   

Eerste examenperiode

             ..        



     .   .

    .



 .

Woord vooraf

Deze scriptie is tot stand gekomen met het oog op het behalen van de graad van master in de Klinische Psychologie. Het resultaat van twee jaar werk zou echter niet zijn wat het vandaag is, zonder de hulp van enkele mensen en hierbij wil ik dan ook de tijd en ruimte nemen om hen te bedanken.

Eerst en vooral wil ik mijn begeleider, Wim Matthys, bedanken voor het aanreiken van dit bijzonder interessante onderwerp en de begeleiding doorheen de twee masterjaren. De grondige feedback en boeiende artikels in mijn mailbox hebben deze scriptie op de rails gehouden op momenten dat ze wat van het pad begon af te wijken. Zonder de steun van mijn ouders lag dit werk hier niet, dus ook hen wil ik bedanken. Niet alleen voor het aanhoren van het nodige gezucht, geklaag en gezaag, maar ook voor de onvoorwaardelijke steun toen ik het geweldige idee kreeg om nog eens drie jaar verder te studeren. Nu is het genoeg geweest, denk ik. Sharon en Charlotte, zonder jullie waren de voorbije twee jaar vast niet half zo fijn als ze nu waren. Alles is relatief als er mensen zijn op wie je kan rekenen en die van elk moment een feest weten te maken. Ze mogen zeggen wat ze willen, maar onze rij was de leukste! Merci! Mijn stagementor Tine en alle mensen van Schild-pad en F4ward (Els, Thessa, Sofie, Jessica, Sandra, Ann, Bram, Dorien, Christophe, Talia & Tom). Springen en zwemmen is zoveel eenvoudiger als er mensen aan de kant staan die je een hand reiken als je dreigt te verdrinken. Van zotte momenten tot bezorgde vragen en alles daartussen, bedankt voor een onvergetelijk jaar!

Jeremy, bedankt om te zijn. Omdat meer in detail treden een eigen scriptie waard is.

When you walked into the room just then It’s like the sun came out I’m an atom in a sea of nothing Looking for another to combine Maybe we could be the start of something Be together at the start of time

ii Abstract

Met A Dangerous Method gaf David Cronenberg de figuren van en een nieuwe incarnatie binnen de populaire media. Tussen deze twee mannen plaatst hij echter , een hysterische patiënte van Jung. In tegenstelling tot zowel Freud als Jung, is Spielreins rol in de geschiedenis relatief onbelicht gebleven. Het is slechts in de afgelopen decennia dat het mysterie ontsluierd werd, waarbij onder meer de film van Cronenberg ook een rol speelt. Vertrekkend vanuit de film bestudeert deze scriptie aan de hand van een literatuurstudie de invloed van de figuur van Spielrein op de Psychoanalytische beweging. Vooreerst bestuderen we haar opname bij Jung als casus rond hysterie, waaruit gebleken is dat zij een unieke positie innam als patiënte. Vervolgens hebben we haar bijdrage aan de analytische theorievorming en praktijk bestudeerd. Vanuit die verhouding tussen arts en patiënt is een dynamiek ontstaan dewelke het belang van de concepten overdracht en tegenoverdracht scherp stelt. In een tweede onderdeel zijn we dan ook stil blijven staan bij deze dynamiek – die prominent aanwezig was in haar verhouding met Jung – alsook bij het idee van de overdrachtsliefde als gevolg van die verhouding. Ten slotte hebben we de terugkoppeling gemaakt naar A Dangerous Method en hebben we de eerdere bronnen getrianguleerd met de film. Hierbij moeten we de conclusie trekken dat, ondanks de geschiedkundige ondergrond, deze film een relatief eenzijdige lezing van het verhaal brengt dewelke enigszins afbreuk doet aan de persoon van Spielrein. Waar haar academische aspiraties in beeld komen, worden deze overschaduwd door haar escalerende verhouding met Jung. Zodoende wordt ook abstractie gemaakt van de invloed die zij gehad heeft op de theorievorming.

iii Inhoud

Woord vooraf ...... ii Abstract ...... iii Inleiding ...... 5 Methode...... 11 Sabina Spielrein ...... 13 Inleiding ...... 13 Sabina Spielrein als hysterische patiënte van C.G. Jung (1904 – 1905) ...... 15 Inleidende opmerkingen en aanmelding...... 15 Anamnese en symptomatologie ...... 17 Diagnose en behandeling ...... 22 De bijdrage van Sabina Spielrein… ...... 27 … aan de theorievorming binnen de Psychoanalyse...... 27 … aan de Psychoanalytische praktijk...... 33 Liefde & Overdracht ...... 37 Inleiding ...... 37 Overdracht en tegenoverdracht ...... 39 Een beknopte geschiedenis en definiëring van het concept overdracht...... 39 De plaats en invloed van de therapeut in de overdrachtsverhouding ...... 44 Overdrachtsliefde en seksualiteit ...... 47 Een theoretische beschouwing ...... 47 Casus-illustratie: Carl Jung & Sabina Spielrein ...... 56 Toepassing: A Dangerous Method (2011) ...... 61 Sabina Spielrein als hysterisch patiënte van C.G. Jung (1904 – 1905)...... 61 Overdrachtsliefde en seksualiteit ...... 65 Besluit en discussie ...... 69 Referenties...... 75

iv Inleiding

But psychoanalysis has taught us that the dead – a dead parent, for example – can be more alive for us, more powerful, more scary, than the living. It is the question of ghosts.

Jacques Derrida, New York Times, January 1994 (Moncur, 1994)

Met dit citaat illustreert Frans filosoof Jacques Derrida (1930 – 2004) een van de belangrijke concepten van de psychoanalytische theorie. In het licht van zijn woorden zien we dan ook dat de voorvaderen van de Psychoanalyse, Sigmund Freud (1856 – 1939) en Carl Jung (1875 – 1961) vandaag nog steeds een belangrijke rol spelen. Hun visie mag vandaag evenwel in de schaduw staan van meer hedendaagse interpretaties, een resem hedendaagse concepten en theorieën vertrekken vanuit een Freudiaanse basis (Krauss Whitbourne, 2012), e.g. het concept van en recente ontwikkelingen omtrent de prototype hypothese1 (Roisman, Collins, Sroufe, & Egeland, 2005). Niet alleen in de academische wereld, maar ook in de populaire media steken deze figuren de kop op. Zo is er de BBC miniserie Freud (Armstrong, 1984) en het boek The Interpretation Of Murder (Rubenfeld, 2006) waarin beide heren een prominente rol toebedeeld krijgen, naast tal van cameo’s in populaire tv-series, zoals Sabrina The Teenage Witch en Le Retour d’Arsène Lupin2. Als we kijken naar de verschillende werken waarin zowel Freud alsook Jung als personage figureren, zij het hoofd- of nevenpersonage, dan kunnen we zien dat ze veelvuldig gebruikt worden in allerhande producties. Op filmisch vlak alleen al zien we dat Freud sinds de jaren ’50 regelmatig zijn opwachting maakt op het witte doek (IMDb.com, Inc., 2013). Hoewel Jung in academische kringen ook geen onbelangrijke naam is, zien we dat hij in mindere mate gebruikt wordt in film. Waar Freud reeds zestig jaar een wederkerend personage is, zien we dat Carl Jung pas in de jaren ’80 voor het eerst verschijnt, en in die afgelopen dertig jaar is ‘slechts’ zeven maal gebruikt gemaakt van Jung als personage (IMDb.com, Inc., 2013). Het gebruik van psychoanalyse in film is geen

1 De Prototype Hypothese zoals geformuleerd door Freud stelt dat de relatie tussen moeder en kind fungeert als een blauwdruk of prototype dat een invloed zal uitoefenen op de vorming en het verloop van de latere relaties die het kind zal aangaan in het adolescente en volwassen leven (Owens et al., 1995). Deze hypothese is lange tijd erg controversieel geweest omwille van het definitief karakter ervan: “unique, without parallel, established unalterably for a whole lifetime as the first and strongest love-object and as the prototype of all later love-relations” (Freud (1940, p. 45). In Thompson, Easterbrooks, & Padilla-Walker, 2003, p. 100) [eigen cursivering]. Ook het moeilijk toetsbaar karakter van deze hypothese droeg bij aan de controverse errond. De attachmenttheorie heeft de Psychoanalyse echter gevolgd in zoverre dat ervaringen in de kindertijd een rol spelen in latere liefdesrelaties. Door de jaren heen hebben ze vanuit de attachmentbenadering de Prototype Hypothese van Freud stukje bij beetje toetsbaar gemaakt en zodoende van alle controverse ontdaan door aan te geven dat deze ‘blauwdruk’ niet zo onveranderbaar hoeft te zijn als Freud poneerde (Ainsworth & Bell, 1970; Crowell, Treboux, & Waters, 1999; Main, 2002). 2 Voor een volledige filmografie van de werken waarin Freud en Jung als personage fungeren, kunnen we verwijzen naar de respectievelijke oplijsting op IMDb, zijnde http://www.imdb.com/character/ch0027184/ en http://www.imdb.com/character/ch0069417/

5 zeldzaam fenomeen, integendeel zelf. Psychoanalyse en kunst in brede zin hebben reeds een lange geschiedenis achter de rug en hun paden kruisten elkaar meermaals in de loop van de twintigste eeuw, waarbij beide disciplines geprofiteerd hebben van de kruisbestuiving (Fuller, 1981; Adams, 1994). Als we meer in detail gaan kijken naar film, dan zien we dat de geboorte van de film in 1895 door de gebroeders Lumière haast op hetzelfde moment plaatsvond als Studien über Hysterie, het werk dat een eerste grote periode bij Freud inluidt en tevens een pragmatische en paradigmatische verschuiving met zich meebracht in het denken en werken met hysterische patiënten (Verhaeghe, 2008). Beiden zijn met de eeuwwisseling naar de Verenigde Staten geëmigreerd en hebben daar zowel een complementair als op momenten zelfs vijandig samenzijn ervaren3 (Gabbard & Gabbard, 1999). Vanaf dat moment zien we het ontstaan van een kruisbestuiving tussen beide (Gabbard, 2001b). Immers, zowel de film als het domein van de Psychoanalyse en Psychiatrie hebben tot doel om verder te kijken dan het oppervlakkige dat zich dagdagelijks aanbiedt en gaan de gelaagdheden van de menselijke psyché doorgronden en blootleggen. We zien dan ook dat de Psychoanalyse – en de psychologie/psychiatrie in zijn geheel – de filmmaker van een haast onuitputtelijke bron van materiaal heeft voorzien. Omgekeerd werd en wordt nog steeds de film gezien als een veruitwendiging van het onbewuste van de mens, de vijver waar de Psychoanalyse zo goed in gedijt (Gabbard & Gabbard, 1999). Ondanks het gelijktijdig ontstaan van film en Psychoanalyse en de gelijkaardige mechanismen die onderliggend zijn aan zowel film als de droom, hield Freud zich ver verwijderd van deze vorm van entertainment (Sklarew, 1999). De karakterisering van de Psychiatrie retrospectief beschouwd, kunnen we het Freud niet kwalijk nemen dat hij niet wil meewerken met de filmindustrie als daarin – omwille van het entertainment – een karikatuur van de Psychiatrie en zij die daarin werkzaam zijn, naar voor geschoven wordt (Gabbard & Gabbard, 1999). In het licht van bovenstaande karakteranalyse van Freud in de film, echter, is het haast ironisch dat uitgerekend hij als tegenstander van de film zo’n prominente rol toebedeeld krijgt in de filmgeschiedenis. Niet iedere analyticus deelde Freuds opvatting, echter. In eerste instantie was het vooral de Psychoanalyse die haar kennis ter beschikking stelde van de film, maar stilaan is ook de omgekeerde beweging op gang gekomen. Zo zien we dat in 1997 het International Journal of Psychoanalysis besloten heeft om film als een vorm van kunst te erkennen en aldus ook besprekingen van films relevant voor de Psychoanalyse op te nemen (Gabbard, 2001b).

3 Met de Franse broers Auguste en Louis Lumière als de eerste filmmakers in de geschiedenis (Walters, 2002) en de Oostenrijkse Breuer en Freud aan de wieg van de Psychoanalyse (Jones, 1974), waren zowel de film als de Psychoanalyse kinderen van Europese bodem. De eeuwwisseling introduceerde beide op Amerikaanse bodem alwaar ze stevig geworteld waren binnen het bereik van enkele decennia. Net zoals we de evolutie van zoveel beroepen en maatschappelijke fenomenen kunnen bestuderen aan de hand van hun portrettering in de film, is dit ook het geval voor de psychiatrie. Film en psychiatrie gaan dan ook vaak hand in hand en hebben geleid tot enkele grote werken. Toch was niet iedereen een opgezet met deze kruisbestuiving en sommige prominente figuren, waaronder Freud, hebben zich lange tijd sterk gekant tegen de (karikaturale) portrettering van de psychiatrie in de film (Gabbard, 2001).

6 In tegenstelling tot zowel Freud als Jung, is er veel minder bekend en geschreven over een generatiegenoot, met name de uit Rusland afkomstige Sabina Spielrein. Er wordt vermelding gemaakt van Spielrein in de briefwisseling tussen Freud en Jung, op het moment dat zij patiënte is van laatstgenoemde, maar referenties naar haar werk binnen de Psychoanalyse zijn eerder beperkt. Freud alsook Jung, ondanks hun kennis van haar bijdrage aan het vakgebied, beperken zich tot een voetnoot waar het Spielrein betreft (Skea, 2006). Ondanks dat zij vermeld werd in de briefwisseling tussen Freud en Jung, dewelke gepubliceerd werd in 1974 (McGuire, 1974), is de erkenning van haar werk alsook van haar figuur pas op gang gekomen in de jaren ’80 (Lothane, 2012). Dit proces is gestart met de ontdekking van een aantal documenten in Palais Wilson, de site van het voormalige Institute of Pychology in Genève, Zwitserland. Deze documenten – bestaande uit brieven en kladversies van brieven tussen haarzelf en zowel Freud als Jung, alsook fragmenten uit haar dagboek (Skea, 2006, p. 527) – heeft Spielrein daar zelf in bewaring gegeven bij Edouard Claparède (Cifali, 1988), voor haar terugkeer naar Rusland in 1923. Carotenuto, een Italiaans Psychoanalist in traditie van Jung, was de eerste die toegang heeft gekregen tot deze documenten, en dit heeft geleid tot zijn werk A Secret Symmetry: Sabina Spielrein Between Jung and Freud. The untold Story of the Woman Who Changed the History of Psychoanalysis in 1982 in Engelse vertaling4 (Skea, 2006; Ferrell, 2012). Dit boek heeft vervolgens geleid tot een toename in interesse omtrent de persoon van Sabina Spielrein en de invloed die ze gehad heeft op Freud en Jung in het bijzonder, en meer algemeen op de geschiedenis van de Psychoanalyse (Ferrell, 2012; Woodcock, sd). Dit heeft dan ook geresulteerd in enkele voorname academische studies, waaronder A Most Dangerous Method: The Story of Jung, Freud, and Sabina Spielrein (Kerr, 1993), Sabina Spielrein: Forgotten Pioneer of Psychoanalysis (Covington & Wharton, 2003) en Sex versus survival: The Story of Sabina Spielrein, her Life, her Ideas, her Genius (Launer, 2011; Ferrell, 2012).

De toegenomen aandacht voor Sabina Spielrein als persoon en haar gedachtengoed, heeft zich ook vertaald naar het witte doek. In 2002 verschenen de films Ich hiess Sabina Spielrein (Márton, 2002) en The Soul Keeper (Faenza, 2002) (IMDb.com, Inc., 2013). Het is voornamelijk die eerste die het leven van Spielrein op een gevoelige manier weet vast te leggen. Gebruik makend van verslagen en gepubliceerd casusmateriaal zet Márton de hospitalisatie opnieuw in scène, waarbij ze bijzonder veel aandacht besteed aan de relatie tussen Jung en zijn patiënte en de daaruit voortvloeiende triangulaire relatie met Freud (Skea, 2006). 2002 is ook het jaar waarin het National Theatre in London The Talking Cure brengt, een theaterproductie van Christopher Hampton, met Ralph Fiennes en Jodhi May in de rol van Jung en Spielrein. Deze productie brengt de theorieën van de oervaders van de Psychoanalyse, Freud en Jung, binnen in de dramatiek en stelt daarbij

4 De oorspronkelijke editie werd in het Italiaans uitgegeven in 1980 (Astrolabio).

7 Spielrein op als het menselijk element tussen beide interpretaties (Hampton, 2002). Opvallend in veel van deze populaire bewerkingen van het verhaal, is hoe de dubbelzinnigheid van de relatie tussen Jung en Spielrein zoals gesuggereerd door Carotenuto, erg ondubbelzinnig opgevat wordt en een louter seksuele lezing krijgt (Lothane, sd). Zoals wel vaker het geval is in de populaire media, is het gegeven dat deze interpretaties ten prooi vallen aan het ‘sex sells’-fenomeen, met als gevolg dat Jung en Spielrein een reputatie toegeschreven kregen die de geschiedenis meer dan geweld aandoet: Spielrein wordt voorgesteld als verleidster dan wel slachtoffer, terwijl Jung de positie van misbruiker van de therapeutische verhouding wordt toegeschreven. Deze reductie van de realiteit heeft dan ook tot gevolg dat het gevaar ontstaat dat de meerlagige, verdeelde, subjectiviteit van zowel Spielrein als Jung verloren gaat in een wervelstorm aan fantasie en misinterpretatie. De complexiteit en ambiguïteit van de relatie tussen beide heeft echter ook de academische wereld geïnspireerd en namen als Carotenuto, Bettelheim en Kerr hebben zich dan ook in deze wateren gewaagd (Woodcock, sd). Hierbij gaan Carotenuto en Kerr zich voornamelijk op de relatie an sich focussen, waar Bettelheim de klinische vraag omtrent het genezen van Sabina Spielrein in relatie tot de overdrachtsverhouding met Jung tracht te beantwoorden.

Terugkerend naar de meer artistieke bewerkingen van het verhaal, zien we dat het die laatste productie van Hampton was, dewelke de inspiratiebron vormde voor de in 2011 uitgebrachte film A Dangerous Method (2011), van de hand van regisseur David Cronenberg. Hamptons theaterproductie – die oorspronkelijk het levenslicht zag als filmscript maar nooit het witte doek bereikte (The Talking Cure, 2002; Douglas, 2011) – leverde Cronenberg de benodigde structuur om het onderwerp de nodige eer aan te doen, en tevens bood het hem de mogelijkheid om het verhaal van Sabina Spielrein te verkennen (Weinreich, 2011). Het kostuumdrama dat A Dangerous Method is, lijkt in eerste instantie ver verwijderd te zijn van Cronenbergs oeuvre, dat eerder te situeren valt binnen het horrorgenre. Desalniettemin stelt de complexe relatie tussen Freud, Jung en Spielrein Cronenberg in staat om bepaalde taboes omtrent seksualiteit te verkennen die in zijn eerdere werken ook prominent aanwezig waren (Douglas, 2011). A Dangerous Method omvat de periode gaande van 1904 tot de vroege jaren ’20 en vertelt het verhaal van een opmerkelijke professionele samenwerking tussen Sigmund Freud en Carl Jung. Aan de hand van deze film poogt David Cronenberg de aard van hun relatie en de relevantie voor de mensheid en de psychologie in het bijzonder in kaart te brengen. Daarenboven is het ook het verhaal van Sabina Spielrein, een jonge vrouw die als patiënte in het leven van Jung stapt en een opmerkelijke invloed uitoefent op zijn ‘zijn’, alsook hij op het hare (Ferrell, 2012).

8 Deze scriptie bestaat uit drie delen, vertrekkende vanuit de film A Dangerous Method, en wil enkele thema’s die in de film aan bod komen verder uitdiepen aan de hand van een literatuurstudie. In de eerste plaats willen we de figuur van Sabina Spielrein van naderbij gaan bekijken. Meer bepaald willen we dieper ingaan op de casus Spielrein als verschijningsvorm van de hysterie en dit aan de hand van de medische documenten en andere bronnen die een blik werpen op de periode van haar opname. Vervolgens gaan we kijken naar de bijdrage die Spielrein geleverd heeft aan de Psychoanalyse, dit zowel op theoretisch vlak als voor de praktijk, waarbij we onder meer aandacht schenken aan haar bekendste artikel Die Destruktion, dewelke fundamentele elementen van de Psychoanalyse aankondigt voor Freud deze groot heeft gemaakt. Deze aandacht voor Spielreins bijdrage is niet onbelangrijk. Immers, tot enkele decennia geleden behoorde ze niet meteen tot de grote namen binnen de Psychoanalytische theorievorming, maar recente literatuur portretteert haar als een vergeten pionier van de Psychoanalyse (Covington & Wharton, 2003). In A Dangerous Method (2011) zien we hoe haar interactie met Jung gaandeweg intenser wordt en dreigt te escaleren. Daar deze opmerkelijke overdrachtsverhouding de rode draad is doorheen de film en terugkeert in de literatuur, gaan we in een tweede onderdeel dieper in op het concept van de overdracht. Allereerst gaan we hierbij het idee van de overdracht en tegenoverdracht theoretisch verdiepen. Na deze theoretische uitdieping, gaan we meer in het bijzonder kijken naar een specifieke vorm van overdracht, met name de overdrachtsliefde, zoals Freud deze heeft genoemd. De overdrachtsliefde is geen zeldzaam fenomeen tussen arts en patiënt en de casussen zijn dan ook legio. In het kader van deze scriptie gaan we, aan de hand van de literatuur, de overdrachtsliefde tussen Jung en Spielrein beschouwen. Het derde en laatste onderdeel van deze scriptie maakt de expliciete terugkoppeling naar de film A Dangerous Method (2011). Immers, met de film als vertrekbasis zijn we in de literatuur gedoken en hebben getracht een historische representatie te maken van de figuur van Spielrein en haar overdracht naar Jung toe. In dit laatste deel gaan we onze bevindingen trianguleren met de filmische representatie van de historische feiten en trachten te achterhalen in welke mate A Dangerous Method (2011) een accurate weerspiegeling is van hetgeen zich honderd jaar geleden heeft afgespeeld. Immers, een van de opvallende elementen in de film is de acteerprestatie van Keira Knightly die door sommige critici als overdreven wordt bestempeld 5 (Douglas, 2011; Weinreich, 2011). We willen dan ook kijken in welke mate we de symptomen die Knightly etaleert, ook kunnen terugvinden in de beschikbare documenten die handelen over de periode van Spielrein haar opname. Daarenboven geeft de film een uiterst geseksualiseerde vertelling van de verhouding

5 “As the disturbed patient of Jung, one who opens up Fassbender’s character to discussions of monogamy and sexual psychology, Knightely [Knightly] just goes for it. This is a screaming banshee performance, one in which the actress goes into high octane freak outs. She shakes, she stutters, she screams, she takes her character beyond the criticism of “over-acting”, and leaves it in its own wild, ballsy territory.” (Allen, 2011) [eigen correctie] en “Sabina bares her teeth and juts an extraordinary, elongated chin […]” (Brooks, 2011) zijn maar twee van de talloze reviews die vermelding maken van de acteerprestaties van Keira Knightly.

