fe^ £S^g

Reitdiep

Naar een veiliger, schoner, mooier,e n duurzamer watersysteem dienst landelijkgebied voor ontwikkeling en beheer ^ « Toponiemen en fotoposities

Dienst Landelijk Gebied De lezer wordt uitgenodigd (schriftelijk) te reageren op de verkenning met kritische kanttekeningen en aanvullingen.

Meerdere exemplaren van dit rapport kunnen voor een bedrag van f 25,- worden aangevraagd.

Voor reactie en informatie kunt u contact opnemen met:

Dienst Landelijk Gebied John Ceraedts Postbus 146 9400 AC Assen [email protected] Tel. 0592-327950

Jan Smit Postbus 30027 RM [email protected] Tel. 050-3178537 l Brug Balktil bij Hamrik over Dwarsdiep. foto in zuidwestelijke richting.

INHOUD

Verkenning Watersysteem Reitdiep 2 Assen, juli 2001

Inleiding 5 Aanleiding 5 Typering van de verkenning 5 Verantwoording 6

Uitgangspunten 8 Knelpunten huidige systeem 8 Bodemdaling, zeespiegelrijzing, verzilting en klimaatverandering 9

Kansen voor het watersysteem 12

Bijlage - Technische uitwerking verkenning 15 B.l. Werkkaarten 17 B.2. Scheiding beken- en kanalensysteem 19 B.3. Voorgestelde toekomstige waterpeilen 20 B.4. Bergingsgebieden 23 B.5. Kengetallen afvoer en berging hoog water 27 B.6. Kengetallen wateraanvoer en berging laag water 29 B.7. Waterhuishouding en streefpeil gebied Middag-Humsterland 30 B.8. Afwatering De Marne langs Noordpolderzijl 31 &A B.g. Herstel beken en beekdalen 32 B.io. Overige legenda-eenheden plankaart 34 W dienst landelijk gebied Literatuur 35 voor ontwikkeling en beheer Bijlage - Poster Verkenning Watersysteem Reitdiep Verkenning Waters ...naar een veiliger, schoner, mooier en

De basisgedachte van de verkenning is de wens tot herstel van de natuurlijke beken die samen het Reitdiep-systeem vormen. De bovenlopen worden gevormd door de Drentse beeksystemen Eelderdiep, Peizerdiep, Drentse Aa en Hunze en de Groningse beek Dwarsdiep/Matsloot. Deze beken komen van oorsprong samen in het Reitdiep om vervolgens via het Lauwersmeer uit te monden in de Waddenzee. Passend in het natuurlijk karakter moet het nieuwe systeem onder vrij verval kunnen afstromen op de Waddenzee. Voor de lange termijn moet rekening

2 Verkenning watersysteem Reitdiep Algemeen Deze scheiding maakt het ook mogelijk schoon water uit het Reitdiep-systeem te benutten voor Aansluitend bij het nieuwe beleid wordt de ruim­ hoogwaardige functies als drinkwaterwinning, te voor waterretentie en -berging benut om te natuur, zwemwater en stedelijk gebied. komen tot een veerkrachtig en duurzaam water­ Als onderdeel van het natuurlijke watersysteem systeem. Door waterconservering wordt de wordt de zoet-zoutgradiënt hersteld door het behoefte aan wateraanvoer geminimaliseerd en getij in de Waddenzee gedempt door te laten het grondwatersysteem hersteld. naar het Lauwersmeer. Het oorspronkelijke Reitdiep-systeem is in de loop Een natuurlijk Reitdiep-systeem leidt tot een vergro­ der tijd doorsneden door een kanalensysteem ting van de belevingswaarde van het landschap. voor de scheepvaart. Deze kanalen vervullen De concretisering van het natuurlijke watersys­ gedeeltelijk ook een functie voor de afvoer van teem biedt mogelijkheden om de recreatieve water. In deze verkenning wordt ernaar gestreefd waarden van het watersysteem beter te benutten. het oorspronkelijke systeem zoveel mogelijk te Een belangrijk aspect in dit verband is het terug­ herstellen en waar mogelijk te komen tot een brengen van levend water binnen de stad scheiding van het kanalensysteem en het Groningen. Reitdiep-systeem. De vergroting van de veiligheid vormt een laatste belangrijke doelstelling van de verkenning naar 2 Het vroegere zijl in de Kromme Raken in Schouwerzijl. Foto in noordwestelijke richting. een natuurlijk watersysteem Reitdiep. ysteem Reitdiep duurzamer watersysteem...

worden gehouden met zeespiegelrijzing en bodem­ daling. Deze ontwikkelingen staan op gespannen voet met de lozing onder vrij verval. De verkenning is een idee, een voorstel, om deze problematiek het hoofd te bieden. Dit isi n de bijlage technisch verder uitgediept. Op enkele onderdelen worden in een zogenaamd 'alter­ natief' oplossingen aangeboden die minder een beroep doen op een omslag in het denken. De verkenning geeft voor het systeem van het Reitdiep een invulling van het gedachtegoed van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw en het Kabinetsstandpunt "Anders omgaan met Water".

3 Verkenning watersysteem Reitdiep Verkenning Alternatief

Het idee gaat uit van een scheiding van het kana- De scheiding tussen het kanalensysteem en het lensysteem en het beeksysteem tot aan het beeksysteem wordt in het alternatief voortgezet Lauwersmeer. De Drentse beken voeren hun tot en met het Lauwersmeer. Voor de uitwatering water af op een waterpeil dat aan de westkant van het kanalensysteem wordt een nieuw groot van de stad Groningen ongeveer één meter hoger gemaal gesticht bij de zeedijk ten oosten van de is dan thans. In het lage Groninger deel worden Marnewaard. Een nieuw te graven kanaal parallel kaden aangelegd. Hierdoor kan de afvoer van de aan het Reitdiep verzorgt de afwatering van het hogere gronden in ook bij stijgende zee­ kanalensysteem naar het gemaal. spiegel onder vrij verval plaatsvinden. De beken Het Eelderdiep en Peizerdiep blijven op het huidi­ Drentse Aa en Hunze worden door de stad geleid. ge niveau afstromen door Groningen. De aanpas­ De lozing van het Zuidelijk Westerkwartier wordt sing wordt hierdoor minder ingrijpend voor de geconcentreerd op het Van Starkenborghkanaal. omgeving. Daar staat tegenover dat de stijging Afvoer vindt plaats via het Niezijlsterdiep, van de zeespiegel in meerdere mate moet wor­ Kommerzijlsterdiep en Kommerzijlsterriet en het den opgevangen door bemaling. Het bekensys-

3 Brug Balktil bij Hamrik over het Dwarsdiep. Foto in noordoostelijke richting.

gemaal Waterwolf. Voor het gebied De Marne teem wordt mede gevoed door de Drentse Aa. De wordt een nieuw uitwateringsstelsel aangelegd Hunze gaat afwateren in oostelijke richting. via Noordpolderzijl.

4 Verkenning watersysteem Reitdiep Inleiding

Aanleiding waterhuishouding in het natuurlijke stroomge­ bied van het Reitdiep. Er is gezocht naar een Zware neerslag zorgde in het najaar van 1998 oplossing van de genoemde problemen door voor ernstige wateroverlast, onder meer in de gebruik te maken van de natuurlijke eigenschap­ provincie Groningen. Hoge waterstanden in het pen van het watersysteem. In vroeger tijden Groninger boezemsysteem leidden tot kritieke stroomden Peizerdiep/Eelderdiep, Drentse Aa en situaties in de stad Groningen en in bebouwde Hunze via het Reitdiep af naar zee. Dit gezamen­ gebieden elders in de provincie en tot bedreiging lijke natuurlijke stroomgebied wordt hierna aan­ van kades. Om de situatie te beheersen werden geduid als het Reitdiep-systeem: zie kaart 2 enkele polders onder water gezet. Een herhaling van deze omstandigheden is niet

4 Zicht op het Wolddiep vanaf de brug over het Dwarsdiep tussen Boerakker en Lucaswolde. Foto in noordelijke richting.

uitgesloten. Bodemdaling, zeespiegelrijzing en Typering van de verkenning klimaatverandering vergroten de herhalingskans. Daar komt bij dat lokaal het regenwater steeds Het resultaat van de studie is betiteld als verken­ sneller op het oppervlaktewater wordt gebracht, ning, bedoeld als inspiratiebron voor de toekom­ onder meer door een toenemende verharding stige inrichting en het beheer van het watersys­ van het grondoppervlak. teem Reitdiep. De verkenning sluit aan op het Deze situatie vraagt om een fundamentele bezin­ gedachtegoed van de Commissie Waterbeheer ning op het waterbeheer. Maar er zijn meer rede­ 21e eeuw en het Kabinetsstandpunt "Anders nen. Het water afkomstig van de hogere gronden omgaan met Water" en kan gezien worden als in Drenthe moet voor een deel in Groningen een mogelijke uitwerking op het niveau van een weer worden opgepompt. Door zeespiegelrijzing stroomgebied. Het rapport geeft een integratieka­ en bodemdaling neemt de noodzaak om water der om binnen afzonderlijke projecten rekening op te pompen verder toe. Dat kost nodeloos ener­ te houden met ontwikkelingen in andere delen gie en leidt tot een kwetsbaar systeem. Ook kan van het stroomgebied en met de gevolgen voor worden geconstateerd dat het oppervlaktewater het watersysteem. Hierdoor kunnen kansen wor­ in het algemeen van een matige kwaliteit is en den benut voor doelen van integraal waterbeheer ecologisch arm. Verder is de verwachting dat die het betreffende projectgebied overstijgen. door klimaatverandering de afvoer van de Rijn in Door de verkenning worden verbanden gelegd die de grenzen van verschillende waterschappen de zomer lager wordt waardoor minder aanvoer- en van de drie noordelijke provincies overschrij­ water uit het IJsselmeer beschikbaar is. den. In het bijzonder wordt een relatie gelegd Tegen deze achtergrond is een studie verricht met de waterhuishouding van de stad Groningen. naar een vernieuwde inrichting en beheer van de

5 Verkenning watersysteem Reitdiep 5 Natuurbouw bij 't Kret. Foto in westelijke richting.

6 Brug over de Matsloot bij 't Kret. Foto in zuidwestelijke richting.

De verkenning geeft een streefbeeld voor de als een apart kwaliteitssysteem in te richten, de lange termijn (in de orde van 50 tot 100 jaar). Dit goede kwaliteit van dit water optimaal te benut­ betekent dat aanpassingen geleidelijk kunnen ten voor hoogwaardige functies als natuur en ste­ plaatsvinden, in samenhang met investeringen op delijke verversing en dit systeem op een hoog andere terreinen. Bij de realisering wordt eerder niveau door de provincie Groningen te voeren gedacht aan een geleidelijke transformatie van waardoor onder vrij verval kan worden geloosd het watersysteem in de aangegeven richting dan op zee. Deze verkenning vormt een aanvulling en aan het invullen van een blauwdruk. uitwerking van het gedachtegoed van Iwaco. De voorstellen zijn gericht op een veerkrachtig en duurzaam watersysteem: beperking risico's, sprei­ De voorliggende verkenning is het resultaat van ding risico's, eenvoudig te besturen bij calamitei­ een proces waarin de ideeën zijn verzameld van ten, vermindering energie-verbruik, vergroting bij het waterbeheer in de regio betrokken des­ ecologische betekenis en belevingswaarde van kundigen. Door onderlinge interactie werd de het water. Het plan geeft een kwaliteitsimpuls creativiteit vergroot. Gaandeweg het proces kreeg aan het gebied. het plan steeds duidelijker vormen en nam het De haalbaarheid van maatregelen wordt belang­ realiteitsgehalte toe. rijk vergroot door meekoppeling met voorgeno­ men projecten op andere terreinen. Henk Mulder en Henk Zwaving, accountmanagers Meekoppeling betekent dat door "werk-met- van DLG Groningen en Drenthe, fungeerden als werk" te maken belangrijk kan worden bespaard opdrachtgevers. op de kosten. De resterende kosten kunnen Het projectteam bestond uit Jan Willem v.d. Barg, komen uit europees beleid (gebieden- of water­ Wim Boetze, John Geraedts, Rients Hofstra, Jan beleid) of van het rijk (wateroverlast, herstel Siem Rus en Jan Smit. Ria Klein Wolterink leidde watersystemen, Langman, energiebesparing) of de workshop van de klankbordgroep. uit de reguliere middelen voor het waterbeheer Daarnaast was er een klankbordgroep van diverse van waterschap en provincie. deskundigen. Hun werd gevraagd om op per­ soonlijke titel mee te denken over het watersys­ Verantwoording teem Reitdiep. De workshop met de leden van de klankbordgroep was de meest boeiende gebeur­ Het project is een gezamenlijk initiatief van DLG tenis van het project. Concreet en creatief knutse­ Groningen en Drenthe. DLG stelde dit product op len aan de waterhuishouding zorgde voor een onder eigen verantwoordelijkheid. ongekend enthousiasme. De benadering op de In 1999 presenteerde Iwaco "Water op hoog schaal van een compleet stroomgebied bleek ver­ niveau, een schets van een duurzaam watersys­ rassende mogelijkheden te bieden! teem van Drenthe tot aan het Wad", een denk­ Het verslag van de workshop (Dienst Landelijk richting voor de watersysteembenadering in Gebied, 2000) geeft op onderdelen een uitgebrei­ noordoost Nederland. Hierin werd onder meer der omschrijving van de voorstellen in deze ver­ voorgesteld om de uit Drenthe afkomstige beken kenning.

