten tehuis te beginnen voor lieden (commensaelen), die voor kortere of langere tijd, aan het maatschappelijk verkeer onttrokken moeten worden. Ongetwijfeld zal Wuijst hiervoor van schout en schepenen de benodigde goedkeuring verkregen hebben, doch dit is niet meer na te gaan.

Aan het begin van het onderzoek is op goed geluk in de Oud-Rechterlijke archieven gespeurd naar een akte, waarin sprake is van een beterhuis. Met behulp van de reeds bekende namen van casteleijns (zie artikel Jaarboek 1995) en voorzover er een alfabetisch register was bijgevoegd, werd een akte gevonden, waaruit bleek, dat het beterhuis met erf zich in de Hoogewaard bevond en een oppervlakte bezat van 100 Rijnlandse roeden. Met deze gegevens werden de Rijnlandse Morgenboeken erop nageslagen.

Sinds 1544 werden door de ambachtsheren registers bijgehouden, in Rijnland Morgenboeken geheten, waarin om de vier jaar (in schrikkeljaren) het grondbezit binnen het ambacht werd vermeld. Op grond van deze gegevens werd door het Hoogheemraadschap van Rijnland de waterschapsbijdrage, omslag geheten, per eigenaar bepaald. Deze registers bevinden zich in het archief van Rijnland te Leiden. Per polder werd steeds in dezelfde volgorde het grondbezit geregistreerd. In de Heerlijkheid van Koudekerk werd voor de Hoogewaard de volgorde van oost naar west aangehouden. In het Morgenboek voor het jaar 1704 werd bij een vermelde grootte van 100 roeden de naam aangetroffen welke eveneens voorkwam in de hiervoor genoemde akte. Op grond van de vaste volgorde van aantekening, is in de eraan voorafgaande boeken het perceel van het beterhuis te traceren.

Morgenboek 1676, met op het rechterblad, 2' alinea, de vermelding "Juriaens Wuijst, eijgen.(aar) 0.1.0. ( 0 morgen. 1 honderd.0 roeden )'

Jaarboek 1997 43 Zo blijkt er in 1676 nog een vermelding te zijn, maar in 1668 (helaas ontbreekt het morgenboek van 1672) is er op de vereiste positie geen eigendom meer van die grootte. Uit vergelijking van de beide laatste registers kon worden opgemaakt, dat uit twee eigendommen ter grootte van 250 roeden elk, twee nieuwe bezittingen waren ontstaan van respectievelijk 400 en 100 roeden. De laatste staat ten name van Juriaen Juriaensz. Wuijst, waarna de hiervoor genoemde akte uit 1669 kon worden opgespoord.

Het was in die tijd gebruikelijk, dat in een koopakte van onroerende goederen, de belendende (aangrenzende) eigenaren werden vermeld. In de onderhavige akte blijkt uit de belendingen, dat het gekochte stuk grond tussen de weg en de Oude Rijn gelegen was, of wel belent ten suijden den Rijn en ten noorden den Hoogewaertse wegh. Ook is er sprake van een wijck, een zijsloot van de Rijn, die geheel binnen het gekochte perceel ligt. Dan is er nog een voorwaarde bij de koop t.w. met conditis dat op dese partije nu, nochte tot euwige dage geen calckoven en sall mogen worden gesticht.

Protocolboek, folio 50

gena-emt he-t beterhuijs folio 50v (vervolg)

Gedeelte uit de Akte van Geldlening d.d 26 april 1672. Van de eerste vijf regels is de transcriptie in de tekst opgenomen.

44 Historisch Genootschap Koudekerk Verkoper Verbaen had er dus kennelijk belang bij, dat er in Koudekerk niet nog een kalkoven bij kwam. Driejaar later, op 26 april 1672, leent Juriaen Juriaensz. Wuijst van Erasmus Comelisz. uit Leiden tien hondert guldens (2). Uit de door Pieter van Heijningen, Schout en Baljuw van de Heerlijkheid Koudekerk opgemaakte akte blijkt, dat Wuijst ende tot naecominge van 't geene voornoemt eerst speciael de huijsinge ende erve met sijne pootinge ende plantinge ende verder getimmerte, genaemt het beterhuys, gelegen in de Hoogenwaert, enz. als onderpand geeft. Hier komen we voor het eerst de benaming beterhuis tegen en uit de wijze waarop gesteld, mag worden aangenomen dat het reeds voor het sluiten van de geldlening als zodanig in gebruik was. Kennelijk had Wuijst de bedoeling om het een en ander aan het huis te verbeteren ten behoeve van het onderdak geven en gedetineerd houden van de commensaelen.

Het vervolg

Stadhouder Willem III is in 1677 getrouwd met de Engelse Mary Stuart. De Ruijter is gesneuveld bij een zeeslag in de Middellandse zee. Willem maakt zich zorgen over de Franse dreiging, maar de regenten willen geen geld geven voor nieuwe oorlogen. Als in 1685 het Edict van Nantes wordt herroepen, voelt protestants Europa zich bedreigd. Veel Hugenoten vluchten uit Frankrijk naar o.a. de (protestantse) Republiek. Willem vaart naar Engeland en verjaagt de katholieke koning Jacobus II. Het is het begin van de Negenjarige Oorlog met Frankrijk. Aan het eind van de eeuw bezoekt tsaar Peter de Grote Zaandam en Amsterdam. In 1702 overlijdt Willem III en begint het Tweede Stadhouderloos tijdperk. Het is 1713 als er weer echte vrede is. De Zuidelijke Nederlanden komen onder Oostenrijks bestuur. In de Noordelijke begint zich het omslachtig regeringssysteem te wreken. Provinciale (gewestelijke) en stedelijke besturen, klampen zich vast aan hun voorrechten, waardoor veel misstanden en corruptie zich handhaven. Ondanks de vele rijken is de Republiek bijna bankroet, mede door de onbevredigende wijze waarop de belastingen worden geheven.

In 1682, is er een regest aan het Hoogheemraadschap van Rijnland van ene M.A. Schoorman, directeur van het beterhuis in Koudekerk, waarin hij verzoekt om achter het huis aan de oever van de Rijn een plankier te mogen maken voor het aanleggen van vaartuigen.(3) De vraag is of Schoorman ook eigenaar is geworden van het beterhuis. Volgens de eerder genoemde morgenboeken van Rijnland, wordt Jur. Juriaensz. Wuijst in 1684 nog als eigenaar vermeld.

Schoorman beheerde het huis en noemt zich directeur in afwijking van het elders inmiddels gebruikelijke casteleijn. In het morgenboek van 1688 staat Maximilianus Augustinus Schoorman echter wel vermeld als de omslagplichtige. Dit hoeft echter niet te betekenen dat hij inmiddels eigenaar was geworden, te meer daar in 1692 weer ene Hendrick van den Heuvel als eigenaar wordt genoemd, terwijl pas in 1694 Schoorman naar Amsterdam vertrekt (zie Jaarboek 1995, blz. 34) om daar casteleijn te worden van het stadsbeterhuis. In het Morgenboek van 1696 staat vervolgens Comelis Everdingen vermeld als eigenaar en gebruiker van het perceel waarop zich het beterhuis bevindt. Deze vermelding is niet juist, aangezien op 21 maart 1698 Hendrick van den Heuvel als getrouwt hebbende juffr. Clara Wuijst, eenigh kint ende erfgenaeme van Juriaen Juriaensz. Wuijst, het beterhuis verkoopt aan Comelis Everdingen, voor de somma van 2421 guldens.(4) Vader Wuijst is dus kennelijk voor 1692 overleden, waarna zijn dochter met haar man het beterhuis hebben voortgezet. Gelet op de vermelding in het Morgenboek mag worden verondersteld, dat zij na het vertrek van Schoorman een nieuwe directeur (casteleijn) hebben aangetrokken in de persoon van Comelis Everdingen.

Jaarboek 1997 45 Deze wordt later (1698) dus eigenaar van het beterhuis. Reeds op 18 juli 1704 compareerde ter secretarije van Koudekerk de Ed; juffr: Aletta Bisardt, weduwe Corn: van Everdingen - directrice van het beterhuijs tot Koudekerk ende Jan van der Agter in qualiteijte als voogt over het minderjarige weeskint van Com: van Everdingen- geprocureert (gevolmachtigd) bij Catharina Biggen, volgens testamentaire dispositie (beschikking) dewelke verklaarde verkogt ende Hendrik Ter Weijde woonende tot Leijden, dewelke verklaerde gekogt te hebben Een Huijs ende Erve, Pootinge ende Plantinge aart en naegelvast daar opstaende, ende gelegen in de Hoogewaert, sijnde het beterhuis, enz voor een somma van vijff duijsent een hondert gulden mitsgaders een vereering van een hondert gulden voor het voornoemde weeskint contant, enz. (5) Ook de weduwe laat zich directrice noemen. In de korte tijd dat het echtpaar Van Everdingen het beheer over het beterhuis voerde, is de waarde van het geheel aanzienlijk gestegen. Het huis had duidelijk een goede naam verworven, wat de koopsom in zes jaar tijd deed verdubbelen. Volgens de morgenboeken is de nieuwe eigenaar Ter Weijde ook de bruijker van het huis, met andere woorden de casteleijn.

Vervolgens duurt het dertig jaar alvorens er weer een verkoop van het beterhuis plaatsvindt. Ook nu gaat het weer om een verkoop door de nabestaanden, want ten overstaan van schout Boudewijn van der Neut koopt op 3 september 1734 Comelis Steeneveld het beterhuis van de erfgenamen van Anna van Schaaijk, weduwe van Hendrik Terweijde, voor de som van ƒ 2850,-(6). In de omschrijving van het huis is er sprake van een Verbeeter Huijs, genaamt Over Rijn. De naam was reeds eerder vermeld in een visitatierapport van het Hof van Holland uit 1724. Vanaf de twintiger jaren brachten enkele raadsheren als gecommitteerden, regelmatig controlebezoeken aan die beterhuizen waar commensaelen waren geconfinieert op een arrest van het Hof. In genoemd rapport wordt Anna van Schaaijk genoemd als casteleijnse, wat er mogelijk op duidt dat haar man dan al overleden is. In een rapport uit 1729 wordt melding gemaakt van een zoon, die haar assisteert bij het beheer van het beterhuis. In april 1734 bezoeken de gecommitteerden van het Hof van Holland OVER RIJN op het moment dat Anna begraven wordt. Eerder ge• noemde zoon blijkt dan reeds in 1732 te zijn overleden. Aangezien er twee minderjarige kinderen zijn, krijgen de voogden het advies het beterhuis te verkopen aan iemand die het bedrijf wil voortzetten. Intussen neemt een bekwame knecht met een paar bedienden het beheer zolang waar. Betreffende OVER RIJN wordt door het Hof nog in 1737, 1756 en 1761 gerapporteerd.(7).

Gelijktijdig met de koop van OVER RIJN leent de uit Soeterwoude afkomstige Steeneveld een geldbedrag groot ƒ 2850,- van de heer Jan Booij uit Leiden. Deze hypotheek zal worden afgelost met Hondert guldens te gelijk, wel meerder maar niet minder, telkens met den intresse van Dien gerekent tegens drie guldens van 't Hondert in 't Jaar zullende het eerste Jaar Intresse dien volgende verscheenen zijn den 3en September 1735 en zo vervolgens van Jaar tot Jaar. Ook in deze akte (8) wordt het huis en de erve met zijn belendingen weer beschreven. Blijkens een aantekening in de marge, wordt de akte geroyeert den 2de julij 1746, met andere woorden Steeneveld heeft aan z'n aflossingsverplichting voldaan. Zowel uit eerdergenoemde visitatierapporten van 1737 en 1756 als uit de morgenboeken blijkt dat Comelis Steeneveld zelf het beheer over het huis en zijn bewoners voert.

46 Historisch Genootschap Koudekerk De Hoogewaert, detail van de kaart van Melchior Bolstra, anno 1746.

Het verloop

In de 18e eeuw raken de Zeven Provinciën hun positie als grote mogendheid kwijt. Hoewel de handel zich redelijk weet te handhaven, kwijnt de industrie. In 1720 is er een grote beurskrach, die in de Republiek zijn sporen nalaat. De kloof tussen arm en rijk wordt groter. Terwijl de heren van stand de kof• fiehuizen bezoeken, drinken de dames thuis een nieuwe drank, genaamd thee. Nog steeds klampen de provinciale en gemeentelijke besturen zich vast aan hun voorrechten, waardoor van een krachtig centraal bestuur geen sprake kan zijn. Ook onder de in 1747 aangetreden Willem IV, welke erf-stadhouder van de Unie was geworden, en zijn minderjarige opvolger Willem V, bleven de corruptie en de misstanden in de Republiek bestaan. Het is de oorzaak van de opkomst van de patriottenbeweging. In 1751 heerst er een grote veepest met alle nare gevolgen. Willem V trouwt in 1767 met prinses Wilhelmina van Pruisen. De ontwikkelde burgerij, die geen toegang had tot de regeringscolle• ges, keert zich af van de stadhouder en wil komen tot democratische hervormingen. In de Republiek bestaat veel sympathie voor de Amerikaanse kolonisten in hun strijd tegen Engeland (1775-1783). In 1780 breekt de Vierde Engelse Oorlog uit, die onze handel enorme schade berokkent. De Engelsen beheersen de zeeën; ze hebben 10 maal zoveel oorlogsschepen als de Republiek.

Op 15 mei 1760 wordt ten overstaan van schout Fredrik Brouwer, het beterhuis gekocht door Comelis Muserie van de erve en nakomelingen van wijlen Comelis van Steeneveld.(9) Muserie wordt in de akte vermeld als mede Scheepen alhier .

Jaarboek 1997 47 De koopsom, groot ƒ 2480,-, zal in vier termijnen worden voldaan, te beginnen met ingang van 15 mei 1761 met toevoeging van de interest van 41/2 %. Bij de transactie zijn ook aanwezig Abraham Rothuis, schout van Leijmeijden en Vriesekoop, en Dirk Slob, schout van Cudelstaart. Zij verklaren, tot nadere en meerdere sZeekerheijd van Hendrik van Steeneveld, Wijbrand van der Jagt en Jan van Geenen, executeurs van het testament van Com. van Steeneveld, zich als borg te stellen voor den eerste comparant Comelis Muserie. De akte is overigens doorgestreept met de aantekening van de secretaris Thomas de Moor, dat ze op 19 maart 1764 is geroyeerd, na vertoon van een kwitantie van volledige betaling. Op zich een vreemde zaak dat een koopakte na drie jaar wordt doorgehaald. Het blijkt dat op dezelfde datum van 19 maart 1764 eerder genoemde Dirk Slob het beterhuis koopt van Muserie voor het nogal forse bedrag van ƒ 3720,-Verder is bepaald dat Muserie zo lang hij leeft het huis mag bewonen tegen een huur van ƒ 180,- per jaar, te betalen in vier termijnen (10). Uit de Rijnlandse Morgenboeken van 1764 en 1768 blijkt ook dat Slob eigenaar is en Muserie gebmiker. Of dat ook wil zeggen dat hij als casteleijn optreedt is niet duidelijk, maar in de laatste rapportage van het Hof van Holland van 1761 wordt hij als zodanig wel genoemd. De handelwijze van Slob is wellicht te verklaren uit het feit dat er een familieband zou zijn, want Muserie is gehuwd met Hester Slob. Het zou dus zo kunnen zijn dat er de nodige schulden waren gemaakt, o.a. met betrekking tot de aflossing van de koopsom en dat Slob door een vorstelijke betaling de boel heeft willen saneren. Die indruk wordt versterkt doordat nadien de Muserie's schulden maken, wat blijkt uit meerdere regtdagen tussen juli 1767 en mei 1768, wanneer een aantal schuldeisers zich melden bij schout en schepenen, met de klacht dat Comelis Muserie zijn verplichtingen jegens hen niet nakomt. Zelfs is hij nog penningen en bedegeld verschuldigd aan de Heerlijkheid. Het totaal aan schulden bedraagt 718 guldens, 12 stuivers en 8 penningen. Op 4 mei 1768 vergaderen schout en schepenen naar aanleiding van een reqest van Muserie en zijn vrouw om aan te stellen Een off meer Curateuren om alle hunne Crediteuren op een Egualen Voet te handelen en zoo veel teegenwoordig in hun is den zeiven Verder Nadeel Voor te Koomen. Besloten wordt om de schout Thomas de Moor en burger Lubertus Vos te belasten met de voorschreeven Boedels onder behoorlijke Inventaris te aanvaar• den, alle Goederen van haar Supplianten (verzoekers) Boedels in publicque Veijlinge te verkoopen. Vervolgens wordt in de omliggende gemeenten afkondiging gedaan van een en ander, om eventuele meerdere schuldeisers in de gelegenheid te stellen zich te melden.(ll)

In het Gaarders-Impostboek van Koudekerk lezen we vervolgens, dat op 21 juni 1768 ten huize van de echtelieden Comelis Muserie en Hester Slob, meubelen, huisraad en inboedel, welke boedels insolvent en onder Curateelen gesteld waren, zijn geveild.(12). Uit de notulen van de regtdag op 1 november 1768 blijkt dat de veiling 298 guldens en 15 stuivers heeft opgebracht. Beide curatoren doen verslag van de verdeling over de crediteuren van het bedrag dat resteert na aftrek van de kosten. Ook bij Dirk Slob is er een huurschuld.(13) Deze gang van zaken zal aan de naam van het beterhuis, dat nu in de stukken steeds vermeld wordt als verbeterhuis, geen goed hebben gedaan. Op de openbare verkoping, welke op 13 december 1768 in het Regthuis van Koudekerk plaats heeft, geeft de omschrijving van het huis aanleiding tot de veronderstelling dat het eerder om een woonbestemming dan om een logement voor commensalen gaat. Eventuele kopers wordt voorgehouden dat het gaat om Een Groot, Hegt, Sterk en Weldoortimmert Huijs en Erve, groot off verongeldende voor 100 Roeden, genaamd OVER RHIJN, van ouds her onweedersprooken Gebruijkt tot een Verbeeterhuijs, enz.(14) Het huis wordt verkocht voor ƒ 908,- aan Anthonie van Luijnen uit Hazerswoude, waar deze sinds 1753 het beterhuis NIEUWENBURG

48 Historisch Genootschap Koudekerk aan de Hoge Rijndijk als casteleijn beheerde. Hij was dus ongetwijfeld bekend met de situatie aan de noordzijde van de Oude Rijn en zal zeker niet meer geboden hebben dan wat het huis waard was. Overigens een aanzienlijk verschil met de bedragen, die de laatste keren ervoor betaald werden, wat er mede op duidt dat het huis, ondanks bovenvermelde omschrijving, in niet zo'n beste staat verkeerde. Of het beterhuis als zodanig bleef functioneren is niet te achterhalen. Waarschijnlijk heeft Van Luijnen de boel goed laten opknappen, want nog geen jaar later, namelijk op 21 juli 1769 verkoopt hij het huis aan Gerard Obreen, woonende binnen de stad Gouda geschiedende deeze Koop en Verkoop om ende voor een Somma van Twee Duijsend Neegen Hondert Guldens de kooppenningen zullen moeten worden betaald in grojf zilvergeld, bij 't doen van den Transporte, welke zal moeten geschieden voor off op den Eersten October van deesen Loopende Jaare, enz. (15). Bij deze koop en verkoop is mede aanwezig de moeder van Obreen, mejuffrouw Emenentia Casteleijn, weduwe en boelhoudster van wijlen de heer Jacobus Obreen. Zij verklaarde zich tot Borg als Principaal te stellen voor haar zoon.

