PROVINCIE OOST-VLAANDEREN PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2

Voorontwerp

COLOFON

Opdracht:

PRUP ‘Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2’

Opdrachtgever:

Provincie Oost – Vlaanderen Directie Ruimte Dienst Ruimtelijke Planning Provinciaal Administratief Centrum Woodrow Wilsonplein 2 9000 Gent

Opdrachthouder:

Antea nv Roderveldlaan 2600 Antwerpen

Tel 03/221.55.00 Fax 03/221.55.01 www.anteagroup.be

BTW: BE 414.321.939 RPR Antwerpen 0414.321.939 IBAN: BE81 4062 0904 6124 BIC: KREDBEBB

Antea Group is gecertificeerd volgens ISO9001

Identificatienummer: 2268553014/

Datum: status / revisie: April 2014 voorstudie April 2014 concept voorontwerp Mei 2014 voorontwerp Vrijgave: Jan Parys, Directeur Marten Dugernier, Accountmanager

Ruimtelijk planner:

Marten Dugernier, Ruimtelijk Planner Jill Loos, Ruimtelijk Planner

Inhoud

1 Inleiding 5

1.1 Opdrachtomschrijving 5

1.2 Opmaak van het PRUP “Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2” 5

1.3 Situering en afbakening plangebied 6

2 Problematiek weekendverblijven 7

2.1 Inleiding 7

2.2 Beleidsaanpak op niveau van Vlaams Gewest 7

2.3 Algemene aanpak problematiek weekendverblijven op provinciaal niveau 8

2.4 Juridische uitgangspunten 10

2.5 Typebestemmingen en uitdoofscenario’s 10

3 Planningscontext 13

3.1 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen 13

3.2 Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Oost – Vlaanderen 14

3.3 Provinciale verordening Weekendverblijven 14

3.4 Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Lede 15

4 Feitelijke en juridische toestand van het plangebied 16

4.1 Juridische toestand 16

4.2 Gewestplan 18

4.3 BPA’s en RUP’s 18

4.4 Verkavelingsvergunningen 19

4.5 Buurt- en voetwegen 19

4.6 Herbevestigd agrarisch gebied (HAG) 20

4.7 Integraal waterbeleid 21

4.8 Openruimtebeleid 25

4.9 Cultureel erfgoed 27

5 Analyse bestaande toestand 28

226855 pagina 3 PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2 mei 2014

6 SWOT – analyse 32

7 Planopties en bestemmingen 33

8 Technische aspecten 34

8.1 Ruimtebalans 34

8.2 Op te heffen voorschriften 34

8.3 Register van percelen waarop de regeling van planschade, planbaten, kapitaalschade of gebruikersschade van toepassing kan zijn 34

9 Bijlagen 35

226855 pagina 4 PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2 mei 2014

1 Inleiding

1.1 Opdrachtomschrijving Om een antwoord te bieden op de problematiek van de weekendverblijven in de provincie Oost – Vlaanderen worden er provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen opgemaakt die voorzien in een herbestemming van de gebieden voor verblijfsrecreatie op het gewestplan. Omdat niet voor alle zones voor verblijfsrecreatie op het gewestplan gelijktijdig een PRUP kan worden opgemaakt, wordt gewerkt met een fasering in de tijd. Voorliggend PRUP maakt onderdeel van de ruimtelijke uitvoeringsplannen, behorende tot fase 2. De RUP’s die in een tweede fase worden voorzien, zijn deze waarbij de focus ligt op een herbestemming van de zone verblijfsrecreatie naar een bepaald type van woonzone (recreatief woongebied).

Voorliggend document betreft het provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan (PRUP) “Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2” binnen de provincie Oost - Vlaanderen. Het PRUP herbestemd een zone voor verblijfsrecreatie op het grondgebied van de gemeente Lede.

1.2 Opmaak van het PRUP “Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2” De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening voorziet in de opmaak van ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP) als instrument ter uitvoering van de beleidsopties genomen in het provinciaal ruimtelijk structuurplan. De provincie Oost - Vlaanderen beschikt over een provinciaal ruimtelijk structuurplan (PRS) en opteert in uitvoering hiervan voor de opmaak van het PRUP “Reconversie verblijfsrecreatie Lede - fase 2”

Het provinciaal RUP dient zich te richten naar het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen. Hierbij kan niet worden afgeweken van de bindende bepalingen, en is slechts een gemotiveerde afwijking van de richtinggevende delen mogelijk. Het provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan kan enkel elementen van provinciaal niveau in overweging nemen. Elementen van Vlaams niveau dienen behandeld te worden in gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen.

De opmaak van het ruimtelijk uitvoeringsplan gebeurt conform de bepalingen van De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en de bijhorende besluiten. Een ruimtelijk uitvoeringsplan omvat:

1° een grafisch plan dat aangeeft voor welk gebied of welke gebieden het plan van toepassing is; 2° de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming, de inrichting en/of het beheer, en, desgevallend, de normen, vermeld in artikel 4.1.12 en 4.1.13 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid; 3° een weergave van de feitelijke en juridische toestand; 4° de relatie met het ruimtelijk structuurplan of de ruimtelijke structuurplannen waarvan het een uitvoering is; 5° in voorkomend geval, een zo mogelijk limitatieve opgave van de voorschriften die strijdig zijn met het ruimtelijk uitvoeringsplan en die opgeheven worden; 6° in voorkomend geval een overzicht van de conclusies van: a) het planmilieueffectenrapport, b) de passende beoordeling, c) het ruimtelijk veiligheidsrapport, d) andere verplicht voorgeschreven effectenrapporten; 7° in voorkomend geval, een register van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, een planbatenheffing, of een compensatie, vermeld in boek 6, titel 2 of titel 3, van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid.

In voorkomend geval wordt de verklaring, vermeld in artikel 4.2.11, §4, eerste lid, 2°, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid opgenomen in een toelichtingsnota bij het ruimtelijk uitvoeringsplan.

226855 pagina 5 PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2 mei 2014

1.3 Situering en afbakening plangebied

Figuur 1, Luchtfoto, bron: AGIV Het plangebied betreft een zone voor verblijfsrecreatie binnen de gemeente Lede langsheen de Ledestraat. De zone is gelegen aansluitend bij de (lint)bebouwing van Lede. De oppervlakte bedraagt 1,0ha. Het plangebied is op vandaag grotendeels onbebouwd. Aangrenzend aan het woonlint bevinden zich, in het zuidwesten een aantal tuinhuizen en in het zuidoosten een (bedrijfs)loods. Het is de bedoeling van de provincie om de achterliggende zone om te zetten naar natuurgebied en om voor de vergunde (bedrijfs)loods en vergunde tuinhuizen een aangepaste bestemming te voorzien.

226855 pagina 6 PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2 mei 2014

2 Problematiek weekendverblijven

2.1 Inleiding Dit PRUP vindt haar oorsprong in de prangende problematiek van weekendverblijven en de noodzaak tot een vernieuwde omgang met deze vorm van toerisme. Het PRUP heeft in eerste instantie het doel de zone voor verblijfsrecreatie geheel of gedeeltelijk te herbestemmen naar recreatief woongebied. Het betreft gebieden voor verblijfsrecreatie die niet midden in waardevol open – ruimte – gebied en bovendien binnen of in directe aansluiting met een woonomgeving gelegen zijn.

De problematiek rondom de weekendverblijven is in hoofdzaak een erfenis van de jaren '60 en '70. Het verwerven van een tweede verblijf in bos- of natuurgebied raakte op dat moment ingeburgerd en de plaatselijke overheden lieten het oprichten van dergelijke constructies oogluikend toe. Bovendien was het wettelijk mogelijk om, zonder verkavelingsvergunning, gronden te verdelen en werden potentiële kopers van een weiland of bosperceel vaak verkeerdelijk ingelicht over de bouwmogelijkheden op dergelijke percelen. De problematiek van illegale weekendverblijven nam met een enorme snelheid toe.

In 1974 werd een eerste inventaris opgezet die deels in rekening werd gebracht bij het aanduiden van de recreatiegebieden op de gewestplannen. Binnen deze afgebakende zones voor verblijfsrecreatie was een regularisatie mogelijk op basis van de omzendbrief nr. 18-10 van 20 januari 1978.

Vanaf de jaren '80 stak de problematiek van de permanente bewoning de kop op, in eerste instantie door het verouderen van de bestaande bewonersgroep, maar ook door de economische crisis. Het permanent bewonen van weekendverblijven is binnen de zones voor verblijfsrecreatie een stedenbouwkundige overtreding maar kan door federale wetgeving die gemeenten verplicht mensen in te schrijven als ze hierom verzoeken, niet verhinderd worden. Niet alleen individuele bouwers, maar ook projectontwikkelaars spelen op deze trend tot permanente bewoning in, door een snelle verkaveling en het oprichten van weekendverblijven uitgerust voor permanente bewoning.

De vraag naar 'echte' weekendverblijven neemt daarentegen af, wat blijkt uit vaak verregaande verkrotting. Het recreatieve karakter van de zones voor verblijfsrecreatie neemt aldus zeer snel af.

2.2 Beleidsaanpak op niveau van Vlaams Gewest Om een antwoord te bieden op de problematiek van de weekendverblijven werd enerzijds een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake openluchtrecreatieve verblijven uitgevaardigd (besluit van de Vlaamse regering van 8 juli 2005) en werd een beleidsplan voor de aanpak van de problematiek van de weekendverblijven naar voor gebracht (Parlementaire stuk 1266 (2001-2002). Nr 1). Binnen dit beleidsplan werd een stappenplan bestaande uit 4 stappen voorzien: - inventarisatie - afweging vanuit elementen van Vlaams niveau - Uitwerken visie, ruimtelijke afweging en voorstel van ontwikkelingsperspectief - Opmaak van provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen

In de VCRO werd in de artikelen 5.4.1 en verder een luik rondom de weekendverblijven opgenomen.

In de eerste plaats wordt aangegeven dat dient onderzocht te worden of planologische oplossingen kunnen geboden worden voor knelpunten op het vlak van de ruimtelijke inplanting en de permanente bewoning van weekendverblijven. Deze onderzoeken dienden op 30 april 2012 afgerond te zijn. De ruimtelijke uitvoeringsplannen die gevolg geven aan het oplossingskader worden uiterlijk op 30 april 2015 definitief vastgesteld.

226855 pagina 7 PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2 mei 2014

Belangrijk bij deze planologische omzettingen is dat de woongelegenheden die juridisch gezien ontstaan door omzettingen van verblijfsrecreatie naar gebieden waar wonen toegelaten is, niet worden aangerekend op de gemeentelijke woonquota.

Naast het planologische luik, legt de wijziging van het decreet, in werking getreden op 1 september 2009, ook een woonrecht vast. Een tijdelijk woonrecht geldt tot een ruimtelijk uitvoeringsplan in werking is getreden. Is met dit ruimtelijk uitvoeringsplan geen planologische oplossing geboden, dan geldt een aanvullend woonrecht tot en met 31 december 2029.

