CRANIUM, nr. 2 -1998
De Nederlandse fossiele zeezoogdieren.
Een overzicht
Klaas Post
Samenvatting
Onder de worden in dit Cetacea de noemer zeezoogdieren artikel de (walvissen en dolfijnen), Pinnipedia
de Sirenia Fossielen worden (zeehonden, zeeleeuwen en walrussen) en (zeekoeien) samengevat. van zeezoogdieren
dan Naast het feit dat zeldzaam is hun veel minder aangetroffen fossielen van landzoogdieren. ze gewoon zijn voorkomen ook recente of fossiele zeebodems en stranden. nog beperkt tot specifieke gebieden: namelijk en is de evolutie bekend dus is de of Dientengevolge er nogweinig over van zeezoogdieren en genus- soortbepaling
of Verder vooral oudere literatuur foutieve informatiete bevatten en vaak nog moeilijk geheel nietmogelijk. blijkt bovendien aantal verschillende dezelfde vermelden.Het is danook niet een enorm namen voor genera en soorten te verwonderlijk dat fossiele zeezoogdieren wetenschappelijk noch populair in de belangstelling staan. De
de Noordzee behoren de wereld van fossielen van Nederlanden en aangrenzende tot rijkste vindplaatsen ter zeezoogdieren. Hoe kan het ook eigenlijk anders met zo’n waterrijke geologische geschiedenis. De voortdurend
Pleistoceen het Holoceenincombinatie met wisselendeNoordzeekustlijnen gedurende Mioceen,Plioceen, en vroege
de vele rivieren hebben Zo worden de mondingen van grote zeer gevarieerde zeezoogdierfauna’s nagelaten.
de Pleistocene walrus wereld zoveel fossielen als in Nederland! Ondanks de bijvoorbeeld van nergens ter gevonden kwaliteit deze heeft de eind links laten De kwantiteit en van fossielen wetenschap ze sinds vorige eeuw liggen.
helaas vaak verloren collecties verkeren veelal in slechte staat en de bijbehorende gegevens zijn gegaan.
Summary
lions and and the Sirenia In this article the Cetacea (wales and delphins), the Pinnipedia (seals, sea walrusses) (sea
unitedunder the mammals.Fossils of mammals found lesser thanthose of land cows) are term sea sea are to a extent also: and fossil mammals. In addition to their rareness, their appearance is restricted to specific areas recent sea bottoms and beaches. Therefore, still little is known about the evolution of sea mammals, so the genus and species determinationoften is difficult older literature to contain or even impossible. Furthermore, especially appears mention for the and incorrect information, and, in addition, to a huge amount of different names same genera species. of neither in science The Thus, it is not amazing that fossil sea mammals are not a center interest, or in popular areas.
Netherlands and the adjoining North Sea belong to the richest locations of the world of fossil sea mammals. How
The shore linesof the North could it be different, with such a geological history abounding in water! ever changing
Sea and in with the mouthsofthe during Miocene,Pliocene, Pleistocene the early Holocene combination many large rivers have left behind variated mammalfauna. For nowhere the world so fossils are a very sea example, on many found of the Pleistocene walrus as in the Netherlands! However, these fossils have bee neglected by scientists since the end the nineteenth of and The often in bad condition of century, in spite their quantity quality. collections are a and often the accompagnying data have been lost.
Eoceen en Oligoceen
De zeezoogdieren ontstondenwaarschijnlijk in het Eo-
In feite is de de ceen. oorsprong van walvissen nog Wel de steeds niet duidelijk. worden er laatste jaren
steeds meeren ouderefossielen gevonden. Oerwalvis-
of Archaeoceti het sen zijn vanuit Vroeg Eoceen van
Pakistan (Pakicetus) en het MiddenEoceen van Egypte de Staten bekend. De al de en Verenigde meer op huidige dolfijnen gelijkende Squalodontidae (ge-
noemd naar de zo kenmerkende driehoekige, haaia-
chtige tanden) komen vanaf het Midden Oligoceen
Uit ook de voor. datzelfde tijdperk zijn eerste primi-
beschreven tieve baleinwalvissen ( Mauicetus van
Nieuw Zeeland). Ook de oorsprong van dePinnipedia Fig. 1 Zeehond (tekening Ko Sturkop);Seal (drawing Ko Sturkop) is steeds niet echte nog duidelijk; tot nu toe zijn geen
67 CRANIUM, nr. 2-1998
het Eoceen aandacht deze fossielen vertegenwoordigers uit en Oligoceen aan schonk; en Heslinga ,die zeker het de ondernam. Een- beschreven. Vermoedelijk zullen uit Laat in zeventiger jarennog een poging
vondstente verwachten omdat we met tot en soorten Oligoceen nog zijn duidigheid betrekking geslachten deze fauna'sbestaat veel niet. De in het Mioceen al meerdere families tegenkomen. van in gevallen (nog)
al Phoca Duidelijk is wel dat de walrussen (Odobenidae) en zeehonden leken al veel op de huidige soorten;
dezelfde beera- de zeeleeuwen (Otariidae) van een en chtige landcarnivoorafstammen. De echte zeehonden echter (Phocidae) (fig. 1) stammen van een nog on- bekende andere landcarnivoor af. De Sirenia zijn wel al vanaf het Eoceen bekend. Zelfs de twee recente families de Dugongidea ( Eotheroides vanuitde Tethys)
de Trichechidae Prorastomus vanuit de en ( Caribbean) kwamen toch is ondanks al deze kennis toen al voor, ook de de zeekoeien steeds in oorsprong van nog nevelen gehuld!
