Joseph Wolf (1820-1899), meester-dierschilder

Chris Smeenk

Wij zijn verwend met rijk geïllustreerde boeken over vogels en zoogdieren. Wij weten niet anders en vinden het vanzelfsprekend. Maar sinds wanneer zijn die boeken er, wanneer is die traditie begonnen?

Wij hebben het nu niet over de fotografie, maar over getekendeen geschilderde illustraties. Daarvoor

moeten wij terug naar de eerste helft van de 19de eeuw.

Vroege illustraties

De boeken uit ook vaak mooi al dan niet vroeger eeuwenwaren geïllustreerd,met gekleurde gravures

of etsen. De meeste tekenaars werkten echter niet in de natuur, maar in natuurhistorische kabinetten

en musea. Zij beeldden geprepareerdeexemplarenaf; nauwkeurig, maar dood. De toevoeging ‘naar het

leven getekend’ die men vaak op oude prenten ziet, betekent niet dat het dier in kwestie leefde,maar

dat een bestaand exemplaar als voorbeeld had gediend.

Wetenschappelijk correcte afbeeldingen moesten aan strenge eisen voldoen en een natuurlijke hou-

ding en omgeving hoorden daar niet bij. Tekenaars hadden weinig vrijheid: het ging om een exacte het collectiestuk. de stond als het het weergave van Op plaat ware een ‘plattegrond’ van dier, geen levend wezen. In de kunst lag dat heel anders: veel 16de- en 17de-eeuwse tekenaars en schilders

maakten schitterende portretten van levende planten en dieren. Maar kunst en wetenschap stonden

ver van elkaar, uitzonderingen daargelaten.

Van 13 februari tot enmet 16 april 2001 wordt er in Naturalis een overzichtstentoonstelling

gehoudenvan het werk van Joseph Wolf, de

belangrijkste vernieuwer van dierillustraties in

de negentiende eeuw. Hier zijn onder meer

schitterende platen te zien van zijn roofvo-

gels en fazanten. Het meeste is niet eerder in

ons land tentoongesteld. Er liggen veel boe- ken die door Wolf zijn geïllustreerd.

Openingstijden dinsdag tot en met zondag van 10 tot 18 uur. ‘s Maandags gesloten. Het toegangsbewijs voor het museum geldt ook

voor deze tentoonstelling, In het museum is ook een prachtig boek over Joseph Wolf te koop: Schulze-Hagen, Karl & Armin Geus (2000): Joseph Wolf (1820-1899).Tiermaler. Animal Painter. 361 bladzijden, circa 300 af-

beeldingen, de meeste in kleur. Uitgeverij

Basilisken-Presse, Marburg an der Lahn. ISBN

3-925347-57-1. Prijs ca. f 175,-. Te bestellen bij Naturalis, tel. (071) 568 76 91.

Nationaal Natuurhistorisch Museum ‘Naturalis’, Pesthuislaan, Leiden (circa tien minuten lopen vanaf het station, uitgang Leids Universitair Me- disch Centrum).

Portret van Joseph Wolf, gemaakt in 1855 toen hij onge- veer 35 jaar oud was.

vader had hij geen zin in het boerenbedrijf. Hij zwierf

In de 19de eeuw veranderde dat. Onder invloed liever door bos en veld, trok eropuit met jacht-

van de romantiek ontstond er een andere natuur- opzichters en bosarbeiders en tekende de dieren beschouwing, ook in de wetenschappelijkewereld. die hij zag. Hij groef zich in bij een baltsplaats van

Onderzoekers en tekenaars trokken eropuit, niet Korhoenders en verschool zich bij het nest van

alleen om te jagen en te verzamelen (dat ook), een Houtsnip. Thuis hield hij allerlei vogels en

maar evenzeer om te ontdekken en waar te ne- zoogdieren, die hij naar hartelust schetste en te-

men. Een nieuwe generatietekenaars schiep een kende. Als jongen verdiende hij al een zakcent

nieuwe vorm van illustratie, met aandacht voor met het verkopen van tekeningen, aquarellen en

leven en compositie.Kunst en wetenschapgroei- kleine schilderijtjes. Hij had een haast fotografisch den naar elkaar toe. De beroemdste en invloed- geheugen,een sterk ontwikkeld gevoel voor het rijkste dierschilder uit die tijd was Joseph Wolf karakter en gedrag van dieren envooral een scherp details. Voor hef werk (1820-1899). oog voor structuren en fijne

maakte hij zijn eigen penseeltjes van de haren

Joseph Wolf: een natuurtalent van gevangen marters: het waren nu eenmaal

Joseph Wolf (hij heette eigenlijk Mathias, maar andere tijden dan nu. Van jongs af was hij een

noemde zich later Joseph) was een boerenzoon hartstochtelijke jager, met een speciale belang- uit de , geboren in 1820. Tot verdriet van zijn stelling voor roofvogels en uilen.