Het woonrecht geldt steeds ten persoonlijke titel en enkel voor die personen die op 31 augustus 2009 reeds een volledig jaar in een weekendverblijf waren ingeschreven in het bevolkingsregister en indien deze persoon geen andere woning in volle eigendom of volledig in vruchtgebruik heeft. Het woonrecht vervalt bij een aanbod van herhuisvesting aan de permanente bewoners, bij het beëindigen van het gebruik van het weekendverblijf als hoofdverblijfplaats, bij het verwerven van een andere woning in volle eigendom of vruchtgebruik, of bij het begaan van een stedenbouwkundig misdrijf na 1 september 2009.

Bij de uitwerking van een toekomstvisie voor de weekendverblijven werd al snel duidelijk dat deze visie moet ingekaderd worden in een visie over de verschillende vormen van (openlucht) verblijfsrecreatie zoals kampeerterreinen, kampeerverblijfparken, bungalowparken en dergelijke meer.

De provincie Oost – Vlaanderen heeft een ruimtelijke visie met een nieuwe kijk op verblijfsrecreatie uitgewerkt. Het voorliggend PRUP is hiervan een uitvoering en brengt een visie naar voor met betrekking op de toekomst van de verblijfsrecreatie op het grondgebied van de gemeente lede. Er wordt een uitspraak gedaan over de zone voor verblijfsrecreatie op het gewestplan.

2.3 Algemene aanpak problematiek weekendverblijven op provinciaal niveau De provincie Oost-Vlaanderen heeft binnen dit stappenplan ervoor gekozen om de problematiek van de zones voor verblijfsrecreatie aan te pakken. De aanpak van de Provincie is weergegeven in de ‘Algemene aanpak van de weekendverblijven in Oost-Vlaanderen’ uit april 2012. In deze aanpak wordt de problematiek historisch gesitueerd en wordt het traject geduid dat de Provincie gevolgd heeft om een antwoord te bieden aan de problematiek. Daarna worden doel en specifieke aanpak toegelicht en worden criteria bepaald voor de prioriteitenstelling. De Provincie wil tot een correcte oplossing komen waarbij zowel de lijnen voor de toekomst worden uitgetekend als duidelijkheid wordt gegeven omtrent de mogelijkheden voor de huidige bestaande verblijven en bewoning. De algemene beleidsvisie moet ook gelden als kader voor de opmaak van toekomstige ruimtelijke uitvoeringsplannen, voornamelijk in die gemeentes waar een specifieke visie niet noodzakelijk is.

Ten slotte wordt ook ingegaan op de provinciale uitgangspunten met betrekking tot planschade en planbaten en de herhuisvesting.

2.3.1 Instrumenten Provinciale stedenbouwkundige verordening (zie ook 3.3 ) De aanpak van de problematiek van de weekendverblijven op provinciaal niveau, in overleg met het Vlaamse gewest, behelsde in eerste orde het opmaken van een provinciale verordening. Deze verordening werd goedgekeurd op 4 juli 2012 en geldt voor het ganse grondgebied van de provincie. De voorschriften van de verordening zijn restrictief, met als doel de ruimtelijke impact van nieuwe of herbouwde weekendverblijven te beperken. Zo wordt een beperkte grootte van nieuwe weekendverblijven vooropgesteld, wordt er slechts een beperkte ontbossing toegelaten, en wordt het gebruik van natuurlijke materialen verplicht. Gemeentelijke toekomstvisies voor weekendverblijven (zie ook 3.4) In de provinciale aanpak wordt voorts opgenomen dat het moeilijk haalbaar, en niet noodzakelijk is om voor alle gemeentes in de provincie een individuele (gemeentelijke) toekomstvisie op te maken.

226855 pagina 8 PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2 mei 2014

Enkel voor die gemeentes die een ingewikkelde problematiek van weekendverblijven kennen, door bijvoorbeeld een sterke versnippering van vele zones voor verblijfsrecreatie, of doordat ruimtelijk sterk verschillende oplossingen per deelgebied nodig zijn, wordt een voorafgaande toekomstvisie nuttig geacht.

Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen Naast deze verordening worden op grond van de algemene provinciale visie op weekendverblijven of op grond van een specifieke beleidsvisie voor een welbepaalde gemeente provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen opgemaakt die voorzien in een herbestemming van de gebieden voor verblijfsrecreatie op het gewestplan. Omdat niet voor alle zones voor verblijfsrecreatie op het gewestplan gelijktijdig een PRUP kan worden opgemaakt, wordt gewerkt met een fasering in de tijd.

In een eerste fase worden RUP’s opgemaakt voor die gebieden waar nog niet ontwikkelde, aaneengesloten open ruimte gebieden binnen de zones voor verblijfsrecreatie aanwezig zijn. Gelet op het nog ongeschonden karakter van deze zones, hun natuurwaarden en het gevaar dat in de nabije toekomst zij alsnog zouden worden ontwikkeld, worden deze zones prioritair herbestemd naar een open ruimte bestemming. Ook die zones waarvoor geen discussie kan bestaan over de herbestemming naar open ruimte, omwille van hun ligging midden in een waardevol openruimtegebied (in of aansluitend bij habitatrichtlijngebied, VEN-gebied, …), worden in een eerste fase meegenomen.

De doelstelling is om in deze RUP's in de eerste plaats die gebieden aan te duiden die op vandaag sowieso niet onmiddellijk bebouwbaar zijn, doch via een eenvoudige verkavelingsaanvraag ontwikkelbaar zouden kunnen worden. In de eerste fase worden ook gebieden meegenomen waarvoor geen discussie kan bestaan over de herbestemming naar open ruimte. Voor die delen waar op vandaag bouwmogelijkheden zouden bestaan, wordt een overgangsfase voorzien, naar analogie met deze van de RUP's van de derde fase (zie verder).

De RUP’s die in een tweede fase worden voorzien, zijn deze die een herbestemming naar een bepaald type van woonzone (recreatief woongebied) inhouden.

Art. 5.4.2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening voorziet dat een omvorming van een gebied voor verblijfsrecreatie naar een woongebied niet wordt aangerekend op de gemeentelijke woonquota, zoals bepaald door het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen of op de woonbehoeften per gemeente, indien deze omvorming gebeurt voor 30 april 2015.

De RUP’s van de tweede fase dienen aldus uiterlijk op 30 april 2015 definitief te worden vastgesteld, op straffe van het in rekening brengen van de woonbehoefte door de herbestemming.

In een derde fase zullen vervolgens RUP’s worden opgesteld voor die gebieden die noch onder de eerste, noch onder de tweede fase vallen. Het uiteindelijke doel van deze RUP’s van de derde fase is een herbestemming naar open ruimte gebied, met een in het plan voorzien gefaseerd uitdoofbeleid.

Er kan worden afgeweken van deze algemene principes (bv. indien binnen een zelfde zone voor verblijfsrecreatie een deel wordt herbestemd naar recreatief woongebied en een deel naar open ruimte). Voorliggend PRUP maakt deel uit van de tweede fase.

226855 pagina 9 PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2 mei 2014

2.4 Juridische uitgangspunten In de eerste plaats werden bij de visievorming volgende juridische uitgangspunten gehanteerd: • Er wordt geopteerd om in toekomstige planprocessen geen rekening te houden met zonevreemde verblijven. Voor zover deze vergund geacht zijn, kunnen ze terug vallen op de zonevreemde basisrechten uit de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Voor de illegale zonevreemde verblijven worden geen toekomstgaranties gegeven, het handhavingsbeleid is van toepassing. • Op basis van de huidige bestemmingsvoorschriften behoort een regularisatie van illegale constructies die gelegen zijn binnen een zone voor verblijfsrecreatie tot de mogelijkheden en dient, met uitzondering van het voorkomen van nieuwe permanente bewoning, in principe geen initiatief tot herbestemming te worden genomen wanneer het gaat om vergunde niet-permanent bewoonde en zone-eigen weekendverblijven.

2.5 Typebestemmingen en uitdoofscenario’s

2.5.1 Voorkomen van permanente bewoning Bij de juridische uitgangspunten (paragraaf 2.4) wordt voor wat betreft vergunde zone-eigen verblijven zonder permanente bewoning gesteld dat in principe geen planologische oplossing noodzakelijk is, doch dat toekomstige permanente bewoning dient voorkomen te worden.

De huidige bestemmingsvoorschriften voor 'zone voor verblijfsrecreatie' kunnen echter, zelfs wanneer de beperkingen zoals opgelegd in de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake openluchtrecreatieve verblijven en de inrichting van gebieden voor dergelijke verblijven en de provinciale verordening ter zake worden toegepast, permanente bewoning niet voorkomen. Hoewel de stedenbouwkundige voorschriften restrictief zijn, kunnen zij een permanente bewoning de facto niet tegenhouden, aangezien ze in principe toelaten constructies op te richten die aan alle comforteisen voldoen om bewoond te worden. Enkel de bewoning op zich is niet toegelaten.

Vanuit de federale wetgeving zijn gemeenten bovendien verplicht om personen in het bevolkingsregister in te schrijven als zij hierom verzoeken. Bovendien kan aan een veroordeling wegens permanent wonen snel worden ontlopen door een inschrijving op een ander adres. Zogenaamde feitelijke permanente bewoning is vaak moeilijk juridisch hard te maken.

De provincie Oost-Vlaanderen wenst te komen tot duidelijkheid en wenst zodoende de piste van de zonering 'verblijfsrecreatie' principieel te verlaten. Het voorkomen van een verdere toename van permanente bewoning hangt feitelijk samen met het voorkomen van het tot stand komen van nieuwe weekendverblijven of het uitbreiden van bestaande 'echte' weekendverblijven (caravans, kleinschalige bungalows) tot de wettelijke norm zoals voorzien in de gewestelijke en provinciale verordening.

Belangrijk hierbij is dat op basis van voorgaande niet alleen een oplossing dient gezocht te worden voor de bestaande clusters weekendverblijven, maar ook algemeen over alle zones voor verblijfsrecreatie, gezien het reële gevaar dat deze op korte termijn kunnen bebouwd en aldus bewoond kunnen worden. Een visie op deze zones is noodzakelijk om geen ongewenste verschuiving van de problematiek te verkrijgen.

Om een eenduidig beleid te kunnen voeren binnen de verschillende zones is het raadzaam om de bestaande verkavelingsvergunningen op te heffen en zo veel als mogelijk te komen tot gelijklopende stedenbouwkundige voorschriften.