9 tussen Jung en Spielrein. Hierbij zien we dat de academische aspiraties van Spielrein, telkens deze aan bod komen, in de schaduw komen de staan van de seksuele spanning die heerst tussen Jung en haarzelf. Dit beeld van Spielrein valt moeilijk te rijmen met het idee dat ze een vergeten pionier van de Psychoanalyse zou zijn en noopt tot verdere uitdieping van deze relatie en een vergelijking met de representatie ervan in A Dangerous Method (2011).

Na deze historische en theoretische beschouwing pogen we tot slot, aan de hand van bovenstaande, een antwoord te formuleren op volgende vraag: Wat is vandaag de relevantie van de drie figuren – Freud, Jung en Spielrein – in die mate dat zij anno 2011 hun verhaal naar het witte doek vertaald zien? Of om het uit de drukken met de woorden van Derrida: Wat maakt dat de geest van hun verleden vandaag nog leeft?

10 Methode

Gezien de aard van het onderzoek, zoals uiteengezet in de inleiding, is de methode die zich bij deze scriptie opdringt de literatuurstudie. Deze methodiek kunnen we als volgt omschrijven:

[…] surveys scholarly articles, books and other sources (e.g. dissertations, conference proceedings) relevant to a particular issue, area of research, or theory, providing a description, summary, and critical evaluation of each work. The purpose is to offer an overview of significant literature published on a topic. (University of California. Santa Cruz, sd)

In eerste instantie hebben we de voor de hand liggende bronnen geconsulteerd, met name het boek van Kerr (1993) en Die Destruktion van Spielrein (1912). Vertrekkende uit deze bronnen zijn we verder in de literatuur gaan grasduinen, aan de hand van de trefwoorden ‘Sabina Spielrein’, ‘Jung’, ‘A Dangerous Method’ en ‘Burghölzli’ – of een combinatie daarvan – en deze in te geven in beschikbare databanken. Voor het onderdeel over de overdracht hebben we de trefwoorden ‘’, ‘countertransference’ en ‘transference love’ gebruikt. Vervolgens zijn we, in geval een artikel bruikbaar was, een stap dieper in de literatuur gedoken door de gebruikte bronnen en referenties van de betreffende auteur eveneens te consulteren. Naast deze literatuur, dewelke relevant is voor de centrale vraagstelling in deze scriptie, hebben we eveneens gebruik gemaakt van allerhande bronnen als randinformatie – het boek van Gabbard (2001) en diens referenties e.a. – dewelke we opgespoord hebben door specifieke zoektermen omtrent het gewenste onderwerp in de databanken in te geven. Ten slotte hebben we ook gebruik gemaakt van grijze literatuur omtrent de verschillende filmische en andere creatieve uitingen die gegeven zijn aan Freud, Jung, Spielrein en hun onderlinge verhouding. Deze bronnen hebben we geconsulteerd aan de hand van de zoektermen ‘A Dangerous Method’, ‘(Freud/Jung/Spielrein) in (film/television/literature)’ in generische zoekmachines in te geven.

Deze bronnen hebben we vervolgens getrianguleerd met de film A Dangerous Method (Cronenberg, 2011) om de vergelijking tussen de film en het bronmateriaal te kunnen maken.

11 12 Sabina Spielrein

Inleiding

Met de komst van A Dangerous Method (2011) heeft Cronenberg niet alleen een stuk van de geschiedenis gerepliceerd; tevens heeft hij, met behulp van de vertolking van Keira Knightley, de persoon van Sabina Spielrein op het witte doek en daarmee in het collectief bewustzijn geplaatst. Op het moment dat Cronenberg beslist deze periode uit het leven van Freud en Jung te vertalen naar het witte doek, was de interesse in Spielrein vanuit academisch standpunt reeds enkele decennia aan het groeien. Die interesse is er gekomen met de ontdekking van enkele documenten in het voormalige Institute of Psychology in Genève (Skea, 2006) begin jaren ’80, ongeveer een eeuw na haar geboorte. Keren we bij wijze van inleiding even terug naar haar geboorte en de eerste periode van haar leven, voor haar opname. Sabina Spielrein, geboren op 7 november 1885 in het Russische Rostov-on-Don en oudste dochter van het echtpaar Nikolai en Eva Spielrein, opgroeiend in een gezin met vijf kinderen, was een intellectueel begaafd kind. Op vijfjarige leeftijd werd ze dan ook door haar moeder naar familie in Warschau gestuurd, zodat ze toegang kon krijgen tot prestigieuze scholen (Ferrell, 2012). Deze vroege ervaring, samen met het verbod op enige vorm van seksualiteit in het spreken en haar ambivalente relatie met haar ouders, gekenmerkt door een verstrengeling van liefde en agressie, hebben waarschijnlijk bijgedragen aan haar problematiek. Spielrein werd dan ook reeds vroeg omschreven als een ziekelijk kind met allerlei vreemde gedragingen (Ovcharenko, 1999). In de verslagen van het Burghölzli worden haar vroege problemen tot tweemaal toe vermeld (Minder, 2001b):

‘In my first year I was delicate and ailing. I had stomach pains. Later diphtheria, scarlet fever, measles, and angina a thousand times’. The mother’s statement raid: ‘As a child she was always ill, particularly with stomach complaints’. (p. 48)

Verder is er geen informatie over andere klachten of eventuele hospitalisatie ten gevolge van deze klachten. De problemen met Sabina komen tot een hoogtepunt in 1901, na het overlijden van haar jongere zus, en al snel wordt dan ook vastgesteld dat haar afwijkend gedrag een vorm van psychopathologie betreft. Hierop neemt haar vader de ingrijpende beslissing om haar te laten opnemen. Initieel komt ze terecht in het Zwitsers Sanatorium van Dokter Heller, maar na talloze escapades van haar kant wordt ze overgeplaatst naar het Burghölzli onder leiding van Bleuler (Ovcharenko, 1999). Hier werd ze behandeld door Carl Gustav Jung, en het is deze periode die sterk tot de verbeelding spreekt en heeft geleid tot het theaterstuk The Talking Cure en de film A Dangerous Method.

13 In dit onderdeel van deze scriptie willen we dieper ingaan op de persoon van Sabina Spielrein. Meer bepaald willen we kijken naar haar relevantie voor de hedendaagse Psychoanalyse en dit zowel binnen de theorie als de praktijk. Op theoretisch vlak behoort de bijdrage van Spielrein aan de Psychoanalyse niet meteen tot de algemene kennis van de doorsnee analyticus noch academicus. Immers, haar positie werd lang bepaald door de plaats die zij innam tussen Freud en Jung, zowel als patiënte en collega, en haar bekendheid vloeide dan ook voornamelijk voort uit die associatie (Cifali, 1988). Mochten we ons beperken tot die associatie, dan zouden we haar persoon onrecht aandoen. Zij is namelijk meer geweest dan louter de verbinding tussen Freud en Jung en niet in het minste heeft de openheid van de Psychoanalyse voor vrouwen – in tegenstelling tot andere instituten die mannenbastions waren – haar de nodige opstap gegeven om haar potentieel waar te maken (Roudinesco, 1998). Ze was dan ook niet de enige vrouw die publiceerde binnen de Psychoanalyse, maar met haar 26 jaar was ze wel de jongste6. Desondanks wordt zij niet meteen in een adem genoemd met de andere vrouwen die werkzaam zijn geweest binnen het vakgebied, zoals Melanie Klein en uiteraard Anna Freud, en de weg die Spielrein heeft afgelegd spreekt dan ook tot de verbeelding. Hoe heeft een jonge vrouw, zonder enige familiale band met een arts of analyst zoals Anna Freud (die Sigmund Freuds dochter was), de transformatie ondergaan van patiënte – of ‘poor psychopath’ en ‘degenerate’, zoals ze zichzelf placht te beschrijven (Spielrein, 2001) – tot de jongste vrouw die publiceert binnen het vakgebied van de Psychoanalyse? De artikels die Spielrein gepubliceerd heeft, voornamelijk in Duitse Psychoanalytische tijdschriften, vinden stilaan ingang in de Engelstalige literatuur en we zien dan ook dat het Journal of Analytical Psychology in 2001 een volledig nummer gewijd heeft aan allerhande artikels die hun licht werpen op verschillende stadia in het leven van Sabina Spielrein (Skea, 2006). We hebben vandaag dan ook al een vrij duidelijk beeld van de rol die Spielrein gespeeld heeft in de vorming van de Analytische theorie. Haar invloed op de Psychoanalyse was niet louter van theoretische aard, ze was immers ook clinicus en vanuit haar praktijk heeft zij ook enkele belangrijke klemtonen gelegd. De belangrijkste bijdrage voor de praktijk, echter, heeft ze onbewust op haar naam geschreven. Immers, in de therapeutische relatie die zij met Jung had, heeft Spielrein gewezen op het belang van overdracht en tegenoverdracht, zoals duidelijk naar voor komt in onder meer A Dangerous Method (Cronenberg, 2011). Het is die overdrachtsverhouding tussen Spielrein en Jung die we hier ook nader gaan bekijken en de invloed die deze verhouding op de betrokkenen heeft gehad.

6 Andere vrouwen die in dezelfde periode publiceerden waren Hermine Hug-Hellmut (40) en Lou Andréas- Salomé (50). Waar Spielrein haar scriptie gepubliceerd werd in Jahrbuch in 1911 en nog twee artikels – waaronder ‘Destruction as the cause of coming into being’ – in 1912, publiceerde de drie jaar oudere Melanie Klein pas in de jaren twintig van vorige eeuw, en was Anna Freud op dat moment nog maar 15 en nog lang niet aan een publicatie toe (Cifali, 1988).

14 Vooraleer we ons wagen aan de theorie en praktijk, lichten we de periode van haar opname toe, van aanmelding tot behandeling. Immers, veel van wat zij betekend heeft voor de Psychoanalyse is sterk getekend door haar ervaring als patiënt.

Sabina Spielrein als hysterische patiënte van C.G. Jung (1904 – 1905)

Inleidende opmerkingen en aanmelding

Vooraleer we in meer detail gaan kijken naar de periode van haar opname, lijkt het ons aangewezen om de aard van de geconsulteerde bronnen in beschouwing te nemen. Onderstaande bronnen maken veelvuldig gebruik van de nog steeds bestaande verslagen van het Burghölzli. Echter, de hedendaagse onderbezetting van de staf in allerhande instellingen en centra is geen recent fenomeen en was ook een probleem anno 1900. Meer zelfs, sinds het opengaan van het complex in 1870 was een zeer kleine groep dokters en verplegend personeel verantwoordelijk voor een in verhouding grote hoeveelheid aan patiënten. Dit wil dan ook zeggen dat de tijd die besteed kon worden aan het schrijven van verslagen erg beperkt was en de intake-verslagen waren dan ook het meest uitgebreid gedocumenteerd gezien het belang ervan. Naarmate de opnameperiode vorderde, is het dan ook moeilijker om meer uitgebreide verslagen te vinden (Minder, 2001b). Eenzelfde patroon kunnen we terugvinden met betrekking tot de casus Spielrein. Gedurende de negen maanden die zij als patiënte in het Burghölzli doorbracht, zijn er 21 verslagen terug te vinden van haar opname. In eerste instantie vinden we dagelijkse verslagen, waarna dit overgaat tot een wekelijkse verslaggeving, zij het kort. Naar het einde van haar opname toe zitten er grotere intervallen tussen de verslagen. Dit gegeven moet in beschouwing genomen worden als we deze periode in het leven van Spielrein pogen te schetsen. Opvallend is ook het verschil tussen het dossier van Spielrein en dat van andere patiënten. Op de eerste pagina zien we – overigens incorrect, de anamnese in beschouwing genomen – dat Spielrein reeds twee jaar voor haar opname ziek was. Ongeacht de correctheid van deze vaststelling, is het vreemd dat er geen medisch onderzoek in het dossier bijgevoegd is, wat normaal gezien standaardprocedure is. Ook later is dit niet bijgevoegd en slechts een enkele maal wordt vermelding gemaakt van een medisch onderzoek met betrekking tot pijn in de voeten (Minder, 2001b). Dit is zeker opvallend gezien andere patiënten wel aan dergelijke onderzoeken onderworpen werden:

Comparisons with the hospital records of other hysterical female patients who as such had a marked tendency to somatic symptoms and were therefore examined regularly for restrictions in their field of vision and tested with needles for dysaesthesias […]. (p.48)

15 Deze opmerkingen in acht genomen, kunnen we dieper ingaan op het verblijf van Spielrein als patiente in het Burghölzli.

Het grote keerpunt in het leven van Sabina Spielrein kwam er in 1904. Zoals reeds eerder gesteld werd zij op jonge leeftijd al omschreven als een kind met vreemde gedragingen en sommige bronnen spreken zelfs over een ‘ziekelijk’ kind (Ovcharenko, 1999). De problemen kennen een piek in 1901 als haar jongere zus sterft ten gevolge van buiktyfus. Tussen het optreden van de ernstige problematiek en haar opname in 1904 zien we een leemte van drie jaar. We kunnen hier veronderstellen dat men in deze periode getracht heeft een medische verklaring te vinden voor de symptomen, dewelke gekenmerkt werden door een gecompliceerde rouw gepaard met sociale terugtrekking en oplopende problemen in de relatie met haar ouders (Lothane, sd). Het is pas nadat vastgesteld wordt dat de aard van de problemen een psychologisch karakter vertonen, dat haar vader besluit om haar te laten opnemen. Spielrein zat niet meteen op de juiste plaats. In eerste instantie wordt zij opgenomen in Interlaken, waar zij het naar verluid te bont maakt en de medische staf terroriseert met verscheidene escapades, gaande van een kinderachtig pesten van het personeel tot dreigen met zelfmoord. Bovendien verloor ze meer en meer de controle over haar agressieve impulsen. Ze zijn in Interlaken dan ook opgelucht als zij overgeplaatst wordt naar een instelling die beter geschikt is om haar onder te brengen (Ovcharenko, 1999; Lothane, sd). Op dit punt is er geen eensgezindheid in de literatuur. Waar sommige bronnen aanhalen dat het gedrag van Spielrein uiteindelijk heeft geleid tot haar overplaatsing, stellen anderen dan weer dat zij daar vertrokken is omdat er grote ontevredenheid was over de begeleiding in Interlaken (Minder, 2001b; Lothane, sd). Zeker is wel dat zij een maand in Interlaken verbleven heeft en vervolgens is overgestapt naar het Burghölzli. Die overstap was echter ook niet vanzelfsprekend, daar zij in eerste instantie onder begeleiding van Constantin von Monakov zou komen te staan, die in een privépraktijk had. Hij wou haar echter niet aannemen omdat ze te zeer gestoord was (Carotenuto, 1982). Het is op 17 augustus 1904, om 22u30, dat de dan negentienjarige Spielrein aangemeld wordt in het Burghölzli instituut te Zürich, in het bijzijn van een agent en een oom (Hoffer, 2001; Minder, 2001b). Gezien het tijdstip van aanmelding en de aanwezigheid van een officier, duiden deze op de ernst van de problematiek op dat moment. De aanleiding tot deze situatie is niet precies gekend, en uit correspondentie tussen Jung en Heller wijst alles erop dat Spielrein niet rechtstreeks vanuit Interlaken naar Zürich werd overgeplaatst. Wat er precies gebeurd is in die tussenliggende periode en wat de precieze aanleiding is geweest van de crisisopname, is niet duidelijk (Graf-Nold, 2001). Wat wel buiten kijf staat, is dat de aanmelding gebeurde door Jung zelf.

16 Op het moment dat ze aangemeld wordt, verkeert Spielrein in een staat waarbij ze lacht en huilt op een vreemde, compulsieve wijze. Daarboven vallen er verschillende tics te observeren, zoals het schokkerig roteren van het hoofd, het uitsteken van de tong en een trekken van de benen. Verder zou ze ook regelmatig verleidelijke blikken werpen (Graf-Nold, 2001; Hoffer, 2001). Daarenboven heeft ze naar eigen zeggen last van een ‘verschrikkelijke hoofdpijn’ en stelt ze dat ze niet gek is, doch gewoon overstuur door iets dat gebeurd is in het hotel waar ze verbleef. Ze zegt andere mensen en geluid niet te kunnen verdragen. Het precieze hoe en waarom van haar overstuur zijn is niet gekend (Hoffer, 2001). Deze casus wekte de interesse van Jung met betrekking tot zijn ideeën omtrent Psychoanalyse. Spielrein werd dan ook zijn eerste casus waarbij hij de effectiviteit van zijn ideeën alsook de methoden en technieken ging uittesten (Ovcharenko, 1999).

Anamnese en symptomatologie

In eerste instantie werd de oom ondervraagd omtrent Spielreins toestand. De antwoorden waarin hij voorziet worden door Jung zelf omschreven als mager en ontwijkend, wat toegeschreven wordt aan het onvoldoende beheersen van de Duitse taal. Welke vragen precies ontweken worden, is nooit opgeschreven geweest (Graf-Nold, 2001). Het is waarschijnlijk aan te nemen dat deze oom, aan moeders kant, het enige familielid is dat geconsulteerd is geweest in deze fase van de opname. De eigenlijke anamnese die met Spielrein zelf plaats heeft gevonden, was heel wat moeilijker en zeer delicaat. We kunnen hier twee grote delen onderscheiden, namelijk de somatische anamnese en de meer familiale en psychologische kant. Het eerste wordt vrij vlot verhaald door Spielrein en komt vooral neer op het benadrukken van haar reeds eerder vermelde delicate constitutie en klachten als kind (Minder, 2001b). Het is voor de meer psychologische en familiale kant van het verhaal dat Jung veel meer moeite moet doen om dit Spielrein onder woorden te laten brengen. Opmerkelijk hierbij zijn de uitspraken van Spielrein op de vraag van Jung om alles te vertellen, wat nodig is om het herstelproces op gang te brengen7. Op dit verzoek reageert zij zeer dreigend en stelt hierbij dat het haar ten zeerste zou ontredderen dit te doen en dat het de dingen alleen nog maar erger zou maken. Ze weigert hier verder over te praten en stelt dit ook niet te kunnen (Carotenuto, 1982; Graf-Nold, 2001). In die onbereidwilligheid om beter te worden kunnen we een dubbele gelaagdheid ontdekken. Enerzijds zien we hier de nadruk op de aliënatie met de vaderfiguur verschijnen, een typisch hysterisch kenmerk waar we verderop uitgebreid op zullen ingaan (Verhaeghe, 2009), maar we zien hier tevens de vrees bij Spielrein voor een herhaling van de misbruikende verhouding indien ze met Jung in het analytisch proces zou

7 We zien hier een eerste poging van Jung tot het toepassen van de ideeën van de Psychoanalyse in de praktijk. Meer bepaald zien we hier een instructie tot toepassing van ‘the talking cure’, waarbij de therapie neerkomt op het uitspreken, het in de taal brengen van visuele beelden met als doelstelling het losmaken van een ingeklemd affect, zoals neergeschreven in Freuds ‘Studiën über Hysterie’ (Verhaeghe, 2008).

17 stappen (Covington, 2001). Uiteindelijk weet Jung haar weerstand hieromtrent toch te doorbreken en een bekentenis los te weken. Deze bekentenis betreft niet zozeer iets dat ze zelf gedaan heeft, dan wel iets dat ze ondergaan heeft (Graf-Nold, 2001). Of in de woorden van Freud en Breuer: “In other cases speaking is itself the adequate reflex, when, for instance, it is a lamentation or giving utterance to a tormenting secret, e.g. a confession.” (p.8) Om deze bekentenis of traumatische gebeurtenis, die zich binnen de verhouding met Eerste en Tweede Ander heeft voltrokken, ten volle te begrijpen, lichten we de familiale anamnese toe.

Uit wat bewaard is gebleven van de klinische rapporten, kan gesuggereerd worden dat de psychische problemen van Spielrein te linken zijn aan zowel erfelijke factoren als specifieke gebeurtenissen die zich in haar kindertijd voltrokken hebben (Ovcharenko, 1999). Wat de erfelijkheid betreft, kan opgemerkt worden dat alle familieleden die in de medische rapporten vermeld worden – met uitzondering van twee ooms aan de kant van de vader en de grootmoeder aan moeders zijde van de familie – op zijn minst als psychologisch ‘vreemd’ omschreven kunnen worden 8 . Hoe het ook moge zijn, de aanwezigheid van een genetische kwetsbaarheid lijkt aanzienlijk (Carotenuto, 1982). Ten gevolge van die kwetsbaarheid is Spielrein dan ook niet de enige in het gezin die als psychologisch vreemd wordt omschreven. Ook haar drie broers vertonen kenmerken van psychopathologie, waarbij de ene onderhevig was aan hysterische huilbuien, een andere had te kampen met een opvliegend karakter en tics, waar de derde als melancholisch en ernstig hysterisch omschreven wordt. Niet alleen de kinderen, maar ook de ouders van Spielrein vertonen psychopathologie (Minder, 2001b). Het is in die verhouding met de ouders dat we het ontstaan van de problemen met Sabina kunnen situeren. De vader wordt zowel in de rapporten als door Spielrein zelf omschreven als een snel geïrriteerde, overspannen, neurasthenische en opvliegende man die regelmatig zijn kinderen geslagen zou hebben. Naar zijn dochter toe zou hij zich op een ongepaste wijze gedragen hebben in de verhouding, op een manier die de toenmalige – en hedendaagse – normen van het fatsoen overschrijdt. De pathologie van de vader manifesteert zich ook in die mate dat hij inadequaat reageert op problemen in het gezin, waarbij hij dreigt met zelfmoord of weigert nog voedsel tot zich te nemen. Daarenboven kan gesteld worden dat hij de leden van het gezin tiranniseert, waarbij hij zijn eigen pathologie gebruikt om zijn gezin te manipuleren9 (Covington, 2001). Dit heeft tot gevolg dat de relatie van Sabina met haar vader op zijn minst omschreven kan worden als een relatie gekenmerkt door verdeeldheid. Enerzijds is er genegenheid naar haar vader toe, zelfs als zijn

8 Wat de aard van deze gegevens betreft, valt niet te achterhalen wie in deze informatie voorzien heeft. Tevens moet opgemerkt worden dat de documenten omtrent deze genetische kwetsbaarheid in de familie op zijn minst één maal zijn aangepast (Minder, 2001b). 9 Op het moment dat Sabina suggereert dat ze liever zonder hem zou leven, dreigt hij met zelfmoord. We zien hier aldus een zeer pathologische verhouding ontstaan tussen vader en dochter, waarbij haar vertrek tot zijn dood zou leiden en dus enorme schuld installeert. Echter, indien ze bij hem blijft, betekent dit een voortzetting van de verhouding waar ze uit wil verdwijnen (Covington, 2001).

