<<

66 maart 2016 jaargang105 | 3 natuurhistorisch maandblad

Bijzondere nachtvlinders binnen de familie van de uilen Het voorkomen van het geslacht in Limburg

Ernest van Asseldonk, Stichting Koekeloere, Hofstraat 7, 6019 CB Wessem

Het geslacht Lithophane behoort tot de familie van de uilen dubbele waarnemingen zijn zoveel mogelijk verwijderd. In totaal zijn (), een zeer grote familie, die in Nederland door 720 data verwerkt. Via Noctua kwamen 337 waarnemingen binnen, via de NDFF 338. Uit het NML-bestand werden 45 waarnemingen toe- meer dan 350 soorten wordt vertegenwoordigd (Waring & gevoegd. Na de uitgevoerde correctie zijn 379 waarnemingen overge- Townsend, 2015). De meeste soorten zijn goed te herkennen bleven. Deze vormen de basis voor dit artikel. Met uitzondering van enkele rupsenvondsten van de Gageluil en de Lichtgrijze uil, bevat het aan de zogenoemde uilvlekken, bestaande uit een boon- bestand uitsluitend waarnemingen van imago’s die gevangen zijn vormige niervlek en een ronde ringvlek. Deze vlekken zijn met behulp van een lichtval, een laken of smeer. Dit heeft te maken niet duidelijk aanwezig bij het geslacht Lithophane [figuur met de voorkeurswerkwijze van nachtvlinderaars, die veelal alleen werken met lampen en/of smeer. Anderzijds wordt aangenomen dat 1]. Typisch voor deze groep is een smal en langwerpig uiter- rupsen van het geslacht Lithophane (met uitzondering van de Gage- lijk met grijsachtige of bruine vleugels waarop vaak diverse luil), hoog in de bomen leven en daardoor niet of slecht bereikbaar scherp afgetekende lijnen en streepjes voorkomen. Het zijn voor de waarnemer (Ebert, 1997). geslacht Lithophane is in Nederland vertegenwoordigd met zes soorten: Bruine essenuil (Lithophane semibrun­ het voorkomen in limburg nea), Geelbruine houtuil (), Lichtgrijze De Nederlandse vertegenwoordigers van het geslacht Lithophane uil (), Kleine manteluil (Lithophane zijn soorten waarvan de vlinders pas na de verpopping laat in het furcifera), Gageluil () en Coniferenuil jaar vliegen [figuur 2]. De eerste exemplaren vliegen vanaf half sep- tember met een piek in begin oktober. Op de Coniferenuil na, over- (). Al deze vlinders kunnen in Limburg winteren alle soorten als vlinder. Deze kunnen worden gelokt met worden waargenomen. Het betreft veelal vrij zeldzame tot smeer, een mengsel van bier of wijn met stroop en suiker dat op bo- zeer zeldzame soorten. men of palen kan worden aangebracht. Tijdens relatief warme win- ternachten lokt dit zoete mengsel vlinders die het als extra voeding opnemen. Dit verklaart onder meer de piek aan waarnemingen die te zien is in week 1 [figuur 2]. Ook vroeg in het voorjaar, als er nog materiaal en methode geen alternatieve voedingsbronnen aanwezig zijn, kan het smeer- mengsel nuttig zijn bij het vaststellen van deze soorten. Met name Voor dit artikel zijn waarnemingen gebruikt uit de periode 1900 tot de Lichtgrijze uil kan op deze wijze gedurende de gehele winterpe- 2014 uit enkele landelijke bestanden, te weten Noctua (het gegevens- riode worden waargenomen, mits de temperatuur vliegen toelaat. bestand van de Vlinderstichting en de Werkgroep Vlinderfaunistiek) Ervaring leert dat deze minimaal boven 8 °C moet liggen. De Coni- en diverse bestanden uit de NDFF (databron: © NDFF dd. 3 februari ferenuil overwintert in het ei-stadium en wordt daarom niet in de 2015). Deze lijsten zijn aangevuld met waarnemingen uit het bestand winter en het voorjaar gevangen. van het Nachtvlindermonitoringsproject in tuinen in Limburg (NML- De Lichtgrijze uil is binnen dit geslacht het meest algemeen in Lim- project), dat is uitgevoerd gedurende de periode 2008-2013. Nog niet burg [tabel 1]. Het is ook een soort die vaak met meerdere exemplaren gevalideerde waarnemingen binnen de NDFF zijn gecontroleerd en op één locatie wordt vastgesteld, in tegenstelling tot de andere soor- ten waarvan per waarneming slechts één of twee individuen worden doorgegeven. Met 18 waarnemingen gedurende de periode 2008- 2013 is de Lichtgrijze uil echter wel de soort waaraan het NML-pro- ject landelijk procentueel het minst bijdraagt (<13%). Dit is in tegen- stelling tot drie andere soorten, namelijk Bruine essenuil, Geelbruine houtuil en Coniferenuil, waarvan 25% of meer van de waarnemingen