Het einde

Uit het verloop van de verdere lotgevallen van deze Obreen, staat vast dat hij of wel zijn moeder, aan zijn c.q. haar verplichtingen heeft voldaan en dat hij eigenaar is geworden van OVER-RHUN. Maar al spoedig blijkt dat hij nalatig is om de nodige betalingen te doen. In het Scheepenen-Dingboek van Koudekerk is op 3 juli 1770 genotuleerd, dat Obreen o.a. de vereiste penningen aan de Heerlijkheid bij de koop van het huis en de schuldbrief voor een lening nog steeds niet heeft voldaan. Het gaat om een bedrag van ƒ 173,15. Tevens eist Arij Ijsbrandsz. Koppen te Schipluij betaling van ƒ 35,59 voor levering van 2/8 boter aan Obreen, terwijl Jacobus Bodegrave, thuijnierder te Haserswouij een vordering heeft voor verrichte werkzaamheden tot een bedrag van ƒ 23,73.(16) Waarschijnlijk hebben zich nog meerdere schuldeisers gemeld, zoals het zijn voorganger Muserie verging, want uit het Gaarders-Impostboek blijkt, dat op 4 september 1770, meubilair, huisraad en inboedel van Gerard Obreen bij executie in het Regthuis van Koudekerk zijn ver• kochten). Er is dus wederom sprake van een leeghuis in plaats van een beterhuis.

Obreen wordt armlastig en uit de verslagen in het Resolutieboek van de Heerlijkheden van Koudekerk en Poelgeest blijkt dat schout en ambachts• bewaarders de problemen zien aankomen, want zij vragen Obreen herhaaldelijk om de zogenaamde Acte van Indemniteit of wel een acte van verseekering, die werd afgegeven door de gemeente waar betrokkene oorspronkelijk vandaan kwam en inhield dat die gemeente, zo die persoon in gebreke zou blijven, op welke manier dan ook, hem of haar weer zouden accepteren ingeval van terugzending. Van de moeder van Obreen, die zo bereid was voor haar zoon borg te staan, vernemen we niets meer. Waarschijnlijk heeft ze de handen van hem afgetrokken of wel speelde ze de rijke weduwe die ze niet was. Obreen laat schout Johannis Haselkamp weten dat hij bij Rotterdam om de acte verzocht heeft doch dat deze gemeente geen acten meer afgeeft bij vertrek naar een plattelandsgemeente. Bij navraag blijkt dit onjuist te zijn. Zowel in de vergadering van 5 december 1770 als die van 2 januari 1771 komt Obreen niet opdagen om z'n gedrag voor schout en schepenen te verantwoorden. In de verslagen van deze vergaderingen, sessies geheten, wordt Obreen aangeduid als geweesen Casteleijn in het Verbeeterhuijs OVER-RHIJN, waaruit zou kunnen blijken dat het huis als zodanig niet meer functioneerde.(18).

Jaarboek 1997 49 En daarna

Nog tweemaal komen we Obreen in de verslagen in het Resolutieboek tegen t.w. 16 januari en 7 febmari 1771. Bij de eerste is Obreen zelf aanwezig, waarbij hij verklaart alles in het werk te hebben gesteld om de vereiste acte in zijn bezit te krijgen, wat tot dan niet was gelukt. Hij probeert met uitvluchten er onderuit te komen. Tevens blijkt, dat Obreen getrouwd is. Er tussendoor, op 5 februari 1771, is er een regtdag, waar Cornelia Erkelens uit Rotterdam tegenover schout en schepenen optreedt als eijsseresse. Zij wordt een meerderjarige ongehuwde dochter genoemd. De gedaagde, die niet aanwezig is, is onze gewezen kastelein, wiens vrouw Alida Elisabeth Erkelens heet en dus kennelijk familie is van Cornelia. De laatste laat zich bijstaan en vervangen door de heer Henricus Hollingerus van Landsbergen. Uit het verslag blijkt dat Obreen tweeduizend gulden van haar heeft geleend, met als onderpand het beterhuis, maar met de aflossing ervan in gebreke is gebleven. Eiseres probeert nu via het rechtsgeding gedaagde alsnog te bewegen aan zijn verplichtingen te voldoen. Men besluit, zoals toen te doen gebruikelijk, dat eiseres nogmaals de gedaagde benadert om deze tot betaling te bewegen.(19). Schout en ambachtsbewaarders zijn het zat dat Obreen den Spot zoo het scheen, tragte te drijven met deeze Regeering en geven hem nog veertien dagen respijt, waarna men bij het Contrarie de vereiste maatregelen zou nemen. Obreen blijft in gebreke, met als gevolg dat hij uit Koudekerk zal worden verwijderd en dat het beterhuis zal moeten worden verkocht. Het echtpaar Obreen is inmiddels zelf al uit de gemeente naar Alphen vertrokken, waar ze een kamer voor 6 weken gehuurd zouden hebben.

Vervolgens maakt de gerechtsbode Hermanus van der Mark der Vrije Heerlijkheid Koudekerk bekend, dat ten overstaan van schout en schepenen zal worden geveild Een Extraordinair Ruijm, Hegt, Sterk, Weldoortimmert, Welgeproportioneerd, en vermaaklijk geleegen Huijs en Erve met desselvs Thuijn, en alle 't geene daarinne aan Aard en Nagelvast is. Zijnde het van Ouds Vermaarde Verbeeterhuijs, genaamd OVER RHIJN, Groot off Verongeldende voor Honderd Roeden, zijnde het selve Huijs voorzien van diverse Welreguleerde Kamers, Vertrekken en Commoditeiten, Groote Eetzaal, Keuken, Kelder, Provisie Kamers, en Geapproprieerd (goedgekeurd) tot Loogement voor veele Commensaalen, hebbende een Vermaaklijk Uitsigt op de Heere weg, off Laage Rhijndijk, en Rhijn, de Thuijn beplant met Exquise Vrugtboomen, en uitkammende aan den Rhijn, alwaar dezelve een alleruijtgestrekst Gezigt over dezelve Rivier heefft, Staande en geleegen in de Hoogewaard, binnen de Heerlijkheid Koudekerk, enz. waarna de gebruikelijke belendende eigenaren volgen. Een prachtige omschrijving voor een geheel dat toch niet meer in zo'n beste staat verkeerde. Na het afmijnen is Anthonie van Luijnen, ons welbekend, wederom eigenaar van het huis voor een bedrag van 1214 gulden. De verkoop vond plaats op 5 april 1771 in het Regthuis van Koudekerk. (20). Nog eenmaal komt Obreen aan de orde in een uitspraak van schout en schepenen op een verzoek van Cornelia Erkelens om de ex-kastelein te achterhalen en te berechten wegens nalatigheid in de aflossing van de door haar aan hem verstrekte lening. Er zullen brieven uitgaan naar Delft en Rotterdam, als ook naar het gerecht in Alphen en Harmeien. Cornelia was er flink bij ingeschoten, want van de opbrengst van het beterhuis, blijft na aftrek van de reparatiën, ver• pondingen, trekgelden, kosten van verkoopinge, executiekosten en verdere onkosten deswegens gevallen van Haar voorgeschreve Capitaal van Twee duisend guldens, nauwelijks zal bekoomen Ses honderd guldens.(21). Op 23 juli 1771 ontvangt de schout bericht uit Harmeien, dat Obreen daar niet is gesignaleerd.

50 Historisch Genootschap Koudekerk Voor zover is nagegaan is er van de overige gemeenten geen reactie genotuleerd, terwijl Obreen in het niets is verdwenen. Ongetwijfeld zal hij, gelet op zijn gedrag, nog wel vaker met justitie in aanraking zijn gekomen en zelfs mogelijk zijn opgeborgen in een beterhuis c.q. gevangenis.

Blijkens een voorlopige niet ondertekende koopakte, gedateerd 18 augustus 1771 wil Van Luijnen de zaak verkopen aan de heer Michael van der Meersch uit Rotterdam. Als koopsom wordt een bedrag van ƒ 170,- genoemd. Een aanzienlijk verschil met wat Van Luijnen ervoor geboden heeft. De verkoop is niet doorge• gaan, want in het archief vinden we een definitieve koopakte, d.d. 22 november 1771, waarbij de welbekende eerwaarde heer Jacob Paridanus Holtius, Bedienaar des Goddelijken Woords alhier, voor hetzelfde bedrag eigenaar wordt van de Grondt off Erve, waar op gestaan heeft of nog gedeeltelijk ter afbreekinge staat, het geweesen Verbeeterhuijs, genaamd OVER RHIJN, groot off verongeldende voor Honderd Roeden, enz. In de akte is er verder sprake van een westelijke grenssloot en een gedeelte stenen muur, waartegen een sekreet van de buurman, Arij van Heijningen, staat. Langs de weg is een houten hek, terwijl er verder bij de beplanting wordt gesproken over een moerbezieboom.(22). Het huis is onbewoonbaar geworden en reeds gedeeltelijk gesloopt of ingestort. Een schril contrast met de omschrijving van het huis bij de executie-verkoop circa negen maanden tevoren. Reeds op 7 december van hetzelfde jaar, dus amper twee weken later, verkoopt Holtius het geheel door aan eerder genoemde Michael van der Meersch, Remonstrants predikant, voor een bedrag van ƒ 240,-. Aanvankelijk stond er in de akte Een Honderd en Seeventig guldens en Vijff Goude Rijders speldegeld.(23). De eerwaarde heer Van der Meersch (1728-1809) was hier geen

Koudekerk, Schrikkeljaar Morgenboek, Anno 1772.

onbekende, want van 1751 tot 1759 was hij zijn broer Abraham Arent opgevolgd als predikant in Hazerswoude, terwijl hij later ook eigenaar is geworden van meerdere weiland- en bospercelen in de Hoogewaard. Van 1795 tot 1803 was hij, toen woonachtig te Leiden, hoogheemraad van Rijnland. Tot slot kan worden

Jaarboek 1997 51 gemeld, dat in het reeds genoemde Resolutieboek van de Heerlijkheid Koudekerk in de Lyste van Geamoveerde Huysen en Gebouwen in den Jaare 1772 een huis ten name van de heer Michael van der Meersch is geamoveerd (gesloopt). Dit is ongetwijfeld het in verval geraakte beterhuis OVER RHUN.

De plaatsbepaling

Voor de juiste bepaling van de locatie, waar het beterhuis heeft gestaan, is het zaak om een relatie te leggen naar de eigendomstoestand omstreeks 1832. Toen is men immers gestart met het Kadaster, waartoe in de voorafgaande jaren alle eigen• dommen c.q. percelen in kaart zijn gebracht en de grootten ervan zijn bepaald. Een andere mogelijkheid is een globale plaatsbepaling aan de hand van in het terrein nog aanwezige markante en herkenbare zaken. Wat dit laatste betreft kan bijvoorbeeld een omschrijving van het object in een akte enig houvast geven, maar ook de vermelding van de aangrenzende eigenaren biedt mogelijkheid tot lokalisering. We weten dus al dat het beterhuis tussen Rijn en dijk stond in de Hoogewaard, op het zogenoemde buitenland, wat wil zeggen buiten de polder. Aan de noordzijde was het perceel, waar het beterhuis op stond, begrensd door de Heereweg of Lage Rijndijk, tegenwoordig Hoogewaard geheten. Langs de zuidzijde ervan stroomde de Oude Rijn. Voor de lokalisering zijn dus de aangrenzende eigenaren in westelijke en/of oostelijke richting van belang.

In 1745 koopt Arij van Heijningen, in de Hoogewaard, een pannebakkerije ter grootte van 400 roeden (24). Als oostelijke belending wordt vermeld Comelis van Steeneveld, toenmalig eigenaar van het beterhuis. Gelegen naast een pannenbakkerij, duidt erop, dat het huis OVER RHUN zich in het oostelijk gedeel• te van de Hoogewaard bevond. Vanaf 1760, als Comelis Muserie het beterhuis koopt (9), tot 1771, als Van der Meersch eigenaar is geworden (23), wordt als oostelijk aangrenzende eigenaar genoemd de weduwe van de heer Daniël Plank. Met behulp van het alfabetisch naamregister vinden we in het Protocolboek een akte waaruit blijkt dat in 1773 door de erven mevrouw Geertruijd Elisabeth Scharff, weduwe van de heer D. Plank, het oostelijk aangrenzende eigendom wordt verkocht aan de heer C. Rijnsburger te Alphen. Uit de beschrijving van het verkochte blijkt, dat er op het perceel een huis staat, een buitenplaats, genaamd 't Slot Paanderen. Als belending naar het westen wordt Van der Meersch genoemd en naar het oosten Arij en Dirk van Heijningen (25). De gebroeders Van Heijningen hadden het oostelijk gelegen perceel, ter grootte van 300 roeden, waarop een pannebakkerije, in 1764 gekocht van Hendrik Cento Lelijvelt. Het weer oostelijk hiervan gelegen perceel behoorde Willem Breekland toe (26). Door de benaming Paanderen, waarvan wij weten dat het toenmalige huis heeft gestaan waar zich thans de woningen Hoogewaard 192 en 194 bevinden, is in feite de plaats van OVER RHUN bepaald, namelijk ten westen van deze huizen (twee onder één kap). Het aangrenzende perceel, thans kadastraal bekend Koudekerk, sectie B, nummer 2616, waarop o.a. het uit het begin van deze eeuw daterende huis "Weltevreden" staat (Hoogewaard 186), behoort tot het complex van het bedrijf Latexfalt B.V.

52 Historisch Genootschap Koudekerk De huidige Hoogewaard met rechts "Weltevreden (no. 186) en links "Paanderen" (no's 192 en 194).

Aangezien er in het Oudrechterlijke archief (tot 1811) geen mutaties meer te vinden zijn van het beterhuisperceel, en in de eerste kadastrale gegevens de naam Van der Meersch niet voorkomt, verplaatste het onderzoek zich weer naar de eerder genoemde Rijnlandse Morgenboeken. Daar bleek dat tussen 1812 en 1816 het eigendom van het beterhuisperceel was overgegaan van Van der Meersch naar Arie van Rijn, die tevens als eigenaar wordt genoemd van de belendende westelijk gelegen pannenbakkerij. In de eerste kadastrale legger van 1832 vinden we onder artikel 92 deze Van Rijn terag als pannenbakker te Koudekerk.

';,V':.

: .i„ J-'li_ ? : ..u.: >- '>•• ^•<^^~^^0-~^ i ,:-\r- \.'^aTrf'" <>• ••<••

JU êÈLr t„

Detail van blad 4 van de kadastrale minuutkaart van Koudekerk, sectie B (1832).

Jaarboek 1997 53 Uit de daarbij vermelde, buiten de polder gelegen percelen is er echter geen ter grootte van 100 roeden, of omgerekend naar het metrieke stelsel van circa 1419 m2. Aangezien het om één of meerdere meest oostelijk gelegen percelen gaat, zien we op blad 4 van de kadastrale minuutkaart van de gemeente Koudekerk, sectie B, dat het een drietal percelen betreft, gelegen tussen Rijn en dijk. Ze zijn genummerd 1075 tot en met 1077 en hebben een gezamenlijke grootte van 1250 m2, wat dus minder is dan de tot dan toe genoemde 100 roeden. Er rest nog een mogelijkheid ter verifiëring.

De Hoogewaard, gezien vanaf de zuidzijde van de Oude Rijn, met links "Weltevreden" en rechts "Paanderen", waartussen het beterhuis "Over-Rhijn" heeft gestaan.