het Eoceen het Zeezoogdieren vanuit en Oligoceen
land niet met zekerheid bekend. In zijn uit ons nog feite zouden we fossielen van de Zeeuwse kust
(Cadzand en Nieuwvliet) moetenkunnen verwachten omdat van deze vindplaatsen Eocene en Oligocene
haaien krabbenbeschreven fossielen van en zijn (Lin- demann et al., 1998). Vermoedelijk zijn deze fossielen afkomstig uit het vlak voor de kust dagzomende Laat
Miocene basisgrind, dat gekenmerkt wordt door zeer typerende fosforietknollen en zeer zwaar gemineral- iseerde bruine fossielen. Erosie door een zich terug- Fig. 2 Acrodelphis (Collectie Peters) heeft Miocene ook Eocene trekkende zee naast lagen
Fossielen en LaatOligocene afzettingen verspoeld. uit deze vinden dus Miocenefos- lagen we nu samen met hetbest bekend is misschien een zeer kleine soort die sielen in dit Laat Miocene Vreemd basisgrind. genoeg veel kleiner dan de Pusa his- nog huidige ringelrob ( de tot toe zijn nu gevonden zeezoogdierfossielen van Walvissen komen het pida) was. meest voor en ver- deze vindplaats (voornamelijk botfragmenten van schillen aanmerkelijk van de huidige soorten. Niet zeehonden tanden wal- en en gehoorbeenderen van alleen zijn sommige genera nu uitgestorven, maar vissen en van Miocene dolfijnen) waarschijnlijk vooral de de diverse binnende verhouding van genera ouderdom. is ook dat Mio- Opvallend Oligocene en de walvisfauna verschilt volledig van huidige samen- cene schelpen van deze vindplaats niet bekend zijn stelling. Waar nu binnen de Cetacea de familie Del- wel Eocenesoorten worden.Meer terwijl aangetroffen de meeste phinidae (de dolfijnachtigen) verreweg studie is dus noodzakelijk voordat we met zekerheid soorten levert, waren echte dolfijnen in het Vroeg en Eocene en/of Oligocene zeezoogdierfossielen van MiddenMioceen niet Het deel nog ontstaan. overgrote Nederlandkunnen melden. de werd door van soorten gevormd primitieve (nog
niet bekende zelfs vaak niet erg goed en benoemde)
baleinwalvissen. Dit waren vaak zeer kleine (tot vier a
Mioceen vijf meter lange) echte walvissen. Wetenschappelijk bestaat steeds discussie of dezebaleinwalvissen er nog deel het het Gedurendeeen van Mioceen was huidige en de huidige echte baleinwalvissen (Balaenidae) een Nederland grotendeels door de Noordzee bedekt. De en dezelfde familie vormen. Tegenwoordig bestaan door het oosten land toenmalige kustlijn liep van ons deze familie van nogmaar twee (zeer grote) soorten: en er dan ook het deze eeuw veel zijn aan begin van de de walvis. De noordkaper en groenlandse van fossielen in kleigroeven in Twente en de Gelderse fraaie vondsten in België goed bekende en nau- Achterhoek Neede Winter- met name Eibergen, en wkeurig beschreven primitieve Eurhinodelphidae swijk gevonden. Hoewel de overleveringen over "wa- kwamen ook in Oost-Nederland voor (Abel; vol"fossielen de gens spreken was belangstelling voor tandwalvissen 1902,1930,1932). Deze haddeneen zeer deze fossielen zeer beperkt en resten ons nu slechts kenmerkendevan veel tandenvoorzieneenorm lange slechte kwaliteit. Nau- geïsoleerde wervels van en dunnebovenkaak, die ver buitende onderkaak uit- wkeurige vondstgegevens zijn niet of nauwelijks meer stak. Vermoedelijk hebben deze veel voorkomende Globaal kunnen stellen dat bekend. we waarschijnlijk dolfijnachtigen hun prooi (vis?) in het ondiepe en troe- twee soorten zeehondenen een tiental soorten walvis- bele water van de riviermondingen moeten zoeken. voorkwamen. informatie de sen Deze is gebaseerd op Verder zijn ook resten van Acrodelphis (een tandwalvis schamele fossielen die overgebleven zijn en de van maximaal twee meter; fig. 2), grote potvistanden Deinse beschrijvingen van Van (1931, 1943, 1944, (Scaldicetus; een primitieve potvis) en een schedelfrag- 1965), de enige onderzoeker die in de veertiger jaren ment van een spitssnuitdolfijn aangetroffen. De
68 CRANIUM, nr. 2-1998
deze vindenin het den slecht beschreven wordt door een meeste van fossielen zijn te natuur- en gekenmerkt
Enschede. dieroofdiertrekken historisch museum te primitieve schedelbouw vertoont.
