Van Conservatorium En Studio Tot Het Herman Teirlinck Instituut

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

Van Conservatorium En Studio Tot Het Herman Teirlinck Instituut Theateropleiding te Antwerpen Van Conservatorium en Studio tot het Herman Teirlinck Instituut Toon Brouwers Van Conservatorium en Studio tot het Herman Teirlinck Instituut Toon Brouwers 1 Hoge school_CS3.indd 1 02-07-2008 15:35:11 Departement dramatische kunst, muziek & dans, 2003 2 Hoge school_CS3.indd 2 02-07-2008 15:35:12 Woord Vooraf Mijn vader Jan Brouwers (1912-2002) volgde de leergang “voordrachtkunst” aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium te Antwerpen, waar hij in 1936 zijn diploma behaalde. Hij trad op als recitant, kwam onder Joris Diels als foneticus in het beroepstheater terecht, werkte in diverse functies en hoedanigheden bij de Koninklijke Nederlandse Schouwburg, de Koninklijke Vlaamse Opera, en het Koninklijk Jeugdtheater. Hij was leraar voor- dracht en dictie aan de Muziekacademie te Deurne en aan het Stedelijk Conservatorium te Mechelen. In de Studio gaf hij van ca. 1948 af orthofonie en “spreekgymnastiek”, tot het begin van de jaren ’70. Herhaaldelijk was hij jurylid voor de examens van de voordrachtafdeling van het Antwerpse Conservatorium. Het wel en wee van het theaterleven én van de theateropleidingen te Antwerpen kreeg ik van mijn geboorte af als het ware samen met de pap ingelepeld. Mijn vaders leraars aan het Conservatorium (Lauwerijs, Sabbe e.a.) hadden de 19de-eeuwse pioniers van het toneel en van de theateropleiding nog persoonlijk gekend. Zelf heeft hij in de Studio actief deel genomen aan de vorming van enkele generaties acteurs. Ikzelf heb mijn theateropleiding aan het Antwerpse Conservatorium gekregen, was er een paar jaar voordrachthouder, en behoor nu een goed decennium tot het docentenkorps van de Studio en het Herman Teirlinck Instituut. Alles samen: een directe informatie over een traditie van méér dan 130 jaar. Omdat ik moeilijk over de periode kon schrijven waarin ik directeur van de Studio was, heb ik Jacques Peeters gevraagd om de betreffende pagina’s te redigeren. Hij volgt het theaterleven te Antwerpen reeds tientallen jaren. Tijdens de jaren ’90 was hij bovendien kabinetsmedewerker van de Vlaamse minister van onderwijs Luc Van den Bossche, en vandaag is hij algemeen directeur van de Hogeschool Antwerpen. Ik ben hem voor zijn gewaardeerde hulp zeer erkentelijk. Het opzoekingswerk concentreerde zich voornamelijk in de archieven van het Koninklijk Vlaams Conserva- torium, het Herman Teirlinck Instituut, en het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven of Letterenhuis. Al wie me behulpzaam is geweest wil ik van harte danken, in het bijzonder collega Jaak van Schoor (Universiteit Gent) voor zijn waardevol advies. Graag wil ik deze publicatie opdragen aan alle vroegere en huidige beleidsmensen en medewerkers, afgestu- deerden en studenten van de Antwerpse theateropleidingen. Maar in het bijzonder aan mijn vader Jan Brouwers die in augustus 2002 overleed, enkele weken vóór zijn negentigste verjaardag. Toon Brouwers 3 Hoge school_CS3.indd 3 02-07-2008 15:35:12 Herman Teirlinck 4 Hoge school_CS3.indd 4 02-07-2008 15:35:12 Van declameren naar spe- len De Kunst van het Uitgalmen Tijdens de langdurige regering van de zonnekoning Louis XIV in de 18de eeuw, had de Franse cultuur een grote internationale uitstraling gekregen. Niet enkel de Franse bouw- en schilderkunst, maar ook de Franse mode, zeden en gewoonten, werden overal in Europa nagevolgd. Het Frans was in Europa de internationale diplomatieke taal. En ook na de Franse revolutie werd de Europese cultuur in de daaropvolgende 19de eeuw nog in belangrijke mate beïnvloed door de