6 Verkenning watersysteem Reitdiep *

7 Brug over het Wolddiep tussen Oosterzand en Westerzand. Foto in noordelijke richting.

Uiteindelijk geeft de verkenning een bundeling De volgende mensen namen deel aan de workshop en/ of reageerden van ideeën die in het proces naar voren zijn geko­ op het concept-rapport: men. Het concept-rapport is voorgelegd aan de leden van de klankbordgroep en het projectteam. • Bernard Baerends, Rijkswaterstaat directie Noord. De reacties zijn zo goed mogelijk verwerkt. • Cees van de Brand, ministerie van LNV directie Noord. Niettemin mag duidelijk zijn dat individuele leden • Jan van de Bospoort, Irene Reitsma en Wout Veltstra, gemeente van de klankbordgroep of van het projectteam Groningen. niet verantwoordelijk gehouden kunnen worden • Rob Burkunk, Albert Heida, Jan Meijering en Jan van der Wijk, provin­ voor ieder onderdeel van deze verkenning. cie Groningen. • Joost van de Cruijsen, voorheen Waterleiding Maatschappij Drenthe en John Ceraedts, Assen, juli 2001 waterschap Noorderzijlvest. • Johan Kieft, Waterbedrijf Groningen. • Gert Leene, waterschap Noorderzijlvest. • Pirn Brocades Zaalberg, Milieufederatie Drenthe. • Jaap van Roon en Uko Vegter, waterschap Hunze en Aa's. • Rinke van Veen, provincie Drenthe. • Harry Berg, Peter van den Berg van Saparoea, Karen Beukema, Ron Fijn, Frits Foekema, Bert van Guldener, Wim Haasken en Heiko Prak, DLG. • Herman Sips, Stichting Natuurbelang De Onlanden van Leekstermeer, Peizer- en Eelderdiep.

7 Verkenning watersysteem Reitdiep Uitgangspunten

Vanwege de hoge waterstanden in het Groninger boezemsysteem in het

najaar van 1998werde n enkele polders onder water gezet om de situatie te

beheersen. Deschad e die daarbij optrad,word t becijferd op tientallen

miljoenen euro. Eenherhalin g van deze omstandigheden is niet uitgesloten.

Bodemdaling, zeespiegelrijzing en klimaatverandering vergroten de

herhalingskans.

Knelpunten huidige systeem waar gelegen in het systeem Noorderzijlvest maar werd bedreigd vanuit het Noord-Willemskanaal Risico wateroverlast (med. J.v.d. Wijk). De afvoerproblematiek benedenstrooms groeit ook doordat lokaal het regenwater steeds sneller Overige knelpunten op het oppervlaktewater wordt gebracht, onder Het water afkomstig van de hogere gronden in meer door een toenemende verharding van het Drenthe wordt bij hoge afvoeren en hoge buiten­ grondoppervlak. De maatschappelijke acceptatie waterstanden in Groningen gedeeltelijk weer van wateroverlast neemt af. Daarom worden opgepompt om het te kunnen lozen op zee. Op voortdurend nog verbeteringen aangebracht voor dit moment is dat alleen nog het geval voor de de afwatering van onderdelen van het gebied: Electra-boezem. Door zeespiegelrijzing, bodemda­ vergroting van duikers, watergangen en gemalen. ling en klimaatverandering wordt de noodzaak De mogelijkheden voor waterberging in het om water op te pompen alleen nog maar groter. gebied worden daarom steeds minder benut. Vanwege de bodemdaling is onlangs ook voor de Door dit alles komt overtollig water steeds sneller Eemskanaal-Dollard-boezem gemaalcapaciteit op het hoofdsysteem. gebouwd (gemaal Rozema). Het oppompen van water afkomstig van de hogere gronden kost De maximale waterstanden, op 29 oktober 1998, nodeloos energie en leidt tot een kwetsbaar sys­ vormden een ijkpunt bij de uitwerking van maat­ teem. In dit verband kan ook worden genoemd regelen voor het watersysteem in deze studie dat het aanvoerwater bij Gaarkeuken naar een (par.B.2.). Deze waterstanden zijn hierna weerge­ lagere waterstand valt en vervolgens bij geven, volgens mededeling van J.va n der Wijk Dorkwerd weer wordt opgepompt. (provincie Groningen). Voor het gebied Geconstateerd kan ook worden dat het opper­ Noorderzijlvest (Electra-boezem) zijn ook de vlaktewater veelal van een matige kwaliteit is. (hogere) standen gegeven van maart 1981. Het Peizerdiep en de Drentse Aa hebben welis­ waar een redelijke tot goede waterkwaliteit, maar Van de bekende kritische plekken hielden zowel de ecologische kwaliteit voldoet veelal niet aan het Groninger museum als het Martini-ziekenhuis de normen voor een natuurlijke beek. Hiervoor verband met de waterstand in de Eemskanaal- zijn meerdere oorzaken: de beken zijn veelal Dollard-boezem. Het Martini-ziekenhuis is welis­ rechtgetrokken en gestuwd, er is nauwelijks stro-

Eemskanaal-Dollard-boezem Oxtober 1998 Electra-boezem Oktober 1998 Maart 1981

Normaal boezempeil NAP+ 0.62 Normaal boezempeil NAP-0.93 Oostersluis boven (stad Groningen) NAP + 1.34 Leekstermeer NAP - 0.23 NAP - 0.13 De Punt NW-Kanaal NAP + 1.48 Sluis Gaarkeuken NAP - 0.32 NAP - 0.22 Zuidlaardermeer NAP + 136 Noorder Hogebrug Eemshavenweg (stad Groningen) NAP - 0.28 NAP - 0.20 Zuidbroek Wildervanckkanaal/Winschoterdiep NANAPP + + 1.4 1.499 Lauwersmeer NAP + 0.23 NAP - 0.53

8 Verkenning watersysteem Reitdiep 8 Sluis Gaarkeuken. Foto in oostelijke richting.

10 Niezijlsterdiep vanaf noordzijde Van Starkenborghkanaat. Te verbreden voor afvoer van het gebied Middag Humsterland naar het gemaal Waterwolf (Electra). Foto in noordelijke richting.

k 9 Van Starkenborghkanaat ter hoogte van de aantak- king Niezijlsterdiep. Foto in oostelijke richting.

ming en geen variatie in stroomsnelheid en de Bodemdaling, zeespiegelrijzing, verzilting en beken eindigen in het kanalensysteem, met een klimaatverandering heel andere milieukwaliteit. Beken en beekdalen maar ook vroegere kreek­ Bodemdaling structuren in het zeekleigebied zijn nauwelijks Voor de verwachte bodemdaling door gaswinning meer herkenbaar in het landschap. Dat geldt ook in 2050 is gebruik gemaakt van een kaart van de voor historische structuren waarmee de mens het Provincie Groningen: prognose 1995 met verwach­ water in vroeger tijden beheerste. ting noordwest-Croningen d.d. oktober 1996. De De waterkwaliteit en de teruglopende kenmer­ maximale bodemdaling tot 2050 is het grootst, kendheid van het landschap hebben een negatie­ meer dan 36 cm, in noord-oost Groningen. In het ve invloed op de belevingswaarde van het water, stroomgebied van het Reitdiep zijn de berekende zowel in de stad als in het buitengebied. waarden het grootst op de noord-oostelijke grens Verwacht wordt dat door klimaatverandering de van het studiegebied: 28 cm. In westelijke en zui­ afvoer van de Rijn in de zomer vermindert met als delijke richting worden de berekende waarden gevolg dat geleidelijk minder aanvoerwater uit lager. Rond Zoutkamp en bij komen weer het IJsselmeer beschikbaar komt voor het noor­ hogere waarden voor, resp. ruim 20 cm en ruim 16 den. cm. De winning van drinkwater uit grondwater onder­ vindt steeds meer maatschappelijke weerstand Door de Nederlandse Aardolie Maatschappij is vanwege verdroging van natuurgebieden. een kaart gepubliceerd van de gemeten bodemda­ ling 1964 - 1998. Het betreft de bodemdaling door gaswinning en door natuurlijke zetting van

9 Verkenning watersysteem Reitdiep 11 Matsloot vanaf de diepere aardlagen. De gemeten bodemdaling is 6 Stand in m t.o.v. NAP Hoogwater Laagwater Hooiweg cm op de noordoostelijke rand van het studiege­ Foto in oostelijke richting. bied. In het grootste deel van het Reitdiep-syteem Springtij 1-17 -1.45 Gemiddeld tij 1.02 -1.29 bedraagt de gemeten bodemdaling niet meer dan Doodtij 0.85 -1.03 enkele cm. Alleen in de omgeving van Roden komen hogere waarden voor, tot ruim 10 cm. Een en ander betekent dat de te verwachten In deze studie wordt uitgegaan van de zeespiegel­ bodemdaling door gaswinning in hoofdzaak nog rijzing volgens de Vierde Nota Waterhuishouding. moet plaatsvinden! Deze gaat voor de komende eeuw uit van een relatieve zeespiegelstijging van circa 60 cm. Dit is Door natuurlijke processen kantelt ons land rond het gevolg van een natuurlijke stijging van de zee­ een noordoost-zuidwest-as. Laag-Nederland daalt spiegel + daling van de kust van 20 cm per eeuw daardoor een paar centimeter per eeuw en hoog- en een versnelde zeespiegelrijzing van 40 cm Nederland stijgt. Dit proces is te verwaarlozen (Min. &W, 1997). Dit komt overeen met het mid­ t.o.v. bodemdaling door oxidatie en klink van denscenario van de mondiale schattingen, uitge­ veenlagen en inklinken van klei. In de veenweide- voerd door het Intergovernmental Panel on gebieden daalt de bodem daardoor met 1 tot Climate Change (IPCC). Schattingen volgens het soms 1,5 cm per jaar. Tussen nu en 2050 wordt laag- en hoog scenario bedragen resp. 20 en 85 een verdere daling verwacht van 10 tot 45 cm. cm per eeuw. Voorts is de bodem in Groningen door zoutwin­ ning op sommige plaatsen meerdere cm gezakt. Verzilting Een en ander volgens Min. V&W (1997). Nabij In de Watersysteemverkenning Noord-Nederland Veendam is de gemeten daling als gevolg van (Ypma e.a., 1999) is aangegeven dat door bodem­ zoutwinning (januari '99) het grootst, namelijk 9 daling in gebieden met zout en brak grondwater cm (med. Heida en V.d.Wijk, provincie Groningen). (m.n. zeekleigebieden) de zoutbelasting van het slootwater stijgt omdat de kwelstroom toeneemt. Door de Commissie Waterbeheer 21e Eeuw (2000) Zeespiegelstijging versterkt dit proces. De brochu­ is een landsdekkende kaart opgesteld van de ver­ re van V&W (1997) spreekt van grote veranderin­ wachte bodemdaling in 2100: effect van klink en gen in het zoutbezwaar door bodemdaling. oxidatie van veengronden, bodemdaling door gas­ Daarmee wordt bedoeld de gemiddelde zouthoe- en zoutwinning en effecten van bodemkanteling. veelheid, uitgedrukt in kg per ha per jaar, die van­ De kaart laat voor Noord-Drenthe en het uit het diepe grondwater in het oppervlaktewater Groningse deel van het Reitdiep-gebied een komt. bodemdaling zien van omstreeks een halve meter. Klimaatverandering Zeespiegelrijzing De Vierde Nota Waterhuishouding geeft aan dat De getijdegegevens voor de huidige situatie zijn komende klimaatveranderingen leiden tot meer verstrekt door J.v.d. Wijk, provincie Groningen: en hogere afvoeren, versnelde stijging van de zee-

10 Verkenning watersysteem Reitdiep 12 Zuidwending vanaf De Poffert richting Pannekoek. Foto in noordelijke richting.

13 Matsloot vanaf de Hooiweg. Foto in westelijke richting.

spiegel en een toename van stormfrequentie en De Watersysteemverkenning Noord-Nederland (Ypma -intensiteit. e.a, 1999) geeft de verwachting dat in een groot deel Door V&W (1997) is de beschikbare kennis van Noord-Nederland de gemiddelde voorjaarsgrond­ samengevat. Temperatuur in 2050 0,5 tot 2 gra­ waterstand (GVG) met meer dan 10 cm stijgt in de den hoger dan in 1990; stijging 's winters sterker periode tot 2050 door toename van de winterneer­ dan 's zomers. Hittegolven vaker, heviger en lang­ slag in combinatie met een versterkte kwelstroom duriger. Strenge winters worden zeldzamer. door bodemdaling. Neerslag neemt met 2 tot 5% toe; met uitschie­ ters tot 20% tijdens langdurige hevige buien in de winter; 's zomers volgen de buien elkaar sneller op. Bij een temperatuurstijging van 2 graden neemt de kans op hevige regenbuien met 20% toe. Riolen zullen hierdoor vaker overstorten. Hogere temperaturen in de zomer kunnen leiden tot meer verdamping, 's Zomers zullen op de Rijn langduriger perioden met lage afvoer voorko­ men. Dit leidt tot beperkingen voor de scheep­ vaart en voor de lozing van koelwater. Tevens zal de watertoevoer naar het IJsselmeergebied in de zomer afnemen. Hierdoor kunnen problemen ont­ staan met de zoetwatervoorziening van Noord- Nederland.

11 Verkenning watersysteem Reitdiep Kansen voor het watersysteem

Detabe l hiernaast geeft een samenvattend overzicht van de voor­

stellen/ ideeën in deze verkenning,al s kansen voor het watersys­

teem. Op onderdelen kwamen verschillende mogelijkheden naar

voren, die alsvoorstelle n zovee l mogelijk zijn weergegeven op de

bijgevoegde plankaarten.