befaamde niet Het walvisblaasgat (neusgat) ligt nog Midden deze Een belangrijk Mioceenfossiel datwe uit middenachterop de schedel, maar meer naar voren. In streek kennen is een snuitgedeelte van Miokogia datin feite worden alle primitieve vinvissen nog steeds in 1974 doorschelpenzoekers de locatie Berenschot in op de een verzamelgroep geplaatst: Cetotheriidae; maar het buurtschap Miste bij Winterswijk werd aangetrof- of dit de voorlopers van de moderne vinvissen fen. Dit schedeldeel (nu in de collectie van het Zoölo- onzeker. (Balaenopteridae) zijn is Zeker is dat er meer- gisch Museum te Amsterdam) van de voorouders van dere families in de "Cetotherii- en genera prullenbak bekende stuk de dwergpotvis is het enig van huidige verzameld dat deze dae" zijn en puzzel dringend deze soort uit NoordEuropa. Deze zeldzame soort is opgelost moet worden zodat het phylogenetisch on- verder in Europa uit het Mioceen van Italië bekend. derzoek van de baleinwalvissen versneld verder kan stuk Een ander wetenschappelijk belangrijk is een ge- Daar de Liessel de gaan. schedels van gehoorbeen- deelte van de onderkaakshelft met een aantal tanden deren bevatten deze schedels een nog in situ zou van natuurhis- van een zeehond uit Eibergen (collectie dit kunnen goede beschrijving van genus gemaakt torisch museum te Enschede) dat nog tot genus of worden. Opvallend is dat de bulla van deze kleine misschien wel tot soort mineerdkan worden. gedeter is Miocene Plesiocetus naar verhouding zeer groot en
Van Laat heel veel de bulla de moderne Eibergen (Midden en/of Mioceen) zijn ver- lijkt op van dwergvin- voorkomen der resten zeekoe vis. Ook uniek voor Liessel is het van een nog van een (Metaxytherium) beenderen is beschreven (Hooyer,1977). Fossiele van grote echte baleinwalvis; dit verbazingwekkend fauna's zeekoeien zijn eenvoudig te herkennen omdat bijna want vanuit diverse Europeese Miocene zijn alleende al kleine kleine alle beenderen geheel compact zijn. De zware been- tot nu toe genoemde zeer tot deren weefsel echte walvissen bekend. Het schedelstuk Liessel tonen vrijwel geen spongiosa (holle van beenstructuren die vaak gevuld zijn met vet of traan geeft echter met zekerheid aan dat deze echte walvis
die het skelet licht dit in en en toch stevig maken), te-
genstelling tot bijvoorbeeld de walvisachtigen.
bekende De belangrijkste en meest vindplaats van
midden Laat Mioceen materiaalin ons land is Liessel
in Brabant. Hier wordt steeds zand de nog voor pro- ductie kalksteen Gedurende de van opgebaggerd. ja-
waaronder ren zijn nogal wat walvisresten vrij
complete schedelstukken verzameld. Het unieke van
deze vindplaats is het feit dat de geologische ouder-
dom door onderzoek van plantenresten, pollen,
haaientanden en met name schelpdieren vrij nau-
wkeurig bepaald kan worden. De diepste lagen (ca. 35
tot 40 meteronder het maaiveld) leverenveelfossielen
van schelpen, haaien en walvisachtigen op. Deze mol-
luskenfauna kan met zekerheid als middenLaat Mio-
ceen worden aangemerkt (Sliggers,1992& pers. com.). Fig. 3 PC van Monatherium; PC of Monatherium
Ondieper komt steeds meer plantenmateriaal voor en
fossielen worden mariene niet meer gevonden; dit
kan een Laat-Miocene tot plantenmateriaal Vroeg- meer dan 10 meter lang geweest moet zijn. Een voor- Pliocene ouderdom hebben. Het Laat Mioceen is wat inventarisatie de Liessel fossielen lopige van toont walvissen betreft interessante omdat een periode ge- minimaaltwee soorten walvissen dietotde Cetotherii-
durende deze de al periode terloops genoemde dae gerekend moeten worden: de voor Liessel typer- vond: faunawisseling wereldwijd plaats primitieve ende Plesiocetus van ca. 4-8 meter lengte waarvan baleinwalvissen vinvissen verdwenen en de meerdere huidige schedels bekendzijn en een veel zeldzamere intrede. maakten samen met de hun die zeker dan dolfijnen Typer- Plesiocetus of Mesocetus, meer 12 meter end de Miocene ouderdom deze voor van vindplaats geweest moet zijn (het natuurmuseum Rotterdam
is dater inderdaad resten van modernevinvissen geen heeft een vrij complete wervelkolomvan dezesoort in worden. gevonden de collectie). Verder vinden we de al genoemde ver-
