de Broedvogels van polder
Matsloot in 1986-2009: Een
afgetakeld weidevogelgebied
aan de vooravond van
moerasontwikkeling.
Aaldrik Pot en Roelof Blaauw
Vanafhet midden de worden van jaren zeventig weidevogels geïnventari-
seerd de de Drentse kant hetLeekstermeer.De tellin- in graslanden aan van
werden vanuit verschillende doorverschillende gen organisaties en waarne-
mers in verschillende deelgebieden gedaan. Van 1986 tot en met 2009 heeft
Staatsbosbeheer in de Matsloot polder met een vast team weidevogels in
kaart In de gebracht. 2010 is men gestart met graafwerkzaamheden voor
het herinrichting van gebied (waterberging, moerasontwikkeling) waarmee
het verandertdat zinvol In dit biotoop dusdanig vergelijking niet meer is.
artikelwordt daarom hetbeheer de de teruggeblikt op en ontwikkeling van
weidevogels in hetgebied.
Gehiedsbeschrijving
Landschap
Het telgebiedin polder Matsloot (350 ha) wordt begrensd door de Matsloot,parallel aan de
snelweg Groningen-Leeuwarden, de Roderwolderdijk,Onlandse Dijk, Sandebuursterdijk en
de oostoever het Leekstermeer Het heeft karakter van (Figuur 1). laagveengebied een open
relatief Kenmerkend is de in noordzuid- en een hoog waterpeil. langgerekte percelering
richting, een zogenaamde opstrekkende verkaveling. Inherent aan dit verkavelingspatroon
Slechts üggen honderden sloten en tochten in het gebied. een paar sloten hebben een goed
ontwikkelde rietkraag. Het Klein Waal (0,7 ha) is het enige bosje in het gebied. Aanvankelijk
uit Lolium bestond de begroeiing grotendeels agrarische graslanden met o.a. Engels raaigras (
spec.) en naderhand Witbol (Holcus spec.). De laatste jaren overheersen verruigde graslanden
Pitrus met (Juncus effusus), Rietgras (Phalaris arundinacea) en Liesgras (Glyceria maxima) en
hier en daar stukken vochtig hooiland met dotterbloem- en kleine zeggenvegetaties.
12 Drentse Vogels 25 (2011) 1. Figuur Eigendommenvan Staatsbosbeheer in de omgeving van het Leekstermeer in 2010. De
dubbele lijn begrenst hettelgebied.Properties, ofStaatsbosbeheer in the areaofthe Leekstermeer.
The doubleline marks the border of the study area.
2. Figuur Eigendommenvan Staatsbosbeheer (donkergekleurdeen gearceerde percelen) in de
polder Matslootin 1988 (bron: Beheerrichtlijn Leekstermeer, 1988. Properties ofStaatsbosbeheer
in the study area (grey, hatched) in 1988.
Foto 1. Grutto (Limosa limosa).
Foto: Arjan Eschendal
.Deader Vogels 25(2011) 13 Historisch grondgebruik
De Matsloot in het van het en moet in ligt benedenloopsegebied Peizerdiep vroegere tijden
veel natter De vele in de die ‘wold’ doen zijn geweest. plaatsnamen omgeving eindigen op
bovendien vermoeden dat het ooit Door gebied eenuitgestrekt moeras(bos) was. ontwatering
deze vanafde werd het een enontginningvan moerassen hogere gronden, op gegeven moment
land geschikt voor zomerbeweidingmet vee. Volgens Van Buuren & Kempinga (1975) was
in het gebied rond 1910 vooral gebruik als hooiland waarbij de vegetatie het karakter van
had. De blauwgrasland oever- en graslanden van het Leekstermeer stonden in de winter
geregeld onder water.
Tot en met de jaren zestig van de vorige eeuw stond de polder Matsloot bekend als de
‘hooischuur Drenthe’. Boeren de in Drenthe kochten hun van van hogere zandgronden van
in het staan’, ook wel stam In 1969 collega’s Leekstermeergebied ‘gras op gras op genoemd.
vond de laatste Het eind van deze valt topgrasverkoping plaats. verkoping ongeveer samen
met het moment dat door de Staat de eerste grondenwerden aankocht. In deze tijd is het
gebied,door de verdergaandeontwatering, ook steeds meer in gebruik geraakt als weidegrond.
is In dezelfde periode ook het kunstmestgebruik enorm toegenomen. De ontwatering en
in bemestingstoename zijn essentieel (geweest) voor de veranderingen het gebied.
