Weiteveen, woning Kerkenweg bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg

Inhoudsopgave

Toelichting 3

Hoofdstuk 1 Inleiding 3 1.1 Aanleiding tot nieuw bestemmingsplan 3 1.2 Ligging plangebied 3 1.3 Opzet bestemmingsplan 3 1.4 Overzicht verricht onderzoek 4 Hoofdstuk 2 Beleid 5 2.1 Inleiding 5 2.2 Provinciaal beleid 5 2.3 Gemeentelijk beleid 6 Hoofdstuk 3 Onderzoeken 10 3.1 Archeologie en monumenten 10 3.2 Ecologie 10 3.3 Fysieke veiligheid 11 3.4 Milieu 12 3.5 Waterparagraaf 14 Hoofdstuk 4 Beschrijving ontwikkeling 16 4.1 Algemene planbeschrijving 16 Hoofdstuk 5 Juridische toelichting op het bestemmingsplan 17 5.1 Algemeen 17 5.2 Toelichting op de verbeelding 17 5.3 Toelichting op de regels 17 5.4 Handhaving 22 Hoofdstuk 6 Maatschappelijke betrokkenheid 23 6.1 Overleg ex. artikel 3.1.1 Bro en zienswijzen 23 6.2 Zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan 23 Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid 24 Bijlagen bij de toelichting 25 Bijlage 1 Nota van Beantwoording 27 Bijlage 2 Archeologisch onderzoek 37 Bijlage 3 Bodemonderzoek 61 Bijlage 4 Flora en faunaonderzoek 105 Bijlage 5 Watertoets 119

2 bestemmingsplan "Weiteveen, woning Kerkenweg" ( vastgesteld) bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg

Toelichting Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding tot nieuw bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg voorziet in de bouw van een vrijstaande woning in het lint van Oosterwijk WZ te Nieuw-Dordrecht. Hiertoe is een particuliere aanvraag ingediend. Doordat nieuwe bestemmingsplannen eenvoudiger en eenduidiger worden opgesteld, sluiten zij aan bij de doelstellingen van deregulering die het college zich heeft gesteld. Het geldende bestemmingsplan "Weiteveen" voorziet in de bestemming Wonen, maar er is voor het betreffende perceel aan de Kerkenweg geen bouwvlak aangegeven. 1.2 Ligging plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplanWeiteveen, woning Kerkenweg ligt even ten zuiden van de kern Weiteveen. In het bebouwingslint langs de Kerkenweg is tussen de huisnummers 26 en 28 het plangebied gelegen.

1.3 Opzet bestemmingsplan

HetFiguur bestemmingsplan 1-1: De ligging van het bestaat plangebied uit Weiteveen,een verbeelding, woning Kerkenweg regels en in deeen gemeente toelichting. Emmen. Op de bestemmingsverbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met bestemming dan wel een aanduiding. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot slot wordt in de plantoelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.

bestemmingsplan "Weiteveen, woning Kerkenweg" (vastgesteld) 3 bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg

1.4 Overzicht verricht onderzoek

Ter voorbereiding van het bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg zijn diverse onderzoeken verricht. In deze paragraaf worden ze kort benoemd. De conclusies uit de onderzoeken zijn verwerkt in de toelichting. Verkennend bodemonderzoek, Sigma Bouw en milieu, d.d.25 juni 2010 Archeologisch historisch onderzoek, MUG ingenieursbureau, d.d. 7 september 2010 Flora- en faunaonderzoek, Bureau Bakker, d.d.11 februari 2010 Watertoets

4 bestemmingsplan "Weiteveen, woning Kerkenweg" ( vastgesteld) bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg

Hoofdstuk 2 Beleid 2.1 Inleiding

Gezien de aard en omvang van het bestemmingsplan, wordt alleen het provinciale en gemeentelijke beleid van belang geacht. Het rijksbeleid is gezien de kleinschaligheid van de beoogde ontwikkeling niet relevant en is daarom niet in deze paragraaf opgenomen. 2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Drenthe

Tijdens de vergadering van Provinciale Staten op 2 juni 2010 is het nieuwe omgevingsbeleid voor de komende tien jaar vastgesteld. Het omgevingsbeleid is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe tot 2020. De Omgevingsvisie Drenthe is een integraal document waarin de voor de provincie vier wettelijke planvormen zijn samengenomen: 1. de provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening; 2. het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer; 3. het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving; 4. het provinciaal verkeers- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer. De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk- economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020. De Omgevingsvisie heeft voor de provincie een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is. Daarnaast zijn er zaken uitgelicht die van provinciaal belang worden geacht. Deze zijn: 1. het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van de kernkwaliteiten rust, ruimte, natuur, landschap, oorspronkelijkheid, veiligheid, naoberschap, menselijke maat, kleinschaligheid (Drentse schaal); 2. het behouden en versterken van de biodiversiteit door het realiseren van de Ecologische hoofdstructuur (EHS); 3. het beschermen van de kwaliteit van lucht, water en bodem en het verbeteren van de verkeersveiligheid, waterveiligheid en externe veiligheid; 4. het streven naar voldoende, gevarieerde, aantrekkelijke en vitale vestigingsmogelijkheden op regionale bedrijventerreinen en andere stedelijke werklocaties en het bieden van voldoende ontwikkelingsmogelijkheden in het landelijk gebied voor landbouw, recreatie en toerisme en bedrijvigheid; 5. het ontwikkelen van een adequate strategie voor krimpgebieden, met aandacht voor wonen, leefbaarheid, bereikbaarheid en arbeid; 6. het maken van bovenlokale afspraken over aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag; 7. het streven naar steden met een onderscheidende identiteit, gebaseerd op historische of gebiedskenmerken waardoor de stedelijke centra gedifferentieerde blijven; 8. het ontwikkelen en behouden van robuuste stedelijke netwerken, waardoor de steden samenhangen, samenwerken en complementair zijn; 9. de kwaliteit en kwantiteit van (grond)water; 10. het benutten van de mogelijkheden voor duurzame energieopwekking en -distributie en tevens het besparen van energie, het zorgvuldige gebruik van de ondergrond voor de energiewinning, de opslag van CO2, groen gas en aardgas en de energie-infrastructuur; 11. het creëren van voorwaarden voor een duurzame ontwikkeling van de mobiliteit in samenhang met het creëren van betrouwbaarheid van (inter)regionale netwerken voor auto, openbaar vervoer, fiets en goederen door de lucht en over weg, spoor en water evenals de verknoping met de (inter)nationale netwerken; 12. de Ecologische Hoofdstructuur, de verschillende Drentse landschapstypen en de diversiteit in landschaptypen; 13. het verbinden van stad en land door het verweven van de gebruiksfuncties, landbouw, natuur en water in het landelijk gebied en het benutten van de kernkwaliteiten voor de plattelandseconomie; 14. sport- en cultuurparticipatie en de infrastructuur die hiervoor nodig is;

bestemmingsplan "Weiteveen, woning Kerkenweg" (vastgesteld) 5 bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg

Voor al deze zaken geldt dat de provincie van mening is dat het ruimtelijke belang het gemeentelijk niveau overstijgt en de provincie hier haar verantwoordelijk voor heeft. De provincie zal dan ook een standpunt innemen over het gemeentelijke ruimtelijke plan indien een van de genoemde onderwerpen in het ruimtelijke plan voorkomt. 2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Structuurvisie gemeemte Emmen 2020, veelzijdigheid troef

De structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is 24 september 2009 vastgesteld. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld Raad, september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. Tevens dient de structuurvisie om bedrijven, instellingen en andere overheden uit te nodigen tot en te stimuleren om passende, gewenste activiteiten en investeringen te doen die aansluiten op de weergegeven ambities en ruimtelijke mogelijkheden. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald deze zijn als volgt: Landschap: Versterken van het landschap door in te zetten op bebossing van de Hondsrug, het vrijwaren van de steilrand, het koesteren van de openheid, de herkenbaarheid van de kanalenstructuur te vergroten, de beekdalen te herstellen en het gebruik van de essen te vergroten. Duurzaamheid: Het benoemen van het uitgebreide kanalenstelsel en de beekdalen voor de berging van water. Specifiek betreft het hier de Buma Marchienawijk/ Sleenerstroom en het Schoonebeekerdiep. Het herstel van de beekdalen combineert de verbetering van de waterkwaliteit met noodberging, alsmede versterking van het landschap. Een tweetal gebieden is benoemd als mogelijk zoekgebied. De term 'mogelijk zoekgebied' betekent dat deze relatief onbebouwde gebieden een mogelijke toekomstige geschiktheid kennen voor de berging van water. Deze geschiktheid dient behouden te blijven, maar is alleen nodig indien scenario's met een verdergaande klimaatverandering hiertoe aanleiding geven. Verkeer: Voor de externe bereikbaarheid wordt ingezet op verdubbeling van de N34 (Emmen-Zuid tot Emmen-centrum) en de N862 en optimalisering van het spoor naar Zwolle en Twente. Interne bereikbaarheid: opwaarderen van de Rondweg door de stroomfunctie te verbeteren en onderzoek doen naar de verbeteropties van de Hondsrugweg. Werken: Naast de geplande uitbreidingen tot 2015 zijn geen nieuwe uitbreiding van bedrijventerreinen. Voor woonwerkcombinaties is behalve op de Meerdijk op termijn ruimte langs de as naar Nieuw Amsterdam, op Pollux IV en in Emmer-Compascuum (mits passend binnen de milieucontouren). Voor kantoren en zorg ('cure') wordt aangesloten op bestaande plannen en locaties. Ingezet wordt op een verknoping van nieuwe en aanwezige leisurevoorzieningen. Voor wat betreft glastuinbouw vindt inzet plaats op herstructurering van oudere delen. Omstreeks 2012 wordt de ruimtevraag naar glastuinbouw opnieuw in beeld gebracht. Daarbij past ook bezinning op mogelijk andere functies in het Rundedal. Tenslotte de koers voor de landbouw: schaalvergroting in landbouwgebieden (zone 1 en 2 uit het POP) mogelijk maken in aansluiting op het landschap. Daar waar de landbouw in de knel komt wordt ingezet op altenatieven. Wonen: Vanuit de structuurvisie vindt aansluiting plaats op het bestaande bouwprogramma (zie ook woonplan). Voor fase 2 en 3 van de Delftlanden vindt een verbijzondering plaats en wordt gericht op meer landelijke en dorpse woonmilies. Naast een kwaliteitsimpuls van de bestaande woningen wordt ingezet op op wervende woonmilieus, te weten: water/lintwonen tussen Barger- en Emmer Compascuum, boswonen op de Hondsrug en erfwonen in het zuidelijk deel van de gemeente. Voorzieningen:

6 bestemmingsplan "Weiteveen, woning Kerkenweg" ( vastgesteld) bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg

Inzet op versterking van de centrumfunctie van Emmen en behoud bestaande ruimtelijke structuur niet-commerciële voorzieningen. Bij natuurlijke wijzigingsmomenten inzetten op versterking van de kwaliteit en efficiënte bundeling. Veiligheid: Emmen wenst een gemeente te zijn waarin een ieder veilig woont. Hier tegenover staat dat Emmen dé industriestad van het Noorden is en in de toekomst een gemeente wil blijven waarin economie, bedrijvigheid en werkgelegenheid hoog in het vaandel staan. Voor risicovolle activiteiten is ruimte op bedrijventerreinen Bargermeer, de Vierslagen en A37. Buiten de zoekgebieden op de industrieterreinen Bargermeer, A37 en De Vierslagen mag geen nieuwvestiging BEVI inrichtingen plaatsvinden. Met uitzondering van LPG-tankstations hiervoor wordt per locatie een beoordeling gemaakt in het kader van de daarvoor te voeren planologische procedure conform het BEVI. Buiten de industrieterreinen staat de ambitie Veilig Wonen voorop. Hier heeft wonen de prioriteit boven (risicovolle) bedrijvigheid. Nieuwe ontwikkelingen in de vorm van (beperkt) kwetsbare objecten worden nadrukkelijk getoetst aan het aspect fysieke veiligheid. De vestiging van niet BEVI-inrichtingen (beperkt kwetsbare inrichtingen) vindt in principe buiten locatie 1 en 2 en buiten de PR=10-6 contouren plaats (uitzonderingen kunnen worden gevormd door branchegerelateerde inrichtingen),zie figuur 2.2.