bazingwekkend grote echte walvis (een soort noord- De meest voorkomende fossielen van Liessel zijn res- Door enkele vondsten van tandenis een Plesiocetus. In kaper?). grote ten van een primitieve vinvis: deze Scaldicetus) bekend kleinere kleine dan indi- potvisachtige ( geworden; groeve zijn resten van meer vijftien tanden duiden misschienook in Liessel De potvisachtige viduen van deze soort aangetroffen. geraamtes het voorkomen van Miokogia . Van kleinere tand- moeten compleet bewaard gebleven zijn want de sche- op walvissen tot nu toe een wervels dels bevatten de loslatendebul- zijn paar aangetrof- nog zeer gemakkelijk fen; waarschijnlijk kwamen in ieder gevalAcrodelphis la's (gehoorbeenderen) en vaak worden reeksen van ter van de bruin- wervels die in het (een dolfijnachtige grootte huidige opgebaggerd nog gearticuleerd en een soort voor. Misschien is de sediment Ook dit is tot he- vis) spitsnuitdolfijn ingekapseld zijn. genus op
69 CRANIUM, nr. 2-1998
manier verzamelen de deel de bevesti- van (baggerinstallatie) er oor- overgrote van zeezoogdierfossielen dat fossielen Enkele zaak van we in verhouding weinig van gen een Laat-Miocene ouderdom. primitieve kleinere dieren aantreffen. Fossielen van walvisfossielen echter niet Pinnipedia zijn nog gedetermineerd en dus zeldzaam.Zeker zijn twee soorten zeehonden mo- kunnen misschien uit oudere lagen afkomstig zijn. De
hier De deze is eten geleefd hebben. grootste soort moetzeker lijst van fossiele soorten van vindplaats indruk-
meter steeds drie lang geweest zijn en naar aanleiding van wekkend en breidt zich nog uit. Tot nu toe zijn
vondst kies kunnen vanuit een recente van een we er Eurhinodelphis, Acrodelphis, Squalodont , twee dat dit misschien voorvader de zeker gaan een van huidige spitssnuitdolfijnen (oa. Choneziphius; fig. 4), Deze rob werd in baardrobwas. grote spaarzaam ver- twee soorten Cetotheriidae (zeer klein) en een kleine ouderde literatuur als Monatherium vermeld (fig. 3). echte walvis (Balaenidae) met zekerheid aangetroffen.
De fossiele beenderen van de kleine zeehond lijken De schedelstukken van deCetotheriidae tonen duide-
veel die de Phoca het verschillen de fraaieschedels Liessel. Een zeer op van huidige soorten; zee- lijke met van
hondje moet dus veel geleken hebben op de huidige schedelstuk vanSqualodont is het eerste fossiele frag-
kleiner de bovenschedel dit in Neder- gewonezeehond, maar moet een en meer ge- ment van van genus hebben. Beide zullen werden Nederland drongen postuur gehad soorten land; tot nu toe in en België slechts definitief kunnen worden als enkele vondsten de pas gedetermineerd spaarzame van zeer opvallende
fossielen de schedel worden. Lies- tanden enkel deel de onder- bovenkaak meer van gevonden en een van en
sel bevestigt ook het vermoeden dat in West Europa gemeld. Choneziphius daarentegen is beterbekend; het hetMioceende niet voork- is inktviseter tijdens walrusachtigen nog een primitieve spitssnuitdolfijn, een zon- walrusresten wamen. Vermeldingen van Miocene in der tanden in debovenkaak en met een of twee karak- oude literatuur betreffen waarschijnlijk óf fossielen teristieke tandenin de onderkaak. De soort werd al in
van de uitgestorven Pliocene walrusAlachtherium óf het begin van de negentiende eeuw door Cuvier aan
de hand fossiele schedel foutief gedetermineerde postcraniale fossielen van van een (Belgische) uit de
Westerschelde beschreven; het postcraniale skelet
steeds het daarentegen is nog voor grootste gedeelte
onbekend. In Nederlandkennen we plusminus twin-
dan tig min of meer complete schedels (meer dus uit
de rest van de wereld bij elkaar), terwijl bij de Thorn- ook beschreven tonbank de nog nooit postcraniale de- len gevonden worden. Veel minder frequent worden
resten van een andere spitssnuitdolfijn aangetroffen,
die veel de soorten Ook op huidige Mesoplodon lijkt.
komt in deze faunaeen zeekoe voor (Metaxytherium?);
aantal waarvan tot nu toe een schedelfragment, een
ribfragmenten en een fraaie wervel aangetroffen zijn.