Door de inlijving bij Frankrijk in 1810, werden in ons land de Franse wetboeken van kracht, waardoor o.a. de tot dan gebruikelijke vastlegging van eigendoms• overdrachten door het plaatselijk bestuur werden overgeheveld naar de notaris en vond slechts registratie plaats via een Register van Eigendomsovergang. In het deel voor de ongebouwde eigendommen 1811-1819, staat vermeld dat op 14 april 1813 Maria Jacomina Bosch, weduwe van Michiel van der Meersch, rentenierster te Leiden, 88 roeden van haar bezittingen in de Hoogewaard verkoopt aan Arie van Rijn. Aangezien een aantekening ontbreekt, welke notaris de onderhavige transactie heeft vastgelegd, is de akte moeilijk te achterhalen. Daar bij haar overige bezit sprake is van bouwland en bos, mag worden aangenomen dat het hier om het bewuste beterhuisperceel gaat. Immers bij omrekening van de in het register genoemde grootte, t.w. 88 x 14.19 m2, komt men exact op de gezamenlijke oppervlakte van 1250 m2 van de eerder genoemde drie percelen, welke in 1832 op naam staan van Arie van Rijn. Van de resterende westelijk, tussen Rijn en dijk, gelegen percelen, t.w. de no's 1078 t/m 1083, welke eveneens tot het eigendom van Van Rijn behoorden, bedroeg de gezamenlijke oppervlakte 5738 m2. Omgerekend komt dit neer op ca. 405 roeden. Bij de in het verleden gepasseerde verkopen van de hier gevestigde pannenbakkerij, was steeds sprake van een grootte van 400 roeden, hetgeen nagenoeg overeenkomt.

Blijven we nog met de vraag zitten waar de resterende 100 minus 88 is 12 roeden zijn gebleven. Hoewel de oorspronkelijk reeds in 1669 genoemde grootte wellicht na ruim anderhalve eeuw een correctie behoefde, door bijvoorbeeld wijziging in de begrenzing langs de weg en het water, is ca. 170 m2 toch een behoorlijk verschil. Voorlopig blijft de beantwoording niet mogelijk, wat niet wegneemt dat omtrent

54 Historisch Genootschap Koudekerk de plaats waar het beterhuis gestaan heeft, geen onduidelijkheid meer hoeft te bestaan.

Naschrift

Gedurende een eeuw is er binnen de heerlijkheid Koudekerk een beterhuis geweest, genaamd OVER RHUN. Omtrent haar bewoners zal wellicht nog iets meer te achterhalen zijn, dan wat tot nu toe bekend is geworden. Maar in dit artikel ging het in de eerste plaats om de plek waar het huis heeft gestaan en daarnaast om degenen die het bezaten c.q. beheerden. Bij het onderzoek daartoe is dankbaar gebruik gemaakt van de faciliteiten, die zowel het Streekarchief Rijnlands-Midden, als het Hoogheemraadschap van Rijnland hebben te bieden. Voor de duidelijkheid is een overzicht opgenomen, waarin schematisch het gedateerd verloop der eigenaren van het beterhuis en haar belendingen wordt weergegeven. Daarin zijn naar het oosten meerdere aangrenzende eigendommen vermeld, omdat de begrenzing aan de, thans niet meer aanwezige. Molenvliet van de Hoogewaardse polder, een duidelijke markering geeft naar de eerste kadastrale kaart van 1832. Tevens zijn de oppervlakten aangegeven, t.w. bovenaan in Rijnlandse roeden en onderaan in centiaren. Zoals reeds opgemerkt, geeft omrekening van roeden naar centiaren c.q. m2, kleine verschillen te zien. De totale oppervlakte bedraagt 1085 roeden, wat overeenkomt met 15396 centiaren. Volgens de kadastrale meting bedraagt het overeenkomstige oppervlak 6988 + 6243 + 2020 = 15251 centiaren. Een verschil van 145 m2.

In z'n algemeenheid kan nog worden vermeld, dat na de inlijving bij Frankrijk, Napoleon in 1811 een eind heeft gemaakt aan het bestaan van "het beterhuis als particuliere gevangenis". In het decreet daartoe wordt gesproken over "la maison de correction". De prefect van het departement Bouches de la Meuse (de Monden van de Maas), waaronder Koudekerk viel, bepaalde dat er voortaan slechts éói Huis van Correctie mocht zijn en wel in het Werkhuis, genaamd het Tuchthuis, te Delft. Hier konden o.a. kinderen op verzoek van hun familiën worden opgesloten (27), Na 1814 gaat de geestesgesteldheid van de "ontspoorde" personen een steeds belangrijker rol spelen, mede door de verzwaarde procedure tot opname. Van medische zijde wilde men een duidelijker scheiding tussen gestoorden en lastpakken. Het instituut van de beterhuizen was langzaam aan verdwenen, er voor in de plaats kwamen psychiatrische instellingen naast de reeds bestaande gevange• nissen.

Koudekerk aan den Rijn, juli 1997 Jan Wondergem

•foipLtf siroarig

Jaarboek 1997 55 Verloop der eigenaren van het beterhuis-perceel en haar belendingen tussen Rijn en dijk. WEST van 1669 tot 1832 OOST 't SLOT PANNEBAKKERY BETERHUYS PANNEBAKKERY PANNEBAKKERY OVER RHYN PAANDEREN RHYNLEVEN

400 roeden 100 roeden 135 roeden 300 roeden 150 roeden

1669 Juriaen J. WUYST Joachim Wed.W.S. 1698 BREEKLANT v.WEESENBEEK Cornelis v.EVERDINGEN Corn.+ Joh. BREEKLANT 1704 Hendrik TER WEYDE Weduwe Maartje STAM- 1734 CUMENIUS v.WEESENBEEK Cornelis - 1737 - 1745 STEENEVELD Ary Daniël Hendrik C. v.HEYNINGEN •1760 PLANK LELYVELD Cornelis MUSERIE Weduwe Willem — 1764 — PLANK 1764. BREEKLAND Dirk SLOB Ary + Dirk v. HEYNINGEN — 1768 — Anthonie v. LUYNEN — 1769 — Gerard OBREEN 1771 A. v. LUYNEN I Jacob P. HOLTIUS l Michael v.d. MEERSCH 1772 'sloop 1773 v. h. huis 1777 Cornelis Hendrik RYNSBURGER Hendrik v. d. MARK I v. d. MARK Weduwe 1803- Weduwe —1793/1803- Jakob VRIES BREEKLAND Ary van RIJN Weduwe Ary v.d. MEERSCH van MEURS .1813. Jacob BREEKLAND Ary van RIJN —1810/1819- Andries v.d. VLIES 1825 1826 • JOH.v.PERSYN Anthonis MOENS 1829 Pieter SWANENBURG

69.88 ca. 62.43 ca. 20.20 ca.

c.a.= centiare = m

56 Historisch Genootschap Koudekerk Noten

ORA = Oud-Rechterlijke Archief SRM = Streekarchief Rijnlands-Midden te Alphen a.d. Rijn OAR = Oud Archief Rijnland

1. ORA/SRM, inventaris nummer 7, folio 2 - Protocolboek 2. ORA/SRM, inv.no. 7, folio 50 - Protocolboek 3. OAR 320 4. ORA/SRM, inv.no. 10, folio 61 - Protocolboek 5. ORA/SRM, inv.no 54, akten van aangifte van verkoop 6. onroerende goederen 7. ORA/SRM, inv.no. 13, folio 180 - Protocolboek 8. Algemeen Rijksarchief Den Haag, 9. Arch.no. 3.03.01 Hof van Holland 10. ORA/SRM, inv.no. 13, folio 181 - Protocolboek 11. ORA/SRM, inv.no. 14, folio 191 - Protocolboek 12. ORA/SRM, inv.no. 15, folio 48 - Protocolboek 13. ORA/SRM, inv.no.34, folio 66v - Scheepenen Dingboek 14. Koudekerk Gaarder Impost, SRM/fiche 031 15. ORA/SRM, inv.no.34, folio 72 - Scheepenen Dingboek 16. ORA/SRM, inv.no.59, dd. 13 december 1768 17. akten openbare verkoop 18. ORA/SRM, inv.no.54, folio 69 19. ORA/SRM, inv.no.34, folio 84v - Scheepenen Dingboek 20. Koudekerk Gaarder Impost, SRM/fiche 032 21. Koudekerk Resolutieboek 1726-1780, SRM, inv.no.2 22. ORA/SRM, inv.no.34, folio 108v - Scheepenen Dingboek 23. ORA/SRM, inv.no.59, dd.5 april 1771 - 24. akten openbare verkoop 25. Koudekerk Resolutieboek 1726-1780, SRM, inv.no.2 26. ORA/SRM, inv.no.54, akten van aangifte van verkoop 27. onroerende goederen 28. ORA/SRM, inv.no.54, idem 29. ORA/SRM, inv.no.54, idem 30. ORA/SRM, inv.no. 15, folio 255 31. ORA/SRM, inv.no. 15, folio 74v 32. Alg. Rijksarchief Den Haag, toegangsno^.Ol.U.inv.no.l 133

Bronnen en geraadpleegde literatuur

1. Het Streekarchief Rijnlands-Midden te Alphen a.d. Rijn 2. Het Hoogheemraadschap van Rijnland te Leiden. Schrikkeljaar - Morgenboeken, OAR 5284/5285 3. Pieter Spierenburg, Zwarte schapen, losbollen, dronkaards en levensgenieters in 18e eëuwse beterhuizen - 153 blz. Uitgeverij Verloren, Hilversum 1995. ISBN 90-6550-419-2 4. Prisma Kalendarium, Geschiedenis van de Lage Landen in jaartallen, 1995. ISBN 90-274-4118-9

Jaarboek 1997 57 Van goed geld naar waarde(loos) papier

Inleiding

wee eeuwen geleden was het een woelige periode in Holland. Bezetting door Tde Fransen en een gematigde revolutie zullen ook de inwoners van Koudekerk aan den Rijn niet alleen met het politieke effect daarvan hebben geconfronteerd maar vooral met het negatieve gevolg op het gebied van de geldcirculatie. Uit nood geboren kwamen toen enkele interessante ontwikkelingen op het gebied van geld, schuld en circulatie daarvan op gang. Het papiergeld vormt daarvan een goed voorbeeld, dat het overigens al 200 jaar heeft volgehouden. Zie ook het naschrift aan het eind van het artikel. Het doel van dit artikel is om een aantal van deze ontwikkelingen te plaatsen in de context van die tijd, waarbij het voor een goed begrip nodig is om kort in de tijd terug te gaan.

Algemeen historisch overzicht

Het ruilen van goederen en diensten met gebruikmaking van geld geschiedt in onze streken al zo'n 2000 jaar. Voor die tijd was hier al bewoning en zal er ongetwijfeld zijn geruild, maar dat moest dan door directe uitruil van goederen of diensten. Er zijn in onze gebieden nooit muntvondsten gedaan die oudere munten bevatten dan die uit de periode waarin de Romeinen hier, dan wel in de nabije omgeving, een rol speelden. De Romeinen gebmikten als geld munten van koper, brons, zilver of goud. Die van koper en brons voor de dagelijkse behoeften, die van zilver voor de grotere transacties en als salaris van eigen ambtenaren en legionairs en gouden munten eigenlijk hoofdzakelijk als geschenk aan be• vriende of bevriend te maken stamhoofden van de barbaren. Afgebeeld is een bij Koudekerk gevon• den "zilveren" munt (denarius) (1) en een in Nederland gevonden origineel Romeins gouden muntsieraad (2) (aureus in gouden vatting met draagoog). De denarius beschreef ik als "zilver" omdat hij geplateerd is, dat wil zeggen vervaardigd uit een bronzen plaat met een dunne zilverlaag aan beide zijden. Dat duidt op pro• vinciale muntslag onder het motto "die boertjes Romeins gouden muntsieraad merken het verschil toch niet", iets dat de autori• (ware grootte) teiten in die jaren in Rome nog niet hadden durven proberen.

58 Historisch Genootschap Koudekerk Bij Koudekerk aan den Rijn gevonden Romeinse denarius (eigendom dhr. C. Goudkuil). Voor- en achterzijde van de munt op anderhalf keer de ware grootte.

In de vijfde eeuw loopt het mis met het Romeinse Rijk. Veel van wat was bereikt gaat verloren, toch vindt nog wel enige muntslag plaats in bijvoorbeeld de Friese gebieden. Pas als na de Merovingische periode (450-750 n. Chr.) de Karolingische periode begint komt ook in het westen van Nederland de handel met de daarvoor nodige muntcirculatie weer tot bloei. Met de komst van de "Noormannen" raken deze gebieden weer in het slop. De groei en bloei komt weer terug in de elfde eeuw en daarmee komt de muntcirculatie en muntslag weer goed op gang. Vanaf onge• veer 1200 ontstaat er in West- Europa geleidelijk een munt• systeem dat tot ongeveer 1800 ge• handhaafd blijft en veel lijkt op het Romeinse. Koperen en kleine zilveren munten werden gebmikt Gouden rozenobel voor de dagelijkse behoeften en uit Engeland (ware groot zilvergeld en gouden mun- grootte). ten, het zogenaamde goed geld, bij zakelijke transacties. Het goed geld bleef eigenlijk een "tussenruilmiddel", omdat dat geld tegen zijn intrinsieke waarde (de waarde volgens het gehalte aan edelmetaal) werd gebruikt. Dat het nogal omzwervingen maakte zien we uit muntvondsten. Afgebeeld is zo'n munt, een gouden rozenobel, geslagen in Engeland onder Henry V rond 1420, die in de muur van een boerderij in Streefkerk is gevonden en daar waarschijnlijk pas rond 1580 in werd verstopt.

Al dan niet verhandelbare schuldbewijzen bestaan ook al eeuwen in de vorm van wissels en obligaties. Onze kooplieden en boeren waren wel degelijk vertrouwd met wat wij nu vreemd (buitenlands) geld zouden noemen. Dat is te merken aan een obligatie van 100 Vlaamse ponden van het eiland Schouwen, uitgegeven in Zierikzee in 1777. Op dat moment was onze rekeneenheid al ruim 250 jaar de (Carolus)gulden van 20 stuivers en mocht het Vlaamse pond - gelijk aan 2 gouden realen van elk 3 gulden - al vanaf 1530 niet meer als rekenmunt worden gebmikt.

Jaarboek 1997 59 N" '/ Y

Oppfitó) fejraaf. Kquoten vati Oen Limtic- vaa Srtuwcn, beteracn wd CJJ dv-ugsidyk Schutóij; te ÏTO « sw regtar fctmit aan . , < • ~- -, " A w. •, •/,, af<3en Twatitór , in bamiifo vso otrnm ft-nsisj^ miscto» beUwn tiaar van jaariyfcs. tc« C<«)!pwin,* vaa .s •* - • f *-, . }ira:£fetyit sal wrden ^Ishsn «n bctaait, iet .••'*. /• < zoo sits by U>!jnf!;tiwic« tor R-curs- «yt dem Ijjemlyis, bat Smris by tic Edele &$iK$«mic Heeten Staatcn van jJwiand op tlcti i 7 july 1777 ssan dan PoltevanS^oHwen, wndcüeucynüejpinSlclykvertend, «n vowts genecüyk dé Dömïj'fttm, DykgsiHiosjö, CB ia- komften vm «len Lande van Schouwen, ondci vérbstKfais m r^teM. In SmToffc ^er waïrfieytS, <3iS2e «n» Rc- : gEMSR van Sdvotrswm onttoteiient:, InZmanczÉBden ^V'-» .4.y$%.

"• Bees» i s- ' • -1" by «ty als I1»»- nignrèdte» omfaogp, o» huydcn hy 't foodkkenvand e «S^evc Rcwpiflè jegens As» ObHgstie u}t(^>vjHclt.

Zeeuwse obligatie in Vlaamse ponden, uit 1777.

In de drie eeuwen na 1500 was ons gebied belangrijk als produktie- en handels• centrum en was er aan geld geen gebrek. De circulatie werd op peil gehouden door roof op de Spaanse vloten - denk aan Piet Hein en de zilvervloot - en door onze handelsactiviteiten met Azië, het Oostzeegebied en Amerika.

Het grote Frankrijk was in tegenstelling tot de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, gedurende de 18e eeuw relatief arm, ondanks de pracht en praal van het vorstenhuis. Door de Franse Revolutie van 1789 wordt dat nog eens benadrukt, wanneer vrijwel geen geld meer in circulatie is, want bijna iedereen die goud- of zilvergeld bezit pot dat op. De revolutionairen naasten het grondbezit van de kerk en dat van emigranten, de "Nationale domeinen" (later ook het grondbezit van koning en adel). Met als onderpand die domeinen, welke een grote waarde vertegenwoordigden, ging de Franse regering hypotheekbriefjes uitgeven, zoge• naamde assignaten, die als een soort muntbiljetten gingen circuleren. Dat ging echter zo gemakkelijk, dat er tenslotte astronomisch veel assignaten werden gedrukt, vele malen meer dan de tegenwaarde van het onderpand wettigde, met als gevolg dat de assignaten na enige jaren mooi toiletpapier waren geworden.

60 Historisch Genootschap Koudekerk Afgebeeld is een vroeg assignaat van 400 livres dat in de begintijd van de Franse Republiek een hoge waarde vertegenwoordigde.

-1 RÊBOTJDIQI E L'TvAlNCAiSfc. §B

Us Itvres. ^

Een assignaat uit 1792.

Onze "revolutie"

De woelige periode zo'n twee eeuwen geleden, zal de lezer wellicht vaag voor de geest staan. Stadhouder Willem V krijgt het steeds moeilijker met de patriotten, die in 1787 in het gewest Holland de macht overnemen. Door de komst van de Pruisen wordt het gezag van de stadhouder hersteld. Maar de Amerikaanse vrijheidsoorlog en enkele jaren later de Franse revolutie, blijven dominante begrippen en mede door de verslechterende omstandigheden kan de revolutionaire gedachte niet volledig worden uitgeroeid. In 1795 is het dan eindelijk zover. Frankrijk ziet wel wat in een continentale rol en komt de Nederlandse revolutionairen te hulp. We worden "bevrijd" van de overheersing door Oranje en het kleine beetje adel en regenten dat wij hadden. Maar geen wisseling van de wacht zonder zorgen. De toen opgerichte Bataafse Republiek diende het Franse bezettingsleger van ongeveer 25.000 man te onder• houden en moest 100 miljoen gulden (nu ongeveer 10 miljard) aan Parijs in "goed geld" betalen. Het goud- en zilvergeld ging daarop ook in Holland in de pot en kwam er niet meer uit. Bovendien gingen de Fransen hun rekeningen voor inkwartiering en voor de dagelijkse levensbehoeften betalen met eerder genoemde assignaten.