FIGUUR 1 De Lichtgrijze uil (Lithophane ornitopus). Uilen van dit geslacht kenmerken zich door een smal en langwerpig uiterlijk met grijsachtige of bruine vleugels waarop vaak diverse scherpe afgetekende lijnen en streepjes zichtbaar zijn (foto: E. van Asseldonk). natuurhistorisch maandblad maart 2016 jaargang105 | 3 67

45 FIGUUR 2 Bruine essenuil () Jaarpatroon van soorten uit het geslacht Coniferenuil (Lithophane leautieri) 40 Lithophane, periode 1900-2014 (bron: data Gageluil (Lithophane lamda) Geelbruine houtuil (Lithophane socia) 35 bestanden Noctua, NDFF (dd. 3 februari 2015) en Kleine manteluil () het NML-project periode 2008-2013). Weergegeven Lichtgrijze uil (Lithophane ornitopus) 30 is het aantal waarnemingen per soort per week. 25

20 uit het NML-project komen. De waarde van het NML-project voor wat betreft het aan- Aantal waarnemingen 15 tal waarnemingen van de Coniferenuil is evi- 10 dent. Bijna 80% van het aantal waarnemin- gen in de periode 2008-2013 is verzameld 5 binnen dit Limburgse project. 0 Er zijn twee soorten die de laatste jaren dui- 1 3 5 7 9 11 13 15 17 19 21 23 25 27 29 31 33 35 37 39 41 43 45 47 49 51 53 delijk in aantal toenemen, de Lichtgrijze uil Weeknummer en de Coniferenuil [figuur 3]. De mogelijke verklaringen hiervoor worden vermeld bij de soortbesprekingen. Coniferenuil De Coniferenuil [figuur 5] is in Nederland een algemene verschij- Bruine essenuil ning, al is de verspreiding voornamelijk beperkt tot het zuidwes- De Bruine essenuil is in Nederland een vrij zeldzame soort die op de ten van Nederland, met name Zeeland (De Vlinderstichting & Werk- voorlopige Rode lijst van macronachtvlinders een bedreigde status groep Vlinderfaunistiek, 2015). Het is een betrekkelijk nieuwe soort heeft (Ellis et al., 2013). De vlinder kan verspreid over het hele land in Nederland. De Coniferenuil werd voor het eerst in 1980 in het worden waargenomen en is op sommige plaatsen vrij algemeen zuidwesten van het land waargenomen en is hier, anno 2015, vrij (Waring &Townsend, 2015). Het is een soort van open bosgebieden algemeen. In Groot-Brittannië is de soort drie decennia eerder (Skinner, 1998). In Limburg wordt de Bruine essenuil verspreid over voor het eerst vastgesteld. De eerste vondst daar was in 1951. Hij de provincie aangetroffen, maar hij ontbreekt nagenoeg in Noord- komt nu in heel Groot-Brittannië voor en bereikt zelfs al centraal Limburg [figuur 4]. Dit verspreidingsbeeld kan een waarnemersef- Schotland (Clancy et al., 2012). In Limburg is de Coniferenuil voor fect zijn, omdat de verspreiding van de waardplant, Es (Fraxinus ex- het eerst aangetroffen tijdens het nachtvlindermonitoringspro- celsior) in Limburg vrij homogeen is (Floron, 2015). Daarnaast wordt ject in drie Limburgse tuinen, een voorloper van het huidige NML- de soort ook gemeld van eikensoorten (Quercus spec.) en Sleedoorn project. De vangst van een exemplaar op 25 oktober 2007 te Wes- (Prunus spinosa) (Ebert, 1997). De waardplant hoeft wat betreft de sem betrof de eerste geregistreerde waarneming in Limburg (Ver- verspreiding van de Bruine essenuil dus geen belemmering te zijn. schoor et