18 pathologie zich ten volle manifesteert. Dermate zelfs dat Minder stelt dat ze “[…] loved her father “painfully” […]”. (Minder, 2001b, p. 49) Anderzijds zien we ook dat ze zich niet door hem begrepen voelt en haar eigen symptomen komen dan ook voornamelijk in deze verhouding tot expressie, waarbij ze die genegenheid die ze voelt niet tot uiting kan brengen. De moeder van Spielrein kan omschreven worden als een angstig hysterische vrouw. Ook zij zou haar dochter meermaals geslagen hebben, maar in tegenstelling tot de relatie met de vader, zou deze verhouding meer intiem geweest zijn (Carotenuto, 1982; Minder, 2001b). Desalniettemin moet ze toch enige indruk op Jung hebben nagelaten naar aanleiding van hun gesprek, gezien hij met grote nadruk “hysterical!” op het voorblad heeft geschreven (Graf-Nold, 2001). De grondslag van de problemen met Spielrein zijn dus vooral te situeren in haar verhouding met haar vader, een gegeven waar ook Jung ruim aandacht aan heeft trachten te besteden. In zijn eerste brief aan Freud (Minder, 2001a) legt hij de aard van deze verhouding bloot.

Het slaan zou voornamelijk plaatsgevonden hebben tussen haar vier en zeven jaar, veelal in een context van bestraffing. Deze act van agressie van de vader naar zijn kinderen toe, in combinatie met de warme gevoelens die Spielrein voor haar vader koesterde 10, heeft geleid tot een heel conflictueuze verhouding. Immers, nadat hij haar geslagen had moest ze zijn hand kussen, wat gepaard ging met verschillende uitingen van walging van haar kant (Hoffer, 2001). Hierdoor kunnen we begrijpen waarom ze moeite had om aan haar vader te “geven”, waarom ze moeite had hem te begroeten of hem een kus te geven (Minder, 2001b). Spielrein had als kind echter een prematuur en sterk ontwikkeld seksueel bewustzijn – wat zich onder meer uitte door het tegen elkaar drukken en wrijven van de dijen, in een act van masturbatie – en ten gevolge daarvan is die bestraffing van haar vader – wat voornamelijk neerkwam op slaan op haar blote billen en niet zelden in het bijzijn van haar broers – zich gaan koppelen aan dat seksuele. Dit zien we tevens in de manier waarop Spielrein met die traumatische ervaring omgaat. Om die traumatiserende gebeurtenissen een plaats te geven, heeft ze als jong kind een ritueel ontwikkeld waarbij ze de hiel van haar voet tegen haar anus drukt waarbij ze zichzelf de mogelijkheid ontneemt zich te ontlasten waar ze wel de drang daartoe voelt, wat vaak gevolgd wordt door masturbatie (Carotenuto, 1982). Door die associatie van bestraffing aan het seksuele, vond telkens na een bestraffing een act van masturbatie plaats en na verloop van tijd was die fysieke bestraffing niet langer nodig om seksueel opgewonden te raken; het uiten van bedreiging of de dreiging van geweld in de (lichaams)taal was voldoende om opwinding te veroorzaken (Carotenuto, 1982). Ook de act van het lachen van de ander, gericht naar haar, lokte gevoelens van vernedering en onderwerping uit en leidden zodoende tot het ervaren van seksuele opwinding (Graf-Nold, 2001). Uiteindelijk was zij niet meer in staat om naar de handen van haar vader te

10 “[…] an unusually good, wholly unselfish father to whom I owe much gratitude”. (Carotenuto, 1982, p. 37)

19 kijken zonder de drang tot masturbatie te ervaren. Het moge dus duidelijk zijn dat de pathologische verhouding tussen vader en dochter verder gaat dan louter het fysieke; het genot bij Sabina lag hem vooral in het feit dat ze op die manier haar vader ten volle kon ervaren als zijnde een man (Minder, 2001b). Die associatie aan het seksuele betrof ook haar jongere broer, waarbij elke dreiging die naar hem geuit werd, ook leidde tot een act van masturbatie bij Sabina.

Deze koppeling tussen geweld in de ruime betekenis van het woord en seksualiteit – masturbatie – is zich gaan generaliseren, waardoor elke situatie waarin een vorm van geweld aan te pas kwam, automatisch leidde tot seksuele opwinding. Het was hier echter niet zozeer het geweld op zich dat een uitlokkende factor was, dan wel een optreden van de Tweede Ander, de Ander van de autoriteit, die tot seksuele opwinding leidde. We zien dan ook dat deze pathologische verhouding tot de autoriteit ontstaan is in verhouding met de primaire Tweede Ander, met name haar vader, maar later lokt elke situatie waarin de Ander van de autoriteit aanwezig is die opwinding ook uit, zoals een situatie waarin van haar gehoorzaamheid geëist of verwacht wordt. Ook in haar dromen en fantasieën zien we dat, waar het oorspronkelijk haar vader was, het de Tweede Ander zonder meer is waar haar pathologie zich op richt11. (pp. 68-69)

Het is vanuit deze familiale anamnese dan ook een plausibele hypothese dat de conflicterende verhouding met de vader – waarbij hij erotisch of seksueel genot zal ervaren, zij het bewust of onbewust – en de eigen transformatie van pijn naar erotisch plezier, de blauwdruk hebben gevormd voor een patroon dat zich later volledig gevormd heeft en zich ook zal herhalen naar anderen toe en dus ook in de therapie met Jung (Ferrell, 2012). Vanuit deze achtergrond kunnen we haar symptomatologie dan ook beter begrijpen (Minder, 2001b). Gezien de “pijnlijke liefde” (Ovcharenko, 1999, p. 356) die ze voor haar vader voelde, is het niet helemaal verwonderlijk dat ze enkele symptomen van hem heeft overgenomen. Zo zou ze meerdere malen, na een conflict met haar moeder, haar toevlucht hebben genomen tot een act die – zonder interventie van een ander – tot haar dood zou hebben geleid12. Daarnaast vertoonde ze ook periodes van apathie sedert haar twaalf jaar en had ze last van somatische symptomen. Het meest opvallende symptoom, zeker in het licht van de familiale anamnese, is dat ze een haast ondraaglijke pijn in haar voet ontwikkelde na een in verhouding ernstig conflict tussen haar ouders. Later kwam dit symptoom terug tijdens moeilijke momenten en verhinderde haar dit buiten te gaan. Gezien het

11 In haar dromen is haar vader dan ook niet aanwezig, maar wel een beoordelende Ander. “[…] she often dreamt that she was eating her lunch and simultaneously sitting on the lavatory and that everything was going straight out through her bottom; at the same time she was surrounded by a large crowd of people watching her[…]”. (Minder, 2001a, p. 69) 12 “Once when, at thirtheen, her mother punished her she ran away and hid in various places, doused herself with ice-cold water (in the middle of winter!), and went into the cellar to catch her death of cold […]”. (Minder, 2001b, p. 51)

20 eerder vermelde ritueel dat ze ontwikkeld had, waarbij ze de voet tegen de anus drukt, is de lokalisatie van haar somatisch symptoom heel opvallend. Daarnaast is ze rond de leeftijd van zeven jaar met een geest beginnen praten. De manifestatie van dit symptoom kunnen we begrijpen in het licht van haar religieuze opvoeding, iets wat opvallend genoeg ook inbegrepen was in de anamnese (Graf-Nold, 2001). De religieuze waarden binnen het gezin Spielrein werden gedomineerd door de moeder en deze berustten op angst en afschrikking, waarbij zij stelde dat de zonden van een persoon in de hemel bijgehouden werden in rode inkt en iemand vanaf de leeftijd van zeven [eigen cursivering] jaar verantwoordelijk gesteld kan worden voor zijn of haar zonden (Graf-Nold, 2001, p. 88). Het is niet geheel ondenkbaar dat de jonge Sabina in reactie hierop met een geest is beginnen spreken, al is spreken hier verkeerd verwoord. De geest zou niet zozeer in zinnen, dan wel eerder in de vorm van gevoelens met haar communiceren. Het was als het ware een innerlijke stem die in verbinding stond met haar gevoelswezen. Naar haar eigen zeggen sprak die stem in eerste instantie in het Duits en later Russisch en leidde zij af dat de stem afkomstig was van een engel die door God naar haar gezonden was omdat zij een uitzonderlijk persoon was. Ze zag die engel of geest dan ook als een beschermengel die haar leidde en goede raad gaf (Minder, 2001b). Deze gevoelens van grandeur en superioriteit kenmerken tevens haar verhoudingen met anderen, tevens gegrond in de beoordeling door de anderen dat zij zeer intelligent was en rijp voor haar leeftijd (Carotenuto, 1982; Ovcharenko, 1999). Niettegenstaande deze sterke symptomatologie heeft zij haar basisopleiding kunnen afmaken, en kwam zij pas als jongvolwassene in de hulpverlening terecht. Kijken we nu meer in detail naar de aard van haar symptomen op het moment dat zij aangemeld wordt in het Burghölzli (Minder, 2001b), dewelke in het licht van het voorgaande ons een duidelijker beeld kunnen verschaffen van de pathologie.

Het meest aanwezig en opvallend op het moment van de aanmelding en doorheen haar hele verblijf daar, waren de tics die allen een uiting waren van afschuw en afkeer. Ze vertoonde hierbij een trekken met de benen, het uitsteken van de tong, het schokkend roteren van het hoofd, grimassen en afwerende gebaren. Nauw verbonden met de verschillende tics waren ook compulsies opvallend aanwezig. Op het moment dat zij een andere patiënt zag die onder enige vorm van dwang verkeerde, ervoer ze een onmiddellijke en onweerstaanbare drang tot masturbatie. Tijdens deze compulsies probeert ze zich zo levendig mogelijk verschillende kastijdingen in te beelden waar zij aan onderworpen wordt, voornamelijk geslagen worden op de blote billen. Ter vergroting van de opwinding beeldt ze zich in dat dit plaats grijpt in de aanwezigheid van de blik van een ander13. Deze masochistische aard van haar verbeelding uit zich tevens in de verhouding tot de ander, waarbij ze aan arts en therapeut vraagt om haar slecht te behandelen, om haar te pijnigen. Dit is niet zozeer een vraag, dan wel een gebod.

13 Zie supra.

21 Verder zien we tevens dat zij hallucinaties of illusies had, waarbij ze vermelding maakt van twee hoofden te hebben en het feit dat haar lichaam niet als het hare voelt14 (Graf-Nold, 2001). Op geen enkel moment echter, geeft zij te kennen dat ze deze hallucinaties als zijnde werkelijk ervaart. Bijgevolg zien we dan ook geen diagnose van psychose in de documentatie. Tevens is er sprake van verstoringen in de affectiviteit, waarbij ze alterneert tussen lachen, huilen en verleiding. Hiermee gaan ook wisselingen in de stemming gepaard, waarbij dergelijke uitspattingen naar het extreme gevolgd worden door een depressieve reactie die ernstige vormen kan aannemen. Ten gevolge daarvan is er ook een verstoring in het concentratievermogen. Ook wordt vermelding gemaakt van paniekaanvallen die zich voornamelijk ’s nachts voltrekken en vertoont ze een sterke sensitiviteit, waarbij ze sterk negatief zal reageren naar de ander toe als er nog maar het minste vermoeden is van een gebrek aan vertrouwen of respect. Zoals eerder vermeld, vertoont ze ook een reeks somatische symptomen, zoals een stekende pijn op verschillende plaatsen in het lichaam en een hypersensitiviteit met betrekking tot de voeten en handen. (pp. 52-53)

Diagnose en behandeling

Op grond van bovenstaande symptomatologie, stelden Jung en Bleuler Sabina Spielrein een diagnose van hysterie, zowel bij het begin als op het einde van haar behandeling (Ovcharenko, 1999; Graf-Nold, 2001). Jung was vertrouwd met het werk van Freud en Breuer op het moment dat bij de casus Spielrein behandelde en zij vertoonde – ondanks de verschillende patiënten die ze behandelden15 – grote gelijkenissen met de patiënten van Freud en Breuer. Zij was voor hem dan ook het typevoorbeeld van een hysterica in termen van Freud: een vrouw die meerdere hysterische symptomen vertoonde die omkeerbaar waren door een abreaktion en veroorzaakt door een seksueel trauma door toedoen van de vader (Breuer & Freud, 1982; Minder, 2001a). Met betrekking tot de diagnose moeten we opmerken dat Jung in een lezing te Amsterdam anno 1907 de casus Spielrein beschrijft als een ‘case of psychotic hysteria’ (Hayman, 2002, p. 93). Gezien de eerder besproken symptomatologie is deze stelling verdedigbaar, maar gezien de diagnostiek ten tijde van Jung dergelijke specificatie niet toeliet, vinden we het woord psychotic niet terug in de officiële documenten (Minder, 2001b).

14 “She once said that she had two heads, and her body felt foreign to her […] She felt as if someone were pressing in upon her, as though something were creeping around in her bed, something human. […] She also felt as if someone were shouting in her ear. All the time she felt she was totally repulsive, like a dog [eigen cursivering] or a devil. […] Her hands felt as if they did not belong to her. […] She felt something moving on her back like a snail, and something grasped her side like a hand […] she laughed and said, now I can hear your voice double, I feel as if I had two heads, and that the whole of my left side were moving of its own accord”. (Minder, 2001b, p. 52) Het gebruik van de betekenaar dog is in deze context veelzeggend, daar de vader voordat hij Sabina sloeg, gebood te gaan zitten of knielen op de manier waarop een hond aangesproken wordt (Hoffer, 2001). 15 Spielrein was immers een gehospitaliseerde patiënt, waar Freud voornamelijk patiënten – in hedendaagse termen – ambulant behandelde (Minder, 2001a, p. 123).

22 Wat de behandeling betreft, moeten we eerst en vooral opmerken dat Jung bitter weinig ervaring had met hysterische patiënten voordat Sabina Spielrein aangemeld werd16 (Minder, 2001b). Deels kan dit verklaard worden door het feit dat Jung, relatief gezien, nog niet zo lang in het Burghölzli werkte op het moment dat Spielrein aangemeld werd en dus kon hij nog niet zo veel ervaring hebben met hysterische patiënten. Echter, ook moet opgemerkt worden dat er in de eerste dertig jaar van het bestaan van de instelling te Zürich, er opvallend minder hysterische patiënten waren dan op hetzelfde tijdstip in Frankrijk, waar de psychiatrie veel verder stond dankzij onder meer Jean-Martin Charcot. Deze laatste heeft onder meer onderzoek gedaan naar hysterie en heeft zodoende een grote invloed gehad op zijn leerling Freud (Jones, 1974). We zien dan ook dat gedurende die eerste periode van het Burghölzli, de diagnose verschillende malen een transformatie heeft ondergaan17 omwille van de onzekerheid die rond het klinisch concept heerste (Minder, 2001b).

Vooraleer we dieper in gaan op de behandeling van Spielrein, lijkt het ons aangewezen om even te gaan kijken naar de psychiatrie toen en de heersende modellen waar de behandeling in wortelde. In die periode zien we immers twee haast tegengestelde strekkingen die hun visie op pathologie poneren en bijhorende behandelingen verstrekken (Shorter, 1998). In eerste instantie zien we dat het onderzoek naar associaties18 – waarmee Jung belast werd in het Burghölzli – sterk geïnspireerd was op het model dat gehanteerd werd in de Duitse psychiatrie, wat aanleunde bij de somatische tendens die op het einde van de vorige eeuw de kop was komen opsteken, niettegenstaande dat de meer psychisch georiënteerde stroming ook vertegenwoordigd was. Jung zelf, echter, vond meer aanhang bij de Franse school waarbij het psychisch model sterk doorwoog in hun visie op het behandelen van patiënten en in de therapie dan ook vooral gebruik maakt van hypnose en suggestie (Hayman, 2002). Deze visie werd ook sterk gedeeld door het leidend kader van de kliniek in die periode, met name Auguste Florel (1979 – 1898) en Paul Eugen Bleuler (1898 – 1927), wie zelf student was van Charcot. Op basis van hun ideeën is de ‘Zürich School’ uitgegroeid tot een instelling met een eigen visie en bestaansrecht, waar de fundamenten gelegd werden voor de hedendaagse dynamische psychiatrie (McNeely, 1998). In dit kader werden alle hysterische patiënten in het Burghölzli behandeld door middel van hypnose. Spielrein, echter, was de eerste patiënte waarbij Jung de Freudiaanse Psychoanalytische methode heeft toegepast – met name de vrije associatie – en dit niet in het minst ingegeven door een herontdekking van Freuds De Droomduiding. Eerder werd de Franse school reeds sterk

16 Over zijn periode in Frankrijk is weinig geweten, maar in het Burghölzli had hij slechts acht hysterische patiënten behandeld voor Spielrein (Hayman, 2002). 17 “Hysteria was rather subsumed variously under ‘periodic, primary or secondary insanity’, ‘simple psychosis’, ‘inherited idiopathic psychosis’, ‘inherited and consitutional psychosis’, and others, and/or it appeared as a diagnostic component of other clinical pictures, for example ‘hysterical epilepsy’, ‘hystero- epilepsy’, ‘hysterical madness’, ‘hysteria and imbecility’, etc”. (Minder, 2001b, p. 56) 18 Zie infra.

23 verdedigd binnen de muren van het Burghölzli, maar Freuds theorie werd er niet als primair referentiekader gehanteerd. Het is pas nadat Jung een tweede lezing van De Droomduiding achter de rug heeft en daar enige congruentie in ziet, dat hij de Freudiaanse theorie gaat koppelen aan zijn interesse aan de hysterie als klinisch verschijnsel (Hoffer, 2001; Minder, 2001b). We kunnen dan ook stellen dat de casus Spielrein een testcasus was, zowel voor Jung als voor Bleuler (Graf-Nold, 2001; Hayman, 2002). Voor beide heren was het een testcasus in termen van hun hernieuwde samenwerking na Jungs verblijf in Frankrijk en voor Bleuler was het vooral een toetsing van zijn visie op zijn instelling. Wat Jung betreft was deze casus zeker een test in het licht van zijn beperkte ervaring met de hysterie, zoals eerder gesteld, maar ook met betrekking op de behandeling.

Kijken we vervolgens naar de behandeling van Sabina Spielrein door Jung. Zoals eerder gesteld heeft hij, Jung, met Spielrein een eerste casus waarbij hij de Freudiaanse methode toepast (Hoffer, 2001; Minder, 2001b). In eerste instantie was er grote weerstand van de kant van Spielrein en wou zij in geen geval meewerken. We hebben reeds eerder melding gemaakt van de bekentenis die zij geacht werd te doen om het ingesloten affect los te maken (Breuer & Freud, 1982, p. 8) en het proces om tot die bekentenis te komen werd door Jung als een waar gevecht omschreven: “It takes a powerful battle to entice pat.[ient] to make this confession. […] Every conversation with her aimed at obtaining information is like walking on eggshells”. (p. 54) Op de momenten dat Jung in de behandeling dit punt naderde, reageerde Spielrein met geweld en afkeer en vertoonde ze de grimassen zoals we eerder reeds omschreven hebben bij de symptomatologie. Uiteindelijk ‘bekent’ Spielrein dat haar vader haar sloeg, het meest recente incident daterende van haar elf jaar, en dat dit soms ook gebeurde in het bijzijn van haar broers (Graf-Nold, 2001). In de dagen na deze bekentenis stelde Jung vast dat de tics terug opdoken in hun gesprekken op het moment dat er onderwerpen aangesneden worden die op een bepaalde manier in verband staan met het traumatisch complex. Als snel wist Jung de link te leggen tussen de problematiek van Spielrein en het ouderlijk geweld dat ze ervaren heeft in haar kinderjaren. Het verband met het kinderlijk seksueel trauma blijft echter nog enige tijd verborgen tot Spielrein zelf vermelding maakt van de reeds vroeg aanwezige compulsie tot masturbatie19. Op het moment dat het affect dat hier ingeklemd ligt, vrijgemaakt wordt door middel van een abreaktion, stelt Jung vast dat Spielrein een opluchting ervaart en dat de somatische symptomen verdwijnen (Hoffer, 2001, p. 122). Op dat moment is Jung tevens in staat

19 Deze bekentenis komt er na een analyse van drie uur (Graf-Nold, 2001, p. 91). Niet elke analyse duurde drie uur, en hier zien we dan ook dat in de begindagen van de psychoanalytische methode zoals Freud die heeft bedoeld, het beschermend kader zoals we vandaag in de kliniek kennen (Belgische Vereniging voor Psychoanalyse; Hoffer, 2001), nog niet aanwezig was. Opmerkelijk aan deze analyse is tevens dat het resultaat ervan geheel onbedoeld was. Immers, het oorspronkelijk doel ervan was de vreemde hallucinaties te verklaren (zie supra), maar in plaats daarvan botste Jung op de seksualiteit die de volledige symptomatologie van Spielrein in een heel ander daglicht plaatste.