14 Oude meander 15 Groote Diep ter hoogte van Alteveer. Lieversche Diep ter hoogte Foto in zuidwestelijke richting. van Alteveer en parallel aan Groote Diep. In de tabel is onderscheid gemaakt in algemene De waterkansen zijn getoetst aan de volgende Foto in noordoostelijke rich­ ting. waterkansen en specifieke kansen voor zowel de doelstellingen: verkenning als voor het alternatief. Voor de ver­ 1. Natuurlijke beeksystemen van de bovenlopen kenning als totaalconcept zijn de waterkansen in tot aan de Waddenzee: Eelderdiep, Peizerdiep, de bijlage verder uitgewerkt en onderbouwd. Drentse Aa, Hunze. In het overzicht zijn voor elk van de waterkansen 2. Ruimte voor waterretentie en -berging in het de voordelen opgesomd. Het "nadeel" van de hele systeem. kosten is voor een deel ondervangen door de 3. Afstroming onder vrij verval. mogelijkheden voor meekoppeling te benoemen. 4. Herstel zoet-zout-gradienten. Voor andere nadelige gevolgen zijn bij de water­ 5. Waterconservering voor minimaliseren water- kansen compenserende maatregelen aangegeven. aanvoer en herstel grondwatersysteem. 6. Schoon water benutten voor hoogwaardige functies: drinkwater, natuur, zwemwater. 7. Vergroting van de belevingswaarde van het landschap. 8. Benutting van de recreatieve waarden van het watersysteem. 9. Levend water in de stad Groningen. 10. Vergroting van de veiligheid.

12 Verkenning watersysteem Reitdiep Waterkansen - Algemeen Voordelen Meekoppeling/Financiering Doelen l. Scheiding beken-/ kanalensysteem. • Doorgaande natuurlijke gradient in het beekmilieu van Investeringen in riolering. 1,6,7,8,9 Afvoer van RWZI's, overstorten grotere de bovenlopen tot de Waddenzee. Stedelijke ontwikkeling, bijv. westelijk van plaatsen en toevoer gebieds vreem d water • Creatie van een robuuste ecologische verbindingszone tus­ Groningen, waarbij voordelen van zowel via kanalen. sen de Waddenzee, de veenweidegebieden op de overgang beken- als kanalensysteem benut kunnen naar het Drents plateau en het drogere Drents plateau zelf. worden. • Nevenfuncties schoon water: . recreatie: zwemmen, vissen; . verhoogt de belevingswaarde; . industriewater i.p.v. grondwater.

2. Verbreding Eemskanaal voor hogere • Handhaven spuicapaciteit bij stijgende zeespiegel en Toekomstige kanaalverbreding i.v.m. toe­ 3,10 afvoercapaciteit. gelijkblijvend peil Eemskanaal-Dollard-boezem. name scheepvaart en grotere schepen. Peil weer op NAP + 0.60 m. Aanpassingen i.v.m. bodemdaling (kades, gemalen, peilscheidingen).

3. Waterbergingsgebieden in het centrale • Verlaging van waterstanden bij calamiteiten. Beheersing Begrenzing en inrichting van reservaats- 1,2,3,5,6,7,10 deel van het gebied: kades, aanpassen van risico's en schade wateroverlast. en natuurontwikkelingsgebieden. bebouwing en infrastructuur. • Verminderde afhankelijkheid van aanvoerwater. Ontwikkeling Groningen-oost. Bergingsgebieden gekoppeld aan het • Bij calamiteiten schoon water te bergen. beeksysteem.

4. Eelder- en Peizerdiep via Oude • Vergroting belevingswaarden van het landschap. Investeringen i.v.m. bodemdaling en zee- 1,2,3,6,7,8 Aduarderdiep naar het Reitdiep. • Schoon beekwater zorgt voor levend water in de spiegelrijzing. westelijke stadsuitleg van Groningen. Streekontwikkeling Middag Humsterland. • Vergroting afvoercapaciteit naar het Reitdiep. Belvédère • Ruimte voor waterberging.

5. Dwarsdiep/Matsloot ontwikkelen volgens • Invulling prioritair gebied POP Groningen. 2,5,6,7 concept Drentse beekdalen.

6. Beheerst doorlaten van buitenwater naar • Natuurlijke gradient in waterkwaliteit Waddenzee- Benutten natuurcompensatie-gronden 1,2,4,5,6,7 Lauwersmeer + benedenloop Reitdiep. Reitdiep. i.v.m. bemalingen gebied De Marne Aanpassing spuisluizen Lauwersoog. • Waterberging. (bodemdaling). Gebied tussen vroegere zeedijken wordt • Mogelijkheid getijde-centrale. Middelen herstel zoet/zout-gradienten buitendijks. • Mogelijkheid voor nieuwe woonvormen: wierden in (LNV/RWS). Gedeeltelijk herstel vroegere zeedijken. getijdegebied. Kleiwinning voor steenfabrieken. Onttrekken grond aan de landbouw of naar • Opstibbing ter compensatie van bodemdaling: in buiten­ Natuurontwikkeling/ Nationaal Park productie zeegroenten. dijkse gebied en zo mogelijk (periodiek) binnendijks. Lauwersmeer Oplossing voor terreinen Defensie en • Mogelijkheid om zeegroenten te verbouwen. vakantiehuisjes. Gedeelte Friese boezem via Waterwolf.

7. Kreken (Middag Humsterland) en maren • Benutting bergingscapaciteit. Belvédère 2,5,7,8,10 (De Marne) op boezempeil houden/brengen. • Recreatievaart + verbetering visstand. Herstel zijlen Reitdiep + sluizen voor kleine • Peilscheiding Reitdiep en boezems. recreatievaart. • Herstel historisch erfgoed. • Landschappelijke belevingswaarde

8. Herstel beken en beekdalen: • Waterberging. Gebiedsgericht beleid Hunzedal en 1,2,5,6,7,8,10 - Beekmeandering. • Ecologische kwaliteit beken. Drentse Aa-gebied. - Beekdalen open, bruggen i.p.v. duikers. • Vermindering verdroging graslanden. Beekherstel herinrichting Roden-Norg. kades verwijderen. • Belevingswaarde beekdallandschap. SGB, A2,Langman - Aankoppelen/ aanleggen laagtes. • Recreatief medegebruik. - Ontwikkeling recreatieve routes en punten.

9- Beken passeerbaar voor vissen door • Ecologische waarde, bijv. rivierprik van Waddenzee 1,7,8,9 verwijdering, eventueel passeerbaar maken, tot op Drents Plateau. van stuwen. • Beroeps- en sportvisserij..

10. Voor extreem hoog water Groningen • Belevingswaarde beekdallandschap 2,10 afsluitbare duikers bij wegen beekdalen; inrichting beekdal aanpassen.

11. Afvoer hogere gronden per deelgebied • Hoofdsysteem wordt minder belast. 2,5,10 begrenzen op natuurlijke afvoer. • Minder kosten voor afvoer benedenstrooms.

12. Capaciteit poldergemalen verlagen en • Hoofdsysteem wordt minder belast. 2,10 eenduidige norm. Meer berging of • Beperking investering gemalen en waterlopen. aangepaste inrichting/gebruik polders.

13- In bebouwd gebied hemelwater infiltre­ • Vermindering afvoerpieken. Stadvernieuwing en stedelijke ontwikke­ 1,2,5,6,7,9,10 ren in de bodem óf bergen in stadswateren • Afname overstorten. ling. of afvoeren naar beken i.p.v. naar riool. • Verhoging beekafvoer zomer. Investeringen in riolering. • Minder afhankelijkheid van aanvoerwater voor doorspoe­ ling en peilbeheer. • Belevingswaarde van water in de stad.

14- Waterhuishouding en inrichting en gebruik • Waterberging in het waterlopensysteem bij afvoergolven. 1,2,5,7 van de ruimte afstemmen op een (beheerst) • Minder afhankelijkheid van aanvoerwater. natuurlijk verloop van de waterstand. Inlaat eerst wanneer de waterstand zakt onder een minimum-peil.

15- Waterlopen flauwe oevers (met • Extra berging. Middelen voor baggeren. 2,7,8 uitzondering van natuurlijke steilranden en • Natuurwaarde en betere waterkwaliteit. beekoevers). • Besparing op beschoeiing, baggeren en maaibeheer. Waterkansen-specifiek voor de verkenning Voorde te n Meekoppeling/Financiering Doelen

16. Afvoer Drenthe onder vrij verval naar • Energiebesparing. Energiebesparing (Min. EZ) 1,3 zee. Afvoer op hoog peil en tussen kades • Beperking vervangings-investeringen gemalen. door lage midden. Piek-afvoeren Hunze en • Minder risico wateroverlast Groningen. Drentse Aa via kanalen. • Flexibiliteit in het afvoersysteem. • Vismigratie

17. Drentse Aa (langs verschillende wegen) • Drentse Aa zorgt voor levend water in de binnenstad van Stadsvernieuwing, bijv. Ciboga-terrein, 1,6,7,8,9 door de stad Groningen. Groningen: diepen, Noorderplantsoen. schoonwatercircuit Vinkhuizen. Wateraanvoergemaal Dorkwerd verplaatsen Koppeling met Beekdallandschap naar Oostersluizen. Drentse Aa. (Alternatief is kanaalverbinding in de stad handhaven en Drentse Aa onderdoor voe­ ren.)

18. Verbinding Noord Willem sk anaa i - • Waterstand stad Groningen onafhankelijk van boezem- Eventuele aanleg zuidtangent. 1,3,7,9,10 Winschoterdiep voor afvoerpiek Drentse Aa. peil: opheffen huidige risico wateroverlast + extra risico (Hondsrug-deel gesloten leiding). door bodemdaling. Scheepvaartsluizen NW-Kanaal en Eemskanaal. (Alternatief voor kanaalwater is kortsluiting via Helperdiepje.)

19. Hunze via oostelijke stadrand naar het • Benutten schoon Hunzewater bij stedelijke ontwikkeling Stadsvernieuwing; bijvoorbeeld schoonwa- 1,6,7,8,9 Reitdiep. oostelijk van Groningen. tercircuits Leeuwenborg en Beijum. Kortsluiting met Drentse Aa voor zomeraf- • Hunze en Zuidlaardermeer blijven op peil; geen drempel Ontwikkeling Groningen-oost. voer via Helperdiepje. nodig i.v.m. bodemdaling. Inrichting reservaatsgebieden boven (Alternatief is voeding Drentse Aa • Aanvulling watertekort Drentse Aa in de zomer. Groningen, o.a. Koningslaagte. Vanuit Zuidlaardermeer via laagte van de • Koppeling met Reitdiep. Aanpassingen i.v.m. bodemdaling (drem­ Besloten Venen.) pel in de Hunze). - Waterwinning Drentse Aa.

20. Gebied De Marne rechtstreeks uitslaan • Afvoercapaciteit Reitdiep beschikbaar voor Drentse beken. Ondervangt bodemdalingsgemalen. 1,4,9,10 bij Noordpolderzijl. • Optimaal peil voor tandbouwfunctie. Middelen herstel zoet/zout-gradienten Gemaal + afvoerleiding + spuivoorziening + • Vaargeul op het wad blijft open: haven Noordpolderzijl (LNV/RWS). bergingsgebied voor lozing met tij. beter bereikbaar. Europees geld Interreg, Leader • Zoet-zoutgradient verdeeld over de kust. Belvédère

21. Optioneel: verplaatsen van grondwater­ • Herstel van het grondwatersysteem. Minder verdroging Re-allocatie waterwinning. 1,5 winning van Drents plateau naar Groningse natuurgebieden. Verdrogingsbestrijding. kwelgebieden. • Hogere basisafvoer van de beken.

22. Optioneel: ontwikkeling van droogtere- • Inspelen op verminderde beschikbaarheid of beëindiging 4,5,6 sistente en zouttolerante gewassen en teel­ van aanvoerwater. ten; terugbrengen beregening. • Inspelen op verzilting door zoute kwel. Vraagt acceptatie door de landbouw. • Inspelen op hogere verdamping. • Grondwater te bestemmen voor drinkwater.

Waterkansen-specifiek voor het alternatief Voordelen Meekoppeling/Financiering Doelen

23. Verbinding van benedenloop Drentse Aa • Benutten van schoon beekwater bij stadsvernieuwing aan Stadsvernieuwing. 6,7,9 naar Paterswoldse Meer. Doorkoppeling naar de westkant van Groningen. Eelderdiep, westelijke woonwijken stad • Ruimte voor waterberging. Groningen en zuidkant van de stad. • Verlaging van waterstanden bij calamiteiten.

24. Baggeren ondiepe delen Paterswoldse • Maakt daling van de waterstand in de zomer toelaatbaar. 5,6,9 Meer en aanvullen diepe delen. Vermindert inlaatbehoefte van het meer; volume te benutten voor doorspoeling stadswateren.

25. Kanalensysteem loost via nieuw gemaal • Afvoersysteem in Groningen en Drenthe hoeft niet ingrij­ Opvangen gevolgen bodemdaling en zee- 1, 4, 10 bij de Marnewaard. pend aangepast. Huidige peilen blijven gehandhaafd. spiegelrijzing. Vraagt nieuw afwateringskanaal parallel aan • Dijkaanleg en - verhoging kunnen achterwege blijven. Natuurontwikkeling/ Nationaal Park het Reitdiep. • Afvoer van het gebied Middag-Humsterland ("kanalensys­ Lauwersmeer. Vraagt vergelijkbare oplossing aan Friese teem") blijft buiten het kwaliteits-syteem van zijde. Lauwersmeer/ Reitdiep.

14 Verkenning watersysteem Reitdiep ^>§?

..- ^ • ' ~^,^> > : ïusÉr-fK^ ' ~ «*3R 'i* •T5

'- -o " • '*?*•

16 Vistrap/stuw in Lieversche Diep ter hoogte van 17 Grote Masloot vanaf de Sterrebosch. weg Bunne-. Foto in zuidelijke richting. Foto in noordelijke richting.

Technische uitwerking verkenning

15 Verkenning watersysteem Reitdiep Natuurlijke afwateringsgebieden kaart 2

".

Natuurlijk watersysteem Reitdiep (indicatieve begrenzing) Dienst Landelijk Gebied 5 >°

16 Verkenning watersysteem Reitdiep fiÊfm eft.

18 Oude Molensche Diep 19 Zeegserloopje in oos­ bij boerderij Staatsbosbeheer. telijke richting vanaf weg B.l. Werkkaarten Foto in noordelijke richting. Tynaarlo-Zeegse.