Franse. In het Europese theater van de 18de en 19de eeuw deed zich dezelfde invloed gelden. Bij het klassieke of “ernstige” Franse theater was de correcte declamatie van de tekst prioritair, en het spel beperkte zich tot het gebruik van een aantal geijkte houdingen en gebaren. In het Koninkrijk der Nederlanden en het latere België stond deze declamatiekunst in de 19de eeuw eveneens in hoog aanzien.1 Ze werd er “welsprekendheid” genoemd, of de “kunst van het uitgalmen”. Deze laatste uitdrukking was helemaal niet pejoratief bedoeld: ze was enkel een iets te letterlijke vertaling van de Franse term “déclamation”. En deze kunst werd beslist niet alleen door acteurs bedreven: ook politici en predikanten deden hun uiterste best om zich in deze discipline te bekwamen. Reeds in de 19de eeuw waren de vandaag “Koninklijke” Conservatoria van Gent, Brussel en Antwerpen begon- nen met declamatie- of voordrachtleergangen, naar het voorbeeld van het Parijse “Conservatoire” waar aan aspirant-acteurs “l’art de la déclamation et du geste” werd onderwezen. Het was onder Koning Willem I van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, dat er te Brussel in 1826 een Koninklijke Muziekschool werd opgericht, die voortbouwde op een reeds in 1813 gestichte “École de Chant”. Van 1829 af werd er tevens een leergang voordracht georganiseerd. Na de stichting van het Koninkrijk België, werd deze instelling in 1832 omgevormd tot “Conserva- toire Royal”.2 In 1864 werd Emmanuel Hiel3 belast met het geven van lessen in Nederlandse voordracht.4 Pas van 1933 af werd er een Nederlandstalige klas dramatische kunst ingericht, met Herman Teirlinck als titularis. Maar dan zijn we reeds een eeuw verder. Te Gent werd er in 1835 een Stedelijke Muziekschool opgericht, met Jan Frans Willems5 als secretaris. Na een verzoekschrift van een aantal Vlaamse letterkundigen, werd in 1860 in deze school eveneens een cursus Vlaamse uitspraak en uitgalming ingericht. Hij werd toevertrouwd aan de toneelauteur Karel Ondereet, die de cursus “Nederlandse declamatie” tot aan zijn dood in 1868 zou blijven geven. Op 28 december 1871 kreeg de muziekschool de titel van “Conservatoire Royal”, maar deze instelling werd pas vanaf januari 1879 effectief door de staat beheerd. De klas “Nederlandse declamatie” bleef behouden. 5 Hoge school_CS3.indd 5 02-07-2008 15:35:12 Peter Benoit: het begin Te Antwerpen stichtte de componist en dirigent Peter Benoit in 1867 een Vlaamse Muziekschool. Zijn oogmerk was niet om op technisch gebied gedresseerde virtuozen te kweken maar wel om zelfbewuste, denkende kunstenaars, met een brede algemeen-culturele basis te vormen. Benoit was een tegenstander van competitie, van “wedstrijden” in het kunstonderwijs. Hij verleende weinig of geen graden of onderscheidingen en liet de studenten toe zich voor te stellen voor een eindproef, wanneer zij - na een gunstig advies van de leraars - dachten hiervoor klaar te zijn.6 In deze Vlaamse Muziekschool was ook een leergang “declamatie en tooneelspel” voorzien, die Benoit toevertrouwde aan Jan Van Beers: een Antwerpse dichter uit de overgangsperiode van romantiek naar realisme. Van Beers was een voormalig leraar aan de Rijksnormaalschool te Lier, die in 1860 leraar Nederlands was geworden aan het Atheneum te Antwerpen. Hij was geen acteur, maar stond wel bekend om zijn talenten als “declamator”. Als leraar Neder- lands was hij allicht in staat om “schoon Vlaams” te spreken, wat in die tijd (het onderwijs in Vlaanderen verliep in de 19de eeuw nog uitsluitend in het Frans!) op zichzelf al een verdienste was. Van Beers was ook actief in de vrijzinnige vleugel van de Vlaamse beweging en was een aantal jaren liberaal gemeenteraadslid van de stad Antwerpen. Hij schreef essays, gedichten