226855 pagina 10 PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2 mei 2014

2.5.2 Typebestemmingen Voor de huidige zones voor verblijfsrecreatie kunnen drie toekomstige typebestemmingen naar voor worden geschoven: - Recreatief woongebied - Open – ruimte – bestemming - Zone voor camping of bungalowpark

Recreatief woongebied Deze zones laten naast de functie verblijfsrecreatie ook de woonfunctie toe. Positieve aanknopingspunten voor een omvorming naar deze types van bestemming kunnen gevonden worden in een ligging buiten ruimtelijk kwetsbaar gebied, een goede bestaande woonkwaliteit, de grote aanwezigheid van permanent bewoonde verblijven, aansluiting op zone voor wonen en landelijk wonen en een geschikte ontsluiting. Het is hierbij duidelijk dat een permanent verblijf (woonfunctie binnen een weekendverblijf) een grotere impact heeft op de omgeving dan 'echte' weekendverblijven die enkel tijdelijk benut worden (afvalwater, voorzieningenniveau, weguitrusting, …).

Die zones waar beperkingen worden voorzien en die aldus niet verder kunnen uitgroeien dan kleinschalige recreatieve bebouwing met een relatief lage ruimtelijke impact krijgen de noemer 'zone voor recreatief verblijf'. Indien voldaan is aan de voorwaarden, naar voor gebracht binnen het Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen en het Provinciaal Ruimtelijk structuurplan (onder andere aansluiting op een woonkern, overeenstemming met de taakstelling en de woonbehoeftestudie) en indien een positieve beoordeling op basis van bovenstaande aanknopingspunten kan gemaakt worden, kan een omvorming naar woongebied (rode zone) zonder bijkomende beperkingen worden overwogen. Binnen de woongebieden zonder beperkingen dient een hoog uitrustingsniveau te worden voorzien (wegenis, nutsvoorziening,…).

Belangrijk hierbij is dat zones die op basis van bovenstaande aanknopingspunten over een grotere draagkracht beschikken doch momenteel bestaan uit 'echte', kleinschalige weekendverblijven zonder permanente bewoning, niet in aanmerking komen voor een omvorming naar recreatief woongebied. Een verhoging van de impact is immers niet het doel. Deze zones worden op termijn bevroren binnen een open-ruimte-bestemming (zie verder).

Een open – ruimte – bestemming Gebieden met een beperkte draagkracht, veroorzaakt door een grote natuurwaarde, een zeer beperkte ontsluiting of een ligging midden in de open ruimte (creatie van versnippering) komen niet voor permanent wonen in aanmerking. Om een verdere uitgroei van de constructies maar ook van het permanent verblijf te voorkomen wordt geopteerd deze gebieden op termijn te bevriezen binnen een open-ruimte-bestemming. Zowel de plaatsing van nieuwe verblijven (nieuwbouw) als de uitbreiding of herbouw van de bestaande verblijven wordt binnen deze optie op termijn aan banden gelegd.

Zone voor camping of bungalowpark Naast de privatieve weekendverblijven zijn momenteel ook campings of bungalowparken, die toeristisch uitgebaat worden en vergunningsplichtig zijn op basis van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het toeristische logies (meermaals gewijzigd), terug te vinden binnen de huidige bestemming 'zone voor verblijfsrecreatie'. Aangezien na een eventuele stopzetting van deze camping- en/of bungalowpark-functie het tot stand komen van privatieve weekendverblijven veelal niet gewenst is, is een specifieke definiëring als zone voor camping of bungalowpark aangewezen.

226855 pagina 11 PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2 mei 2014

2.5.3 Provinciale uitgangspunten met betrekking tot uitdovingsbeleid, nabestemming en handhaving Omwille van de onduidelijkheid die al zeer geruime tijd omtrent de weekendverblijven heerst, wordt het redelijk geacht niet onmiddellijk tot een herbestemming en absolute bouwstop over te gaan. Het voorziene gefaseerde uitdoofbeleid laat personen die op vandaag bouwmogelijkheden hebben toe deze voor een beperkte periode nog uit te oefenen. Zodoende worden zij niet in hun rechten geraakt en krijgen zij dezelfde mogelijkheden als die personen die in het verleden al ‘een gok gewaagd hebben’. Sowieso wordt vastgesteld dat de loten die op vandaag onmiddellijk bebouwbaar zijn langs een goed uitgeruste weg moeten liggen en zich derhalve veelal in reeds grotendeels ontwikkeld of versnipperd gebied bevinden. Enige bijkomende bebouwing zal dan ook geen grote ruimtelijke impact hebben.

Het wordt daarentegen niet opportuun bevonden om die percelen waar op vandaag sowieso geen bouwmogelijkheden gelden, wel nog te laten bebouwen. Deze percelen bevinden zich per definitie niet langs een voldoende uitgeruste weg, of midden in of aansluitend aan ruimtelijk waardevol of kwetsbaar gebied. Een verdere bebouwing in die zones is ruimtelijk niet aanvaardbaar.

In de periode onmiddellijk volgend op de inwerkingtreding van dergelijk ruimtelijk uitvoeringsplan zullen dus nog bepaalde bouwmogelijkheden geboden kunnen worden. De stedenbouwkundige voorschriften zullen echter restrictief zijn. Het doel is de ruimtelijke impact van de weekendverblijven zoveel mogelijk te beperken. Een permanente bewoning blijft nog steeds uitgesloten. Eigenaars die op vandaag een illegaal weekendverblijf hebben, kunnen zich in de regel stellen, met naleving van de restrictieve stedenbouwkundige voorschriften.

Na de eerste periode treedt de groene of open-ruimte-nabestemming in werking. De bestaande, vergunde weekendverblijven kunnen blijven bestaan, doch enkel instandhoudingswerkzaamheden zijn nog toegelaten gelet op de ligging in ruimtelijk kwetsbaar gebied. De onvergunde constructies worden wederrechtelijk in stand gehouden en kunnen door de gemeente, of de stedenbouwkundig inspecteur via een herstelvordering worden verwijderd. Op zeer lange termijn, wanneer een weekendverblijf verkrot is geraakt, is verdere bebouwing op het perceel niet meer toelaatbaar, en zal de groene bestemming effectief zijn gerealiseerd.

2.5.4 Handhavings – en vergunningsbeleid Om op een geloofwaardige wijze een herbestemming of een uitdoofscenario te kunnen doorvoeren is een strikt handhavings- en vergunningsbeleid uitermate noodzakelijk, zowel naar bestaande wederrechterlijk uitgevoerde werken als naar toekomstige, eventueel zonevreemde werken toe. Door een strikt beleid wordt duidelijkheid en zekerheid geboden aan de burger.

226855 pagina 12 PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2 mei 2014

3 Planningscontext

De gewenste ruimtelijke ontwikkeling voor het plangebied volgt uit de gezamenlijke visie op de ontwikkeling van elementen van Vlaams, provinciaal en gemeentelijk niveau. Naast de beleidscategorieën ‘stedelijk gebied’ en ‘buitengebied’ worden voor tal van aspecten die aan bod komen in en rond het plangebied ruimtelijke visies of ontwikkelingsperspectieven geformuleerd. De voor het RUP relevante punten worden hieronder aangehaald.

3.1 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen 1 Lede is volgens het Ruimtelijk structuurplan gelegen in het buitengebied. Dat is het gebied waarin de open, onbebouwde ruimte overweegt. De vertrekbasis voor het ruimtelijk beleid in dit gebied is net zoals in de rest van Vlaanderen ‘duurzame ontwikkeling’. Dit betekent concreet dat bij een verdere ontwikkeling van de structurerende activiteiten en functies (landbouw, natuur, bos, wonen en werken) in het buitengebied het fysisch systeem als uitgangspunt wordt gehanteerd. Het beleid dient zich te richten op het behoud, het herstel, de ontwikkelingen en het verweven van de hoger genoemde activiteiten en functies.

Ten aanzien van het buitengebied worden verschillende doelstellingen gesteld: - het vrijwaren van het buitengebied voor de essentiële functies (landbouw, natuur, bos, wonen en werken op het niveau van het buitengebied) - het tegengaan van de versnippering van het buitengebied - het bundelen van de ontwikkeling in de kernen van het buitengebied (wonen, verzorgende activiteiten) - het inbedden van landbouw, natuur en bos in goed gestructureerde gehelen - het bereiken van een gebiedsgerichte ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied - het afstemmen van het ruimtelijk beleid en het milieubeleid op basis van het fysisch systeem - het bufferen van de natuurfunctie in het buitengebied

Met betrekking tot de problematiek van de weekendverblijven zijn vooral de principes ‘het tegengaan van versnippering van het buitengebied’, ‘het inbedden van landbouw, natuur en bos in goed gestructureerde gehelen’ en ‘het bereiken van gebiedsgerichte ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied’ van groot belang.

Rivier- en beekvalleien (waaronder de Schelde) vormen een net van dominante structurerende elementen waaraan enkele belangrijke natuurwaarden gekoppeld zijn. Naar verdere ontwikkeling betekent dit dat er ruimtelijk voorwaarden moeten worden gecreëerde dit het integraal waterbeheer ondersteunen en die de relaties tussen waterloop en de omgevende vallei versterken. Deze valleien vormen samen met de verschillende grote bos- en natuurcomplexen en de ecologische infrastructuur gevormd door lijn-, punt-, en vlakvormige natuurelementenen door kleinere natuur- en boscomplexen de natuurlijke structuur in Vlaanderen.

3.1.1 Lede in het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen De gemeente Lede heeft een aantal gebieden belangrijk binnen de natuurlijke structuur, zowel op Vlaams als Europees niveau. Grote delen van de gemeente zijn aangeduid als VEN – gebied (‘De vallei van de Serskampse beek’ en ‘De valleien van de Molenbeken’. In Lede zijn de boscomplexen van Smetlede en Honegem aangeduid als habitatrichtlijngebied.

1 In 1997 heeft de Vlaamse regering het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen definitief goedgekeurd als kader voor het ruimtelijk beleid van Vlaanderen tot 2007 (BVR 23 september 1997; decreet van 17 december 1997). Een eerste herziening is doorgevoerd in de periode 2003-2004 (BVR 12 december 2003; decreet van 19 maart 2004) m.b.t. onder meer de verdeling van het wonen over het stedelijk gebied en het buitengebied, een tweede in de periode 2008-2011 (BVR 17 december 2010; decreet van 25 februari 2011).

226855 pagina 13 PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2 mei 2014

3.2 Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Oost – Vlaanderen

3.2.1 Lede in het provinciaal ruimtelijk structuurplan Oost - Vlaanderen Lede behoort binnen het provinciaal ruimtelijk structuurplan Oost – Vlaanderen tot de deelruimte Oostelijk Rastergebied waarbinnen de kern Lede als hoofddorp werd geselecteerd. Dit gebied is onderhevig aan verregaande verstedelijking van het platteland, en wordt gekenmerkt door een verlinte uitgroei van de dorpen en van geïsoleerde woonlinten in landelijk gebied. Hierdoor is een verrasterd landschap ontstaan van bebouwingslinten met achterliggende ingesloten ruimten.

Het ruimtelijk beleid in dit gebied is erop gericht de leesbaarheid van de open ruimte functies te vrijwaren van verdere aantasting en het belang van de stedelijke centra te versterken. Dit betekent dat een verdere afname van de natuurwaarden, zowel kwantitatief als kwalitatief, verhinderd moet worden. Ook een verdere versnippering en inkrimping van het beschikbaar agrarische areaal moet tegengegaan worden. De landschappelijke kwaliteiten (waarneming van openheid en groen, recreatieve mogelijkheden, …) mogen niet verder geïndividualiseerd worden, maar moeten voor iedereen beschikbaar gehouden/ gemaakt worden.

