Van Conservatorium En Studio Tot Het Herman Teirlinck Instituut
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Theateropleiding te Antwerpen Van Conservatorium en Studio tot het Herman Teirlinck Instituut Toon Brouwers Van Conservatorium en Studio tot het Herman Teirlinck Instituut Toon Brouwers 1 Hoge school_CS3.indd 1 02-07-2008 15:35:11 Departement dramatische kunst, muziek & dans, 2003 2 Hoge school_CS3.indd 2 02-07-2008 15:35:12 Woord Vooraf Mijn vader Jan Brouwers (1912-2002) volgde de leergang “voordrachtkunst” aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium te Antwerpen, waar hij in 1936 zijn diploma behaalde. Hij trad op als recitant, kwam onder Joris Diels als foneticus in het beroepstheater terecht, werkte in diverse functies en hoedanigheden bij de Koninklijke Nederlandse Schouwburg, de Koninklijke Vlaamse Opera, en het Koninklijk Jeugdtheater. Hij was leraar voor- dracht en dictie aan de Muziekacademie te Deurne en aan het Stedelijk Conservatorium te Mechelen. In de Studio gaf hij van ca. 1948 af orthofonie en “spreekgymnastiek”, tot het begin van de jaren ’70. Herhaaldelijk was hij jurylid voor de examens van de voordrachtafdeling van het Antwerpse Conservatorium. Het wel en wee van het theaterleven én van de theateropleidingen te Antwerpen kreeg ik van mijn geboorte af als het ware samen met de pap ingelepeld. Mijn vaders leraars aan het Conservatorium (Lauwerijs, Sabbe e.a.) hadden de 19de-eeuwse pioniers van het toneel en van de theateropleiding nog persoonlijk gekend. Zelf heeft hij in de Studio actief deel genomen aan de vorming van enkele generaties acteurs. Ikzelf heb mijn theateropleiding aan het Antwerpse Conservatorium gekregen, was er een paar jaar voordrachthouder, en behoor nu een goed decennium tot het docentenkorps van de Studio en het Herman Teirlinck Instituut. Alles samen: een directe informatie over een traditie van méér dan 130 jaar. Omdat ik moeilijk over de periode kon schrijven waarin ik directeur van de Studio was, heb ik Jacques Peeters gevraagd om de betreffende pagina’s te redigeren. Hij volgt het theaterleven te Antwerpen reeds tientallen jaren. Tijdens de jaren ’90 was hij bovendien kabinetsmedewerker van de Vlaamse minister van onderwijs Luc Van den Bossche, en vandaag is hij algemeen directeur van de Hogeschool Antwerpen. Ik ben hem voor zijn gewaardeerde hulp zeer erkentelijk. Het opzoekingswerk concentreerde zich voornamelijk in de archieven van het Koninklijk Vlaams Conserva- torium, het Herman Teirlinck Instituut, en het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven of Letterenhuis. Al wie me behulpzaam is geweest wil ik van harte danken, in het bijzonder collega Jaak van Schoor (Universiteit Gent) voor zijn waardevol advies. Graag wil ik deze publicatie opdragen aan alle vroegere en huidige beleidsmensen en medewerkers, afgestu- deerden en studenten van de Antwerpse theateropleidingen. Maar in het bijzonder aan mijn vader Jan Brouwers die in augustus 2002 overleed, enkele weken vóór zijn negentigste verjaardag. Toon Brouwers 3 Hoge school_CS3.indd 3 02-07-2008 15:35:12 Herman Teirlinck 4 Hoge school_CS3.indd 4 02-07-2008 15:35:12 Van declameren naar spe- len De Kunst van het Uitgalmen Tijdens de langdurige regering van de zonnekoning Louis XIV in de 18de eeuw, had de Franse cultuur een grote internationale uitstraling gekregen. Niet enkel de Franse bouw- en schilderkunst, maar ook de Franse mode, zeden en gewoonten, werden overal in Europa nagevolgd. Het Frans was in Europa de internationale diplomatieke taal. En ook na de Franse revolutie werd de Europese cultuur in de daaropvolgende 19de eeuw nog in belangrijke mate beïnvloed door de Franse. In het Europese theater van de 18de en 19de eeuw deed zich dezelfde invloed gelden. Bij het klassieke of “ernstige” Franse theater was de correcte declamatie van de tekst prioritair, en het spel beperkte zich tot het gebruik van een aantal geijkte houdingen en gebaren. In het Koninkrijk der Nederlanden en het latere België stond deze declamatiekunst in de 19de eeuw eveneens in hoog aanzien.1 Ze werd er “welsprekendheid” genoemd, of de “kunst van het uitgalmen”. Deze laatste uitdrukking was helemaal niet pejoratief bedoeld: ze was enkel een iets te letterlijke vertaling van de Franse term “déclamation”. En deze kunst werd beslist niet alleen door acteurs bedreven: ook politici en predikanten deden hun uiterste best om zich in deze discipline te bekwamen. Reeds in de 19de eeuw waren de vandaag “Koninklijke” Conservatoria van Gent, Brussel en Antwerpen begon- nen met declamatie- of voordrachtleergangen, naar het voorbeeld van het Parijse “Conservatoire” waar aan aspirant-acteurs “l’art de la déclamation et du geste” werd onderwezen. Het was onder Koning Willem I van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, dat er te Brussel in 1826 een Koninklijke Muziekschool werd