en poëtische teksten voor oratoria en cantaten, zoals voor “De Oorlog” (1873) van Peter Benoit. Ongetwijfeld konden zijn leerlingen heel wat opsteken van zijn brede eruditie. Van Beers heeft een groot aantal gerenommeerde toneelspelers helpen vormen van het gezel- schap van de “Nederlandsche Schouwburg” te Antwerpen: het gezelschap dat in 1853 onder impuls van Victor Driessens als “Nationael Tooneel” was gesticht, en later via de “Koninklijke Nederlandse Schouwburg” tot “Het Toneelhuis” zou evolueren. Zo kregen onder meer bij hem de gezusters Elisa en Philomena Jonkers hun opleiding (die ook te Brussel en in Nederland bij “Het Tooneel”, de groep van Willem Royaards, successen vierden) en Jan Dilis, die in zijn tijd als een uitmuntend Shakespeare-vertolker werd beschouwd7 . De opleiding bleef echter beperkt tot een “declamatieklas”, en regelmatig werd er kritiek geleverd op de ontoereikendheid van de toneelopleiding. Zoals door de criticus Edward van Bergen die een bijzonder lage dunk over de toenmalige beroepsacteurs had. Hij mat in 1884 de kwaliteit van de toneelspelers zelfs aan de graad waarin ze zich van de “noodlottige invloed van de declamatieklas” hadden ontdaan...8 6 Hoge school_CS3.indd 6 02-07-2008 15:35:12 Na een lange en soms verbeten strijd (niet in het minst ter wille van het “Vlaamse” karakter van het opzet) werd Benoits muziekschool in 1898 tot “Koninklijk Vlaams Conservatorium” (KVCA) verheven, en bleef gevestigd in de lokalen van de Sint Jakobsmarkt nr. 11 te Antwerpen. Niet alleen voor de muziekafdeling, maar ook voor de toneelopleiding werkte Peter Benoit een uitgebreid en interessant programma uit. Hij splitste de dramatische afde- ling in drie takken: gesproken toneel, gezongen toneel en lyrisch gesproken toneel. Dit laatste genre was een door Benoit zelf graag beoefende kunstvorm (cfr. zijn “Charlotte Corday”) met elementen van het 19de-eeuwse melodrama, en het Wagneriaanse muziekdrama. Het was een typisch product van de romantiek en laatromantiek, dat intussen al lang van onze planken is verdwenen. Voor de onderafdeling “gesproken toneel” voorzag hij een degelijke opleiding met een aantal algemeen vormende vakken (zoals toneelgeschiedenis, tekstanalyse etc.), een degelijke stemvorming, leergangen in houding en beweging, en tenslotte mimiek en samenspel. Een
Recommended publications
  • "Nominees 2019"
    • EUROPEAN UNION PRIZE FOR EUm1esaward CONTEMPORARY ARCHITECTURE 19 MIES VAN DER ROHE Name Work country Work city Offices Pustec Square Albania Pustec Metro_POLIS, G&K Skanderbeg Square Albania Tirana 51N4E, Plant en Houtgoed, Anri Sala, iRI “New Baazar in Tirana“ Restoration and Revitalization Albania Tirana Atelier 4 arTurbina Albania Tirana Atelier 4 “Lalez, individual Villa” Albania Durres AGMA studio Himara Waterfront Albania Himarë Bureau Bas Smets, SON-group “The House of Leaves". National Museum of Secret Surveillance Albania Tirana Studio Terragni Architetti, Elisabetta Terragni, xycomm, Daniele Ledda “Aticco” palace Albania Tirana Studio Raça Arkitektura “Between Olive Trees” Villa Albania Tirana AVatelier Vlora Waterfront Promenade Albania Vlorë Xaveer De Geyter Architects The Courtyard House Albania Shkodra Filippo Taidelli Architetto "Tirana Olympic Park" Albania Tirana DEAstudio BTV Headquarter Vorarlberg and Office Building Austria Dornbirn Rainer Köberl, Atelier Arch. DI Rainer Köberl Austrian Embassy Bangkok Austria Vienna HOLODECK architects MED Campus Graz Austria Graz Riegler Riewe Architekten ZT-Ges.m.b.H. Higher Vocational Schools for Tourism and Catering - Am Wilden Kaiser Austria St. Johann in Tirol wiesflecker architekten zt gmbh Farm Building Josef Weiss Austria Dornbirn Julia Kick Architektin House of Music Innsbruck Austria Innsbruck Erich Strolz, Dietrich | Untertrifaller Architekten Exhibition Hall 09 - 12 Austria Dornbirn Marte.Marte Architekten P2 | Urban Hybrid | City Library Innsbruck Austria Innsbruck