De visie voor het Oostelijk Rastergebied vertaalt zich in een drietal ruimtelijke principes: - maximaal gebruik van de openruimtekamers voor openruimtefuncties. - gedeconcentreerde bundeling van het wonen in een ruimte selectie van kernen en enkele duidelijke centrale plaatsen. - Een verkeerssysteem vertrekkend vanuit het openbaar vervoer en gericht naar de centrale plaatsen.

Specifiek met betrekking tot de gewenste openruimtestructuur stelt het PRS dat het openruimtelandschap dient gevrijwaard te worden van verdere aantasting. Dit betekent dat een verdere afname van de natuurwaarden, zowel kwantitatief als kwalitatief, verhinderd moet worden. De landschappelijke kwaliteiten (waarneming van openheid en groen, recreatieve mogelijkheden, …) mogen niet verder geïndividualiseerd worden, maar moeten voor iedereen beschikbaar gehouden / gemaakt worden.

3.3 Provinciale verordening Weekendverblijven De aanpak van de problematiek van de weekendverblijven op provinciaal niveau, in overleg met het Vlaamse gewest, behelsde in eerste orde het opmaken van een provinciale verordening. Deze verordening werd goedgekeurd op 4 juli 2012. Ze is van toepassing op alle gebieden voor verblijfsrecreatie volgens het gewestplan in de ganse provincie. De verordening is één van de instrumenten waarmee uitvoering wordt gegeven aan het provinciaal beleid voor weekendverblijven, naast de opmaak van RUP’s waarin een meer specifieke aanpak voor verblijfsrecreatie kan worden voorzien, en waarvan dit RUP de uitvoering is.

De voorschriften van de verordening zijn restrictief, met als doel de ruimtelijke impact van nieuwe of herbouwde weekendverblijven te beperken. Er worden dan ook voorschriften voorzien met betrekking tot een beperkte oppervlakte en volume van het verblijf, het gebruik van natuurlijke materialen, een beperkte ontbossing en een beperkte terreininname.

226855 pagina 14 PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2 mei 2014

3.4 Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Lede In de gewenste toeristisch – recreatieve structuur binnen het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Lede wordt voorgesteld om de cluster op te nemen als een gebied met herbestemming van de recreatiezone waarvan de bestemming achterhaald is. Lede telt een aantal recreatiezones die niet als dusdanig gebruikt worden, en waarvoor een recreatieve invulling ook niet wenselijk is. Het betreft o.a. twee zones voor verblijfsrecreatie in de vallei van de Molenbeek, waaronder het deelplan 3 van voorliggend PRUP. Gezien deze zones gelegen zijn in een prioritair gebied voor natuur is een herbestemming naar natuurgebied aangewezen.

Figuur 2, Gewenste toeristisch – recreatieve structuur, bron: GRS Lede

226855 pagina 15 PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2 mei 2014

4 Feitelijke en juridische toestand van het plangebied

Zie bijhorende bijlagen: - Plan 1: Feitelijke en juridische toestand - Plan 2: Grafisch plan

4.1 Juridische toestand Type plan Kenmerken Gewestplan Aalst – , K.B. van 30/05/1978 - Gebieden voor verblijfsrecreatie Gewestelijke ruimtelijke Geen uitvoeringsplannen Provinciale ruimtelijke Geen uitvoeringsplannen Gemeentelijke ruimtelijke Geen uitvoeringsplannen Algemene plannen van Geen aanleg Bijzondere plannen van Geen aanleg Stedenbouwkundige • De gewestelijke stedenbouwkundige verordening van 01 oktober verordeningen 2004 inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater is van toepassing. • De gewestelijke stedenbouwkundige verordening van 23 juli 2006 inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater is van toepassing. • De gewestelijke stedenbouwkundige verordening van 10 september 2010 inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater is van toepassing. • De gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake openluchtrecreatieve verblijven van 08 juli 2005 is van toepassing. • De gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid van 28 februari 2011 is van toepassing. • Gewestelijke verordening betreffende toegankelijkheid van 5 juni 2009 • De gemeentelijke verordening inzake bouwhoogten en –diepten van 25 augustus 2005 • De gemeentelijke verkavelingsverordening inzake uitrusting van openbaar domein van 18 september 1998 • De gemeentelijke bouwverordening inzake bouwhoogte en –diepten van 16 september 1998 • Gemeentelijke verkavelingsverordening van 18 september 1998 Gewestelijke Geen rooilijnplannen

226855 pagina 16 PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2 mei 2014

Type plan Kenmerken Provinciale Geen rooilijnplannen Gemeentelijke Binnen het plangebied: geen rooilijnplannen Ten zuiden van het plangebied: t.h.v. de Ledestraat voor buurtweg nr. 8 (deel) gemeen met nr. 3 van Impe Buurt- en voetwegen * Geen Ten zuiden van het plangebied: Buurtweg nr. 3 Goedgekeurde niet- Volgende verkaveling valt deels binnen het plangebied: vervallen • 41034/3508/V/I6303/1 verkavelingsvergunningen

Erfdienstbaarheden van Geen openbaar nut Habitatrichtlijngebieden Geen Vogelrichtlijngebieden Geen Gebieden van het Binnen het plangebied: geen VEN/IVON Het plangebied wordt wel omringd door het VEN – gebied ‘De Valleien van de Molenbeken (Lede)’ Vlaamse of erkende Geen natuurreservaten Bosreservaten Geen Beschermde Geen monumenten * Beschermde Geen landschappen * Beschermde stads- en Geen dorpsgezichten * Vastgestelde inventaris Geen van het bouwkundig erfgoed * Landschapsatlas Het plangebied valt niet binnen een ankerplaats, maar is wel geheel gelegen binnen de relictzone ‘Molenbeek - Wanzele, Kattenbos’.

Er zijn geen punt – en lijnrelicten gelegen binnen het plangebied. Het plangebied is wel op circa 300 meter gelegen van het lijnrelict ‘Molenbeek Wichelen – Borsbeke’ Herbevestigd agrarisch Het plangebied is niet gelegen in HAG – gebied. gebied Polders en wateringen Geen Beschermingszones Geen grondwaterwinningen Bevaarbare waterlopen Geen Geklasseerde waterlopen In het oosten van het plangebied: Overimpebeek, een waterloop van 3 de categorie.

226855 pagina 17 PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2 mei 2014

4.2 Gewestplan

Figuur 3, Gewestplan Het plangebied omvat de zone voor verblijfsrecreatie langsheen de Ledestraat. Het plangebied wordt omringd door natuurgebied. In het zuiden grenst het plangebied aan het woongebied t.h.v. het woonlint Ledestraat. In de nabijheid is een tweede zone voor verblijfsrecreatie gelegen. Deze zone is opgenomen in het PRUP ‘Reconversie zones voor verblijfsrecreatie naar open ruimte fase 1’ dat momenteel in opmaak is.

4.3 BPA’s en RUP’s Er zijn geen RUP’s of BPA’s van toepassing voor het plangebied.

226855 pagina 18 PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2 mei 2014

4.4 Verkavelingsvergunningen Volgende goedgekeurde niet – vervallen verkaveling valt deels binnen het plangebied: • 41034/3508/V/I6303/1

4.5 Buurt- en voetwegen In 1841 werden alle buurt- en voetwegen opgetekend om voor eens en altijd duidelijkheid te scheppen omtrent welke wegen een openbaar karakter hadden. Deze kaarten geven, naast deze voet- en buurtwegen ook duidelijk de situatie van het Belgische grondgebied omtrent 1841 weer.

Figuur 4, De Atlas der buurtwegen Binnen het plangebied zijn er geen buurtwegen gelegen. In het zuiden van het plangebied ligt ‘chemin nr. 3’ (huidige Ledestraat).

226855 pagina 19 PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2 mei 2014

4.6 Herbevestigd agrarisch gebied (HAG) 2 In 2006 stelde de Vlaamse overheid een ruimtelijke visie op landbouw, natuur en bos op voor de regio Veldgebied Brugge – Meetjesland die resulteerde in een Operationeel Uitvoeringsprogramma in juni 2007.

Figuur 5, Herbevestigd agrarisch gebied Het plangebied en zijn omgeving zijn niet in herbevestigd agrarisch gebied (HAG) gelegen.

226855 pagina 20 PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2 mei 2014

4.7 Integraal waterbeleid

4.7.1 Waterlopen

Figuur 6, Waterlopen per categorie, bron: AGIV In het oosten van het plangebied loopt de Overimpebeek, een waterloop van 3 de categorie. In het westen van het plangebied loopt een naamloze niet geklasseerde waterloop die uitmondt in de Trotgracht, een waterloop van 2 de categorie.

226855 pagina 21 PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2 mei 2014

4.7.2 Bekkenbeheerplan In uitvoering van het decreet integraal waterbeleid, stelde de Vlaamse Overheid bekkenbeheersplannen op voor het volledige grondgebied. Op 30 januari 2009 keurde de Vlaamse Regering het besluit voor de vaststelling van de bekkenbeheerplannen en de bijhorende deelbekkenbeheerplannen definitief goed (Belgisch Staatsblad 5 maart 2009).

Figuur 7, Bekkenbeheerplan, bron: AGIV

Figuur 8, Deelbekken, bron: provincie Oost -vlaanderen Het plangebied is volledig gelegen binnen het “Beneden – Scheldebekken” en meer specifiek binnen het deelbekken “De drie Molenbeken”.

226855 pagina 22 PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2 mei 2014

4.7.3 Watertoets Erosiegevoeligheid

Figuur 9, Erosiegevoeligheid bodem, bron: AGIV Het plangebied is hoofdzakelijk niet erosiegevoelig. Verspreid over het plangebied zijn er kleine erosiegevoelige delen gelegen.

Grondwaterstromingsgevoelige gebieden

Figuur 10, Grondwaterstromingsgevoeligheid bodem, bron: AGIV Heel het plangebied is zeer gevoelig voor grondwaterstroming.

226855 pagina 23 PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2 mei 2014

Infilitratiegevoeligheid

Figuur 11, Infiltratiegevoeligheid bodem, bron: AGIV Het plangebied is niet infiltratiegevoelig.

Overstromingsgevoeligheid

Figuur 12, Overstromingsgevoeligheid bodem, bron: AGIV Het plangebied is volledig in mogelijk overstromingsgevoelig gebied gelegen. Een kleiner gedeelte in het noorden van het plangebied is effectief overstromingsgevoelig.

226855 pagina 24 PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2 mei 2014

4.8 Openruimtebeleid

4.8.1 Biologische waarderingskaart

Figuur 13, Biologische waardering t.h.v. deelplan 3, bron: AGIV Het plangebied is hoofdzakelijk biologisch minder waardevol. In het uiterste noorden van het plangebied ligt een biologisch waardevol gebied.