De Hollanders waren echter niet gek, ze wisten heel goed dat door het alsmaar drukken van nieuwe assignaten het onderpand vele malen overgewaardeerd was en dat dus nooit op betaling van de tegenwaarde mocht worden gerekend. Ze wilden geen assignaten, maar moesten deze toch als betaling aannemen. Men gaat verhaal halen, door te klagen bij de provisionele representanten, de nieuw gevormde gemeentebesturen. En deze op hun beurt weer bij de regering. Het gevolg was een besluit, waarbij de grotere gemeentebesturen werden gemachtigd assignaten in te nemen en de tegenwaarde uit te betalen, dan wel voor de tegenwaarde een recepis (ontvangstbewijs) af te geven. Omdat alle geld was opgepot kwam het er feitelijk op neer dat alleen recepissen - dus ontvangstbewijzen met recht op betalingen in de toekomst - werden afgegeven. De vastgestelde koers was 9 stuivers per "livre"

Jaarboek 1997 61 van 100 "sols". Er is een recepis van Enkhuizen afgebeeld; heel opmerkelijk is dat in die tijd reeds met een handtekeningstempel werd gewerkt. Ook is een recepis afgebeeld van Rotterdam, die niet is uitgegeven, immers het nummer ontbreekt. Deze is echter wel met de hand getekend.

S*CI»*a», sw&givm itesf de Mumcipsiircit ia Sstó 8 ^^«^^ O», JO •*w, «en TasBi», tn^on Rjcstt ran is Ptwiikwceb t m "i mvsk * • JteprefeianBn v» iwr Vaik vs» ffoiM, «as (icn Fc6n»ij «"» wedar -» wordt» ingsmsfUt wv* MK&tm Ww «w teis mrt RrtrtfiBfia wo de Proninfiü txs Ht4hü,), vafetas Fkililki* tis vw «Se» J4» FtSmattj Botwto des MtSfAt/' '

ft» Recepissen van de steden Enkhuizen en Rotterdam uit 1795.

Voorkomen moest worden dat een assignaat ten tweede male zou worden gecrediteerd. Dat werd bereikt met een heel slimme oplos• sing. Het assignaat werd afgestem• peld met FAUX en de plaatsnaam. Faux is het Franse woord voor vals, hierdoor werd bereikt dat nie• mand zo'n assignaat ooit nog voor betaling of creditering zou willen aannemen, zelfs de Franse troepen waren daardoor beschermd. Ingenomen assignaat.

Opgemerkt moet worden dat ondertussen ook wel degelijk valse assignaten in omloop waren, niet zo verwonderlijk in een tijd waarin de vorm nog niet was gestandaardiseerd. Het was voor de Nederlandse autoriteiten dan ook een probleem om uit te maken of een ontvangen assignaat vals of echt was. In Dordrecht zat echter een specialist, die er zoveel onder ogen had gehad, dat hij voldoende ervaring had opgedaan in het onderscheid tussen vals en echt. Andere gemeentebesturen zonden dan ook regelmatig hele pakken naar hem op om zijn oordeel te vragen. Een assignaat met "FAUX Dordrecht" is dan ook meestal echt vals en maar zelden een ingenomen goed assignaat.

De assignaten vormden het eerste papiergeld dat in Nederland ging circuleren, zij het moeizaam, want we wilden het liever niet. Bij gebrek aan beter, maar ook omdat de regering die nieuwigheid bewust ondersteunde, gingen de uitgegeven recepissen dienen als betaalmiddel. Als zodanig vormen zij de eerste Hollandse "bankbiljetten" en worden ook als ons eerste papiergeld verzameld (overigens hoofdzakelijk in de Verenigde Staten).

62 Historisch Genootschap Koudekerk Een staat zonder geld

Hoewel zeker in de begintijd van de Bataafse Republiek de Nederlanden relatief nog een rijk gebied vormden, was er vrijwel geen geld in kas door de verplichte betaling aan Frankrijk en later door de oorlogvoering tussen Frankrijk en Enge• land, waardoor wij van de toenmalige handelsgebieden in Azië en Amerika waren afgesloten en uitvoer van bijvoorbeeld onze zuivelprodukten naar Engeland stagneerde. Ook bij de overgang van de Bataafse Republiek naar het Koninkrijk Holland in 1806 kwam er vrijwel niets van de mooie beloften van Napoleon over de uitbouw van onze continentale handelsmogelijkheden terecht. Napoleon had veel geld nodig voor de door hem gevoerde oorlogen en met regelmaat werd dan ook geprobeerd weer wat contant geld uit Holland te persen voor verplichte "lenin• gen" of bijdragen. Na de inlijving bij Frankrijk in 1810 gaat het ons economisch zeer slecht. Onze internationale handel staat volledig stil, de reguliere staats• inkomsten lopen terug tot een fractie van voorheen, terwijl Napoleon steeds maar opnieuw probeerde ons nog verder uit te melken.

88819r.# &<6 Jl rï

"dtifmtjKg van %6 . ÏHi&iecntw. mar 9%

W#m ter tfcttoBM vau f W**'

'.H '^«** ///^v /^r

Certificaat van gereed geld.

Het zal dan ook niet verbazen dat er op de eerder vermelde recepissen nimmer met contant geld door de staat - of het nu de Bataafse Republiek, het Koninkrijk Holland of Keizerlijk Frankrijk tijdens de inlijving betrof - is betaald. Uiteindelijk

Jaarboek 1997 63 zijn ze, op een reguliere manier, uit de circulatie verdwenen. Al tijdens de Bataafse Republiek konden ze worden ingewisseld voor zogenaamde "certificaten van gereed geld". Alleen, "gereed geld" was er niet. In feite waren de "certificaten" ongedekte cheques van de staat in wat grotere coupures, hoewel de bedoeling was om daarmee enigszins een geldzuivering te bereiken.

Afgebeeld is zo'n certificaat van het provinciaal bestuur van Holland voor 1000 gulden uit 1797. Dat was in die tijd een immens bedrag, want in een stad kon je toen een goed onderhouden groot huis kopen voor ongeveer 3000 gulden. Ook deze certificaten kunnen worden gezien als ons vroege papiergeld, want je kon ze als ruilmiddel voor goederen gebruiken, zij het met een groot disagio (waardevermindering), afhankelijk van het vertrouwen dat de ontvanger had in de uiteindelijke afbetaling door de staat. Later werden ze wel als vrijwel nominaal (voor de aangegeven waarde) behandeld omdat er ook staatsschuld mee kon worden gekocht. Een staatsschuld die ook met verplichte leningen en een bijzondere vorm van belastingheffing werd opgebouwd. Uit de tijd van de Bataafse Republiek is ook een afbeelding van een schuldbrief "Nationaale Schuld", een obligatie met de laatste coupon uit 1809, opgenomen. We vinden er de handtekening op van Gogel, de Agent van Financiën, het financiële brein van de republikeinen, die tot de vorming van ons Koninkrijk der Nederlanden fungeerde als een minister van financiën. Ondanks zijn functioneren tijdens de Bataafse Republiek, het Koninkrijk Holland en de inlijving werd hij als zo bekwaam en integer beschouwd, dat Koning Willem I hem graag als lid van zijn regering had gezien. Alle pogingen daartoe mislukten echter. Overigens bestaat er nog steeds een Agent van Financiën. Dat is een hoge ambtenaar, die voor zijn minister de staats- en onderhandse leningen in het Amsterdamse beurscircuit regelt.

Ondanks onze grote problemen tijdens de Bataafse Republiek bleven wij zuiver in de leer. De staat had wel veel geld nodig - vooral om door te schuiven naar Frankrijk - maar beschikte er niet over. Uit Frankrijk kwamen dan ook allerlei signalen, hoe met speciale belastingen geld kon worden binnengehaald. Maar dat was niet de Hollandse gewoonte, je kon geen belasting heffen, die niet officieel was geregeld en voordat een en ander officieel was geregeld ging er door de langdurige debatten in de vertegenwoordiging veel tijd verloren. Daar werd wat op gevonden in de vorm van belastingheffing tegen de verkrijging van staatsschuld. Zo ontstonden de zogenaamde "Losrenten", in feite een obligatie als tegenprestatie voor geheven bijzondere belasting. Ook hiervan is een exemplaar met onder meer de handtekening van Gogel en bijbehorende laatste coupons van 1810 en 1811 afgebeeld.

Hoe komt het nu dat er nog staatsschuld in de vorm van Nationale Schuld of Nationale Losrenten met coupons, rond 1910 gevonden kunnen worden? Zoals we op de foto's kunnen zien droegen deze obligaties een jaarlijkse rente, in dat geval van drie procent. In de jaren van de Bataafse Republiek en de eerste jaren van het Koninkrijk Holland werd er netjes rente betaald en werden de coupons dus ingeleverd. Maar zoals eerder gesteld, geld was schaars en vooral Napoleon vond betaling van rente en afbetaling van de hoofdsom maar nonsens. Hij behield zich het recht voor om ook in Holland, o.a. via pressie op zijn broer Lodewijk Napoleon, Koning van Holland, de economie, en dus ook in zijn ogen de rijke Hollanders, af te romen. Bij ons werd dan ook de tiërcering ingevoerd, dat wil zeggen de vermindering tot een derde van het bedrag der overeengekomen betaling van de schuld. De verschenen coupons van de staatsschuld bijvoorbeeld werden daarna dan ook slechts voor een derde van het nominale bedrag uitbetaald.

64 Historisch Genootschap Koudekerk Vf ATA AÏ&Ctl K. K ! !• • KM SS,

Schuldbrief van Nationaale Schuld van de Bataafse Republiek uit 1801, met laatste coupon.

Zelfs dat werd nog teveel. Zo rond 1809 werd de uitbetaling op de coupons of aflossing van de hoofdschuld geheel opgeschort. Holland had geen geld meer.

Het Koninkrijk der Nederlanden

Eindelijk kwam er een einde aan de misère. Napoleon werd verslagen en verbannen. Het Koninkrijk der Nederlanden onder koning Willem I kwam tot stand. Vanzelfsprekend begonnen alle lieden, die nog enig schuldbewijs uit de vroegere periode bezaten, zich te roeren. Waarschijnlijk had de nieuwe staat argumenten genoeg kunnen vinden om de schuldbewijzen van haar rechtsvoorgangers niet te erkennen. Immers het grondgebied van het nieuwe Koninkrijk was niet precies gelijk aan dat van het Koninkrijk Holland, wat weer niet gelijk was aan dat van de Bataafse Republiek en de laatste weer niet geheel gelijk aan de vroegere Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. In 1813 was er wellicht wat meer moreel besef. In ieder geval erkende de staat alle schuldpapier van de vroegere perioden, zij het dat ook Koning Willem I met een lege staatskas

Jaarboek 1997 65 begon. Door die lege staatskas en derhalve de noodzaak geld te lenen, werd er een onderscheid gemaakt in de soorten staatsschuld. De nieuwe leningen werden tot nationale schuld verklaard, zoals het nu nog steeds is.

«"'"-l, ... *.«... <-.

vS*'.ah»»-»*** ^vWiw:. »s-x«-«*w i.-^^x^ ^w-:

«\rï ^.-».rfnfx*.' -^iÉfce. T«««»» Vtr-lfrtx*. *•«*« tóe™. ••• -v^ v «... •- '••ï-' W**»*^ fe*** -J»™'»* ^ =*»«« •**=,•* ï-oiï- • •

Spa**»?* ««(*tiï*<' <* ^» •*( ^-w»" , ^ A , ; «JN«*. «W tof <$»>UUt*4** atrtm*/ )9«««**<>*»S oi. ^ A:'>.i

Schuldbrief van Nationaale Losrente uit 1801, met laatste coupons.

De oude schuld werd tot uitgestelde nationale schuld verklaard, waarop voorshands nog geen betalingen voor rente en aflossing zouden worden gedaan. Er werd besloten om jaarlijks een klein deel van die uitgestelde nationale schuld in nationale schuld te converteren (om te zetten), waardoor dus dat deel wel direct rentedragend werd. Zodoende zou in een lange reeks van jaren de volledige afbetaling van de uitgestelde nationale schuld worden bereikt. Maar hoe nu te bepalen welk deel van de uitgestelde nationale schuld zou worden geconverteerd. Ook daar werd een oplossing gevonden die geheel met ons volkskarakter strookte, immers al eeuwen waren Hollanders geïnteresseerd in loterijen. In dit bijzondere geval werd in 1814 ook gekozen voor een loterij. Op vertoon van bezit van uitgestelde nationale schuld - dus met het oude schuldpapier van de Republiek, het Koninkrijk Holland, etcetera in de hand - kreeg men een kansbiljet van de Loterij van uitgestelde Schuld, een zogenaamd loterijbriefje. Werd het erop vermelde nummer later getrokken dan kon men een briefje en het erop vermelde bedrag aan

66 Historisch Genootschap Koudekerk uitgesteld schuldpapier inleveren ter verkrijging van een obligatie van het echte Koninkrijk der Nederlanden.

Loterijbriefje

Het leek allemaal te mooi om waar te zijn. De staat had teveel problemen en te weinig geld om zijn toezeggingen om ieder jaar een deel van de uitgestelde nationale schuld te converteren, na te komen. De conversie raakte dan ook in het slop. Uiteindelijk was het de latere koning Willem n die een definitieve oplossing bracht voor het probleem van de oude schuld. Onder zijn regering - 1840 tot 1849 - werd bepaald dat alle uitstaande uitgestelde nationale schuld zou worden geconverteerd in nationale schuld, zij het tegen de toenmalige beurskoers. Die was niet zo hoog, een teken dat beleggers nooit meer hadden gerekend op enige tegemoetkoming; de conversiekoers werd namelijk 6,8%.

ir. C.J.B.H. van der Pols

Naschrift

Naar alle waarschijnlijkheid vormen de papieren of kartonnen geldstukken die rond 1572 door Leiden tijdens het beleg als noodmunt (en na het beleg als aandenken) zijn "geslagen", het oudste papieren geld uit onze historie. Toch zijn deze in dit kader geen "papiergeld", omdat deze papieren munten een zorgvuldige afbeelding van de zilveren munten uit die tijd dragen en nimmer in de richting van een 19e of 20e eeuws bankbiljet of schuldbewijs zijn gegaan.

Noten 1. Op de zilveren denarius is rond de afbeeldingen de volgende tekst vermeld: voorzijde - IMP CAES DOMIT AUG GERM PM TR P X achterzijde - IMP COS XV CENS P P P Volgens de Muntenwijzer voor de Romeinse Tijd van Zadoks e.a. luiden de afkortingen voluit: voorzijde Imperator Ceasar Domitianus Augustus Germanicus Pontifex Maximus Tribunicia Potestate Tien. Vrij vertaald: keizer met de titel Ceasar, Domitianus, de verhevene, welke de Germanen heeft bestreden, hogepriester, tien jaar bevoegd volkstribuun. De afbeelding betreft derhalve keizer Domitianus (81-96 na Chr.) achterzijde Imperator Consul Vijftien Censor Pater Patriae Perpetuus, met de afbeelding van de godin Minerva met speer. Vrij vertaald: opperbevelhebber, 15 maal gekozen tot consul, keurmeester, vader des vaderlands voor eeuwig.

2. Het betreft hier een hanger met een aureus - een gouden Romeinse handelsmunt - van Trajanus, keizer van 98 tot 117 na Chr. Het sieraad werd o.a. door Romeinse veldheren geschonken aan door

Jaarboek 1997 67 hen overwonnen krijgsheren, als teken van de drager van erkenning van het gezag en onderworpenheid aan de afgebeelde keizer. Het omschrift van de aureus luidt: IMP TRAIANO AUG GER DAC P M TR P COS V P P, ofwel Imperator Traiano Augustus Germanicus Dacicus, Pontifex Maximus, Tribunicia Potestate, Consul 5, Pater Patriae. Vrij vertaald: Keizer Trajanus, de verhevene, overwinnaar van de Germanen en de Daciërs, hogepriester, bevoegd als republikeins volkstribuun, voor de 5e maal tot consul gekozen c.q. zichzelf benoemd, vader de vaderlands. Omdat trajanus als "COS V" staat vermeld, kan worden aangenomen dat de munt na 102 of 103 na Chr. is geslagen. Als geen hoger cijfer bekend zou zijn, zou dat tot 117 na Chr. hebben gekund. Er zijn echter voldoende munttypen bekend met "COS VI", waaruit de voorzichtige conclusie mag worden getrokken dat de aureus laat 102, 103 of vroeg in 104 na Chr. is geslagen.

68 Historisch Genootschap Koudekerk Schipper van de "Sympathie", man van varen en vertellen

Veel Koudekerkers zullen zich schipper Arie van Dam nog herinneren. Van Dam werd geboren op 15 januari 1895 te Koudekerk en woonde aan de Hoogewaard in het huis "Het Toplicht". Hij was met zijn lange gestalte en karakteristieke kop een opvallende verschij• ning in ons dorp. Schipper Arie was bovendien een man die het belangrijk vond zijn geschiedenis vast te leggen. Schrijven deed hij als schipper in een scheepsjournaal. Tussen de notities over vrachten en kosten noteerde hij zijn persoonlijke belevenissen. Na zijn dood kwam dit journaal in handen van zijn zoon Willem en dit maakt het mogelijk A. van Dam om Arie van Dam te laten herleven door 14 december 1934. middel van zijn eigen verhalen. Het scheepsjournaal begint met een inleiding, die keurig met kroontjespen en inkt in schuinschrift is geschreven.

