De Ijzeren Maarschalk. Het Leven Van Daendels, 'Soldat De Fortune'
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
De ijzeren maarschalk. Het leven van Daendels, ‘soldat de fortune’ Constant van Wessem bron Constant van Wessem, De ijzeren maarschalk. Het leven van Daendels, ‘soldat de fortune’. De Spieghel, Amsterdam / Het Kompas, Mechelen 1932 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/wess008ijze01_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. 5 ‘Die heer is een alleronwaardigst sujet!’ I Des nachts stooten de studenten van het Harderwijksch Athenaeum op een partij boeren, die hen met knuppels opwacht. ‘Daar zijn de vervloekte roovers weer!’ schreeuwen de boeren, in het donker de jongelieden ontwarend en vol wraak voor hun vernielde kippen- en konijnen-hokken. Er vallen een paar klappen, de studenten trekken af. De kippenhokken zijn gered. Joelend en lachend keeren de studenten naar de stad terug: ‘Weg met het Oranje-gepeupel!’. Een boerenmeisje, dat zij tegenkomen vangen ze op, nemen het mee. De heeren van het Harderwijksch Athenaeum zijn nogal ruw van zeden, maar met het kind handelen zij zachtkens. Eén glaasje bier maar en ze is weer vrij. Maar op een ander ‘front’ is de nachtelijke slag bloediger verloopen. Burgers en soldaten hebben zich in den strijd gemengd, knuppels en sabels hebben elkaar in een duel gekruist, de schout is er bij te pas gekomen. Zijn ‘rakkers’ hebben van de beide partijen er eenige bij den kraag genomen en mee naar het gevang gevoerd. Wat de studenten betreft wordt het aan de academische rechtbank overgelaten het zaakje nader uit te zoeken. Ditmaal zal Constant van Wessem, De ijzeren maarschalk. Het leven van Daendels, ‘soldat de fortune’ 6 er een voorbeeld gesteld moeten worden in den vorm van een volledig proces. Er is bij de opgepakte jongelieden een, die een soldaat met zijn eigen ontrukten sabel heeft verwond. De jongeman staat overigens niet kwaad bekend, al heeft hij zich dien nacht als een dolle gedragen en heeft men hem langs den weg moeten meesleuren. De overheid drukt een oogje toe, de jonge student is de zoon van den schepen en secretaris van Hattem, den hoogmachtigen heere Burchard Johan Daendels, een fijne jonge man dus. De overheid krijgt niet graag ruzie met de overheid en de jonge Daendels wordt weer op vrije voeten gesteld. Zijn naam komt in de processtukken niet voor. De studenten ontvangen hun weer gekeerden makker met een ‘Hoezee’. In het college van Professor Roscam: nieuwe ovatie. De jonge Daendels staat vóór den catheder, de professor boven hem. Zij staan daar als soldaat en generaal, aanvoerders van de vijanden der Oranje-partij. De hoofden der studenten zijn volgepropt met theorieën over een nieuwe wereldorde, uit hun zakken puilen de boeken van de philosophen der Encyclopedie. Wat Professor Roscam op zijn colleges doceert heeft meer van revolutie-taal dan van de brave verhandeling van een rechtsgeleerde. Maar de contrôle over het gesproken woord is in Harderwijk nog niet bekend, de hoogeschool is nu eenmaal een plaats waar het losbandiger met denkbeelden en beweringen toegaat dan in het openbare ambte- Constant van Wessem, De ijzeren maarschalk. Het leven van Daendels, ‘soldat de fortune’ 7 lijke leven. Het is thans in de mode, dat de jeugd luide critiek uitoefent op de bestaande regeeringsvormen en op den godsdienst. De jongere generatie in de Republiek der Vereenigde Nederlanden, zij die omstreeks 1780 in de twintig zijn, is drukker, schreeuwiger, roekeloozer ook dan zij, die in den loop der jaren een bezadigd status quo ante hebben leeren voorstaan. De jongere generatie is ook ‘verlichter’. Het licht schijnt uit Frankrijk. Als student op de universiteit heeft men niet alleen college geloopen, heeft men zich niet alleen het hoofd laten volstoppen met leerstof, men heeft zich ook losbandiger denkbeelden toegeeigend, aangestoken door een algemeenen geest van ontevredenheid, die van elders, vooral van Frankrijk uitgaat. De jonge studenten lezen Voltaire en Diderot, lezen Jean Jacques Rousseau, kennen diens Contrat social en hebben het over ‘les Droits de l'Homme’, de Rechten van den Mensch en de Menschelijke Natuur, prediken een openlijke democratie. Geen willekeurige heerschers meer, maar gelijke rechten voor alle levende menschen! Zoo leert het hun Frankrijk, zoo leert het hun de Encyclopedie. En zij vereeren als een God een professor Roscam, die zulke ideeën openlijk van den catheder durft verkondigen. Op den weg tusschen Harderwijk en Hattem wandelen de studenten Daendels en Krayenhoff, twee Constant van Wessem, De ijzeren maarschalk. Het leven van Daendels, ‘soldat de fortune’ 8 boezemvrienden, samen op het Harderwijksch Athenaeum, samen verbonden in een geestdrift voor de nieuwe politiek. Zij wandelen in hun lange stoffige jassen, de dwarse steekhoeden achterover op de staartpruiken. De gang van den jongen Daendels is die van den patriciërszoon. Bij iederen stap stampt hij den langen wandelstok neer, de blanke smalle hand met een krampachtige wilskracht geklemd om den knop. Hij loopt langzaam en zwierig, met