4.8.2 VEN en IVON Deelplan 3: Lede (Ledestraat)

226855 pagina 25 PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2 mei 2014

Figuur 14, VEN en IVON, bron: AGIV Het plangebied zelf is niet gelegen in VEN – gebied, maar wordt wel omringd door het VEN – gebied ‘De Valleien van de Molenbeken (Lede)’

4.8.3 Natura 2000

Figuur 15, Natura 2000, bron: AGIV Binnen het plangebied en in zijn omgeving zijn geen Natura2000 gebieden gelegen.

226855 pagina 26 PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2 mei 2014

4.9 Cultureel erfgoed

4.9.1 Landschapsatlas

Figuur 16, Landschapsatlas, bron: AGIV Het plangebied valt niet binnen een ankerplaats, maar is wel geheel gelegen binnen de relictzone ‘Molenbeek Wichelen - Wanzele, Kattenbos’. Er zijn geen punt – en lijnrelicten gelegen binnen het plangebied. Het plangebied is wel op circa 300 meter gelegen van het lijnrelict ‘Molenbeek Wichelen – Borsbeke’

4.9.2 Inventaris bouwkundig erfgoed Binnen het plangebied is er geen bouwkundig erfgoed gelegen.

226855 pagina 27 PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2 mei 2014

5 Analyse bestaande toestand

Figuur 17, Structuurbepalende elementen, bron: AGIV Ruimtelijk functioneren Het plangebied is gelegen achter de lintbebouwing langsheen de Ledestraat te Lede en beschikt over een oppervlakte van 1,0ha. De Ledestraat is een lokale weg. Het plangebied is grotendeels onbebouwd en sluit ruimtelijk aan bij het natuurgebied dat het plangebied omringt. Ondanks de bestemming als verblijfsrecreatie heeft het plangebied op de dag van vandaag geen recreatieve invulling. Het gebied heeft hoofdzakelijk een natuurfunctie. De achterliggende zone heeft een bosrijk karakter dat biologisch waardevol is. Er bevindt zich ook één vergunde bedrijfsloods in het achterliggende gebied. Deze wordt ontsloten via een insteek naar de Ledestraat.

Doorheen het plangebied lopen twee waterlopen; de Overimpebeek (3 de categorie) in het uiterste oosten van het plangebied en een naamloze waterloop die uitmondt in de Trotgracht (2 de categorie) is gelegen in het uiterste westen van het plangebied. Het plangebied is geheel overstromingsgevoelig. Het noordelijke gedeelte is effectief overstromingsgevoelig, de rest van het plangebied is mogelijks overstromingsgevoelig.

Bebouwing De bebouwing langsheen de Ledestraat, t.h.v. het plangebied bestaat hoofdzakelijk uit gekoppelde bebouwing van één tot twee bouwlagen plus dak. Een gedeelte van de tuinzones vallen binnen het plangebied.

In het westen van het plangebied bevinden zich enkele (vergunde) tuinhuizen, die ontsluiten naar de Ledestraat. Achter de tuinzone is er één vergund bedrijfsgebouw gelegen binnen het plangebied, behorende tot de garage ‘Carrosserie Roeland’ langs de Ledestraat.

226855 pagina 28 PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2 mei 2014

Juridische toestand Volgende stedenbouwkundige vergunningen werden afgeleverd:

Bedrijfsloods ‘Carrosserie Roeland’

Nr. Datum Aard 41034/10445/B/L1967/7 23/10/1967 Bouwen garage (nieuwbouw industrie, ambacht) 41034/10445/B/L1969/13 06/09/1963 Plaatsen benzinepomp (verbouwen van/tot of uitbreiden van industrie, ambacht 41034/8765/B/L1977/14 Weigering Bouwen garage (nieuwbouw industrie, ambacht) (19/01/1977) 41034/10446/B/L1979/93 01/08/1979 Bouwen werkplaats – garage (nieuwbouw industrie, ambacht) 41034/10446/B/L1979/193 01/08/1979 Uitbreiding garage – werkplaats (verbouwen van/tot of uitbreiden van industrie, ambacht)

Tuinhuis

Nr. Datum Aard 41034/8760/B/L1981/93 24/06/1981 Bouwen van tuinhuisje (nieuwbouw bijgebouw)

226855 pagina 29 PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2 mei 2014

Fotoreportage

Woonlint Ledestraat Woonlint Ledestraat

Achterliggend duivenhok Achterliggende beboste zone

Achterliggende bedrijfsloods garage – carrosserie Achterliggende bedrijfsloods garage – carrosserie Roeland Roeland

226855 pagina 30 PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2 mei 2014

Duivenhok Achterliggende tuinhuizen

226855 pagina 31 PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2 mei 2014

6 SWOT – analyse

Kansen/ Kwaliteiten Knelpunten/ Bedreigingen

- het plangebied wordt omringd door VEN – gebied - het plangebied is hoofdzakelijk mogelijks - het plangebied is gedeeltelijk biologisch overstromingsgevoelig en grenst aan effectief waardevol overstromingsgevoelig gebied. Waterhuishouding - het plangebied wordt omringd door is een belangrijk aandachtspunt. natuurgebied. - Nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied - de bebouwing binnen het plangebied sluit aan op kunnen een versnippering van de open ruimte in de lintbebouwing langsheen de Ledestraat de hand werken. - doorheen het plangebied lopen twee waterlopen - Het plangebied ligt niet aan een uitgeruste weg, van 3 de categorie, nl. de Overimpebeek en een maar is gelegen achter de lintbebouwing. Het waterloop zonder naam. plangebied is vandaag niet toegankelijk.

226855 pagina 32 PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2 mei 2014

7 Planopties en bestemmingen

Aangezien het plangebied niet rechtstreeks gelegen is aan een uitgeruste weg, maar gelegen is achter een woonlint langsheen de Ledestraat, is een grote ruimtelijke dynamiek niet gewenst. Het hele plangebied is bovendien geheel mogelijk overstromingsgevoelig. Bijkomende verhardingen dienen beperkt te blijven. De huidige bestemming is achterhaald.

Het gebied sluit ruimtelijk aan bij het natuurgebied in de omgeving. Hierdoor lijkt een herbestemming naar natuurgebied ruimtelijk de beste oplossing. De bestaande vergunde zonevreemde bedrijfsloods gelegen achter het woonlint kan een aangepaste bestemming krijgen. De vergunde tuinhuizen worden opgenomen in een tuinzone.

226855 pagina 33 PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2 mei 2014

8 Technische aspecten

8.1 Ruimtebalans Aan te vullen na de plenaire vergadering.

8.2 Op te heffen voorschriften Aan te vullen na de plenaire vergadering.

Voorliggend PRUP heft de voorschriften op van het gewestplan (K.B. 7 november 1978 en latere wijzigingen) voor die gebieden die gelegen zijn binnen het plangebied. Het betreft volgende bestemming: - zone voor verblijfsrecreatie

Volgende verkavelingsvergunning wordt opgeheven bij de definitieve vaststelling van voorliggend PRUP voor die delen die in het plangebied van voorliggend PRUP gelegen zijn:

- 41034/3508/V/I6303/1

8.3 Register van percelen waarop de regeling van planschade, planbaten, kapitaalschade of gebruikersschade van toepassing kan zijn Aan te vullen na de plenaire vergadering.

226855 pagina 34 PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2 mei 2014

9 Bijlagen

Bijlage 1 Plan bestaande feitelijke en juridische toestand Bijlage 2 Voorontwerp grafisch plan Bijlage 3 plan-mer-screening

226855 pagina 35 PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2 mei 2014

Plan-MER-screening PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2 Provincie Oost - Vlaanderen

COLOFON

Opdracht: Plan-MER-screening PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2

Opdrachtgever: Provincie Oost - Vlaanderen Directie Ruimte Dienst Ruimtelijke Planning Provinciaal Administratief Centrum Woodrow Wilsonplein 2 9000 Gent

Opdrachthouder: Antea Belgium nv Roderveldlaan 2600 Antwerpen

T : +32(0)3 221 55 00 F : +32 (0)3 221 55 01 www.anteagroup.be BTW: BE 414.321.939 RPR Antwerpen 0414.321.939 IBAN: BE81 4062 0904 6124 BIC: KREDBEBB

Antea Group is gecertificeerd volgens ISO9001

Identificatienummer:

2268553010/jil

Datum: status / revisie:

Mei 2014 verzoek tot raadpleging adviesinstanties Juli 2014 Screening_Dienst MER

Vrijgave:

Marten Dugernier, Account Manager

Projectmedewerkers:

Marten Dugernier, Ruimtelijk planner Sofie Claerbout, MER - deskundige Jill Loos, Ruimtelijk planner

 Antea Belgium nv 2014 Zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van Antea Group mag geen enkel onderdeel of uittreksel uit deze tekst worden weergegeven of in een elektronische databank worden gevoegd, noch gefotokopieerd of op een andere manier vermenigvuldigd.

INHOUD

DEEL 1 RAPPORT...... 2

1 BESCHRIJVING EN AFBAKENING PLANGEBIED ...... 3 1.1 KADERING ...... 3 1.2 INITIATIEFNEMER ...... 5 1.3 PLANOMSCHRIJVING ...... 5 1.4 PLANALTERNATIEVEN ...... 5 2 BEPALEN VAN DE PLAN -MER-PLICHT ...... 6 3 POTENTIËLE MILIEUEFFECTEN VAN HET PLAN ...... 8 3.1 BODEM ...... 8 3.2 WATER ...... 10 3.3 FAUNA EN FLORA ...... 13 3.4 LANDSCHAP , BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE ...... 14 3.5 MENS ...... 14 3.6 LUCHT EN GELUID ...... 15 3.7 LEEMTEN IN DE KENNIS ...... 16 3.8 GRENSOVERSCHRIJDENDE EFFECTEN ...... 16 4 CONCLUSIE VAN HET VERZOEK TOT RAADPLEGING ...... 17

2268553025 – bijlage bij MVT – screeningsnota 1 van 16

DEEL 1 RAPPORT

Wijzigingen t.o.v. de bundel die werd bezorgd aan de adviesinstanties werden in het grijs gemarkeerd.