al., 2008). Clancy et al. (2012) vermelden dat de soort sterk is geassocieerd met De aantalsontwikkeling van deze soort wordt in tabel 2 goed in oud loofbos waar Es voorkomt. beeld gebracht. Tot 2013 bleef het aantal waarnemingen beperkt en De Bruine essenuil kan in Nederland als vlinder worden waarge - werd de Coniferenuil nog niet jaarlijks gemeld. Uitzondering is een nomen van begin augustus tot november en na de overwintering korte piek in 2010. Vervolgens vindt een explosieve toename plaats van maart tot half mei in één generatie (Waring & Townsend, 2015). vanaf 2013. De soort wordt dan in meerdere tuinen binnen het pro- Op basis van de waarnemingen uit Limburg (n=71) geldt voor on- ject opgemerkt, voornamelijk in Zuid-Limburg. Ook daarbuiten ze provincie de periode van begin oktober tot half november en na neemt het aantal echter explosief toe, getuige het aantal waarne- de overwintering van half maart tot half juni. De soort wordt in het mingen binnen het databestand van de NDFF. De Coniferenuil kan voorjaar vaker opgemerkt dan in het najaar, respectievelijk met 43 nu verspreid over heel Limburg worden gevonden [figuur 6]. Uit gro- en 28 waarnemingen. De piek in het voorjaar ligt rond half april. Er te delen van Noord-Limburg is de soort nog niet gemeld. Ook hier zijn geen rupsvondsten van deze soort bekend uit Limburg. De rups kan sprake zijn van een waarnemerseffect, beter gezegd het ontbre- maakt een stevige cocon in de grond, waarin na één tot twee maan- ken van waarnemers. den de verpopping plaatsvindt. De soort overwintert als vlinder, ver- De rupsen leven van gekweekte cipressen, waaronder de Leyland- borgen achter losse boomschors of op een andere beschutte plaats. cipres (Cupressocyparis x leylandii), een snelgroeiende haagconi- De paring vindt plaats in het voorjaar (Waring & Townsend, 2015). feer die veel in parken en tuinen wordt toegepast als erfafschei-

NDFF Noctua NML 2008-2013 Totaal NML-perc Nederlandse naam Wetenschappelijke naam data aantal 2008-2013 data aantal 2008-2013 data aantal data aantal (%) Bruine essenuil Lithophane semibrunnea 30 30 7 35 39 0 6 6 71 75 46,2 Coniferenuil Lithophane leautieri 41 49 3 2 2 2 19 19 62 70 79,2 Gageluil Lithophane lamda 4 4 0 27 37 0 0 0 31 41 - Geelbruine houtuil Lithophane socia 7 7 6 5 5 0 2 2 14 14 25,0 Kleine manteluil Lithophane furcifera 1 1 0 5 5 0 0 0 6 6 - Lichtgrijze uil Lithophane ornitopus 135 233 120 42 49 3 18 18 195 300 12,8

TABEL 1 Verdeling van het aantal waarnemingen en het aantal individuen van de zes Lithophane-soorten van Limburg binnen de geraadpleegde databestanden in de periode 1900-2014. 68 maart 2016 jaargang105 | 3 natuurhistorisch maandblad

200 Bruine essenuil (Lithophane semibrunnea) FIGUUR 3 Coniferenuil (Lithophane leautieri) Aantalsverloop van het aantal waarnemingen 175 Gageluil (Lithophane lamda) van soorten uit het geslacht Lithophane per Geelbruine houtuil (Lithophane socia) decade vanaf 1950 (bron: data bestanden Noctua, 150 Kleine manteluil (Lithophane furcifera) Lichtgrijze uil (Lithophane ornitopus) NDFF (dd. 3 februari 2015) en het NML-project peri- 125 ode 2008-2013).