De veel minder komen Pinnipedia lijken voor te maar
misschien wordt het algemene beeld vertekend door
4 + Rot- Fig. Maxilla/premaxilla nasale vanChoneziphius planirostris (collectie v. Denise, via het dat door de visserij veelal grotere fossielen ver- terdam). Herkomst Domburg / Nieuwersluis. zameld worden. Tot nu toe is slechts een fossiel
Maxilla/premaxilla plus nasale of Choneziphius planirostris from Domburg / zeehond herkend. dijbeen van een grote Nieuwersluis (collection v. Denise, Rotterdam)
Ook inde Wielingen (monding van de Westerschelde)
in de Put Terneuzen en van moet een ontsluiting van Monatherium. De meest recente stelling (Kohno et dezelfdeouderdom Uit de werden in dat zijn. Wielingen al.,1995) de walrusachtigen pas gedurende het de de zeventiger jaren maar liefst twaalf van nu Vroeg of Midden Plioceen vanuit de zuid-oostkust bekendeChoneziphius schedels opgevist (nu in de col- van Amerika de West-Europeese wateren zijn bin- lectie het NationaalNatuurhistorisch Museum te dat van nengedrongen en er sprake was van een fauna uit- Leiden). Bovendienwerd van deze vindplaats in 1917 wisseling (Whitmore, 1994) wordt door de de Nederland eerste schedel van Choneziphius in Nederlandse fossielen tot nu toe onderschreven. beschreven (Weber;1917). Uit de Noordzee wordt Laat- van een waarschijnlijk Misschien is het in dit verband belangwekkend het Miocene vindplaats nabij de Thornton-bank steeds voorkomen wereldwijde van schedelfossielen van Zi- meer belangrijk materiaal aangevoerd. De typische phiidae aan te stippen. Laat Miocenefossielen van Zi- bruine, zeer zwaar gemineraliseerde fossielen worden met eenzelfde fossilisatie en haaientanden phiidae typerende altijd samen gevonden met zeer grote dezelfdehaaientanden Carcharodon veelrolrondefosforiet vergezeld van ( ) en (Carcharodon megalodon) en con-
fosforietknollen worden in diverse oceanen in de creties. De fossielen zijn afkomstig uit verspoeld Mio- bv. fossielen wereld aangetroffen. Zo zijn van Chonezi- ceen basisgrind; in feite uit eenzelfde laag als die bij phius en Mesoplodon bekend van de Straat van Florida Cadzand en Nieuwvliet de Eocene en Oligocene tot meter (gevonden op 400 1100 diepte), de South Pa- haaien- en krabbenfossielen levert. Enkele gastropo- cific ten zuiden van Tasmanië (op 3900 meter), dekust den zijn bekend; krabbenschilden zijn tot nu toe niet van Nieuw Zeeland 400 de kust Cali- De het (op meter), van aangetroffen. haaientanden, gastropoden en fornië 4900 en de kust Peru meer (op meter) van ( op
70 CRANIUM, nr. 2-1998
dan 5000 meter diepte)(Whitmore et al,1986). Hoewel de recente Ziphiidae kosmopolitisch zijn, wordt deze
onbekende familie ook door schuwe en gekenmerkt
dat of in kleine het feit ze altijd alleen (zeer) groepen voorkomen. Sommige recente soorten behoren in feite onbekende tot de zeldzaamste en meest zoogdieren
deze De dat het van aarde. verklaring wereldwijde
deze fossielen voorkomen van veroorzaakt zou zijn door die een opwelling van zuurstofrijk oceaanwater
het de pelagische prooi (inktvissen) naar oppervlakte-
hebben de water gejaagd zou lijkt maar een deel van
de oplossing van dit raadsel. Immers, belangrijkste
deze Laat Miocene fossielen alle- vraag blijft waarom 6Alachtherium cretsii (tekening Ko Sturkop) eenzelfde fossilisatie Fig. maal vrijwel vertonen en
steeds worden door waarom ze vergezeld (zeer veel)
haaien en fosforietknollen. Misschien bevatten de
Nederlandse vindplaatsen door hun ondiepe ligging
fossielen de sleutel en overvloed aan tot de oplossing
kwestie. De van deze eerste belangwekkende gevolg-
Thorntonbank-fossielen is dat trekking van bv. de
Choneziphius kwantitatief de meeste fossielen van deze
wel faunasamenstelling oplevert; een zeer onge-
bruikelijk gegeven voor een lid van de Ziphiidae.
Misschien is hetniet toevalling datjuist gedurende het Laat Mioceende al tweemaal aangestipte wereldwijde
faunaomslag van de zeezoogdieren plaatsvond; een
Fig. 5 Beluga (tekening Ko Sturkop) faunaomslag die eigenlijk alleende Ziphiidae niet be- ïnvloed heeft!
Plioceen
of Midden Pliocenefossielen niet Vroeg zijn tot nu toe
met zekerheid aangetroffen. Wel is een vermoedelijk
Laat Pliocene fauna uit de Oosterschelde en de
Noordzee (putten nabij Outer Gabbard en boven
bekend. Vooral de kust Noordhinder) een plek voor
van Vrouwenpolder levert prachtige fossielen van
deze fauna op en waarschijnlijk behoren de fraaie
schedelstukken van vinvissen uit de Westerschelde in
de verzameling van het Zeeuws Genootschap ook tot
deze Veel fauna. zwaar-gefossiliseerde, enorme resten
van één of meerdere moderne vinvissoorten en een
walvis vallen door hun groenlandse afmetingen op.