    [Show full text]
  • Literature of the Low Countries
    Literature of the Low Countries A Short History of Dutch Literature in the Netherlands and Belgium Reinder P. Meijer bron Reinder P. Meijer, Literature of the Low Countries. A short history of Dutch literature in the Netherlands and Belgium. Martinus Nijhoff, The Hague / Boston 1978 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/meij019lite01_01/colofon.htm © 2006 dbnl / erven Reinder P. Meijer ii For Edith Reinder P. Meijer, Literature of the Low Countries vii Preface In any definition of terms, Dutch literature must be taken to mean all literature written in Dutch, thus excluding literature in Frisian, even though Friesland is part of the Kingdom of the Netherlands, in the same way as literature in Welsh would be excluded from a history of English literature. Similarly, literature in Afrikaans (South African Dutch) falls outside the scope of this book, as Afrikaans from the moment of its birth out of seventeenth-century Dutch grew up independently and must be regarded as a language in its own right. Dutch literature, then, is the literature written in Dutch as spoken in the Kingdom of the Netherlands and the so-called Flemish part of the Kingdom of Belgium, that is the area north of the linguistic frontier which runs east-west through Belgium passing slightly south of Brussels. For the modern period this definition is clear anough, but for former times it needs some explanation. What do we mean, for example, when we use the term ‘Dutch’ for the medieval period? In the Middle Ages there was no standard Dutch language, and when the term ‘Dutch’ is used in a medieval context it is a kind of collective word indicating a number of different but closely related Frankish dialects.
    [Show full text]
  • FEATS Programme 1978
    4; ANTWERP SPONSOR FEATS ‘78 FESTIVAL OF EUROPEAN ANGLOPHONE THEATRICAL SOCIETIES ,PROVINCIAAL CENTRUM ARENBERGSCHOUWBURG, ANTWERP MAY 26- 26, 1978 FEATS ‘78 organized in co-operation with the City of Antwerp georganizeerd in samenwerking met de Stad Antwerpen under the patronage of / onder de bescberming tan A. Kinsbergen, Gouverneur van de Provincie Antwerpen Sir David Muirhead, K.C.M.G., C.V.O., Her Britannic Majesty’s Ambassador to Belgium M. Groesser - Schroyens, Burgemeester van de Sled Antwerpen L. Van den Driessche, Rector van de Universitaire Instelling Antwerpen Theo Peters, Her Britannic Majesty’s Consul-General John P. Heimann, Consul-General of the United States of America Dom De Gruyter, Directeur van de Koninklijke Nederlandse Schouwburg, Antwerpen Alfons Goris, Directeur van Studio Herman Teirlinck, Antwerpen Walter Claessens, Directeur van het Reizend Volkstheater, Provincie Antwerpen E. Traey, Directeur Koni nkl ijk Muziekconservatorium Antwerpen R.J. Lhonneux, Voorzitter van de Kamer van Koophandel en Nijverheid, Antwerpen E.L Bridges, Chairman of the British Coordinating Committee Antwerp and wIth special thanks to / en met bljzonder. dank san The British Council, for financial support Phillips Petroleum Company, for donating the FEATS ‘78 cup Schweppes Ltd, for their support Les Fonderies de Cobegge a Andenne, for their assistance FEATS ‘78 organized in co-operation with the City of Antwerp georganizeerd in samenwerking met de Stad Antwerpen under the patronage of / onder de bescberming tan A. Kinsbergen, Gouverneur van de Provincie Antwerpen Sir David Muirhead, K.C.M.G., C.V.O., Her Britannic Majesty’s Ambassador to Belgium M. Groesser - Schroyens, Burgemeester van de Sled Antwerpen L.