100

75 Gageluil

Aantal waarnemingen Zoals de naam al doet vermoeden is de 50 Gageluil een soort die een sterke associa- tie heeft met Wilde gagel (), de 25 waardplant van de rups. Wilde gagel komt 0 onder andere voor op natte heide (Floron, < 1950 1950-1960 1960-1970 1970-1980 1980-1990 1990-2000 2000-2010 >2010 2015). Binnen het NML-project, dat een fo- Periode cus heeft op stedelijk gebied, is de soort dan ook niet aangetroffen. De Gageluil is in Ne- ding (Clancy et al.,2012). De groeiende populariteit van coniferen derland een zeldzame, ernstig bedreigde soort (Ellis, 2013). De vlin- in onze tuinen is waarschijnlijk de voornaamste reden van het der komt in Nederland voor in het zuidoostelijk deel van het land verschijnen van de Coniferenuil in Nederland (Ellis et al., 2013). De en op Terschelling (Townsend & Waring, 2015). In Limburg is de soort soort is dus een echte cultuurvolger. Ellis et al. (2013) koppelen de- bekend uit de omgeving van Mook en uit Midden-Limburg, met als ze vlinder aan het agrarische en stedelijk gebied. Verwacht mag kerngebied Nationaal Park De Meinweg [figuur 4]. Hier zijn in 1988 worden dat deze over een aantal jaren op veel plaatsen voorkomt en 1993 nog rupsen aangetroffen. Deze zijn ook gevonden in de om- waar coniferen aanwezig zijn. De landelijke vliegtijd ligt tussen geving van Mook (1927). De soort is in Limburg voor het laatst waar- begin september en half november (Waring & Townsend, 2015). De genomen in 1995 te Vlodrop-Station. Van de Gageluil worden de Limburgse data zijn verzameld tussen eind september en begin rupsen geïnventariseerd door in Gagelstruiken te kloppen. Zo wordt november (n=62). De soort overwintert als ei op de naalden van de de soort vaker aangetoond, dan dat er vlinders op licht worden ge- waardplant; de jonge rups kruipt in februari uit het ei ( Waring & vangen (Ter Haar, 1989). Onderzoek door de auteur in de periode Townsend, 2015). 2010-2013 naar het voorkomen van nachtvlinders langs de Bosch- beek in Nationaal Park De Meinweg, waar de voedselplant veelvul- dig aanwezig is, heeft geen imago’s of rupsen van de Gageluil opge- Gageluil leverd. Toch komt ze grenzend aan het Nationaal Park nog voor in (Lithophane lamda) Bruine essenuil ! de Duitse grensstreek: de omgeving van de Lüsekamp, het Elmpter- (Lithophane semibrunnea) ! gageluil Geelbruine houtuil ^ bruine essenuil bruch, de Krickenbecker Seen en langs de Roode Beek ten zuiden van (Lithophane socia) ! geelbruine houtuil Niederkrüchten (mondelinge mededeling A. Hemmersbach, 2011). Kleine manteluil ! kleine manteluil (Lithophane furcifera) De vlinders vliegen van begin september tot begin november en na de overwintering van eind februari tot half mei in één generatie. De imago’s zijn vanaf de schemering actief; in het najaar bezoeken ze overrijpe bramen en bloemen van Klimop (), in het voor- jaar wilgenkatjes (Townsend & Waring, 2015). De Limburgse waarne-

! ^ mingen (n= 31) zijn gedaan in de periode begin september tot begin juni. Naast Wilde gagel worden ook Rijsbes (), Kruipwilg (Salix repens) en populier ( spec.) als waardplan- ^ ^ ^ ! ten genoemd (Clancy et al., 2012). ^ !^ ^ Geelbruine houtuil ! De Geelbruine houtuil [figuur 7] is in Nederland een zeldzame ver- !^ ! !^!! schijning en eveneens een ernstig bedreigde soort. Het dier wordt