veerkrachtige dunne beenen en soepele, strak in de kuitbroek gemodelleerde knieën. Een enkele maal veegt hij met een verfrommeld zakdoekje over zijn gezicht. De blik van zijn kleine koolzwarte oogen is hard en hoogmoedig als van een conquistador. De kleine geknepen mond is die der midden-18e eeuwsche regenten, voor wie het volk ‘vulgus’ is, ‘la sainte canaille’. Krayenhoff is een statig wat geposeerd jongeling, groot, rijzig, met neiging tot een buikje en tot bonhommie. Zoowel in den weinig strakken gang als in de vormen van zijn figuur is hij het type van den gezeten burger, hij heeft een langen neus en kleine oogen met witte oogharen, een ronden, weeken mond en een wijkenden kin. Als hij ouder wordt zal hij zeker een snuifdoos bij zich dragen. Deze beide jongelingen wandelen en praten. Niet over hun faculteiten: de rechtsgeleerdheid en de wijsbegeerte, maar over den nieuwen tijd, waarop alle intellectueelen zich hebben voor te bereiden. Constant van Wessem, De ijzeren maarschalk. Het leven van Daendels, ‘soldat de fortune’ 9 Minachtend maakt Daendels eenige zwaaien met zijn wandelstok: deze tijd? De wolven vreten elkaar op. De boeren zijn domme Oranjeklanten. Wie durft er wat? Zeker, de jonkers rotten samen; maar om flauwe grappen uit te halen met het minderwaardige Oranje-gepeupel. Aan de intellectueelen is thans de gansche taak over gelaten te toonen, dat er een nieuwe tijd op komst is. De intellectueelen, d.w.z. de studenten zijn de spes patriae. Hard en sterk zal een jong geslacht van advocaten, van geleerden, van nieuwe, wijze volksmenners aan het hoofd van de lamzalige Republiek komen te staan, zij zullen de Oranjes verdrijven, de kanker van de volkswelvaart en die het gansche land tot een netjes geharkt plantsoen van laffe burgerdeugd en duitendieverij hebben gemaakt. Reeds rommelt het in de verte, over de grenzen. In Frankrijk ontwaakt de nieuwe geest der komende tijden. Vive la France! Lafayette, dat is een man! De ware vrijheidsheld, de man van het vlammend woord èn van het vlammend zwaard. Engeland vecht tegen Amerika, dat zijn slavenboeien wil verbreken, slaat de troepen van den opstandeling Washington terug. Maar uit Zuid-Carolina rukken de Franschen op. Frankrijk, het ridderlijke vrijheidlievende Frankrijk, waar het volk den koning gedwongen heeft zijn wil den wil des konings te laten zijn, trekt den degen voor de vrijheid der volken. Zie Lafayette's wuivende steek- Constant van Wessem, De ijzeren maarschalk. Het leven van Daendels, ‘soldat de fortune’ 10 pluim temidden der Amerikaansche vrijheidshelden! Hij is de man der Vrijheid, die de Amerikaansche broeders in hun hoogen nood te hulp snelt.... Roert de trom, waarde burgers, Lafayette waakt over u! Vrijheid is een woord als een vaandel geworden. Maar de Republiek der Vereenigde Nederlanden is ingedommeld en blijft ingedommeld. Krayenhoff loopt met bedenkelijk gebogen hoofd te luisteren. Hij luistert graag naar de fantastische welsprekendheid van zijn vriend. Deze schijnbaar weinig toegankelijke jongeling, het hautaine aristocraatje uit de provincie, dat zij eerst wat links hadden laten liggen, heeft de gave luisteraars te trekken en om zich te vereenigen. Daarmee heeft hij hen allen gepakt, heeft hij zich hun meerdere getoond, den meester, den geboren woordvoerder. Krayenhoff peinst of het niet beter is, wanneer de nieuwe tijd mannen van de daad verlangt, de wijsbegeerte, wetenschap van abstracties, voor de reëelere kennis der medicijnen te verlaten. Wellicht zal de nieuwe tijd mannen noodig hebben, die beenen weten te amputeeren.... Want er zal gevochten worden, daaraan valt niet meer te twijfelen. De zeekapitein van Vlierden is uit Hattem bij zijn aanstaanden schoonzoon op bezoek. Constant van Wessem, De ijzeren maarschalk. Het leven van Daendels, ‘soldat de fortune’ 11 Twee maanden voordat de jonge Daendels aan het Harderwijksch Athenaeum ging studeeren heeft zijn vader hem luitenant van de schutterij gemaakt. Een der jonge maagden, die de beëediging bijwoonden en het vlagvertoon der netjes op een rij geschaarde schutters, was de gracelijke dame Aleyda Elisabeth Reiniera van Vlierden, de dochter van den zee-kapitein. Amor roofde haar het hart en dat van den fieren jongeling. De sabel en de pijlen. Mars en Venus. De kapitein is een bolrond man, met een platte hoed op zijn sierlijk gestrikte staartpruik en aan zijn zwarte schoenen draagt hij zilveren gespen. Daendels zit met zijn aanstaanden schoonvader in den kleinen herberg op den hoek, waarboven hij zijn kamers heeft en samen praten zij misère, terwijl de anderen lachen, hun glas bier zwaaien en lui in hun stoelen liggen te dampen uit lange witte pijpen, het eene been gestrekt op de andere stoel. Een dienstmeid met keurig gestreken strooken en blinkende bloote armen bedient. De kapitein zucht. Het is een zware tijd. De handel, de scheepvaart ligt stil. De Republiek is met Engeland in oorlog. Engeland, dat is het land der tyrannen, denkt Daendels. Het land, waarmee de Stadhouder heult. Engeland vaart op zee met den wind in de zeilen Constant van Wessem, De ijzeren maarschalk.