Interview Kees Neggers
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Kees Neggers, internationaal baanbrekend vanuit Surfnet ‘Het was voortdurend spitsroeden lopen’ Kees Neggers vond na een loopbaan van 16 jaar in de schaduw bij Surfnet zijn plek om op grote schaal technisch te gaan innoveren, tot en met de recente opname in de Internet Hall of Fame. Bij nagenoeg alle belangrijke internationale wetenschapsnetwerken was hij betrokken. Loopbaan 1947, 20 juli geboren te Breda 1972 Elektrotechnisch Ingenieur TU/e 1972-1973 Luchtmacht Afdeling Wetenschappelijk Onderzoek 1974-1975 Wetenschappelijk ambtenaar TU/e Elektrotechniek 1975-1980 Beleidsmedewerker Rekencentrum Rijksuniversiteit Groningen 1980-1984 Directielid Rekencentrum Rijksuniversiteit Groningen 1984-1988 Directielid Rekencentrum Katholieke Universiteit Nijmegen 1988-2012 Directielid Surfnet 2012-heden Strategisch Adviseur Surf Verder 1984-1994 Directeur Nederland en bestuurslid EARN (European Academic and Research Network) 1986-1994 Bestuurslid RARE (Réseaux Associés pour la Recherche Européenne) 1995-2001 Bestuurslid TERENA (Trans-European Research and Education Networking Association – Opvolger RARE) 1990-2012 European Co-Chair CCIRN (Coordinating Committee for Intercontinental Research Networking) 1991-1994 Initiatiefnemer en voorzitter netwerk Ebone 1992-1998 Betrokken bij opzet Ripe NCC 1998-2000 Charter member RIPE NCC Executive Board 2000-2008 Chairman Ripe NCC Executive Board 1992-1996 Charter member Board of Trustees Internet Society 1997 Betrokken bij opzet Isoc.nl 1994-1998 Betrokken bij opzet Ams-Ix 1998-2004 Bestuur Internet Society 2001-heden Voorzitter GLIF (Global Lambda Integrated Facility) 2002 Met Boudewijn Nederkoorn ICT Personality of the Year 2002 2008-heden vertegenwoordiger e-IRG (e-Infrastructure Reflection Group) 2012 Officier in de Orde van Oranje Nassau 2013 Opgenomen in Internet Hall of Fame 1 Foto’s: Frank Groeliken Tekst: Peter Olsthoorn 2 U heeft ongeveer 30 jaar internet in Europa van nabij meegemaakt. Welke lijn ziet u? Kees Neggers: “De jaren 1982, 1992 en 2002 zijn voor mij revolutionaire ijkpunten. In 1982 is EUnet opricht, in 1992 hebben we Ebone gelanceerd als eerste Europese IP backbone-netwerk. En in 2002 Netherlight, het eerste open schakelpunt in Europa voor lichtpaden, snelle directe optische verbindingen. Ook de Surfnet backbone was vanaf 2002 volledig optisch.” U trekt de lijn niet door: ontbrak in 2012 een markante gebeurtenis, behalve uw pensionering bij Surfnet. Of herkennen we die doorbraak niet? Of was het dat China groter werd op internet dan bakermat VS? “De technische ontwikkeling van internet is evolutionair geworden, in plaats van in de revolutionaire stappen die ik noemde. Nu is TCP/IP een algemeen geaccepteerd protocol, maar in de beginjaren moest dat echt nog bevochten worden tegenover Osi.” De opzet van EUnet in 1982 vanuit Amsterdam ging totaal aan u voorbij? “Ja, ik bouwde nog aan netwerken vanuit het rekencentrum van de Universiteit Groningen. Ons belangrijkste doel was het realiseren van toegang op afstand op een centrale machine voor de hele campus. EUnet is opgezet door computerwetenschappers en niet door de universitaire rekencentra. Ik ging in ’84 naar Nijmegen omdat die universiteit ambitieuze plannen had met netwerken. Nijmegen werd ook het Nederlandse centrum van het Europese netwerk Earn van IBM- computers met VM-besturing. Nijmegen liep voorop. IBM