24 om de oorsprong van haar symptomen te ontdekken, dewelke geworteld liggen in het complex gevormd door de seksuele associatie aan het fysieke trauma. Opmerkelijk hierbij is dat de aard van de problematiek louter gelegd wordt bij de associatie van een fysiek trauma aan het seksuele en dat Jung niet verder de piste van incest verkend. Ook Freud laat deze weg later onbewandeld (Minder, 2001b, p. 55). Deze analyse van het gebeurde lijkt de indruk te geven dat er niet zozeer aandacht wordt besteed aan het verhaal, het gezegde, maar meer de nadruk werd gelegd op de patiënt als lustvol subject (Graf-Nold, 2001, p. 92). Ondanks het feit dat het een tweede lezing was van De Droomduiding die de interesse in Freud zijn methode heeft aangewakkerd, vinden we opvallend weinig droommateriaal terug in de behandeling van Spielrein of hysterische patiënten in het algemeen. Slechts in twee casussen verwijst Jung expliciet naar droommateriaal (Hayman, 2002) en met betrekking tot de casus Spielrein wordt eenmalig verwezen naar associatief materiaal waarbij een masochistische droom een rol speelt. Analyses van dit materiaal staan echter nergens beschreven.

Dat de behandeling door middel van de “associatie” een succes was staat buiten twijfel. Jung maakt meermaals vermelding van een verbetering van haar toestand nadat er een abreaktion heeft plaatsgevonden. Dit wordt zeer sterk duidelijk wanneer aan het eerder vermelde pathologische complex geraakt wordt, waarbij we zien dat nog steeds een reactie uitgelokt wordt die zich vertaald in een afweer met de handen en de gelaatsuitdrukking, doch veel minder sterk dan deze initieel was. Naar het einde van de behandeling toe zou Sabina ook opmerkelijk rustiger geworden zijn (Graf-Nold, 2001; Minder, 2001b). Als we stellen dat Jung gebruik heeft gemaakt van de Freudiaanse methode van de vrije associatie om dergelijk resultaat bij Spielrein te verkrijgen, dan moeten we hier een kanttekening bij maken. Immers, Jung hanteerde deze methode, de ‘talking cure’ 20 , niet als enige behandelmethode (Graf-Nold, 2001). Jung stond immers ook bekend voor zijn associatie- experimenten, waarbij de associatieve fenomenen bestudeerd werden aan de hand van responsen die gegeven werden op grond van honderd standaard stimuli. Zijn initiële benadering van de associatie was dan ook meer statistisch en wetenschappelijk georiënteerd, dus minder ‘vrij’ in vergelijking met de methode die Freud heeft geponeerd. Deze experimenten werden oorspronkelijk uitgevoerd bij ‘normale’ personen en deze resultaten – waarbij voornamelijk belang gehecht werd aan een delay in responstijd – werden diagnostisch gebruikt waarbij ze vergeleken werden met de resultaten van zijn patiënten. We zien dus, in tegenstelling tot Freud die van een individueel niveau vertrok, dat Jung eerder vertrekt van groepsniveau waarbij hij dan dieper gaat naar het individueel

20 De term ‘talking cure’ of ook wel ‘chimney sweeping’ werd door Breuer voor het eerst gebruikt als aanduiding voor spreektherapie zoals gehanteerd bij zijn behandeling van Anna O. Deze benaming is er gekomen nadat Breuer tot zijn verbazing vaststelde dat op het moment dat Anna O. over een bepaald symptoom sprak, dit resulteerde in het volledig verdwijnen van het desbetreffend symptoom. Vandaar talking cure en chimney sweeping (Jones, 1974).

25 niveau (Hoffer, 2001). Een praktijk die we vandaag nog steeds zien binnen de experimentele psychologie. Zodoende was Jung ook veel actiever betrokken bij het behandelproces en iets meer sturend dan we zouden verwachten, daar hij zelf de focus op het traumatisch complex zal leggen in plaats van het spontaan in de therapie naar boven te laten komen (Minder, 2001b). In de casus Spielrein zien we dan ook dat Jung, naast een initiële anamnese, gebruik heeft gemaakt van de vrije associatie of talking cure, alsook van associatie experimenten om het volledige neurotisch complex van Spielrein te exploreren (Hoffer, 2001). Naar het einde van de behandeling toe zijn de gebeurtenissen weinig tot niet gedocumenteerd en hebben we er dan ook het raden toe wat er zich precies heeft afgespeeld in de therapie. Wat wel zeker is, is dat Spielrein nadat ze in juni 1905 genezen verklaard werd, nog vier jaar lang ambulant in behandeling was bij Jung (Minder, 2001b). Voor Jung zelf is de behandeling van Spielrein door middel van de Freudiaanse methode ook niet zonder gevolgen gebleven. Zoals we verder zullen uitwerken, had Jung het heel moeilijk om zijn eigen subjectiviteit uit de therapie te weren. Hij had het dan ook moeilijk om bepaalde, pijnlijke, affecten die bij de patiënt naar boven kwamen te dragen. Hij schrijft hier het volgende over:

Today I might equally well say that is was an experiment which was being conducted on me. One of the greatest difficulties for me lay in dealing with negative feelings. I was voluntarily submitting myself toe motions of which I could not really approve. (Jung, 1967, p. 202).

Hij is zich dan ook meer en meer kritisch gaan opstellen ten opzichte van de vrije associatie, daar hij van mening was dat deze methode reductionistisch en circulair van aard was en zich louter focuste op het verleden, eerder dan toekomstgericht te zijn. Daarenboven stelde hij dat dit een gevaarlijke techniek was, a dangerous method, omdat het zowel voor analysant als voor de analyst erg schadelijk kan zijn. Jung heeft mettertijd de vrije associatie – het persoonlijke, het subjectieve – verlaten en ingeruild voor het onpersoonlijke van het collectieve, waar zijn eigen experimenten meer aarding vinden. Met het verlaten van het subjectieve heeft Jung ook de deur dichtgetrokken in zijn verhouding met Freud. Een professionele verhouding die aanvankelijk door een gedeelde interesse en passie gevoed werd, maar waarbij de verschillende zienswijzen op therapie beiden zodanig uit elkaar geduwd heeft dat de band tussen beide onherroepelijk beschadigd raakte (Hoffer, 2001).

26 De bijdrage van Sabina Spielrein…

… aan de theorievorming binnen de Psychoanalyse.

Zoals we reeds gesteld hebben, is de transformatie van Sabina Spielrein van patiënt naar analyst en theoreticus alles behalve alledaags. We zien echter dat Spielrein als patiënte in het Burghölzli ook alles behalve alledaags was en een ander statuut had dan de andere patiënten (Lothane, sd). Zo werd er geen medisch onderzoek afgenomen bij de aanmelding21 – wat een standaard procedure was – noch later tijdens haar opname. Onder supervisie van Bleuler mocht ze ook assisteren bij associatie-experimenten en raakte ze bevriend met een andere patiënt, Rähmi, dewelke later een patiënt van haar zou worden22. Eens ze genezen verklaard is vangt ze haar medische studies aan, aan de Universiteit van Zürich (Minder, 2001b), waarna ze de stap naar de academische wereld en de praktijk zet. Deze beslissing wordt tevens mede gesteund door Jung, die haar hiertoe reeds eerder had aangespoord getuige zijn uitspraak naar haar toe: “Minds such as yours help advance science. You [definitely] must become a psychiatrist” (Carotenuto, 1982, p. 101). In eerste instantie wordt Spielrein overheerst door twijfel en ambivalentie omtrent haar academisch potentieel, getuige haar dagboeken:

With anguish she writes: ‘Sometimes it seems to me that the scholarly world which reads the article will see me as a know-it-all who wants to point out every folly to the entire world’. She is however full of hope that in ‘[her] fantasies’ ‘a tiny bit of truth can be discovered’ […] that in her writing is to be found ‘interesting and stimulating material’[…]. (Carotenuto, 1982, pp. 10-11)

Ondanks haar initiële twijfels slaagt Spielrein erin om haar ideeën op papier te zetten en wordt haar werk gepubliceerd. Zij zelf wordt in Psychoanalytische kringen geprezen voor haar intelligentie en scherpe geest en wordt al gauw opgenomen binnen de Psychoanalytic Society. Ondanks dat vrouwen met alle openheid aanvaard werden binnen het vakgebied, is dit niettemin een opmerkelijke verdienste van Spielrein, daar vrouwen vaker de praktijk boven de theorie verkozen (Cifali, 1988). Opmerkelijk is echter dat twee van haar eerste publicaties23 nooit een vertaling hebben gekend in het Engels. Het is slechts dankzij een privépublicatie aan de hand van Kenneth McCormick dat deze documenten uit het Duits vertaald zijn geweest (Skea, 2006).

21 Zie supra. 22 In het licht van de hedendaagse deontologie is dit een zeer vreemde verhouding, daar van de psycholoog verwacht wordt enkel een professionele relatie aan te gaan met de cliënt/patiënt (Vermeiren, 2010). 23 De eerste zijnde haar medische thesis On the psychological content of a case of schizophrenia (dementia praecox) zoals gepubliceerd in het Duitse Jahrbuch in 1911 en een van haar eerste publicaties binnen het veld van de kinderpsychologie, Contributions to the knowledge of the child’s psyche (Skea, 2006, p. 529).

27 De eerste publicatie van Spielrein was haar thesis Über den psychologischen Inhalt eines Falles von Schizophrenie (Dementia praecox), hetwelke gepubliceerd werd in de derde editie van het Duitse Jahrbuch. Deze scriptie heeft ze geschreven naar aanleiding van de periode dat ze onder supervisie van Bleuler en Jung gewerkt heeft aan het Burghölzli als onderdeel van haar opleiding tot psychiater. Hierbij koos ze de patiënte Frau M. als casus voor haar gevalsstudie. Dit is op zijn minst een opvallende keuze, want Frau M. werd slechts enkele maanden na Spielrein zelf gehospitaliseerd in 1905 met heel gelijkaardige symptomen. In tegenstelling tot bij Spielrein, wiens symptomen snel opklaarden doorheen de behandeling, bleven de psychotische symptomen bij Frau M. aanwezig tot en met het moment waarop ze onder de hoede van Spielrein komt (Skea, 2006). Op het moment dat haar scriptie gepubliceerd wordt, zien we dat Spielrein gebrand is om haar meer theoretische paper Die Destruktion als Ursache des Werdens te publiceren. In de laatste paragraaf van haar thesis erkent ze dan ook het belang van Freuds concept Darstellung durchs Gegenteil24 en zal deze dualiteit in haar paper verder uitwerken, waarbij ze ook uitvoerig refereert naar de gevalsstudie van Frau M. (Spielrein, 1994; Skea, 2006).

Die Destruktion als Ursache des Werdens was reeds klaar in de zomer van 1911 – vandaar ook haar gedrevenheid om deze te publiceren ten tijde van haar thesis – maar werd niet gepubliceerd voor september 1912 (Skea, 2006). De focus van Die Destruktion lag op het creatieve versus destructieve aspect van libido, waarbij ze ook haar ideeën omtrent het collectief onderbewustzijn poneert (Cifali, 1988). Vanuit haar werk met seksuele problematieken heeft Spielrein haar onderzoeksvraag gedestilleerd, met name waarom de voortplantingsdrift – een van de sterkste driften die bij levende wezens waar te nemen valt – bij de mens gepaard gaat of kan gaan met negatieve gevoelens zoals angst of zelfs ronduit afkeer. Deze opmerkelijke verknoping kan ook frequent opgemerkt worden bij subjecten met een neurotische structuur. Voorheen werd deze koppeling tussen seksualiteit en afkeer – soms zelfs gepaard gaande met doodsvoorstelling – verklaard vanuit een pedagogisch standpunt, waarbij de opvoeding erop gericht was de seksuele drift in te snoeren en het seksuele verlangen voor te stellen als een verboden en zondig iets. De doodsvoorstellingen zijn hierbij een symbool voor het moreel verval van het subject (Marcus, 2009). Met Spielrein wordt aan dit discours een heel andere wending gegeven. Eerder dan de moraliteit die ten verval komt bij de seksuele daad, situeert Spielrein de gevoelens van angst en afkeer in het kamp van het subject, meer specifiek bij de vernietiging van het subject als entiteit. Nieuw leven ontstaat immers maar ten gevolge van de destructie van twee andere entiteiten, met

24 “Endlich möchte ich noch besonders die enorme Wichtigkeit der vond Freud entdeckten “Darstellung durchs Gegenteil” für die Entstehung der Wahnbilder hervorheben. Ein besonders wichtiger Fal davon ist die Darstellung der Sexualbetätigung durch Todessymbolik. Die Ursache dieser Erscheinung liegt nach meiner Ansicht im Wesen der Sexualbetätigung selber, und zwar genauer gesagt, in den beiden antagonistischen Komponenten der Sexualität.” (Spielrein, 1911, p. 400)

28 name een mannelijke en een vrouwelijke cel. Meer zelfs, bij eencellige organismen zien we dat voortplanting de destructie van het organisme als geheel met zich meebrengt. Bij de mens is dit uiteraard niet het geval, doch de cellen die vernietigd worden zijn niet zomaar bijproducten van het seksueel verlangen, het zijn cellen die de volledige constitutie van het subject in zich dragen die vernietigd worden teneinde nieuw leven te creëren. Ook op vlak van de individuen zien we deze destructie, waarbij een mannelijk subject gedeeltelijk in een vrouwelijk subject binnendringt alwaar door uitscheiding van de seksuele producten veranderingen plaatsvinden. Vanuit deze optiek zijn gevoelens van angst en walging niet zozeer een valse verknoping, dan wel gevoelens die overeenkomen met het destructief karakter van de seksuele drift. Luisterend naar neurotici horen we dan ook niet zelden dat de angst voor het geslachtsverkeer geworteld zit in een angst om een deel van zichzelf te verliezen. Dit heeft als klinische implicatie dat een oorlogservaring ‘ideaal’ is voor het uitbreken van een neurose dewelke haar wortels heeft in het seksuele leven. Oorlog gaat immers gepaard met destructie en ten gevolge van de associatie vinden verknopingen plaats met de destructieve component van de voortplantingsdrift (Spielrein, 1912).

Haar theorie werd in eerste instantie niet laaiend enthousiast onthaald door Freud noch Jung. In een brief naar Jung steld Freud dat de destructie zoals gesteld door Spielrein “[…] is not much to my [Freud’s] liking, because I believe it is personally conditioned […]” (McGuire, 1974, p. 146). Ook Jung vindt haar theorie “heavily overweighted with her own complexes” (McGuire, p. 183). Deze tegenkanting die Spielrein krijgt van Freud is te begrijpen vanuit de centrale en allesoverheersende rol die de Eros nog speelt in het denken van Freud. Hij heeft enkele jaren nodig om vrede te nemen met het bestaan van agressie en een destructieve kracht die van het subject uitgaat, de Thanatos of Doodsdrift. We kunnen ons dan ook de vraag stellen in welke mate Sabina Spielrein haar verleden, dat gekenmerkt werd door een verstrengeling van liefde en agressie, en de theorie die ze daaruit heeft gepostuleerd, Freud geïnspireerd hebben en mogelijks zijn denken de nodige impuls gegeven heeft. Het is immers niet onmogelijk te veronderstellen dat het Freudiaans concept van de Thanatos zijn voorloper kent in Die Destruktion. In zijn werk Jenszeits des Lustprinzips, wat de officiële erkenning van de Thanatos inluidt in het oeuvre van Freud, zien we dan ook dat een groot deel van zijn theorie expliciet aan Spielrein toegeschreven wordt25 (Freud, 1921). Spielrein wijst er in haar tekst dan ook op dat een subject in staat is om een bepaalde vorm van lust te vinden in onlust26, een

25 “In einer inhalts- und gedankenreichen, für mich leider nicht ganz durchsichtigen Arbeit hat Sabina S p i e l r e i n ein ganzes Stück dieser Spekulation vorweggenommen. Sie bezeichnet die sadistische Komponente des Sexualtriebes als die »destruktive«. (Die Destruktion als Ursache des Werdens. Jahrbuch für Psychoanalyse, IV, 1912.)“. (Freud, 1921) 26 Eenvoudige illustraties van dit fenomeen zijn het genieten van een horrorfilm of veel plezier beleven in een kermisattractie die ons misselijk maakt. Beiden zijn ervaringen die gepaard gaan met een sterke onlust, doch zijn deze voor velen ook een lustervaring. Op klinisch vlak zien we de ervaring van onlust terugkeren binnen de herhalingsdwang en traumatheorie, waarbij bepaalde onlustvolle ervaringen herbeleefd worden vanuit een dwang binnen het subject. Deze herbeleving van onlust heeft het Lustprincipe voorgoed hertekend (Freud, 1921).

29 aspect dat onder de heerschappij van het lustprincipe ondenkbaar was. Vanuit deze bevinding stelt Spielrein dan ook dat het voornaamste kenmerk van een individu de verdeeldheid is (Spielrein, 1912), een concept dat Lacan centraal zal stellen in zijn discours.

Ich muβte zur Einzicht gelangen, das Hauptcharakterisitikum des Individuums bestehe daarin, daβ es ein Dividuum ist. […] Die Tiefe unserer Psyche kennt kein “Ich”, sondern bloβ dessen Summation, das “Wir”, oder das gegenwärtige Ich wird, als Objekt betrachet, anderen ähnlichen Objekten untergeordent. (p. 472)

Freud zal later ook erkennen dat het hem enige tijd gekost heeft om vrede te nemen met het idee van een destructieve kracht naast het Eros, ondanks dat Spielrein hem hier reeds in 1909 op had gewezen (Carotenuto, 1982). Bij Jung vond dit concept veel moeilijker ingang en we zien dan ook dat hij het vernietigende aspect van de seksualiteit en libido binnen een moreel discours plaatst. Daarnaast situeert hij een tweede bron van destructie in de creatie van nieuw leven, dit echter niet in de subjectieve termen die Spielrein hanteert, maar in termen van een nieuwe generatie die de huidige zal vervangen, aan de kant schuiven. De destructie wordt door Jung dan ook gezien als zelfmoord, zichzelf gewillig aan de kant laten schuiven, en vanuit dat oogpunt verklaart hij de eeuwige twijfel bij de neuroticus, dit is namelijk een manifestatie van de wens om in het leven aan de kant te staan, niet mee te spelen (Jung, 1911). Zeker met betrekking tot zijn eerste verklaring schrijft Jung zich in binnen het op dat moment heersende discours en hecht weinig gehoor aan de recente bevindingen van Spielrein. Ondanks dat hij de meeste referenties naar Spielrein met betrekking tot Frau M. heeft bewaard, heeft hij de enige referentie27 naar haar in het eerste deel van Wandlungen (1911) verwijderd. In zijn werken vinden we dan ook slechts twee verwijzingen naar Spielrein. Een eerste maal dat hij expliciet naar haar verwijst is in The Dual Mother, waarin hij in een voetnoot het volgende stelt: “This fact led my pupil Dr. Spielrein to develop her idea of the death-instinct[…]” (Jung, 1970, p. 392). De enige andere verwijzing naar Spielrein vinden we terug in – wederom een voetnoot – in The Eros Theory waarin Jung postuleert dat de oorspronkelijke Freudiaanse theorie met betrekking tot libido te eenzijdig is. Jung gaat verder met te stellen dat die eenzijdigheid ook door Freud aangehaald werd en dat de theorie vervolgens in balans gebracht werd door toevoeging van de Doodsdrift. In een voetnoot stelt Jung vervolgens dat dit een idee was dat oorspronkelijk van zijn pupil afkomstig was. Hierbij geeft hij ook voor de eerste en enige maal in Collected Works de volledige referentie naar haar paper (Skea, 2006).

27 “I wish to refer here to the interesting correlation of mythological and pathological forms disclosed in the analytical investigation of Dr. S. Spielrein, and expressly emphasize that she has discovered the symbolisms presented by her in the Jahrbuch, through independent experimental work, in no way connected with my work.”

30 Ondanks het feit dat Jung weigerachtig stond tegenover haar interpretatie van de Destructie als inherente component van het leven, heeft zij een grotere invloed op hem gehad dan ze beiden ooit hadden kunnen vermoeden. Doorheen hun interacties hebben ze elkaar zodanig gevormd dat er een geheel nieuw creatief proces is ontstaan op basis waarvan hun theorieontwikkeling ook verder gestuwd werd (Woodcock, sd). Dit kunnen we begrijpen vanuit het concept van de abstinentie. In elke therapie is abstinentie aanwezig. Die abstinentie zien we in de eerste plaats in de positie die de therapeut inneemt in de verhouding tot de patiënt, waarbij deze niet aan het Verlangen van de patiënt zal beantwoorden en aldus ook het Tekort niet zal trachten in te vullen. De therapeut zal niet op de hem door de patiënt toegeschreven positie gaan staan (Chused, 1996). Die abstinentie maakt het therapeutisch proces mogelijk, maar zorgt tevens voor een zekere dissatisfactie bij de patiënt. De abstinentie en de bijhorende dissatisfactie beperkt zich echter niet enkel tot de positie van de therapeut. Ook de taal kenmerkt zich door een niet-invullen van het Verlangen en de aanwezigheid van een Tekort (Woodcock, sd) en dit maakt elke vorm van spreektherapie tot een frustrerende ervaring. Immers, de taal als het Symbolische dekt de Reële ondergrond niet volledig en in de therapie wordt dit bloot gelegd (Verhaeghe, 2009) en leidt dit tot een continu proberen van de ander te begrijpen en enige vorm te geven aan dit linguïstisch schaduwspel. Door het gebruik te maken van taal in de therapie, gebruikt men niet enkel het woord in de Symbolische betekenis, maar wordt tevens gebruik gemaakt van het woord als logos, in zijn betekenis van “verloren woord”, de essentie die niet gevat wordt door het Symbolische (de Purucker, 2011, p. 108). Deze confrontatie met wat Freud das Unheimliche noemt, een verdrongen drift die een bedreiging vormt voor het Subject (Freud, 1919), stelt ons voor een dwingende keuze. Een eerste mogelijkheid is geen gehoor geven aan deze confrontatie, een lot waar zieneres Cassandra mee opgezadeld was28, of men kan iets met die kennis doen. Deze laatste keuze om alles door te werken zal onvermijdelijk leiden tot een kentering in de psyché van de persoon. Het is de geboorte van iets nieuws (Carotenuto, 1982; Woodcock, sd). In zijn tiende seminarie gebruikt Lacan een metafoor die ons kan helpen deze transformatie beter te begrijpen. Hij stelt dat, op het moment dat een Subject zich inschrijft in het Symbolisch veld van de Ander, het Subject een verdeelde S/ wordt. Het Subject plaatst zich als het ware in een spanningsveld tussen het Verlangen van de Ander – Wat wil die Ander van mij? Wie moet ik voor hem zijn? – en de eigen drift. Op grond daarvan zal er een rest (a) ontstaan dewelke zich niet kan situeren binnen dat Symbolisch veld. Lacan maakt hierbij de vergelijking met een niet-opgaande deling, waarbij altijd een rest

28 In de meest populaire versie van de mythe lezen we hoe de god Apollo verliefd wordt op Cassandra en haar als geschenk de voorspellende gave geeft. We kunnen aldus stellen dat Apollo – onder meer de god van waarheid, muziek en poëzie en dus ook god van het woord – het woord en meer bepaald het logos, aan Cassandra gaf. Immers, door haar gave was ze in staat om door de sluier van het Symbolische te breken. Ze wijst echter de avances van een verliefde Apollo af, waarop Apollo van haar gave een vloek maakt en niemand geloof zal hechten aan haar woorden (Encyclopaedia Britannica, Inc., 2013). Op dit moment is haar gave niet langer een geschenk en een bron van kennis, maar eerder een bron van frustratie, een ervaring die parallellen vertoont met de therapeutische ervaring (Woodcock, sd).