Bij de uitwerking is gebruik gemaakt van een aan­ alsmede de bijbehorende capaciteiten. tal werkkaarten, voor het merendeel op schaal De topografische kaart geeft de bestaande bös­ 1:125.000. en natuurgebieden en de begrensde reservaats- en natuurontwikkelingsgebieden evenals de De Watersysteem-kaart geeft de huidige afwate- plaatsnamen. ringsgebieden. Deze "stroomgebieden" werden Van de stad Groningen is een kaart gemaakt op beschikbaar gesteld door de provincies Drenthe schaal 1:40.000 op basis van het bestand TOP10- 20 Stuw in verbinding en Friesland. Daarnaast zijn de hoofdwaterlopen vector. (onder de A28 door) tussen en de belangrijkste kunstwerken weergegeven. Drentsche Aa en Noord- Onderscheiden zijn de waterlopen behorende bij Willemskanaal. Foto in oostelijke richting. de Eemskanaal-Dollard-boezem (NAP + 0.62), Electra-boezem (NAP - 0.93), Friese boezem (NAP - 0.52) en Lauwersmeer (NAP - 0.93). Hoofdwaterlopen volgens het Waterstaatkundig Informatie Systeem (WIS). Het WIS is in hoofdzaak verkregen uit de conversie van de Waterstaat- kaart (1:50.000). Van de boezemwateren werd een bestand beschikbaar gesteld door de provincie Groningen.

De hoogtekaart is gebaseerd op de kaarten van Rijkswaterstaat van omstreeks i960. Bij deze hoogtekaarten moet rekening worden gehouden met een zekere maaivelddaling als gevolg van klink en oxidatie van klei- en veengronden en met bodemdaling door gaswinning. Op de bodemkaart is onderscheid gemaakt in zand, veen, klei, moerig en overig (veelal bebouwd). De bodemkaart is tot stand gekomen door een bewerking van de digitale bodemkaart 1:50.000 van Stiboka. Op basis van het WIS is een kaart gemaakt met winterpeilen voor de polders en de gebieden die rechtstreeks zijn aangesloten op de boezem. Eveneens op basis van het WIS zijn de gemalen en rioolwaterzuiveringsinstallaties aangegeven

17 Verkenning watersysteem Reitdiep Beken-en kanalensysteem kaart 3

bekensysteem herstel beken en beekdalen (indicatief: veengronden)

bekensysteem; nieuw (beekmeandering, beekdalen open (bruggen i.p.v. duikers), inundatie mogelijk maken, afkoppelen regenwater; infiltreren of op de beek brengen, kanalensysteem ontwikkelen recreatieve routes en punten) Diens' Landel'ik Cebied o 5 kanalensysteem; nieuw

18 Verkenning watersysteem Reitdiep B.2. Scheiding beken- en kanalensysteem Reitdiep-gebied gaat het om meerdere deelsyste­ men: Het bekensysteem (Drentse beken, • Eemskanaal-Dollardboezem (EKDB); loost bij Dwarsdiep/Matsloot en Reitdiep) heeft in deze Delfzijl op de Eems. verkenning de volgende kenmerken: • Van Starkenborghkanaal-boezem (SB); afvoer • Natuurlijke gradient in de waterkwaliteit van van het gebied Middag-Humsterland (MH); gaat bovenstroomse beek tot brak estuarium; volgens deze verkenning bij gemaal Waterwolf natuurlijke afmetingen van beken en Reitdiep; lozen op het Reitdiep. ontbreken of passeerbaar zijn van barrières als • De Marne (DM); gaat volgens deze verkenning stuwen, gemalen en kanalen. Vissoorten van bij Noordpolderztjl lozen op de Waddenzee. stromend water als winde en serpeling in de beken, platvis in het Lauwersmeer en rivierprik van Waddenzee tot in de bovenlopen. • Natuurlijke dyna­ miek in de water­ standen: benutting van de veerkracht van het watersys­ teem; streefpeil is een indicatie van de normale water­ stand. • Afvoer van de hoge­ re zandgronden en van de natuurgebie­ den in het lagere deel van het Reitdiepgebied (o.m. polder Matsloot- , Eelder- en Peizer Maden, Polder Lappenvoort

en omgeving, Koningslaagte). Het kanalensysteem heeft de volgende kenmerken: Beken- en kanalensysteem • Door meebewegende berging worden water­ - Inrichting en beheer afgestemd op beroeps­ (alternatief) kaart 3a standsfluctuaties benedenstrooms afgevlakt. scheepvaart en/ of peilregulering landbouw; • Bij hogere afvoeren vindt eerst berging plaats streefpeil wordt zoveel mogelijk vastgehouden. binnen deze deelsystemen (meebewegende ber­ - Afvoer van benedenstroomse landbouwgebie­ ging) en daarna, in bijzondere situaties, in den (m.n. zeekleigebied; MH en DM) en afvoer- gebieden voor noodberging. Voor de Hunze en pieken van Hunze en Drentse Aa (EKDB). de Drentse Aa is er bij hoge afvoeren ook de - Afvoer van het effluent van rioolwaterzuive­ mogelijkheid voor afvoer via het kanalensys­ ringsinstallaties; riooloverstorten worden zoveel teem van de Eemskanaal-Dollardboezem. mogelijk aangesloten op het kanalensysteem. • Op de kaart is aangegeven dat het bekensys­ - Zo nodig wateraanvoer voor peilhandhaving en teem op meerdere plaatsen aangevuld moet doorspoeling. worden ("nieuw aan te leggen"). Veelal gaat het om vroegere tracés die in het terrein nog als sloten of laagtes herkenbaar zijn. Inpassing in het bekensysteem betekent opnieuw uitgra­ ven of verruimen van het profiel. Daarnaast zul­ len kunstwerken (bruggen, duikers) aangepast moeten worden.

Het kanalensysteem bestaat uit "kunstmatige of sterk veranderde wateren" (Europese Kaderrichtlijn Water, Min. V&W, 2000). Binnen het

19 Verkenning watersysteem Reitdiep B.3- Voorgestelde toekomstige waterpeilen de benedenstroomse graslanden langs de Drentse Aa. Bij het minimale peil voor de Drentse Aa is Hierna volgen de in deze verkenning voorgestel­ gerekend met een toelaatbare daling van de de waterpeilen waarbij rekening is gehouden met waterstand in de zomer van 20 cm. Vanwege de zeespiegelstijging aan het eind van deze eeuw enige relatieve stijging van het streefpeil is de en met de bodemdaling in 2050. De datum waar­ daling t.o.v. het huidige peil slechts 15 cm. De op deze peilen gelden, is wisselend. Waar het peil toelaatbare daling van de waterstand is hier in deze verkenning rechtstreeks is gekoppeld aan beperkt gehouden vanwege risico's voor funde­ zeespiegelrijzing (Peizerdiep bij Groningen), wordt ringen en scheurvorming bij daling van de hier geleidelijk naar toe gewerkt. Waar het peil is (grond)waterstand. Het is op dit moment niet dui­ gerelateerd aan inrichtingsmaatregelen (Drentse delijk in hoeverre een waterstandsdaling van 15 Aa boven Groningen) geldt het jaar van uitvoering. cm al problemen geeft of dat een veel ruimere marge mogelijk is. Het hoog peil is gesteld op de Er is onderscheid gemaakt in: helft van het verschil tussen streefpeil en extreem • Streefpeil (vgl. peil Electraboezem nu NAP - hoog peil. O.93): gemiddelde waterstand in de winter; in termen van normafvoeren "20%-afvoer": afvoer Het Paterswoldse Meer behoort weliswaar tot het die 100 dagen per jaar wordt overschreden. deelstroomgebied Drentse Aa maar heeft op dit • Hoog peil winter: maximale waterstand in een moment een waterpeil van NAP - 0.93 m, het peil normale wintersituatie; van de Electraboezem; in het toekomstbeeld het • Extreem hoog peil: maximaal toelaatbare water­ peil van de boezem van Middag-Humsterland. De stand bij extreme neerslag (vgl. najaar 1998). bebouwing langs het meer verdraagt (op dit • Uitzakken zomer: uitgaande van minimalisering moment) geen belangrijke peilverhoging. Voor wateraanvoer en benutting berging van het sys­ handhaving van het peil zijn er 2 mogelijkheden: teem, peil waarbij water wordt ingelaten. • bemaling naar het Drentse Aa-systeem (voor­ De streefpeilen zijn weergegeven op de deel is benutting van de goede waterkwaliteit Watersysteemkaart. van het meer); • koppeling aan de boezem van Middag-Humster­ De navolgende tabel geeft de waterpeilen in de land (het kanalensysteem reikt tot in de stad). omgeving van de stad Groningen. Bij het Peizerdiep is in eerste instantie uitge­ Waterpeil NAP (m) Uitzakken zomer Streefpeil Hoog peil winter Extr. hoog peil B'daling 2050 Max. '98 gaan van de hogere Hunze - Zuidl'meer 0.35 0.80 1.00 1.25 15 cm 136 gemeten waterstand Drentse Aa - stad 0.35 O.SS 0.90 1.25 10 cm 1-34 Peizerdiep - Hoogkerk -0.30 0.00 0.15 0.25 8 cm -0.20 in 1981.E r is geen reserve gehanteerd Voor het extreem hoog peil van de Hunze is gere­ omdat de hoge waterstanden niet kritisch waren kend vanaf de hoogste waterstand waarvan bij de voor stedelijke bebouwing. Op die manier ont­ Oostersluizen is uitgegaan (NAP + 1.40 m). staat een extreem hoog peil op het Peizerdiep Daarop is de bodemdaling 1998-2050 (stad van NAP - 0.30 m. Echter om ook bij stijgende Groningen) in mindering gebracht. zeespiegel vrij te kunnen lozen, is het wenselijk Bij het minimale peil voor de Hunze is rekening een hoger extreem peil te hanteren voor het gehouden met een bodemdaling van 7 cm in het Peizerdiep. Daarom is vervolgens uitgegaan van Zuidlaardermeer en met een aangenomen toe­ de kadehoogte van het omgelegde Eelderdiep laatbare daling van 20 cm t.o.v. het huidige (NAP + 0.50 m). Uitgaande van een veiligheids­ (zomer)peil van NAP + 0.62 m. Een grotere daling marge van 25 cm zou het maximale peil in het geeft vermoedelijk te veel bezwaren voor de systeem Eelder/Peizerdiep op NAP + 0.25 m kun­ recreatiefunctie van het Zuidlaardermeer. Het nen komen. Tegen die achtergrond wordt voorge­ (winter)streefpeil en het hoog peil zijn gesteld op steld om voor het Peizerdiep een extreem hoog de helft resp. 3/4 deel van het verschil met het peil te hanteren van NAP + 0.25 m. extreem hoog peil. Voor het Peizerdiep is als streefpeil ter hoogte van Groningen uitgegaan van NAP, om ook bij Voor de Drentse Aa is op dezelfde manier als stijging van de zeespiegel nog gemakkelijk vrij te voor de Hur.ze een extreem hoog peil afgeleid, zij kunnen lozen. Wanneer dit peil nu zou worden het dat hierin een extra marge van 5 cm is opge­ inyesteld, zouden de Eelder- en Peizer Maden nomen. De daling van het (winter)streefpeil volgt continu vrijwel geheel onder water staan, het­ gedeeltelijk de bodemdaling. Handhaving van het geen de natuurfunctie van deze gebieden niet ten relatieve peil omdat de functies in de stad daarop goede komt. Voorgesteld wordt daarom geleide­ zijn afgestemd. Een hoger peil is niet wenselijk lijk naar dit peil toe te gaan, waarbij de maai­ vanwege de nu al forse mate van inundatie van veldshoogte de peilstijging kan volgen door veen-