Op 2 juli 1920 trouwt Arie van Dam, zoon van Pieter van Dam en Trijntje Keizer, met Jannetje Cornelia van Burik, dochter van Willem van Burik en Anna Elisabeth Wientjes. Het huwelijk wordt ingezegend door Ds. Wientjes, een neef van de moeder van de bruid. De jonggehuwden beginnen hun huwelijksreis aan boord van het paviljoenscheepje de "Jannetje" en Arie begint met het bijhouden van het scheepsjournaal. In het eerste jaar van zijn huwelijk maakt hij samen met zijn bruid 26 reizen. Een reis naar Steenbergen beschrijft hij als volgt: Onze eerste buitenreis vond plaats in augustus naar Steenbergen. Ik herinner me nog die grote wateren met die snelle stroom. Oh jongen wat ben ik begonnen. Gat open, gat dicht, maar we zijn zonder averij op de Steenbergse Vliet gekomen. Terug stond er een dikke wind, maar alles was bezeild. Zeil gereefd en daar ging die. Boven de plaat raakten we nog een paar keer de grond, maar we hobbelden er over. Voor Dintel roep ik aan Jannetje: "Meid, eerst een schone broek, want ik heb het in me broek gedaan".

De 4 kinderen van Arie en Jannetje worden allen aan boord geboren. Op 21 juni 1921 schrijft Arie: Tijdens deze reis Trijntje geboren te Leiden liggende bij de Wilhelminabrug. De andere kinderen worden geboren in Breda, Wemeldinge en Alphen aan den Rijn. Het varen legt Arie geen windeieren en in november 1924 bestelt hij bij de firma Kempers in Alphen aan den Rijn een nieuw motorschip. Hij ruilt de "Jannetje" in voor ƒ 3000,- en moet ƒ 10.000,- bijbetalen voor zijn nieuwe motorschip. Vol trots vermeldt Arie op 1 april 1925: Afa deze laatste reis met de "Jannetje" waar we 202 reizen mede gedaan hebben zijn we naar de werf van Kempers gevaren en zijn op ons nieuwe motorschip de "Sympathie " over gegaan. Deze is groot 72 ton. Hierna verhuurd per week voor 65 gulden plus 5 gulden premie per reis plus vrije vaarkosten en olie bij NV Oosthoek en Zn.

Jaarboek 1997 69 1-

i i-

y y ' ^7

^ . j T' Z // / / e <• H

Gedeelte van de inleiding van het scheepsjournaal van schipper Arie van Dam.

Van Jan Wille koopt Arie een stukje grond langs de Rijn in de Hoogewaard, groot genoeg om de "Sympathie" af te meren, voor de prijs van ƒ 1600,-. Zijn zwager Johan van Burik bouwt een woonhuis, het latere "Toplicht", op dit plekje en rekent daarvoor ƒ 4000,-. Arie vervoert zelf voor de bouw van het huis 40 ton zand van Werkendam naar Koudekerk. Jannetje gaat nu met de kinderen, die naar school moeten, in het nieuwe woonhuis aan de wal wonen en Arie vaart verder met Arend Stoffer als knecht. De tochten voeren van Alphen aan den Rijn naar Dirksland en van Steenbergen via Middelburg naar Koudekerk. Eind 1934 komt zijn oudste dochter Trijntje als scheepsmaatje aan boord. Zij wordt twee jaar later opgevolgd door haar broer Willem. Hij schrijft daarover in zijn journaal: 1937-6 april. Tot spijt van ons beiden moest Trijntje het veld ruimen voor Willem na 2 jaar me geholpen te hebben.

70 Historisch Genootschap Koudekerk In de nacht van 9 op 10 mei 1940 ligt de "Sympathie" voor anker in Zierikzee. De volgende dag hoort Arie een vreemd geluid. Hij denkt dat de motor defect is geraakt. Ik ging naar de motor kijken, maar die liep toch goed. Toch bleef dat vreemde geluid: boem...boem...boem... Toen ik verderop kwam bleek dat ze de Moerdijk- brug aan het beschieten waren. Ik begreep er niets van. Ik zag mensen met dekens aan de kant zitten, zag later een autobus in de lucht vliegen, maar ik voer door alsof er niets aan de hand was. Toen ik in Gouda bij de sluis kwam vroeg ik: "Moet je me toch eens zeggen wat er aan de hand is." "Joh," zeiden ze "het is oorlog."

In de oorlogsjaren vaart schipper Arie met zijn tweede zoon Adriaan. Zijn overeen• komst met Oosthoek komt op een laag pitje te staan en de reizen zijn nu van particuliere aard. Zo vaart de "Sympathie" betonijzer van het plaatsje Arkel naar de Wieringermeer en voor Van Ooien uit Hazerswoude wordt stro uit de Wieringermeer vervoerd. De laatste vracht wordt echter door de Duitse Wehrmacht in beslag genomen. Na de Bevrijding gaat Arie weer voor Oosthoek varen en gaat hij opnieuw onderhandelen met scheepsbouwer Kempers. 18 december 1950. 63 ton riolen van Zoeterwoude naar Emmeloord. Na deze reis schip bij Kempers gebracht waar het verlengd is en de gangboorden omhoog gebracht zijn. Vergroot tot 107 ton. Dit heeft gekost ongeveer 7000 gulden.

In 1951 trouwt de schipperszoon Willem en komt met zijn jonge vrouw Maartje aan boord van de "Sympathie" wonen. Als Arie in 1952 acht weken opgenomen moet worden in het Academisch Ziekenhuis van Leiden met lupus, (het gevolg is de ontsierende plek in zijn gelaat) houdt zijn zoon het schip in de vaart. Arie stopt in 1955 met varen op de "Sympathie" en verkoopt het schip aan zijn zoon. Na ongeveer 30 jaar verhuurd te zijn geweest bij de NV Oosthoek en Zn., hebben we de "Sympathie" verkocht aan onze zoon Willem van Dam.

Arie gaat nu voor halve dagen werken op de fabriek van Oosthoek en zijn taak bestaat voornamelijk uit teren, verven en touwladders splitsen. Hoewel het bijhouden van het scheepsjournaal niet meer nodig is gaat Van Dam door met het noteren van gebeurtenissen en lezen we dat hij in 1956 gekozen wordt als ouderling der "Gereformeerde Kerk van Koudekerk".

Het water blijft de schipper echter trekken en regelmatig vaart Arie mee op de "Sympathie" of maakt hij tochtjes met andere schepen. Zo lezen we: 1961 9 dagen met de "Sympathie" meegevaren naar Rotterdam, Eindhoven en Maastricht 1963 Pensioenuitkering van Oosthoek verhoogt tot f 52,20 per maand. Met Oosthoeks Gouden Club naar Amsterdam. Rondvaart en daarna naar Schiphol. 1970 18 mei tot 23 mei Rijntocht van Arnhem naar Rudesheim met de MS Christina, aangeboden door de kinderen. 1970 2 juli 50 jarig huwelijksjubileum gevierd met de Avifauna boot, gelijk met 25 jarig huwelijksfeest van P. van Dam en Anna van Burik. 1971 7 juni Tocht van Koudekerk via Rijn, Wiereke, Yssel, Vreeswijk, Lek, Slikkerveer, Gouda, Gouwe naar Koudekerk. 1975 2 juli mochten wij herdenken onze 55 jarige echtverbintenis. 23 juli heeft God tot zich genomen onze geliefde vrouw, moeder en oma Jannetje Camelia van Dam-van Burik.

Jaarboek 1997 71 Van Dam achter zijn huis aan de Rijn bij zijn motorbootje "Amice ", in de zestiger jaren.

Van Dam blijft tot op hoge leeftijd in zijn woonhuis "Het Toplicht" aan de Hoogewaard wonen. Het Toplicht is vernoemd naar een scheepslantaarn die hij aan de voorgevel heeft gehangen op de dag dat hij voorgoed aan de wal stapt. Aan de wand in de woonkamer hangt een tegeltableau van de "Sympathie."

\ <4

Zo vermeldde Van Dam het overlijden van zijn vrouw.

72 Historisch Genootschap Koudekerk Uren brengt Arie door in zijn tuin, turend over het water van de Rijn en aan de vele bezoekers van "Het Toplicht" worden de prachtigste verhalen verteld waarin water en varen de hoofdrol blijven spelen. De laatste maanden van zijn leven slijt de oude schipper, omringt door scheepsattributen en herinneringen, in "Beja• ardencentrum Rhijndael".

Op 11 mei 1987 overlijdt Arie van Dam en wordt het scheepsjournaal definitief afgesloten. mw. A. Bink

Jaarboek 1997 73 Honderd jaar geleden

Kroniek van Koudekerk in 1897

ij de aanvang van het jaar 1897 telde Koudekerk 1407 inwoners, waarvan 713 Bmannen en 694 vrouwen. Van de 6 tot 12 jarigen waren er 99 jongens en 79 meisjes. Van deze 178 jongeren gingen er respectievelijk 52 en 48 naar de Open• bare School, terwijl 43 en 28 elders onderwijs genoten. De overige 4 jongens en 8 meisjes volgden dus geen onderwijs.

Uit de raadsnotulen

De gemeenteraad, bestaande uit 6 leden, te weten de heren G. van Egmond (wet• houder), A. Dorrepaal (wethouder), N. Blonk, G. Dorrepaal Gzn., CN. Oppelaar en H. van den Berg, werd voorgezeten door de burgemeester E. Zirkzee en terzijde gestaan door de secretaris Joh. van Egmond. De burgemeester had in december Heden orerlped na eene lang• van het voorgaand jaar de laatste durige oifgesteldheid, zacht en kalm, raadsvergadering nog bijgewoond, ante geliefde echtgenoot, vader on doch door ziekte is hij dit jaar niet behnwdTader, de Heer meer aanwezig geweest. Op 29 ETEBABD ZIRKZEE, maart overlijdt Everard Zirkzee, in io loten Burge^meeater Tan Koudekerk, is den ouderdom TOD 65 jaren. de ouderdom van 65 jaar. De J. P; H. ZIBKZEE— waarnemend voorzitter van de raad, HENOIVRLD. G. van Egmond, spreekt aan het M. H. SUEBMONDT— begin van de vergadering van 5 april «j * ZIRKZEE. G. W. H. SUERMONDT. als volgt: Mijne Heeren. Het was l.l. NANCT ZIRKZEE. * vrijdag de derde maal, dat ik het lijk Koudekerk—Oudihoorn, 1774 van een Burgemeester van Koude• 29 Maart 1897. T kerk grafwaarts geleidde. De heer • Etnigt en algemeent kennitgeving'. Zirkzee regeerde kortertijd dan de beide eerstbedoelden, doch was meer dan 30 jaren ingezeten dezer gemeente, enz. Reeds op 21 mei wordt de heer W.L. van Tricht als nieuwe burgemeester geïnstalleerd. Aangezien hij niet gesteld is op uiterlijk vertoon, heeft hij ervoor bedankt om feestelijk in de gemeente te worden ingehaald. In juni vraagt de burgemeester zich af of i.v.m. de komende verkiezingen een schoollokaal als stemlokaal niet wenselijker zou zijn dan de Raadkamer. De raad vindt van niet. Op 7 juli zijn er verkiezingen voor twee leden van de gemeenteraad. Aftredend is G. Dorrepaal Gzn. Er hebben zich kandidaat gesteld de heren G. Dorrepaal Wzn., A. van der Bijl, A. Goemans, B. de Jong en D. Reijneveld.

74 Historisch Genootschap Koudekerk Kiezers le Koudekerk! .... •• < •.... * Stemt.op T Juli a. s. uit het Vijftal, dat u Aangeboden, wordt, de candidaten der Anti-ReTolutionnirerKicsvereeniging .Nederland on Oranje", n.l.: • B. DE JONG « D. REIJNEVELD. . .'Van beiden ie het to verwachten, dat zo, goko/on.zijnde, de gemeentebelangen go'ed zullen behartigen. » t 2835 Namens het Bestuur der Anti-Iïev. Kietvereenigtng : . " }}ï BATELAAN. • ' . . • . : NJ P. SLEQTKNUOR8T, Steret.

Na de herstemming op 20 juli zijn gekozen de heren G. Dorrepaal Wzn. en A. van der Bijl. De raad bestaat dan, vanaf september, uit 7 leden. In totaal vergadert de gemeenteraad elf maal, waarbij o.a. de volgende zaken aan de orde komen. In januari wordt aan H.M. de Koningin Regentes Emma een brief gezonden, waarin de raad bezwaar maakt tegen opheffing van het belastingkantoor te Hazerswoude en overbrenging ervan naar Boskoop, wat anderhalf uur gaans van Koudekerk is gelegen. Het bezwaar wordt afgewezen. Aan Gedeputeerde Staten wordt vrijstelling gevraagd en nadien voor 5 jaar verkregen, van de verplichting tot het geven van Onderwijs in de vrije en orde oefeningen der gymnastiek. Een kwestie die een aantal keren terugkomt in de raad is het verzoek van B. en W. van Hazerswoude, dat in het vervolg de kosten van hulp bij brand worden betaald door de gemeente aan wie hulp is verleend, en de uitbetaling der belooning aan de spuitgasten plaats heeft overeenkomstig het tarief, zoals voor hunne spuit is vastgesteld. Men voelt hier niet veel voor, maar gaat later toch akkoord, waarbij de heer A. Dorrepaal nog fijntjes opmerkt dat niet uit het oog verhoren mag worden, dat de bewoners van de Hoogenrijndijk profiteren van den nachtwacht dezer gemeente!

In de vergadering van 18 augustus deelt de Burgemeester mede dat hij van de Commissaris van de Koningin verlof heeft, om zich van 21/8 tot 3/9 buiten de gemeente op te houden. Wat de reden is, wordt niet vermeld. In de laatste vergadering van het jaar, op 19 oktober, wordt akkoord gegaan met de verhoging van de jaarwedde van burgemeester en gemeentesecretaris met f 150,-. Vervolgens wordt de begroting voor 1898 behandeld. A. Dorrepaal is van mening, dat de enige secretarieambtenaar best gemist kan worden, omdat de secretaris z.i. het werk alleen af kan. Als hij toch een ambtenaar wil, kan hij die zelf uit zijn verhoogde wedde betalen. De burgemeester zegt dat D. een en ander niet kan beoordelen en noemt laatste propositie niet aanbeveelingswaardig. Het raadslid Blonk zag liever een jongere klerk met mindere betaling, terwijl Oppelaar opmerkt, dat f200,- jaarwedde voor ambtenaar Munnik niet te veel is. Het blijft bij opmerkingen. Bij de rondvraag komt aan de orde de wenselijkheid om een bliksemafleider op de toren te plaatsen.

Jaarboek 1997 75 Uit de Rijnbode

Het jaar 1897 is amper begonnen of op 2 januari overlijdt Teunis Reijneveld, oud 75 jaar, aan de cholera. Een week later, op maandag 10 januari werd op het schoolplein van de openbare school (thans "Onderdak") een waterpomp in gebruik genomen, waardoor in een lang gevoelde behoefte werd voorzien, zoodat de schooljeugd geen Rijn- of slootwater behoeft te drinken of de naburige bewoners der school lastig te vallen om drinkwater. In de Rijnbode van 24 febmari staat een brief van de predikanten en pastoors uit de Rijnstreek, waarin zij de gemeenten langs de Oude Rijn en de Gouwe verzoeken te bevorderen, die maatregelen te nemen waardoor de uitoefening van de openbare godsdienst, zonder eenige stoornis, door het stoombootverkeer, of andere midde• len van vervoer te water kon plaats hebben. Het resultaat van dit schrijven is, dat op de genoemde vaarwegen de pleizier- of feestbooten onder kerktijd stil zullen moeten doorvaren, zonder dat aan boord muziek gemaakt mag worden en zullen geene signalen gegeven mogen worden dan strikt voor de veiligheid der opvarenden en ter bescherming van anderer eigendom noodzakelijk is. De winter duurde kennelijk lang, want W. Wille te Koudekerk adverteert dat hij nog ruim voorzien is van droge lange Friese Turf en Steenkolen. De lange turf is ook te bekomen aan zijn pakhuis in de Alferhoom. Eind febmari is er melding, dat de 71-jarige oud-molenaar B. Kraan het ongeluk had van de trap in de Hondsdijkse molen te vallen, met het treurige gevolg, dat hij na een paar dagen de geest gaf. Half maart houdt het departement Koudekerk - Hazerswoude van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen in de bovenzaal van het café van mevrouw de weduwe Van Egmond een openbare vergadering. Tussen de advertenties lezen we in dezelfde editie dat de firma H. van Leeuwen te Koudekerk een makke hit vraagt. Een klein berichtje in de Rijnbode van 31 maart doet veronderstellen dat het de landelijke pers heeft gehaald, aangezien onder het hoofd Gemengde Berichten wordt vermeld, dat te Koudekerk een meisje van 14 jaar het leven heeft geschonken aan een zoon. Er zullen ongetwijfeld "gemengde" gevoelens zijn geweest. Bij de berichten over de Burgerlijke Stand in de Rijnbode van 11 april lezen we onder Koudekerk, dat een ongehuwde moeder is bevallen van een zoon. Het zou dus waar kunnen zijn.