De in en rond het Leekstermeer de oppervlakte aangewezen reservaatsgebied volgens
Relatienota ruim 800 in (1975) bedraagt hectare. In 1985 was daarvan 300 ha bezit
van Staatsbosbeheer. Het merendeel van het was midden dus in gebied jaren tachtig nog
gebruik bij boeren. In 2008, voordat het gebied door de provincie werd ‘aangewezen’ als
waterbergingsgebied,bedroeg het Staatsbosbeheer-eigendomin het hele Relatienota-gebied
zo’n 65 Voor het Matsloot dat zo’n 80 procent. specifieke telgebied in polder geldt procent
in bezit was.
Hydrologie, beheer enontwikkeling
Tot 1969 stond het peil in de winter geregeld enige weken dusdanig hoog dat het boven
het maaiveld uitkwam. Verdergaande ontwatering en de introductie van kunstmest zorgden
Van Buuren & snelle de volgens Kempinga (1975)vooreen achteruitgangvan blauwgraslanden.
Het boezempeil van het Leekstermeer is -0,93 m NAP. In polder Matsloot is ondanks dat
het was als de decennia aangewezen natuurgebied afgelopen een landbouwpeil gehanteerd
circa -1.20 van m NAP, dat was losgekoppeld van het boezempeil. Daardoor ontstond de
situatie onnatuurlijke van een relatief laag winterpeil en een hoog zomerpeil. Dit gebeurde
vooral vanuit landbouwkundigeoverwegingen om wateroverlast in de winter en tekort in de
zomer te Het maaiveld in De Matsloot tussen de Tegen gaan. polder polder ligt gemiddeld
-0.40 zodat het 60-80 onder het maaiveld en -0,60 m NAP, slootpeil cm lag. Daarbij moet
wel worden aangetekend dat het maaiveld door inklinking de afgelopen jaren zo’n twintig
centimeter lager is komen te liggen.
is in In 1985 overleg met de provincie een beheersrichtlijn voor het Leekstermeergebied
opgesteld. Daarin valt het volgende te lezen: “als hoofddoelstelling geldt: het opnieuw tot
in ontwikkeling brengen van relatief voedselarme hooilandgemeenschappen met achtname van
het De de avifaunistische betekenis van gebied”. gedachte was dat met de aankoop van alle
binnen het het gronden relatienotagebied mogelijk was eenonafhankelijkwaterpeil te kunnen
instellen. Hiermee zouden kwelstromen in het maaiveld kunnen weer komen wat ten gunste
komen de de Er kwam verbod zou aan ontwikkeling van blauwgraslanden. een op mestgift.
De werden keer het werd graslanden jaarlijks eentot twee gemaaid en gewas afgevoerd.
Omdat er nooit een onafhankelijk, hoger, waterpeil is ingesteld, de naleveringvan meststoffen
bleek minder dan keer heeft de van te groot en er twee per jaar gemaaidwerd, ontwikkeling
nooit Sterker delen het blauwgraslanden plaatsgevonden. nog, grote van gebied verruigden en
het oorspronkelijke graslandkarakter ging verloren.