schonk een computer en een internationale verbinding.” Toen kwam in 1984 met het Informatica Stimuleringsplan van de overheid Surfnet zoetjesaan in beeld…. “De Nederlandse overheid is vanaf 1984 ICT voor de academische wereld gaan stimuleren. In de voorfase van Surfnet kreeg elke universiteit eerst een koppeling naar het Earn knooppunt in Nijmegen. Vooral om te tonen wat er mogelijk was met datanetwerken maar ook om gebruikers snel van dienst te kunnen zijn. Echter, spoedig kwam, gestuurd door monopolies van de PTT’s, de missive dat, Surfnet en andere Europese en ook Amerikaanse datanetten op Osi- standaarden gebaseerd moesten zijn. Dat model was opgezet onder de vleugels van de International Telecom Union, de VN van de PTT’s. Een bolwerk van jewelste. Wetenschapsnetten bestonden niet. Dus één van onze eerste projecten was een X.400 e-mail dienst onder Osi opzetten. We hoefden het IBM-net niet op te doeken. De Nederlandse overheid heeft ons gelukkig altijd toegestaan om dienstverlening boven standaardisatie te stellen.” 3 Earn van IBM waren lijntjes van 9.600 bits tussen universiteiten. Heel weinig. Lag het er alleen voor de show, de pr? “Met Earn kon je e-mailen, bestanden sturen en chatten. De capaciteitsbehoefte was nog zeer beperkt, want ik heb nooit congestie gemerkt in die eerste fase. Serieus. Een handvol mensen gebruikte die faciliteiten. Maar het kon tenminste en het werd zichtbaar.” Al aansluitingen op bureaus van wetenschappers? “Nee, in die tijd waren gebruikers best bereid om nog even naar een ander gebouw te gaan om daar op de computer te mailen of bestanden uit te wisselen. Zo bijzonder was het nog. Pc’s waren er amper. Grootste behoefte vormde de toegang op afstand tot centrale computers binnen campussen. Eerst ontstonden er dus lokale netwerken, zoals in Groningen, met soms toegang vanaf werkplekken. Dat werd ook gebruikt voor het bijwonen op afstand voor bijvoorbeeld practica.” Jullie tuigden tussen universiteiten ook een Decnet op met Digital, de grote concurrent van IBM? “Surf werkte in de vroegste jaren vanaf 1986 samen met vier bedrijven: PTT, IBM, Digital en Philips. Digital leverde voor een spotprijs Vax machines van Digital die via Datanet van de PTT werden verbonden. Philips probeerde samen met PTT zijn Sopho-netwerk gebaseerd op Osi te slijten.In de ogen van de PTT ging dat vooral om het onderling verbinden van Sopho digitale telefooncentrales. Overigens nooit goed van de grond gekomen.” Waarom mislukte Philips? Daar zijn vele redenen voor te geven. Philips en PTT hielden in Nijmegen een proef om een Sopho-switch lokaal op te tuigen, maar die bleek niet opgewassen tegen Ethernet. PTT speelde met Philips de kaart van ISDN. PTT dacht dat ze met breedband ISDN, een digitale telefooncentrale en op elk bureau toestellen met een spraak- en datakanaal verbonden met de pc heel Surfnet eigenlijk overbodig kon maken.” IBM en Dec waren favoriet? “Aanvankelijk wel. Een volgende belangrijke stap was in 1986 in Amsterdam de oprichting van Rare, de organisatie van researchnetwerken in Europa. Surf-initiatiefnemer Hans Rosenberg gaf daar 100.000 Ecu [voorloper Euro] voor. Dat was een bijzonder handige zet, want zo werd Amsterdam het Europese centrum voor researchnetwerken.” 