^ !^ FIGUUR 4 voornamelijk waargenomen in de zuidelijke helft van het land Verspreiding van Bruine (Townsend & Waring, 2015). De Geelbruine houtuil is zeldzamer dan ^ ^ essenuil (Lithophane de Bruine essenuil, waarmee ze wel eens wordt verward. In Limburg semibrunnea), Gageluil is de soort in de periode 1960-2014 slechts veertien keer aangetrof- ^ ^ (Lithophane lamda), fen. Het aantal waarnemingen lijkt de laatste jaren iets toe te nemen; ^ ^ Geelbruine houtuil tien van de veertien exemplaren zijn waargenomen tussen 2007 en !^ ^ (Lithophane socia) 2014. Een verhoogde waarneemintensiteit kan hieraan ten grond- ^ ^! ^ ^! ^ !^ en Kleine manteluil slag liggen. Ook in Groot-Brittannië neemt het aantal waarnemin- ^ (Lithophane furcifera) in gen de laatste jaren toe (Clancy et al., 2012). Binnen het NML-project ^ ^!!! ^ Limburg, periode 1900- is de soort tweemaal gemeld. Het merendeel van de waarnemingen ^! Esri Nederland & Com2014.munity Maps Contributors komt uit Zuid-Limburg [figuur 4], uit Midden-Limburg zijn drie vang- natuurhistorisch maandblad maart 2016 jaargang105 | 3 69

TABEL 2 Jaar Overzicht van waarnemingen van de Bron 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 Coniferenuil (Lithophane leautieri) in NDFF 1 1 1 38 Limburg verdeeld over de drie geraadpleeg- NML 2 4 1 12 de databestanden. Noctua 1

plekken bekend. De soort is nog niet vastgesteld in Noord-Limburg. Lichtgrijze uil In vergelijking tot de andere winteruilen overwintert de Geelbruine De Lichtgrijze uil [figuur 8] is in Nederland een vrij algemeen voor- houtuil bijna twee maanden. De vliegtijd loopt van eind augustus komende soort die op dit moment niet bedreigd wordt (Townsend tot midden oktober en na de overwintering van midden maart tot & Waring, 2015). Hij wordt voornamelijk aangetroffen in de zuide- eind mei (Ebert, 1997). De vlinders zijn vanaf de schemering actief; in lijke provincies met Limburg en Zeeland als kerngebied (De Vlinder- het najaar bezoeken ze bloemen van Klimop en overrijpe bramen, in stichting & Werkgroep Vlinderfaunistiek, 2015). In Midden- en Zuid- het voorjaar wilgenkatjes (Townsend & Waring, 2015). Het beperkte Limburg komt de Lichtgrijze uil verspreid voor, maar hij ontbreekt aantal Limburgse waarnemingen valt in de periode van begin okto- grotendeels in Noord-Limburg [figuur 6]. De soort wordt aangetrof- ber tot midden april. fen in Zuid- en Midden-Europa, en naar het noorden tot in Midden- Als voedselplanten worden diverse soorten loofbomen en struiken Engeland, Denemarken en het zuiden van Zweden en Finland (De vermeld waaronder eik, wilg (Salix spec.), berk (Betula spec.), appel Vlinderstichting & Werkgroep Vlinderfaunistiek, 2015). Het Nederlands (Malus spec.), paardenkastanje (Aesculus spec.), braam (Rubus spec.), verspreidingsbeeld doet vermoeden dat de soort in onze omgeving liguster (Ligustrum spec.) en soms kruidachtige planten (Townsend & aan de noordgrens van zijn verspreidingsgebied leeft. Dit kan het Waring, 2015). De meest genoemde waardplant is Sleedoorn, maar ontbreken in Noord-Limburg enigszins verklaren, maar het zou ook verder ook Haagbeuk (Carpinus betulus), linde ( spec.), Peer (Pyrus weer te maken kunnen hebben met een waarnemerseffect. communis), diverse andere fruitbomen, els (Alnus spec.) en Sporke- De soort komt voor in open loofbos of gemengd bos, langs bos- hout (Frangula alnus) (Ebert, 1997). Op basis van dit potentieel aan ge- randen en paden (Ebert, 1997). Nationaal Park De Maasduinen in schikte voedselplanten zou de Geelbruine houtuil dus niet zeldzaam Noord-Limburg voldoet prima aan deze omschrijving. Deson- hoeven te zijn. De soort kan worden aangetroffen in loofbossen, par- danks zijn hier, tot 2015, nog geen waarnemingen van deze soort ken, moerassen, tuinen en volgroeide hagen (Clancy et al., 2012). bekend. Het NML-project speelt voor deze soort een onderge- schikte rol. Slechts een kleine 13% van alle waarnemingen in de pe- Kleine manteluil riode 2008-2013 komt voor rekening van dit project. De soort zit De Kleine manteluil is uitgestorven in de 21e eeuw (Ellis et al., 2013). sinds 2000 duidelijk in de lift [figuur 2]. De verwachting is dan ook Er zijn in Limburg maar zes waarnemingen van deze soort bekend, verdeeld over vier locaties, te weten Sevenum, Belfeld, Roermond Coniferenuil (Lithophane leautieri) ^ en Ubachsberg [figuur 4]. De laatste waarneming betrof een exem- Lichtgrijze uil (Lithophane ornitopus) plaar nabij Belfeld op 5 oktober 1968. De laatste waarneming in Ne- derland dateert uit 2005. ^ coniferenuil ! lichtgrijze uil De soort vliegt van eind augustus tot half oktober en na de overwin- tering van half maart tot eind april in één generatie. Hij werd vooral aangetroffen in broekbossen en andere vochtige gebieden (Town- send & Waring, 2015). Als voedselplanten zijn bekend berk, eik en els. Els en berk zijn de voornaamste waardplanten (Ebert, 1997).