14 Drentse Vogels 25 (2011) Methode
Ondanks het een botanische besloot Staatsbosbeheer in primaat op doelstelling navolging
de Provincie Drenthe de Matsloot vanaf 1986 te monitoren van polder integraal op
dus inclusief de Er werd dat ondanks de weidevogels, nog particuliere gronden. ingezien het,
botanische doelstelling, een belangrijk weidevogelgebiedwas. Het telgebied werd verdeeld
in vijf deelgebieden die door medewerkers van SBB werden geïnventariseerd volgens de
SOVON BMP-methode, later BMP Weidevogels (van Dijk 2004). Per deelgebied werden
door een of twee medewerkers zes rondes twee a drie uur. Er is gelopen van ongeveer
niet nesten De in het naar gezocht. gemiddelde tijdsbesteding per jaar telgebied bedroeg
dus zo’n 60 90 In 2001 werden verband de mond- klauwzeer-uitbraak tot uur. in met en
verzameld. In eerste instantie werden alleen verzameld van de 14 geen gegevens gegevens
primaire weidevogels {Beintema et al. 1995) aangevuld met Knobbelzwaan (i(Cygnus olor),
Bergeend (Tadorna tadorna ), Krakeend (Anas Strepera) en Wintertaling (Anas crecca). Vanaf
1993 Waterhoen Callinula Grauwe (Anser anser) ( chloropus). Kolgans (Anser albifrons) gans
1999 en Rietgors (jEmberiza schoeniclus). Vanaf werden ook broedgevallen van Kwartel
(Coturnix coturnix), Kwartelkoning (Crex crex). Kneu ((Carduelis cannabi na) , Nijlgans
Canadese (Branta cadensis) vanaf2oo4 werden (Alopochen aegyptiacus) en gans bijgehouden en
daar Blauwborst ( Luscinia svecica) en Roodborsttapuit ( Saxicola torquata) aan toegevoegd.
de 1986 had elke medewerker evenveel het Bij aanvang van tellingen in niet ervaring met
inventariseren van vogels. Een zekere ‘ondertelling’ in de beginjaren kan daarom niet worden
uitgesloten.
Resultaten
De telresultaten van de 25 staan soortvermeld in Hieronder afgelopen (bijna) jaar per bijlage 1.
worden ze per soortgroep besproken.
Weidevogels
in Steldoperswaren de polder Matsloot altijd goed vertegenwoordigd.In figuur 3is te zien dat
de afname het aantal vanaf het midden de zich van broedparen van jaren tachtig zeer gestaag
heeft doorgezet met een korte opleving begin jaren negentig.De dichtheid aansteldopers lag
ruim boven de 150 100 hectare ook aanvankelijk broedparen per (zie figuur 5). Kemphaan
(Philomachus pugnax) en Watersnip (Gallinago gallinago) zijn verdwenen als broedvogel en de stand Grutto Scholekster van (Limosa limosa), ( Haematopusostralegus), Tureluur (Tringa
totanus) ( is toteen en Kievit Vanellus vanellus) vrijwel nulpunt gedaald.De enige steltloper die
zich in de de het pas loop van onderzoeksperiode vestigde en waarmee aanvankelijk goed ging
is de Wulp.Maar ook van deze soort is het aantal recentelijk gehalveerd.
Figuur 3. Aantalsverloop van steltlopers In Polder Matsloot in 1986-2009. Met uitzondering
de alle van Wulp namen steltlopers in sneltempo af. Numbers of breeding waders in the Polder
Matslootin 1986-2009.
Drentse Vogels 25 (2011) 15 ( arvensis) iets Veldleeuwerik Alauda en Graspieper (Anthus pratensis) doen het beter dan
de Na dalende trend de Veldleeuwerik overige weidevogels (Figuur 4). een jarenlange lijkt
zich hebben De aantal (Alauda arvensis) te gestabiliseerd. Graspieper is iets in toegenomen.
De Gele Kwikstaart (Motacillaflava) komt vanaf het begin van de tellingen niet of nauwelijks
voor in het gebiedmaar wel in direct aangrenzende gebieden.
Figuur4.Aantalsontwikkeling
van Veldleeuwerik en
Graspieper in de polder
Matsloot in 1986-2009.
Numbers of breeding
Eurasian Skylark and
Meadow Pipit in Polder
Matslootin 1986-2009.
De meeste in de van de in aantal achteruit of inmiddels watervogels zijn loop periode gegaan
verdwenen. Vrijwel zonder uitzondering beleefden deze soorten een goede periode aan het
begin van de jaren negentig,kort nadat een groot deel van het gebied als reservaat werd beheerd.