20 Verkenning watersysteem Reitdiep vorming en opslibbing. Het hoog peil is gesteld gebied Middag-Humsterland is voorlopig gehand­ op NAP + 0.15 m. Voor het Peizerdiep is er geen haafd op NAP - 0.93. Lozing vindt plaats via gemaal vaarbelang. Wateraanvoer is daarom niet noodza­ Waterwolf op het Reitdiep. In par. B.7. is een en kelijk. De waterstand kan in de zomer vrij uitzak­ ander onderbouwd. Hoog peil NAP - 0.60 m en ken. Vanwege zeespiegelrijzing en zee-invloed extreem hoog peil NAP - 0.30 m; afgestemd op vanuit het Lauwersmeer zal het peil op den duur waterstanden 1981 en 1998, rekening houdend met niet verder uitzakken dan tot NAP - 0.30. bodemdaling. In de zomer kan de waterstand uit­ zakken tot NAP -1.20 m (afgestemd op minimum De polders rond het Leekstermeer, inclusief het peil Leekstermeer). meer zelf, worden als eenheid bemalen. Het Het peil in het Van Starkenborghkanaal boven- streefpeil voor dit gebied is NAP -O.9 0 m (groten­ strooms van Gaarkeuken is in deze verkenning niet deels bestaand of toekomstig natuurreservaat). In verder onder loep genomen. Hier geldt momenteel de zomer kan de waterstand uitzakken tot NAP - het peil van de Friese boezem, NAP - 0.52 m. Bij 1.20 m. In natte periodes kan de waterstand met extreem waterbezwaar loopt dit peil op tot NAP - gebiedseigen water stijgen tot NAP - 0.70 m 0.20 m. (hoog peil). Een en ander volgens het Onderzoek Leekstermeergebied (DLC, 1998). De boezemwateren in het gebied De Marne heb­ In nood-situaties kan waterberging plaatsvinden ben een streefpeil van omstreeks NAP - 1.00 m. Het van de afvoer van het Peizerdiep tot een peil van peilbeheer is hier afgestemd op de overwegende NAP + 0.25 (extreem hoog peil). functie landbouw. In minder kritische periodes ver­ draagt ook deze functie afwijkingen van het streef­ Het verval van de stad tot het Reitdiep wordt als peil: incidenteel hogere waterstanden in de winter­ volgt ingevuld: periode, uitzakkende waterstanden aan het eind • Hunze van NAP + 0.80 naar ongeveer NAP; van de zomer. Voor dit gebied is gerekend met een geleidelijk door meandering, vernauwing e.d.; hoog en extreem hoog peil van resp. NAP - 0.70 en in nieuwe meanders geen scheepvaart. NAP -0.4 0 en een minimumpeil van NAP -1.30 m. • Drentse Aa van NAP + 0.55 naar NAP, afvoer gespreid over het noordelijke deel van de stad, Voor het Lauwersmeer wordt uitgegaan van een met bodemvallen en stroomversnellingen gedempte getij-invloed. Als indicatie kunnen de (Noorderplantsoen, Ciboga-terrein). Voor volgende peilen worden gehanteerd. Bij laagwater scheepvaart en de wat grotere afvoeren uitzakken tot zeeniveau. Huidige niveau is NAP - bestaande route handhaven met sluis bij 1.29 m; bij een stijging van de zeespiegel met 60 Dorkwerd. cm wordt de laagwaterstand NAP - 0.70 m. Bij stij­ • Peizerdiep van NAP tot ca. NAP - 0.20 bij de uit­ gend zeewater (getij) afsluiten bij NAP. Met dit uit­ monding van het Oude Aduarderdiep. Het ver­ gangspunt en bij relatieve stijging van de zeespie­ val is nodig voor de afvoerfunctie. gel neemt de fluctuatie op het Lauwersmeer in de loop van de tijd af! 21 Friesche Veen. Voor het (nieuwe) gemaal voor het gebied De waterstand in het Lauwersmeer zal dan op den Foto in noordelijke richting. Dwarsdiep-Matsloot is uitgegaan van het huidige duur globaal en gemiddeld ongeveer NAP - 0.30 m streefpeil: ca. NAP - 0.90 m. Dit peil lijkt redelijk bedragen. Deze waterstand komt ook naar voren als afgestemd op de natuurfunctie van de beekdal- het huidige spuiverval van 40 cm (zee -1.29 en boe­ graslanden. De meeste lagere gronden in dit zem -0.93 ) wordt opgeteld bij de laagwaterstand na gebied kennen op dit moment al een onderbema- de aangenomen zeespiegelstijging. ling. Aangenomen is dat deze onderbemalingen Voor het Lauwersmeer wordt uitgegaan van een worden gehandhaafd in het landbouwgebied en extreem hoog peil van NAP + 0.25 m (vergelijkbaar dat de natuurgebieden onder invloed van het met 1998) en een hoog peil van gemiddeld NAP. beekpeil komen. Een periodiek hogere waterstand, richting NAP + In natte periodes kan de waterstand stijgen tot 0.50 m, zou betekenen dat de afvoer van Hunze en maximaal NAP - 0.30 m (extreem hoog peil; ver­ Drentse Aa via de stad Groningen belemmerd gelijk situaties 1981 en 1998). In noodsituaties wordt! wordt op de beek en in het natuurgebied een stij­ ging van de waterstand toegestaan tot NAP + Het peil van de Eemskanaal-Doltardboezem wordt 0.25 m, vergelijkbaar met het benedenstroomse gehandhaafd door te spuien op zee. Het streefpeil peil van het Peizerdiep. In dat geval wordt ook blijft op NAP + 0.60 in verband met spuicapaciteit. gebruik gemaakt van de noodberging in het laag­ Hoog peil NAP + 0.80 en extreem hoog peil NAP + ste deel van de polder in het landbouwgebied. 1.00; afgestemd op waterstanden 1998, rekening In de zomerperiode is, analoog aan het waterpeil houdend met bodemdaling en met peil Hunze. t.o.v. maaiveld in het Leekstermeergebied, uitge­ In de zomer kan de waterstand uitzakken tot NAP + gaan van een minimumpeil van NAP -1.30 m. 0.40 m (afgestemd op minimum peil Hunze /Zuid- Het streefpeil voor de boezemwateren in het laardermeer).

21 Verkenning watersysteem Reitdiep Bergingsgebieden en waterpeilen kaart 4

//y meebewegende berging |-0.20/0.25 1 toekomstig streefpeil/extreem hoog peil ^N^- noodberging

nood-/meebewegende berging Dienst Landelijk Gebied =z= getijde berging 5

22 Verkenning watersysteem Reitdiep B.4- Bergingsgebieden van de beken: schoon water. Het leeg laten De bedoeling van de aangegeven gebieden voor lopen van de berging gebeurt bij voorkeur ook waterberging is om te komen tot een ruimtelijke via het beeksysteem. reservering. Voor zover hier wordt gedacht aan • Het normaal winterpeil (streefpeil wintersitu­ nieuwe infrastructurele werken of bebouwing atie) in meebewegende bergingsgebieden komt zouden deze afgestemd moeten worden op de overeen met de natuurdoelstelling voor laag- bergingsfunctie in het gebied. Aanpassing van veenmoeras: de waterstand bevindt zich rond bestaande voorzieningen kan geleidelijk plaats­ de gemiddelde maaiveldhoogte. vinden. Met grondgebruikers dienen afspraken gemaakt te worden over de bergingsfunctie. Het Zuidlaardermeer fungeert als meebewegende Eigenschappen die gebieden aantrekke­ lijk maken voor water­ berging: • Groot peilverschil tussen boven- strooms (vullen) en benedenstrooms (leeglopen). Betekent op de overgang van hoge­ re naar lagere gron­ den, ter hoogte van de stad Groningen of nabij de kust. • Maaiveldhoogte lager dan beide pei­ len. • Met het oog op de inrichtingskosten: weinig (verspreid liggende) "rode" functies. • Met het oog op duurzaamheid: nu al een laag polderpeil en/ of verdere maai­

velddaling te verwachten (veen en kleigronden, berging bij de Hunze. Met een oppervlakte van Bergingsgebieden en bodemdaling door gaswinning). 550 ha en een maximaal peilverschil van 90 cm is peilen (alternatief) kaart 4a • Veel (eventueel zoute) kwel: minder geschikt als hier in totaal een bergingsvolume van 5.0 min m3 landbouwgebied, combinatie met natuurfunctie. beschikbaar. De polders ten noorden van het Zuidlaardermeer lenen zich qua hoogteligging goed als noodber­ Uitgangspunten waterberging hoog water ging. De oppervlakte is 1840 ha. De begrenzing is • Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee getrokken op basis van de maaiveldhoogte en de types berging: meebewegende berging en wegenstructuur. Het maaiveld ligt hoofdzakelijk gestuurde- of noodberging. Meebewegende tussen NAP en NAP + 0.5 m. Bij opvulling tot bergingsgebieden zijn direct gekoppeld aan de extreem hoog peil van de Hunze (NAP + 1.25 m) is beek; de waterstand in het bergingsgebied bij wateroverlast 18.0 min m3 te bergen. beweegt mee met de stand van de beek; het De Hunze, tussen het bergingsgebied en het gaat om gebieden met een natuurfunctie of als Reitdiep, heeft een bergingsvolume van in totaal boezemgebied te begrenzen landbouwgebie­ 0.2 min m3. Voor een belangrijk deel gaat het hier den. om een opnieuw te graven watergang. Voor de Noodbergingsgebieden zijn diep gelegen pol­ volumeberekening is een breedte van 10 m aan­ ders met doorgaans een landbouwfunctie die genomen. bij extreem hoog water (zoals in het najaar van In het lage gebied ten oosten van Groningen, juist 1998) onder water worden gezet. De polders buiten de aangehouden systeemgrens, worden worden naderhand door bemaling weer op het plannen ontwikkeld voor een stedelijke functie in normale peil gebracht. combinatie met water (project Meerstad). Er • Bergingsgebieden worden gevuld met de afvoer wordt gedacht aan een oppervlakte water van

23 Verkenning watersysteem Reitdiep 850 ha. Het normale peil is NAP - ï.o m (binnen- wordt becijferd dat het verantwoord is om fio,- boezem). De bedoeling is om dit gebied zodanig (ca.€4,5) per m' bergingsvolume te investeren. in te richten dat het kan dienen als noodberging. Dit zou voor het Paterswoldse Meer uitkomen op De berging kan worden gevuld met schoon een investering van 54 min gulden (25 min euro). Hunzewater (extreem hoog peil NAP + 1.0 m). Er Wanneer bij vervangingsinvesteringen de komen­ kan dan 17 min m' water worden geborgen. de decennia rekening wordt gehouden met deze Omdat dit bergingsgebied niet binnen het sys­ functie en met het genoemde bedrag voor aan­ teem Reitdiep ligt, is dit watervolume niet mee­ vullende voorzieningen lijkt een bergingsfunctie genomen in het overzicht in par. B.5. op termijn niet ondenkbaar!

Het bergingsgebied Drentse Aa omvat de polders Het gebied van de Eelder- en Peizer Maden en de ten zuidoosten van het Paterswoldse Meer. De buitendijkse gronden langs het Peizerdiep funge­ waterstand in het bergingsgebied fluctueert met ren als meebewegende berging. Dit gebied heeft de waterstand van de Drentse Aa. De oppervlakte een oppervlakte van 1690 ha. De maaiveldhoogte is ca. 320 ha. De maaiveldhoogte van de polders ligt hoofdzakelijk tussen NAP en NAP - 0.5 m. In is ongeveer NAP tot NAP + 0.5 m en loopt naar de het zuidelijke deel liggen gronden die ook bij randen op tot NAP + 1 m. De bodemdaling als extreem hoog peil niet onder water komen. Het gevolg van gaswinning in dit gebied is ongeveer totale bergingsvolume, tussen de laagste en de

^f

Adorp nu Adorp straks na hergraving en nieuwe doorstroming Reitdiep

15 cm. Daarnaast daalt de bodem onder de huidi­ hoogste waterstand, is 6.7 min m3. ge omstandigheden ook door klink en oxidatie Het Leekstermeer en de polders rondom fungeren van de - overwegend - veengronden. Het ber­ als noodberging; een eventuele functie als mee­ gingsvolume tussen de laagste en de hoogste bewegende berging verdraagt zich minder goed waterstand is 2.2 min m3. met de natuurdoelstelling van de graslanden In het benedenstroomse deel van het stroomge­ (DLG, 1998). De ecologische betekenis van het bied van de Drentse Aa is een oppervlakte van Leekstermeer lijkt beter uit de verf te kunnen 250 ha aan waterlopen beschikbaar voor water­ komen bij een (continu) open verbinding met de berging. Het grootste deel hiervan bevindt zich in graslanden dan met het bekensysteem. de stad Groningen. De waterlopen hebben een De oppervlakte van het gehele bergingsgebied is totaal bergingsvolume van 2.4 min m3. 1680 ha. De maaiveldhoogte varieert hoofdzake­ Het Paterswoldse Meer vormt vanuit het watersys­ lijk tussen NAP - 0.30 en NAP - 0.90 m. Bij een teem een ideale locatie voor noodwaterberging: peilverschil van 1.15 m, kan in noodsituaties 14.3 relatief groot peilverschil tussen bovenstrooms min m' worden geborgen. (Drentse Aa; maximaal NAP + 1.25 m) en bene­ denstrooms (Middag Humsterland; streefpeil NAP Het maaiveld in het gebied tussen Groningen en - 0.90 m). Bij een oppervlakte van ca. 250 ha bete­ Hoogkerk ligt voor een belangrijk deel beneden kent dit een beschikbaar bergingsvolume van 5.4 NAP -1.0 m. Gezien de ligging en maaiveldhoog­ min m3. Gezien de economische belangen rond te, zou het gebied zich prima lenen voor water­ het meer (woningen) is de functie waterberging berging. Het gebied wordt op dit moment voor dit moment niet realistisch. In par. B.5- bebouwd. Bij de woningbouw wordt rekening

24 Verkenning watersysteem Reitdiep gehouden met waterberging. Daarbij gaat het bied tot een hogere waterstand wordt gevuld, echter om het regenwater uit de wijk zelf (invul­ waardoor het bergingsvolume aanmerkelijk kan ling van waterkans 13)- Omdat er geen water toenemen. wordt geborgen afkomstig van elders, is het gebied niet aangegeven op de watersysteemkaar- Het Lauwersmeer kent een gedempte getij­ ten. invloed. De beschikbare bergingsruimte in het Lauwersmeer is daarom slechts gedeeltelijk Aangenomen is dat de natuurgebieden in het beschikbaar voor waterberging op de manier beekdal van Dwarsdiep en Matsloot in de toe­ zoals dat bij andere bergingsgebieden het geval komst onder invloed van het beekpeil komen. Het is. In eerste instantie is de beschikbare berging gaat om een oppervlakte van 1520 ha. Bij het berekend alsof dat wél het geval is. De droogge­ streefpeil van NAP - 0.90 m staan de laagste gron­ vallen gronden in het gebied tot aan de voormali­ den onder water. De hogere delen lopen ook bij ge zeedijken zijn als meebewegende berging extreem hoog peil (NAP - 0.30 m) nog niet onder meegenomen. Bij de waterpeilen die aan de orde water. Het bergingsvolume tussen het laagste peil zijn (maximaal NAP + 0.25 m) is er slechts een en extreem hoog peil bedraagt 3.0 min m'. klein gedeelte, aan de zuidwestkant van het Voorgesteld wordt om deze gronden tevens een meer, dat bijdraagt aan de bergingsfunctie. De functie als noodberging te geven. In die situatie overige drooggevallen gronden liggen hoger dan NAP + 0.25 m. Tussen de peilen van NAP - 0.30 m en NAP is de beschikbare bergingsruimte 7-2 min m'. Voor noodberging (NAP tot NAP + 0.25) is nog een keer 6.3 min m' beschikbaar.