Figuur 2.2: Zoekgebied BEVI-inrichtingen

rode contour= Zoekgebied te vestigen BEVI- inrichtingen. De PR=10-6 contour dient binnen eigen inrichtings-grens te blijven en dient binnen de PR=10-6 contour van het zoekgebied te blijven. Indien PR=10-6 contour niet binnen de eigen inrichtingsgrens te houden is mag hier op de locaties 1 en 2 (op industrieterrein Bargermeer) onder voorwaarden van worden afgeweken, mits rekening gehouden wordt met de beperking die dit oplevert voor de gevstigde niet-BEVI inrichtingen.

bestemmingsplan "Weiteveen, woning Kerkenweg" (vastgesteld) 7 bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg

2.3.2 Beleidsnotitie "Bouwen in de linten"

Op 7 juli 2005 heeft de gemeenteraad de beleidsnotitie "Bouwen in de Linten" vastgesteld. De beleidsnotitie geeft het onderzoek weer naar de ruimtelijke kaders en criteria die bij de beoordeling van verzoeken tot incidentele woningbouw in de linten moeten worden gehanteerd. In de beleidsnotitie is een balans gezocht tussen het incidenteel toevoegen van woningen enerzijds en het behoud van de waarde en karakteristiek van het landschap anderzijds. Het doel van de beleidsnotitie "Bouwen in de Linten" is het verkrijgen van een helder ruimtelijk kader voor het toetsen van nieuwe aanvragen voor het bouwen van woningen binnen lintbebouwingen in de gemeente Emmen. In de beleidsnotitie zijn ruimtelijke criteria verwoord. Bij de ruimtelijke ontwikkeling van de linten dient een afweging te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de kernen, en anderzijds het belang van het landschap. De ruimtelijke criteria zijn ook vertaald in kaarten. In de eerste plaats is bepaald wat de begrenzingen van de kernen zijn en wat de linten binnen en buiten de kernen zijn. Het lint langs de Kerkenweg is aangeduid als een lint van een wegdorp in de veenkolonien. Als vervolgstap is voor de linten buiten de kernen bepaald welke delen onlosmakelijk met het landschap zijn verbonden en welke delen met de kern zijn verbonden. De linten kunnen worden onderverdeeld in "landschapsgerelateerde linten" en in "dorpsgerelateerde linten". Het betreffende perceel valt binnen de aanduiding "linten in de kom". Dit betekent dat het onder voorwaarden mogelijk is om een woning toe te voegen. Deze voorwaarden hebben betrekking op beleid (zie overige aspecten in dit hoofdstuk) en onderzoeken (zie hoofdstuk 3).

2.3.3 Woonbeleid

Het gemeentelijk woonbeleid is vastgelegd in het 'Woonplan Emmen - Actualisatie 2005' dat in mei 2007 door de raad is vastgesteld. Het inzetten op een bevolkingsgroei tot 120.000 inwoners in 2020 plus de realisatie van de bijbehorende woningvoorraad zijn belangrijke uitgangspunten. Het woonplan bevat richtinggevende woningbouwkaders voor de verschillende kernen in de gemeente. De kern Emmen heeft de grootste bouwopgave voor zowel uitbreiding, inbreiding als herstructurering. Senioren zijn een belangrijke en groeiende doelgroep, die zo lang mogelijk zelfstandig in de eigen omgeving moet kunnen wonen. Naast nieuwbouw en geschikt maken van bestaande woningen draagt de ontwikkeling van zorgsteunpunten op strategische plekken in wijken en dorpen bij aan de realisatie van deze doelstelling. Dit gemeentelijk woonbeleid wordt in 2010 herzien. De ontwikkelingen op de woningmarkt en de verwachte toekomstige bevolkingsontwikkeling (krimp en vergrijzing) maken dat bijstelling van het beleid nodig is. Er komt een groter accent te liggen op behoud en versterking van de kwaliteit van bestaande wijken en dorpen (inbreiding en herstructurering).

8 bestemmingsplan "Weiteveen, woning Kerkenweg" ( vastgesteld) bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg

2.3.4 Welstandsbeleid

Bouwwerken moeten voldoen aan "redelijke eisen van welstand". Een zogenaamde Welstandscommissie toetst aan vooraf vastgestelde criteria of bouwplannen hieraan voldoen. Het college van B en W heeft in 2004 een Welstandnota laten maken, waarin staat hoe bouwplannen worden getoetst. De gemeenteraad heeft de nota vastgesteld. De gemeente is in deze nota verdeeld in verschillende gebieden. Per gebied verschillen de eisen. Zo is er een verschil tussen de eisen voor het bouwen op een industrieterrein en het bouwen in een woonwijk/woonbuurt. Daarnaast zijn er standaard criteria opgesteld voor veel voorkomende lichtvergunningplichtige bouwwerken, zoals aanbouwen en uitbouwen bij woningen. Deze criteria worden loketcriteria genoemd. Voldoen bouwplannen in deze categorie aan de criteria, dan worden ze niet aan de welstandcommissie voorgelegd. Van tevoren is dus bekend welke welstandnormen voor een specifieke bouwlocatie of een specifiek bouwwerk gelden. Een bouwer of architect kan dus vooraf rekening houden met de toetsing door de welstandscommissie.Momenteel wordt er gewerkt aan een vernieuwing van het welstandsbeleid. Doel van de vernieuwing is om de vooraf gestelde criteria nog helderder te maken voor de gebruikers van de welstandsnota. De nieuwe welstandsnota zal in de loop van 2010 aan de gemeenteraad worden aangeboden. Het plangebied Weiteveen, woning Kerkenweg valt binnen de welstandscriteria van het aspect "Veendorpen en linten" bij Weiteveen. Voor de welstandscriteria binnen dit gebied wordt verwezen naar de Welstandsnota.

bestemmingsplan "Weiteveen, woning Kerkenweg" (vastgesteld) 9 bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg

Hoofdstuk 3 Onderzoeken 3.1 Archeologie en monumenten

3.1.1 Algemeen

Per 1 september 2007 is de Monumentenwet 1988 gewijzigd ter uitvoering van het verdrag van Malta. Het verdrag vraagt om bescherming van het archeologisch bodemarchief tegen bodemverstoringen als gevolg van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De Monumentenwet verplicht gemeenten om bij het opstellen van nieuwe planologische regelingen rekening te houden met de te verwachten en de aanwezige archeologische waarden. Behoud van die waarden is het uitgangspunt. Door de provincie Drenthe is nieuw aanvullend archeologiebeleid opgesteld. Op grond van dit beleid is geen archeologisch onderzoek vereist voor projecten waarbij minder dan 500m2 grond wordt verstoord en daarbij de volgende uitgangspunten worden gehanteerd: het gaat om het totaal aan te verstoren bodemoppervlak binnen een plangebied of bouwblok van een samenhangend project dat niet opgedeeld kan worden in deeluitwerkingen; de vrijstelling geldt voor gebieden met een lage (alleen beekdalen), middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde, zoals aangegeven op de IKAW, tenzij binnen een afstand van 50 meter een AMK-terrein aanwezig is; de vrijstelling niet geldt voor bekende vindplaatsen die op de AMK van Drenthe staat aangegeven; uitzondering hierop zijn de historische kernen die op de AMK staan aangegeven als 'terrein van hoge archeologische waarde'. Voor deze terreinen is een vrijstelling van 70 meter² mogelijk. Archeologisch onderzoek is niet vereist als het gaat om herbouw van een bouwwerk met dezelfde maatvoering als het oorspronkelijke bouwwerk, dat wil zeggen dat de funderingen dezelfde horizontale en verticale afmetingen hebben of wanneer werkzaamheden vergunningvrij kunnen worden uitgevoerd. Indien de provinciale ontheffingsbevoegdheid niet van toepassing is op de voorgenomen bodemverstoring moet door de veroorzaker een inventariserend archeologisch veldonderzoek wordt uitgevoerd. Dit onderzoek kan aangeven of het gebied vrij van archeologie is of dat er waarden zijn waar rekening mee dient worden gehouden. Totdat de Gemeente Emmen zelf onderbouwd archeologiebeleid heeft vastgesteld, is het provinciaal beleid van toepassing en verwoord in de regels. 3.1.2 Uitkomst onderzoek

Archeologisch onderzoek is in dit geval vereist. Door MUG ingenieursbureau is op 7 september 2010 het rapport "Archeologisch bureau- en booronderzoek aan de Kerkenweg 26 te Weiteveen" opgeleverd. Geconcludeerd wordt dat het in het plangebied een podzolbodem aanwezig is gweest. Bij de boringen is geconstateerd dat er niet meer een intacte bodemopbouw aanwezig is. Ook zijn er in de boringen geen archeologische indicatoren aangetroffen. De aanbeveling luidt dan ook dat het plangebied ontwikkeld kan worden. Mocht er bij de uitvoering vondsten worden gedaan, dient hiervan een medling te worden gedaan bij het bevoegd gezag, te weten Gemeente Emmen. 3.2 Ecologie

3.2.1 Algemeen

Sinds april 2002 regelt de Flora- en faunawet (Ffw) de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Met de inwerkingtreding van de Ffw is een belangrijk deel van de doorwerking van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn geregeld. Samen met de Natuurbeschermingswet heeft de Ffw tot doel de Nederlandse natuur te beschermen. De Ffw heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen. Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk van de minister van Landbouw, Natuur en Visserij (LNV) ontheffing te krijgen. Ontheffingen kunnen alleen worden verleend als aan bepaalde voorwaarden van zorgvuldigheid wordt voldaan. Aanvragen kunnen worden ingediend bij de Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV. In de Natuurbeschermingswet zijn de gebiedsbeschermende bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. In deze wet zijn natuurgebieden beschermd die: van Europees belang zijn (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden),

10 bestemmingsplan "Weiteveen, woning Kerkenweg" ( vastgesteld) bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg

van nationaal belang zijn (Beschermde Natuurmonumenten), van mondiaal belang zijn voor (water)vogels (Wetlands). De door de wet beschermde gebieden worden Natura 2000-gebieden genoemd. Voor activiteiten of projecten die negatieve effecten kunnen hebben op de Natura 2000-gebieden, geldt een vergunningplicht. Hierdoor is een zorgvuldige afweging gegarandeerd bij projecten die gevolgen kunnen hebben voor deze natuurgebieden. Een bestemmingsplan mag zonder zorgvuldige toetsing geen activiteiten mogelijk maken die negatieve effecten kunnen hebben op deze beschermde natuurgebieden. Dit kunnen ook activiteiten zijn die buiten het gebied plaatsvinden. Deze kunnen namelijk ook een negatief effect hebben op een gebied, bijvoorbeeld door vermesting, verzuring, verdroging, geluids- of lichtoverlast. Als gevolg van de te verwachten natuurwaarden in het plangebied is een onderzoek uitgevoerd. 3.2.2 Uitkomsten onderzoek

Op 11 februari 2010 heeft Buro Bakker een quickscan voor Kerkenweg 26 te Weiteveen opgesteld. Het plangebied ligt op voldoende afstand van Habitat- en Vogelrichtlijngebieden, Beschermde Monumenten en Wetlands vanwege het feit dat het slechts 1 woning betreft. Op het plangebied zelf zijn geen beschermde planten waargenomen. De eventueel te verwachten zoogdieren vallen onder tabel 1. Ook wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ingreep geen negatief effect heeft op vleermuizen. Het plangebied heeft een lage natuurwaarde. Wel wordt opgemerkt dat de in het plangebied aanwezige bomen buiten het broedseizoen (15 maart-15 juli) gekapt mogen worden.Indien bovenstaande aanbevelingen en conclusies in acht worden genomen, geldt geen verplichting voor de aanvraag van een ontheffing in kader van de Flora- en Faunawet.