! !

! ! ! ! ^!^ ! ! !! !^ ^ ! ! !! ! !^ !!! ^ ! ! ! ^ ^ ^!^!^ ! ! ^ !^

FIGUUR 6 ! !! ^ !^ Verspreiding van de ! Coniferenuil (Lithophane !!^ ! ! !! leautieri) en de Lichtgrijze !^ ^^ ! ^ ! ! ! ^! ^ FIGUUR 5 uil (Lithophane orniti- ! ! ! ! !!!!! Coniferenuil (Lithophane leautieri), nieuw voor Limburg sinds 2007 (foto: E. pus) in Limburg periode ! !!! ^ ! ! van Asseldonk). 2007-2014. Esri Nederland & Community Maps Contributors 70 maart 2016 jaargang105 | 3 natuurhistorisch maandblad

len. Als waardplant geldt voorna- melijk Zomereik (Quercus robur), maar ook andere soorten eiken en Schietwilg (Salix alba) zijn als voedselplant aangetoond (Ebert, 1997). Er is één rupsvondst van de- ze uil bekend uit 2011 te Kerkrade.

monitoring

Dat monitoring een belangrijke bijdrage levert aan onze kennis FIGUUR 8 over de verspreiding en aantals- Lichtgrijze uil (Lithophane ornitopus), de meest algemene ontwikkelingen van soorten is vertegenwoordiger uit het geslacht Lithophane in Limburg bekend. Dat dit niet altijd een ‘ver (foto: E. van Asseldonk). van mijn bed show’ hoeft te zijn FIGUUR 7 wordt met het NML-project aan- Geelbruine houtuil (Lithophane socia), Meinweg getoond. De focus heeft de afge- (foto: E. van Asseldonk). lopen jaren gelegen op het agra- risch en stedelijk gebied. Belang- dat het verspreidingspatroon de komende jaren noordwaarts zal rijk is het aantal meetpunten binnen dit project verder uit te breiden, verschuiven. De soort heeft zijn areaal in Groot-Brittannië recen- niet alleen in het stedelijk gebied, maar ook in het buitengebied. Dan telijk ook uitgebreid en is daar lokaal nu een gewone uilensoort kunnen deze projecten hun diensten nog beter bewijzen. die sterk geassocieerd is met eikenbos (Clancy et al., 2012). De Lichtgrijze uil vliegt vanaf eind augustus tot begin november en na de overwintering van eind februari tot half mei in één generatie. dankwoord De vlinders zijn vanaf de schemering actief. In het najaar bezoeken ze bloemen van Klimop en overrijpe bramen, in het voorjaar wilgen- Mijn dank gaat uit naar Karine Letourneur van NatuurBank Limburg katjes. Overdag worden ze soms rustend aangetroffen op een boom- en Ties Huigens van de Vlinderstichting voor het ter beschikking stel- stam of een paaltje (Townsend & Waring, 2015). De Limburgse waar- len van waarnemingen van Lithophane in Limburg. Verder dank aan nemingen vallen in de periode tussen begin september en eind no- alle waarnemers van het Limburgse NML-project. Zonder hen was dit vember. Na de overwintering is de soort aangetoond tot eind mei. De artikel niet mogelijk geweest. Marcel Prick en Anton Cox dank ik voor soort kan in principe de gehele winter actief zijn, mits de nachttem- hun reactie op eerdere versies van dit artikel. Jan Boeren wordt be- peraturen niet te laag zijn, en is dan eenvoudig op smeer vast te stel- dankt voor het maken van de overzichtskaartjes.