    [Show full text]
  • Brussels, the Avant-Garde, and Internationalism
    View metadata, citation and similar papers at core.ac.uk brought to you by CORE provided by Ghent University Academic Bibliography <new page>Chapter 15 Met opmaak ‘Streetscape of New Districts Permeated by the Fresh Scent of Cement’:. Brussels, the Avant-Garde, and Internationalism1 La Jeune Belgique (1881–97);, L’Art Moderne (1881–1914);, La Société Nouvelle (1884–97);, Van Nu en Straks (1893–94; 1896– 1901); L’Art Libre (1919–22);, Signaux (1921, early title of Le Disque Vert, 1922–54);, 7 Arts (1922–8);, and Variétés (1928– 30). Francis Mus and Hans Vandevoorde In 1871 Victor Hugo was forced to leave Brussels because he had supported the Communards who had fled there.2 This date could also be seen as symbolisiizing the 1 This chapter has been translated from the Dutch by d’onderkast vof. 2 Marc Quaghebeur, ‘Un pôle littéraire de référence internationale’, in Robert Hoozee (ed.), Bruxelles. Carrefour de cultures (Antwerp: Fonds Mercator, 2000), 95–108. For a brief 553 passing of the baton from the Romantic tradition to modernism, which slowly emerged in the 1870s and went on to reach two high points: Art Nouveau at the end of the nineteenth century and the so-called historical avant-garde movements shortly after World War I. The significance of Brussels as the capital of Art Nouveau is widely acknowledged.3 Its renown stems primarily from its architectural achievements and the exhibitions of the artist collective ‘Les XX’ (1884–93),4 which included James Ensor, Henry Van de Velde, Théo van Rysselberghe, George Minne, and Fernand Khnopff.
    [Show full text]
  • From Holland and Flanders
    Postwar Classics from Holland and Flanders Simon Vestdijk 15Hella S. Haasse Herman Teirlinck Louis Paul Boon Marga Minco Willem Frederik Hermans Harry Mulisch Hugo Claus Gerard Reve Ivo Michiels Jef Geeraerts Jan Wolkers Frank Martinus Oek de Jong Frans Kellendonk Foundation for the Production and Translation of Dutch Literature 2 Tragedy of errors Simon Vestdijk Ivory Watchmen n Ivory Watchmen Simon Vestdijk chronicles the down- I2fall of a gifted secondary school student called Philip Corvage. The boy6–6who lives with an uncle who bullies and humiliates him6–6is popular among his teachers and fellow photo Collection Letterkundig Museum students, writes poems which show true promise, and delights in delivering fantastic monologues sprinkled with Simon Vestdijk (1898-1971) is regarded as one of the greatest Latin quotations. Dutch writers of the twentieth century. He attended But this ill-starred prodigy has a defect: the inside of his medical school but in 1932 he gave up medicine in favour of mouth is a disaster area, consisting of stumps of teeth and literature, going on to produce no fewer than 52 novels, as the jagged remains of molars, separated by gaps. In the end, well as poetry, essays on music and literature, and several this leads to the boy’s downfall, which is recounted almost works on philosophy. He is remembered mainly for his casually. It starts with a new teacher’s reference to a ‘mouth psychological, autobiographical and historical novels, a full of tombstones’ and ends with his drowning when the number of which6–6Terug tot Ina Damman (‘Back to Ina jealous husband of his uncle’s housekeeper pushes him into Damman’, 1934), De koperen tuin (The Garden where the a canal.