Begin april doet de Rijnbode verslag van de begrafenis van burgemeester E. Zirkzee, tevens wordt vermeld dat de heer CN. Oppelaar als tijdelijk wethouder aan het college wordt toegevoegd. Dan lezen we weer in de rubriek Binnenland, dat de gebroeders Dorrepaal met hun varkens een derde prijs hebben gehaald op de tentoonstelling voor gemest vee te Rotterdam. Bij de (pannen)fabriek van G.C. Wemink te Koudekerk is tegen zeer billijken prijs een partij puin te koop. Naast de dankbetuiging van de familie Zirkzee voor de bewijzen van deelneming ontvangen bij het overlijden van onzen geliefde echtgenoot, vader en behuwd vader, vinden we een aankondiging van een openbare verkoping, wegens sterfgeval, van eene Equipage op 12 mei op de buitenplaats Rijnhoeve onder Koudekerk (Hondsdijk). Alleen al voor de benamingen van voertuigen, enz. is het interessant de advertentie door te lezen. Veertien dagen later, in de editie van 23 mei, is er melding van een vrijwillige verkoop, waarbij dezelfde notarissen in het logement van Mej. de Weduwe van Egmond te Koudekerk, bij opbod (9 juni) en afslag (16 juni) publiek verkoopen de Buitenplaats Rijnhoeve, met de daarachter gelegen kapitale goed onderhouden bouwmanswoning, met verdere getimmerten, alsmede eenige perceelen uitstekend Wei- en Hooiland, voorts een grooten boomgaard en eenige Arbeiderswoningen, alles staande en gelegen onder de gemeenten Koudekerk en Oudshoom, ter gezamenlijke grootte van ongeveer 33 2 hectaren. Op dezelfde

76 Historisch Genootschap Koudekerk •.V' •. Vv bladzijde staat een advertentie, .^ORMtHII 'VERIfOOPWr waarin het bestuur van de "Lage- wegens éterfgeTal) waardschen- en Bruimaadschen pol• der" meedeelt, dat publiek zal wor• den verpacht het grasgewas, groei• ende op de voormalige Ambachts• kade. Bakker C. van Vliet te Koudekerk vraagt een bakkersknecht. De heren i. C. SPRUIJT (7* a/d'Rijn D. Reijneveld, A. Kwakemaak en S. Huisman, zijn benoemd tot polder• C; KORTEWtfG te HazerSwonde, meester van respectievelijk de .zullen opNVoeiittrinsgAji Mei 1X97. Hondsdijkse-, de Lagenwaardse- en •morgena hnlf twnajfuur, op de buitcn- fdoat. „UIJNHOEVE", onder , Bruimadese- en Hoogenwaardse polder. In de leeftijd van 89 jaar is KÖVDEKEUK, gestorven de heer J. Batelaan, de ee• oyi contant ijtld, publiek verkoopen: nige oud-strijder 183] (tiendaagse DRIE ZWARTE 6-JARICE veldtocht tegen België) van Koude• ]Herr i epaar elfen, kerk. in liet span loopend, mak cn vertrouwd Bij de verkiezing van leden voor de bij ilcn weg, bennvons ccn HèiigNt- Tweede Kamer wordt er in Koude• Veiilt'n; voorts'groote OmnlbiiN- kerk als volgt gestemd: J.H. Donner brenck voor 0 per*, mét boWcn zomer• en winterknp. tloupé-Clnrencc, Calèclio (A.R.) 110 stemmen, Jhr. M. v.d. vis h vifc. Utrp^htachc '\Vngr>n, Afrijd- Brandeler (C.H.) 64 stemmen en brc:irk, Tilbury, nntickc .Arreslede cn Jhr. J.W.C.M. van Nispen tot Arrctikkcr; vtrdcr: vcrsMiillenilo 1- OH £-piini-

Tot zover de Koudekerkse kroniek over het jaar 1897. In de wereld buiten Koudekerk gebeurde natuurlijk ook van alles, waarvan een aantal zaken memorabel is. Zo hebben we al gelezen over de verkiezingen, welke als gevolg van de nieuwe kieswet Van Houten het aantal kiesgerechtigden in het land verdubbelde. Er was dus sprake van meer verkiezingsstrijd. Bekende voormannen zijn Savomin Lohman, Kuijper en Schaepman. Sinds 1848 (Thorbecke) regeren de liberalen met één enkele onderbreking. Door de zaak Hogerhuis, waarbij drie Friese broers voor geweldpleging zeer zwaar gestraft worden, krijgt de advocaat en socialist Troelstra algemene bekendheid. Hij is één van de twee S.D.A.P.ers die voor het eerst in de kamer gekozen worden. De regering neemt door naasting de particuliere telefoondiensten over, wat het begin is van onze latere PTT. Op 3 april overlijdt te Wenen op 63-jarige leeftijd, de componist Johannes Brahms. Koningin Victoria van Engeland viert haar 60-jarig regeringsjubileum. Op initiatief van Theodor Herzl vindt in Basel het eerste zionistisch wereldcongres

Jaarboek 1997 77 plaats. Op de succesvolle tentoonstelling te Wenen tonen talloze kunstenaars de nieuwe kunstuiting, genaamd Jugendstil. Zo is er een sierlijke stoel van Michael Thonet en zijn er fraaie sierlijke interieur-ontwerpen van de Belgische architect Henry van de Velde. Nederland is vertegenwoordigd door de kunstenaar Jan Toorop. Op de drempel van de twintigste eeuw leeft de conjunctuur op.

Harry Didden/Jan Wondergem

r. .tm. ZniHu .1 Januari IMI7. tl' J>afK»n(t. .0

... Njeuws- en. Advertentieblad VOOR ALFEN. AARLANDERVEEN, . OUDSHOOR'N EN OMSTREKEN. i itinii in mui

VRIJWILLIGE VERKOOPING, DE NOTARISSEN wtrm \t m »)* HII C. IBRÏÏ1EC tiluirnriiii, •ulln In lif.1 lonim.nl na WnJ. dn W»J. VAK'. EOMOND.,U KOUDEKERK, bij: opbod ,Woenid«a B lonl 1897, Uj ifiltg Wóemdag 16.Juni 1897,

; PUDLIEK .VERKOOPE-N: de Buitenplaats ^MMI„liijnhoerc," ^^K^m* d« durmchltr *«!•- g«ii' KAPITALE, fati ondjrhooJen

JUu..^..., .u, . met Terdcrt )(e timmer ten, . WËi- en HOOILAND, TOOtT* , gröoteii HOOMGA-AltD en raiHt Arbeidersioninjtn, allM tUAnde ea gctef?en ondnr de .^emeeaUn Koudekerk en Oudshóorn, ter gpumrnlijke jfr^ottn vin onptveer «S'/a Hectaren. De' «erkoep fe^hie.!t Tn 7 p*f<»«lfo, bg daa sltUf i^l-r irrondnlijk «B duniA. In irracbill-ndfl fleffll>intli«n. Meerdere inlichtinftf-o lijn to TrrVnj. b; d« Nounwn Jr«'. HruriJT rAlffti tM llflo u •<:. KORT KW EO to IIeu.n>oud*, «Ivur de ><-lll»f- b**kjr<. wl»ri» de j>»rc*elen en de TaorTUtmtte UMinreo Itn verknop tijt; oauehrem, 'op Ireoco teotrafn u bekomen rijn. :''.'32 23 mei

78 Historisch Genootschap Koudekerk Uit de Rijnbode, anno 1897 ' Koudekerk.* - Dinsdagavond trad voor ons Departement der'Maatschappij tot nut ,van 't Algemeen ojf-de heer Dr. Bleekrode ui£ Den Haag.

Nog ruim Tooriien Tan Dééd i het onderwerp: „'de Electriciteit en hare toepassing" Terw.-tchten dat meer op wetenschappelijk gebipd zou-gesproken droge lange fnesche TURF worden, toch bleek, dat de heprTJleekrode op amusante ^.en zeker zeer -duidelijke cn STEKNKOLEöf wijze de werking der eleetriciteit wist en terder aj 1 e >ooiten Tan BRAND• te verklaren en toonde sgrêker -door STOFFEN, coBÓurreerenden priji. verschillende proeven aan, de- ontwik• * "LANGE TURK Itan ook ontiangen keling dier geheimzinnige natuurmacht worden aan mijn pakhui» in den cn hejj veelzijdig gebruik det er reeds Alferhoom. . nu van wordt gemaakt. W. WILLE, Vooral het cmtstaan van het electrisch 1286 EOCDEEEBK A/D RIJX. glocilic^it werd zeer duidelijk voorgesteld en menigeen dio de uitvinding van Ediaon 'meermalen heeft gezien kan zich 24 februari door de verklaring van Dr. Bleekrode nu zeer gemakkelijk voorstellen hoe hot glocilicht ontstaat. ,Wc hopen dat-het bestuur van het Ben in lei»» Tan Floralia" deelt fc Departement besluiten moge in een mede deze volgend seizoen Dr. Bleekrode wederom Drie-tn-veertig voorteekens van regen. uit te noodigen ora voor ons een zijner vele ea interessante onderwerpen te be• 1 De. holle wind kent perk nooh palen. handelen. ,4 3 Het twerk Téfrandert keer op keer. f We kunnen andere departementen met 8 Ik tie het kwik in 't weerglas dalen. - { Het schoorsteeproet rolt druppelend neer alle . vrijmoedigheid den raad geven 5 Het vooht begiiit den muur te ontvloeien. Dr. Bleekrode die, tooate bekend is door 6 De zwaln* scheert langs 't spichtig gras. bet Hoofdbestuur daartoe is aangewezen, 7 De Tlieg Torstoort de • logge koeien. to 'verzdéken voor hen op te treden. " 8 De kikTorsch kwaakt in d' eneenplas. 9 Flink, mijn patrijshond xit te droomen. 23 november 10 Het stof draait dwarlend in de rliet. 11 De Tisschen spart'len op de stroomen. Komligkerk. Aan hel dezer dagen 12 Het regende ook op Sint Mutfrost- opgemaakte landbouwverslag dezer ge• - 13 Hebt irt den staik der gracht geroken ? meente ovcr^lSGT, yraarbij op verzoek 14 Zaagt gij dien fraaien regenboog? van den burgemeester, do heeren O. 15 De zon is neerlig neergedokon. Dorrèpastl Gz., Abr. llcijnoTcld. cn 16 Ondraaglijk kwelt me een eksteroog. 17 Do huiskat strijkt haar fülpen wangen Dorrcpniil,.. landbouwers /Ihier, hunne 18 Gesloten i« do pimpernel. welwillcndö medewerking - verleenden, 19 De meerle fluit haar zoetste zangen. oritlcchcn wij o m. Set volgende: 20 Ei hoor, wat piept de' krekel fel. Van de ruim. 101" hectaren.in deze 21 Het loeiend ree wil 't veld Torlaten. gemeente, bedraagt het aantnl hectaren . 22't Verschiet, schijnt ons nabij to zijn. weiland 913.28, cn nan bouwland slechts 23 Ik hoor d'pnruite schapen blaten. 3.1 G hectaren. Tuinen , met inbegrip 24 Aanhoudend knort hot ronkend iwjjn. van boomgaarden, ongeveer 20 hectaren. 25 Do slakken zijn met zand bestoven. Werden in 1897 yan do 913 hectaren 2C Dc padden kruipen ginds en her. weiland 380 hectaren gehooid en waa 27 De klaver heft de kruin naar boven. dc opbrengst pl. m. 5000 KG. hooi. 28 Flauw glinstert zelfs de grootste ster. 29 De pauw verheft zijn schelle kroten. Werd aan stadsbagger ingevoerd 9130 30 Het rijpaard trapt TOI ongeduld. M3, tegen den'prijs van f 1 25 per M3, 31 Mijn hond wil gras Toor bcond ren eten. met inbegrip van het vrachtloon. 32 Zio boe oen kring do maan omhult. Do veestapel bedraagt 1355 runderen, 33 Do glimvorm blinkt in. vollen luister schapen 12S7, varkens 392, paarden, hit• 34 Dc koekoek roept in 't eenzaam woud. ten cn veulciiR 07 cn geiten ruiiu 40 stuks. 35 Het is, schoon zomer, tamelijk koud Dc productie van boter wordt geschat 3GDcRan7.cn gagg'len, de eendon kwaken. op 30.000 KG. roomboter en SOOO KG. 37 Dc gladdo zuring krimpt incon. wciboter. 38 Het hout zet uit met hoorbaar kraken. 39 Hot vocht omwolt don blauwen steen. De productie van kaas bedraagt niet 40 Do kraaien storten zwierend nodcr. minder den 222.900 KG., t. w. aan vette 41 In gang'ch kamer kruipt do spin. Ooudsc-hc- cn Edammer kaas 195.900 42 Do boomvorsch spelt onstuimig weder. KG., aan Leidsche kaas 24.000 KQ. cn 43 Do nicuwo maan Tiel Maandag in. aan halfvette Goudsclic kaas 3000 KG.

7 april 17 december

Jaarboek 1997 79 Interview met de heer J.P. Zuidwijk op 26 februari 1997

p een druilerige woensdagmiddag stap ik, gewapend met pen en papier, bij de Ofamilie Zuidwijk op no.1 aan de Europasingel binnen. Het blijkt dat Jacobus Petrus Zuidwijk (zeg maar Koos) al op zijn praatstoel zit. Hij is geboren op 30 mei 1912 en hoopt dit voorjaar dus vijfentachtig jaar te worden, het is hem niet aan te zien. "We hadden thuis vier meisjes" zegt hij, "m'n oudste zuster leeft nog, ze is 93 en woont in Rhijndael. Verder waren er drie jongens, waarvan ik de middelste was. Ik heb nog één broer en die woont in Gouda. M'n moeder kwam van Alphen. Ze woonde op een boerderij waar nu de gevangenis staat. Mijn vader is geboren op "Withorst", hier in de Dorpsstraat op nr. 17. Ik ben van huis uit Roomskatholiek en dat zijn mijn vrouw en ik nog steeds. Binnenkort wordt er een kleinzoon tot priester gewijd" zegt hij met een vergenoegd gezicht. "Mijn vader had een eigen bedrijf. Hij was wagenmaker. Met dertien jaar kwam ik van school en moest meteen meehelpen in de zaak.

Voor de wagenmakerij in de Dorpsstraat, omstreeks 1925. v.l.n.r. Koos, broer Cor en vader Arie Zuidwijk.

Hij repareerde en maakte kruiwagens, o.a. voor de dakpannenfabriek van Oppelaar en voor de draineerbuizenfabriek van Van Leeuwen. Het was een secuur werkje. Een afgestreken kruiwagen moest precies de inhoud van een hectoliter hebben, want de gemalen schelpen gingen als kalk in de kruiwagens. Was hij te laag dan moest m'n vader er nog een randje hout opzetten. We brachten de kruiwagens lopend naar de klanten. Later hadden we een bakfiets, daar konden er vier op staan. Gelukkig maar, want we hadden ook klanten in Zoeterwoude-dorp. Later

80 Historisch Genootschap Koudekerk kwam de carrosseriebouw op gang. Mijn broer ging bij een baas in de leer. De eerste auto was voor Van Egmond. Hij deed in groente. Het onderstel kwam kant en klaar binnen, wij maakten de laadbak er op. De chauffeur zat op een kist die met bandijzers op het chassis was vastgemaakt. Later maakten wij ook de cabine. Alles van hout. Dat was veel lijmwerk. Je maakte de carrosserie naar een tekening. Later werden ze van staal gemaakt. Om te leren lassen ben ik een cursus gaan volgen in Sassenheim. Als kinderen, en niet alleen de jongens hoor, ook m'n zus, moesten we de zaagmachine draaien. Later kocht vader een machine op gas, want er was toen nog geen elektra in Koudekerk". Koos springt nog even terug in z'n gedachten en vertelt: "Dc heb bij de Zwaantjeskerk school gegaan, dat was een zusterschool. In de laatste klas heb ik drie maanden roodvonk gehad. Dc heb die klas nog een keer overgedaan". Op een gehoorapparaat na, mag hij zich nu nog in een goede gezondheid verheugen. "Ja, ik ben altijd goed gezond geweest, maar", corrigeert hij zichzelf, "een jaar of vier geleden heb ik een darmoperatie ondergaan". "Dc ben toen wel flink ziek geweest, maar daar ben ik weer helemaal overheen hoor", zegt hij opgelucht. "Onze huisarts destijds was dr. Vlaanderen. Hij hielp ook bij de geboorte van onze kinderen. Hij reed op een motorfiets en heeft eens een ongeluk met dat ding gehad, waardoor hij een gat in zijn kop had. Mijn vrouw en ik hebben tien kinderen gehad, maar één, een heel lief meisje, miste een tussenschot in haar hartje; ze is met negen maanden overleden. We hebben vier jongens en vijf meisjes. Onze hele familie telt achtendertig personen. Van huis uit ben ik CDA en dat zijn we nog steeds. Dc hou het nog goed bij hoor. Een zevende deel van het dorp was vroeger katholiek en de rest was andersdenkend. Ds. Haspers was hier predikant, hij woonde schuin tegenover ons. Met vakantie gingen we niet, dat kwam er niet van met zo'n groot gezin en het drukke bedrijf, dat later uitgroeide tot een carrosseriefabriek. Dc heb zelf nog de tekening gemaakt voor het nieuwe pand. De ramen kwamen van een tentoonstelling uit Luxemburg. We gingen wel eens een paar dagen naar de autotentoonstelling in Frankfurt om "te stelen" met je ogen. Dc liep altijd met een bloknootje en een potlood op zak, en dan krabbelde ik gauw wat na. Dc ben ook wel eens gepakt hoor", gniffelt hij bij die herinnering. "Later gingen we ook koelwagens maken, die we bekleedden met polyester, om ze goed schoon te kunnen houden. Zondags gingen we met het hele gezin naar de kerk. Lopend met z'n elven naar de Zwaantjeskerk. We hielden altijd echt zondag. De eerste vijf jaar hebben we aan de Hoge Zijde gewoond, later kwamen we tegenover de tandarts te wonen. Mijn vader had dat huis destijds gekocht, ging er zelf niet in wonen, maar verhuurde het. Eerst kwamen er van die wildebrassen wonen, die alles afbraken. Daarna kwam Van der Marei, die kwam van de Zijl. Hij kocht het met dien verstande, dat hij het niet mocht doorverkopen. Mijn vader wilde het t.z.t. weer terug kopen. V.d. Marei komt te overlijden, hij was van de "kleine kerk", de Gereformeerde Kerk. Toen kwam ds. Haspers en die wilde het huis wel kopen, maar V.d. Marei z'n tweede vrouw (z'n eerst vrouw was overleden) wist van de voorwaarde, dus dat ging mooi niet door. Toen zij eruit ging, heeft m'n vader het weer teruggekocht en zijn wij erin gekomen en daar hebben we al die tijd met onze negen kinderen gewoond. Toen werd ik 65 en mijn vrouw was al eens hier en daar wezen kijken, maar ik zat eigenlijk een beetje vastgeroest daar in de Dorpsstraat. Dc zat wel tussen allemaal andersdenkenden, maar ik kon het goed met ze vinden. Dc kwam meer bij de dominee dan bij de pastoor. Omdat we een zaak hadden, hadden we ook telefoon en de dominee kwam wel eens langs als hij wat te bellen had. 't Waren aardige mensen en ze hadden leuke kinderen. We hebben heel wat avonden over het geloof zitten bomen. Speciale feestdagen waren er niet op het dorp, alleen Koninginnedag, dat was heel gezellig. Dc deed niet actief mee met het verenigingsleven, maar ik ben wel secretaris-penningmeester van de padvinderij geweest. Mijn vader was dirigent van het zangkoor en m'n broer zat er op en later heb ik er ook nog opgezeten. Dc