Summary restricted to parks and gardens. There is 2015. 19 juli 2015. www.verspreidingsatlas.nl/plan- an urgent need to expand the numbers of ten. Floron, Nijmegen. SPECIAL OF THE OWLET FAMILY monitoring points, both within and outside l Skinner, B., 1998. Colour Identification Guide The occurrence of Lithophane species in the urban areas. to Moths of the Britisch Isles. Penquin Books Ltd, province of Limburg Middlesex. l Ter Haar, D., 1989. Onze Vlinders. Uitgeverij In- This article describes the occurrence of Literatuur tercombi van Seijen BV, Leeuwarden. six species of the Lithophane in the l Verschoor, G., J. Boeren & E. van Asseldonk, 2008. Dutch province of Limburg. The genus l Clancy, S., M. Top-Jensen & M. Fibiger, 2012. Moths Nachtvlinders in drie tuinen in Limburg nader Lithophane belongs to the family of Owlets of Great-Britain and Ireland. A field guide to all the bekeken. Een voorzichtige aanzet tot monitoring. (Noctuidae). The Grey shoulder-knot macromoths. BugBook Publishing, Oestermarie. Natuurhistorisch Maandblad 79(2): 17-25. (Lithophane ornitopus) is the most common l Ebert, G. (Hrsg.), 1997. Die Schmetterlinge Ba- l De Vlinderstichting & Werkgroep Vlinderfaunis- species of the six. The macro- moni- den-Württembergs. Band 6 Nachtfalter IV. Eugen tiek, 2015. Vlindernet, versie 2. De informatiebron toring project in gardens in Limburg (NML Ulmer GmbH & Co, Stuttgart. voor dagvlinders en nachtvlinders van de Vlinder- project) has shown that the method used l Ellis, W.N., D. Groenendijk, M.M. Groenendijk, stichting. 2015. 19 juli 2015. www.vlindernet.nl. De is an appropriate approach to monitor and M.E. Huigens, M.G.M. Jansen, J. van der Meulen, E.J. Vlinderstichting\Werkgroep Vlinderfaunistiek, record moths of the habitat types of agri- van Nieukerken & R. de Vos, 2013. Nachtvlinders be- Wageningen\Leiden. cultural and urban areas. A good example is licht: dynamisch, belangrijk, bedreigd. De Vlinder- l Waring, P. & M. Townsend, 2015. Nachtvlinders. Blair’s shoulder-knot (Lithophane leautieri), stichting\Werkgroep Vlinderfaunistiek, Wagenin- De nieuwe veldgids voor Nederland en België. Kos- whose caterpillar feeds on Cypress species gen\Leiden. mos uitgevers, Utrecht\Antwerpen. (Cupressaceae) and is therefore largely l Floron, 2015. NDFF Verspreidingsatlas planten.