    [Show full text]
  • SCHRIJVERS DIE NOG MAAR NAMEN LIJKEN Het Onvoorstelbare Thema Van Herman Teirlinck
    SCHRIJVERS DIE NOG MAAR NAMEN LIJKEN Het onvoorstelbare thema van Herman Teirlinck In de reeks Schrijvers die nog maar namen lijken buigen jonge auteurs, literatuurcritici en -wetenschappers zich over twintigste-eeuwse schrijvers van wie de naam wel breed bekend is, maar van wie men zich kan afvragen of ze nog wel worden gelezen. Bart Van der Straeten vertelt hoe hij Herman Teirlinck op het spoor kwam en leest een oeuvre dat op verschillende manieren één groot onderliggend thema lijkt uit te beelden. Het is de verhulling van de waarheid die ons met elkaar verbindt en die wij in elkaar herkennen. Een foto van Herman Teirlinck in brasserie De Drie Fonteinen in Beersel _ BART VAN DER STRAETEN Herman Teirlinck was een naam die wel eens opdook, nu en dan, in verschillende con- texten, maar waar ik nooit een helder beeld van kreeg. Op televisie hoorde ik in mijn jeugd verhalen over de Studio Herman Teirlinck, de roemruchte acteursopleiding in Antwerpen die zowat elk Vlaams acteertalent had gevormd. De Studio was door Teir- linck zelf opgericht in 1946 en bleef bestaan tot ongeveer 2000; Teirlinck had er zelf lesgegeven, onder meer aan de latere directrice van de studio Dora van der Groen. De documentaire Herman Teirlinck van de filmmaker Henri Storck uit 1953 toont beelden van Teirlinck als een autoritair en bevlogen lesgever, die met onder anderen acteur-in- opleiding Senne Rouffaer van gedachten wisselt over de interpretatie van het Middelne- derlandse toneelstuk Elckerlijc. Teirlincks opvattingen over theater zijn in 1959 gebun- deld in Dramatisch peripatetikon, eind 2017 opnieuw uitgegeven door ASP Editions.
    [Show full text]
  • Flemish Community)
    Youth Wiki national description Youth policies in Belgium (Flemish Community) 2019 The Youth Wiki is Europe's online encyclopaedia in the area of national youth policies. The platform is a comprehensive database of national structures, policies and actions supporting young people. For the updated version of this national description, please visit https://eacea.ec.europa.eu/national-policies/en/youthwiki 1 Youth 2 Youth policies in Belgium (Flemish Community) – 2019 Youth Wiki Belgium (Flemish Community) ........................................................................... 6 1. Youth Policy Governance................................................................................................................. 8 1.1 Target population of youth policy ............................................................................................. 8 1.2 National youth law .................................................................................................................... 8 1.3 National youth strategy ........................................................................................................... 10 1.4 Youth policy decision-making .................................................................................................. 14 1.5 Cross-sectoral approach with other ministries ....................................................................... 18 1.6 Evidence-based youth policy ................................................................................................... 18 1.7 Funding youth policy
    [Show full text]
  • Fredie Floré & Javier Gimeno Martínez
    Writing Visual Culture Making Room for Design History in Belgium Fredie Floré, KU Leuven, Belgium and Javier Gimeno Martínez, VU Amsterdam, Netherlands Abstract In Belgium industrial design officially gained recognition relatively late. The national government recognised the potential of the ‘new’ discipline around 1955. The first proper training in industrial design arrived in 1957 in Belgium with the Section d’esthétique industrielle at the La Cambre school and it took until 1964 until the Brussels Design Centre was estaBlished. In the meantime things have changed. In the context of the federalisation of the 1990s design became an item of regional economic politics, resulting in such institutions as Design Vlaanderen (Design Flanders). In the early 21st century the former Ghent Museum of Decorative Arts (founded in the early 20th century) changed its name in Design museum