2 Het Vogeljaar 49 (2001) 1 Giervalk Falco gyrfalco. Potloodte- kening voor: H. Schlegel & A. Verster van Wulverhorst, Traité de Faucon- nerie, 1845-1853. Illustratie: Joseph Wolf.

vader liet hem slotte in kleden ook dat heel Zijn ten maar gaan en 1836 weerte geven; was een nieuwe trok Wolf naar , waar hij het vak van methode. lithograaf leerde. Die stad, aan de samenvloeiing

van Moezel en Rijn, was toen een bekend kunste- Naar Leiden naarscentrum. Hoewel Wolf aan het stoffige Van het één kwam het ander. Kaup was zo onder lithograferen een hekel had (‘slecht voor ogen, de indruk van Wolf, dat hij probeerde hem werk te longen en geest’, naar hij zei), kwam zijn vakken- bezorgen in binnen- en buitenland: hij leurde als nis hem later zeer van pas. De lithografie nam in het ware met Wolfs schetsboeken. Kaup had en-

die tijd een hoge vlucht en ontwikkelde zich tot de kele jaren in Leiden gewerkt, in het ’s Rijks Mu- belangrijkste illustratietechniek, waarmee schitte- seum van Natuurlijke Historie (thans ‘Naturalis’). rende resultaten werden bereikt. Op zoek naar werk Eén van zijn vrienden was de Leidse conservator kwam Wolf in 1841 terecht bij Eduard Rüppell, Hermann Schlegel, zelf een begaafd tekenaar.

Afrikareizigeren mede-oprichtervan het Sencken- Samen met zijn medewerker Abraham Verster van bergisches Institut in . Op diens aanbe- Wulverhorst (de vader van de Leidse schilder Flo- veling kwam hij weer in contact met Johann Jakob ris Verster) werkte Schlegel in die tijd aan een groot Kaup van het naturaliënkabinet (thans deel van boek over de valkerij: de Traité de Fauconnerie, het Hessisches in de Landesmuseum) . gebaseerdop koninklijke valkenjachten op Het

Voor deze twee zoölogen maakte hij zijn eerste Loo. Hij was zelf al begonnen met het tekenen wetenschappelijke illustraties. van valken, maar toen Kaup hem in 1843 een schetsboek van Wolf liet zien, legde hij zijn eigen

Wolf had nooit tekenles gehad, maar in Darmstadt werk aan de kant en gaf Wolf opdracht voor twaalf kreeg hij de kans lessen te volgen bij de schilder levensgrote portretten van valken en andere roof-

Carl Ludwig Seeger, waardoor zijn werk artistiek vogels. Dat was geen gemakkelijke taak: het wa- enorm verbeterde. Nieuw was vooral dathet afge- ren de eerste tekeningen die de miniatuurschilder beelde dier de beschouwer aankeek. Vaak tekende Wolf op ware groottemaakte. Daar hij zijn schilder- of hij twee meer dieren op één plaat vanuit ver- lessen in Darmstadt wilde afmaken, kon hij niet schillende gezichtshoeken, om allerlei details of direct naar Leiden komen. Hij stuurde Schlegel zijn

Het Vogeljaar 49 (2001) 1 3 aquarellen toe, aanvankelijk elke maand één. In Naar Londen 1844 ging hij toch naar Leiden,waar de twaalf le- Schlegels verwachting ging in vervulling.Opnieuw

vensgrote platen van valken werden voltooid. En speelde Kaup daarbijeen rol. Tijdenseen ornitho- De Traité de Fauconnerie werd één in David hoe! van de logencongres Londen vroeg William beroemdste vogelboekenvan zijn tijd ook al wer- Mitchell,eveneens een goedtekenaar, Kaup naar den er slechts honderd exemplaren van gedrukt. de woonplaats van ‘die schilder van de valken’.

De naam van Joseph Wolf was hiermee geves- Door zijn werkzaamheden als secretaris van de

tigd. In Leiden begon Wolfs glorie. Zoological Society had Mitchell te weinig tijd voor

zijn illustratiewerk en dus zocht hij assistentie. En

zo vertrok Wolf in 1848 naar Londen, waar hij de in Schlegel, die zeer kritisch was, vergeleek Wolf dag na aankomst aan de slag ging als tekenaar 1849 met andere tekenaars. Hij schrijft: ‘Al deze bij de prestigieuze Zoological Society, vermaard kunstenaars zijnechter dooreen 'Jong' kunstenaar om zijn toonaangevendepublicaties en rijke die- M. is de die rentuin. kende de Wolf, voorbijgestreefd.... HIJ eerste, Hij nog geen Engels en conver- de voldoende satie in het Frans. Maar roofvogelen op eene geheel wijze verliep aanvankelijk hij heeft voorgesteld, en de leeftijd, waarin hij zich voelde zich direct thuis in de Londense atmosfeer. bevindt, doet ons hopen, dat... hij werken in zijn Engeland werd zijn tweede vaderland, waar hij meer

vak zal leveren, die debewondering van iegenlijk dan vijftig jaar zou blijven.