Talrijk zijn de fossielen van tandwalvissen als potvis,
orca, griend, tuimelaar, spitsnuitdolfijn, een kleine
dolfijn en een beluga (fig. 5,6). Eind vorige eeuw werd
al walrus uit een primitieve (Alachtherium) (fig. 7, 9)
deze fauna bekend. Ook vanuit Italië (Toscane) en
deze fauna Engeland (Red Crag) zijn resten van
beschreven en hebben alle soorten een nieuwe soort-
hoewel vaak niet naam gekregen, verklaard werd
waarom en hoe deze soorten van hun recente familie-
leden verschillen. De groenlandse walvis uit deze
de fauna werd enorm groot; ook van orca uit deze
fauna zijn fossielen bekend met gigantische afmetin-
tot de Pliocene gen. Dit in tegenstelling orca van Italië kleiner Orcinus citoniensis, die zou zijn dan de huidige
7 Beluga’s in / Belugas in Orcinus dus wel dat de Fig. gevangenschap captivity orca. Het is zeer mogelijk orca
fossielen uit Nederland een nieuwe,nog niet beschre-
71 CRANIUM, nr. 2-1998
betreffen. Ook de is uit Pliocene fau- heel verschillend de moderne walrus die ven soort potvis van geen na's niet beschreven. De deze of hoektanden in de onderkaak bezit. De bouw nog afmetingen van snij- echter minder dan de ledematen maakt het dat deze potvis zijn duidelijk spectaculair van waarschijnlijk
de De is als die de zeeleeu- van recente Physeter macrocephalus. griend nog even beweeglijk waren van huidige
De tuimelaaris dan weinig bekend. duidelijk forser de wen (in tegenstelling tot de robben en de walrussen). veel verschillen recente Tursiops truncatus en vertoont zeer over- Opvallend is verder dat er enorme in af- eenkomsten met de uitItaliëbeschreven Pliocene Tur- metingen bestaan. Hoewel de mannetjes waarschijn- siops cortesii. Het lijkt waarschijnlijk dat de fossielen lijk iets groter werden dan de huidige mannelijke kleinere Steno walrussen het dat de de van de dolfijn aan een soort toebehoren, is duidelijk vrouwtjes slechts echter voor bevestiging van deze veronderstelling zijn helft of minder dan de helft van deze grootte bereik- Hoewel zeldzaam is Een dat de meer en betere fossielen nodig. ten. verschijnsel we bij huidige zeeleeuwen
fauna of het duidelijk dat er in deze ook een beluga (een extreem voorbeeldis de zeeolifant), en walrussen witte dolfijn voorkwam. Daar atlas, humerus en de trouwens ook, tegen komen. Heel opvallend is verder schedeldelen die tot nu toe gevonden zijn verschillen dat deze walrus in de rijke Italiaanse Pliocenefauna's vertonen met debeenderenvan deLaat Pleistocene en niet wordt aangetroffen (Pilleri,1987).
leucas hebben hier recente Delphinapterus we waar-
alweer nieuwe maken. Een schijnlijk met een soort te soort die veel lijkt op, maar iets kleiner is dan de
Helaas ontbreken fos- huidige witte dolfijn. nog goede zodat sielen van de schedel een wetenschappelijke
niet de ordekan Zeker is dat beschrijving nog aan zijn. de dwergvinvis, de moderne Balaenoptera acutoros-
al dus tot de niet trata, aanwezig was en op huidige dag veranderd is. Misschien heeft de dwergvinvis van de
levende wel de oudste huidige nog (zee)zoogdieren rechten!
Over de walrus deze is al veel van periode geschreven
(Hasse,1910; Van der Feen,1968). Algemeen wordt nu
cretsii als deze walrus Alachtherium juiste naam voor aanvaard(Deméré,1994). Ook isbekend geworden dat deze walrus in tegenstelling tot de huidige walrus Fig. 9Alachtherium cretsii (tekening Ko Sturkop) naast schelpdieren meer vis at. Meer danhonderdder-
de bouw tandformule de tig jaar is precieze en van on- derkaak onbekend Pas door vondsten gebleven. Inmiddelsis het duidelijk geworden datin deze fauna de laatste Noordzee gedurende jaren uit de en bij de ook een Phoca soort voorkwam; de postcraniale fossie-
van alsmede door de ont- schelpenfabriek Yerseke, len deze soort of aan de van zijn gelijk vrijwel gelijk beschreven fossiel dekking van een niet van één nog beenderenvan de recente gewone zeehond (Phoca vi- van de Kor en Bot tochten is het Pas duidelijk geworden tulina). als fossielen van de schedel gevonden wor- dat hoek- deze walrus naast snijtanden ook een forse den, zal duidelijk worden of het hier om een vroege tand in de onderkaak had. De onderkaak dus blijkt ge- Phoca vitulina of dat vorm van gaat we meteen nog niet
beschreven voorloper van de huidige zeehond te
maken hebben. Een interessant gegevenals we beden-
ken dat Phoca vitulina tot nu toe als puur Holocene
soort geclassificeerd staat.
Pleistoceen
Pleistocene zeezoogdierresten zijn wereldwijd heel
zeldzaam. Ook in Nederland was tot voor kort eigen- lijk niets bekend. De laatste jaren is echter door C14.