Ghent. While these and other developments demonstrate the official acceptance of design as a full-blown cultural discipline, the related discipline of design history is still ‘under construction’. This article makes a first tentative attempt at reflecting on the design history research in Belgian academia of the 21st century, on the role of transnational research communities in the emancipation of design history in Belgium and on the question where to go from here. Floré & Martínez ‘Design History in Belgium’ p. 2 Writing Visual Culture Vol. 8 (2017) Introduction In Belgium, industrial design gained official recognition relatively late. The national government recognised
    [Show full text]
  • Dramaturgy in the Curriculum on Fluctuating Functions, Dramaturgy As Research, and the Macro- Dramaturgy of the Social
    Dramaturgy in the Curriculum On Fluctuating Functions, Dramaturgy as Research, and the Macro- Dramaturgy of the Social Christel Stalpaert In his contribution to the edited volume Dramaturgies in the New Millennium, French theater scholar Patrice Pavis posits that the widely varying de!nitions given to dramaturgy have turned it into a “confused and tormented landscape” (14). Dramaturgy can mean not only dramatic writing for the theater, but also text analysis and literary advice in service of the director, or it can refer to so-called “production dramaturgy,” which intends to inform a broader public on a performance’s meaning. "roughout the latter half of the twentieth and the beginning of the twenty-!rst century, the scope of dramaturgy has broadened only further to encompass other strands, such as dramaturgy as research, corporeal dramaturgy, or dramaturgical !guration – each of which I will discuss in more depth throughout this article. "e Flemish essayist and dramaturg Marianne Van Kerkhoven (1946-2013) was astutely aware of these diverging functions of dramaturgy and she never ceased to re#ect critically on the role of the dramaturg both in her writings and in her own dramaturgical practice.1 In this introduction, I !rst want to present Van Kerkhoven’s foundational rede!nition of dramaturgy as an open-ended and necessarily #exible process, which has proven to be highly in#uential not only in Belgium but also in other European countries. As I will argue, her view has important implications for the study of dramaturgy in university curricula, while it also laid the groundwork for some of the more recent developments in the !eld of dramaturgy that I will trace in the course of this contribution.
    [Show full text]
  • The Carnivorous Semi-Slug Daudebardia Brevipes, a Remarkable New Greenhouse Snail in the Botanical Garden of Ghent (Belgium) (Gastropoda, Oxychilidae)
    SPIXIANA 42 2 192 München, Dezember 2019 ISSN 0341-8391 Scientific note The carnivorous semi-slug Daudebardia brevipes, a remarkable new greenhouse snail in the botanical garden of Ghent (Belgium) (Gastropoda, Oxychilidae) Tom Van den Neucker & Jan Soors In this note we report a find of Daudebardia brevipes (Draparnaud, 1805) in the botanical garden of Ghent, Belgium (51°02'06.0" N, 3°43'22.4" E). On February 6th 2018, a single specimen of D. brevipes, with a stretched body length of approximately 19 mm and a shell width of 4.1 mm (Fig. 1), was found under leaf litter on a window sill in the Victoria house. This constitutes the first record of D. brevipes outside its native range. Our find in a greenhouse environment suggests that the species has been introduced with foreign plant material. Native populations of D. brevipes occur in parts of Central and southern Europe, Turkey, the Ukraine and Algeria. D. brevipes prefers undisturbed forests in moun- Fig. 1. Daudebardia brevipes found in the Victoria house tainous regions and requires deep soils, because it has of the botanical garden of Ghent (Belgium). a largely subterranean lifestyle. The species is found in leaf litter and under stones in humid areas, where it introduced species, our find of D. brevipes in Ghent feeds on other invertebrates (Welter-Schultes 2012). shows that generally rare Daudebardia spp. (Welter- Keppens & Dhondt (2007) did not detect D. brevipes Schultes 2012) can in fact be imported with ornamental during their mollusc survey of the botanical garden of plants. Ghent. This suggests that D.