Moerasvogels zijn niet gebiedsdekkendof over de hele periode in kaart gebracht. Vanaf 1994
is bijvoorbeeld de Rietgors in het hele gebied geïnventariseerd (Blaauw2009). In 1995 werden
circa 10 De vooral in de het paar Rietgorzen geteld. vogels zaten toen rietrijke oeverzonesvan
Leekstermeer en de Matsloot. In 2002 stond de teller maar de laatste in 2009 op 7, bij telling
werden in totaal 75 door het hele Vooral de laatste paren Rietgorzen geteld, verspreid gebied.
de snel Voor de jaren is ontwikkeling gegaan. Rietzanger (Acrocephalus schoenobaenus) geldt
1995 werd 2009 werden een soortgelijke ontwikkeling: in er één broedgevalgeconstateerd, in
21 broedparen geteld. Ook relatief nieuw zijnRoodborsttapuit, Blauwborst), Canadese Gans
(Brantacadens is), Grauwe Gans en Kolgans, hoewel de laatste slechts incidenteel tot broeden
is gekomen.
Figuur 5. Aantalsontwikkeling van watervogels in de polder Matsloot 1986-2009. Numbers of
some breeding water birds in PolderMatsloot in 1986-2009.
16 Drentse Vogels 25 (2011) Discussie
Veranderingin het landschap
Het de Matsloot heeft in de decennia haar karakter landschap van polder afgelopen open
behouden, toch is er veel veranderd. Het idee dat door maaibeheer was een consequent (maaien afvoeren het de de en van gewas) beoogde verschraling op lange termijn mogelijk
maaibeurten Vanaf het was. Daarbij zijn twee per jaar noodzakelijk. begin was er te weinig
die maaibeurten realiseren. Er is echter wel beheergeld om twee te vastgehouden aan ten
maaibeurt tweede. Uit boswachter minste een per jaar, met soms een vegetatieopnamenvan
Roelof Blaauw is af leiden dat de zich hier daar wel had te gewenste verschraling en ingezet.
in Het aandeel Engels raaigras nam diverse percelen sterk af. Vegetaties met Witbol en lokaal
zelfs kleine in Het beeld sterk Pitrus zegge namen toe, maar beperkte mate. van met verruigde
in graslanden overheerste de laatste jaren. Ook de plantengroei de sloten nam toe, voornamelijk
riet, rietgras en grote lisdodde. Zodra de percelen naast een sloot in eigendom kwamen van
Staatsbosbeheer werd het schonen van de sloten gestopt. Bovenstaande ontwikkelingen
riet- hebben ongetwijfeld bijgedragen aan de toename van de en moerasvogels, maarwaarom verdwenen de weidevogels?
Teloorgangvan de weidevogels
In de Matsloot is zoals Er werd gezegd geen specifiek weidevogelbeheer gevoerd. niet bemest,
of bekalkt werden bestreden. Voorts bleef het begreppeld en er geen predatoren waterpeil
de hele gedurende telperiode afgestemd op landbouwkundiggebruik. Kennelijk is dergelijk
niet beheer bij lange na toereikend om een weidevogelpopulatiein stand te houden.
Ook de rondom het is het stil Positieve op agrarische percelen Leekstermeergebied geworden.
is de Land de noordkant de uitzondering nog een tijd lang polder Lage geweest aan van
Matsloot. Deze de relatief relatief polder ligt tenopzichte van omgeving laag met een hogere
waterstand (zelfde als Matsloot). Bovendien werd hier door de vaste peil agrariërs nog lang
Door de de Suikerunie in de mest uitgereden. ophoging van percelen met tarragrond van
afgelopen vijf jaar heeft zich hier de laatste twee jaar ook een kentering ingezet, waarbij de
weidevogels in aantal afnamen.
Wat als?
is niet Het duidelijk dat het te lage waterpeil en het door Staatsbosbeheer gevoerde beheer
in hebben bijgedragen aan de instandhouding van de rijke weidevogelpopulatie de polder
Matsloot. Het is de of de afname niet had het beheer vraag plaatsgevonden wanneer specifiek
In was afgestemd op weidevogels. bijvoorbeeld de Eenerstukken bij Norg wordt deels speciaal
de weidevogelbeheer gevoerd en gingen aantallen minder snel achteruit dan in Polder Matsloot (Lok 2009).