31 aanwezig is (Lacan, 2003). Blijven we bij de metafoor van de deling, dan kunnen we begrijpen dat, op het moment dat een van de ‘getallen’ wijzigt, de rest ook zal moeten veranderen. Als we dit doortrekken naar de therapie, dan kunnen we zien dat op het moment men aan de rest van de drift (a) raakt en dit gaat veranderen, andere componenten en dus ook het spreken zal veranderen. Vertrekkend van dit gegeven kunnen we begrijpen hoe zowel Jung als Spielrein een transformatie hebben ondergaan in de intensieve relatie die ze beleefd hebben. In de jaren na zijn interactie met Spielrein zien we dat Jung lange tijd bezig is met het formuleren van een theorie die hem in staat stelt te verklaren wat er gebeurd is tussen Sabina Spielrein en hemzelf. Zijn werk rond de overdracht en tegenoverdracht alsook zijn theorie rond de animus en anima illustreren hoe hij probeert om de betekenisvolle interactie tussen twee subjecten theoretisch te vatten. Ook zijn geschriften rond synchroniciteit en psychologische types, om maar enkele voorbeelden aan te halen, zijn van een andere orde dan zijn eerdere werken (Hayman, 2002). Het is door de interactie tussen Jung en Spielrein, door een inspanning die beiden geleverd hebben, dat ze een nieuwe betekenis in hun taal gebracht hebben (Woodcock, sd)29. Dit nieuw soort taal is enkel maar bereikbaar als men afstand doet van het oppervlakkig spreken. Het logos kan enkel bereikt worden door middel van een deconstructie van het oude spreken, van het woord. We zien hier wederom een samengaan van liefde en agressie, Eros en Thanatos. Net zoals in haar meest bekende publicatie, zien we ook hier dat er een zekere agressieve component nodig is om tot iets nieuw te komen. Die Destruktion als Ursache des Werdens.

In haar relatie met Jung is Spielrein genezen van haar psychotische hysterie en is ze verder gegroeid tot een prominent persoon in de geschiedenis van het vakgebied omwille van haar creatieve bijdrage aan de theorievorming (Woodcock, sd). Haar latere artikels zijn evenwel minstens zo opmerkelijk als haar eerdere publicaties. Net zoals zoveel vrouwelijke clinici richt ze haar aandacht voornamelijk op kinderen, waarbij ze voornamelijk de nadruk legt op taal en taalontwikkeling bij kinderen (Cifali, 1988). Ook op dit vlak is ze een pionier, want ze is de eerste analyst die tracht de taalontwikkeling in verband te brengen met de Freudiaanse theorie (Carotenuto, 1982). In haar schrijven legt ze ook sterk de nadruk op vrouwelijkheid en creativiteit

29 Uit de Analytische methode zoals toegepast door Jung – aan de hand van associatie-experimenten – was naar voor gekomen dat het onbewuste meer aanwezig of bewust wordt naarmate men er de aandacht meer naartoe richt. Zowel Jung als Freud ondersteunen de stellingname dat het onbewuste kan opborrelen door middel van een methode waarbij men de aandacht gaat vestigen op de taal en meer bepaald de betekenissen die in het spreken van het Subject verder van de oppervlakte liggen. Het is die zoektocht naar ambiguïteit in het spreken dat ervoor zorgt dat het onbewuste naar boven komt (Woodcock, sd). Over de tijd heen, echter, verliezen woorden die ambiguïteit en dit is volgens Barfield direct verbonden met het bewustzijn en dus met het Reële. Door dat verlies van ambiguïteit zal het bewustzijn ook enkel zich aan de oppervlakte begeven en verliezen ze hun verbinding met het Reële. Het inherente gevolg hiervan is dat het Subject louter aan de oppervlakte leeft en neerkijkt op de werkelijkheid, eerder dan er in te kijken. Het Subject verliest hier een deel van zijn subjectiviteit en verhoudt zich eerder als een object (Barfield, 1988).

32 en intuïtie als belangrijke aspecten van de vrouwelijkheid. Een belangrijke kwaliteit van de vrouw is volgens Spielrein dan ook haar empathie, de mogelijkheid om zich in te leven in de subjectiviteit van een ander (Cifali, 1988). Reeds in haar vroege schrijven zien we dat dit thematieken zijn die Spielrein begeesteren: de vraag naar de plaats van het Subject in de verhouding tot de Ander en de positie die de een inneemt in het Verlangen van de ander (Spielrein, 2001). We zien dan ook dat Spielrein haar theorie voornamelijk opbouwt vanuit de overdracht met anderen. Het is de ervaring van de verhouding met de Ander en het eigen lijden dat ze daarbij ervaart, die de bouwstenen hebben gevormd voor haar theoretische ideeën en dewelke haar hebben gemaakt tot de persoon wie ze geworden is (Cifali, 1988).

… aan de Psychoanalytische praktijk.

De overdracht bij Sabina Spielrein is niet alleen van nut geweest voor haar eigen theoretische elaboratie, maar ook heeft deze belangrijke implicaties voor de praktijk met zich meegebracht. We kunnen immers stellen dat de overdrachtsverhouding tussen Jung en Spielrein een schoolvoorbeeld is van de wijze waarop de overdracht zich kan manifesteren in de verhouding tussen therapeut en patiënt en de positie die de therapeut in deze verhouding moet innemen teneinde de therapie tot een goed einde te brengen30. Tevens illustreert deze casus de herhaling binnen de overdracht en de transformatie die deze verhouding ondergaat ten gevolge van vorderingen in de therapie. Elke overdrachtsverhouding tussen therapeut en cliënt is een unieke combinatie van twee constellaties en derhalve biedt een veralgemening over casussen heen weinig houvast. Desalniettemin moeten we vaststellen dat de casus Spielrein enkele belangrijke handvaten of lessen biedt die meegenomen kunnen worden in de hedendaagse praktijk.

Aanvankelijk zagen we in bij haar opname agressie uitspattingen en een sterk uittesten van het personeel van het Burghölzli (Minder, 2001b). Gedurende de eerste weken van haar opname zien we dat deze agressieve uitbarstingen sterk in frequentie afnemen en in de plaats komt de manifeste separatieproblematiek dewelke haar verhouding met de Ander kenmerkt. Al heel snel zien we een afhankelijkheid ten opzichte van Jung ontstaan, in die mate dat ze bijvoorbeeld weinig tot geen concentratievermogen heeft wanneer ze op zichzelf is, maar in aanwezigheid van Jung kan ze zich uren onafgebroken op een boek concentreren (Covington, 2001). We hebben eerder reeds gesteld dat Spielrein geen enkele motivatie toont om te genezen (Carotenuto, 1982; Graf-Nold, 2001) en dit kunnen we dan ook begrijpen vanuit die separatieproblematiek die overheersend is bij de Hysterische Neurose. Immers, genezen zou een separatie van de therapeut inhouden en dit is een

30 Waar de overdracht een belangrijke factor van verbetering is geweest in de therapie van Spielrein zelf, heeft ze hier in haar eerste therapeutische ervaring met Frau M. geen aandacht aan geschonken. In haar scriptie werkt ze de overdracht en tegenoverdracht opmerkelijk genoeg niet uit, ondanks dat deze zeer grote parallellen vertoonde met de eigen dynamiek in relatie tot Jung (Skea, 2006).

33 idee dat angst bij haar oproept. Niet alleen de onvermijdelijke separatie weerhoudt haar van het opstarten van het genezingsproces, tevens is er de angst voor een herhaling van de eerdere verhoudingen, dewelke een misbruikend karakter kenden (Covington, 2001; Minder, 2001b). Ondanks de aanwezigheid van die angst om misbruikt te worden, zien we dat Spielrein bij elke ervaring van separatie ten opzichte van Jung terugvalt op de verstrengeling van liefde en agressie:

During this time patiënt was very unsettled. The following day she reports that she constantly and with great longing imagines Ref. [Jung] squeezing her left hand tightly until it hurts. She desires this painful treatment with all her strength. […] ‘I want this pain’, patient says calmly, ‘I want you to do something really bad to me, to force me to do something that I am opposed to with all my being’. (Covington, 2001, p. 107) [Eigen verduidelijking en cursivering]

Deze vraag van Spielrein naar Jung toe illustreert duidelijk de manier waarop ze de pijnlijke liefdesverhouding met haar vader herhaalt bij Jung. Terzelfdertijd gebruikt ze dit Verlangen om zichzelf te beschermen tegen een liefdevolle (arts – patiënt) relatie, dewelke in haar ervaring toch alleen maar kan uitdraaien op misbruik van de kant van de Ander. Spielrein ziet zichzelf namelijk reeds van kinds af aan als een slecht persoon en enige verhouding met een ander kan ook maar opgebouwd worden door middel van pijn en manipulatie door schuld. We zien dit voornamelijk terugkeren in de manier waarop ze met het personeel omsprong bij aanvang van haar opname. Naar deze mensen toe was ze zeer uitdagend en lokte zo bestraffing uit, wat voor haar een bevestiging van liefde was. Dit is te begrijpen vanuit de wijze waarop haar ouders met haar zijn omgesprongen. In die oorspronkelijke verhouding ging aandacht vaak gepaard met bestraffing, van waaruit de overtuiging is gegroeid dat om liefde te krijgen, ze zich moest onderwerpen aan het beeld dat haar ouders van haar hadden. De positie die ze hierbij inneemt is die van de gestrafte, vaak door de hand van de vader. Vanuit die oedipale verhouding kunnen we haar vraag naar een harde aanpak en bestraffing zien als een herhaling in de overdracht en aldus een vraag naar liefde (Verhaeghe, 2008). Binnen de oorspronkelijke verhouding was er nauwelijks tot geen sprake van enige vorm van separatie tussen de positie die Spielrein zelf en haar vader innamen in het gezin. Beiden waren in elkaar op zoek naar de afwezige figuur van de moeder31. De vader zocht dit in de vorm van een partner en Spielrein zelf zocht een liefhebbende moederfiguur. We zien dan ook voornamelijk een identificatie met de vaderfiguur en dit is dan ook de positie die ze zal innemen bij latere herhalingen van deze oedipale verhouding.

31 De moeder van Spielrein was in een liefdeloos huwelijk beland en trachtte dit Verlangen te vervullen door middel van geschenken aan de hand waarvan ze liefde probeerde te kopen. Niet alleen als partner was ze afwezig, maar ook als liefhebbende moeder nam ze eerder een tegenovergestelde positie in, die net zoals bij de vader naar de kinderen toe gepaard ging met agressie (Minder, 2001b; Lothane, sd).

34 In de verhouding naar haar moeder toe zal ze dan ook een afkeer vertonen voor alles wat met vrouwelijkheid en winkels te maken heeft. Hierdoor wordt ze alles wat de moeder niet is en tracht ze zo het Verlangen van de moeder dat niet ingevuld wordt door de vader, zelf in te vullen. De positie van de vader neemt ze ook in tijdens haar opname, waarbij ze openlijk dreigend en uitdagend is naar het personeel toe vanuit een Verlangen om straf en dus aandacht en liefde. Vanuit de geschriften die Jung heeft nagelaten met betrekking tot Spielrein kunnen we duidelijk zien hoezeer ze nood had aan een moeder die haar het gevoel gaf gewenst te zijn en een liefhebbende vader. Die vaderfiguur moest niet enkel Sabina zelf liefhebben, maar moest ook in staat zijn om het Verlangen van de moeder te beantwoorden, iets wat haar echtgenoot niet kon of deed. Het belang hiervan wordt geïllustreerd door de mannen waarop Spielrein verliefd werd in haar jeugd. Zowel de leerkracht geschiedenis als de oom aan vaders kant – beide mannen waar ze op verliefd was geworden – vertoonden enige affectie voor haar moeder, wilden haar verlangen invullen (Lothane, sd). We zien hier ook duidelijk de herhaling in de verschillende verhoudingen die Spielrein aangaat verschijnen. De zoektocht naar de liefde van de vader keert terug in verhouding tot andere belangrijke Anderen die de positie van de vader (A2) kunnen bekleden: leerkracht, oom en arts. Dat het hier weldegelijk om een herhaling binnen de overdracht gaan, illustreert Spielrein zelf met volgende woorden: “[…] I wanted to make sacrifices for him, to suffer for him. […]” (Lothane, sd, p. 4). Wederom zien we hier de verstrengeling van liefde en agressie die zo kenmerkend is voor de positie die Spielrein inneemt in de verschillende verhoudingen. Die overdracht tussen Jung en Spielrein, dewelke zich eveneens op het vlak van de liefde situeerde, werd – thans voor een beperkte periode – ook gedeeld door Jung (Cifali, 1988). Vanuit het perspectief van Jung zien we dat hij niet meegegaan is in de positietoeschrijving die hem te beurt viel. In plaats van agressief en punitief op te treden naar Spielrein toe, zien we eerder dat hij een geduldige en ondersteunende positie inname ten opzichte van zijn patiënte, ondanks de uitlokkingen langs waar ze de herhaling tracht te installeren (Skea, 2006). In een brief naar hem, verzonden in 1917, erkent ze ook wat hij haar gegeven heeft: “La psychothérapie étant un art de guerir, c’est moins une classification que requiert la pratique qu’une compréhension intuitive du malade. […]” (Cifali, 1988, p. 258). We kunnen aldus stellen dat, als onderdeel van haar genezingsproces, Spielrein de pijnlijke liefde voor haar vader heeft overgedragen naar Jung. Deze was in staat om die verhouding te dragen en te transformeren naar iets positiefs. Opvallend hierbij is echter dat, hoewel Jung bekend was met het fenomeen van de overdracht (Covington, 2001) we in een brief naar Freud – dewelke hem overigens nooit bereikt heeft – volgende opmerkelijke passage krijgen: “During the treatment the patient had the misfortune to fall in love with me. She raves on to her mother about her love in an ostantatious manner […]” (Minder, 2001a, p. 69) [eigen cursivering]. Vooral het gebruik van het woord ‘misfortune’ geeft een heel ander lezing aan dit document en geeft geenszins weer wat er werkelijk speelt in de verhouding tussen Jung als arts en

35 zijn patiënte (Lothane, sd). Het is echter in hun relatie outpatiënt – arts dat de relatie is beginnen escaleren (Skea, 2006).

Na haar ontslag als in-patiënt zien we dat Spielrein Jung begint te omschrijven als haar ‘poet’ en dat hun samenzijn leidt tot het ontstaan van een intieme vorm van ‘poetry’. Daarnaast was er ook de wens dat zij een zoon voor Jung zou baren, genaamd Siegfried. Door deze wens van Spielrein werd Jung met de neus op de feiten gedrukt met betrekking tot zijn eigen subjectiviteit. In een brief aan Freud geeft hij immers te kennen dat, ondanks het feit dat hij dit kind geweigerd heeft, zich tot voorheen nooit bewust was geweest van deze polygame gevoelens ondanks zijn zelfanalyse (McGuire, 1974). Het verzoek van Spielrein ziet hij dan ook als “[…] violated my confidence and my friendship in the most mortifying way imaginable […]” (McGuire, p. 99). In verdere briefwisseling geeft Jung aan Freud toe dat hij zijn vriendschap met Spielrein verlengd had na haar opname, uit angst voor een terugval indien hij zich al te abrupt zou terugtrekken uit hun relatie. Hij had de verregaande gevolgen van de overdracht echter onderschat. Zijn focus was te sterk theoretisch waardoor hij geen oog meer had voor de dynamiek van overdracht en tegenoverdracht: “[…] Thus I imputed all the other wishes and hopes entirely to my patiënt without seeing the same thing in myself […]” (McGuire, p. 114).

Een belangrijk element in de overdrachtsverhouding tussen Spielrein en Jung is Siegfried. Doorheen hun relatie werd deze fantasie zowel letterlijk als figuurlijk geïnterpreteerd, waarbij het enerzijds naar een echt liefdeskind zou verwijzen, maar ook naar een aspect van het onbewuste (Skea, 2006). De complicaties ten gevolge van de overdracht en tegenoverdracht groeide mee naarmate hun relatie verder ging. Op het moment dat een schandaal hierrond dreigt uit te breken en het duidelijk wordt dat Jung zijn vrouw Emma nooit zal verlaten voor Sabina, worden beiden met hun voeten terug op de grond gezet en verdwijnt Siegfried in wat later Die Destruktion zal worden.

Het aspect van de overdracht en tegenoverdracht gaan we, in het licht van deze casus, verder uitdiepen in het volgende hoofdstuk.

36 Liefde & Overdracht

Inleiding

Uit de verschillende bronnen die beschikbaar zijn – en zoals we in het vorige hoofdstuk uiteen hebben gezet – is Sabina Spielrein genezen verklaard en ontslagen uit het Burghölzli. De therapie heeft met andere woorden gewerkt. In het licht van de hedendaagse effectmeting kunnen we ons nu afvragen wat precies gewerkt heeft bij Spielrein32. Het is immers al te gemakkelijk om gewoon te stellen dat het feit dat ze bij een therapeut ging zowel een noodzakelijke als voldoende voorwaarde is voor een geslaagde therapie. Meer bepaald is het nodig om aan te tonen dat er effectief sprake is geweest van therapie en, vertaald naar de hedendaagse analytische setting, dat er sprake is geweest van Psychoanalyse (Zepf, 2010). Deze vereiste, het duiden van het plaatsvinden van een analyse, is echter minder eenvoudig dan het op het eerste zicht zou lijken. Levenson zag hier aanvankelijk weinig problemen, hij stelde immers dat de sine qua non van Psychoanalyse het psychoanalytisch proces is (1984, p. 187) en in de daaropvolgende jaren hebben andere auteurs hem hierin gevolgd. Halverwege de jaren ’90 bleek dan ook dat de meerderheid van de psychoanalytici het analytisch proces als een basisconcept van de Psychoanalyse zagen (Vaughan & Roose, 1995) maar over een eenduidige definitie van dit concept was een eensgezindheid.

Dit gebrek aan een duidelijke, uniforme definitie leidde ertoe dat men op een gegeven moment stelde niet langer een consensus te hebben over wat nu precies werkt binnen de Psychoanalyse en waarom (Gabbard & Westen, 2003). Om dit probleem te ondervangen, hebben Gabbard en Westen de specificiteit van een psychoanalytische behandeling trachten te definiëren aan de hand van de doelstellingen van de behandeling en de middelen waarmee die doelen bereikt dienen te worden. Het meer in detail bestuderen van de vooropgestelde doelen valt buiten het bestek van deze inleiding, maar wel kunnen we stellen dat deze doelen zeer algemeen zijn, waardoor het onderscheid met de doelen van een niet-analytische therapie verloren dreigt te gaan (Zepf, 2010). Om uit deze impasse te geraken, keert Zepf (2010) terug naar Freud en tracht het psychoanalytisch proces te definiëren aan de hand van de concepten overdracht en overdrachtsneurose. Een terugkeer naar de oorspronkelijke tekst van Freud heeft een drievoudige reden. In eerste instantie deelt Zepf niet de mening van andere auteurs die zich scharen achter de uitspraak van Whitehead, met name dat “a science that hesistates to forget its founders is lost” (in Kuhn, 1977, p. 138).

32 Een betoog over effectiviteitsmetingen zou ons te ver leiden van de essentie van deze scriptie, doch voor een psychoanalytische kijk op deze thematiek kunnen we verwijzen naar Het einde van de psychotherapie (2009) en Identiteit (2012) van Paul Verhaeghe.

37 Bovendien stelt hij dat een concept dat verankerd ligt in het oeuvre van Freud minder aanleiding tot oeverloze discussie zal zijn dan concepten die in het leven geroepen zijn om allerhande zaken meetbaar te maken. Ten slotte acht hij het tevens nuttig om terug te keren naar de oorspronkelijke concepten zoals door Freud geponeerd, ongeacht of er verder mee gewerkt wordt of niet (2010, p. 58). De eerste maal dat de term ‘psychoanalytisch proces’ opduikt, is in een brief van Lou Andrea-Salome aan Freud, de dato 14 juni 1917. In de geschriften van Freud, echter, is er verwijzing noch definitie te vinden van dit concept of enige afgeleide daarvan. De meeste post- Freudiaanse interpretaties hiervan zijn klaarblijkelijk ontstaan op basis van een commentaar van Freud op de wens van een patiënt om vroegtijdig met de analyse te stoppen. Hierbij maakt hij vermelding van het zogenaamd proces dat op de rails gezet wordt, waarvan de analyst de supervisor is (Zepf, 2010):

[…] He sets in motion a process, that of the resolving of existing repressions. He can supervise this process, further it, remove obstacles in its way, and he can undoubtedly vitiate much of it. But on the whole, once begun, it goes its own way and does not allow either the direction it takes or the order i which it picks up its points to be prescribed for it. […] He too, only sets in motion a highly complicated process, determined by events in the remote past. (p. 58)

Het proces, met andere woorden, grijpt plaats in het psychisch leven van de patiënt en kan niet bestaan zonder invloed van de analyst. Dit alles bereikt de analyst door middel van interpretatie en doorwerken (Vaughan & Roose, 1995). Hetgeen zich in de psyché van de patiënt afspeelt, het analytisch proces, is volgens Freud de ontwikkeling van een overdrachtsneurose en de oplossing hiervan (Zepf, 2010). De idee dat een overdrachtsneurose een belangrijke schakel was in het psychoanalytisch proces was Freud reeds langer bekend. Hij zag in de overdracht immers een zeer sterke bondgenoot bij de behandeling van neurose waarbij psychologische ervaring herbeleefd worden, niet als onderdeel van het verleden, maar toegepast op de persoon van de therapeut in het hier en nu (Freud, 1905/2009, p. 130). Freud haalt daarnaast nog twee andere redenen aan waarom de overdracht in de behandeling van onmisbaar belang is. In eerste instantie is dit namelijk de meest recente uiting van de ziekte, het neemt als het ware de plaats in van de symptomen buiten de analyse met als gevolg dat de creatie van nieuwe symptomen stopgezet wordt. Daarnaast is het nodig dat de verborgen en vergeten erotische impulsen van de patiënt manifest gemaakt worden in de overdracht voordat ze aangewend kunnen worden binnen de analyse.