2268553025 – bijlage bij MVT – screeningsnota 2 van 16

1 Beschrijving en afbakening plangebied

1.1 Kadering In het kader van de wettelijke verplichting voor het PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2 wordt een screening van mogelijk aanzienlijke effecten uitgevoerd. In het licht hiervan en overeenkomstig hoofdstuk II artikel 3 §1 van het besluit van de Vlaamse regering betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s, raadpleegt de initiatiefnemer (Provincie Oost-Vlaanderen) op eigen initiatief en uiterlijk op het ogenblik dat hij de doelstellingen en de reikwijdte van het voorgenomen plan kan afbakenen, de volgende instanties: 1. het college van Burgemeester en Schepenen, waarop het voorgenomen plan of programma milieueffecten kan hebben; 2. de betrokken instanties afhankelijk van de ligging en de mogelijk te verwachten aanzienlijke effecten van het voorgenomen plan of programma op in voorkomend geval de gezondheid en veiligheid van de mens, de ruimtelijke ordening, de biodiversiteit, de fauna en flora, de energie- en grondstoffenvoorraden, de bodem, het water, de atmosfeer, de klimatologische factoren, het geluid, het licht, de stoffelijke goederen, het cultureel erfgoed met inbegrip van het architectonisch en archeologisch erfgoed, het landschap en de mobiliteit. Voorliggend verzoek tot raadpleging is voorzien om de instanties toe te laten de gegevens met betrekking tot het plangebied waarover zij beschikken, die eventueel nog niet bekend zouden zijn bij de initiatiefnemer of de Dienst Mer 1, aan de initiatiefnemer over te maken zodat de Dienst Mer een gefundeerde beslissing kan nemen over de plan-MER-plicht van het voorgenomen plan. Op 27 mei 2014 werd hiertoe een adviesvraag geformuleerd aan de Dienst Milieueffectrapportagebeheer (MER) en een selectie van de relevante betrokken instanties die in het licht van het onderzoek dienen aangeschreven te worden, het betreft:  College Burgemeester en Schepenen Gemeente Lede  Ruimte Vlaanderen – APL - provincie Oost – Vlaanderen  Provincie Oost – Vlaanderen - Dienst Waterbeleid  Onroerend Erfgoed – provincie Oost-Vlaanderen  Departement LNE  OVAM  ANB – provincie Oost-Vlaanderen  Agentschap Wonen Vlaanderen  VMM  Departement MOW  Toerisme Vlaanderen  BLOSO

1 In het kader van het veranderproces “M.e.r. in beweging” heeft in juli 2011 een reorganisatie plaats gevonden waarbij de voormalige diensten Milieueffectrapportage (Mer) en Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen (BGP) zijn samengevoegd tot één nieuwe dienst Milieueffectrapportagebeheer (Mer). De kerntaken van de beide voormalige diensten, zijnde het beoordelen van milieueffectenrapporten en procesbegeleiding in het kader van milieueffectrapportage, blijven behouden.

2268553025 – bijlage bij MVT – screeningsnota 3 van 16

Overeenkomstig bovenvermeld besluit vragen wij U om binnen een termijn van 30 dagen vanaf de ontvangst van voorliggend verzoek tot raadpleging uw advies omtrent de plan-MER-plicht van het PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2 over te maken aan Antea Group , optredend in naam van de initiatiefnemer, zijnde de provincie Oost-Vlaanderen en dit op volgend adres: Antea Group Roderveldlaan 1 2600 Antwerpen t.a.v. Jill Loos In onderstaande hoofdstukken wordt een screening gedaan van de mogelijke milieueffecten die kunnen optreden door uitvoering van het PRUP. Indien nodig worden er milderende maatregelen voorgesteld. Als referentiesituatie/nulalternatief wordt vertrokken van de actuele toestand op het terrein en de functies die het plangebied op dit moment vervult, zoals grotendeels omschreven in de toelichtingsnota.

2268553025 – bijlage bij MVT – screeningsnota 4 van 16

1.2 Initiatiefnemer De provincie Oost - Vlaanderen is initiatiefnemer van het provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan “Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2”, en bijgevolg ook van de screening van de plan-MER- plicht.

1.3 Planomschrijving Voor een situering van het plangebied wordt verwezen naar paragraaf 1.3. in de toelichtingsnota van het RUP Een omschrijving van de doelstellingen en visie van het RUP wordt gegeven in hoofdstuk 7 van de toelichtingsnota.

1.4 Planalternatieven Er zijn geen relevante te onderzoeken alternatieven. De keuze voor de herbestemming van de zone voor verblijfsrecreatie volgt uit de globale provinciale visie op deze zone voor verblijfsrecreatie en op het permanent wonen in weekendverblijven in de provincie.

2268553025 – bijlage bij MVT – screeningsnota 5 van 16

2 Bepalen van de plan-MER-plicht

Met de goedkeuring van het besluit betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s door de Vlaamse Regering op 12 oktober 2007, moet de initiatiefnemer van een plan met – mogelijk – aanzienlijke milieueffecten, zoals bijvoorbeeld ruimtelijke uitvoeringsplannen, deze milieueffecten en eventuele alternatieven in kaart brengen. Ruimtelijke uitvoeringsplannen waarvan de plenaire vergadering plaats vindt na 1 juni 2008, moeten aan de nieuwe regelgeving voldoen. Er geldt evenwel enkel een plan-MER-plicht voor deze plannen en programma’s die aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben. Om al dan niet te kunnen besluiten tot een plan-MER-plicht moeten geval per geval de volgende drie stappen doorlopen worden: • Stap 1: valt het plan onder de definitie van een plan of programma zoals gedefinieerd in het Decreet houdende Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid (DABM)? >> RUP’s vallen onder deze definitie; • Stap 2: valt het plan onder het toepassingsgebied van het DABM ? >> dit is het geval indien:  Het plan het kader vormt voor de toekenning van een vergunning (stedenbouwkundige, milieu-, natuur-, kap-,…) aan een project;  Het plan mogelijk betekenisvolle effecten heeft op speciale beschermingszones waardoor een passende beoordeling vereist is. Provinciale ruimtelijk uitvoeringsplannen vormen het kader voor de toekenning van een stedenbouwkundige vergunning, die pas kan worden verleend als het voorgenomen project zich in de bestemming bevindt die overeenstemt met de bestemming vastgelegd in het ruimtelijk uitvoeringsplan. Het PRUP vormt dus het kader op basis waarvan de stedenbouwkundige vergunning toegekend wordt. Het PRUP Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2 valt bijgevolg onder het toepassingsgebied van het DABM.  Stap 3: valt het plan onder de plan-MER-plicht ? >> Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen:  Plannen die “van rechtswege” plan-MER-plichtig zijn (geen voorafgaande “screening” vereist): • Plannen die het kader vormen voor projecten uit bijlage I, II of III van het BVR van 10 december 2004 (project-MER plicht) en wijziging van 1 maart 2013 én niet het gebruik regelen van een klein gebied op lokaal niveau noch een kleine wijziging inhouden én betrekking hebben op landbouw, bosbouw, visserij, energie, industrie, vervoer, afvalstoffenbeheer, waterbeheer, telecommunicatie, toerisme en ruimtelijke ordening (een RUP voldoet per definitie aan deze laatste voorwaarde); • Plannen waarvoor een passende beoordeling vereist is, uitgezonderd deze die het gebruik bepalen van een klein gebied op lokaal niveau of een kleine wijziging inhouden.  Plannen die niet onder de vorige categorie vallen en waarvoor geval per geval moet geoordeeld worden of ze aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben >> “screeningplicht”  Plannen voor noodsituaties (niet plan-MER-plichtig, maar hier niet relevant).

2268553025 – bijlage bij MVT – screeningsnota 6 van 16

Het PRUP ‘Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2’ vormt geen kader voor de toekenning van een vergunning voor een project opgesomd in bijlage I,II of III van het project-m.e.r.-besluit van 10 december 2004, gewijzigd bij art. 18 B.Vl. Reg. 1 maart 2013, B.S. 29 april 2013, en is derhalve screeningsgerechtigd. Voor niet van rechtswege plan-MER-plichtige RUP’s dient geval per geval een screeningsprocedure doorlopen te worden teneinde een conclusie te kunnen maken omtrent eventuele plan-MER-plicht. In volgende paragrafen wordt het screeningsonderzoek, ook wel het onderzoek naar het voorkomen van aanzienlijke milieueffecten als gevolg van het plan, gevoerd.

2268553025 – bijlage bij MVT – screeningsnota 7 van 16

3 Potentiële milieueffecten van het plan

3.1 Bodem

3.1.1 Referentiesituatie

Figuur 1 Bodemkaart Op de bodemkaart wordt het plangebied voor het merendeel gekarteerd als zijnde ‘natte kleibodem‘ (Eep). In het uiterste oosten en westen van het plangebied zijn kleine gedeelten aangeduid als nat zandleem (Lhp).

2268553025 – bijlage bij MVT – screeningsnota 8 van 16

Figuur 2 Situering bodemonderzoeken Uit de OVAM-databank van de verspreiding van bodemonderzoeken (situatie 03/12/1013) in Vlaanderen, blijkt dat binnen het plangebied één site voorkomt waar in 2004 een oriënterend bodemonderzoek werd uitgevoerd t.h.v. de zonevreemde bedrijfsloods. Daar er geen beschrijvend onderzoek werd uitgevoerd, kan er redelijkerwijs worden aangenomen dat de mogelijk aangetroffen verontreiniging zich beneden de geldende normen situeert. 3.1.2 Mogelijke effecten Een mogelijk effect op de bodem wordt hoofdzakelijk teweeg gebracht door de aanleg van nieuwe infrastructuur. Een herbestemming naar een ‘natuurgebied’ bestemming vermijdt de verdere verdichting van de zone en de toename van de verharde oppervlaktes. Er worden in deze zone bijgevolg geen negatieve effecten verwacht. Enkel locaties waar reeds vergunde tuinconstructies staan worden mee opgenomen binnen een bestemming ‘tuinzone’. Binnen deze tuinzone wordt per perceel maximaal 1 nieuw bijgebouw toegelaten met een maximale oppervlakte van 40m². De bodem is er niet gevoelig voor profielvernietiging maar wel zeer gevoelig voor verdichting (bodemtype Eep). Gezien de beperkte oppervlakte die mogelijks verdicht kan worden, worden de effecten beperkt negatief ingeschat. De bestaande vergunde bedrijfsloods is gelegen in de bestemming ‘tuinzone’ met als overdruk ‘bestaand zonevreemd bedrijf’. Binnen het plangebied worden geen nieuwe bestemmingen toegelaten die aanleiding kunnen zijn voor (grootschalige) bodemverontreiniging. 3.1.3 Milderende maatregelen Milderende maatregelen worden niet noodzakelijk geacht. De maatregelen m.b.t. bodemkwaliteitsaspecten zijn geregeld via het Bodemsaneringsdecreet. 3.1.4 Conclusie Vanuit de discipline bodem worden geen aanzienlijk negatieve effecten verwacht wanneer de geldende regelgeving in acht wordt genomen (Vlarebo).