dateringen duidelijk geworden dat er gedurende
50.000-30.000 BC een (koude) zeezoogdierfauna zeer
kusten voorkwam. talrijk langs onze Honderden res-
de walrus ten van (de huidige soort Odobenus rosma- rond rus; fig. 8) zijn van een vrij beperkt vondstgebied
de Bruine bank de kust Nederland Fig. 8 Odobenus rosmarus (Pleistoceen; collectie Zeeuws Genootschap Middelburg, voor van bekend 1995). Schedel beschreven door Van Deinse Erdbrink (Bosscha & Van Bree,1986;1990). Het moge
dat hier kolonies walrussen Odobenus rosmarus (Pleistocene; collectionZeeuws Genootschap Middelburg, duidelijk zijn er grote 1995). Skull described by Van Denise voorkwamen. Verder blijken sommige individuen
wat dan de recente te nog groter walrussen geweest
72 CRANIUM, nr. 2 -1998
de individuen leverd dat korte de Pleisto- zijn, en daarbij waren vrouwelijke weer gedurende een vrij periode zomerstation veel kleiner dan mannelijke individuen; het sexever- cene Nederlandse kust een voor
als de Pliocene De Pleistocene trok schil is echter niet zo extreem bij beluga's geweest moetzijn. beluga
Nederland te vervellen Alachtherium. Deze Nederlandse vindplaats is de dus naar om in groepen net Canada meest zuidelijke walruspopulatie in de Atlantische zoals de recente beluga's dit 's zomers in nog
Het kan niet doen! Oceaan en haar aangrenzende zeeën. toe- vallig zijn dat vanuit de Japanse Zee gedurende Zeer zeldzaam zijn vondstenuit dit gebied van enkele dezelfde periode (ca. 30.760 jaar voor nu) de meest beenstukken van buitrug, butskop, noordkaper, vondsten van walrussen van de Stille zuidelijke Het Noorse vinvis en orca. enige fossiel van de buitrug Oceaan gemeld worden (Hoshimi & Akagi, 1994). vertoont knaagsporen van hyena's . Aangenomen Dertig duizend jaar geleden moet dus de walrus door worden dat het hier fossiele resten mag spaarzame en/ of in de klimaatsveranderingen veranderingen die met van kadavers betreft, via een open verbinding voedsel de beschikbaarheid van vanuit poolstreken veel Noordzee dit de noordelijker gelegen ondiepe ge- zowel in de Atlantische Oceaan als in de Stille Oceaan bied indreven (Post, in prep.). zuidwaarts getrokken zijn. Misschien dat dit zelfs de oorzaak was voor het ontstaan van de huidige nau-
ondersoorten wverwante maar geïsoleerd levende
Odobenus rosmarus rosmarus (Atlantische Oceaan) en Holoceen
obesus. Naast de tal- Odobenus rosmarus (Stille Oceaan). Uit Holoceen uiteraard ook het Vroeg zijn zeezoog- walrusfossielen kennen resten rijke we spaarzame van dierfossielenbekend. Veelal betreft het fossielen van de huidige subarctische baardrob (Erignatus barbatus), die kust zeezoogdiersoorten nu nog aan onze voor- individualistdie nooit in ook nu nog is deze rob een komen of die niet zijn te onderscheidenvan deze. Op- grote samenschoolt. Echt zeldzaam zijn de groepen dat merkelijk is fossielen van tuimelaars vrij talrijk resten van de ringelrob (Pusa hispida). Waarschijnlijk voorkomen, en dat tegelijkertijd fossielen van zeker dat behoort dezerob ook tot deze fauna, maar is zeldzaam de tuime- witsnuitdolfijnen zijn, terwijl nu ontbreekt uit Denemarken en niet, datering nog en laar vrijwel niet meer voorkomten de witsnuitdolfijn Zweden Holoceneresten van dezekleine poolrob zijn is de juist zeer algemeen is. Een nieuwesoort bruinvis; de fos- bekend. Hetzelfde geldt voor enorme aantallen wordt dat deze in het algemeen aangenomen soort sielen zeehond van grijze zeehond en gewone (Van Holoceen ontstaan moet zijn. De Noordkaper trok Bree & Bosscha Erdbrink,1987). Ook toen waren dit boven de Noordzee de jaarlijks langs op weg van de dus de meest algemene vertegenwoordigers van haar kraamkamers in Afrika. Sinds Noordpool naar Pinnipedia. Dit zijn twee fossieleonderkaken van jaar helaas de het midden van de vorige eeuw moeten we de arctische zadelrob ( Phoca groenlandica) gevonden. streken als besch- Noordkaper voor onze uitgestorven Daar postcraniale beenderen van Phoca vitulina en recent aandoende ouwen. Wel vinden we nog steeds Phoca groenlandica moeilijk te onderscheidenzijn, zul- beenderen in de Noordzee en aan onze stranden, die lenongetwijfeld de enorme collecties fossielen van de Middeleeuwse afkomstig moeten zijn van verdwaalde herkende fossie- gewone zeehondook tot nu toe niet Noordkapers. Door de vondst van skeletdelenvan de len van de zadelrob bevatten. bodem deze grijze walvis in de Nederlandse is pas
Het best uniek in de bekend dat de walvis bekend en tegelijk de wereld zijn eeuw geworden vroeger grijze de subarctische Del- talrijke fossielen van beluga ( ook in de Atlantische oceaan voorgekomen moet zijn
Dezeworden dus niet het phinapterus leucas). opgevist van een zeer en alleen beperkt was tot huidige ver-
Zeeuwse in de de Stille de beperkte vindplaats voor de kust spreidingsgebied in Oceaan voor westkust
Noordzee. In korte aantallen Amerika Deinse & Vondsten tijd zijn enorme beluga- van (Van Junge; 1937). fossielen collecties herkend nieuwe vondsten Nederland voorkomen in en uit en Engeland wijzen op een
De fossielen dit in de Noordzee rond het aangemeld. zijn afkomstig van jonge en van zoogdier tot begin van oude dieren reconstructies vondsten de en rechtvaardigen van onze jaartelling. De dateringen van van fossiele complete skeletten. Daar belugaresten eigen- Atlantische Canadeese oostkust geven aan dat de
in de wereld bekend waren en een Holo- walvis misschien de Middeleeuwen lijk nergens grijze gedurende ouderdom de is 1100 inde Atlantische Oceaan cene voor beluga aangenomenwerd, (ca. na Christus) uitges-
verder onderzoek verricht. Door middel van C14 on- torven moet zijn (Bryant,1995). Op dit moment wor- fossielen korte die derzoekzijn deze gedateerd tot een pe- den vondsten uit de Noordzee gedateerd, riode 40.000-30.000 BC. Dit onderzoek bovenstaande kunnen of aanvul- van ongeveer gegevens bevestigen heeft als (Post & Kompanje, 1995) conclusie opge- len.