38 Tot 1914 beschrijft Freud dit hele proces echter onder de noemer van overdracht, waarna hij pas een onderscheid maakt tussen overdracht en overdrachtsneurose. Hierbij stelt hij dat voor de ontwikkeling van overdracht niets dient te gebeuren behalve de patiënt tijd geven, in tegenstelling tot de overdrachtsneurose, hetgeen een aandeel van de analyst vereist. De overdrachtsneurose is met andere woorden het product van de behandeling van de overdracht (Zepf, 2010). Zoals Freud het concept van overdracht vorm geeft, is het iets dat spontaan in elke relatie tussen individuen de kop op steekt. Hierbij wijst hij er tevens op dat in de specifieke situatie van de analytische setting het onbewuste drama van de kindertijd herbeleefd en overgedragen kan worden op de analyst.

Terugkerend naar het verhaal van Sabina Spielrein, kunnen we aldus stellen dat haar behandeling onder meer zijn succes zal gekend hebben omwille van de overdracht en de behandeling ervan door Jung, ongeacht of dit naar hedendaagse ethiek op een therapeutisch correcte wijze is gebeurd. De film A Dangerous Method (2011) schetst echter een zeer expliciete en geseksualiseerde overdracht en hantering ervan. Met dit aspect van de film in het achterhoofd, gaan we in wat volgt in eerste instantie theoretisch verder uitklaren wat overdracht nu precies is en wat het aandeel van de therapeut daarin omvat. Hierbij schenken we ook aandacht aan het concept van tegenoverdracht en de wijze waarop deze de behandeling mogelijks kan bemoeilijken of spaak doen lopen. Vervolgens gaan we toeleggen op de overdrachtsverhouding tussen therapeut en patiënt en de plaats die liefde en seksualiteit hierbij inneemt.

Overdracht en tegenoverdracht

Een beknopte geschiedenis en definiëring van het concept overdracht

Vandaag staan de concepten van overdracht en tegenoverdracht centraal binnen de Psychoanalyse en de Psychodynamische psychotherapie en zijn ook van toepassing binnen andere, niet-dynamisch of -analytisch georiënteerde psychotherapieën (Gelso & Bhatia, 2012). Zoals we hierboven reeds aangaven, is het concept van de overdracht alles behalve een recente ontdekking in de therapeutische setting. Gezien de centraliteit – en bijhorende hevige discussies – ervan, achten we het niet oninteressant in wat volgt een kort historisch overzicht te schetsen betreffende de conceptie en evolutie van het idee van de overdracht. Daar een exhaustieve geschiedenis het bestek van deze scriptie ver te buiten gaat, beperken we ons tot een greep uit de belangrijkste momenten van de voorbije eeuw.

39 Het begrip overdracht verscheen voor het eerst in de neurologische geschriften van Freud in 1888 en heeft sindsdien een evolutie ondergaan aan de hand van Freud zelf (Levy & Scala, 2012) vanuit een poging om de oorzaak van klinische mislukkingen en frustraties te begrijpen en een plaats te kunnen geven. Zijn eerste geschriften beschrijven overdracht als een puur neurofysiologisch proces in termen van ‘verplaatsbare energie’, waarlangs Freud de overdracht van sterke emoties binnen een particuliere relatie beschrijft naar een ander die buiten de oorsprong ervan ligt (Smith, 2003). Het concept van de overdracht werd vervolgens verder uitgediept in Studien über Hysterie (Freud & Breuer, 1895; Smith, 2003) naar aanleiding van de erotische respons van Anno O. naar de figuur van Breuer toe. Hierin maakt Freud gewag van een zogenaamde valse verknoping: “Die Übertragung auf den Artz geschieht durch falsche Verknüpfung” (p. 319). Hierbij zal de patiënt een onbewust element – in de beleving van Freud vaak een seksuele wens of seksueel verlangen – over een ander uit zijn of haar verleden op de figuur van de arts projecteren. Met het beëindigen van de analyse zal dit dan ook opklaren. Omstreeks 1900 had Freud het concept van de overdracht zodanig uitgewerkt dat het toen stond zoals vandaag, een centrale Psychoanalytische theorie, maar de ontwikkeling van Dora’s behandeling heeft Freud ertoe gebracht dit verder uit te diepen (Smith, 2003). Bij zijn verdere uitwerking van de casus Dora heeft Freud tevens een extra dimensie of complexiteit aan het gegeven toegevoegd. Hij stelde namelijk dat ondanks veel overdrachtsverhoudingen tussen patiënt en arts een herhaling van eerdere verhoudingen betreft met de figuur van de arts als substituut voor het oorspronkelijk object, dit in sommige gevallen een meer geëlaboreerde constructie van de patiënt betreft. Hierbij zal de patiënt gebruik maken van particuliere karakteristieken in de subjectiviteit van de arts, waarop hij of zij de overdracht zal gaan enten. Freud merkte tevens op dat die infantiele prototypes zich opnieuw manifesteren met een sterke urgentie (Levy & Scala, 2012). De implicaties van de casus Dora met betrekking tot de overdracht hebben dan ook een grote invloed gehad op de volgende generaties theoretici die zich over het vraagstuk van de overdracht gebogen hebben (Smith, 2003). De behandeling van Dora vormt dan ook een mooie illustratie van hetgeen Freud heeft neergeschreven met betrekking tot de overdracht. Reeds van bij het begin was het voor Freud duidelijk dat hij de plaats van Dora’s vader innam tijdens de therapie, waarbij ze hem zelfs bewust met haar vader begon te vergelijken (Freud, 2009). Deze dynamiek leidde ertoe dat Freud en Dora naar het einde van de behandeling toe in een intense overdracht-tegenoverdracht verhouding verwikkeld waren en, ondanks dat Freud handelde vanuit een verlangen om te helpen, toch was deze overdrachtsverhouding nefast voor Freuds handelen naar Dora toe. Dit was dan ook de grootste weerstand voor Dora om een subjectief narratief te vormen zodat ze weer in het Symbolische kon staan zonder dat haar symptomen haar parten spelen.

40 Deze subjectieve interactie – met inbegrip van de obstakels die ze op hun weg zijn tegengekomen maar ook de liefde die inherent is aan dergelijk therapeutisch proces – echter, werd door Freud niet meegenomen in zijn gevalsstudie waardoor hij de meest menselijke aspecten van zijn therapie achterwege heeft gelaten. Het gevolg daarvan is dat menig therapeut zijn of haar praktijk gebaseerd heeft op de abstracte beschrijvingen eerder dan op het intermenselijk aspect van een therapeutisch proces (Bornstein, 2005). Niet lang nadat hij de overdracht als een defensiemechanisme in de behandeling zag, begon Freud het ook te zien als een mogelijkheid in de therapie en stelde hij dat het grootste struikelblok ook wel eens de krachtigste bondgenoot in de behandeling zou kunnen zijn (Smith, 2003). In 1912 gebruikt Freud een metafoor van die tijd om overdracht te duiden, en stelt dat het overeenkomt met een Stereotyp Platte, een methode gebruikt om afbeeldingen of geschriften zonder fouten te repliceren door middel van een plaat. Deze vorm van drukken is volgens Freud gerelateerd aan overdracht in die zin dat deze stereotype of prototype patronen gevormd worden in interactie met anderen en verder gedragen worden in de toekomstige relaties met andere anderen. Deze stereotypen zouden ook de latere erotische en seksuele interesses van het subject bepalen (Levy & Scala, 2012). Freud merkt hierbij tevens op dat de overdracht voor een deel bewust en veranderbaar was, maar tevens ook gedeeltelijk onbewust en resistent tegen beïnvloeding of verandering. Op dit punt elaboreert hij op een stelling die hij omstreeks 1905 reeds geponeerd had, met name dat de overdracht ook als een weerstand in the therapie gezien kan worden en dat de oplossing van de overdracht dan ook de oplossing van de neurose met zich meebrengt (Freud, 1905/2009). Elk conflict moet volgens Freud dan ook uitgevochten worden op het domein van de overdracht (Smith, 2003). Hij stelt op dat punt dan ook dat een beginnend analyst zich geen zorgen moet maken omtrent het correct interpreteren en duiden van klinisch materiaal, daar dit immers zonder veel inspanning vanzelf zal gebeuren. Het is belangrijker om de overdracht in de hand te houden, want zonder een overdrachtsverhouding waarop men kan bouwen, dient men geen interpretaties naar de patiënt over te brengen. De eerste fase van de behandeling bestaat dan ook uit het verbinden van de persoon van de patiënt aan de behandeling en aan de behandelende therapeut (Arlow, 2002). Enkele jaren later stelt hij dat patiënten in de therapie interpersoonlijke patronen kunnen repliceren, waarbij oude conflicten een nieuwe dimensie krijgen. Hierbij worstelt hij echter met de vraag hoeveel van de overdracht een reflectie is van het oude, het verleden, en wat het aandeel van de nieuwe verhouding is (Westen & Gabbard, 2002). De moeilijkheid voor de analyst, aldus Freud, ligt hier in het hanteren van de overdracht. Later zal Freud hier nog voort op breien door de overdracht als centraal mechanisme in de therapie naar voor te schuiven, waarbij hij stelt dat de centrale taak in de analyse het bewerkstelligen, interpreteren en oplossen van de overdracht is (Levy & Scala, 2012). Meer recent hebben auteurs hierbij aangevuld dat de figuur van de therapeut niet louter een leeg vat is, maar ook een subject met een welbepaalde historiek en belevingswereld.

41 Zij stellen dan ook dat er omwille daarvan bij de therapeut een welbepaalde ‘haak’ aanwezig moet zijn waardoor de introjectie van het geprojecteerde materiaal gefaciliteerd wordt. Dit brengt met zich mee dat de mate waarin een overdracht ook overkomt en bewerkbaar wordt, afhankelijk is van de figuur van de analyst en kan zodoende een deel van de verklaring zijn waarom er een therapeutische mismatch kan bestaan tussen patiënt en therapeut (Westen & Gabbard, 2002).

Verlaten we Freud, dan zien we dat ook Jung, in navolging van Freud, de overdracht binnen de neurose ziet als een tot uiting komen van een infantiele verhouding, waarbij de therapeut in de positie van een significante ander uit de vroege kindertijd gezet wordt. Jung stelt tevens dat er een drang van het neurotisch subject uitgaat om in nieuwe relaties te vroegkinderlijke verhouding te gaan trachten repliceren (Johnston, 2010). Dit concept werd na Freud zijn dood ook verder uitgewerkt en zowel de brede als meer enge interpretaties van het concept gaan terug op zaken die oorspronkelijk door Freud aangebracht geweest zijn (Smith, 2003). Auteurs als Anna Freud en in het bijzonder Melanie Klein hebben hier een belangrijke aanvulling op gemaakt. Freuds bevinding betreffende het projecteren van een welbepaalde dynamiek uit een oude verhouding met een ander op de persoon van de therapeut wordt door Klein meegenomen en verder uitgewerkt, waarbij ze het concept van de overdracht gaat verbreden. Zij stelt immers dat het subject niet enkel projecteert, maar de analyst ook kan bewegen om bepaalde karakteristieken aan te nemen dewelke afkomstig zijn uit de oorspronkelijke bron van overdracht. Klein raakt hier het veld van een tegenoverdracht uit hoofde van de therapeut (Klein, 1952).

Ondanks dat het veld van de Psychoanalyse de voorbije eeuw grondig veranderd is, heeft de overdracht als centraal concept haar invloed weten te behouden in de hedendaagse analytische therapieën (Arlow, 2002). Het is daarom ook niet onbelangrijk om dit concept trachten te definiëren. We hebben echter eerder reeds gesteld dat een eenduidig definiëren van het “psychoanalytisch proces” niet van een leien dak is gelopen. Uiteindelijk hebben we ons, in navolging van Zepf (2010) gewend tot de oorspronkelijke bronnen van Freud. Hieruit hebben we de overdracht als centraal concept van het psychoanalytisch proces kunnen destilleren. Echter, als we ons nu willen wagen aan een poging tot definiëren van dit concept, komen we opnieuw in eenzelfde vaarwater terecht. Ondanks de erkenning van de overdracht als centraal concept en mechanisme binnen de behandeling, valt het moeilijk om een eenduidige definitie terug te vinden. Zowel binnen de psychoanalyse zelf als over disciplines heen worden verschillende definities en operationaliseringen gebruikt, dewelke het eenduidig begrip geenszins bevordert (Levy & Scala, 2012). Enkele van deze definiëringen klinken als volgt:

42 Transference is the revival in a current object relation, especially to the analyst, of thought, feeling and behavior derived from repressed childhood fantasies originating in significant conflictual childhood relationships. (Curtis in Luborsky et al., 1985)

[…] a tendency in which representational aspects of important and formative relationships (such as with parents and siblings) can be both consciously experienced and/or unconsciously ascribed to other relationships. (Levy, 2009)

[…] the patient’s perceptions and experiences of the therapist that are shared by the patient’s own psychological structures and past. These perceptions and experiences involve a carryover from the past, and a displacement onto the therapist of attitudes, feelings, and behaviors belonging rightfully in earlier significant relationships. (Gelso & Bhatia, 2012)

Deze definities vinden we courant terug in de literatuur met betrekking tot overdracht. Kijken we echter naar Freuds artikel uit 1912 33 , dan duidt hij negen observaties die ruimer gaan dan bovenstaande definities (Luborsky, et al., 1985). Hij ziet de Oedipus immers als een nucleus van waaruit de overdracht ontstaat en wat het onderwerp van de overdracht uitmaakt kent grotendeels zijn oorsprong in onopgeloste conflicten met de vader- of moederfiguur tijdens de Oedipale periode (Gelso & Bhatia, 2012). Deze observaties luiden als volgt:

1. Each patient has one transference pattern, “or several such” 2. The pattern is a specific one for each patient 3. It applies to the “conduct of his erotic life,” that is, to love relationships in a broad sense 4. A portion of the libidinal impulses in the transference are in awareness and a portion are kept out of awareness 5. The pattern “is constantly repeated – constantly reprinted afresh – in the course of the person’s life,” that is, it is a “stereotype plate” in that it produces new editions which remain consistent over many years 6. “It is certainly not entirely insusceptible to change,” that is, although the pattern has consistency it still can change 7. The therapist becomes “attached to” on of the “sterotype plates,” that is, the relationship with the therapist reflects the same pattern

33 Freud, S. (1958) The dynamics of transference. In J. Strachey (Ed.) The standard edition of the complete psychological works of Sigmund Freud (Vol. 12, pp. 97-108). London: Hogarth Press and the Institute of Pschoanalysis. (Original Work Published 1912)

43 8. The pattern derives from “the combined operation of his innate disposition and the influences brought to bear on him during his early years,” that is, the pattern derives in part from the early relationships with the parental figures 9. Transference is not only active in , it is active in relationships outside of psychotherapy as well (Freud in Luborsky et al., 1985)

Deze negen observaties zijn het resultaat van een lezing van Freud door Luborsky et al. Freud zelf geeft in zijn artikel niet aan over hoeveel observaties het gaat en andere auteurs halen er bij hun lezing ook meer dan wel minder uit, al dan niet gelinkt aan de Oedipus. Het moge aldus duidelijk zijn dat zelfs met behulp van de geschriften van Freud geen eenduidig standpunt gevonden kan worden. Wel is men het grotendeels eens over de grote lijnen, dewelke zich dan ook vertalen in de courante definities, zoals eerder aangehaald, die we in de literatuur terug kunnen vinden. Meer recente ontwikkelingen op vlak van filosofie en psychoanalyse stellen nog meer uitdagingen aan de traditionele concepten (Gelso & Bhatia, 2012), meer in het bijzonder gaat het hier over het feit of de overdrachtsverhouding al dan niet een co-constructie is van patiënt en therapeut. Hierbij is het aan de therapeut om de patiënt helpen de realiteit te begrijpen die ze samen gecreëerd hebben.

De plaats en invloed van de therapeut in de overdrachtsverhouding

De laatste decennia is er, zoals we reeds hebben aangegeven, veel aandacht naar het concept van de overdracht gegaan en dit vanuit allerhande benaderingen, waarbij ook experimentele studies opgezet geweest zijn om de toedracht van de therapeutische alliantie in het therapeutisch proces trachten te kwantificeren (Ligiéro & Gelso, 2002). Hierbij, echter, is er haast uitsluitend eenzijdige aandacht besteed aan de rol die the cliënt in dit proces speelt en wat zijn of haar rol is in the therapeutische verhouding. Veel minder onderzocht is de rol van de therapeut zelf, ondanks dat dit reeds vroeger door Melanie Klein (1952) aangestipt werd als een belangrijke aanvulling op het traditionele concept van de overdracht. Onderzoek van de laatste decennia heeft dan ook aandacht voor deze zijde van de overdracht, met name de tegenoverdracht, want elke verhouding – en dus ook de therapeutische verhouding – is alles behalve eenrichtingsverkeer (Johnston, 2010). De uitbreiding die Melanie Klein (1952) heeft aangebracht komt uiteraard niet uit het niets vallen. Freud zelf had ook reeds de tegenoverdracht opgemerkt, maar in tegenstelling tot de overdracht zelf – waar hij heel wat geschriften aan gewijd heeft – heeft hij opmerkelijk weinig gepubliceerd omtrent de tegenoverdracht (Gabbard, 2001a). Met betrekking hiertoe stelt hij dat dit een van de factoren is die het welslagen van een analyse in de weg kunnen staan (Freud, 1910/1958) en definieert de tegenoverdracht als de overdracht van de analyst ten gevolge van de overdracht van de analysant, waarbij het zijn geloof was dat de tegenoverdracht een negatieve

44 invloed uitoefent op het vermogen van de analyst om de patiënt te begrijpen, dit omdat hij te zeer beïnvloed zou worden door zijn eigen noden en verlangen. Vandaag wordt deze opvatting van tegenoverdracht gezien als de enge conceptualisatie van het begrip en wordt nog door enkele hedendaagse klassieke analytici gehanteerd (Gabbard, 2001a).

Net zoals bij de overdracht het geval was, zijn ook met betrekking tot de tegenoverdracht verschillende benaderingen en conceptualiseringen naar voor geschoven en is het enge construct zoals geponeerd door Freud vandaag veel breder geworden (Gabbard, 2001a). Eerst en vooral is er de consensus dat het beeld van de therapeut als blanco scherm niet langer valide is (Lotterman, 2014). Immers, het bestaan van een tegenoverdracht is rechtstreeks in strijd met die voorondertelling. Een van de overige elementen waar een consensus over bestaat, is het gegeven dat door Melanie Klein (1952) naar voor geschoven werd, met name dat de cliënt haast onvermijdelijk zal trachten de analyst te ‘veranderen’ in een zogenaamd overdrachtsobject, waarbij de cliënt welbepaalde reacties bij de therapeut uitlokt op basis van de overdrachtsverhouding tussen beide. Daarnaast is er tevens consensus over het feit dat de tegenoverdracht een creatie is van zowel therapeut als cliënt (Gabbard, 2001a). Een belangrijke nuance hierbij is dat het niet zozeer het louter ervaren of tonen van emoties door de therapeut is, dat van belang is, maar wel of deze schadelijk dan wel bruikbaar zijn voor het verdere verloop van het analytisch proces. De bruikbaarheid van de tegenoverdracht in het klinisch werk is een element dat niet binnen de theorie van Freud paste en halverwege de twintigste eeuw geïntroduceerd werd door Heimann in haar artikel ‘On counter-transference’ (1950). Het is hierbij van belang een onderscheid te maken tussen minstens twee types van tegenoverdracht (Kiesler, 2001): We spreken van een objectieve tegenoverdracht in geval van verdrongen gevoelens, attitudes en reacties uit hoofde van de therapeut dewelke uitgelokt worden door de overdracht van de cliënt, waarvan we kunnen stellen dat ze generaliseerbaar zijn. Met andere woorden, hetgeen de therapeut ervaart is ook wat een andere therapeut of personen uit het leven van de cliënt – zouden – ervaren tijdens een interactie, een bevinding die ook reeds door Winnicott gemaakt werd (1949). In geval van een subjectie tegenoverdracht gaat het meer bepaald over de irrationele reacties en gevoelens die door de therapeut ervaren worden bij een specifieke cliënt dewelke een representatie zijn van onverwerkt materiaal van de therapeut zelf. Het is dan ook van belang dat deze geïdentificeerd en buiten spel gezet worden teneinde de analyse niet te schaden. Zodoende kan een schadelijke enactment of acting-out uit hoofde van de therapeut vermeden en een meer objectieve overdrachtsverhouding geïnstalleerd worden.