2268553025 – bijlage bij MVT – screeningsnota 9 van 16

3.2 Water

3.2.1 Referentiesituatie

Figuur 3, Waterlopen per categorie, bron: AGIV – Zie ook paragraaf § 4.7 ‘Integraal waterbeheer’ in de toelichtingsnota. – Waterlopen: Overimpebeek, waterloop nr. S.118bis van 3 de categorie, grenst in het oosten aan het plangebied. Oud - geklasseerde waterloop nr. 8, beheerd door de aangelanden grenst in het westen aan het plangebied. Deze mondt uit in de Trotgracht, waterloop nr. S.119 van 2de categorie beheerd door de provincie Oost-Vlaanderen. – Waterbekken: Het plangebied behoort tot het “Beneden – Scheldebekken” en meer specifiek tot het deelbekken “De Drie Molenbeken”. – Watertoetskaarten: o Erosiegevoeligheid : Het plangebied is hoofdzakelijk niet erosiegevoelig. Verspreid over het plangebied zijn er kleine erosiegevoelige delen gelegen. o Heel het plangebied is zeer gevoelig voor grondwaterstroming . (type 1). Deze zone komt overeen met de zone aangeduid als mogelijk overstromingsgevoelig. Het noordelijke gedeelte van het plangebied is effectief overstromingsgevoelig. o Heel het plangebied is niet infiltratiegevoelig . – Gelegen in VHA-zone nr.482: ‘Molenbeek/Grote Beek’ – Op basis van de grondwaterkwetsbaarheidskaart (Bron: Databank Ondergrond Vlaanderen) blijkt dat het plangebied in weinig kwetsbaar (Dc) gebied is gelegen. Als reden hiervoor kan aangehaald worden dat de watervoerende laag bestaat uit leemhoudend of kleihoudend zand en er een kleiige deklaag van meer dan 10m dik aanwezig is. – Het noorden van het plangebied wordt aangeduid als recent overstroomd gebied (ROG). Het hele plangebied is van nature overstroombaar (NOG) vanuit een waterloop.

2268553025 – bijlage bij MVT – screeningsnota 10 van 16

– Het plangebied is niet gelegen in een waterwingebied of beschermingszone voor grondwaterwinning. – Zoneringsplan: de woningrij langs de Ledestraat wordt aangeduid als centraal gebied. Een onbebouwde zone in het noorden wordt aangeduid als individueel te optimaliseren buitengebied.

2268553025 – bijlage bij MVT – screeningsnota 11 van 16

clusters Collectief geoptimaliseerd buitengebied

Individueel te optimaliseren buitengebied

centraal gebied

Collectief te optimaliseren buitengebied

Figuur 4 Zoneringsplan VMM t.h.v. het plangebied 3.2.2 Mogelijke effecten De herbestemming van de bestemming ‘verblijfsrecreatie’ naar een ‘natuurgebied’ bestemming vermijdt de verdere verdichting van de zone en de toename van verharde oppervlaktes in de toekomst. De bestaande tuinen krijgen de bestemming tuinzone. Er worden nergens grootschalige ondergrondse constructies voorzien, waardoor er geen effecten op de grondwaterstroming verwacht worden. Door het bestemmen van de noordelijke zone naar natuurgebied wordt verzekerd dat er ook in de toekomst voldoende ruimte zal zijn voor de aangrenzende waterlopen, wat positief beoordeeld wordt. De ligging in overstromingsgevoelig gebied vormt geen belemmering voor de geplande bestemmingen, met name natuurgebied en tuinzone. Volgens de nieuwe verordening hemelwater 2 dient elke constructie of verharding groter dan 40 m² te voldoen aan de verordening. Gezien er binnen het plangebied geen nieuwe bebouwing wordt toegelaten, met uitzondering van 1 bijgebouw per perceel in de tuinzone met een maximale oppervlakte van 40 m², is deze verordening niet van toepassing. Gezien er geen bijkomende bebouwing toegelaten wordt binnen het plangebied (met uitzondering van 1 beperkt bijgebouw per perceel in de tuinzone), worden geen negatieve effecten inzake het afvalwater verwacht.

2 De Vlaamse Regering heeft op 5 juli 2013 een nieuwe verordening hemelwater definitief goedgekeurd die in werking is getreden sinds 1 januari 2014. De nieuwe verordening betekent een verstrenging van de vorige regelgeving (Besluit van de Vlaamse Regering van 1 oktober 2004 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infilgratie-voorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

2268553025 – bijlage bij MVT – screeningsnota 12 van 16

3.2.3 Milderende maatregelen Milderende maatregelen worden niet noodzakelijk geacht. 3.2.4 Conclusie Er wordt geen aanzienlijk negatief effect verwacht voor de discipline water.

3.3 Fauna en Flora

3.3.1 Referentiesituatie Voor een situering van Natura2000-gebieden en VEN-gebieden wordt verwezen naar paragraaf 4.8.2 en 4.8.3 in de bijhorende toelichtingsnota. Er is geen Natura 2000-gebied, in of nabij het plangebied gelegen. Het dichtstbijzijnde Natura 2000- gebied zijn de Bossen van het zuidoosten van de zandleemstreek (op ca. 2km ten oosten van het plangebied). Het dichtstbijzijnde vogelrichtlijngebied ‘Durme en de middenloop van de Schelde’ ligt op 5km ten noorden van het plangebied. Het plangebied zelf is niet gelegen in VEN-gebied, maar wordt wel omringd door een VEN – gebied, grote eenheid natuur: ‘De Valleien van de Molenbeken in Lede’. Voor een situering op de BWK (versie 2010) wordt verwezen naar paragraaf 3.8.1 in de bijhorende toelichtingsnota. Het noordelijk deel van het plangebied wordt aangeduid als biologisch waardevol. Het betreft een deel van een perceel dat gekarteerd is als soortenrijk permanent cultuurgrasland (hp+) met bomenrijen met dominantie van populier (kbp). Verder wordt de zone in het noordoosten aangeduid als complex van biologisch minder waardevolle en waardevolle elementen gekarteerd als uv (terrein met recreatie-infrastructuur) en kbp (populierenrijen). Het plangebied grenst in het noorden aan een biologisch waardevolle aaneengesloten zone, hoofdzakelijk bestaande uit populierenbossen en waardevolle graslanden. Ook op ca. 250 m ten zuiden van het plangebied is een grotere aaneengesloten waardevolle zone gelegen, eveneens hoofdzakelijk bestaande uit populierenbossen en waardevolle graslanden. Op de ecosysteemkwetsbaarheidskaart voor eutrofiëring wordt het plangebied gedeeltelijk aangeduid als weinig kwetsbaar tot niet kwetsbaar in het westen. Het oostelijke gedeelte is niet kwetsbaar. Op de ecosysteemkwetsbaarheidskaart voor verzuring wordt het plangebied in het oosten als niet kwetsbaar aangeduid. Het westelijke gedeelte is aangeduid als weinig kwetsbaar. Op de ecosysteemkwetsbaarheidskaart voor verdroging wordt het plangebied in het oosten als niet kwetsbaar aangeduid. Het westelijke gedeelte is aangeduid als weinig kwetsbaar tot kwetsbaar. Op de ecosysteemkwetsbaarheidskaart voor ecotoopverlies wordt het plangebied in het oosten als niet kwetsbaar aangeduid. Het westelijke gedeelte is aangeduid als weinig kwetsbaar tot kwetsbaar. 3.3.2 Mogelijke effecten Gezien de herbestemming naar ‘natuurgebied’ worden de waardevolle en kwetsbare delen van het plangebeid beschermd en kunnen de aanwezige natuurpotenties gehonoreerd worden. Het behouden van de huidige waardevolle elementen wordt neutraal beoordeeld. Echter, ten opzichte van de huidige gewestplanbestemming wordt het herbestemmen naar natuurgebied positief beoordeeld, gezien het behoud van deze waardevolle elementen hiermee juridisch wordt vastgelegd en de waardevolle elementen nog kunnen versterkt worden. Er worden geen effecten verwacht op het aangrenzende VEN-gebied, gezien het plan als doel heeft de huidige situatie te bestendigen. Het juridisch verzekeren van het behoud (en eventueel versterken) van deze waardevolle elementen door de omvorming naar natuurgebied, wordt positief beoordeeld.

2268553025 – bijlage bij MVT – screeningsnota 13 van 16

De bestaande zonevreemde bedrijfsloods krijgt een overdruk ‘bestaand zonevreemd bedrijf’. De zuidelijke zone wordt bestendigd in zijn bestaande toestand door ze aan te duiden als tuinzone. 3.3.3 Milderende maatregelen Milderende maatregelen worden niet noodzakelijk geacht. 3.3.4 Conclusie Vanuit de discipline fauna en flora zijn geen aanzienlijke negatieve milieueffecten te verwachten.

3.4 Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie

3.4.1 Referentiesituatie Voor een situering op kaart wordt verwezen naar paragraaf 4.9 van bijhorende toelichtingsnota. In het plangebied bevindt zich geen bouwkundig erfgoed. Het plangebied maakt ook geen deel uit van een beschermd landschap, dorps- of stadsgezicht. Volgens de Landschapsatlas lopen er geen lijnrelicten doorheen of langsheen het plangebied en zijn er geen puntrelicten in gelegen. Het plangebied bevindt zich wel in de relictzone ‘Molenbeek Wichelen – Wanzele, Kattenbos’. Er zijn geen specifieke beleidswenselijkheden voor deze relictzone opgenomen. Het landschapsbeeld wordt in het zuiden bepaald door de bestaande bebouwing en in het noorden door de aanwezige graslanden en bomen. 3.4.2 Mogelijke effecten De realisatie van het plan zal geen significante effecten hebben op de landschappelijk waardevolle delen, aangezien het plan de zone grotendeels herbestemd naar natuurgebied. De natuurlijke functie wordt bestendigd, wat aansluit op de omringende gebieden. Hierdoor worden ook geen wijzigingen aan het landschapsbeeld verwacht. Het RUP vormt slechts heel beperkt het kader voor nieuwe graafwerkzaamheden, met name enkel in de tuinzone wordt bijkomende bebouwing toegelaten onder de vorm van 1 bijgebouw per perceel met een maximale oppervlakte van 40 m². De kans op het verstoren van archeologica wordt hierdoor heel beperkt ingeschat. Vanwege het specifieke karakter van het archeologisch erfgoed dat voor ons verborgen zit in de ondergrond, is het onmogelijk om bijvoorbeeld op basis van de Centrale Archeologische Inventaris uitspraken te doen over de aan- of afwezigheid van archeologische sporen. Zekerheid omtrent aan- of afwezigheid van archeologische sporen kan immers alleen met specifiek onderzoek vastgesteld te worden. Indien de regelgeving op archeologische vondsten strikt wordt nageleefd, kunnen de effecten op het archeologisch erfgoed beperkt worden. 3.4.3 Milderende maatregelen Milderende maatregelen worden niet noodzakelijk geacht. 3.4.4 Conclusie Er worden geen aanzienlijk negatieve effecten verwacht voor de discipline Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie.

3.5 Mens

3.5.1 Referentiesituatie Voor een ruimtelijke situering en bespreking van de aanwezige functies binnen het plangebied wordt verwezen naar hoofdstuk 5 ‘Analyse bestaande toestand’ in de toelichtingsnota.