3.3 Fysieke veiligheid

3.3.1 Algemeen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), dat in oktober 2004 van kracht werd, verplicht het bevoegd gezag de externe veiligheid mee te wegen in het beleid. Het Bevi stelt grenzen aan het risico dat bedrijven mogen veroorzaken voor hun omgeving (het 'plaatsgebonden risico'). Zo moet er tussen risicovolle bedrijven en risicogevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen, scholen) een bepaalde afstand blijven, om mensen in de omgeving te beschermen. Daarnaast gaat het besluit in op de kans op een ramp waarbij een groep mensen betrokken is (het 'groepsrisico'). Voor het groepsrisico geldt dat onderbouwing van het risico plaats dient te vinden als er besluiten genomen moeten worden die vermeld zijn in de artikelen 4 en 5 van het BEVI. Voor het vaststellen van het besluit dient het bestuur van de Hulpverleningsdienst Drenthe in de gelegenheid gesteld te worden advies uit te brengen over het groepsrisico en de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. Het Bevi dient te worden toegepast voorafgaande aan de vaststelling van een bestemmingsplan. Beoordeeld dient te worden of voor burgers het minimum beschermingsniveau gehandhaafd wordt. Een nadere concretisering van het besluit is opgenomen in de (ministeriële) "Regeling externe veiligheid inrichtingen" (Revi) Hierin zijn onder andere de LPG-afstanden (Plaatsgebonden Risicocontouren) opgenomen. Naast het BEVI is er ook de "Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen, 2006." Deze Nota geeft de beleidsuitgangspunten weer voor het op te stellen Basisnet welk wettelijke verankerd wordt om veiligheidszones om weg, vaarwegen en spoor uit te zetten. De nota sluit aan op het BEVI waarin het beleid over de afweging van de veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving uiteengezet wordt.

bestemmingsplan "Weiteveen, woning Kerkenweg" (vastgesteld) 11 bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg

3.3.2 Specifieke veiligheidssituatie

Vanuit de brandweer is richting gegeven aan het beoogde veiligheidsniveau van (de gebouwen in) het plangebied van het bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg . Hierbij is getoetst aan bestaande regelgeving en normen voor (externe) veiligheid, bereikbaarheid, bluswatervoorziening, repressieve dekking en alarmsystemen welke onderdeel zijn van de veiligheidsketen. Het plangebied is geïnventariseerd op de zogenoemde Bevi-bedrijven en andere risicovolle inrichtingen. Hieruit blijkt dat in en nabij het plangebied geen risicovolle bedrijven gesitueerd zijn. De in 2007 vastgestelde routering gevaarlijke stoffen in Emmen is niet van invloed op het plangebied. Ten zuiden van het plangebied ligt op ca. 700 meter afstand het zwembad de Wiekslag en op ca. 1000 meter een buisleiding van de NAM. Deze bevinden zich op een dusdanige afstand van het plangebied dat ze geen invloed hebben op de voorgenomen activiteit. 3.3.3 Uitvoering voor veiligheidssituatie

De "Handreiking toetsing Ruimtelijke Ontwikkelings- en bestemmingsplannen, eisen m.b.t. veiligheid" opgesteld door brandweer Emmen is een hulpmiddel bij het toetsen van nieuwe ruimtelijke plannen.Voor de inrichting van het gebied zijn de volgende zaken van belang: 1. Bluswatervoorziening dient in principe zo geregeld te worden dat binnen 40 meter van de toegang van een object een toereikende openbare bluswatervoorziening met in principe een capaciteit van 60 m³/h aanwezig is. Hier voldoet het plan aan. 2. Op grond van de Wet op de Veiligheidsregio 2010 is de Hulpverleningsdienst Drenthe, in geval van calamiteit, verantwoordelijk voor het waarschuwen en alarmeren van de bevolking door middel van het Waarschuwings- en alarmeringssysteem. Als gevolg van deze taak zijn binnen de gemeente sirenes geplaatst op een zodanige wijze dat een optimale dekking gerealiseerd is binnen de gemeente. Er kan gesteld worden dat het plangebied binnen de dekking van het WAS-stelsel gelegen is. 3. Het is belangrijk dat in geval van calamiteiten de hulpverleningsdiensten direct ter plaatse kunnen komen en zonder beperkingen hulp kunnen verlenen. Om die reden dienen alle objecten in het plangebied via twee onafhankelijke wegen bereikbaar te zijn voor de hulpverleningsdiensten. Het gebied voldoet aan deze vereisten. 4. Op 18 maart 2008 heeft het college het basisbrandweerzorg niveau vastgesteld. Besloten is dat een eerste brandweerenheid in 80% van de gevallen binnen 15 minuten na alarmering op het hulpverleningsadres aanwezig dient te zijn. In de uitwerking van het collegebesluit is tevens aangegeven dat indien bij toekomstige situaties de landelijk geldende normtijden worden overschreden er in overleg met de brandweer besproken dient te worden welke compenserende maatregelen getroffen dienen te worden. Gezien de ligging van het plangebied is de verwachting dat binnen 15 minuten het eerste uitrukvoertuig niet ter plaatse zal zijn. Vanwege deze afwijking zal tussen de initiatiefnemer en de brandweer een overleg plaats dienen te vinden om compenserende maatregelen te treffen. 3.4 Milieu

In deze paragraaf worden vanuit een duurzame ruimtelijke ordening de voor dit bestemmingsplan relevante milieuaspecten beschreven. Aangegeven wordt wat de beperkingen en mogelijkheden in het plangebied zijn, bezien vanuit verschillende milieudisciplines. Dit hoofdstuk bevat de uitkomsten van de (technische) onderzoeken met conclusies. 3.4.1 Bedrijven en milieuzonering

Vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt de ontwikkeling in het plangebied een goede afstemming met de in de omgeving aanwezige bedrijvigheid. Ten behoeve van dit bestemmingsplan is een inventarisatie geweest van de aanwezige bedrijven. In Weiteveen en omgeving zijn geen bedrijven aanwezig die van invloed zijn op het plan en het plangebied. Andersom vormt het plan geen belemmering voor de aanwezige bedrijvigheid.

12 bestemmingsplan "Weiteveen, woning Kerkenweg" ( vastgesteld) bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg

3.4.2 Geluid

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. In het kader van wegverkeerslawaai is geen geluidsonderzoek nodig. De maximum snelheid op de Kerkenweg is 30 km/uur. Wel dient in het kader van de bouwvergunning worden aangetoond dat het binnenmilieu een geluidsniveau van maximaal 33 dB bedraagt. Mogelijk industrielawaai en spoorweglawaai zijn niet van toepassing.

3.4.3 Bodem

3.4.3.1 Algemeen De aanwezigheid van bodemverontreiniging kan gevolgen hebben voor het gebruik van de locatie. Niet alleen kan dit betekenen dat op het perceel gebruiksbeperkingen liggen. Ook kan het zo zijn dat de bodemverontreiniging de bestemming van de locatie in de weg staat. Het nemen van saneringsmaatregelen of het verwijderen van de bodemverontreiniging kan deze belemmering weer opheffen. Binnen de gemeente Emmen wordt op vele manieren grond hergebruikt en toegepast. Al het hergebruik en toepassen van grond dient te worden gemeld bij de gemeente Emmen. Bij de melding dient tevens een milieuhygiënische verklaring te worden overlegd om te bepalen wat de kwaliteit van de grond is. Soms is het mogelijk om grond her te gebruiken of toe te passen zonder milieuhygiënische verklaring. De gemeente Emmen heeft hiervoor in februari 2007, op basis van de Vrijstellingsregeling grondverzet, een bodemheersplan en bodemkwaliteitskaart vastgesteld. Grond afkomstig van een locatie, welke als niet verdacht wordt beschouwd van bodemverontreiniging, kan op basis van de bodemkwaliteitskaart worden hergebruikt of toegepast. De bodemkwaliteitskaart van de gemeente Emmen is maximaal 5 jaar na vaststelling geldig. Vanaf 1 juli 2008 geldt het Besluit bodemkwaliteit als nieuw beleidskader voor grond, baggerspecie en bouwstoffen. Omdat de gemeente Emmen de bodemkwaliteitskaart heeft vastgesteld blijft het mogelijk om grond her te gebruiken of toe te passen via de bodemkwaliteitskaart. 3.4.3.2 Uitkomsten onderzoek Voor het plangebied Weiteveen, woning Kerkenweg is door Sigma Bouw en Milieu een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op 25 juni 2010. Er is zintuiglijk in de boringen 4 en 7 puinsporen aangetroffen. Het bovengrondmengmonster is licht verontreinigd met molybdeen en niet met de overige onderzochte parameters. Het ondergrondmengmonster is niet verontreinigd met de onderzochte parameters. Het grondwater ter plaatse van de peilbuis 1 is licht verontreinigd met barium, koper en zink.De grond vrijkomend op de locatie is schoon op basis van HANS. Ondanks deze constateringen is de bodemkwaliteit geschikt voor de bouw van een woning. Immers de lichte verontreinigingen overschrijden de normen niet. 3.4.4 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit heeft als doel om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging tegen te gaan. Anderzijds geeft de wet mogelijkheden voor het creeren van ruimtelijke ontwikkelingen. De Wet luchtkwaliteit introduceert het onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten bestemmingsplan "Weiteveen, woning Kerkenweg" (vastgesteld) 13 bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg dragen 'niet in betekende mate' (NIBM) bij aan de luchtkwaliteit. Grote projecten zoals bedrijventerreinen of infrastructuur dragen juist wel bij 'in betekende mate' aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het begrip 'in betekende mate' doelt op een bepaalde norm van fijn stof en stikstofdioxide welke bij overschrijding een negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. Eveneens een belangrijk onderdeel van het instrumentarium is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Binnen het NSL werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren. In de Wet Milieubeheer is indirect een koppeling gelegd met ruimtelijke plannen. Deze koppeling houdt in dat bij het voorbereiden van ruimtelijke plannen, waaronder het bestemmingsplan, de luchtkwaliteit moet worden betrokken in de afwegingen. In de Wet Milieubeheer zijn grenswaarden opgenomen welke het niveau aangeven van de buitenluchtkwaliteit dat op een bepaald moment zoveel mogelijk moet zijn bereikt of in stand moet worden gehouden. Omdat er geen significante ontwikkelingen in het plangebied of rondom het plangebied gepland zijn, zal de concentratie van de NOx en fijnstof niet veranderen. Hierdoor betekent de luchtkwaliteit geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

3.5 Waterparagraaf

In deze waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem voor het plangebied van het bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg is ingericht, welke fysieke omstandigheden voor het gebied gelden en of speciale functies voor het plangebied gelden. Naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan en de stedelijke wateropgave heeft het het wateradvies van het waterschap een duidelijke plaats gekregen. De tekst in deze paragraaf is een uittreksel van de watertoets zoals deze is verzonden naar het waterschap. Voor een volledige weergave van de watertoets wordt verwezen naar de watertoest die als bijlage aan dit bestemmingsplan toegevoegd. 3.5.1 Waterhuishouding

Bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg ligt in het stroomgebied Rijn-Oost en valt onder het beheersgebied van het waterschap Velt en Vecht. Het waterbeleid voor dit gebied is vastgelegd in het Watersysteemplan en in het waterplan van de gemeente Emmen. Het plan ligt in een gebied dat op de kaart is aangemerkt als kwetsbaar water en milieubeschermingsgebied, hier zijn dan ook voorwaarden aan verbonden. Voor kwetsbaar water betekent dit om emissies van verontreiniging naar grond- en oppervlaktewater terug te dringen. Voor het milieubeschermingsgebied betekent dit het beschermen en verbeteren van de aanwezige milieukwaliteiten. Het waterschap volgt voor het milieubeschermingsgebied het provinciale beleid. Het plan ligt in het beheersgebied van waterschap Velt en Vecht en ligt binnen het stroomgebied Rijn-Oost. De maaiveldhoogte varieert van 14,5 m + NAP tot 18 m + NAP. Ten zuiden en ten oosten van het plangebied ligt het Bargerveen, in dit gebied is de waterhuishouding ingericht op (natte) natuur. Het maaiveld in dit veengebied ligt hoger dan het Maaiveld in de kern Weiteveen. Voor het Bargerveen wordt een gewenst Grond en oppervlaktewaterregime (GGOR) opgesteld. Dit maakt de waterhuishouding voor de kern Weiteveen complex. De optimale Grond- en oppervlaktewatertoestand voor bebouwd gebied wijkt sterk af van de optimale Grond- en oppervlaktewatertoestand voor hoogveen. Uitgangspunt is dat de situatie niet mag verslechteren in de kern Weiteveen. De grondwaterstand wordt gemonitord om dit uitgangspunt te toetsen.