In de nabijheid van de polder Matsloot in het Groningse Westerkwartier liggen enkele
polders waarvan reeksen van weidevogelaantallen bekend zijn (Helmig 2010). Het betreft
polder Kaleweg (125 ha) en Grootegastermolenpolder (110 ha) waar een op weidevogels
gericht beheer wordt gevoerd en polder Oude Riet, waar botanische doelstellingen gelden,
in in zoals polder Matsloot. Het verloop van het aantal weidevogels de genoemde polders is
in 6. weergegeven Figuur
Te zien is dat de dichtheden in de Matsloot Oude dus polder en Riet, waar geen specifiek
eind tred hielden de weidevogelbeheer plaatsvond, tot jaren negentig een gelijke met
andere polders. De dichtheden lagen zelfs iets hoger dan in de gebieden met specifiek
weidevogelbeheer. Daarna lijken zich de aantallen in de twee polders met weidevogelbeheer
wel te herstellen,waarbij moet worden aangetekend dat zich in de Grootegastermolenpolder
fluctuaties voordeden. In de niet beheerde na 2000 enorme specifiek weidevogelgebiedenging
de onverminderd ook de Oude achteruitgang voort, in Riet waar wel een intensief maaibeheer
is gevoerd en nauwelijks verruigingis opgetreden.
Drentse Vogels 25 (2011) 17 Hoewel we niet weten of de weidevogels in de twee weidevogelpolders stand zullen houden,
het er wel dat de beheerder toch niet machteloos zoals wel wordt lijkt op geheel staat, eens
in verkondigd. Maar zoals gezegd, de polder Matsloot is destijds een andere keuze gemaakt.
Figuur 6. Aantalsontwikkeling van 11 weidevogels (Grutto, Kieviet, Scholekster, Tureluur,
Veldleeuwerik Kemphaan, Watersnip, Zomertaling, Slobeend, Graspieper, en Kuifeend) in
botanische laagveenpoldersmet doelstelling: Matsloot (Dr.), Oude Riet (Gr.) en laagveenpolders
met weidevogelbeheer:Kaleweg (Gr), Grootegastermolenpolder(Gr). De twee regressielijnen
de botanisch- Cumulative representeren gebieden met (zwart) en weidevogelbeheer (grijs).
numbers of 11 species of breeding meadow birds (Black-tailed Godwil, Northern Lapwing,
Eurasian Oystercatcher, Common Redshank. Ruff, Common Snipe, Garganey, Northern Shoveler,
Meadow Pipit. Eurasian Skylark and Tufted Duck) in somesimitar reclaimed valley bog areasin the
Leekstermeer area.Matsloot and Oude Riet were botanicallymanaged, which means no fertilisers
and mown at least once a year (black regression line). Kaleweg and Grootegastermolenpolder
were managedin order to maintainmeadow birds (manure gift)(grey regression line).
Toekomst
De Matsloot het hele de Eelder- Peizermaden de en Leekstermeergebied staan met en aan
vooravond Naar de van een grootschalige functieverandering. aanleiding van overstromingen
in 1998 is door de provincie Drenthe het gebied aangemerkt als waterbergingsgebied.