45 Ongeacht of het objectieve dan wel subjectieve tegenoverdracht betreft, op het moment dat de emotionele respons van de therapeut naar de analysant toe buiten het bewustzijn fungeert en wanneer er naar gehandeld wordt, is dit schadelijk voor het therapeutisch proces. Het is dan ook niet onbelangrijk om te differentiëren tussen enerzijds gevoelens en anderzijds gedrag gebaseerd op een tegenoverdracht. Immers, als deze gevoelens geïdentificeerd kunnen worden, kunnen ze op een positieve manier geïntegreerd worden in de analyse (Ligiéro & Gelso, 2002). Johnston (2010) maakt in dat opzicht een gelijkaardige opdeling tussen bruikbare en niet-bruikbare tegenoverdracht. De niet-bruikbare tegenoverdracht omschrijft hij als een neurotische tegenoverdracht waarbij de analysant een neurotische respons bij de therapeut uitlokt door op diens onbewuste te appelleren (Fordham in Johnston, 2010). Steinberg merkt hierbij op dat, als de therapeut erin slaagt zijn eigen Neurose in de respons te herkennen en erkennen, dit ten goede kan aangewend worden in het therapeutisch proces (in Johnston, 2010). Die noodzakelijke differentiatie is niet eenvoudig, zeker als men in volle overdracht verkeert, en Steinberg rijkt dan ook drie noodzakelijke factoren aan dewelke dit differentiatieproces faciliteren:

1. De therapeut moet zich bewust zijn van zijn eigen psychologische make-up; 2. De therapeut moet in staat zijn vast te kunnen stellen dat het fantasma in kwestie niet karakteristiek is voor zijn eigen subjectiviteit, maar wel voor die van de analysant; 3. Het feit dat de therapeut geen angst voelt op het moment dat het fantasma in het bewuste toegelaten wordt. (Steinberg, 1988)

Een andere differentiatie die we moeten aanbrengen, is die tussen empathie en tegenoverdracht. Freud zelf heeft de tegenoverdracht nooit als een bruikbaar element in de therapie beschouwd – dit in tegenstelling tot de overdracht. Wat hij wel bruikbaar vond, echter, was empathie. Hij omschrijft empathie of Einfühlung als het proces dat de grootste rol speelt in ons begrip van wat vreemd is voor ons ego, in de subjectiviteit van de ander (Freud in Zepf & Hartmann, 2008). Als de tegenoverdracht halverwege de twintigste eeuw wel verankerd geraakt in de klinische praktijk, dringt zich de vraag naar het onderscheid tussen beide concepten op. Zepf en Hartmann stellen voor om de tegenoverdracht te beperken tot de voorbewuste objectrelaties die in het heden geactiveerd worden door de overdracht van de patiënt, samen met de daarbij horende onbewuste objectrelaties of reactieve overdracht. Empathie behouden ze voor de methodische toepassing van die tegenoverdracht in functie van het beter begrijpen van de patiënt en diens belevingswereld. Het begrijpen – empathisch begrijpen – van de patiënt komt dan vervolgens ook neer op de mogelijkheid van de analyst om zijn of haar tegenoverdracht zodanig in de praktijk te brengen dat men kennis kan vergaren over de psyché van de analysant. De analyst dient hiervoor

46 zijn tegenoverdracht te analyseren vanuit een empathisch perspectief in combinatie met hetgeen naar de oppervlakte komt drijven in het spreken van de patiënt en wat tot dan toe begrepen is (Zepf & Hartmann, 2008).

Een verdere verdieping van de overdracht en tegenoverdracht zou ons in dit bestek te ver leiden, maar het moge duidelijk zijn dat deze concepten reeds lang het onderwerp van discussie uitmaken – zowel binnen als naast de Psychoanalyse – en ook vandaag is er nog geen consensus gevonden. Concluderend kunnen we dus stellen dat overdracht en tegenoverdracht een dynamische interactie uitmaakt tussen analysant en analyst, waarbij die eerste op grond van eerdere verhoudingen en fantasmas bepaalde dynamieken teweeg kan brengen bij de analyst. In wat volgt gaan we dieper in op deze dynamiek waarbij in het bijzonder liefde en seksualiteit een rol gaan spelen.

Overdrachtsliefde en seksualiteit

Een theoretische beschouwing

Het spreken omtrent liefde en seksualiteit in een professionele relatie tussen een hulpverlener en een patiënt, zonder dat dit gepaard gaat met het overvloedige gebruik van woorden als ‘niet’ en ‘nooit’, lijkt in eerste instantie enigszins bevreemdend. Immers, het verbod hierop werd reeds bij de oude Grieken vastgelegd in de Eed van Hippocrates:

[…] Whatever houses I may visit, I will come for the benefit of the sick, remaining free of all intentional injustice, of all mischief and in particular of sexual relations with both female and male persons, be they free of slaves. […] (Edelstein, 1943, p. 56)

Zij stelden toen reeds het belang van de afstand tussen arts en patiënt voorop, en een arts die zich liet verleiden tot seksuele verhoudingen met zijn patiënten bracht niet alleen schade toe aan zichzelf en zijn reputatie, maar ook aan die van het beroep, getuige volgende passage uit een oud Grieks medisch handboek, Physician:

[…] In every social relation, he [the physician] will be fair, for fairness is of great service. The intimacy also between physician and patient is close. Patients in fact put themselves into the hands of their physician and at every moment he meets women, maindens and possessions very precious indeed. So towards all these self-control must be used. […] (Miles, 2003, p. 142) [eigen cursivering]

47 In deze passage zien we tevens dat vermelding gemaakt wordt van de intimiteit die heerst binnen deze professionele relatie, een intimiteit die niet alleen geldt binnen de geneeskunde, maar zeker ook binnen de psychologie. Vandaag zien we nog steeds dat dit thema vaak uit het discours geweerd wordt, want de opstap van liefde en seksualiteit naar ethisch grensoverschrijdend gedrag binnen de professionele relatie is snel gemaakt. Het onderwerp schuwen is echter geen oplossing, want het is niet omdat er geen woorden aan gegeven worden, dat het ding ophoudt met bestaan. Integendeel, liefde en seksualiteit gaan wat betreft langdurige psychotherapeutische behandelingen vroeg of laat de kop opduiken en afhankelijk van de wijze waarop ermee omgegaan wordt kunnen ze de behandeling ten goede komen, dan wel schaden of helemaal teniet doen (Gelso, Pérez Rojas, & Marmarosh, 2014).

Dat deze unieke vorm van liefde weldegelijk van belang is, heeft Freud in zijn artikel Observations on Transference-Love (1915/1958) reeds geduid. Als deze liefde zich bij de patiënt installeert, spreekt men doorgaans van overdrachtsliefde of transference love, naar voorbeeld van Freud, en indien deze uit hoofde van de behandelende therapeut zich installeert maakt de literatuur, zij het minder frequent, gewag van het begrip tegenoverdrachtsliefde of countertransference love (Koshes & Sari, 1991).

Freud komt voor het eerst van nabij in aanraking met de overdrachtsliefde bij de behandeling van Anno O. door Breuer. Op het moment dat de behandeling eindigt met Anna O.’s schijnzwangerschap34, is Freud nog niet klaar om de realiteit van de overdrachtsliefde onder ogen te komen. Zijn blik hierop werd naderhand helderder door de problemen die dit bij andere artsen veroorzaakte in hun therapie, alsook door de erotische gevoelens die hij zelf heeft ervaren naar een patiënte toe. Omstreeks 1915 hebben zijn ideeën hieromtrent definitief vorm gekregen in zijn artikel (Spector-Person, 2013). Met betrekking tot die overdrachtsliefde stelt Freud dat deze zich vaak presenteert op het ogenblik dat de analyst tracht een bekentenis los te weken bij de analysant, dan wel tracht een belanghebbende gebeurtenis uit diens verleden te laten herinneren. De overdrachtsliefde vormt hierbij een weerstand dat de verdere behandeling een halt toeroept, waarbij de patiënt zichzelf en de therapeut tracht te overtuigen van haar onweerstaanbaarheid en zodoende de autoriteit van de arts omlaag te halen. Freud noemt deze liefde een abnormale liefde daar deze uitgelokt wordt door de analytische situatie en verder versterkt wordt door de weerstand tegen de behandeling (Freud, 1915/1958). Daarnaast stelt hij tevens dat we deze liefde niet enkel dienen te zien als een weerstand tegen de behandeling, maar ook als een mogelijke bron van vooruitgang in

34 In zijn geschreven casus stelde Breuer dat Anna O., na een behandeling van twee jaar, volledig genezen was. Later heeft hij Freud echter toevertrouwd dat hij haar, bij aanvang van de laatste sessie, verward en kronkelend van de buikkrampen aantrof. Toen hij haar vroeg was er aan de hand was, antwoordde ze “Now comes Dr. B’s child”, waarop Breuer onmiddellijk vluchtte en haar doorverwees naar zijn Zwitserse collega Robert Binswager (Gay, 1988).

48 de analyse. Het verlangen in de patiënt moet blijven bestaan, zodat het kan dienen als een kracht dat het subject voortstuwt in de richting van verandering. Het is voor Freud aldus belangrijk dat die overdrachtsliefde levend gehouden wordt, zodanig dat de infantiele wortels ervan blootgelegd kunnen worden (De Masi, 2012). Freud stelt tevens dat deze liefde niet alleen abnormaal is, maar ook gezien en behandeld moet worden als een onechte liefde. Hij ziet in deze liefde immers een stereotiepe herhaling van het verleden van het subject en deze is aldus niet als dusdanig op de persoon van de analyst gericht (Freud in De Masi, 2012). We zien bij Freud aldus twee denklijnen. Enerzijds ziet hij in de overdrachtsliefde een herhaling van het infantiele en wordt het gehanteerd als een weerstand in de behandeling; anderzijds ziet hij het als een eigenlijke analytische relatie die de patiënt voort kan stuwen in de richting van verandering (De Masi, 2012). Dit geeft hij ook aan in een bief aan Jung met betrekking tot diens verhouding tot Sabina Spielrein:

[…] Such experiences, though painful are necessary and hard to avoid. Without them we cannot really know life and what we are dealing with. I myself have come very close to it in a number of times and had a narrow escape. […] They help us to develop the thick skin we need and to dominate the ‘countertransference’, which is after all a permanent problem for us; they teach us to displace our own affect to best advantage. They are a blessing in disguise. […] (McGuire, 1974, pp. 230-1)

Als we gaan kijken naar de overdrachtsliefde als concept, dan zien we dat deze zijn wortels kent in wat Freud de overdrachtsneurose heeft genoemd (Koshes & Sari, 1991). Die overdrachtsneurose wordt gezien als de eerste stap in het proces van de overdracht en legt als het ware de basis voor de overdrachtsliefde. Die overdrachtsneurose is immers meer dan louter en alleen een intrapsychisch proces dat resulteert uit een samenwerking tussen de patiënt en de therapeut. We moeten dit eerder zien als een proces in termen van separatie en individuatie, een poging om een trauma psychisch meester te worden door middel van actieve herhaling. Dit wordt vervolgens geconcretiseerd in de realiteit door middel van liefde in de overdracht, dewelke tot doel heeft om de representatie van het zelf – dewelke in veel gevallen onvolledig of beschadigd is – te stabiliseren (Eickhoff, 1987, 2013). In zijn latere geschriften stelt Freud ook duidelijk de overdrachtsneurose te zien als het opborrelen van verhulde vroege conflicten in het hier en nu van de therapeutische setting. De vroegkinderlijke conflicten zijn als het ware ondergronds gegaan en het werk van de patiënt concentreert zich op de conflicten die ervaren worden in de analyse en met de therapeut. Het komt er voor Freud op neer dat een overdracht zich zal ontwikkelen binnen de Neurose als gevolg van de frustrerende zoektocht en eis van het subject naar liefde. Freud stelt dan ook dat als die zoektocht naar liefde in de realiteit niet voldoende bevredigd is geworden, dan zal het subject elke nieuwe persoon

49 benaderen met de verwachting van liefde. Het is bijgevolg ook te verwachten dat een deel van de libidineuze energie zich zal gaan richten op de persoon van de therapeut (Koshes & Sari, 1991). Naar het midden van de twintigste eeuw, echter, is de discussie omtrent de overdrachtsliefde opgeslorpt geworden in de discours rond overdrachtspsychose en geërotiseerde overdracht. Freuds oorspronkelijke conceptualisering van de overdrachtsliefde werd in dit licht dan ook eerder gezien als een speciale vorm van overdracht. Het onderscheid tussen overdracht en geërotiseerde overdracht dat naar voor geschoven wordt, ligt in de positie die de patiënt aanneemt ten opzichte van de therapeut. Binnen een ‘normale’ overdracht, wordt de therapeut door de patiënt gezien alsof hij de ouder is. Bij de geërotiseerde overdracht erkent de patiënt de notie van alsof niet en wordt de therapeut de ouder (Koshes & Sari, 1991).

In de hedendaagse literatuur wordt een meer gedifferentieerd discours gevoerd omtrent overdracht en de overdrachtsliefde. Zo stellen Gelso en anderen (2014) dat we de therapeutische relatie niet als een monolithisch geheel dienen te zien, maar eerder als een construct bestaande uit drie elementen, met name de echte relatie, de therapeutische alliantie en de overdracht- tegenoverdrachtsconfiguratie (Marmarosh et al., 2009; Gelso, Pérez Rojas, & Marmarosh, 2014). De echte relatie, zoals ze stellen, laat zich definiëren als “[…] the personal relationship between therapist and patient marked by the degree to which each is genuine with the other (genuineness) and perceives/experiences the other in ways that benefit the other (realism) […]” (Gelso, Pérez Rojas, & Marmarosh, 2014, p. 124) [eigen cursivering]. Hierbij worden de twee centrale elementen als oprechtheid en realisme geduid, dat gepaard dient te gaan met een positieve valentie. De patiënt en therapeut dienen fundamenteel positieve gevoelens ten opzichte van elkaar te ervaren dewelke in de realiteit gegrond zijn, ongeacht het feit dat negatieve gevoelens kunnen opduiken en ook een belangrijke therapeutische bijdrage leveren. Deze ‘echte relatie’ binnen het overkoepelend idee van de therapeutische relatie ontstaat in hun visie vanaf het eerste contact en – zeker bij langdurige therapieën – zal zich gaandeweg versterken. Op bepaalde punten in de behandeling is het dan ook niet abnormaal dat gevoelens van liefde en seksualiteit de kop op steken binnen de echte relatie. Anderzijds is het ook mogelijk dat deze gevoelens een uiting van overdracht zijn, dewelke dan ook op een gepaste wijze behandeld moeten worden. Of deze gevoelens tot de ene dan wel tot de andere component van de therapeutische relatie behoren, is in elke therapeutische dyade anders en zelfs binnen eenzelfde dyade kan dit verschillen van sessie tot sessie (Gelso, Pérez Rojas, & Marmarosh, 2014). Vanuit het perspectief van de therapeut kunnen we een parallelle redenering maken. Net zoals de patiënt in zijn of haar relatie met de therapeut staat op een manier die beïnvloed wordt door wortels die in infantiele conflicten gegrond zijn, zo kan ook de therapeut met elke patiënt een relatie aangaan die beïnvloed wordt door vorige relaties. Zoals we eerder reeds aangegeven hebben, dient de therapeut gebruik te maken van de tegenoverdracht om bepaalde inzichten te verwerven en

50 deze te hanteren in de analyse ten goede van de patiënt (Zepf & Hartmann, 2008). Het gevaar schuilt hem in het feit dat de therapeut zich kan verliezen in de tegenoverdracht en zich te veel gaat identificeren met de patiënt en hierdoor het risico loopt de analyse te gaan hanteren voor het bevredigen van de eigen noden. We kunnen dan ook stellen dat de tegenoverdracht enerzijds het werk kan bevorderen, maar anderzijds kan leiden tot een acting-out in hoofde van de therapeut (Kiesler, 2001). Ook bij de therapeut kunnen gevoelens van liefde of seksualiteit dan ook indicatief zijn voor een tegenoverdracht dan wel deel uitmaken van de echte relatie tussen therapeut en patiënt (Gelso, Pérez Rojas, & Marmarosh, 2014). De therapeut moet gebruik maken van zijn eigen gevoelens en ervaringen om de therapie te laten slagen, maar net zoals het geval is met agressie, moet ook liefde volledig gedeseksualiseerd worden wil de analyse kans op slagen hebben (Koshes & Sari, 1991). Dit had Freud in zijn oorspronkelijk artikel ook reeds opgemerkt:

[…] It is … just as disastrous for the analysis if the patient’s craving for love is gratified as if it is suppressed. The course the analyst must pursue is neither of these; it is one for which there is no model in real life. He must take care not to steer away from the transference- love, or to repulse it or to make it distasteful to the patient; but he must just as resolutely withhold any response to it. he must keep firm hold of the transference-love, but treat it as something unreal […] (Freud, 1915/1958, p. 166)

Hij instrueert de therapeut hier om te spreken over de intensiteit van de overdracht en de overdrachtsliefde, zonder hierop te ageren, want een fysieke liefde binnen de therapeutische relatie kan niet alleen een vernietigende impact hebben op de behandeling an sich, maar ook op de persoon van de patiënt en therapeut. Freud zijn standpunt is dan ook vrij duidelijk en hij schuift zonder enige twijfel de abstinentie naar voor als werkinstrument voor de therapeut – een element dat vandaag ook zeer duidelijk in de deontologische code verankerd ligt (Belgische Vereniging voor Psychoanalyse). De werking die hij voorop stelt om de overdrachtsliefde te doorwerken, is een aanvaarding van het fenomeen langs de kant van de therapeut en een volgehouden nieuwsgierigheid in het ontdekken van de huidige affecten die bij de patiënt spelen in functie van een her-leving van zaken uit het verleden (Koshes & Sari, 1991). Het probleem met dit advies, echter, is dat objectiviteit en rede weinig afdoende bescherming bieden voor de therapeut op het moment dat hij verstrikt raakt in de noden van de patiënt of zichzelf (Levine, 2010). Freud en latere klassieke theoretici legden hier sterk de nadruk op de neutraliteit of abstinentie – indifferenz, zoals Freud het in zijn artikel (1915) benoemt – om het irrationale van de overdracht te weren (Hoffer, 1985). In meer hedendaagse benaderingen is die neutraliteit, alleszins in haar klassieke betekenis, onmogelijk te handhaven. De eigen noden en verlangens, de overdracht en tegenoverdracht, zullen altijd aanwezig zijn en ook op zijn minst voor een klein, onbewust deel, tot uiting gebracht worden en zullen dan ook een effect hebben op het verdere verloop van de analyse. Neutraliteit is dan niet

51 zozeer op te vatten in termen van een met rede doorspekte positie, maar eerder als een constante analytische beweging binnenin de analyst waarbij hij of zij de vinger aan de pols tracht te houden met betrekking tot hetgeen bij hem of haar leeft en wat daarbij van belang is of kan zijn (Levine, 2010). Freud legt hier tevens een complexiteit in het kamp van de analyst door de bedenking te maken dat er geen concreet model is waar de analyst beroep op kan doen om deze liefde te hanteren. We kunnen echter stellen dat dit model wel aanwezig is en zich aan ieder van ons presenteert in de Oedipale fase. Op het moment dat een kind verklaart met de ouder te willen trouwen, zal de ouder dit ook volledig gaan deseksualiseren om dit een plaats te kunnen geven voor het kind (Smith, 2003).

Als we deze liefde en seksualiteit binnen de therapeutische setting willen begrijpen, moeten we ons de vraag stellen naar de aard van die liefde. Immers, de liefde die we voor een partner voelen, is van een andere orde dan de liefde voor een ouder of sibling. Binnen de therapeutische setting kunnen we dan ook verwachten dat niet elke vorm van liefde die ervaren wordt van eenzelfde aard is en riskeert de analyse the hypothekeren. De existentiële psychoanalyst Rollo May heeft hier een opdeling in gemaakt dewelke kan helpen om de liefde die ervaren wordt te begrijpen:

[…] There are four kinds of love in Western tradition. One is sex, or what we call lust, libido. The second is eros, the drive of love to procreate or create – the urge, s the Greeks put it, toward higher forms of being and relationship. A third is philia, or friendship, brotherly love. The fourth is agape or caritas as the Latins called it, the love that is devoted to the welfare of the other […] (May, 1969, p. 38)

In de therapeutische relatie is het niet zelden dat we een combinatie van deze kunnen zien. Zo is, van de kant van de therapeut, een combinatie van philia en agape indicatief voor een sterke echte relatie tussen therapeut en cliënt en kan deze liefde garant staan voor een curatief effect van de behandeling. Deze liefde kan de patiënt immers helpen om een verandering teweeg te brengen in de manier waarop hij of zij in relaties waarneemt, interpreteert en gedragingen stelt, en hoe men zichzelf in het algemeen percipieert. Deze vorm van liefde zal men eerder terugvinden in langdurige therapieën, waarbij de therapeut menig uren spendeert aan het leren kennen van de patiënt en het exploreren van zijn of haar belevingswereld (Gelso, Pérez Rojas, & Marmarosh, 2014). Binnen deze context kan ook een plaats zijn voor een gezond seksueel element in de overdracht. Deze gevoelens kunnen grotendeels gegrond zijn in de realiteit en dus oprecht zijn, waardoor ze deel uitmaken van de echte relatie. In dit geval zou het meer zorgwekkend zijn moesten deze gevoelens niet aanwezig zijn (Blum, 1973). Ondanks dat agape indicatief kan zijn voor een sterke echte relatie, kan het eveneens wijzen of een tegenoverdracht op grond van

52 conflicten bij de therapeut. Dergelijke gevoelens van liefde zijn gegrond in conflict en zullen zelden therapeutische waarde in zich dragen (Gelso, Pérez Rojas, & Marmarosh, 2014). In geval dat de patiënt behoort tot de gender waartoe de therapeut zich aangetrokken voelt, is het mogelijk dat meer puur seksuele gevoelens zich opdringen aan de therapeut dewelke natuurlijk deel uitmaken van de therapeutische relatie. Als deze sterker worden in intensiteit en eveneens zich in de tijd gaan uitbreiden, is het mogelijk dat deze meer gegrond liggen in tegenoverdracht dan in de echte relatie.