14 bestemmingsplan "Weiteveen, woning Kerkenweg" ( vastgesteld) bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg

3.5.1.1 Stedelijke wateropgave In het kader van het verkennend onderzoek naar de stedelijke wateropgave is voor Emmen de conclusie dat de wateropgaaf ca. 26.000 m3 is. Deze wateropgaaf is bedoeld om de verwachtte extra neerslag door veranderende klimatologische omstandigheden te kunnen bergen in het eigen watersysteem van het gebied. Hierdoor wordt extra belasting van het hoofdafvoersysteem voorkomen (vasthouden-bergen-afvoeren). De wateropgaaf is berekend voor de situatie met een overschrijdingsfrequentie van 1 keer per 100 jaar, waarbij rekening is gehouden met 10 % extra neerslag, om de gevolgen van klimaatverandering in beeld te brengen.In het kader van het Lokaal Bestuursakkoord Waterbeheer zijn afspraken gemaakt om zowel de huidige als de toekomstige waterbergingsbehoefte gezamenlijk uit te werken. 3.5.1.2 Riolering Naast het inzamelen en afvoeren van afvalwater heeft het rioolstelsel een belangrijke functie in de afwatering van de verharde oppervlakken in het plangebied. In een gemengd rioolstelsel worden afvalwater en regenwater 'gemengd' en vervolgens gezamenlijk afgevoerd naar de rioolwaterzuivering. Tijdens perioden met meer neerslag kan het voorkomen dat de rioolberging geheel gevuld raakt en zal rioolwater via de riooloverstorten naar het oppervlaktewater stromen. Een gescheiden rioolstelsel houdt afvalwater en regenwater gescheiden. Afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuivering, regenwater wordt rechtstreeks op het oppervlaktewater geloosd. In Weiteveen ligt een gemengd stelsel. Op een aantal plaatsen is afgekoppeld en ligt een gescheiden stelsel. Om de kwaliteit van het water te waarborgen wordt bij nieuwe bouwprojecten gestimuleerd om niet uitlogende materialen te gebruiken. Bij het waterschap geniet het bovengronds afkoppelen van hemelwater en op eigen perceel infiltreren de voorkeur. Het is wenselijk dat er geen gebruik gemaakt wordt van uitlogende (bouw)materialen. 3.5.1.3 Nieuwbouw en waterkwaliteit en -kwantiteit Bij nieuwe ontwikkelingen mag het regenwater niet worden geloosd op het riool. Het dient ter plaatse te worden geïnfiltreerd of (via een bodempassage) te worden afgevoerd naar het oppervlaktewater. Vanwege de plaatselijk voorkomende slecht doorlatende lagen is het nodig bij infiltratie goed onderzoek te doen naar de opbouw van de ondergrond om grondwateroverlast te voorkomen. Bij de afwatering van het perceel moet daarmee rekening worden gehouden. Dat geldt ook voor het bouwpeil (vloerpeil) van de bebouwing. Het aanwezige oppervlaktewater mag niet vervuild raken door de agrarische activiteit of door de bouwactiviteiten. Het afstromende regenwater moet zo schoon mogelijk blijven. Bij nieuwbouw moet specifiek rekening worden gehouden met de ontwateringsdiepte in relatie tot het vloerpeil. Vloeren moeten grondwaterbestendig zijn en in bepaalde situaties(in overleg met het waterschap) heeft het de voorkeur kruipruimteloos te bouwen. 3.5.2 Wateradvies waterschap

Gemeente Emmen heeft het waterschap tijdig ingelicht over de planvorming. Op 16 juli 2010 is de watertoets aangevraagd. Hierdoor heeft het waterschap de gemeente goed op de hoogte kunnen stellen van de waterhuishoudkundige aspecten binnen het plan. Er wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding. Het concept - ontwerpbestemmingsplan is voor overleg aan het waterschap voorgelegd. Gelet op het advies van het waterschap, worden gebieden die kansrijk zijn voor infiltratie van hemelwater, zoals parkeerplaatsen en groenvoorzieningen, mede bestemd voor waterhuishoudkundige voorzieningen. Daarnaast wordt het bestaande oppervlaktewater specifiek bestemd als water.

bestemmingsplan "Weiteveen, woning Kerkenweg" (vastgesteld) 15 bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg

Hoofdstuk 4 Beschrijving ontwikkeling 4.1 Algemene planbeschrijving

Het plan voorziet in de de bouw van een woning aan de Kerkenweg tussen de huisnummers 26 en 28 te Weiteveen.Gelet op de ruimte in het bebouwingslint, mede ingegeven door de beleidsnotitie "Bouwen in de linten"is het mogelijk een vrijstaande woning te bouwen. In principe dient de nokrichting van gebouwen haaks op de wijk te worden gebouwd.

16 bestemmingsplan "Weiteveen, woning Kerkenweg" ( vastgesteld) bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting op het bestemmingsplan 5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De regels en verbeelding zijn aan elkaar gerelateerd. Dit betekent dat de verbeelding en de regels altijd in samenhang moeten worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzes te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid. Het bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg is in overwegende mate een beheersplan. Het doel van dit bestemmingsplan is het actualiseren van het geldende planologische regime, waarbij het vastleggen van de bestaande situatie het belangrijkste uitgangspunt is. Tevens dient het nieuwe bestemmingsplan rechtszeker, eenvoudig te begrijpen, goed toepasbaar en handhaafbaar te zijn voor de gebruiker. Met de indeling van het bestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op de "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008" van het ministerie van VROM.

5.2 Toelichting op de verbeelding

Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart Emmen (BKE) gehanteerd. Deze basiskaart bestaat uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) met gemeentelijke aanvullingen in de vorm van extra meetgegevens. Met het oog op de volledigheid en nauwkeurigheid van de aanwezige bebouwing wordt de meest recente versie van de BKE gehanteerd. Hiervoor wordt maandelijks de BKE automatisch herzien. Echter, de ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd. De BKE wordt naast de extra meetgegevens aangevuld met kadastrale gegevens van de Digitale Kadastrale Kaart. Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en / of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld. 5.3 Toelichting op de regels

De regels zijn een juridische vertaling van het planologisch/ ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Voor elke bestemming is afzonderlijk een bestemmingsregel opgenomen. Af en toe kan het nodig zijn dat afwijking van de gestelde regels gewenst is. Deze flexibiliteitbepalingen bieden de mogelijkheid om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De uitvoering van de flexibiliteitregelingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders en de uitvoering zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning. In het bestemmingsplan diverse flexibiliteitregelingen opgenomen, deze zijn: Afwijkingen van de bouwregels; Afwijking van de gebruiksregels; Nadere eisen; De afwijkingen maken afwijkingen van geringe aard mogelijk via een omgevingsvergunning, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Met de nadere eisen kunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen.

bestemmingsplan "Weiteveen, woning Kerkenweg" (vastgesteld) 17 bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg

Bij toepassing van een ontheffing en / of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in de onderstaande tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen moeten worden bij de afweging of een ontheffing wordt verleend en/ of het toepassen van de nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor de afwijkingen en de nadere eisen, de uitvoering van deze flexibiliteitsbepalingen zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning. Bij toepassing van een ontheffing en/ of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria: 1. Woonsituatie: Ten aanzien van de woonsituatie dient rekening gehouden te worden met het in stand houden en/ of garanderen van een goede woonsituatie, hierbij dient gelet te worden op: i. de verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte; ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen; iii. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden; iv. het uitzicht; v. de aanwezigheid van voldoende privacy. 2. Straat- en bebouwingsbeeld: In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing dient aandacht gegeven te worden aan: i. een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte, (landschappelijke inpassing); ii. de verhouding tussen de hoogte breedte van gebouwen; iii. gevelbeelden; iv. de samenhang van de bouwvorm met nabij gelegen bebouwing; v. de hoogtedifferentiatie; vi. de situering van gebouwen op het perceel; vii. de geleding van de gebouwen indien de oppervlakte meer dan 1000 meter² bedraagt. 3. Culthuurhistorie i. cultuurhistorische waarden en archeologische waarden; 4. Verkeersveiligheid Ten waarborging van verkeersveiligheid dient rekening gehouden te worden met: i. verkeersaantrekkende werking, toename van de verkeersintensiteit en de parkeerbehoefte; ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen; iii. benodigde uitzichthoeken van wegen; iv. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg; v. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en of fiets- en voetpaden; vi. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte. 5. Sociale veiligheid Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is dient rekening gehouden te worden: i. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek; ii. de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt. 6. Brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding

18 bestemmingsplan "Weiteveen, woning Kerkenweg" ( vastgesteld) bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg

Ten aanzien van de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding dient rekening gehouden te worden met de volgende aspecten: i. aanwezigheid van kwetsbare objecten; ii. de aanwezigheid en routering van vluchtwegen; iii. de bereikbaarheid van de bouwwerken; de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen. 7. Milieusituatie: Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg van een ruimtelijke ingreep dient rekening gehouden te worden met: i. de mate van hinder voor de omliggende functies; ii. de gevolgen voor de externe veiligheid; iii. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies; iv. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving; v. de gevolgen voor de bodemkwaliteit; vi. de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit; vii. de situering van gebouwen ten opzichte van het water. 8. Gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen Ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken is het niet toegestaan op enig terrein zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, waarvan de toestand op dat moment overeenkomt met het plan, een situatie zou ontstaan die niet meer overeenkomt met het plan of waardoor een reeds bestaande afwijking van het plan zou worden vergroot. Figuur 5.1: Beoordelingscriteria ontheffingen en nader eisen De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken: Hoofdstuk 1. Inleidende regels; Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels; Hoofdstuk 3. Algemene regels; Hoofdstuk 4. Overgangs - en slotregels. De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht: 5.3.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 worden diverse begrippen welke in de planregels worden gehanteerd nader verklaard. Dit om mogelijke interpretatieproblemen te voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten. Artikel 1 Begrippen De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik. Met uitzondering van de eerste twee begrippen (plan en bestemmingsplan) zijn de begrippen alfabetisch gerangschikt. De begrippen zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt. Artikel 2 Wijze van meten De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

bestemmingsplan "Weiteveen, woning Kerkenweg" (vastgesteld) 19 bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg

5.3.2 Hoofdstuk 2 bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 van de regels worden de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. 5.3.2.1 Tuin Artikel 3 Tuin De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen. zie bestemmingsomschrijving in de regels. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen worden gebouwd. Voor erfafscheidingen gelden specifieke hoogtematen, overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen maximaal 1 meter hoog zijn op basis van het bestemmingsplan.

5.3.2.2 Wonen Artikel 4 Wonen-Vrijstaand De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen. De specificatie van de hoofdgroep Wonen is gerelateerd aan het soort gebouw. Binnen de bestemming Wonen wordt de mogelijkheid geboden voor de bouw van woningen en de realisatie van daarbij behorende voorzieningen. Dit laatste is tevens bedoeld om ondergeschikte, aan de woonfunctie grenzende voorzieningen (bijvoorbeeld groenvoorzieningen of toegangswegen), waarvan de feitelijke begrenzing niet exact blijkt samen te vallen met de bestemmingsgrens, onder de woonbestemming te brengen. Bij vrijstaande woningen geldt dat maximaal 75 m² bijgebouwen gerealiseerd mogen worden mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd (inclusief de ruimte die gebruikt wordt voor de woning). Voor vrijstaande woningen geldt dat het hoofdgebouw in het bouwvlak gerealiseerd dient te worden. Het bouwvlak van het hoofdgebouw is per woning op basis van stedenbouwkundige uitgangspunten bepaald. Als uitgangspunt voor de totale bebouwing op het bouwperceel geldt dat het perceel niet meer dan 50% bebouwd mag worden. Bijgebouwen dienen ondergeschikt aan het hoofdgebouw te zijn en mogen in het bouwvlak maar ook op het zij- en achtererf gebouwd worden. Voor het te bouwen m2 aan bijgebouwen geldt een maximum dat is aangegeven binnen de regels. Hierbij dient het uitgangspunt dat niet meer dan 50% van het bouwperceel bebouwd mag te worden nageleefd. Voor alle woonvormen geldt dat wonen in bijgebouwen niet is toegestaan. Tevens mag in het bestemmingsplan het aantal woningen niet worden vermeerderd, tenzij dit met een aanduiding op de verbeelding anders word aangegeven. In de bestemming Wonen zijn afwijkingen van de bouwregels opgenomen om het bestemmingsplan flexibeler te maken. Naast algemene afwijkingen (o.a. vergroten van de bouwmogelijkheden voor goot- en nokhoogte, bouwen van bijgebouwen in de voorgevel van het hoofdgebouw, bouwen van het hoofdgebouw maximaal 5 meter achter de gevellijn en het bouwen met een minder steile dakhelling) zijn er ook specifieke ontheffingen opgenomen. Een voorbeeld hiervan is het op medische indicatie bouwen op- of achter de gevellijn en specifiek voor het oprichten van 30m² bebouwing voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Daarnaast zijn ten aanzien van het gebruik afwijkingsmogelijkheden opgenomen voor de uitoefening van een aan huis gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten in een deel van de woning .