Hierdoor werd ook eenversnelde realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur mogelijk. In
2008 is men begonnenmet de inrichting hiervan. In overleg is er voor gekozen om het gebied
van in totaal 1700 ha niet in te richten als noodberging maar grotendeels als moerasgebied
met In het de Matsloot staat het water een grote buffercapaciteit. grootste gedeeltevan polder
jaarrond, met eenpeil van -0,83 m NAP, straks op ofboven het maaiveld. Het water wordt
de brede aangevoerd door Drentse beken via een aantal slenken. Bij extreme neerslag zal het
kunnen peil tijdelijk stijgen tot maximaal -0,20 m NAP. Beheersmaatregelen, zoals maaien,
zal alleen de aan de flanken. nog mogelijk zijn op hogere gronden
Hoe ziethet 25 uit? Dat afwisselend gebieder over jaar er moerasontwikkelingmet open water,
en komt is zeker. Ook zal het areaal rietvelden, zegge- ruigtevegetaties op gang moerasbos,
is tot Klein Waal, toenemen. waaronder dat nu beperkt het Moerasvogels, Rietzanger, ) zullen Rietgors en Kleine Karekiet (Acrocephalus scirpaceus waarschijnlijk gaan profiteren van
deze ontwikkeling. En in hun kielzog misschien soorten als Roerdomp (Botaurus stellaris),
18 Drentse Vogeis 25 (2011) Grote Zilverreiger (Egretta alba) en Bruine Kiekendief (Circus aeruginosus■)?)? Maar wellicht
zullen de flanken van de delen ook op hogere bijvoorbeeld Watersnippen gaan profiteren
in van de veranderingen het gebied. Struwelen en bossen zullen een eldorade worden voor
is in wordt onder ander zangvogels. Van belang elk geval dat de monitoringvanbroedvogels
breder aantal soorten. voortgezet maar gericht op een
Dank
Met dank aan Coos Ettema, Henk Warners, Henk Denkers, Evert Saija, JefFrey Huizenga
Sc Wout Snippe van Staatsbosbeheer voor het jarenlangetelwerk. Willem van Manen wordt
versies bedankt voor de waardevolle suggesties op eerdere van dit artikel.
birds Summary: Breeding inthe polder Matsloot in 1986-2009: A deteriorated meadow area on
the of In the ofthe ofthe Staatsbosbeheer started verge drowning. course eighties past century buy-
land in Matsloot, reclaimed in Northem-Drenthe 2). In ing the polder a valleybog area (Fig. 2010
of Leekstermeer Drenthe owned the whole surroundings the in are by this organisation (Fig. 1) that
On the meadows fertilisers added and the least manages nature areas. no were grass was mown at
in order botanical conditions. In botanical achieved once ayear to improve general goals were not en
in the nearfuture the area will be used to cache waterand turned into a swamp.
At least due the numbers ofmeadow birds almost decreased partly to management, instandy sharply
and in 2009 nearly all species had disappeared (Fig. 3-4). After a short period ofhigher numbers,
5). water waterbirds followed the same pattern (Fig Instead of meadow and birds, recendy other
species like Common Reed Bunting,European Reed Warbler,European Stonechat and Bluethroat
colonised the Meadow birds in the direct ofthe meadows that area. surroundings study area, on were
decrease started devoid of agriculturally used, the later,but also these areas are nowadays meadow
birds. under ofmeadows will be Probably only special management it possible to maintain a popula-
tion ofmeadow birds, as can be noted in Fig. 6.
Literatuur
BeintemaA.J., Moedt O.& Ellinger. D. 1995. Ecolo- Van Dijk A.J. 2004.Handleiding Broedvogel Mo-
atlas deNederlandse & SOVON gische van weidevogels. Schuyt nitoring Project. Vogelonderzoek Nederland,
Co., Haarlem. Beek-Ubbergen.
Blaauw. R. 2010.Broedvogels in de polder Matsloot. HelmigF. 2008.Broedvogelkartering natte gebieden
Nieuwsbrief. Natuurin de Onlanden.nummer 9. Peize. Wester.kwartier 2008.Staatsbosbeheer, Groningen.
Van Buuren J. & Kempinga B. 1977. Natuurbeheer Lok J.2009.Broedvogelbevolking van de beekdal-
om het Leekstermeer.Rijksuniversiteit Groningen, graslanden in de Eener- en Tempelstukken 1994-2009.
Groningen DrentseVogels 23: 60-71.
Van Dijk A.J., BoeleA., van Bruggen J., Hustings F.,
Koffijberg K., Vergeer J.W. & PlateC.L. 2010.Broed- Adres
vogels in Nederlandin 2008. SOVON monitoringrap- AP & RB, p/a Staatsbosbeheer,
port 2010/01.SOVON Vogelonderzoek Nederland, Oosterweg 4,9333 PL Langelo.
Beek-Ubbergen. Email: [email protected].
Drentse Vogels 25 (2011) 19