Oud Batavia •V* Ï •-
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
- ■ OUD BATAVIA •V* ï •- :: r •• • \ » r Inzake nadruk, bewerking en. vertaling slaat dit werk onder de bescherming der Wet. Behalve de gewone uitgave is eene luxe-uitgave met tien illustraties gedrukt op groot formaat papier in honderd genummerde exemplaren, alle geteekend door den Schrijver. Het werk wordt gecompleteerd met een Platenalbum met begeleidenden tekst. * >■ c i 9 ;f . < 5 s. 1 Oud Batavia GEDENKBOEK uitgegeven door het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Weten schappen naar aanleiding van het driehonderdjarig bestaan der stad in 1919 EERSTE DEEL G. KOLFF & Co. - BA1AVIA - 1922. INHOUD. Hoofdstuk I Stichting der stad ......................... blz. 1 II Batavia tot den dood van Coen ... >> 41 )> III Ontwikkeling der stad tot 1650 ... „ 91 >> IV Het Kasteel .................................... >) 139 if V Muren, poorten, Vierkant, Boom, grachten, straten ........................... » 219 » VI Openbare gebouwen ..................... )} 275 » VII Compagnies werkplaatsen, markten, pakhuizen ....................................... >> 346 VIII Voorsteden, buitenwijken, Welte vreden . i... r. Jf&u................ >> 373 ff IX Suiker- en arakindustrie, Meester Cornelis, omstreken ...................... )7 418 >> X Slaven, inlandsche bevolking ...... >> 451 XI Vreemde Oosterlingen .................. >> 485% XII Mardijkers en Mixtiezen .............. }) 512 T Aanteekeningen ................................................ >> 551 De Gouverneurs-Generaal van 1610 tot 1870 >> 555 De kaart van Clemendt................................... >> 557 Los bijgevoegd is Clemendt’s kaart van Batavia, herdrukt op de Topographische Inrichting alhier. - = l 1 WOORD VOORAF. In April 1917 vatte de Directie van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen het voornemen op om door de uitgave van een Gedenkboek van hare warme belangstelling voor het naderende feest ter viering van het driehonderdjarig bestaan van de stad Batavia te doen blijken. Zij wendde zich tot haar Eerelid, den Landsarchivaris Dr. de Haan, en was zoo gelukkig dezen bereid te vinden de samenstelling van dat werk op zich te nemen. Het zou — zoo was oorspronkelijk het plan — het karakter dragen van een Jubileumsuitgave en niet meer bevatten dan een beknopte populaire verhandeling over de oude vestiging, geïllustreerd met de noodige van bijschriften voorziene platen. De omstandigheden hebben echter anders gewild. Nadat al spoedig gebleken was, dat ten gevolge van den oorlogstoestand de verschijning van het werk vóór den jubi- leumsdatum, 30 Mei 1919, tot de onmogelijkheden behoorde en dus de uitgave van het oorspronkelijk bedoelde Gedenk boek Batavia 1619-1919 moest worden opgegeven, werd aan Dr. de Haan de volle vrijheid gelaten om den aard, den omvang en het tijdstip van verschijning van zijn werk zelf te bepalen. Aldus zag de auteur zich de gelegenheid geopend om de overvloedige bescheiden over oud-Batavia, welke zijne om vangrijke bronnenstudiën en zijne naspeuringen in de bene denstad zelve in den loop van vele jaren aan het licht gebracht hadden, volledig tot hun recht te laten komen. Het uitstel van de uitgave van het Gedenkboek tot drie jaren post festum behoeft dus in geenen deele betreurd te worden. Immers door de wijze, waarop thans de auteur zijn stof kon behandelen, is het „Gedenkboek” verre uitgegroeid boven de beteekenis van een gelegenheidsgeschrift; het is geworden een standaardwerk, waarin Oud-Batavia eens en voor goed % 4‘0 * ’%■ in woord en beeld is vastgelegd. Bij de aanbieding hiervan •y. aan het publiek is het der Directie een behoefte haar Eerelid £ oprechten dank te betuigen voor de boven alle lof verheven wijze, waarop hij zich van zijne zware taak gekweten heeft. Moge zijn werk hem de voldoening schenken, dat belang stelling voor de roemrijke geschiedenis van Batavia in wijden kring wordt opgewekt. Gaarne geeft de Directie uitdrukking aan haar erkentelijk heid jegens de Regeering, die den auteur toestond zijn ambts tijd mede aan de samenstelling van het werk te besteden; den Oudheidkundigen Dienst, wiens fotograaf, de heer J. J. de Vink de meeste foto’s van het platenalbum vervaar digde, en de Heeren Dr. J. W. Yzerman, H. D. H. Bosboom en B. Hoetink, die bij het verzamelen van gegevens in Holland bereidwillig hulp verleenden. De Directie van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen. y i i .