5.3.3 Hoofdstuk 3 algemene regels

Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen. Artikel 5 anti-dubbeltelregel Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogel is ijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet

20 bestemmingsplan "Weiteveen, woning Kerkenweg" ( vastgesteld) bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg

meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere bouwvergunning. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een bouwvergunning te verkrijgen. Artikel 6 algemene bouwregels In artikel zijn regels opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen. De genoemde onderdelen mogen de in de regels bepaalde maximale bouwhoogte overschrijden met de in artikel genoemde maten. Hiervoor is bewust gekozen omdat dit duidelijkheid en enige vrijheid aan ontwerpers biedt. Tevens wordt in dit artikel, artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing verklaard met uitzondering van een zestal onderwerpen dit o.a in verband met de bereikbaarheid, beheer en gebruik van het openbaar gebied. Artikel 7 algemene gebruiksregels Bij de formulering van de gebruiksbepalingen is een algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit maakt het noodzakelijk dat de bestemmingsomschrijving voldoende duidelijk is.

Artikel 8 algemene afwijkingsregels De afwijkingsregels zijn regels waardoor aan de bestemmingsbepalingen de nodige extra flexibiliteit wordt meegegeven. Het college van burgemeester en wethouders kan bijvoorbeeld een omgevingsvergunning verlenen voor de in het plan aangegeven maten tot ten hoogste 10 %. De afwijkingen mogen alleen gebruikt worden indien niet op grond van een andere bepaling in deze regels een omgevingsvergunning kan worden verleend. Dit betekent dat niet 2 keer een omgevingsvergunning kan worden verleend van eenzelfde bepalingen of dat bepalingen die extra bouwmogelijkheden geven niet cumulatief gebruikt mogen worden.

5.3.4 Hoofdstuk 4 overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 van de regels zijn twee artikelen opgenomen, het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing en de slotregel waarin de citeertitel van het bestemmingsplan wordt aangehaald. Artikel 9 Overgangsrecht In dit artikel is het overgangsecht ten aanzien van legaal bestaand gebruik en legale bestaande bouwwerken opgenomen die afwijken van de (nieuwe) bestemming. Het overgangsrecht beschermt de gevestigde belangen of rechten bij een nieuwe, van de bestaande situatie afwijkende regeling. Dit betekent dat bestaand gebruik en bestaande bouwwerken welke in strijd zijn met het nieuwe bestemmingsplan, maar reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet, met als doel het uiteindelijk beëindigen van de afwijkende situatie. Voorheen illegale bebouwing en illegaal gebruik worden met het overgangsrecht niet gelegaliseerd. Artikel 10 Slotregel In de Slotregel van het bestemmingsplan wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan aangehaald worden als "Regels van het bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg ".

bestemmingsplan "Weiteveen, woning Kerkenweg" (vastgesteld) 21 bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg

5.4 Handhaving

De verantwoordelijkheid voor controle en handhaving van het bestemmingsplan ligt bij de gemeente. De basis voor een werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een goede registratie van verleende vergunningen en ontheffingen. Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan heeft een nauwgezette inventarisatie plaats gevonden van de feitelijke situatie. De bestaande ruimtelijke situatie is in dit bestemmingsplan opnieuw vastgelegd. Daarnaast heeft bestaand beleid zijn doorwerking in de regels gekregen. Hierdoor is het juridisch kader van het bestemmingsplan eigentijdser, beter toepasbaar en goed naleefbaar geworden. Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt als de planregels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Bestemmingsplannen zijn immers bindend voor overheid en burger ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving. De gemeente Emmen heeft handhavingsbeleid ontwikkeld, waarin wordt aangegeven hoe de handhaving van het bestemmingsplan opgepakt wordt. Met het handhavingsbeleid wordt aangesloten op het programma van de landelijke Stuurgroep Handhaven op Niveau met betrekking tot het programmatisch handhaven. Dit betekent dat niet tegen alle illegale situaties wordt opgetreden maar tegen zaken met een uitstralend effect. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een prioriteitenlijst vastgesteld door het college, dat de mate van prioriteit tot handhavend optreden aangeeft. Ongeacht de wijze waarop handhaving van het bestemmingsplan vorm krijgt geldt voor de gemeente geldt als eerste handhavingprioriteit de aanpak van calamiteiten met een levensbedreigend karakter, waarbij men moet denken aan instortings- en brandgevaar en asbestvervuiling. De opzet van het programmatisch aanpakken is dat niet alle illegale situaties worden opgepakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, dat een uitstralend effect zal hebben. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een prioriteitenlijst dat de mate van prioriteit tot handhavend optreden aangeeft. Nieuw vastgestelde bestemmingsplannen lenen zich bij uitstek voor een projectmatige aanpak.

22 bestemmingsplan "Weiteveen, woning Kerkenweg" ( vastgesteld) bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke betrokkenheid 6.1 Overleg ex. artikel 3.1.1 Bro en zienswijzen

Het college heeft het bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg vrijgegeven voor overleg artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). 6.1.1 Overleg

Het concept- ontwerpbestemmingsplan is voor overleg verzonden naar verschillende overlegpartners. De ontvangen adviezen en reacties zijn gebundeld in de Nota van Beantwoording behorende bij het bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg. IIn deze nota is tevens het standpunt van het college van burgemeester en wethouders ten aanzien van de verschillende overlegreacties opgenomen. Waar de adviezen en reacties leidden tot aanpassingen van het bestemmingsplan, zijn de aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt. Voor de inhoud van de overlegreacties en het standpunt van het college wordt verwezen naar voornoemde nota. De Nota van Beantwoording maakt deel uit van het bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg. 6.2 Zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan

Tegen het bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg zijn geen zienswijzen ingediend. De zienswijzen hebben geen aanleiding gegeven tot het aanpassen van het ontwerpbestemmingsplan.

bestemmingsplan "Weiteveen, woning Kerkenweg" (vastgesteld) 23 bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie via een exploitatieplan, tenzij kostenverhaal anderszins is verzekerd. De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan o.a. wordt verstaan de bouw van een woning of de uitbreiding van een gebouw van 1000 m2 of meer.

De te verhalen kosten worden limitatief opgesomd in artikelen in de kostensoorten lijst (art. 6.2.4 Bro). Voor het voorliggend bestemmingsplan maakt de gemeente alleen kosten voor het opstellen en begeleiden van het bestemmingsplan. De noodzakelijke onderzoeken zijn al voor rekening van de aanvrager uitgevoerd. Voor het opstellen van een bestemmingsplan brengt te gemeente overeenkomstig de door de raad vastgestelde Legesverordening de werkelijke kosten in rekening. De kosten van het maken van het voorliggend bestemmingsplan worden in dit geval in z'n geheel gedekt door de legesinkomsten. Door het voldoen van de legesbijdrage is kostenverhaal in dit geval dus anderszins verzekerd. Er hoeft dan ook geen exploitatieplan te worden vastgesteld.

24 bestemmingsplan "Weiteveen, woning Kerkenweg" ( vastgesteld) bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg

Bijlagen bij de toelichting

bestemmingsplan "Weiteveen, woning Kerkenweg" (vastgesteld) 25 bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg

26 bestemmingsplan "Weiteveen, woning Kerkenweg" ( vastgesteld) bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg

Bijlage 1 Nota van Beantwoording

bestemmingsplan "Weiteveen, woning Kerkenweg" (vastgesteld) 27 bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg

28 bestemmingsplan "Weiteveen, woning Kerkenweg" ( vastgesteld)

Nota van beantwoording behorende bij het bestemmingsplan "Weiteveen, woning Kerkenweg"

dienst beleid afdeling fysiek ruimtelijke ontwikkeling

december 2010

Op 11 oktober 2010 is het concept-ontwerpbestemmingsplan “Weiteveen, woning Kerkenweg” in overleg gebracht. Dit overleg heeft geleid tot een reactie van:

1. Commissie afstemming ruimtelijke plannen van provincie Drenthe 2. VROM-inspectie 3. Ministerie van Defensie 4. Waterschap Velt en Vecht 5. IVN vereniging voor Natuur- en Milieu-educatie 6. EOP van Weiteveen

De provincie Drenthe heeft laten weten dat het plan hen geen aanleiding geeft tot het maken van op- en aanmerkingen omdat er geen provinciale belangen zijn gemoeid, en dat zij ermee kunnen instemmen.

Op de reacties van de overige instanties wordt in deze nota inhoudelijk ingegaan.

Ten slotte wordt opgemerkt dat IVN vereniging voor Natuur- en Milieu-educatie en de EOP van Weiteveen niet hebben gereageerd.

De reacties laten zich als volgt samen vatten, gevolgd door commentaar.

Leeswijzer: A. Gemaakte opmerking B. Commentaar C. Besluitvorming

1. VROM-inspectie

A1. In het bestemmingsplan is onvoldoende aandacht geschonken aan het aspect geluid. Voor het overige wordt het nationaal belang niet geschaad. B1. In de toelichting is inderdaad op dit specifieke punt niet ingegaan. C1. De paragraaf 3.4 wordt op dit punt uitgebreid.

2. Waterschap Velt en Vecht

A2. Het gebied waar de woning is geprojecteerd is aangemerkt als kwetsbaar water- en milieubeschermingsgebied, waaraan voorwaarden aan verbonden. Voor kwetsbaar water betekent dit om emissies van verontreiniging naar grond- en oppervlaktewater terug te dringen. B2. Het beschermen van de waterkwaliteit, als onderdeel van het milieubeschermingsgebied kan niet in een postzegelpan worden geregeld. In het kader van een bestemmingsplan voor het Buitengebied kan hierop worden ingegaan. Het onderdeel kwetsbaar water kunnen in het kader van de uitvoering van het bestemmingsplan hiervoor door initiatiefnemer enige maatregelen worden genomen. C2. De paragraaf watertoets wordt uitgebreid.

A3. Bij het waterschap geniet het bovengronds afkoppelen van hemelwater en op eigen perceel infiltreren de voorkeur. Het is wenselijk dat er geen gebruik gemaakt wordt van uitlogende (bouw)materialen. B3. Dit algemene aspect zal ook in deze toelichting kort worden beschreven. C3. De paragraaf watertoets wordt ook op dit punt uitgebreid.

*10. 12391*

VROM-Inspectie / 'rt w\ ' Ministerie van Infrastructuur en Milieu

> Retouradres Postbus 16191 2500 BD Den Haag

VROM-Inspectie Het college van burgemeester en wethouders Directie Uitvoering van de gemeente Emmen Regionaleafdeling Noord Postbus 30001 Cascadeplein 10, Groningen Postbus 16191 7800 RA Emmen 2500 BD Den Haag Interne postcode 510 www.vrominspectle.nl

Contactpersoon drs. V.K. van der Bijl

T 050-5992700 F 050-5992699 vln-rulmtelijkeplannen 2' 6 NOV. 2010 ©mlnvrom.nl Datum Betreft bestemmingsplan "Weiteveen, woning Kerkenweg" Kenmerk 20100069286-VBD

Kopie aan Het college van Gedeputeede Staten van de Geacht college, provincie Drenthe Postbus 122 Op 11 oktober 2010 heb ik uw verzoek ontvangen om advies op grond van 9400 AC Assen artikel 3.1,1 van het Besluit ruimtelijke ordening over het voorontwerpbestemmingsplan "Weiteveen, woning Kerkenweg".

In de brief van 26 mei 2009 aan alle colleges van burgemeester en wethouders heeft de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, aangegeven over welke nationale belangen uit de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid (RNRB, TK 2007-2008, 31500 nr. 1) gemeenten altijd overleg moeten voeren met het Rijk. Gemeenten verzoeken zelfde afzonderlijke rijksdiensten om advies. De VROM-Inspectie coördineert de rijksreactie over voorontwerpbestemmingsplannen, -projectbesluiten en -structuurvisies.

Het bovengenoemde plan geeft aanleiding tot het maken van de volgende opmerking, gelet op de nationale belangen zoals die zijn verwoord in de RNRB. Het nummer achter het nationaal belang verwijst naar het nummer in de RNRB,

Nationaal belang 09: Milieukwaliteit en externe veiligheid Geluid In de plantoelichting mis ik aandacht voor het onderwerp geluid. Het plan ligt binnen de zone van een doorgaande weg. De geluidsbelasting dient door middel van akoestisch onderzoek in beeld te worden gebracht. Ik verzoek u de plantoelichting hierop aan te passen.

Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met de contactpersoon die in het briefhoofd is vermeld.

Pagina 1 van 2 Ik vertrouw erop dat u de opmerking op een adequate wijze zult verwerken in het vROM-mspectie bestemmingsplan. Directie Uitvoering Regionaleafdeling Noord Hoogachtend, de wnd. directeur-inspecteur regio Noord, 201Ö0069286-VBD

- 4 •• / ' , m/. RJ.M. van den Bogert

Pagina 2 van 2 Provinciehuis Westerbrink i, Assen T (0592)365555 Postadres Postbus 122, 9400 AC Assen F (0592)365777 www.drenthe.nl provincie Prenthe

Aan: 10.114986 Gemeente Emmen Postbus 30001 7800 RA EMMEN •l'Hi'"IHIMii'i'i''HHHh'l

'Dj>^'£- 1' O à 3*7

Assen, 11 november 2010 Ons kenmerk 201000727-00249417 Behandeld door W.F.R. Feenstra (0592) 365727 Onderwerp: Advies geen provinciaal belang Ruimtelijk Plan Weiteveen, woning Kerkenweg

Geacht college,

In het kader van het overleg, zoals bedoeld in artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening, heeft u ons college om een reactie gevraagd over het voorontwerp-Bestemmingsplan "Weiteveen, woning Kerkenweg".

Provinciaal belang Op basis van de Omgevingsvisie Drenthe (vastgesteld door Provinciale Staten op 2 juni 2010) is gebleken dat er geen provinciaal belang in het plan is opgenomen.

Indien het plan overeenkomstig dit voorontwerp in procedure wordt gebracht, mag u er vanuit gaan dat Gedeputeerde Staten geen reden zal zien om vanuit provinciaal belang in te grijpen in de verdere procedure.

Hiermee is, voor wat betreft de provinciale diensten, voldaan aan het vooroverleg als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening. 2 provincie Prenthe

Hoogachtend,

Gedeputeerde Staten van Drenthe, namens deze,

dr. P.J. van Eijk, manager Duurzame Ontwikkeling -----Oorspronkelijk bericht----- Van: watertoets watertoets [mailto:[email protected]] Verzonden: maandag 30 augustus 2010 13:14 Aan: Martijn Tiggelaar Onderwerp: Wateradvies bouw woning aan de Kerkenweg te Weiteveen, Dossiercode: EMM-WTVN-10-0338

Geachte heer Tiggelaar,

Op 16 juli 2010 heeft waterschap Velt en Vecht uw verzoek om een wateradvies, via de website www.dewatertoets.nl, ontvangen.

Het gaat hierbij om de bouw van een nieuwe woning aan de Kerkenweg tussen nr. 26 en 28 te Weiteveen. In kader van de watertoets heeft het waterschap de volgende opmerkingen:

Het plan ligt in een gebied dat op de kaart is aangemerkt als kwetsbaar water en milieubeschermingsgebied, hier zijn dan ook voorwaarden aan verbonden. Voor kwetsbaar water betekent dit om emissies van verontreiniging naar grond- en oppervlaktewater terug te dringen. Voor het milieubeschermingsgebied betekent dit het beschermen en verbeteren van de aanwezige milieukwaliteiten. Het waterschap volgt voor het milieubeschermingsgebied het provinciale beleid.

Bij het waterschap geniet het bovengronds afkoppelen van hemelwater en op eigen perceel infiltreren de voorkeur. Het is wenselijk dat er geen gebruik gemaakt wordt van uitlogende (bouw)materialen.

De invloed van het plan op de waterhuishouding is gering.

Wanneer voornoemde opmerkingen in het plan worden meegenomen heeft waterschap Velt en Vecht geen bezwaar.

Hoogachtend,

Lammert Lasker, Medewerker watertoets Waterschap Velt en Vecht Postbus 330 7740 AH Coevorden

bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg

Bijlage 2 Archeologisch onderzoek

bestemmingsplan "Weiteveen, woning Kerkenweg" (vastgesteld) 37 bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg

38 bestemmingsplan "Weiteveen, woning Kerkenweg" ( vastgesteld)

Archeologisch bureau- en booronderzoek aan Kerkenweg 26 te Weiteveen, gemeente Emmen (DR)

opdrachtgever de heer J. Tappel datum 7 september 2010 projectleider de heer G.J. de Roller projectnummer 93051510 status definitief ISSN-nummer 1875-5313 MUG-publicatie 2010-59

projectnummer 93051510 7 september 2010

MUG-projectnummer 93051510 Opdrachtgever de heer J. Tappel MUG-publicatie 2010-59 Bevoegd gezag gemeente Emmen Beheer en plaats documentatie MUG Ingenieursbureau b.v. Onderzoek meldingsnummer bureauonderzoek 41123 Onderzoek meldingsnummer booronderzoek 41124 Tekst de heer G.J. de Roller Afbeeldingen de heer A. Huygen Redactie mevrouw J. Bolink-Nanninga Status definitief Autorisatie de heer drs. B. Bijl

Uitgegeven door MUG Ingenieursbureau b.v. Postbus 136 9350 AC Leek Datum 7 september 2010 ISSN 1875-5313

projectnummer 93051510 7 september 2010

INHOUDSOPGAVE

Samenvatting 1

1 Inleiding 2 1.1 Aanleiding 2 1.2 Ligging van het onderzoeksgebied 2 1.3 Doel van het onderzoek 3 1.3.1 Bureauonderzoek 3 1.3.2 Verkennend inventariserend veldonderzoek 3 1.4 Werkwijze 3 1.4.1 Bureauonderzoek 3 1.4.2 Verkennend inventariserend veldonderzoek 3

2 Resultaten 5 2.1 Bureauonderzoek 5 2.1.1 Huidige situatie en aardwetenschappelijke waarden 5 2.1.2 Bekende archeologische waarden 7 2.1.3 Historische situatie 9 2.1.4 Toekomstige ingreep 10 2.1.5 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel 11 2.2 Verkennend inventariserend veldonderzoek 12

3 Conclusie en aanbeveling 13 3.1 Conclusie 13 3.2 Aanbeveling 13

Literatuur 14

BIJLAGEN

Bijlage 1 Boorstaten Weiteveen Bijlage 2 Overzicht van de onderzoekslocatie, boorpuntenkaart

projectnummer 93051510 7 september 2010 pagina 1 van 14

Samenvatting

Aanleiding tot het hier beschreven archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO) wordt gevormd door de bouwplannen van de opdrachtgever voor het onderzochte perceel aan Kerkenweg 26 te Weiteveen, gemeente Emmen, provincie Drenthe. Omdat deze plannen met bodemverstorende ingrepen gepaard gaan, is een archeologisch vooronderzoek conform de Wet op de archeologische monumentenzorg noodzakelijk. De heer J. Tappel heeft MUG Ingenieursbureau, afdeling Archeologie, opdracht gegeven het IVO uit te voeren. Het onderzoek bestaat uit een bureau- en booronderzoek.

Uit het bureauonderzoek blijkt dat Weiteveen een recente veenontginning is. Rond het onderzoeksgebied kwamen in de jaren ‘50 van de vorige eeuw de eerste woningen. Tussen 1900 en 1935 werd een begin gemaakt met de ontginning van het gebied. De eventueel verstorende bodemingrepen zijn beperkt tot deze ontginningsperiode. Het onderzoeksgebied zelf is nooit bebouwd geweest. Volgens de bodemkaart heeft zich in de pleistocene ondergrond een podzolbodem ontwikkeld. Juist in de top van het pleistocene zand kunnen archeologische resten aanwezig zijn. Uit de omgeving van Weiteveen zelf zijn geen vondsten of waarnemingen in Archis opgenomen.

Uit het booronderzoek blijkt dat er in de pleistocene ondergrond geen podzolbodem aanwezig is. In alle boringen zijn aanwijzingen aangetroffen voor een niet meer intacte bodemopbouw. In de boringen en tijdens de oppervlaktekartering zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen.

Gezien de uitkomsten van het onderzoek is de kans op het aantreffen van intacte archeologische resten nihil. Er wordt daarom aanbevolen het terrein vrij te geven.

Wanneer bij de uitvoering onverhoopt grondsporen en/of vondsten worden aangetroffen, dient hiervan direct melding te worden gemaakt bij de provinciaal archeoloog.

projectnummer 93051510 7 september 2010 pagina 2 van 14

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aanleiding tot het hier beschreven archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO) wordt gevormd door de bouwplannen van de opdrachtgever voor het onderzochte perceel aan Kerkenweg 26 te Weiteveen, gemeente Emmen, provincie Drenthe. Omdat deze plannen met bodemverstorende ingrepen gepaard gaan, is een archeologisch vooronderzoek conform de Wet op de archeologische monumentenzorg noodzakelijk. De heer J. Tappel heeft MUG Ingenieursbureau, afdeling Archeologie, opdracht gegeven het IVO uit te voeren. Voorafgaand aan het veldwerk heeft een bureaustudie plaatsgevonden. Het archeologisch booronderzoek is op 9 juni 2010 door de heer G.J. de Roller uitgevoerd conform de eisen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.1. en de richtlijnen van provincie Drenthe.

Tabel 1.1 Overzicht van de objectgegevens Objectgegevens Provincie Drenthe Gemeente Emmen Plaats Weiteveen Toponiem Kerkenweg 26 Kaartblad 23A Coördinaten 263967/521267 NW 263988/521260 NO 263981/521225 ZO 263951/521234 ZW Grondsoort zand Geomorfologie veenontginnningsvlakte

1.2 Ligging van het onderzoeksgebied

Het onderzoeksgebied ligt aan Kerkenweg 26 te Weiteveen en is in gebruik als tuin/moestuin. De totale oppervlakte is circa 600 m 2. 265/522

263/520 Afbeelding 1. Topografische kaart met in het rood bij de pijl het onderzoeksgebied (Bron: Topografische Dienst Nederland)

projectnummer 93051510 7 september 2010 pagina 3 van 14

1.3 Doel van het onderzoek

1.3.1 Bureauonderzoek

Het bureauonderzoek heeft als doel inzicht te krijgen in bekende en de te verwachten archeologische waarden van het plangebied. Aan de hand van deze informatie wordt een archeologisch verwachtingsmodel opgesteld. Voor het bureauonderzoek dienen de volgende vragen te worden beantwoord. Vraag 1: Wat is de archeologische verwachting van het gebied buiten de reeds bekende AMK-terreinen (indien mogelijk, gespecificeerd naar aard, vindplaatsen en perioden)? Vraag 2: Zijn er binnen de verwachtingszones specifieke aandachtslocaties aan te geven (zandkoppen of -ruggen, veentjes, historische bebouwing en infrastructuur)? Vraag 3: Wat is er bekend over bodemverstorende ingrepen in het plan-/onderzoeksgebied? Vraag 4: Welk vervolgonderzoek is er nodig om de door het bureauonderzoek in beeld gebrachte specifieke archeologische verwachting te toetsen?

1.3.2 Verkennend inventariserend veldonderzoek

Het veldonderzoek heeft als doel het verwachtingsmodel te toetsen en waar nodig aan te vullen. Daarnaast dienen de vragen uit het Plan van Aanpak (PvA), opgesteld door de heer G.J. de Roller, te worden beantwoord. Vraag 1: Is de bodemopbouw intact en hoe ziet die eruit? Vraag 2: Zijn er archeologische indicatoren aanwezig en zo ja, wat is de aard, datering en horizontale en verticale spreiding hiervan? Vraag 3: Komt het verwachtingsmodel overeen met de veldgegevens?

Aan de hand van de gegevens van beide onderzoeken kan worden nagegaan of er in het onderzoeksgebied archeologische waarden te verwachten zijn en/of de voorgenomen ingrepen een bedreiging vormen voor het archeologische bodemarchief. Indien dit het geval is, wordt geadviseerd hoe hiermee omgegaan dient te worden.

1.4 Werkwijze

1.4.1 Bureauonderzoek

In het bureauonderzoek wordt het huidige grondgebruik, de historische situatie en mogelijke verstoringen alsmede de bekende archeologische en aardwetenschappelijke waarden beschreven. Hiertoe worden o.a. topografische kaarten, de plannen en gegevens van de opdrachtgever, luchtfoto’s en, indien aanwezig, gegevens van milieukundig onderzoek gebruikt.