Bij de berekening van de beschikbare berging is voor het Reitdiep uitgegaan van peilen die het midden houden tussen de benedenstroomse pei­ len van de beken en het Lauwersmeer: laag peil NAP - 0.6 m; streefpeil NAP - 0.2 m; hoog peil NAP + 0.1 m; extreem hoog peil NAP + 0.25 m. Het totale bergingsvolume, tussen de laagste en de hoogste waterstand, is 2.8 min m!. De drooggeval­ len gronden in het gebied tot aan de voormalige zeedijken zijn ook hier als meebewegende ber­ ging meegenomen. Deze gronden dragen voor ongeveer 25% bij aan de berging in het Reitdiep.

Het opnieuw te graven Oude Aduarderdiep volgt 22 Hoornse Diep ter hoogte van molen De Helper. het vroegere tracé. Verondersteld is dat de water­ Foto in noordoostelijke richting. gang in orde van grootte 10 m breed is. De water­ kan de waterstand oplopen tot NAP + 0.25 en kan gang ligt relatief hoog in het landschap. Het er 5.3 min m3 extra worden geborgen. streefpeil ligt rond maaiveldhoogte. Langs de Voorgesteld wordt verder om de laagste veen­ watergang komen aan weerszijden lage kades. gronden in dit deelstroomgebied, met op dit De kades liggen gemiddeld ongeveer 100 m van moment een landbouwfunctie, een functie voor elkaar. Daardoor ontstaat een bergingsgebied van noodwaterberging te geven. Deze gronden ken­ ruim 200 ha dat bij iets hogere afvoeren onder- 3 nen een vrij diepe onderbemaling. De oppervlak­ stroomt. Het totale bergingsvolume is 0.8 min m . te is 300 ha en de maaiveldhoogte in de laagste delen omstreeks NAP - 1.5 m. Bij berging tot NAP Naast de hoofdwaterlopen en de specifieke ber­ + 0.25 m kan 3.9 min m3 worden geborgen. gingsgebieden bieden ook de aanwezige sloten in het Reitdiep-gebied een mogelijkheid voor Voor de laagste gronden in Middag-Humsterland waterberging. Deze mogelijkheid is toegerekend wordt de functie noodberging voorgesteld. Het aan de noodberging: aangenomen is dat normaal betreft veengronden in de omgeving van Niekerk de slootwaterstand, al of niet door bemaling, met een maaiveldhoogte van omstreeks NAP -1.2 wordt gehandhaafd en dat in noodsituaties m en een oppervlakte van 300 ha. Wanneer dit afvoer of bemaling worden gestopt. Het bergings­ 3 gebied wordt opgevuld tot extreem hoog peil van volume is 2.5 min m . Hierbij is aangenomen dat de boezem (NAP - 0.3 m), kan er 2.3 min mJ water de helft van het Reitdiep-gebied, 100.000 ha, is worden geborgen. Gezien de waterhuishoudkun­ voorzien van perceelssloten; gemiddeld 50 m dige situatie, met meerdere onderbemalingen in sloot/ha; slootbreedte in natte situaties 2 m; stij­ de omgeving, is het denkbaar dat het bergingsge­ ging van de waterstand 0.25 cm.

25 Verkenning watersysteem Reitdiep Maatregelen en kunstwerken kaart 5

bestaand gemaal • bestaand zijl *k rioolwaterzuivering nieuw gemaal # te herstellen zijl if rioolwaterzuivering; knelpunt

bestaande sluis A nieuwe duiker dijken (nader uit te werken) Dienst Landelijk Gebied nieuwe sluis © riooloverstort = te verbreden waterlopen 5

26 Verkenning watersysteem Reitdiep B.5. Kengetallen afvoer en berging hoog water Waterberging bij hoog water Bovenstaande tabel geeft een indicatie van de Oppervlakte stroomgebieden en maatgevende mogelijkheden voor waterberging in het systeem afvoer Reitdiep in periodes waarin de waterstand stijgt Op basis van gangbare normen is een schatting boven streefpeil. De waterpeilen en gebieden zijn gemaakt van de orde van grootte van regelmatig beschreven in B.3 en B.4. Het bergingsvolume van voorkomende piekafvoeren. Onderstaande tabel de noodbergingsgebieden is in de tabel vet geeft de maatgevende afvoer voor de deel- gedrukt. Daarnaast staan hier ook de waterhoe- stroomgebieden en voor het Reitdiep-gebied als veelheden in de meebewegende berging tussen hoog peil en extreem hoog peil. De normale ber­ ging is het volume tussen streefpeil en hoog peil. Stroomgebied Oppervlakte Afvoerfactor Maatgevende afvoer 3 (ha) (l/sec/ha) (mVmin.) De hoeveelheden zijn in min m .

Hunze 42.000 0.7 1800 Vergelijking berging met afvoercapaciteit Drentse Aa 35000 0.7 1500 Eelder- en Peizerdiep 25.000 0.7 1000 hoofdsysteem Dwarsdiep-Matsloot 17000 1.2 1200 De lozingscapaciteit bij Lauwersoog is op dit Middag-Humsterland 30.000 1.2 2200 De Marne 42.000 1.2 3000 moment onder normale omstandigheden 20 min Lauwersmeer 10.000 3.8 2300 m' per dag. Ter vergelijking, de lozingscapaciteit Totaal Reitdiepgebied 201.000 1.1 13000

geheel. De maatgevende afvoer is de afvoer die gemiddeld één dag per jaar wordt bereikt of overschreden.

De afvoerfactor voor het stroomgebied van de Drentse beken is geschat naar aanleiding van Cultuurtechnisch Vademecum (CV, p. 551)- Voor bemalen gebieden is uitgegaan van een bij de Dienst Landelijk Gebied gebruikelijk afvoernorm voor natte gronden van 1.2 l/sec/ha. Voor de gemaalcapaciteit wordt vervolgens rekening gehouden met een marge van 10%; daarvoor geldt dan een ontwerp-capaciteit van 1.33 l/sec/ha. Voor het Lauwersmeer is gerekend vanuit de dag- neerslag met een herhalingstijd van lx per jaar (CV, p. 782). Dit komt neer op een afvoerfactor 23 Hoge en Lage der Aa in stad Groningen. van 3.8 l/sec/ha. Foto vanaf Visserbrug in zuidelijke richting. De maatgevende afvoer van het totale Reitdiep­ gebied bedraagt 18.7 min mVdag. van het Eemskanaal is onder normale omstandig­ heden 5 min m3per dag. In de huidige situatie wateren de deelgebieden Bergingsgebied Normale berging Noodberging Opp.(ha) Eelder- en Peizerdiep, Dwarsdiep-Matsloot, Middag-Humsterland, De Marne en Lauwersmeer Polders ten noorden van Zuidlaardermeer _ 18.0 1840 Zuidlaardermeer 1.1 1.4 550 af via Lauwersoog. De maatgevende afvoer van Hunze 0.1 0.0 deze gebieden is 9700 mVmin ofwel 14 min Bergingsgebied Drentse Aa 1.0 1.0 320 Waterlopen Drentse Aa/ stad Groningen 0.8 0.6 mVdag. Daarnaast watert een (vergelijkbaar?) Paterswoldse Meer - 5.4 250 deel van de Friese boezem ook langs deze weg Eelder- en Peizer Maden 1.8 1.3 1690 af: een gedeelte van Middag Humsterland is mee­ Leekstermeer + aangrenzend gebied - 14.3 1680 Natuurgebieden Dwarsdiep-Matsloot 0.8 1.6 1520 gerekend in de genoemde 14 min mVdag, maar Idem extra berging nood-situaties - 5-3 ld. behoort bij het gebied van de Friese boezem. In Noodbergingsgebied Dwarsdiep-Matsloot - 39 300 orde van grootte komt de lozingscapaciteit bij Noodbergingsgebied Middag Humsterland - 2.3 300 Boezemwaterlopen Middag Humsterland 1.6 15 Lauwersoog derhalve overeen met de maatgeven­ Oude Aduarderdiep 0.2 0.3 de afvoer van het gebied dat op dit moment 0.9 0.8 Waterlopen De Marne langs deze weg afwatert. Lauwersmeer 72 6.3 Reitdiep 0.6 1.1 Beekdalen Drentse beken (zie par. B.9) p.m. 6.0 Ook de normale berging in het Reitdiep-gebied Sloten Reitdiepgebied p.m. 2.5 Totaal Reitdiepgebied 16.1 736 8450 heeft een zelfde orde van grootte als de spuicapa- citeit gedurende één dag bij Lauwersoog.

27 Verkenning watersysteem Reitdiep Wanneer de waterstand oploopt van hoog peil toekomst een hoger peil wordt gehanteerd zoals naar extreem hoog peil is een extra bergingsvolu­ hier is voorgesteld. Een en ander betekent ook me beschikbaar van omstreeks 70 min m3. Hiervan dat het uitvoeren van alle maatregelen zou leiden wordt 49 min m3 gevonden in de specifieke ber- tot een grotere lozingscapaciteit dan in de huidi­ gingsgebieden (vet gedrukt in de tabel). ge situatie! Afhankelijk van de belangen die bij inundatie worden geschaad, kan voor de inzet van deze Kosten per m3 berging gebieden een voorkeursvolgorde worden Om de kosteneffectiviteit van afzonderlijke maat­ bepaald. Het extra bergingsvolume komt in totaal regelen voor waterberging (bij hoog water) te overeen met een spuicapaciteit van ongeveer 1 beoordelen, is een schatting gemaakt van de kos­ ten per m3. De ber­ ging in de aangege­ ven gebieden is in totaal 54.5 min m' bij een oppervlakte van 8450 ha. De te bergen waterschijf is gemid­ deld 65 cm. Stel kosten voor inrichting en grond­ aankoop (boven de aankoopkosten voor reservaatsvorming) of gekapitaliseerde scha­ devergoeding gemid­ deld f50.000,- (€23-000) per ha. Voor de totale opper­ vlakte is dat f423 min, (€192 min) omgere­ kend bijna f8,- (€3,60) per m3. Dit bedrag is relatief laag omdat hier voor een belang­ rijk deel gebruik wordt gemaakt van waterberging in reser- vaatsgebieden, waarvoor geen extra grondkosten Maatregelen en week, aannemende dat de helft van de spuicapa­ zijn gerekend. In de notitie "Bergingscapaciteit in kunstwerken (alternatief) citeit benut wordt voor de Friese boezem. kaart 5a bemalen gebieden Mars en Westerstroom" (DLG, Gerelateerd aan de oppervlakte van het Reitdiep- 1997) werd een bedrag van ca. f13,- (€5,90) per gebied is de beschikbare capaciteit voor berging m! begroot voor grondkosten en ontgraving van in noodsituaties 35 mm. een bergingsvijver. Globaal zullen de kosten voor waterberging in orde van grootte ƒ10,-/ m3 Verondersteld is dat in de toekomstige situatie (€4,50) per m3 bedragen. maximaal 8 mVsec via de benedenloop van de Drentse Aa en de stad Groningen naar het Met een dergelijk kengetal kan bijvoorbeeld de Reitdiep kan worden afgevoerd; dit komt overeen kosteneffectiviteit van alternatieve investeringen met ca. 500 mVmin. Het resterende deel van de (sneller bemalen naar zee of bijvoorbeeld bergen afvoer (bij maatgevende afvoer 1000 mVmin) op het Drents Plateau) worden beoordeeld. wordt afgevoerd via de Eemskanaal-Dollard-boe- zem. Een vergelijkbaar gedeelte van het Hunze- water via het Reitdiep zou uitkomen op 600 mVmin. De voorgestelde veranderingen in de afvoer via het Reitdiep komen bij maatgevende afvoer op een netto afname van 1900 mVmin: toename llOO mVmin van Hunze en Drentse Aa en afname 3000 mVmin van gebied De Marne. Aangenomen wordt dat de spuicapaciteit bij Lauwersoog ook bij zeespiegelrijzing kan worden gehandhaafd wanneer op het Lauwersmeer in de

28 Verkenning watersysteem Reitdiep B.6. Kengetallen wateraanvoer en berging laag Vergelijking huidige wateraanvoer en water beschikbare berging Het beschikbare bergingsvolume door een dyna­ Wateraanvoer in de huidige situatie misch peilbeheer kan soms meerdere keren in In de huidige situatie vindt in de zomer wateraan­ een zomerperiode worden benut. In de eerste voer plaats vanuit het IJsselmeer. Dit water wordt plaats bij uitzakking van de waterstand in de bij Gaarkeuken ingelaten in het Van voorzomer wordt de watervoorraad uit de winter­ Starkenborgkanaal. De inlaathoeveelheden bij periode aangesproken. Aan het einde van het Gaarkeuken zijn voor een aantal jaren verkregen zomerseizoen wordt het zomer-bergingsvolume van de provincie Groningen. Alleen de hoeveelhe­ weer aangevuld met het neerslagoverschot van den voor de 90-er jaren zijn vermeld omdat de de volgende winterperiode. Wanneer zich verder laatste tijd kritischer wordt omgegaan met de in gedurende de zomer een nattere periode voor­ te laten hoeveelheden water. doet, zou bij een statisch peilbeheer het neerslag­ overschot worden afgevoerd; bij een dynamisch Jaar Inlaat (min. m') Droogte jaar peilbeheer wordt hier in de eerste plaats de ber­

1991 44 29% ging weer mee aangevuld. 1992 99 6% 1993 41 55% 1994 33 54%

Bergingsgebied Waterberging Uit de gemaalcijfers van Dorkwerd blijkt dat het merendeel van het ingelaten water weer wordt Polders ten noorden van Zuidlaardermeer opgepompt naar de Eemskanaal-Dollard-boezem. Zuidlaardermeer 2.5 Hunze o.l (Het gemaal Dorkwerd ligt bij het Reitdiep, juist JÊk Bergingsgebied Drentse Aa 0.2 ML v ten zuiden van de kruising met het Van Waterlopen Drentse Aa/ stad Groningen 1.0 ^HRSPWC' Starkenborghkanaal.) Dit betekent dat de water­ Paterswoldse Meer 3W^b , ( Eelder- en Peizer (vladen 3.6 behoefte voor het Reitdiep-gebied relatief Leekstermeer + aangrenzend gebied 0.6 beperkt is. Mogelijk vormt de kwelstroom vanaf Natuurgebieden Dwarsdiep-Matsloot 0.5 Noodbergingsgebied Dwarsdiep-Matsloot het Drents plateau een belangrijke aanvulling van Noodbergingsgebied Middag Humsterland WE**"' het neerslagtekort! Boezemwaterlopen Middag Humsterland 1.5 Oude Aduarderdiep 0.3 In eerste instantie is verondersteld dat 1/3 deel s Waterlopen De Marne 0.8 ;aM Hêr van de inlaat bij Gaarkeuken moet worden toege­ Lauwersmeer 9-5 "^S aP^" - rekend aan het stroomgebied van het Reitdiep. Reitdiep 1.1 ^H Sloten Reitdiepgebied p.m. Dat betekent voor de huidige situatie een beno­ Totaal Reitdiepgebied 21.7 digde waterinlaat van 10 - 30 min m' per jaar.