zullen totzich trekken. De grooteplaten van roof- vogelen, die hij gemaaktheeft,kunnen, niettegen-

staande zij door eenen en anderen teekenaar zijn Londen was de hoofdstad van een wereldwijd im- steen als het beste dien aard kunst op gebragt, van ge- periumen een centrum van en wetenschap. roemd worden’. In Leiden tekende Wolf ook de Het was de tijd waarin de wereld openging, de tijd eerste twintig platen voor het vogeldeel van de van de groteexpedities en ontdekkingsreizen, de

Fauna Japonica. Hij moest het daarbij doen met tijd van Darwin en Wallace. Uit alle delen van de

de vogelhuiden die Philipp Franz von Siebold uit wereld kwamen nieuw ontdekte planten en dieren Japan had meegebracht. Maar door zijn grote ken- naarLonden, in die tijd het Mekka van de natuur-

nis van vogels wist Wolf zelfs slecht geprepareerde historie. De collecties van hel Brits Museum van

huiden als levende en levendige vogels weer te Natuurlijke Historie, de Botanische Tuin in Kew en in Nederland heeft helaas Dierentuin geven. Zijn verblijf maar de Londense waren de rijkste in Eu- kort geduurd, daar hij door ziekte naar Duitsland ropa en daarnaast waren er groteparticuliere ver- moest terug keren. Dat was een grootverlies voor zamelingen. Er verscheen eenstortvloed van boe-

hel museum.Wolf noemde zijn Leidse episode later ken en artikelen waarin die nieuwe soorten wer-

een ‘vruchtbare en aangename tijd. den beschreven en afgebeeld. De biologische

Houtsnippen Scolopax rusticola, gelithografeerd door F.A. Verster (de zoon van A. Verster van Wulverhorst). Illustratie: Joseph Wolf.

4 Het Vogeljaar49 (2001) 1 Slechtvalk Falco pere- grinus. Uit: J. Gould, The Birds of Great Bri- tain, 1850-1853. Illustratie: Joseph Wolf.

wetenschap vernieuwde zich snel; de evolutietheo- opdracht hun vormen en gedragingenvast te leg- rie brak door. Er was een overvloed aan werk voor gen. Hij observeerde de levende dieren, overdag onderzoekers en voor wetenschappelijktekenaars en ’s nachts en bracht uren bij of in hun verblijven die aansloten de nieuwe door. Soorten die alleen als bij inzichten; en er was hij vroeger preparaat Ook levenden geld om hen behoorlijk te betalen. andere bui- had getekend, zag hij daar in lijve, waar- tenlandse tekenaars zochten hun heil in Engeland, door hij zijn vroegere afbeeldingen vaak kon corri- onder wie Nederlanders die door twee eveneens geren.

Schlegel waren ontdekt: Joseph Smit en Johan- nes Gerardus Keulemans. Smit kwam min of meer Engeland beleefde de Victoriaanse tijd, een hoog- onder de hoede van Wolf; hij was een uitstekend tepunt van de romantiek. De belangstelling van lithograaf en heeft veel van Wolfs aquarellen ‘op het publiek verplaatste zich van de ouderwetse steen gebracht’. De 18de-eeuwse illustratietraditie naturaliënkabinetten naar de rijkdom en pracht van behoorde definitief tot het verleden. de levende natuur, inheems of exotisch. Er ont-

stond een bloeiende markt voor geïllustreerde boe- Wolfs werk in Londen ken over planten en dieren. De nieuwe lithografi- werkte Wolf vooral met sche technieken Aanvankelijk geprepa- opendenongekendemogelijkhe- reerde dieren en skeletten, die hij als het ware tot den en de uitgevers hoefden zich nauwelijks te leven wist te wekken, daarbij geïnspireerd door beperken. Zo kwamen er platen tot stand die hun de Londense dierentuin. Vanaf 1852 offici- niet kenden tekenaars was hij weerga en en lithografen

eel als tekenaar aan deze tuin verbonden. Veel beleefden een goudentijd, De monumentale wer- de die daar ken Daniël Giraud Elliot van soorten binnenkwamen,waren nog van en wer- nooit levend in Europa gezien en het was Wolfs den wereldberoemd.