Een beschrijving van de historische situatie is gebaseerd op historisch topografisch kaartmateriaal, zoals kadastrale kaarten en de website van Wat was waar (http://ngz.watwaswaar.nl). Voor de bekende bodemkundige en geologische waarden wordt gebruikgemaakt van bodemkaarten en geomorfologische kaarten. De archeologische waarden zijn gebaseerd op de gegevens in Archis (digitale database van de Nederlandse archeologie van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE)), waar de Archeologische MonumentenKaart deel van uitmaakt. Daarnaast wordt, indien het mogelijk is, teruggegrepen op gegevens van al eerder uitgevoerd onderzoek in de directe omgeving. Met behulp van deze gegevens wordt een gespecificeerde verwachting voor het onderzoeksgebied opgesteld.

1.4.2 Verkennend inventariserend veldonderzoek

Om het gespecificeerde verwachtingsmodel te toetsen, wordt een inventariserend booronderzoek uitgevoerd dat bestaat uit een boorgrid van zes boringen. Om een juiste indruk van de bodemopbouw te kunnen krijgen, zijn deze boringen verspreid over het terrein gezet. In de naast elkaar liggende raaien verspringen de boorpunten, zodat er een ideale verdeling van de boorpunten over het terrein ontstaat. Voor het boren is er gebruikgemaakt van een verlengbare edelmanboor met een diameter van 7 cm.

projectnummer 93051510 7 september 2010 pagina 4 van 14

De boorkernen zijn uitgelegd waarbij de verschillende bodemlagen nauwkeurig zijn beschreven en opgemeten. De boringen worden beschreven volgens de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode, die is gebaseerd op NEN 5104. Tijdens het verkennend booronderzoek is ook gelet op de aanwezigheid van archeologische indicatoren, zoals: aardewerkscherven, vuursteen, bot, houtskool, fosfaat, verbrand leem en natuursteen. Naast het boren is een oppervlaktekartering uitgevoerd, waarbij ontsluitingen, zoals slootkanten en molshopen, zijn geïnspecteerd op het voorkomen van archeologische resten.

projectnummer 93051510 7 september 2010 pagina 5 van 14

2 Resultaten

2.1 Bureauonderzoek

2.1.1 Huidige situatie en aardwetenschappelijke waarden

Het onderzoeksterrein is momenteel in gebruik als tuin en groentetuin. Volgens de bodemkaart bestaat de bodemopbouw uit veengronden met een veenkoloniaal dek op zand met daarin een humuspodzol, beginnend binnen 120 cm-mv, code aVs (zie afbeelding 2). Deze gronden zijn ontstaan na de vervening van het gebied. De zandondergrond bestaat uit dekzand van de Formatie van Boxtel, (Mulder 2003). Op deze zandondergrond is in veel gevallen nog een laag restveen aanwezig. In de zandondergrond is volgens de bodemkaart een podzolbodem aanwezig.

Afbeelding 2. Bodemkaart met in het rood bij de pijl het onderzoeksgebied (Bron: Archis 2: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)

Een podzolbodem bestaat uit verschillende horizonten (zie afbeelding 3): - A-horizont: humeuze bovenlaag; - E-horizont: uitspoelingshorizont (uitspoeling van humus en mineralen); - B-horizont: inspoelingshorizont (inspoeling van humus en mineralen); - C-horizont: oorspronkelijke moedermateriaal (zand).

projectnummer 93051510 7 september 2010 pagina 6 van 14

Afbeelding 3. Schematische weergave van een podzolbodem

De top van het pleistocene dekzandpakket, waarin zich de podzolbodem heeft gevormd, betreft de laag waarin sporen van de prehistorische mens aanwezig kunnen zijn. Bij een intacte of deels intacte podzolbodem kunnen eventueel aanwezige archeologische sporen/vondsten ook (deels) intact zijn.

Afbeelding 4. Geomorfoloigsche kaart waarop het onderzoeksgebied bij de pijl ligt (Bron: Archis 2: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)

Op de geomorfologische kaart ligt het onderzoeksgebied aan de rand van de niet-gekarteerde bebouwde kom van Weiteveen. Volgens deze kaart bestaat het terrein uit een hooggelegen veenkoloniale ontginningsvlakte, code 2m45 (zie afbeelding 4).

Uit de hoogtekaart blijkt dat de Kerkenweg een laaggelegen zone is binnen hooggelegen terreindelen (zie afbeelding 5). De hooggelegen terreindelen bestaan volgens de satellietbeelden uit nog niet-verveende gebieden. De onderzoekslocatie ligt op een hoogte van 16,22 m + NAP.

projectnummer 93051510 7 september 2010 pagina 7 van 14

Afbeelding 5. Hoogtekaart met het onderzoeksgebied binnen de cirkel ( Bron: www.ahn.nl)

2.1.2 Bekende archeologische waarden

Afbeelding 6. Indicatieve Kaart Archeologische Waarden met waarnemingen en vondstmeldingen (Bron: Archis 2: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)

projectnummer 93051510 7 september 2010 pagina 8 van 14

Van het onderzoeksgebied zelf en de directe omgeving zijn geen archeologische waarnemingen of vondsten in Archis opgenomen (zie afbeelding 6). Ten noordoosten van het onderzoeksgebied is een onderzoeksmelding in Archis opgenomen. Het gaat hierbij om onderzoeksmelding 16801. Het betreft een booronderzoek in verband met bouwwerkzaamheden dat is uitgevoerd door Grontmij in 2006. In Archis zijn verder geen aanvullende gegevens over dit onderzoek opgenomen.

De meeste archeologische vondsten in de omgeving van Nieuw- zijn afkomstig van de zandrug waarop de Europaweg loopt. Direct ten westen van de bebouwing van Nieuw-Schoonebeek zijn langs de weg uit veldverkenningen twee dicht bijeenliggende mesolithische vuursteenvindplaatsen bekend (Collenteur 2005). Ten noordoosten van Nieuw-Schoonebeek, ten zuiden van het Bargerveen zijn twee vondstlocaties van vuurstenen artefacten bekend. Het gaat ook hier om mesolithische vondsten die bij veldverkenningen zijn aangetroffen. Tabel 2.1 geeft een overzicht van de archeologische perioden.

Afbeelding 7. Kadastrale kaart uit 1811-1832 waarbij de cirkel de globale ligging van het onderzoeksgebied aangeeft ( Bron: www.watwaswaar.nl)

Tabel 2.1 Vereenvoudigde archeologische tijdsschaal (naar Brandt et. al. 1992) Periode Datering Paleolithicum tot 8800 voor Chr. Mesolithicum 8800 - 4900 voor Chr. Neolithicum 5300 - 2000 voor Chr. Bronstijd 2000 - 800 voor Chr. IJzertijd 800 - 12 voor Chr. Romeinse Tijd 12 voor Chr. - 450 na Chr. Vroege middeleeuwen 450 - 1050 na Chr. Late middeleeuwen 1050 - 1500 na Chr. Nieuwe Tijd 1500 - heden

projectnummer 93051510 7 september 2010 pagina 9 van 14

2.1.3 Historische situatie

De kadastrale kaart uit 1811-1832 laat zien dat de gronden ten westen van wat nu de Kerkenweg is al verkaveld zijn (zie afbeelding 7). Het blok ten oosten van de Kerkenweg is nog niet opgedeeld. In 1900 was er sprake van een ontsluitingsweg en sloten. Langs de Zuidersloot is de eerste bebouwing van Weiteveen aanwezig (zie afbeelding 8). In 1935 is een kanaal ten noorden van Weiteveen gegraven en de bebouwing is opgeschoven naar de zuidzijde van de Zuidersloot. Vanuit Weiteveen zijn de percelen in zuidelijke richting ontgonnen. Het merendeel van het terrein is nog niet in cultuur gebracht (zie afbeelding 9). Op de kaart uit 1955 is de eerste bebouwing langs de Kerkenweg zichtbaar. Het aantal ontsluitingswegen is drastisch afgenomen in vergelijking met 1935. Weiteveen is een veenkolonie, ontstaan aan het begin van de twintigste eeuw door de ontginning van het Amsterdamsche Veld en het Schoonebeekerveld. Om precies te zijn, ontstonden er twee nederzettingen: een oostelijke nederzetting, voornamelijk bevolkt door katholieken uit het Duitse grensgebied en een kleinere westelijke nederzetting met voornamelijk protestanten uit Schoonebeek en andere Drentse dorpen. In 1954 werden beide delen verenigd onder de naam Weiteveen, afgeleid van de destijds veel voorkomende boekweitteelt in het veengebied.

Afbeelding 8. Bonnekaart uit 1900 met het onderzoeksgebied bij de pijl (Bron: Archis 2: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)

projectnummer 93051510 7 september 2010 pagina 10 van 14

Afbeelding 9. Situatie in 1935 met in het rood de globale ligging van het onderzoeksgebied (Bron: www.watwaswaar.nl)

Afbeelding 10. Situatie in 1955 ( Bron: www.watwaswaar.nl)

2.1.4 Toekomstige ingreep

Men heeft het voornemen op de onderzoekslocatie nieuwbouw te realiseren. Hiertoe zal voor de fundering tot op de vaste grond gegraven worden. Als vaste grond wordt de top van het pleistocene dekzand aangehouden.

projectnummer 93051510 7 september 2010 pagina 11 van 14

2.1.5 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel

Uit het bureauonderzoek blijkt dat Weiteveen een recente veenontginning is. Rond het onderzoeksgebied kwamen in de jaren ‘50 van de vorige eeuw de eerste woningen. Tussen 1900 en 1935 werd een begin gemaakt met de ontginning van het gebied. De eventueel verstorende bodemingrepen zijn beperkt tot deze ontginningsperiode. Het onderzoeksgebied zelf is nooit bebouwd. Het heeft altijd tussen woningen gelegen en maakt nu deel uit van een tuin. Volgens de bodemkaart heeft zich in de pleistocene ondergrond een podzolbodem ontwikkeld. Juist in de top van het pleistocene zand kunnen archeologische resten aanwezig zijn. In de omgeving van Schoonebeek zijn op diverse plaatsen in het dekzand vuursteenvindplaatsen uit het mesolithicum aangetroffen. Uit de omgeving van Weiteveen zelf zijn geen vondsten of waarnemingen in Archis opgenomen. Tabel 2.2 geeft een overzicht van de archeologische verwachting per periode, bodemlaag en diepte

Tabel 2.2. Archeologische verwachting Periode Complextypen Bodemlaag diepte onder maaiveld (16,22 m + NAP) paleolithicum losse vondsten mogelijk in pleistoceen circa 1 m onder maaiveld dekzand mesolithicum haardplaatsen en op pleistoceen circa 1 m onder maaiveld jachtkampen dekzand neolithicum jachtkampen en op pleistoceen circa 1 m onder maaiveld nederzettingsresten dekzand bronstijd mogelijk op pleistoceen circa 1 m onder maaiveld nederzettingsresten dekzand ijzertijd losse deposities in veen tussen 0-1 m onder maaiveld Romeinse tijd losse deposities in veen tussen 0-1 m onder maaiveld vroege losse deposities in veen tussen 0-1 m onder middeleeuwen maaiveld late losse deposities in vee tussen 0-1 m onder middeleeuwen maaiveld nieuwe tijd ontginningssporen, in top veen tussen 0-1 m onder nederzettingsresten maaiveld

De vragen uit de inleiding kunnen als volgt beantwoord worden: Vraag 1: Wat is de archeologische verwachting van het gebied buiten de reeds bekende AMK-terreinen (indien mogelijk, gespecificeerd naar aard, vindplaatsen en perioden)? Voor het onderzoeksterrein moet bij een intacte bodem worden uitgegaan van een goede trefkans op archeologische resten uit het mesolithicum. Vraag 2: Zijn er binnen de verwachtingszones specifieke aandachtslocaties aan te geven (zandkoppen of -ruggen, veentjes, historische bebouwing en infrastructuur)? Het onderzoeksgebied is met zijn 600 m 2 te klein om specifieke aandachtsgebieden aan te geven. Van belang is de overgang van de bovengrond naar het pleistocene dekzand. Vraag 3: Wat is er bekend over bodemverstorende ingrepen in het plan-/onderzoeksgebied? Het onderzoeksgebied is nooit bebouwd. Het is rond de jaren ‘30 ontgonnen. De ontginningen kunnen voor bodemverstoringen hebben gezorgd. Vraag 4: Welk vervolgonderzoek is er nodig om de door het bureauonderzoek in beeld gebrachte specifieke archeologische verwachting te toetsen? Een booronderzoek moet duidelijk maken of de bodemopbouw nog intact is of dat de bodem door de ontginningsactiviteiten niet meer intact is.

projectnummer 93051510 7 september 2010 pagina 12 van 14

2.2 Verkennend inventariserend veldonderzoek

Tijdens de oppervlaktekartering zijn geen archeologische indicatoren waargenomen. Uit het uitgevoerde booronderzoek blijkt dat de bodem van onder naar boven bestaat uit dekzand waarop een laag restveen aanwezig is die overgaat in de moerige bouwvoor (zie bijlage 2 en afbeelding 11).