Waterberging in verband met neerslagtekort Een en ander betekent dat het beschikbare ber­ 24 Hoornse Diep ter hoogte van de noordelij­ 3 gingsvolume één - en in sommige jaren meerdere (in min m ) ke verbinding met het Door maximaal gebruik te maken van de dyna­ keren - beschikbaar is ter vermindering van Noord-Willemskanaal. miek in het watersysteem kan de afhankelijkheid waterinlaat. De reductie van de jaarlijkse waterin­ Foto in zuidelijke richting. 3 van wateraanvoer uit het IJsselmeer worden ver­ laat is gemiddeld meer dan 12 min m . minderd. Aangenomen is dat de waterstand aan Vergelijking met de jaarlijkse aanvoerhoeveelheid 3 het eind van de winterperiode op streefpeil zit. (10 - 30 min m ), maakt duidelijk dat bij benutting Aangenomen is ook dat wanneer de waterstand van de meebewegende bergingsgebieden en een onder een bepaalde grenswaarde zakt, er alsnog dynamisch peilbeheer de waterinlaat voor het wordt overgegaan op aanvoer van water. Deze Reitdiep-gebied belangrijk kan worden geredu­ minimum waterpeilen zijn genoemd in par. B.3- ceerd. ("uitzakken zomer"). Op grond van beide water­ peilen geeft de navolgende tabel het beschikbare In stedelijke gebieden kan het regenwater dat op bergingsvolume voor compensatie van het neer­ verhard oppervlak valt, worden afgekoppeld van slagtekort (in min mJ). de riolering. Dit water kan ter plaatse worden gebruikt om het oppervlaktewater op peil te hou­ Het beschikbare volume van 9.5 min m3 in het den. Op lokaal niveau betekent dit dat de water­ Lauwersmeer komt te vervallen wanneer de getij­ aanvoer aanmerkelijk kan worden gereduceerd. invloed hier wordt hersteld. In deze verkenning Op de schaal van het Reitdiep-gebied is er geen wordt daarom uitgegaan van een beschikbaar winst omdat dit water via het effluent van riool­ bergingsvolume in de zomerperiode van waterzuiveringsinstallaties op dit moment ook al 12.2 min m\ meetelt in de waterbalans van het gebied.

29 Verkenning watersysteem Reitdiep B.7- Waterhuishouding en streefpeil gebied watergangen aansluiten op het peil van het beek­ Middag-H umsterlan d systeem (circa NAP - 0.20 m). Praktisch gezien houdt dit laatste in dat vrijwel het gehele gebied Het gebied Middag-Humsterland staat op dit moet worden (onder) bemalen. In deze verken­ moment voor ongeveer de helft rechtstreeks in ning is gekozen voor handhaving van het huidige contact met het boezempeil (NAP - 0.93 m). Voor boezempeil. Dit lijkt vooralsnog het meest prak­ het gebied als geheel kan dit peil gehandhaafd tisch. blijven. De afwatering kan plaatsvinden op het Onderstaand overzicht geeft de voor- en nadelen Reitdiep via het - te verbreden - Niezijlsterdiep/ van de drie mogelijkheden. Kommerzijlsterdiep/Kommerzijlsterriet en het bestaande gemaal Waterwolf. Het Reitdiep moet In verband met ontwikkelingen in de scheepvaart dan naar het gemaal worden afgedamd. Bij gerin­ worden op een termijn van omstreeks 10jaa r de ge afvoeren en lage waterstanden op het bruggen over het Van Starkenborgkanaal aange­ Lauwersmeer kan voorlopig (beperkte zeespiegel- past. Aanpassing van de bruggen naar een hoger rijzing) nog vrije lozing plaatsvinden. kanaalpeil wordt dan een minder groot pro­ bleem. Een denkbaar model is dan: kanaalpeil en Het gedeelte van het stroomgebied van het kreken naar NAP - 0.52 en realisering van onder- Reitdiep dat momenteel afwatert via de Friese bemalingen voor het resterende gebied.

Boezempeil NAP-O.93 Van Starkenborghkanaal NAP-O.52. Hoofdwaterlopen koppelen aan schoon- Overige waterlopen boezempeil -O.93. watersysteem, ca. NAP-O.20 m.

Bemaling, afwatering Gemaal Waterwolf blijft Gemaal Waterwolf blijft functioneel (o). Voor halve oppervlakte onderbemalingen functioneel (o). Voor herstel samenhang watersysteem duikers realiseren (- -). nieuwe watergangen voor en koppelleidingen nodig (-). gebiedsafvoer (- -).

Infrastructuur Bruggen en kaden Van Starkenborgkanaal moe­ Bruggen en kaden extra verhogen (- -). ten verhoogd (- -). Evt. aanpassing sluis Opmaling aanvoerwater nodig bij Gaarkeuken niet nodig (+). Gaarkeuken (-).

Recreatievaart Blijft één vaargebied (0). Recreatievaart beperkt tot V.Starkenborghkanaal Meer mogelijkheden recreatievaart (+).

Beroepsscheepvaart Sluis Gaarkeuken kan vervallen (+).

Waterkwaliteit Principe schoon water vervalt voor Reitdiep en oude Aduarderdiep (- -).

Energie Opmaling aanvoerwater bij Dorkwerd naar Eemskanaalboezem geringer (+).

- nadeel + voordeel Uitwerking van de voor- en nadelen van deze o neutraal optie ten opzichte van de huidige situatie ver­ 25 Hergraven Hunze bij dient aanbeveling! Euvelgunnerweg. boezem, kan in de toekomst en bij hoge afvoeren Foto in oostelijke richting. afwateren via het gemaal Waterwolf: • betekent ontlasting van de Friese boezem ter compensatie van de hogere waterstanden op het Lauwersmeer; • waterstanden van de boezem van Middag- Humsterland zijn bij hoge afvoeren vergelijk­ baar met het peil van de Friese boezem; • de gemaalcapaciteit van Waterwolf (4000 mVmin.) is ruim voldoende voor het gehele gebied Middag-Humsterland (maatgevende afvoer 2200 mVmin.).

Op dit moment kent de helft van het gebied Middag Humsterland al een onderbemaling. Voortbordurend in deze richting, kan ook worden gekozen worden voor een hoger boezempeil. Clobaal zijn er dan twee mogelijkheden: voor het Van Starkenborghkanaal aansluiten bij het peil van de Friese Boezem (NAP - 0.52) of alle boezem-

30 Verkenning watersysteem Reitdiep B.8. Afwatering De Marne langs bergingsgebied nodig is van waaruit vervolgens Noordpolderzijl vrije lozing plaatsvindt. Er is uitgegaan van een berging voor een kwart van de dagproduktie, Door het gebied De Marne af te koppelen van het afgerond 1.1 min m' (6x60x3000). Bij een meter Reitdiep, ontstaat er meer ruimte (capaciteit) om berging gaat het dan om een gebied van 110 ha. de afvoeren van Hunze en Drentse Aa via het Op de kaart is een gebied met ongeveer die Reitdiep/Lauwersmeer te verwerken. (In de huidi­ omvang aangegeven boven Onderdendam. Bij de ge situatie wateren deze gebieden in hoofdzaak locatiekeuze is gelet op een centrale ligging in af via de Eemskanaal-Dollard-boezem.) Met het het gebied, een zo laag mogelijk maaiveld en op oog op bodemdaling en zeespiegelrijzing zijn in niet te grote afstand van Noordpolderzijl. De het gebied De Marne toch al investeringen nodig maaiveldhoogte is omstreeks NAP. Door het win­ om een voldoende afwatering te behouden. nen van specie voor kades kan de gemiddelde Het gebied watert nu voor een deel vrij af op de maaiveldhoogte nog iets lager worden. Electra-boezem (Reitdiep); de maaiveldhoogte ligt Voor het polderpeil is globaal te rekenen met veelal boven NAP. Het oostelijke deel van het NAP -1.0 m. De opvoerhoogte bij het gemaal gebied heeft een geringe onderbemaling, onder wordt daarmee 1 tot 2 m. Een lozingspeil van meer vanwege de bodemdaling. Het zuidelijke NAP lijkt voldoende om vervolgens bij Noordpolderzijl te kunnen spuien (zie uitwerking peil Lauwersmeer in par. B.3.). De afvoer naar Noordpolderzijl vraagt een ruime afvoerleiding. Verruiming van het Warffumermaar, door de kom van Warffum, biedt daarvoor waarschijnlijk onvoldoende perspectief. Wellicht is het beter om gebruik te maken van de te verruimen Usquerdermaar en een aan te leg­ gen koppelleiding. Ook het Zijlriet zal verruimd moeten worden.

De gedachten over de afkoppeling van het gebied De Marne behoeven nadere uitwerking. Daarbij zijn onder meer de volgende punten aan de orde: • Eventueel afkoppeling van het zuidelijke (diepe­ re) deel of van het oostelijke deel naar het Damsterdiep of de Eemskanaal-Dollard-boezem. • Eventueel verdeling van de gemaalcapaciteit en berging over meerdere locaties. Investeringen kunnen dan ook getrapt plaatsvinden. 26 Rasquerdermaar bij Baflo. Foto vanaf Zwijntil in oostelijke richting. • Eventueel heroverweging van peilvakken, afge­ stemd op de nieuwe afwateringssituatie en op de bemalingsgebieden/ peilvakken i.v.m. deel kent een maaiveldshoogte van omstreeks bodemdaling. NAP -1 m. Hier vindt een diepere bemaling • Afstemming van gemaalcapaciteit op mogelijke plaats. dynamiek in de waterstanden. De begrenzing van het stroomgebied De Marne is • Ontwikkelen bergingsmogelijkheden door klei­ vastgesteld op basis van de hoogtekaart en de winning. marenstructuur. Er ontstaat dan een gebied van 42.000 ha. De maatgevende afvoer is globaal De voorstellen in deze verkenning vragen om 3000 mVmin (zie B.5-). aanvullende voorzieningen om de aanvoer van De afwatering kan in de nieuwe situatie plaats­ zoet water naar het gebied De Marne in de vinden langs het bestaande lozingspunt bij zomer mogelijk te maken. De eenvoudigste voor­ Noordpolderzijl. Voordelen van lozing op dit punt ziening is de aanleg van een duiker ter plaatse zijn ook dat de vaarweg naar het haventje van van de kruising van het Boterdiep met de te her­ Noordpolderzijl open blijft en dat de zoet-zout- stellen loop van de Hunze. In aanvulling hierop is gradient meer wordt gespreid over de kustzone. het wellicht nodig om plaatselijk watergangen in het gebied te verruimen om het hele gebied vol­ Een eerste uitwerking van de mogelijke lozing is doende te kunnen voorzien. Een alternatieve aan­ als volgt. Er is uitgegaan van een gemaal dat bij vullende voorziening in de vorm van (1 à 2 km maatgevende afvoer continu draait. Om de lange) duikers vanaf het Aduarderdiep of vanaf opvoerhoogte te beperken zou alleen bij laag tij het Munnekezijlsterried valt vermoedelijk duurder geloosd moeten worden. Dit betekent dat een uit (indicatief 2 min. euro per stuk).

31 Verkenning watersysteem Reitdiep B.9- Herstel beken en beekdalen Wellicht kan versterking van de recreatieve waar­ de van beek en beekdal vaker als invalshoek en Om de beekdalen te begrenzen, is gezocht naar motor voor de gewenste ontwikkeling fungeren. een objectieve benadering vanuit de kenmerken Daarbij kan ook aansluiting worden gezocht bij van het watersysteem. Er is voor gekozen om de wensen van de bewoners van het gebied. Een veengebieden van de digitale bodemkaart aan te mooi voorbeeld is het herstel van het "Zeijer merken als "beekdal" (zie plankaarten). Gronden Wiekie". met een veenkoloniaal dek (iV) zijn daarbij buiten beschouwing gelaten. De aangegeven veengron­ In de bebouwde omgeving verdient het aanbeve­ den hebben de codes aV, hV, kV, pV, V of zV. ling om regenwater zoveel mogelijk apart van het riool af te voeren. Afhankelijk van de natuurlijke Onderdeel van de verkenning is herstel van de situatie zijn er twee mogelijkheden: Drentse beken en beekdalen: • regenwater infiltreren in de bodem (hogere • Ecologisch: herstel van het beekmilieu door zandgronden zonder keileem) of meandering, profielvernauwing en/ of verondie- • regenwater rechtstreeks op het oppervlaktewa­ ping en verwijdering van stuwen. ter brengen (lage gebieden en gronden met • Landschappelijk: herstel van de herkenbaarheid ondiep keileem): bergen in stadswateren of van het beekdal (openheid, houtwalstructuur langs de randen en bruggen of vonders i.p.v. duikers). Plaatselijk kan een inmiddels verdwe­ nen beekloop weer in functie worden hersteld (bijv. Bunnerdiep). Beekdalen vrijhouden van bebouwing; langs de beekdalranden aangepas­ te bebouwing. • Afvlakken van het afvoerregime (lagere pieken, hogere basisafvoer): aankoppelen of aanleggen van laagtes, kades verwijderen (of verplaatsen van de beek af) en inundaties toestaan.