73 CKANII'M,nr.2-1998
Literatuur
Abel, 0.1902/1905/1932. Les Odontocetes du Bolde- Hasse, G., 1910. Les morses du Pliocène Poederlien rien (Miocene Superieur) d'Anvers. Bruxelles België. Anvers. Bulletinde la socièté Beige de Géologie, de Pa-
léontologie et d'Hydrologie, Mémoire 23, 293-322. & 1987. Fossil Bree, P.J.H. van D.P.Bosscha Erdbrink,
Dutch collections from Phocidae in some (Mammalia,Car- Hooyer, D.A., 1977. A sirenian skeleton the Mio-
of of Nether- nivora). Beaufortia 27,43-66. cene Eibergen, Province Gelderland, The
lands:Metaxytherium cf. medium (Desmarest). Scripta 1995. remainsof whales from Bryant, P.J., Dating gray Geologica 41.1-25. the Eastern North Atlantic. Journal of Mammalogy,
Hoshimi K. & S. fossil Odobenus vol.76, no. 3, 857-861. Akagi, 1994. On ros-
marus foundin the bottom of the Sea of Japan off Shi- Demr, T.A., 1994. The family Odobenidae:A Phyloge- Geol. mane prefecture. Monogr. Assoc. Collabor. netic Analysis of Fossil and Living Taxa. Contribu- Japan. 43, 53-63. tions in Marine mammal Paleontology Flonoring
Frank C.Whitmore, Jr. Proc.San Diego Soc.Nat.Hist. Kohno, N., Tomida Y., Hasegawa Y. & H. Furusowa, 29, 99-129. 1995. Pliocene tusked Odobenids (Mammalia- Carni- vora) in the Western NorthPacific, and theirpaleobio- Deinse, A.B. van, 1931. De fossiele en recente Cetacea geography. van Nederland.
Lindemann, T., et all.,1998. Gids voor de strandfossie- Over resten Deinse, A.B. van, 1943/1944. van fossiele len van Cadzanden Nieuwvliet-Bad. NederlandseGe- en recente Pinnipedia, aangetroffen in Zeeland en el- ologische Vereniging afdeling Amsterdam. Geode ders in Nederland. De Levende Natuur, 1943 84-87 mei 1998. 97-101,1944 119-125 133-136.
Pilleri, G., 1987. The Cetacea of the Italian Pliocene. Deinse, A.B. van, 1965. De fossiele en recente walrus- Brain Anatomy Institute, Bern, Switzerland, 1-160. sen van Nederland. Zoölogische mededelingen, deel
XXXIX, 187-205. Post, K. & E.J.O. Kompagne, 1995. Late Pleistocene white whales Delphinapterus leucas from Dutch coastal A.B. & G.C.A. 1937. Recent Deinse, van Junge, and ol- deel waters. Lutra, 38, no 2, 67-76. der finds of the CaliforniaGray Whale in the Atlantic.
Temminckia 2, 161-188.Erdbrink, D.P.Bosscha, & Weber, M., 1917, Über Choneziphius Planirostris (G.
P.J.H. van Bree, 1986. Fossil Odobenidae in some Cuv.) aus der Westerschelde. Samml. Geol. Reichs-
Dutch Beaufortia collections (Mammalia,Carnivora). mus. Leiden, N.F., vol. 2, no 8, 300-313.
36,13-33. Sliggers, B.C., 1992. Biostratigraphical aspects of the & Bree. 1990. Molluscs the southern of the Nether- Erdbrink, D.P.Bosscha, P.J.H. van Miocene in part Further observations fossil and odobenid with reference coastal communi- on subfossil lands, special to near material ties. Proc. Ninth int. malac. 369-373. (Mammalia,Carnivora).Beaufortia40,85-101. congress:
1968. fossil of Feen, P.J. van der, A skull fragment a Whitmore, F.C., 1994. Neogene climatic change and walrus from the mouth of the river Scheldt the ofmodernwhalefaunaof the North At- (Nether- emergence lands). Bijdragen tot de dierkunde, aflevering 38, 23- lantic Ocean. Proceedings of the San Diego Society of
30. Natural History, 29: 223-227.
Whitmore, F.C., Victor Morejohn, G. & Fl.T. Mullus,
1986. Fossil beaked whales - Mesoplodon longirostris-
dredged from the ocean bottom. National Geographic research 2(1): 47-56.
74