opgericht, die voortbouwde op een reeds in 1813 gestichte “École de Chant”. Van 1829 af werd er tevens een leergang voordracht georganiseerd. Na de stichting van het Koninkrijk België, werd deze instelling in 1832 omgevormd tot “Conserva- toire Royal”.2 In 1864 werd Emmanuel Hiel3 belast met het geven van lessen in Nederlandse voordracht.4 Pas van 1933 af werd er een Nederlandstalige klas dramatische kunst ingericht, met Herman Teirlinck als titularis. Maar dan zijn we reeds een eeuw verder. Te Gent werd er in 1835 een Stedelijke Muziekschool opgericht, met Jan Frans Willems5 als secretaris. Na een verzoekschrift van een aantal Vlaamse letterkundigen, werd in 1860 in deze school eveneens een cursus Vlaamse uitspraak en uitgalming ingericht. Hij werd toevertrouwd aan de toneelauteur Karel Ondereet, die de cursus “Nederlandse declamatie” tot aan zijn dood in 1868 zou blijven geven. Op 28 december 1871 kreeg de muziekschool de titel van “Conservatoire Royal”, maar deze instelling werd pas vanaf januari 1879 effectief door de staat beheerd. De klas “Nederlandse declamatie” bleef behouden. 5 Hoge school_CS3.indd 5 02-07-2008 15:35:12 Peter Benoit: het begin Te Antwerpen stichtte de componist en dirigent Peter Benoit in 1867 een Vlaamse Muziekschool. Zijn oogmerk was niet om op technisch gebied gedresseerde virtuozen te kweken maar wel om zelfbewuste, denkende kunstenaars, met een brede algemeen-culturele basis te vormen. Benoit was een tegenstander van competitie, van “wedstrijden” in het kunstonderwijs. Hij verleende weinig of geen graden of onderscheidingen en liet de studenten toe zich voor te stellen voor een eindproef, wanneer zij - na een gunstig advies van de leraars - dachten hiervoor klaar te zijn.6 In deze Vlaamse Muziekschool was ook een leergang “declamatie en tooneelspel” voorzien, die Benoit toevertrouwde aan Jan Van Beers: een Antwerpse dichter uit de overgangsperiode van romantiek naar realisme. Van Beers was een voormalig leraar aan de Rijksnormaalschool te Lier, die in 1860 leraar Nederlands was geworden aan het Atheneum te Antwerpen. Hij was geen acteur, maar stond wel bekend om zijn talenten als “declamator”. Als leraar Neder- lands was hij allicht in staat om “schoon Vlaams” te spreken, wat in die tijd (het onderwijs in Vlaanderen verliep in de 19de eeuw nog uitsluitend in het Frans!) op zichzelf al een verdienste was. Van Beers was ook actief in de vrijzinnige vleugel van de Vlaamse beweging en was een aantal jaren liberaal gemeenteraadslid van de stad Antwerpen. Hij schreef essays, gedichten en poëtische teksten voor oratoria en cantaten, zoals voor “De Oorlog” (1873) van Peter Benoit. Ongetwijfeld konden zijn leerlingen heel wat opsteken van zijn brede eruditie. Van Beers heeft een groot aantal gerenommeerde toneelspelers helpen vormen van het gezel- schap van de “Nederlandsche Schouwburg” te Antwerpen: het gezelschap dat in 1853 onder impuls van Victor Driessens als “Nationael Tooneel” was gesticht, en later via de “Koninklijke Nederlandse Schouwburg” tot “Het Toneelhuis” zou evolueren. Zo kregen onder meer bij hem de gezusters Elisa en Philomena Jonkers hun opleiding (die ook te Brussel en in Nederland bij “Het Tooneel”, de groep van Willem Royaards, successen vierden) en Jan Dilis, die in zijn tijd als een uitmuntend Shakespeare-vertolker werd beschouwd7 . De opleiding bleef echter beperkt tot een “declamatieklas”, en regelmatig werd er kritiek geleverd op de ontoereikendheid van de toneelopleiding. Zoals door de criticus Edward van Bergen die een bijzonder lage dunk over de toenmalige beroepsacteurs had. Hij mat in 1884 de kwaliteit van de toneelspelers zelfs aan de graad waarin ze zich van de “noodlottige invloed van de declamatieklas” hadden ontdaan...8 6 Hoge school_CS3.indd 6 02-07-2008 15:35:12 Na een lange en soms verbeten strijd (niet in het minst ter wille van het “Vlaamse” karakter van het opzet) werd Benoits muziekschool in 1898 tot “Koninklijk Vlaams Conservatorium” (KVCA) verheven, en bleef gevestigd in de lokalen van de Sint Jakobsmarkt nr. 11 te Antwerpen. Niet alleen voor de muziekafdeling, maar ook voor de toneelopleiding werkte Peter Benoit een uitgebreid en interessant programma uit. Hij splitste de dramatische afde- ling in drie takken: gesproken toneel, gezongen toneel en lyrisch gesproken toneel. Dit laatste genre was een door Benoit zelf graag beoefende kunstvorm (cfr. zijn “Charlotte Corday”) met elementen van het 19de-eeuwse melodrama, en het Wagneriaanse muziekdrama. Het was een typisch product van de romantiek en laatromantiek, dat intussen al lang van onze planken is verdwenen. Voor de onderafdeling “gesproken toneel” voorzag hij een degelijke opleiding met een aantal algemeen vormende vakken (zoals toneelgeschiedenis, tekstanalyse etc.), een degelijke stemvorming, leergangen in houding en beweging, en tenslotte mimiek en samenspel. Een