Jaarboek 1997 81 heb wel altijd bejaarden naar de kerk gereden en ook naar de St. Jozefkerk in Leiden. Ze noemden het bezinningsdagen. Drie dagen was dat. 's Morgens brengen en 's avonds weer halen. Later gingen ze naar Zoeterwoude-Dorp. 'k Heb het nog tot twee jaar geleden gedaan. Dc rij nog wel auto hoor. 'k Voel me nog best achter het stuur. Maar ik rij niet meer van die hele einden, 'k Heb een zoon in Drenthe, in Pesse. Hij is daar politieagent, maar dat is me te ver. 'k Ben ook nog lid van de vrijwillige brandweer geweest. Toen ik stopte met werken, zijn we er wel mee uit geweest, 'k Ben overal geweest hoor, Italië, Frankrijk. We hebben ook 9 x de Drentse rij wiel vierdaagse gereden, maar wel altijd vanuit Assen". En trots komen de foto's op tafel. "Maar de 10e keer ging niet door, m'n vrouw moest naar het ziekenhuis en toen zij eruit kwam moest ik erin voor een operatie en toen zijn we meteen maar gestopt. Maar we hebben het altijd met plezier gedaan. We logeerden steeds bij dezelfde mensen. M'n werk was mijn hobby en dat was het erge, toen ik ophield met werken dacht ik, verdikkeme wat moet ik nu gaan doen? Toen ben ik naar Jan Goedhard gegaan, die ken je toch wel Jan Goedhard? En ik zeg Jan, ik kan geen noot lezen zo groot als de kerktoren maar kun jij me orgelles geven? Nou dat wilde Jan wel. Maar om te oefenen moetje zelf een orgel hebben en Jan is toen meegegaan om een orgel te kopen. En ik heb aardig leren spelen. Later kwam er een groter orgel. Maar we kregen met een paar tegelijk les en soms was de tijd al bijna om voor ik aan de beurt was en toen ben ik er maar mee gestopt. Maar als je geen les meer neemt, heb je geen stok achter de deur om te blijven oefenen en op het eind speelde ik helemaal niet meer". Inmiddels heeft mevrouw Zuidwijk haar middagslaapje achter de rug en verwent ons met een heerlijk kopje thee. Ze mengt zich in het gesprek: "Ja, ik zeg tegen m'n man als je toch niet meer speelt laten we die sta-in-de-weg dan maar wegdoen. En toen hebben we hem verkocht aan Reyer de Leeuw". Als ze de foto's op tafel ziet liggen, bromt ze op haar man: " Wat moet je toch met die foto's, die laat je toch niet zien"? Maar vader Zuidwijk is nog lang niet uitgepraat. "M'n broer was commandant bij de brandweer en op een keer stond de schuur van Molema in de brand. We hadden een spuitwagen met een V8-motor en die moest je met de hand aanslingeren, maar we kregen hem niet aan de praat. Wat bleek, de accu was leeg. Toen werd er gebeld: jullie hoeven niet meer te komen, de boel is al afgebrand!" Dc (A.v.d.L.) werp me toch weer even op de foto's en zie een statig bruidspaar. "Bent u in het zwart getrouwd?", vraag ik aan mevr. Zuidwijk. "Ja, in het wit trouwen was er in die tijd niet bij. M'n zuster is in het roze getrouwd'. Maar later zijn m'n zussen en schoonzussen wel in het wit getrouwd". "Ja maar", laat vader Zuidwijk zich horen, "er zat wel een roze onderjurk onder hoor. Het was een kanten bovenjurk en je zag het roze erdoor heen", gëniet hij nog na. "Oh", zegt moeder Zuidwijk, "wat had ik de zenuwen toen die foto gemaakt moest worden. Maar praten jullie maar verder hoor, ik moet nog wat doen", en weg is ze weer. "Toen ik niet meer orgel speelde, ben ik gaan jeu de boulle spelen. Tot voor een jaar heb ik dat gedaan. En schilderen dat is ook een hobby van me. 'k Heb heel wat gemaakt". Weer springt hij terug in de tijd. "Dc ben ook nog bij de motordienst geweest. Dan moest je colonnes begeleiden, 'k Zat toen samen met mijn broer in dienst en toen dacht ik, allebei van huis, dan staat de boel hier onbeheerd, dat kan niet, en toen heb ik me laten omscholen voor de lucht- wachtpost. Die had je hier in de kerktoren, maar dat weet je natuurlijk niet. We moesten daar op de vliegtuigen letten en dan telefonisch doorgeven hoeveel het er waren, van welke nationaliteit en in welke richting ze gingen en meer van zulke dingen. Dag en nacht zaten we daar. We waren met z'n zessen, drie groepen van twee man. Dc was commandant van een groep en Wim van Vegten ook. De derde weet ik niet meer. Van Vegten en die andere kregen meteen een rang, maar ik niet, ik was katholiek. Van der Sterre, heb je misschien wel eens van gehoord, was sergeant, die was Hervormd. Nou ja, die jongen kregen een paar centen meer, maar dat kon mij ook niet schelen. Als je kwam moest je richten en in het gelid en op de

82 Historisch Genootschap Koudekerk plaats rust gaan staan en al zulk soort dingen. Dc zeg tegen de jongens, dat spelletje kennen we nu wel, als Van der Sterre komt, dan doen we het en anders geloven we het wel. Want als je naar huis ging met het wisselen van de wacht, dan moest het weer".

'''' Éilllllil^yp4^

Luchtwachtdienst in de toren van de Gereformeerde Kerk met Willem van Vegten (links), 1939.

Dc (A.v.d.L.) wil weer even terug naar waar ik gebleven ben en vraag waar hij zijn vrouw heeft ontmoet. "In Lisse op de harddraverij. Daar gingen we met een paar vrienden heen, dat was heel gezellig. Het was liefde op het eerste gezicht". Mevrouw Zuidwijk brengt ons een tweede kopje thee en ik vraag of het bij haar ook liefde op het eerste gezicht was. "Nou, nee", zegt ze, "maar ik heb altijd wel gezegd, ik hoef niet vroeg te trouwen, maar ik wil geen lange verkeringstijd. Nou we hebben elkaar op 30 september ontmoet en bijna twee jaar later, op 29 augustus zijn we getrouwd. Ze weet het nog op de datum af. We zijn in Warmond getrouwd voor de wet. Dc ben Warmondse van geboorte, maar ging in Oud Ade naar school. Dat was een kwartier varen en twintig minuten lopen!" " Mijn familie stemde er wel mee in, dat ik een boerendochter trouwde", neemt de heer Zuidwijk het

Jaarboek 1997 83 gesprek weer over. "M'n werk was m'n hobby, maar daarbuiten had ik ook nog veel te doen. Dc ben nog geridderd voor 30 jaar trouwe dienst bij de brandweer, door burgemeester Van der Linden". Wat voor kruis weet hij niet meer, 't ligt ergens boven.

Burgemeester C. van der Linden spelt Koos Zuidwijk de onder• scheiding op voor trouwe dienst bij de vrijwillige brandweer van Koudekerk aan den Rijn, omstreeks 1975.

"Dc heb ook nog een kruis van de BB (Bescherming Bevolking). Toen ik als kind eens jarig was, ging ik 's avonds met m'n broer naar bed, en zei tegen hem, weet je dat ze vergeten zijn dat ik jarig was vandaag? M'n broer ging naar beneden en zei tegen moeder en vader: "Weten jullie dat Koos jarig was vandaag?" Nou, m'n moeder vond het vreselijk. M'n moeder kon heerlijk koken. Als het feest was kregen we een pudding met saus van zwarte bessen, die hadden we zelf in de tuin. Mijn vrouw kan ook lekker koken en heel gezond, geen papje op de bloemkool en altijd verse groenten. Dc ga nog wel eens naar de werkplaats, niet om de jongens van het werk te houden hoor. Dc hoef ook niets te vragen, maar ik kijk graag naar de nieuwe auto's. Dc ben nog steeds nieuwsgierig, 'k Heb ook twee kranten, één ochtend- en één middagkrant, 'k Hou het allemaal nog graag bij. Dc kijk ook graag tv. Vroeger als er een nieuw vliegtuig op Schiphol aankwam, gingen we met elkaar, de jongens van Heemskerk en Westdorp, op de fiets naar Schiphol en dan kregen we een rondleiding. Prachtig vond ik dat". Er komt een vliegbewijs op tafel van een rondvlucht boven Amsterdam uit 1933, voor het luttele bedrag van f. 8.-! Dat is ook geen prijs hè? Op mijn vraag of hij nog een aardig slotverhaaltje heeft, vertelt hij het volgende: "Het tekenen (voor de werkplaats) deed ik altijd boven de zaak op de slaapkamers. Op een keer zat ik weer boven te werken en opeens, boem, boem,boem op het raam. Nou die ramen zitten natuurlijk heel hoog, dus ik schrok me wild en trok de gordijnen open. Toen zag ik Sjaak Kuiper, Jan van

84 Historisch Genootschap Koudekerk Heijningen en nog een stel die liepen te donderen en met een vlaggestok op het raam te slaan. Nou toe kon ik wel lachen hoor". Mevrouw Zuidwijk komt er nog even bij zitten. "Dc kom van een boerderij en maakte daar kaas", zegt ze. "Dc ben er één van de zeventien! 'k Heb wel een dienstje gehad hoor, maar ook op een boerderij. Ja, 'k heb altijd hard gewerkt, maar je wist niet beter". Ik loop nog even mee naar boven en bekijk de vele tekeningen en schilderijen; er zijn prachtige bij. Na deze gezellige middag pak ik m'n fiets en peddel naar huis.

mw. A.v.d.Leest

Naschrift van de redactie: Het is Koos Zuidwijk niet vergund geweest zijn vijfentachtigste verjaardag te vieren, want op 19 april 1997 is hij, zonder ziek te zijn geweest, overleden.

Jaarboek 1997 85 Kadastrale atlas van Koudekerk

In 1832 werd in ons land het kadaster ingevoerd met als doel een billijke en uni• forme heffing van de grondbelasting mo• gelijk te maken en de rechtszekerheid met betrekking tot onroerend goed te bevor• deren. Om dit te kunnen verwezenlijken werd per gemeente een administratie aan• gelegd van al het onroerend goed (grond en gebouwen). Deze administratie bestond uit kaarten (de zg. minuutplans), doorgaans op de schaal 1:2500, waarop alle percelen waren afgebeeld en een tweetal registers waarin allerlei informatie over die perce• len, zoals eigenaar, soort van eigendom, grootte, belastbare opbrengst, enz. werd Voorkant kad. vermeld. Op de voorzijde van dit jaarboek atlas Koudekerk is het opschrift van zo'n minuutplan afgedrukt. Deze oorspronkelijke kaarten en registers zijn bewaard gebleven en bevinden zich in het Algemeen Rijksarchief te Den Haag. Ze bevatten een schat aan gedetailleerde informatie die voor een ieder, die geïnteresseerd is in de geschiedenis en in het bijzonder de plaatselijke geschiedenis, van groot belang is.

Door middel van die bescheiden hebben we een goed beeld van hoe Nederland er aan het begin van de vorige eeuw uitzag. Een beeld zoals dat er eeuwenlang heeft uitgezien, maar door de industrialisatie, ontginning en de aanleg van grote infrastructurele werken (wegen, kanalen en spoorwegen) inmiddels ingrijpend is veranderd.

De Stichting Kadastrale Atlas Zuid-Holland stelt zich ten doel om deze kaarten en registers voor het publiek toegankelijk te maken door middel van het uitgeven van de Kadastrale Atlas Zuid-Holland 1832. Per één of meerdere kadastrale gemeenten wordt een deel van die atlas samengesteld, waarbij gebruik gemaakt wordt van de hulp van lokale vrijwilligers. Om het geheel financieel mogelijk te maken worden door het Anjerfonds Zuid-Holland, de provincie Zuid-Holland en het Kadaster subsidies verleend.

Binnenkort zal als deel 6 van deze serie de Kadastrale atlas van Koudekerk verschijnen. Door een tweetal leden van ons genootschap, Jan Wondergem en ondergetekende, wordt op dit moment de laatste hand gelegd aan het manuscript en het voor reproduktie gereed maken van de minuutplans. Omdat het bestuur van het Historisch Genootschap Koudekerk groot belang hecht aan de totstandkoming van het deel van de kadastrale atlas dat Koudekerk betreft, heeft zij besloten aan dit project een bijdrage van 500 gulden te verlenen, terwijl ook aan de gemeente Rijn• woude een financiële bijdrage gevraagd zal worden..

86 Historisch Genootschap Koudekerk Over de manier waarop u in het voorjaar van 1998 deze atlas, die voor een ieder die geïnteresseerd is in het verleden van Koudekerk een onmisbaar naslagwerk is, kunt aanschaffen zijn op dit moment nog geen mededelingen te doen. De Stichting Kadastrale Atlas Zuid-Holland is nog in onderhandeling met de uitgeverij Matrijs over de prijs en de verkooppunten van de atlas. Welke rol ons genootschap hierin zal spelen is nog evenmin duidelijk. Zodra hierover meer bekend is, zal daaraan ruchtbaarheid worden gegeven. De promotie zal verzorgd worden door de uitgeverij, waarbij ons genootschap mede betrokken zal zijn.

Wim Lagerweij

Jaarboek 1997 87 Kort Jaarverslag 1997

Het bestuur

n 1997 vergaderde het bestuur 7 keer. Bij de vele onderwerpen die in die Ivergaderingen werden behandeld kwam steeds weer de toekomst van de oudheidkamer ter sprake. Het bestuur heeft door middel van een brief aan het college van Burgemeester en Wethouders haar voorkeur uitgesproken voor het behoud van de huidige locatie.

Werkgroepen

Met de coördinatoren van de werkgroepen heeft het bestuur twee keer vergaderd. Alle werkgroepen hebben, mede door hun geringe bezetting, te kennen gegeven geen tentoonstellingen meer te kunnen organiseren, zodat de zorg voor komende tentoonstellingen zonder meer op de schouders van de leden van de oudheid• kamercommissie komt te liggen. Deze ontwikkeling baart het bestuur zorgen.

Jaarvergadering

De jaarvergadering was dit jaar op 17 februari. In het bestuur werd mevr. A.W.N. v.d. Pols herkozen als penningmeester. Aangezien zij al sinds 1989 deel uitmaakt het bestuur, kreeg zij uit handen van de voorzitter een kleine attentie. De kascontrolecommissie voor 1997 bestond uit de heren W. v. Gent en K.H.L. van Klaveren. Dhr. W.v.Gent werd opgevolgd door dhr. J.A.P. Heemskerk, zodat de commissie voor 1998 bestaat uit de heren J.A.P. Heemskerk en K.H.L. van Klaveren.

Ledenavonden

17 februari Lezing door dhr. H. Gerritse met als titel "De strijd tegen het water". 24 maart Lezing door dhr. M.J.M. van Ruiten genaamd "In vogelvlucht door de geschiedenis van het onderwijs". 24 april Lezing door de heren P. v. Veen en K. de Koning over de oorlogsjaren in Leimuiden. 26 mei Lezing door dhr.M.Tompot over "De Goudse Glazen". 7 oktober Lezing door dhr. W. Vlaanderen over het begraven door de eeuwen heen, met de nadruk op de symboliek.

Tentoonstelling

Tot en met 19 april was in de oudheidkamer de tentoonstelling "Werken bij de boer" te zien. Nieuw bij deze tentoonstelling was het gebruik van onze eigen televisie met video. Op zaterdag 7 juni werd de zomertentoonstelling "Goed voor alle dag" geopend. Zaterdag 1 november opende Marius Geerlof de tentoonstelling "De winkeltjes van Koudekerk". Overigens zij verwezen naar de verslagen van de werkgroepen en de oudheidkamercommissie.