4 Wat waren de voordelen? “Nederland had met netwerken een achterstand op Engeland, Duitsland en Scandinavië. Europa was toen nog heel klein en Amsterdam lag centraal. We haalde kennis en zichtbaarheid binnen. Het heeft absoluut gewerkt om zaken hier te versnellen. Zo kon ik direct penningmeester en later voorzitter van Rare worden vanwege de Nederlandse financiering.” Maar ook Rare was onderworpen aan Europese druk met Osi-standaarden. “Dat was onontkoombaar, want de industrie werd geleid door bijzonder krachtige PTT’s, zoals Deutsche Telekom en France Telecom. Daar konden we in de beginjaren onmogelijk omheen. In 1987 startte Eurekaproject Cosine. De Nederlander Peter Tindemans ging dat leiden. Rare maakte de specificaties daarvoor. We kregen daarvoor 30 miljoen Ecu van de Europese Commissie.” Nederland had met u als penningmeester een dikke vinger in de pap met bestedingen “Cosine vereiste een grote club mensen, met werkgroepen voor elk onderdeel van het netwerk. Binnen no-time zat er in Amsterdam een enorme projectorganisatie. Het betekende onvoorwaardelijke steun betuigen aan de Osi-standaarden. Maar Tindemans en zijn collega Karel Vietsch hebben altijd het netwerk vooropgesteld zolang Osi nog niet in praktijk was gebracht. We mochten dus doorgaan met IBM en Dec en met internet gaan flirten.” Maar toch niet openlijk? “Als we er maar bij zeiden dat het interim zaken waren, bla-bla-bla. In lokale netwerken van universiteiten kwam de Ethernet–standaard met Unix-computers op, die beter paste bij internet dan de telefooncentrales en X.25 transportnetten van de PTT’s en de netwerken van IBM en Dec.” Toch gingen jullie met een zak geld van de overheid eerst verder met een eigen X.25 netwerk. “We moesten wel, maar we konden eenvoudig aantonen dat het Datanet van PTT veel te traag was. We kregen dus toestemming van de overheid en PTT voor een eigen netwerk. Maar dat moest dan ook X.25 zijn, volgens de Osi-standaard, anders kon je in die monopolietijd geen verbinding van PTT krijgen. Ook IBM had, voordat ze de internationale huurlijnen kregen, vooraf moeten beloven Earn binnen enkele jaren over X.25 te laten lopen.” 5 Wat was de eerste activiteit van Surfnet in 1988 en 1989? “Boudewijn en ik begonnen januari 1988 met zijn tweetjes in een kamertje van Surf in Utrecht met de opzet van een eigen organisatie in plaats van een projectgroep met inhuurkrachten. Al snel kwamen Erik Huizer, Erik-Jan Bos en Victor Reijs binnen, die sleutelrollen gingen vervullen. Zij werkten in Cosine-verband ook mee aan het internationale X.25 interconnect netwerk en aan toepassingen op basis van het Osi-model zoals X.400 mail, X.500 Directory services en Ftam bestandsoverdracht. Osi was sturend, ondanks dat de vraag naar internet binnen universiteiten snel sterker werd.” Dat ging niet echt soepel in elkaar over? “Nee, die voorfase met gebruikers die snel nieuwe diensten wilden en de subsidie-eisen vanuit de overheden met Osi vormden een spagaat van jewelste. De Europese en nationale overheden gaven ons nu eenmaal veel geld voor Cosine en Osi, terwijl gebruikers ook buiten hun instelling met het lokaal steeds populairdere internet wilden werken. We moesten officieel het Osi-spoor blijven volgen, maar in 1989 waren er nog steeds geen specificaties. Daar konden we niet langer op wachten. Dus boden we vanaf mei 1989 ook internet aan onze gebruikers aan. We kregen geen strobreed in de weg gelegd. We moesten wel internet over X.25 aanbieden. Dat werkte prima.” 6 Volgens Ted Lindgreen bleven jullie achter met internet en de informatica- afdelingen van de universiteiten kregen internet via NLnet en het CWI.