Afbeelding 11. Beeld van boring 1 met bv: bouwvoor, v: vergraven en c: het pleistocene dekzand

In boring 1 is onder de grijze bouwvoor een donkerder bodemlaag met bruine vlekken te zien, die er op wijst dat de bodem vergraven is. Hieronder bevindt zich veen dat scherp overgaat in het gele dekzand. In boring 2 is de overgang van het veen naar het dekzand vergraven. Er komen hier brokken veen in de top van het dekzand voor. Boring 3 vertoont scherpe grenzen tussen de verschillende bodemlagen. In boring 4 is een restant van een bodemhorizont aanwezig, maar de scherpe grens geeft aan dat dit een vergraven relict van de oorspronkelijke podzolbodem is. De boringen 5 en 6 duiden ook op een vergraven bodemopbouw.

projectnummer 93051510 7 september 2010 pagina 13 van 14

3 Conclusie en aanbeveling

3.1 Conclusie

Uit het booronderzoek blijkt dat er in de pleistocene ondergrond een podzolbodem aanwezig is geweest (boring 4). Als gevolg van ontginningswerkzaamheden is deze podzolbodem in de overige boringen niet meer aanwezig. In alle boringen zijn aanwijzingen aangetroffen voor een niet meer intacte bodemopbouw. In boring 4 duiden de scherpe grenzen tussen het relict van de podzolbodem en de overige bodemlagen er op dat ook hier de bodem vergraven is.

De vragen uit de inleiding die betrekking hebben op het booronderzoek kunnen als volgt worden beantwoord. Vraag 1: Is de bodemopbouw intact en hoe ziet die eruit? Het dekzand gaat scherp over in de bovenliggende bodemlagen of via een vergraven laag. Op het dekzand is een laag restveen aanwezig waarop een zandige bouwvoor ligt. De bodemopbouw is niet meer intact. Vraag 2: Zijn er archeologische indicatoren aanwezig en zo ja, wat is de aard, datering en horizontale en verticale spreiding hiervan? In de boringen en tijdens de oppervlaktekartering zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Vraag 3: Komt het verwachtingsmodel overeen met de veldgegevens? Het verwachtingsmodel gaat uit van mogelijke verstoringen door de ontginningen. De bodemkaart geeft aan dat in het gebied een podzolbodem aanwezig is, die er op wijst dat de bodemopbouw intact is. Uit het booronderzoek blijkt dat de bodemopbouw niet meer intact is. Er is vroeger wel een podzolbodem geweest, maar deze is tijdens de ontginning in de bovengrond opgenomen.

3.2 Aanbeveling

Gezien de uitkomsten van het onderzoek is de kans op het aantreffen van intacte archeologische resten nihil. Er wordt daarom aanbevolen het terrein vrij te geven.

Wanneer er bij de uitvoering onverhoopt grondsporen en/of vondsten worden aangetroffen, dient hiervan direct melding te worden gemaakt bij het bevoegde gezag, gemeente Emmen, de heer drs. E.E.A. van der Kuijl (tel. (06) 51 87 39 33), en bij de provinciaal archeoloog, dr. W.A.B. van der Sanden, Drents Plateau, Stationsstraat 11, 9401 KV Assen (tel. (0592) 30 59 32), (06) 22 66 26 01), e-mail: [email protected].

projectnummer 93051510 7 september 2010 pagina 14 van 14

Literatuur

Ten behoeve van deze rapportage is de volgende literatuur geraadpleegd: - Brandt, R.W. et. al. (red), 1992. Archis, Archeologisch basisregister, versie 1.0 Amersfoort. - Collenteur, G. & I. Woltinge, J. Jelsma 2005. Archeologische Waarden in de Gemeente Emmen Een Archeologisch en Historisch Bureauonderzoek . Steekproefrapport 2005/6-3, Zuidhorn - Mulder, E.F.J. de. et. al.2003. De ondergrond van Nederland . Groningen.

Overige bronnen Er is tevens informatie afkomstig van: - Archis 2: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed; - Topografische Dienst Nederland; - Wikipedia; - www.ahn.nl; - www.watwaswaar.nl.

Bijlage 1 Boorstaten Weiteveen

boring 1 Edelman diepte lithologie kleur grens opmerkingen 30 ZAND, matig fijn, zwak grijsbruin geleidelijk bodemkundige interpretatie: bouwvoor

siltig, matig humeus 50 ZAND, matig fijn, zwak grijsbruin scherp vlekintensiteit: donker siltig, matig humeus (donker) mate van vlek: matig

vlekkleur: bruin bodemkundige interpretatie: vergraven 100 VEEN, mineraalarm bruin scherp 120 ZAND, matig fijn, zwak geel zandsortering: goed, C-horizont, siltig geologische interpretatie: dekzand boring beëindigd: ja

boring 2 Edelman diepte lithologie kleur grens opmerkingen 40 ZAND, matig fijn, zwak grijsbruin scherp bodemkundige interpretatie: bouwvoor

siltig, matig humeus 70 VEEN, mineraalarm bruin scherp 80 ZAND, matig fijn, zwak zwartgrijs scherp veen brokjes

siltig, matig humeus 100 ZAND, matig fijn, zwak geel zandsortering: goed, C-horizont, siltig geologische interpretatie: dekzand boring beëindigd: ja

boring 3 Edelman diepte lithologie kleur grens opmerkingen 40 ZAND, matig fijn, zwak bruingrijs scherp bodemkundige interpretatie: bouwvoor

siltig, matig humeus 70 VEEN, mineraalarm bruin scherp rietveen 100 ZAND, matig fijn, zwak geel zandsortering: goed, C-horizont siltig geologische interpretatie: dekzand boring beëindigd: ja

boring 4 Edelman diepte lithologie kleur grens opmerkingen 20 ZAND, matig fijn, zwak bruingrijs scherp bodemkundige interpretatie: bouwvoor

siltig, matig humeus 30 ZAND, matig fijn, zwak grijs scherp vlekintensiteit: licht siltig, zwak humeus mate van vlek: matig

vlekkleur: beige bodemkundige interpretatie: vergraven 45 ZAND, matig fijn, zwak geelbruin scherp zandsortering: goed, BC-horizont siltig geologische interpretatie: dekzand, doch vergraven

100 ZAND, matig fijn, zwak geel zandsortering: goed, C-horizont siltig geologische interpretatie: dekzand boring beëindigd: ja

boring 5 Edelman diepte lithologie kleur grens opmerkingen 20 ZAND, matig fijn, zwak grijsbruin scherp bodemkundige interpretatie: bouwvoor

siltig, matig humeus 30 ZAND, matig fijn, zwak bruingrijs scherp vlekintensiteit: licht siltig, zwak humeus mate van vlek: matig

vlekkleur: beige bodemkundige interpretatie: vergraven 50 VEEN, mineraalarm bruin scherp 75 ZAND, matig fijn, zwak bruingrijs scherp bodemkundige interpretatie: vergraven,

siltig, zwak humeus (licht) veenbrokken 80 VEEN, mineraalarm bruin scherp 100 ZAND, matig fijn, zwak geel zandsortering: goed, C-horizont siltig geologische interpretatie: dekzand boring beëindigd: ja

boring 6 Edelman diepte lithologie kleur grens opmerkingen 20 ZAND, matig fijn, zwak grijsbruin scherp bodemkundige interpretatie: bouwvoor

siltig, matig humeus 80 ZAND, matig fijn, zwak geelgrijs scherp vlekintensiteit: licht siltig, zwak humeus mate van vlek: matig bodemkundige interpretatie: vergraven 100 ZAND, matig fijn, zwak geel zandsortering: goed, C-horizont siltig geologische interpretatie: dekzand boring beëindigd: ja

Bijlage 2 Overzicht van de onderzoekslocatie, boorpuntenkaart

N

Z

Wijz. Get. Gec. Omschrijving Datum

Infra Milieu Project: Archeologie Archeologisch inventariserend veldonderzoek Geo-informatie

Kerkenweg 26 te Weiteveen Zernikelaan 8 Postbus 136 Opdrachtgever: 9350 AC LEEK J. Tappel Tel. (0594) 55 24 20 Fax. (0594) 55 24 99 Onderdeel: Overzicht van de onderzoekslocatie [email protected]

www.mug.nl

Getekend: AHu Formaat: A3 Datum: 14-06-10 Projectnummer: 93051510 DEFINITIEF Gecontroleerd: GRo Schaal: 1:250 Bijlage: 2 bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg

Bijlage 3 Bodemonderzoek

bestemmingsplan "Weiteveen, woning Kerkenweg" (vastgesteld) 61 bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg

62 bestemmingsplan "Weiteveen, woning Kerkenweg" ( vastgesteld)

bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg

Bijlage 4 Flora en faunaonderzoek

bestemmingsplan "Weiteveen, woning Kerkenweg" (vastgesteld) 105 bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg

106 bestemmingsplan "Weiteveen, woning Kerkenweg" ( vastgesteld)

bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg

Bijlage 5 Watertoets

bestemmingsplan "Weiteveen, woning Kerkenweg" (vastgesteld) 119 bestemmingsplan Weiteveen, woning Kerkenweg

120 bestemmingsplan "Weiteveen, woning Kerkenweg" ( vastgesteld) Code: 20100716-36-2142 Datum: 2010-07-16 Uitgangspunten Notitie

Het klimaat is aan het veranderen. De gevolgen zijn ook in onze omgeving merkbaar. Regenbuien worden extremer. Er valt in een korte periode meer regen, maar ook nattere winters en drogere zomers komen steeds vaker voor. Ook stijgt de zeespiegel, waardoor waterafvoer naar zee minder eenvoudig wordt en dijken moeten worden verhoogd. Op sommige plaatsen in ons land hebben we te maken met bodemdaling. Ook bij ruimtelijke plannen dient men hiermee rekening te houden. Gevolgen van extreme neerslaggebeurtenissen mogen geen wateroverlast in de gebouwen veroorzaken.

Op grond van artikel 12 uit het besluit op de ruimtelijke ordening moeten ruimtelijke plannen zijn voorzien van een waterparagraaf. Hiervoor moet het proces van de watertoets worden doorlopen. Waterschap Velt en Vecht kijkt wat de invloed van het plan op de waterhuishouding is en geeft een wateradvies.

Een belangrijk deel van de ruimtelijke plannen betreft kleine plannen. Het gaat bijvoorbeeld om het uitbreiden van een gebouw, een functieverandering of het bouwen van één gebouw of enkele woningen. Voor deze plannen is de korte procedure ontwikkeld.

Het plan waarvoor u een wateradvies heeft aangevraagd komt niet in aanmerking voor de korte procedure. Dit betekend dat de normale procedure moet worden doorlopen. Deze notitie vormt een leidraad om tot een goede waterparagraaf te komen. Het waterschap wil uiteraard graag in een zo vroeg mogelijk stadium in gesprek. Een waterparagraaf is opgebouwd uit criteria die in de paragraaf 1.1 staan beschreven.

1.1 Ruimtelijk relevante criteria en water Ruimtelijk relevante criteria zijn te onderscheiden in criteria die betrekking hebben op de locatiekeuze en in criteria die betrekking hebben op de inrichting van een ruimtelijk plan. In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de thema's met belangrijke waterdoelstellingen van waterschap Velt en Vecht die ruimtelijk relevante criteria kunnen opleveren en die in het bestemmingsplan geregeld kunnen worden. De lijst is overigens niet uitputtend.

1/2 © Digitale Watertoets – www.dewatertoets.nl Dit document is gegenereerd via de website www.dewatertoets.nl. Het document mag alleen worden gebruikt ten behoeve van het plan, dat in dit document is omschreven. De informatie in dit document is houdbaar tot maximaal 6 maanden, gerekend vanaf de genoemde datum in dit document.

2/2