Het Vogeljaar 49 (2001) 1 5 In die wereld werkte Joseph Wolf en hij was al snel de meest toonaangevendedier- schilder van zijn dagen; aan opdrachten had hij geen gebrek. Voor vele pracht- werken leverde hij tekeningenen aquarel- len. De beste platen in Goulds boeken zijn

die Gould van Wolfs hand: het was Wolf, de fijne kneepjes van compositie bijbracht.

Toen Gould deze aanwijzingen onvoldoen- de ter harte nam, beëindigde Wolf zijn medewerking. De samenwerking met de Amerikaan Elliot was gelukkiger. De pla- ten voor diens monografie over de fazan- ten (en andere hoenders) behoren tot de mooiste die hij heeft gemaakt. Hij verloor nooit de band met het buitenleven: dat bleef zijn bron van inspiratie. Hij reisde veel, was met John Gould in Noorwegen en had zijn hart verpand aan Schotland. Ook kwam hij bijna jaarlijks terug naar zijn ouderlijk huis in de Eifel. En overal schetste en te- kende hij, waarnemend en luisterend. In zijn Londense woning hield hij allerlei vo- gels, die hij voortdurend tekende: elke kast en kist in zijn kamers lag vol schetsen.

Zijn tamme Goudvink is Darwin nog eens in de baard gevlogen (‘The great man chuckled’).

Wolfs werk was enorm veelzijdig: naast wetenschappelijketekeningenmaakte hij illustraties voor populaire boeken en reis- verhalen, zoals die van Livingstone en Wal- lace; voor de exotische planten die hij wilde afbeelden, ging hij te rade in de botani- sche tuin van Kew. Hij kreeg talloze op- Sneeuwuil Nyctea scandiaca. Uit: J. Gould, The Birds of Great drachten In van particulieren. zijn ‘vrije’ Britain, 1850-1853. Wolf bleef werk valt op, hoezeer geboeid Illustratie: Joseph Wolf.

Gekuifde Vuurrugfazant Lophura ignita. Handgekleurde lithografie voor: D.G. Elliot, A Monograph of the Phasianidae, 1872. Illustratie; Joseph Wolf.

6 Het Vogeljaar 49 (2001) 1 Bruine Oorfazant Cros- soptilon mantchuricum. Nog ongekleurde lithogra-

fie voor: D.G. Elliot, A Mo- nograph of the Phasiani- dae, 1872. Illustratie: Joseph Wolf.

door wat wij nu 'predatie' noemen: de verhouding wende manier van waarnemenen tekenen staat van roofdieren tot hun prooi, van eten en worden symbool voor de stormachtige ontwikkeling van de gegeten . Hoewel hij zelf jaagde, koos hij, vooral biologie. Hij ging uit van het levende dier, als het in zijn latere werk, als het ware steeds vaker de even kon, in een natuurlijke omgeving. Vooral in

kant van de prooi, die hij liet ontsnappen, zij het zijn schetsen, die vaak boeiender zijn dan de uit- met achterlating van een grotewolk veren. gewerkte platen, ving hij het ‘karakter’ van het dier

in een paar forse, simpele lijnen.Dat verschaft zijn

Wetenschap enkunst verenigd werk eengrote echtheid en levendigheid. Maar te-

Wolf beschouwde zich meer als kunstenaar dan gelijk behield hij zijn scherpe gevoel voor structu- als la- steeds wetenschappelijk tekenaar, vooral in zijn ren en details, waarvoor hij teruggreep op

tere tijd. Hij had nauwe banden met de Londense museumcollecties. Dat verschaft zijn werk die zeld-

schilderswereld en werd de nestor van de kun- zame nauwkeurigheiden betrouwbaarheid. En ten

stenaarskolonie Primrose Hill, waar hij een groot slotte was hij kunstenaar. Het liefst noemde hij zich

aantal jongere tekenaars opleidde. Bekende ‘animal painter’, dierschilder. Als geen ander heeft vogelschilders als Archibald Thorburn en George Joseph Wolf kunst en wetenschap verenigd.

Edward Lodge waren door hem getraind. Daar- Wolfs illustraties en schilderijen pasten bovendien had Wolf onuitwisbare invloed de dier- uitstekend de romantische smaak het Vic- mee een op bij van illustratie de 20ste in toriaanse van eeuw, tot onze dagen. publiek. In de komende maanden brengt de Galerie van ruim honderd Naturalis de stad Terugblikkend op Wolf, jaar na zijn weer even terug naar waar hij zijn

dood in 1899, zien wij een natuurtalent in de ware naam ooit vestigde.

zin van het woord. Zijn nieuwe en vooral vernieu-

Dr. C. Smeenk, Nationaal Natuurhistorisch Museum ‘Naturalis’, Postbus 9517, 2300 RA Leiden.

HetVogeljaar49 (2001) 1 7