2268553025 – bijlage bij MVT – screeningsnota 14 van 16

Het plangebied is niet gelegen in Herbevestigd Agrarisch Gebied (HAG). (voor de situering op kaart wordt verwezen naar paragraaf 4.6 in de toelichtingsnota). Er bevindt zich geen buurtweg in het plangebied. Voor de situering van de buurtwegen op kaart wordt verwezen naar paragraaf 4.5 in de toelichtingsnota. 3.5.2 Mogelijke effecten Impact functies: Door de omzetting van zone voor verblijfsrecreatie naar zone voor natuurgebied en tuinzone is er een verlies aan (potentiële) ruimte voor recreatie. Anderzijds wordt de bestaande aanwezige natuur versterkt en beschermd, waardoor deze winst aan ruimte voor natuur positief wordt geëvalueerd op het vlak van ruimtelijke samenhang. De bestaande functies kunnen blijven bestaan. De bestaande tuinconstructies krijgen door de herbestemming naar tuinzone een aangepaste bestemming. De bestaande zonevreemde bedrijfsloods wordt herbestemd naar natuurgebied met overdruk ‘bestaand zonevreemd bedrijf’. Dit bedrijf kan in stand worden gehouden volgens de geldende zonevreemde basisrechten. Impact mobiliteit: De huidige ontsluiting gebeurt via private opritten. Deze zijn doodlopend. Het plan voorziet in de natuurlijke ontwikkeling van het gebied. De voorziene bestemmingen introduceren in principe geen bijkomend verkeer. Ten opzichte van de bestaande bestemmingszone (verblijfsrecreatie) zijn de te verwachten effecten positief. Impact landbouw: In het westen van het plangebied zijn twee landbouwpercelen gelegen. Deze zijn momenteel zonevreemd gelegen (binnen een zone voor verblijfsrecreatie). Door uitvoering van het RUP zijn deze nog steeds zonevreemd gelegen en komen ze binnen natuurgebied te liggen waardoor deze mogelijks onderhevig zijn aan een andere (strengere) wetgeving. Ten opzichte van het deeldomein landbouw wordt dit beperkt negatief beoordeeld. Impact veiligheid: Binnen het plangebied van het RUP en in een straal van 2 km er rond, zijn geen Seveso-bedrijven aanwezig. Het oprichten van een nieuwe SEVESO-inrichting binnen het plangebied is niet toegestaan. Er wordt bijgevolg geen significante impact wat betreft veiligheid verwacht. 3.5.3 Milderende maatregelen Er worden geen milderende maatregelen voorgesteld. 3.5.4 Conclusie Er worden geen aanzienlijk negatieve milieueffecten verwacht voor de discipline Mens.

3.6 Lucht en geluid In de huidige toestand zijn er geen bijzondere knelpunten inzake lucht en geluid. Een mogelijke geluidsoverlast is mogelijk van de bestaande zonevreemde bedrijfsloods en is in dit geval momenteel ook reeds aanwezig. Uitvoering van het RUP heeft hierbij geen significant bijkomende negatieve gevolgen. Bijkomende geluidsoverlast is niet te verwachten. Het plan zal de huidige toestand op het terrein bestendigen en geeft voorrang aan natuurontwikkeling, waardoor er geen significante effecten te verwachten zijn op het gebied van lucht en geluid.

2268553025 – bijlage bij MVT – screeningsnota 15 van 16

3.7 Leemten in de kennis Er zijn niet onmiddellijk leemten vastgesteld die ervoor zorgen dat een effect niet kan worden beoordeeld.

3.8 Grensoverschrijdende effecten De afstand in vogelvlucht tot de gewestgrens is ca. 24km. Er worden geen grensoverschrijdende effecten verwacht.

2268553025 – bijlage bij MVT – screeningsnota 16 van 16

4 Conclusie van het verzoek tot raadpleging

Het ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2’ geeft antwoord op de problematiek van de zone voor verblijfsrecreatie in de gemeente Lede. De doelstelling wordt uitgewerkt in nauwe relatie tot de omgeving en de specifieke karakteristieken en bestaande ruimtelijke invulling van het plangebied. Dit leidt tot een gedeeltelijke herbestemming naar natuurgebied en naar tuinzone. De bestaande zonevreemde bedrijfsloods krijgt een overdruk ‘bestaand zonevreemd bedrijf’. Het plan leidt tot een optimaal evenwicht tussen de bestaande structuur in de zone en de omgeving en de gewenste ontwikkeling. Er is vooral rekening gehouden met de natuurlijke waarde en ruimtelijke inpassing van het plangebied in zijn directe omgeving. Uit de screening blijkt dat er geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten zijn. Het PRUP ‘Reconversie verblijfsrecreatie Lede fase 2’, dat voorwerp vormt van dit onderzoek tot milieueffectenrapportage, valt volgens voorgaand effectenonderzoek bijgevolg niet onder de plan- MER-plicht zoals voorzien in het plan-MER-decreet van 27/04/2007. De eventuele nodige voorgestelde milderende maatregelen voorgesteld in dit onderzoek worden opgenomen of verder mee opgenomen in het RUP proces.

2268553025 – bijlage bij MVT – screeningsnota 17 van 16 497 13A 36B 502 500A 24A Landschappelijk waardevolle Voetweg nr. 51 498 agrarische gebieden 37 PRUP Reconversie 505B

23 verblijfsrecreatie Lede fase 2 34A 35A 499 505C

14A 503 Lede - Ledestraat Buurtweg nr. 8 22

Voetweg nr. 49 36A 504A 506 Bestaande en juridische toestand

Woongebieden met 15G 35B Buurtweg nr. 102 landelijk karakter Legende Voetweg nr. 51 512 21 509 55 511 RUP begrenzing 54 Natuurgebieden 17F 53 38 58 52B52A 494/02 51A 494A 56 51B 51F 17G 57 526B Kadastrale percelen en gebouwen 510 39 50 20M Gewestplanzonering 513 514

Buurtweg nr. 26 49 40A VK578 Verkavelingen

59 508A 20G 515 Buurtweg nr. 3 60 Buurtwegen 492A

Voetweg nr. 48 40B Voetwegen Ledestraat 518/02 518 508/02 517/02 493/02 493 20L 63D 48C 490 41 516 491 63C VK243 42 517 VK1213 64C 48B 47B 519A 145B Gebieden voor verblijfrecreatie VK228 65K VK275 64D 47A 48E VK226 43D VK696 537D 65H

44S 520G 525G 46K 46H VK1003 527A 46G VK1649 46E 525K 48H VK1473 VK1900 526B 46F 520H 535B 533A 534A 45E 532C Buurtweg nr. 3 530B 528B 44W 525C 68/02 45D 44N 525A 525B 66E 44T 44X 44H VK1677 44P 44G VK1676 Natuurgebieden 68E 44F 520E Woongebieden Buurtweg nr. 8 44V VK1679 1194S 1194D2 1205C 1194Z 520/02B Overimpestraat 1209D 1204L 1200F 75D 1202D 142 1209C 1204P 1206E 1196E 1204M 78F VK558

1211 1212G 1198H 78E 77H 1198G 1212D 66C 75C 1199B 68F 1214 1212C 1199A 140 VK1250 1213/02 1177E 139 138 1213B Bronnen: 137 79 1213A Ξ De Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie is de enige eigenaar van de kadastrale gegevens 1.1.2013 die op dit document 136 1216E 1173C 80 voorkomen 1216F sĞĐƚŽƌŝģůĞǀĞƌƐŝĞǀĂŶŚĞƚ'ĞǁĞƐƚƉůĂŶ͕Ds'Ͳ>/EͲZK,D͕ZƵŝŵƚĞůŝũŬĞWůĂŶŶŝŶŐ͕ 1215 OC GIS VLAANDEREN (2002) + controle via analoog gewestpan 81 Landschappelijk waardevolle Atlas van de buurtwegen van de provincie Oost-Vlaanderen, 135C agrarische gebieden 82 1216K ǀĞĐƚŽƌŝģůĞǀĞƌƐŝĞ;ϭϴϰϯͲϭϵϯϬͿ;'/^ͲŽŽƐƚͿ 83 VK1918 1216H 135D 84 131A Kenmerk: 2268555010/evo 85A 1216G Datum: mei 2014 1218C Veldekenswegel1172B 1221D LandschappelijkPlannr.: 05/06 waardevolle 85B 0 20m 40m 60m 80m 100m 120m Formaat: A3 133 Voetweg nr. 166 129 Schaal: 1:2.000 Buurtweg nr. 27 1217 69 86A VK1599

Buurtweg nr. 9 497 13A 36B 502 500A 24A 498 37 PRUP Reconversie 505B

23 verblijfsrecreatie Lede fase 2 34A 35A 499 505C

14A 503 Lede - Ledestraat 22

36A 504A 506 Grafisch plan

15G 35B Legende 512 21 509 55 511 RUP begrenzing 54 17F 53 38 58 52B52A 494/02 51A 494A 56 51B 51F 17G 57 526B Kadastrale percelen en gebouwen 510 39 50 20M Art.1 Natuurgebied 513 514

49 40A Art.2 Tuinzone

59 508A 20G 515 60 Art.2bis Bestaand zonevreemd bedrijf (overdruk) 492A

40B Op te heffen verkavelingen Ledestraat 518/02 518 508/02 De goedgekeurde verkavelingsvergunningen en wijzigingen 517/02 493/02 493 van verkavelingsvergunningen binnen de plangrens worden 20L 63D 48C door de delen vallend binnen de perimeters van het PRUP, 490 41 516 voor de gedeelten die niet vervallen zijn, opgeheven volgens 491 63C ĂƌƚŝŬĞůϰ͘ϲ͘ϱΑϭǀĂŶĚĞsůĂĂŵƐĞŽĚĞdžKƌĚĞŶŝŶŐ͕ŽƉ 42 517 voorwaarde dat dit bij de voorlopige en definitieve vaststelling van het PRUP uitdrukkelijk bepaald is, ten minste 64C 48B 47B op het grafisch plan. Art.1 519A

145B 65K 64D 47A 48E 43D 537D Art.2 65H Art.2bis 44S 520G 525G 46K 46H 527A 46G 46E 525K 48H Art.2 526B 46F 520H 535B 533A 534A 45E 532C 530B 528B 44W 525C 68/02 45D 44N 525A 525B 66E 44T 44X 44H 44P 44G

68E 44F 520E

44V 1194S 1194D2 1205C 1194Z 520/02B Overimpestraat 1209D 1204L 1200F 75D 1202D 142 1209C 1204P 1206E 1196E 1204M 78F

1211 1212G 1198H 78E 77H 1198G 1212D 66C 75C 1199B 68F 1214 1212C 1199A 140 1213/02 1177E 139 138 1213B

137 79 1213A

136 1216E 1173C 80 Bronnen: 1216F 81 1215 Ξ De Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie is de 135C enige eigenaar van de kadastrale gegevens 1.1.2013 die op dit 82 1216K document voorkomen

83 1216H 135D 84 131A Kenmerk: 2268555010/evo 85A 1216G Datum: mei 2014 1218C Veldekenswegel1172B 1221D Plannr.: 06/06 85B 0 20m 40m 60m 80m 100m 120m Formaat: A3 133 129 1217 Schaal: 1:2.000 69 86A