88 Historisch Genootschap Koudekerk Excursie

Op zaterdag 7 juni ging de excursie naar Gouda. Deze excursie was een vervolg op de lezing die dhr. Tompot op 26 mei had gegeven. Met eigen ogen waren nu de "Goudse Glazen" te bezichtigen. Deze keer was het de bedoeling niet met de auto te gaan. Dus namen we de trein, die net die dag werd vervangen door een bus. Het leek dus wel een schoolreisje. Leuk werd het pas toen bleek dat de chauffeur de weg niet wist. Het mag een wonder heten, dat we toch in Gouda zijn aangekomen. Na de indrukwekkende rondleiding langs de "Goudse Glazen" werd de lunch gebruikt in een restaurant met uitzicht op de kerk. Daarna volgde een rondleiding door het centrum van Gouda, die werd verzorgd door de V.V.V. van Gouda. De 23 excursiegangers vertrokken tevreden naar huis. Op maandag 3 november was er een avondexcursie naar het winkelmuseum "De Schilpen" in Maasland. Vijftien leden hadden zich voor die excursie aangemeld. Helaas hebben enkele deelnemers zonder afmelding verstek laten gaan. In het museum kregen we eerst een kopje koffie met een stroopwafel en werd een video over het ontstaan van het museum getoond, waarna een rondleiding door het museum volgde. Om 21.45 vertrokken we weer naar Koudekerk a/d Rijn. Na afloop was iedereen het er over eens, dat dit museum en ook het dorpje Maasland een tweede bezoek zeker waard zijn.

Diverse activiteiten

In het vorige jaarverslag is gemeld, dat het bestuur in gesprek was met het bestuur van "Rhijndael" om te komen tot een inlegvel bij het informatiepakket, dat toekomstige bewoners van "Rhijndael" krijgen. Hierin wordt aandacht gevraagd voor fotomateriaal en andere bescheiden over de historie van Koudekerk. Inmiddels is dat inlegvel gerealiseerd. Op 27 mei werd door een delegatie uit het bestuur een bijeenkomst bezocht van de programmacommissie van het CDA waar werd gepleit voor behoud van de huidige oudheidkamer. In de week vóór Monumentendag op 13 september werd door de oudheidkundige verenigingen van Benthuizen en Koudekerk in samenwerking met de heer C. Kroon uit Hazerswoude een fotoprijsvraag georganiseerd. In de Rijnwoudekoerier stonden foto's met de vraag: "Waar is dit?" Tenslotte werd door middel van het leveren van een afbeelding van een oud dorpsgezicht van Koudekerk, mede• werking verleend aan een actie van de Lions. Deze afbeelding staat op een prullenbak met daarin enkele flessen wijn. E.e.a. zal worden verkocht, waarbij een deel van de opbrengst bestemd is voor ons genootschap. Gelijktijdig loopt een soortgelijke actie in Hazerswoude en Benthuizen.

B. Vos

Jaarboek 1997 89 Verslagen van de werkgroepen

Werkgroep Foto-, Prent- en Kaartmateriaal

ns bezit aan geregistreerd fotomateriaal is dit jaar niet verder uitgebreid en Obedraagt thans 650 foto's. Wel zijn er veel foto's van oude winkels, in hoofdzaak langs de Rijn gelegen, verzameld. Deze zijn te zien op de tentoon• stelling over de winkels in Koudekerk, die thans is te bezichtigen. In 1998 zullen ze in ons foto-archief worden opgenomen. Regelmatig is er vraag naar afdrukken van foto's, welke tijdens de openingsuren van de oudheidkamer zijn te bestellen. De verkoop hiervan levert de verenigings• kas tevens een leuk bedrag op. Als de oudheidkamer geopend is, liggen de fotoboeken van onze werkgroep altijd ter inzage. Hiervoor is veel belangstelling en dikwijls komen naar aanleiding van die foto's interessante gesprekken over het oude Koudekerk op gang. Dit jaar is er door ons twee keer een foto geplaatst in de rubriek "Wie, wat, waar" in de Rijnwoude Koerier. Hierbij wordt aan de lezers gevraagd om informatie over de afgebeelde foto, zoals wanneer en waar is de foto genomen, welke personen zijn afgebeeld enz. Eén foto betrof personeel bezig met afkleien en de andere ging over de steenfabriek. Dit leverde positieve reacties op en bezorgde de werkgroep waardevolle gegevens. Eenieder die ons op deze manier aan aanvullende infor• matie hielp, willen wij vanaf deze plaats hartelijk bedanken. Deze rubriek wordt door ons werkgroepslid de heer H. Didden verzorgd en zal ook het komende jaar zeker zijn vervolg vinden. De werkgroep heeft zich dit jaar in hoofdzaak bezig gehouden met de voorbereidingen van de tentoonstelling over de "oude winkels in Koudekerk". Op de tentoonstelling, die in nauwe samenwerking met de Oudheidkamercommissie is samengesteld, zullen veel foto's met gevelaanzichten van deze panden en hun interieur te zien zijn. Helaas zijn deze winkels er niet meer, maar mocht u nog eens willen zien hoe het vroeger was, dan is een bezoek aan de oudheidkamer aan de Dorpsstraat 55 zeker de moeite waard. Wij verwachten dan ook een groot aantal leden die deze tentoonstelling komen bekijken. Dhr. K. Muller heeft door drukke werkzaamheden voor de Ned. Hervormde kerkgemeente dit jaar niet kunnen deelnemen aan de activiteiten van onze werkgroep. Deze periode is thans afgerond zodat hij de werkgroep weer komt versterken. Ook willen wij mevr. v.d. Lely hartelijke bedanken voor haar gastvrijheid. Wij vergaderen maandelijks bij haar in de eeuwenoude boerderij wat ons altijd direct in de juiste oudheidkundige stemming brengt. Een ieder die dit leest en denkt dat hij actief zou willen deelnemen aan deze of één van de andere werkgroepen kan zich aanmelden bij ondergetekende of een andere werkgroepcoördinator voor een oriënterende kennismaking. Tot slot wil de werkgroep een oproep doen aan een ieder die van zijn bezit aan foto-, kaart of prentmateriaal, dat betrekking heeft op Koudekerk, door welke omstandigheden dan ook afstand moet of wil doen, eens te denken aan het Historisch Genootschap Koudekerk, alvorens dit materiaal toe te vertrouwen aan het zgn. ronde archief (oudpapierbak). Wilt u uw spullen niet wegdoen, dan zouden wij graag in de gelegenheid worden gesteld om ze te kopiëren.

Jan Neijman

90 Historisch Genootschap Koudekerk Werkgroep Interview

De werkgroep bestaat thans uit twee leden, mevrouw Van der Leest en ondergetekende. Het afgelopen jaar zijn twee artikelen voor het Jaarboek 1997 tot stand gekomen. Ten eerste een interview met de heer J. Zuidwijk. Kort na het maken van dat interview is de heer Zuidwijk overleden. We zijn blij dat we zijn geschiedenis nog hebben kunnen vastleggen. Het tweede verhaal is samengesteld uit een scheepsjournaal en wat krantenknipsels, die de in 1987 overleden heer A. van Dam heeft nagelaten. Zijn zoon was zo vriendelijk het journaal beschikbaar te stellen voor het schrijven van een artikel over zijn leven als schipper.

mw. A. Bink

Werkgroep Boerderijen

Over de activiteiten van de werkgroep gedurende de afgelopen periode valt weinig te melden, gewoon omdat er geen zaken ondernomen werden. Na de tentoon• stelling "Werken bij de boer" is er een stilte gevallen, waarvoor een aantal redenen is aan te voeren. Om nog terug te komen op de tentoonstelling. Op zich zijn we tevreden met de reacties, maar we vragen ons af of de inzet tot realisering ervan opweegt tegen de uiteindelijke belangstelling. Het was dan ook voor de groep een teleurstelling dat, niet zoals in de bedoeling lag, de tentoonstelling tot november 1997 zou staan, maar in april toch plaats moest maken voor de zomer• tentoonstelling. Eind maart verhuisde ons groepslid en coördinator Jaap Bruijne naar Dwingeloo. De afstand is te groot om te blijven deelnemen in de werkgroep, zodat Jaap voor ons werk geen inbreng meer levert. Een gevoelig verlies, want als boerenzoon was de kennis van Jaap van cruciaal belang. Hij was naast mentor, de motor van ons clubje, die met z'n enthousiasme de boel aan de gang hield en zaken (zoals tentoonstellingen, excursies) van de grond wist te krijgen. We weten inmiddels dat Jaap en z'n vrouw Els het zeer naar hun zin hebben in het oosten des lands. Op 3 maart kwam de werkgroep voor het laatst bijeen en beperkte zich tot o.a. evaluatie van de tentoonstelling "Werken bij de boer", opvolging van Jaap als coördinator, de zeer noodzakelijke uitbreiding van de groep en welke activiteiten realiseerbaar zijn. Besloten werd dat ondergetekende voorlopig coördinator zal zijn, doch dat Gerrit de Regt dit volgend jaar zal overnemen. Gememoreerd kan worden dat de door het genootschap verzamelde voorwerpen tot de innamestop zijn geïnventariseerd. Een deel van de verzameling, opgeslagen op een van de zolders van boerderij Poelgeest, moest op verzoek van de nieuwe eigenaar worden verwijderd. Door Jaap en Gerrit werd een en ander overgebracht naar Hoeve Rijnland, van Len en Hans Hoogkamer, aan de Rijndijk, alwaar het voorlopig weer onderdak heeft gevonden. Door drukke werkzaamheden of wel andere oorzaken, ontbrak de tijd bij de resterende werkgroepleden om tot verdere afspraken over de groepsactiviteiten te komen. De groep bestaat nog uit vier leden, t.w. Len Hoogkamer, Toon Koemans, Gerrit de Regt en ondergetekende.

Jan Wondergem

Jaarboek 1997 91 Rondom de oudheidkamer

In het najaar van 1996 werd besloten om het tentoonstellingsbeleid iets te wijzigen. Er zouden wel twee tentoonstellingen komen per jaar komen, een grotere zg. wintertentoonstelling en een kleinere zomerexpositie. Deze laatste zou een wat luchtiger karakter moeten hebben, zodat mensen die b.v. een fietstocht maken toch even kunnen aanwippen om een indruk van het gebodene te krijgen. Wie wat langer wil pauzeren kan - al dan niet onder het genot van een kopje thee of koffie - ook nog in de fotoboeken bladeren. De tentoonstelling "Werken bij de boer" werd met een maand verlengd en kon zodoende ook open zijn met het museumweekend in april. Velen namen de gelegenheid te baat en het was die 19e april een drukte van belang. Vooral de prachtige video-opnamen van Jan Wondergem hadden veel bekijks. We kwamen soms stoelen te kort! In mei waren we gesloten en kon de bedstee worden afgebroken en werden de schotten verwijderd van de vitrines. Dankzij Dik Scheer, die ijverig de kwast hanteerde, zag het geheel er weer prima uit. De vitrines werden opnieuw ingericht met gebruiksaardewerk en aanverwante zaken uit de periode 15e - 19e eeuw, uit eigen collectie aangevuld met bruiklenen. Speciale aandacht was er voor de fabricage van aardewerk en de versiering ervan zoals de slibversiering en de beschildering van o.a. tegels. Het geheel werd ondersteund door een videopresentatie die we in bruikleen hadden gekregen van het Museum Boymans van Beuningen in Rotterdam. Op 7 juni was de opening van "Goed voor alledag". Bakkerij van Kempen had een prachtige taart voor ons gebakken met versieringen die ook te zien waren op het tentoongestelde aardewerk. Het ontwerp van de taart was van Karin v.d. Berg.

Bij de start van de tentoonstelling "Goed voor alledag" v.l.n.r. mevr. A.v.d.Vlugt, mevr. A.Muller, dhr. P.Smeele, mevr.A.v.d.Meulen en mevr. K.v.d.Berg

92 Historisch Genootschap Koudekerk De bezoekers werden getrakteerd op gratis koffie met gebak wat zeer in de smaak viel. Deze dag zal ons heugen want het begon bloedheet en eindigde met een geweldig noodweer! Deze zomertentoonstelling was te zien t/m Open Monu• mentendag (13 september). Hoewel het steeds moeilijker wordt om de bezetting van de oudheidkamer rond te krijgen met die dagen loont het wel de moeite. We telden ruim 60 bezoekers die laatste dag. De maand oktober werd gebruikt om te wisselen en nu kwamen - in samenwerking met de werkgroep Foto-, Prent- en Kaartmateriaal - de oude winkeltjes van Koudekerk aan de beurt. Jaren zijn besteed aan het verzamelen van gegevens over winkeltjes en bedrijfjes. Dit resulteerde in een wandvullende tekening van al deze bedrijvigheid langs de Rijn. Jan Neijman heeft er vele uren aan besteed. Het geheel is vooral bedoeld om bezoekers een sfeerbeeld te geven van vroeger en aan te moedigen om aanvullingen te geven op de tentoongestelde foto's en voorwerpen. Er zijn speciale kaarten aanwezig waarop u opmerkingen kunt noteren. We hopen met uw hulp dit stukje Koudekerkse geschiedenis zo goed mogelijk te bewaren voor het nageslacht. Wellicht is het haalbaar om over dit onderwerp een boekje uit te geven. Mocht u hiervoor belangstelling hebben, laat het ons dan weten. We hopen in het nieuwe jaar veel leden van ons Historisch Genootschap in de oudheidkamer te mogen begroeten.

Aleid Muller-de Ruiter

Jaarboek 1997 93 Activiteiten in 1998

19 februari (donderdag) 9e Jaarvergadering met na de pauze een lezing met dia's van dhr. W. Lekx genaamd "Een reis door de tijd in Koudekerk".

23 maart (maandag) Excursie naar het Leids gemeentearchief. In het archief bevinden zich talloze zaken betreffende Koudekerk.

18 april (zaterdag) Laatste dag waarop de tentoonstelling "De winkel• tjes van Koudekerk" is te bezichtigen.

20 april (maandag) Lezing door dhr. J. van Gent met als onderwerp "Uithangborden en gevelstenen".

18 mei (maandag) Lezing door mevr. drs. E. van Loon, conservator van het Nationaal Beiaardmuseum naar aanleiding van de komende tentoonstelling.

6 juni (zaterdag) Opening van de tentoonstelling "Rond de klok".

13 juni (zaterdag) Excursie naar het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen met rondleiding.

12 september (zaterdag) Open Monumentendag 1998. Om 11.30 uur de uit• gestelde lezing door ds. Bronswijk over de symboliek in de Ned. Hervormde kerk te Koudekerk met rondleiding. Tevens laatste dag waarop de tentoonstelling "Rond de klok" is te bezichtigen.

2 november (maandag) Lezing door mevr. H.T.L.C. Strouken, directeur van het Ned. Centrum voor Volkscultuur met als onderwerp "Wintergebruiken, van St. Maarten tot Carnaval".

7 november (zaterdag) Opening van de tweede tentoonstelling over het "Verenigingsleven" (Koudekerkse sportverenigingen).

GENOEMDE DATA LIGGEN VAST NOTEER DEZE ALVAST IN UW AGENDA

Er is geprobeerd een zo interessant mogelijk programma voor u samen te stellen. Laat door uw aanwezigheid uw instemming blijken. Uw suggesties voor het verenigingsjaar 1999 zijn van harte welkom.

94 Historisch Genootschap Koudekerk Ondersteuning

nderstaande bedrijven c.q. instanties hebben met een financiële bijdrage de Orealisering van dit jaarboek mede mogelijk gemaakt, waarvoor wij hen erkentelijk zijn.

Gemeente Rijnwoude

Tweewielercentrum L. v.d. Post

Albert Heijn (P. Smit)

Interieurverzorging Huisman

Bloemen- en Plantencentrum Lekx

Bakkerij van Kempen

Autobedrijf G. Kerkvliet

Bouchard-Danish Design-Edox-Lassale-Jacob Jensen-Seiko-Delma to < Ed. Bink O O

< cc (&(M3M. ^MUL &I CZilucMrmd Hoogewaard 8, Koudekerk a.d Rijn 5c ! Tel. 071-3413192 co w c Openingstijden: maandag t/m vrijdag O 9.00-18.00 uur; vrijdagavond van 19.00-20.30 uur ü Zaterdags gesloten flj ü Pulsar-Palerma-Casio-Naf Naf LU Ed.B

Jaarboek 1997 95 KOUDEKERK!. Woenedag-arond had ondor leiding van den heer S. Okkerse in het schoollokaal dejaarlyk- sche uitvoering der le en 2e klasse der zangschool plaats. Io aanmerking ge• nomen de jeugdige krachten, kunnen wij den ijverigen directeur een woord vun lof niet onthouden, voor hetgeen ons ten gehoore werd gebracht. In 't bijzonder noemen wij 't duet van Men- deissohn door de dames Oppelaar en Kok gezongen. Ook de verschillende solo-partijen in , Asschepoetster" werden zeer goed en met gevoel gezongen. De piano-begeloiding in de verschillende nummers had mej. P. van Egmond welwillend op zich genomen. Hoe moeielijk dit ook is, toonde zij daartoe Volkomen berekeud te zijn. Te betreuren echter valt het, dat even• als andere jaron, zooveel ouders door afwezigheid schitterden, daar het steeds ijverige bestuur en de kinderen moeite noch kosten ontzien hebben om deze uitvoering to doen slagen. — In onze Nuts afdeeling hoopt Dinsdag 23 Februari op te treden mej. Bos, oud-leerlinge der Tooneelechool, voorbeen lid der Kon. Ver. het Nederl. Tooneel te Anutejdam. liet schitterend succes, volgens 't oordeel der pen, door mej. Bos iu versohiJlende Nutsdeparte- menten behaald, zoowel op ernstig als komisch terrein, doet ons een recht aan- gonamen en gonotTollen avond ver• wachten, i

Jaarboek 1997 96