( i > HOOFDSTUK I. ANNEER men geboren Batavianen hoort rede- neeren over iets uit het verleden hunner veste, dan duurt het niet lang of de „Portugeesche tijd” w komt op het tooneel. Zij weten daaromtrent zelfs verhalen op te disschen, die in geloofwaardigheid niet onder doen voor Moeder de Gans of de avonturen van Münchhausen. Nagenoeg de eenige aanraking echter (om van eene ne derzetting maar te zwijgen), welke de Portugeezen ooit met deze streek hebben gehad, was in 1522, toen Enrique Leme van Malaka werd gezonden naar de „haven van Sunda” en, naar het heet, een contract sloot 1) met den Vorst van dit land, een en ander als een gevolg van de verovering van Malaka door de Portugeezen in 1511 en de vestiging aldaar van hun tolsysteem, een systeem dat den handel uit het Westen op den Archipel, die tevoren de route van Straat Malaka had gevolgd, naar Straat Soenda gedreven had, waar van het opluiken zoowel van Bantam als vooral van Soenda Kalapa, de havenplaats van het nog heidensche rijk van Pa- koewan Padjadjaran, het gevolg was geweest. 8 2. Reeds vijf jaren echter na Enrique Leme’s zending viel Soenda Kalapa in de handen der Bantamsche Mohammedanen, 1) Tijdens de voorbereiding van dit Gedenkboek werd de padrao of gedenksteen opgedolven, dien de Portugeezen in 1522 hadden ge plaatst beoosten de kali en aan hare monding, iets noordelijker dan de dalem van Jacatra, zooals deze in 1619 aan de overzij stond. Zie onze photo E 1. Het kan wezen dat de oude Maleische naam der Prinsenstraat, Batoe Toemboe (de „omhoog stekende steen”), van den tijd dateert, toen deze padrao daar nog boven den grond stond op den hoek der Groenestraat. Bovendien geven wij de photo J 1 van de in 1522 opgestelde acte, nog heden te Lissabon berustend. Een contract is dit stuk echter niet. Oud Batavia 1 5 — 2 — s waardoor niet enkel een voorloopig einde kwam aan den handelswedijver tusschen beide havens, maar behalve de godsdienst ook de naam van het plaatsje eene verande ring onderging. Voortaan heette het Djajakerta of Soerakerta, / hoewel zelfs heden nog de oude naam Kalapa wel door Chi- neezen wordt gebezigd. Eigen uitvoerproducfen had Soenda Kalapa niet opgeleverd. Wanneer Van Linschoten het derhalve had hooren roemen als eene groote pepermarkt, dan zal dit doelen op aanvoer uit de Lampongs, Palembang en Djambi naar de haven aan de oevers der Tjiliwoeng. Eene wijde reede, beveiligd door een ganschen kring van koraaleilandjes, een uitstekende an kergrond, voortreffelijk drinkwater en overvloed van brand hout in de nabijheid, voldoende leeftocht ter plaatse — maar meer dan dat, de ligging dicht aan Straat Soenda, met de specerijeilanden in het Oosten, het industrieele Hindostan in het Westen, alles wees er op dat Jacatra, zooals wij gewoon zijn het te noemen, eene toekomst zou hebben, zoodra Ban tam achteruitging. §3. Voorloopig echter was Bantam de suzerein. Te Jacatra bestond geen handel meer. Een der leden van het Bantamsche Vorstenhuis zetelde hier als stadhouder in den dalem aan • den linkeroever der Tjiliwoeng, op welks „voorhof” of pase- ban later de Engelsche loge en nog later de Portugeesche Binnenkerk is gebouwd, benoorden het begin der Utrechtsche straat, niet ver van het toenmalige zeestrand. Meer Zuidwest lagen zijne rijstvelden. Waarschijnlijk had de regentswoning, die wellicht op palen stond, zelfs aan het strand gestaan en had zich de zee eerst langzamerhand verder en verder van haar teruggetrokken. De geleidelijke rijzing toch van Java’s Noordkust heeft niet gewacht op de komst der Hollanders, en de verslibbing der riviermonding, die later zooveel moeite heeft gebaard (§ 444), was al tevoren in vollen gang. H. Als woonplaats kan het oude Jacatra weinig bekoring hebben gehad. Feitelijk was het, vooral in den regentijd een groot moeras, waarin zich rondom den ruimen uit bamboe — 3 — gebouwden dalem eenige duizenden woningen van hetzelfde materiaal met atapdaken vertoonden, de verste eene mijl het land in langs de rivier. Rondom de omheinde nederzetting trof men naar den zeekant strandgewassen, naar de landzij de kreupelhout, dat echter spoedig overging in zwaar bosch, wemelend van wild en verscheurend gedierte. Een afdoend bewijs, hoe gering de bevolking en de ontginningen waren, is zeker het feit dat dieren, zoo schuw als de rhinoceros en de banteng, in de onmiddellijke nabijheid werden aangetrof fen niet alleen, maar er volstrekt geene zeldzaamheid waren. Beoosten de rivier had de Regent zijne „warande” of jacht- perk; niet zelden was hij weken aaneen uit jagen of visschen. Een paar roeivaartuigen, boven van een afdak voorzien waar op krijgsvolk kon worden geplaatst, vormden zijne zeemacht. §5. Niemand zou destijds, in het midden der zestiende eeuw, geloof hebben gevonden, die voorspeld mocht hebben dat uit een ander moerasland in het verre Westen, dat van de oevers van Y en Amstel de meesters van Java eens zouden komen. Wat ook de volkeren van Latijnsch ras mochten hebben ont dekt en ondernomen, de Hollander was een nuchter mensch, lustte geen avonturen en was tevreden met zijne vrachtvaart. Hier eene lading in te nemen, haar ginder te lossen, dat was zijn bedrijf en daar voer hij wel bij, zoo wel zelfs, dat hij eindelijk