    [Show full text]
  • State Visit to Canada of Their Majesties the King and the Queen of the Belgians
    State Visit to Canada of Their Majesties the King and the Queen of the Belgians 11-17 MARCH 2018 Publication date February 9, 2018 (Brussels) CONTENT BIOGRAPHIES OFFICIAL INSTITUTIONS 28 His Majesty The King 06 EMBASSY & CONSULATE GENERAL 40 Her Majesty The Queen 10 HE Didier REYNDERS 14 ECONOMIC DELEGATION 44 HE Geert BOURGEOIS 16 HE Rudi VERVOORT 18 ACADEMIC DELEGATION 154 HE Willy BORSUS 20 HE Rudy DEMOTTE 22 REGIONAL REPRESENTATIVES 180 HE Oliver PAASCH 24 HE Pieter DE CREM 26 CULTURAL ACTORS 188 BIOGRAPHIES HIS MAJESTY THE KING HISTORY His Majesty the King was born in Brussels on He then left Belgium to continue his academic 15 April 1960. He is the eldest son of King Albert II studies abroad. After one term at Trinity College, and Queen Paola and the grandson of King Leopold Oxford (United Kingdom), he spent two years III and Queen Astrid. at Stanford University in the USA, where he graduated with an MA in Political Science. Following the abdication of his father, King Albert, Prince Philippe was sworn in before the combined Returning to Belgium in 1985, he began to learn chambers of parliament on 21 July 2013 as the about his country’s political, social and economic seventh King of the Belgians. realities. Over the next eight years he got to know Belgium and its people through numerous visits, He married Mathilde d’Udekem d’Acoz in 1999. meetings, conferences and missions. This gave him a thorough understanding of the country and its Prince Philippe was educated bilingually (in workings. Dutch and French) at Belgian state primary and secondary schools, and then at the Belgian Royal Also during this time, the young Prince Philippe Military Academy, a bilingual higher education acquired an in-depth knowledge of areas of establishment.
    [Show full text]
  • Radio Drama As Art and Industry: a Case Study on the Textual and Institutional Entanglements of the Radio Play the Slow Motion Film
    RJ-ISBAM 18 (2) pp. 227–241 Intellect Limited 2020 Radio Journal: International Studies in Broadcast & Audio Media Volume 18 Number 2 © 2020 Intellect Ltd Article. English language. https://doi.org/10.1386/rjao_00026_1 Received 26 May 2019; Accepted 27 April 2020 GERTJAN WILLEMS University of Antwerp/Ghent University Radio drama as art and industry: A case study on the textual and institutional entanglements of the radio play The Slow Motion Film ABSTRACT KEYWORDS This article argues that in order to obtain a deeper comprehension of the radio play radio drama as a work of art, one should complement the dominant method of textual analysis adaptation with industry analysis. This argument is illustrated by means of a case study on Belgian radio history the 1967 Belgian radio play The Slow Motion Film. This radio play is an adapta- public broadcasting tion (in fact, a re-adaptation as there had been radio adaptations in 1940 and 1950) textual analysis of the innovative theatre play The Slow Motion Film (1922) by Herman Teirlinck. industry analysis In order to explain the creative choices of the radio play, which are largely based on the pursuit of fidelity to the source work, the institutional aspect is of great impor- tance. The goal of honouring Teirlinck and highlighting the cultural-historical importance of his work fitted within the broader cultural-educational mandate of the public broadcaster, which prevented a more inventive adaptation. This article argues that in order to gain a better understanding of the radio play as a text, the industrial context also needs to be studied.
    [Show full text]