Aanvullend worden de beekdalen ingericht voor waterberging bij noodsituaties. Bestaande wegen kruisen de beekdalen veelal op een hoogte van ruim 1 meter boven het maaiveld. Door de duiker onder de betreffende weg afsluitbaar te maken, kan een forse hoeveelheid water worden gebor­ gen. Een indicatieve berekening voor enkele situ­ aties komt op een hoeveelheid van omstreeks 27 Schipsloot tussen Friesche Veen en Haren. 100.000 m3 per duiker. Wanneer de weg kan wor­ Foto in noordoostelijke richting. den opgehoogd, of afgesloten in nood-situaties, kan het bergingsvolume tot wel 500.000 m3 oplo­ pen. Gelet op het aantal situaties waarin deze moge­ afvoeren naar beken. lijkheden zich voordoen kan worden gedacht aan Deze maatregel heeft een aantal voordelen: een bergingsruimte van in orde van grootte 2 min • minder belasting van het riool en de zuiverings­ m3 voor elk van de drie Drentse beekdalen. Naast installaties (energie); de kosten voor het afsluitbaar maken van de dui­ • minder overstorten vanuit het riool op het ker en eventueel het aanpassen van de weg, zijn oppervlaktewater (betere waterkwaliteit); voor dit doel plaatselijk ook aanpassingen in de • verhoging van de beekafvoer in de zomer inrichting of in de functie van het beekdal nodig. (waterkwaliteit, beekecologie); • afvlakking van afvoerpieken. Maatregelen vanuit de genoemde invalshoeken versterken elkaar. Een en ander betekent vooral De beekafvoer kan ook worden verhoogd door ook dat de recreatieve waarde van de beken en het verminderen van de grondwateronttrekking. beekdalen wordt verhoogd: wandelen, fietsen, Met name reductie van de beregening uit grond­ vissen en kanoen. Mogelijkheden voor interessan­ water is effectief om de basisafvoer van de beken te routes ("van het wad naar de oorsprong van de te laten toenemen. Beregening beinvloedt name­ beken") en punten (uitkijkpost, visplek, voorlich­ lijk vooral de grondwaterstanden, en daardoor de tingsbordjes). Aanknopingspunten bijvoorbeeld beekafvoer, aan het eind van de zomerperiode, archeologische vindplaatsen, historische water­ wanneer ook de beekafvoer het laagste is (De werken of vroegere doorstroom-zwembaden. Louw, 2000).

32 Verkenning watersysteem Reitdiep Beregening uit grondwater kan wellicht worden beschrijving van de wateroverlast in het najaar verminderd door te "Beregenen op maat". Het van i960 (Provinciale Waterstaat van Drenthe, ontwikkelen van rassen en teeltwijzen die droge 1961). omstandigheden beter overbruggen biedt een • Natuur en bosgebieden op het Drents Plateau: verdergaand alternatief, dat tevens perspectief gebiedsafvoer begrenzen op maatgevende biedt voor situaties waarin beregening niet aan afvoer onder natuurlijke omstandigheden door de orde is. Deze optie geeft tevens een antwoord een meer natuurlijke inrichting (herstel van de op een mogelijke toename van de verdamping in sponswerking) en/ of duikers met begrensde de zomer door klimaatverandering, afvoer. In situaties met een groter waterbe- (zie pag.ll). zwaar zou tijdelijk een hogere waterstand geac­ Voor de bereiding van drinkwater kan als alterna­ cepteerd kunnen worden (interne berging). tief worden gedacht aan het winnen van grond­ • Landbouwgebieden: idem. water in de lage gebieden in de provincie • Stedelijk gebied: idem. Groningen, waar dit min of meer van nature als kwelstroom aan de oppervlakte komt: zie hier­ voor de kwel en infiltratiekaart van Groningen (Iwaco, 1991)-

28 Hunze parallel aan Pop Dijkemaweg in wijk Ulgersmaborg 29 Deel van het voor doorstroming te hergebruiken Oude (stad Groningen). Aduarderdiep tussen Ezinge en Allersma. Foto in noordelijke richting. Foto in westelijke richting.

De beekafvoeren kunnen plaatselijk ook worden verhoogd door deelstroomgebieden weer zo hoog mogelijk in het systeem aan te koppelen. In het bijzonder geldt dit voor bos en natuurgebie­ den in oorspronkelijke natte brongebieden.

Een algemene maatregel om de afvoerpieken van de hogere gronden te beperken, is om de afvoer van deelgebieden te begrenzen op de maatge­ vende afvoer die behoort bij de natuurlijke gesteldheid van het gebied. In praktische zin kan bij deze maatregel aan de volgende situaties wor­ den gedacht: • Beekdalen: duikergrootte begrenzen; combine­ ren mét of als alternatief voor afsluiten in nood­ situaties. Vroeger vormde de duikergrootte een belangrijke oorzaak voor het optreden van inundaties in de beekdalen, zoals blijkt uit de

33 Verkenning watersysteem Reitdiep B.io. Overige legenda-eenheden plankaarten waarvan 1 km als buisleiding door de Hondsrug. Het verval over de 3.5 km bedraagt ongeveer 15 Eenheden van de kaarten die in het voorgaande cm. niet zijn besproken, worden hierna nog kort toe­ De genoemde 8 mVsec is ongeveer 1/3 van de in gelicht. par. B.5. aangegeven maatgevende afvoer van het stroomgebied Drentse Aa. Als basis voor de watersysteembenadering in deze verkenning is de begrenzing van het sys­ De rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI's) zijn teem Reitdiep en van de deelstroomgebieden ontleend aan het WIS-bestand. De meeste RWZI's vastgesteld. De grenzen zijn bepaald op basis van lozen het effluent al op het kanalensysteem. Voor de hoogtekaart en de bodemkaart. Ruggen in het een drietal installaties moet nog een oplossing landschap zijn aangehouden als waterscheiding. worden gevonden: bij Gieten, bij Zuidlaren en bij Samenhangende beekdalen kunnen worden Marum. Wanneer aansluiting op het kanalensys­ onderscheiden op grond van de bodemkaart. In teem niet mogelijk is, kan worden overwogen om het noordelijke zeekleigebied geven deze hulp­ via een helofytenfilter te blijven lozen op het middelen geen handvat voor de begrenzing. De beeksysteem. grens van het systeem Reitdiep is hier in eerste instantie vrij arbitrair in noordelijke richting Voor kades langs boezem- en bergingsgebieden getrokken. Bij de ver­ wordt zoveel mogelijk uitgegaan van bestaande dere uitwerking kwam kades en dijken en hoger gelegen wegen. het deelstroomgebied Plaatselijk moeten geheel nieuwe kades worden De Marne naar voren; opgeworpen. Door specie te winnen in het bui­ de grens is hier tendijkse gebied wordt tevens de bergingsfunctie getrokken op basis vergroot. van de hoogtekaart De vroegere zeedijken (NAP + 4 m) rond het en de marenstructuur Lauwersmeer en langs het Reitdiep keren het in het zeekleigebied. water in het gedempte-getijde-gebied. Het kaartbeeld is niet compleet wat betreft de De eventueel aan te aan te leggen of te versterken kades: de mogelij­ leggen verbinding ke waterstanden van de beken en van de ber­ Noord-Wiltemskanaal gingsgebieden maken op meerdere plaatsen - Winschoterdiep kades noodzakelijk. Met name gaat het hier om wordt aangelegd als de lage delen rond Groningen. De noodzaak van afwateringskanaal; kades is een aandachtspunt voor de uitwerking niet voor scheepvaart. van de voorgestelde maatregelen. Hierdoor kan de krui­ sing met de Hondsrug Op de grens van het beken- en kanalensysteem is 30 Hergraven Hunze bij wijk ondergronds worden gemaakt, waardoor de een aantal kunstwerken nodig. Het gaat om een De Hunze (stad Groningen). insnijding beperkt kan blijven. Door eventuele aantal sluizen voor de recreatievaart om van het Foto in oostelijke richting. combinatie met de "zuid-tangent" (tracé voor de ene in het andere systeem te kunnen komen. mogelijke nieuwe rijksweg ten zuiden van Daarnaast is voor een aantal kruisingen een forse Groningen) kan in belangrijke mate op de kosten duiker nodig om het beekwater onder het kana­ worden bespaard, terwijl de extra ingreep in het lensysteem door te voeren. Een uitdaging is om landschap beperkt blijft. voor deze duikers ook een ecologisch goed func­ De te verwerken piekafvoer (Drentse Aa-De Punt) tionerende oplossing te bedenken. bedraagt in orde van grootte 35 mVsec: gemeten In deze lijn wordt ook voorgesteld een aantal zij­ maximale afvoer in extreme situaties bij len te herstellen tussen het Reitdiep en de aan­ Schipborg is 12.5 mVsec (Drentse Aa - Herstel grenzende boezemwateren van Middag benedenloop + Doorkoppeling, 1999); afvoer van Humsterland en De Marne. Gedacht wordt aan de Drentse Aa naar het Noord-Willemskanaal bij het Schouwerzijl, Schaphalsterzijl, Wetsingerzijl Loon was in het najaar van 1998 22 mVsec. en Kommerzijl. Het Aduarderzijl is onlangs opge­ Verondersteld is dat maximaal 8 mVsec via de knapt. De gevolgen van de peilscheidingen voor benedenloop van de Drentse Aa en de stad visstand en (kleinere) recreatievaart worden hier­ Groningen naar het Reitdiep kan worden afge­ mee gedeeltelijk ondervangen. voerd. Resteert 27 mVsec voor afvoer via de kanaalverbinding. Uitgaande van een maximale stroomsnelheid van 0,5 m/sec, waterdiepte 2.5 m en talud 1:3 krijgt de open-waterverbinding een bodembreedte van 14 m. De lengte van de verbinding is ongeveer 3,5 km,

34 Verkenning watersysteem Reitdiep Literatuur

Commissie Waterbeheer2le eeuw, 2000.Waterbelei d voor de 2ie eeuw - Advies.

Dienst Landelijk Gebied, 1998. Herinrichting Roden-Norg - Onderzoek Leekstermeergebied - Inrichtingen beheer. Assen.

Dienst Landelijk Gebied, 2000. Project Reitdiep - Workshop - Verslagen: Groep 1.Beke n tot de ie stuw. Groep 2. Reitdiepgebied. Groep 3. Kanalen. Groep 4. ie stuw tot Reitdiep. Groep 5.Sta d Groningen.

Haskoning, 1993. Gedeeltelijke afwatering Electraboezem via Noordpolderzijl. Haskoning Koninklijk Ingenieurs- en Architectenbureau, Nijmegen.

Iwaco, 1991- Toelichting bij de kwel-e n infiltratiekaart van Groningen. Groningen.

Iwaco, 1999-Wate r op hoog niveau. Een schets van een duurzaam watersysteem van Drenthe tot aan het Wad. Groningen.

Kruik, HJ., 1999- Kust op koers. Rijksinstituut voor kust en zee, Den Haag.

Kwakernaak C,e.a., 1996. Waterberging binnendijks. Eenverkennin g van de effectiviteit en haalbaarheid van ruimtelijke maatregelen gericht op vermindering van de hoogwaterproblematiek. Rapport 491. DLO-Staring Centrum. Wageningen.

Kwakernaak, C, e.a., 1998. Ruimtelijke gevolgen van klimaatverandering en bodemdaling. Rapport 618.DLO - Staring Centrum. Wageningen

Leeuwen, E. Van,e.a., 1998. Levende berging - Verkennende studie naar uitbreiding van berging in Hollands Noorderkwartier. WL|Delft Hydraulics en Bureau Stroming.

Louw, Pde, 2000. Beregening uit grondwater beinvloedt kwel. NITG-TNO- Informatie , NITG-TNO, Delft

Ministerie LNV, 2000. Palet van het platteland. Ministerie van landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Groningen.

Ministerie V&W, 1997-Wassen d water, dalend land - Waterbeheer bij veranderend klimaat, karakterwisseling van rivieren, zeespiegelstijging en bodemdaling. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Den Haag.

Ministerie V&W, 1998. Tekus t en te(r) keur- Naar een afwegingskader voor kustontwikkeling. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Den Haag.

Ministerie V&W. 1999-Aanpa k Wateroverlast. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Den Haag.

Ministerie V&W. 2000. Europese kaderrichtlijn water, een tussenstand. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Den Haag.

Ministerie V&W, 2000. Anders omgaan met water, waterbeleid in de 2le eeuw. Kabinetsstandpunt. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Den Haag.

Provinciale Waterstaat van Drenthe, 1961. Wateroverlast in Drenthe najaar i960. Koninklijke Van Gorcum & Comp.,Assen .

Vegter,I.E., 1997- Nieuw Groninger Tij. Stichting Het Groninger Landschap, Groningen.

Ypma, K,1999- Watersysteemverkennin g Noord-Nederland. Alterra, Wageningen.

35 Verkenning watersysteem Reitdiep O) c

•>-; ru

— bekensysteem herstel beken en beekdalen (indicatief: veengronden) Dienst Landelijk Gebied bekensysteem; nieuw (beekmeandering, beekdalen open (bruggen i.p.v. duikers), inundatie mogelijk o 5 maken, afkoppelen regenwater; infiltreren of op de beek brengen, kanalensysteem ontwikkelen recreatieve routes en punten) Kilometers kanalensysteem; nieuw

meebewegende berging bestaand gemaal • bestaand zijl ^k rioolwaterzuivering \- noodberging nieuw gemaal • te herstellen zijl ir rioolwaterzuivering; knelpunt \ nood-/meebewegende berging bestaande sluis A nieuwe duiker dijken (nader uit te werken) Zjj getijde berging nieuwe sluis © riooloverstorten === te verbreden waterlopen

Dienst Landelijk Gebied Postbus14 6 9400A C Assen Telefoon (0592) 327 9 11 Fax(0592 ) 3178 58 5