We kunnen dus stellen dat, zowel wat betreft de patiënt als de therapeut, gevoelens van liefde en seksualiteit kunnen variëren op een continuüm gaande van conflict-vrije affecten die gegrond zijn in de realiteit, tot gevoelens en affecten die hun wortels kennen in conflict en eerder dan gegrond in de realiteit hun basis kennen in de overdracht. Het is de frequentie, intensiteit en duur van deze gevoelens en voornamelijk de wortels ervan, die gaan bepalen welke kant van het continuüm overheerst. Zelden zullen ze zich beperken tot uitsluitend het een dan wel exclusief het ander, maar eerder zullen we een combinatie van beide aantreffen. Zolang de conflict-vrije vorm overheerst, echter, kunnen we stellen dat gevoelens van liefde en seksualiteit in de therapeutische verhouding gezond zijn (Gelso, Pérez Rojas, & Marmarosh, 2014) op voorwaarde dat ze zich, zoals reeds eerder gesteld, aanbieden in een gedeseksualiseerde vorm. Met andere woorden, dat deze gevoelens niet leiden tot een act of acting-out (Koshes & Sari, 1991). Het gezonde, therapeutische, effect van deze gevoelens ligt hem in het feit dat deze elementen, dewelke hun oorsprong grotendeels kennen in de echte relatie, ook een invloed hebben op de twee andere elementen die deel uitmaken van de therapeutische relatie. Immers, dergelijke affecten zullen, als daar correct mee omgesprongen wordt door beide partijen, de echte relatie-component dusdanig versterken. Als de echte relatie tussen patiënt en therapeut verstevigd wordt, heeft dit ook zijn effecten op de therapeutische alliantie tussen beide. Het is de samensmelting van die twee componenten die een invloed zal uitoefenen op de overdracht-tegenoverdracht verhouding en hantering als dusdanig, dewelke een belangrijke rol speelt in het welslagen van de analyse, zoals reeds eerder gesteld. Die overdrachtsliefde omvat niet zelden bepaalde ervaringen uit het verleden dewelke de patiënt niet ten volle heeft kunnen beleven en in de analyse terug de kop op steken in verhouding met de analyst. Waar deze overdrachtsliefde initieel gezien kan worden als een vorm van weerstand – zoals Freud ook reeds had geduid – kan dit met de tijd een meer permanent deel van de belevingswereld van de patiënt worden en kan het als prototype dienen voor toekomstige relaties (De Masi, 2012). Een analyse, of gelijk welke therapie, is geen pad dat bezaaid ligt met rozenblaadjes. Integendeel, vaak gaat een therapie gepaard met moeilijke momenten dewelke barsten teweeg kunnen brengen tussen patiënt en therapeut. Op het moment dat er een gezonde liefde heerst in de analytische setting, zal de therapeutische dyade in staat zijn om dergelijke klippen te omzeilen en een verdere stap kunnen zetten in analyse (Ellman, 2007). Winnicott stelt

53 dan ook dat de analyst niet zozeer het destructieve van de analysant moet zien te ontwijken of vermijden, maar dit moet overleven, als het ware, en een gezonde liefde zal de analyst in staat stellen hier in te slagen (in Balint, 1968). Het is dan ook haast onvermijdelijk dat een bepaalde vorm van liefde zich zal gaan ontwikkelen bij zowel de patiënt als de therapeut, met het oog op het overleven van het analytisch proces. Dit zal de band tussen beide versterken en ervoor zorgen dat de analyst meer toegang krijgt tot de belevingswereld van de analysant, maar tegelijkertijd maakt dit proces ook separatie mogelijk. Door de weg die ze samen afgelegd hebben, kunnen ze ook zonder elkaar verder (Ellman, 2007). Een overdracht met een sterke seksuele component, echter, is van een heel andere aard dan de overdrachtsliefde die een gunstige invloed kan hebben op de therapie. In tegenstelling tot de werkbare overdrachtsliefde, heeft de geseksualiseerde overdracht een meer dwingend karakter en zal de patiënt de therapeut ervan trachten te overtuigen dat een seksuele oplossing de beste oplossing is, te verkiezen boven de analyse. Deze eis zal de therapie dusdanig verstoren en brengt de analyst op een punt van verdeeldheid waarbij hij voor de keuze gesteld wordt om de minnaar van de patiënt te worden, dan wel de toenadering af te wijzen. Deze overdracht heeft dan ook weinig kans om uit te groeien tot een werkbaar iets en moet dan ook als dusdanig behandeld worden in de therapie (De Masi, 2012).

We kunnen in de therapeutische setting aldus een onderscheid maken tussen een overdrachtsliefde en een erotische overdracht, waarbij de eerste gezien wordt als drager van een gunstig potentieel voor de behandeling, waar die laatste de therapie eerder kan schaden. Een indicatie voor dit laatste, wanneer de overdrachtsliefde of meer specifiek het seksuele element in de overdracht dreigt te ontsporen, is preoccupatie met het thema, het onvermogen om nog vrij te associëren of het angstvallig vermijden van bepaalde onderwerpen. Een cruciale vraag die de therapeut zich in dit geval moet kunnen stellen is of hij een bepaald iets doet of zegt om zijn eigen angst te verlichten en of het de patiënt zal aanzetten om zijn of haar eigen angst te onderdrukken. Als het antwoord op deze vraag bevestigend is, dan is dit een teken dat de tegenoverdracht het verloop van de analyse mogelijks aan het hinderen is (Koshes & Sari, 1991). We hebben reeds aangegeven dat de therapeut in dit geval de abstinentie moet laten primeren – daar deze, gezien ze naar hedendaagse deontologische normen van bij de start aanwezig dient te zijn, weggevallen is – en zijn spreken en handelen naar de patiënt toe dient te deseksualiseren, ondanks dat de patiënt mogelijks ook geseksualiseerde thema’s aanbrengt. We hebben in de inleiding van dit onderdeel reeds aangegeven dat dit niet onbelangrijk is, en het waarom daarvan willen we hier nog even kort hernemen. In intieme relaties, en de therapeutische relatie hoort daar zeker bij, zullen bepaalde aspecten van seksualiteit en agressie steeds de kop op steken, aldus Freud. Het is echter de wijze waarop de therapeut hiermee omgaat, die van doorslaggevend belang zijn voor het verdere verloop

54 van de analyse. Toegeven of een regelrechte ontkenning van deze affecten zal in dit geval eerder een vernietigend dan gunstig effect hebben en het niet erkennen ervan zet de deur op een kier voor seksueel grensoverschrijdend gedrag (Celenza & Gabbard, 2003). Zoals we reeds eerder hebben aangegeven wordt het debat hierover angstvallig gemeden, met als gevolg dat het weinige spreken ook nog eens verstokt zit met mythes die de discussie niet ten goede komen. Drie mythes die telkens weer verschijnen, zijn:

1. Therapeuten en analysten die seksuele betrekkingen hebben met hun patiënten zijn meer dan waarschijnlijk psychotisch. 2. Deze therapeuten hebben vaker wel dan niet met meerdere patiënten seksuele relaties gehad. 3. Ze zijn niet vatbaar voor rehabilitatie. (Perlman, 2009, p. 918)

Onderliggend hieraan, echter, is een kwetsbaarheid die maar al te vaak over het hoofd gezien wordt, met name de therapeut en patiënt die in elkaars wereld vallen en er niet meer uit geraken (Ibid). De empathie, die we eerder reeds geduid hebben als een belangrijk element in de therapeutische verhouding, is hierbij zowel sleutel als valkuil. Immers, als men zichzelf en de wereld consistent door de ogen van de ander ziet, dan kan dit een bedreiging vormen voor de eigen realiteit en het zelfbesef (Stolorow & Atwood, 1992). Dit kan bijgevolg leiden tot een angst om in een structuurloze chaos te vervallen, de eigen persoonlijke realiteit op te geven of het toelaten van anarchie in de verhouding met de patiënt (Perlman, 2009). Deze dynamiek geldt ook in de omgekeerde richting, waarbij de patiënt in de wereld van de therapeut valt. Het ontkennen of vermijden van dit debat heeft dus geen enkele zin, want niet alleen kan dit tot ernstige gevolgen leiden, het is eveneens ook alles behalve een nieuw gegeven. Problemen met grenzen en seksueel grensoverschrijdend gedrag is reeds een probleem van bij het begin van de Psychoanalytische beweging. De lijst van seksuele verhoudingen, al dan niet uitgemond in een seksuele act, tussen therapeuten en patiënten lijkt haast eindeloos en de problemen met grensoverschrijdend gedrag is niet enkel iets dat bij die begindagen hoort waarbij de ethische standaarden nog geformuleerd werden en blijft ook niet beperkt tot enkele mindere therapeuten. Breuer is gevlucht uit de erotische overdracht met Anna O., Ferenczi en Elma en Gisella Palos, Ernest Jones en Loe Kahn, August Aichorn en Margaret Mahler, … Allen zijn ze in elkaars wereld gevallen met de nodige gevolgen (Levine, 2010). Een van de meest tot de verbeelding sprekende liefdesverhoudingen tussen arts en patiënt, echter, moet die tussen Carl Jung en Sabina Spielrein geweest zijn. Deze is immers bron van vele werken geweest, zowel academisch als fictief, en gaan we dan ook kort nader belichten.

55 Casus-illustratie: Carl Jung & Sabina Spielrein

Als we gaan kijken naar de verhouding tussen Jung en Spielrein, dan kunnen we stellen dat Jung in eerste instantie objectief geïnteresseerd was in Spielrein, daar zij zijn eerste analytische casus was. Dit beschreef hij ook in zijn eerste brieven aan Freud op het moment dat Spielrein bij hem in behandeling kwam (McGuire, 1974). Echter, al snel bleek Jung zijn objectiviteit te verliezen bij deze casus en raakte hij als subject te veel betrokken, getuige de sterke overdracht en het daaropvolgende snelle genezingsproces van Spielrein. Na haar ontslag uit het Burghölzli echter, geraakten beiden vast in een spel van overdracht en tegenoverdracht, wat hun relatie sterk bemoeilijkte (Skea, 2006). Zoals we in ons eerste hoofdstuk reeds vermeld hebben, exploreerde Jung zowel de externe traumatische gebeurtenissen die bijgedragen hebben aan haar anaal-erotische problematiek, alsook de daaropvolgende masochistische fantasie die ze hanteerde om te masturberen (Graf-Nold, 2001). Deze exploratie leidde tot een snelle verbetering in haar toestand en zorgde er eveneens voor dat Jung deze casus als zijn eerste analytische casus ging beschouwen (Skea, 2006). In onze theoretische uiteenzetting met betrekking tot de overdracht hebben we gesteld dat een behandeling van de overdracht de sleutel is tot een geslaagde analyse (Zepf, 2010) en bij Spielrein kwam dit erop neer dat ze de masochistische, pijnlijke liefde voor haar vader ging op de figuur van de therapeut, zijnde Jung, ging plaatsen. Deze laatste slaagde er initieel in om haar acting-out te begrenzen door middel van striktheid en empathie35, wat er op termijn voor gezorgd heeft dat de overdracht transformeerde naar positieve vaderlijke overdracht, ontdaan van het masochistische en pijnlijke aspect van voorheen (Skea, 2006). Als we spreken over de spraakmakende relatie tussen Jung en Spielrein, dan hebben we het primair ook niet over de periode gedurende haar opname. Het is slechts na haar ontslag, op het moment dat Jung haar verder opvolgt als out-patiënt, dat hun relatie is beginnen escaleren.

Hetgeen het meest tot de verbeelding spreekt in hun relatie, is gebaseerd op een passage uit haar dagboeken anno 1909, waarin ze de intimiteit tussen haarzelf en Jung beschrijft door het woord poetry36 (Carotenuto, 1982). Dit schreef ze ook in een brief naar Freud en deze brief leest als een duidelijk geval van seksueel misbruik tussen een behandelende therapeut en een patiënt. Daarenboven is het een extra toevoeging aan Jungs reputatie die reeds gevuld was met misogynie, machtsmisbruik en een geschiedenis van affaires. Het is dan ook niet onwaarschijnlijk dat Jung omstreeks 1908 verliefd werd op Spielrein en een jaar later zich emotioneel trachtte te distantiëren

35 Empathie hebben we ook reeds geduid als een belangrijk element in het welslagen van de analyse, daar deze noodzakelijk is om een band en dus ook een overdrachtsverhouding op te bouwen tussen patiënt en therapeut (Zepf & Hartmann, 2008). 36 “Four and a half years ago, Dr. Jung was my doctor, then he became my friend and finally my “poet,” i.e., my beloved. Eventually he came to me and things went as they usually do with “poetry”.[…]” (Woodcock, sd, p. 3)

56 van haar, maar hier niet in slaagde omdat hij haar bleef bijstaan bij het schrijven van haar scriptie (Storr, 1982). Dit alles heeft een vrij intense briefwisseling tussen Freud en Jung teweeg gebracht en dit verhaal – dat haast leest als een Griekse tragedie of een kostuumdrama – heeft uiteindelijk tot de breuk tussen beide geleid (Carotenuto, 1982). Deze lezing, hoewel passend in het heersend discours37, is een eenzijdige visie en staart zich blind op het seksuele.

In eerste instantie moeten we concluderen dat – ondanks het bedenkelijke morele pad dat Jung bewandeld heeft – zijn methode in het geval van Spielrein een succesverhaal was. Bettelheim stelt in zijn analyse van de casus dan ook de vraag of Jung hetzelfde resultaat zou hebben weten te bereiken door meer conventionele methodes38 te hanteren (Carotenuto, 1982). Ondanks dat de overdracht moeilijk te hanteren proporties aannam, heeft Jung gedurende haar opname Spielrein weten te helpen en het eerder beschreven fenomeen van de overdrachtsliefde heeft daar zeker een rol in gespeeld. Ook na haar ontslag uit het Burghölzli zijn hun wegen niet gescheiden geraakt, maar hebben Jung en Spielrein hun overdrachtsliefde verder laten bestaan. Voor beiden was deze overdrachtsliefde eveneens een manier om bepaalde aspecten van hun subjectiviteit te maskeren, meer bepaald hun verlangen naar een moeder. Uit later bronmateriaal blijkt immers dat – waar Spielrein in Jung een meer liefhebbende vader gevonden had – de wrok die ze voelde ten opzichte van haar moeder en haar verlangen naar een vader, een buffer vormden tegen haar eigen verlangen naar een moeder en de mogelijkheid tot het beëindigen van haar conflictueuze verhouding met haar vader. Bij Jung zien we eenzelfde defensiemechanisme, waar we kunnen stellen dat zijn ambivalentie ten opzichte van zijn eigen vader en andere autoriteitsfiguren, een defensie vormden tegen het verlangen naar een vaderfiguur die hem in staat zou kunnen stellen tot separatie van zijn moeder. Doordat Jung deze vaderfiguur niet heeft kunnen internaliseren, was hij ook niet in staat deze figuur voor Spielrein ten volle te belichamen (Covington, 2001). Hierdoor heeft Jung de overdracht niet kunnen beheersen, tot op het punt dat deze beiden veranderd heeft, zoals we in ons vorig hoofdstuk hebben aangehaald. Dat Jung, een jonge analyst zijnde, op dit punt de hulp inroept van Freud is niet moeilijk te begrijpen. We hebben hier immers te maken met een man die gevangen zat in het restrictieve van zijn tijdsperiode en functie (Hayman, 2002) en met hulp van Spielrein en hetgeen tussen hen speelde, onbekend terrein heeft verkend. Het is dan ook op dit punt dat in het spreken en schrijven van Spielrein poetry opduikt (Woodcock, sd). Een analyse van alle passages waarin ze alludeert op poëzie, laat zien dat wat ogenschijnlijk een duidelijke seksuele ondertoon draagt, dermate ambigu is dat het seksuele volledig naar de achtergrond verschuift:

37 We hebben reeds eerder gesteld dat binnen de psychoanalyse alles wat met seksualiteit binnen de therapeutische verhouding te maken heeft, angstvallig vermeden werd (Gelso, Pérez Rojas, & Marmarosh, 2014) en binnen deze politiek correcte houding wordt alles dat in die richting gaat ook meteen veroordeeld. 38 Onder het gebruik van meer conventionele methodes verstaan we in eerste instantie een andere methode van “a dangerous method”, maar ook een aanpak die deontologisch meer begrensd was.

57 […] In short, poetry was Spielrein’s word for what happens when a couple, both enamored of mysticism, move backward from it to a sexual realization – and keep psycho-analyzing. Analysis and fantasy, incest and myth, had started to merge into each other. Freud may certainly excused by history if he failed to grasp what the young woman was going on about. (Kerr, 1993, p. 227)

Dit gegeven brengt ons verder weg van de vraag of Jung en Spielrein daadwerkelijk een seksuele relatie hebben gehad, en drijft ons dichter bij de creatie van de latere theoretische bijdrage van beiden (Woodcock, sd). Zoals we hierboven reeds gesteld hebben zat Jung volledig vast in hetgeen van hem verwacht werd in dat tijdskader, en Spielrein op haar beurt was in haar persoonlijke ontwikkeling geremd door haar neurose. De liefde, de overdrachtsliefde, die tussen beide ontstaan is, heeft hen beiden ontketend (Kerr, 1993). Die ontketening brengt ons bij Siegfried, hun kind, de katalysator van dit alles. Het creëren van een kind is voor veel koppels de ultieme bezegeling van hun liefde, en voor Jung en Spielrein was dit niet anders. Na haar opname heeft Jung een bijzonder statuut ingenomen in het leven van Spielrein. Door hem kon ze zich een zekere toekomst39 inbeelden en ze heeft hem in de positie van held en rolmodel geplaatst. Dit heeft een verandering teweeg gebracht, met name een versterking van haar ego, en dit heeft zich ook laten merken in een verandering van haar droominhoud. Waar haar dromen, zoals eerder gesteld, getekend werden door haar neurose, is de inhoud nu van heel andere aard (Kerr, 1993). Siegfried40 is immers in een droom tot Spielrein gekomen en heeft haar vervuld met romantische gevoelens4142. Op het moment dat ze dit Siegfried-complex met Jung deelt, zijn we anno 1907 en heeft Spielrein een dubbele positie ingenomen bij Jung als zowel zijn patiënte als vriend (Woodcock, sd). Op haar bekentenis omtrent Siegfried reageert Jung eerder geruststellend dan haar uit de illusie van een liefdeskind te helpen:

When I confessed this complex to Dr. Jung for the first time, he treated me with tenderest friendship, like a father, if you will. He admitted to me that from time to time he, too, had to consider such matters in connection to me (i.e., his affinity with me and the possible

39 Spielrein zag voor zichzelf een toekomst als analytica, een beeld dat ze later zal weten te verwezenlijken. 40 Siegfried is een veelvoorkomend figuur in de Germaanse mythologie, met als meest bekende de zoon van Siegmund en zijn zus Sieglinde, de held uit Wagner zijn opera Der Ring des Nibelungen. Dit was een van Spielreins favoriete muzikale stukken en het lijkt weinig toevallig dat het net de zoon geboren is uit een verboden liefde die zich aan haar openbaart (Kerr, 1993). 41 “The whole world became a melody for me: the trees sang, and every twig on every tree.” (Kerr, 1993, p. 161) 42 Bij dit relaas over de openbaring van Siegfried, willen we even een opmerkelijke parallel trekken met de ervaringen uit Spielreins kindertijd. We hebben immers in het eerste hoofdstuk vermeld dat zij met een geest is beginnen spreken, waarbij we spreken moeten interpreteren als eerder een verbinding met haar gevoelswezen. Die geest sprak tot haar omdat zij een uitzonderlijk persoon was (Minder, 2001b). Siegfried brengt eenzelfde boodschap, namelijk dat zij bestemd is voor een uitzonderlijk lot (Kerr, 1993).

58 consequences), that such wishes are not alien to him, but the world happens to be arranged in such a way, etc., etc. This talk calmed me completely, since my ambitia was not wounded and the thought of his great love made me want to keep him perfectly “pure”. (Kerr, 1993, p. 163)

Op dit punt in de tijd was Jung nog steeds sterk aanhanger van Freud zijn theorieën omtrent seksualiteit, en deze bekentenis van Spielrein heeft hij dan ook enkelzijdig seksueel geïnterpreteerd. Hij verkeerde in de veronderstelling dat Spielrein alludeerde op een echt, fysiek kind, en dit maakte dat hij zich niet veel later trachtte af te keren van deze wens, wat we in het eerste hoofdstuk reeds geduid hebben (Kerr, 1993; Woodcock, sd). Spielrein, echter, gaf aan Siegfried een symbolische interpretatie en hoe meer Jung zich richtte op het seksuele, hoe meer Spielrein zich daartegen verzette – “[…] I violently resisted the interpretation of Siegfried as a real child, […]” (Kerr, 1993, pp. 164-5) – en hem trachtte duidelijk te maken dat Siegfried haar mythisch lot is, dat haar te wachten staat (Ibid). Op dit punt gekomen, is de overdracht en tegenoverdracht volledig beginnen ontsporen, want naarmate het proces tussen hen zich bleef verdiepen, kwam het destructieve element van de liefde naar boven drijven. Jung zag door de bomen het bos niet meer, wat resulteerde in zijn veelbesproken brief aan Freud waarin hij vermelding maakt van Spielreins identificatie met hem en haar wens om een kind van hem te hebben, en hij beschreef dit met beelden van vogels en pornografische liefdesgoden (Ibid, p. 165). Zo diep verwikkeld in de overdracht, was Jung wanhopig om zich vast te klampen aan het laatste wat hij over zichzelf wist, en een definitieve breuk met Spielrein moest hierbij helpen. Dit was echter uitstel van executie, want na Spielrein is Jung erotische overdracht blijven ervaren naar andere vrouwelijke patiënten toe, waarbij hij telkens weer zijn fantasma, gegrond in kinderlijke verhoudingen, is blijven herhalen (Covington, 2001). Het was uiteindelijk Toni Wolf, een patiënte waarmee hij zodanig in de overdracht verstrikt was geraakt tot op het punt dat hij ze in zijn huishouden had opgenomen, die het werk van Spielrein afmaakte en zijn transformatie vervolledigde (Woodcock, sd). Siegfried heeft uiteindelijk toch het levenslicht gezien in de vorm van Die Destruktion als Ursache des Werdens. Haar liefdeskind dat er niet zou zijn zonder Jung en de overdrachtsliefde die ontstaan is en is blijven bestaan tijdens al die jaren (Skea, 2006).

59 60 Toepassing: A Dangerous Method (2011)

De ontdekking van Spielreins dagboeken, met daarin besloten haar relaas van de relatie met Jung, heeft tot heel wat academische speculatie en bijhorende werken geleid (Carotenuto, 1982). Niet alleen de academische wereld was geïntrigeerd door het Joodse meisje dat over de poetry schreef die ontstaan is tussen haarzelf en de grote Zwitserse psychiater, maar haar verhaal heeft ook menig ander geïnspireerd tot het creëren van boeken, theateropvoeringen en, meest recent, een film. Deze laatste was het vertrekpunt van deze scriptie, en in dit laatste hoofdstuk keren we terug naar het witte doek. In wat volgt gaan we de film bestuderen in het licht van het voorgaande. Meer specifiek gaan we de documenten die we in het eerste hoofdstuk besproken hebben, trachten te trianguleren met het filmmateriaal, waarna we de relatie tussen Jung en Spielrein, zoals geportretteerd in de film, vergelijken met het bronmateriaal dat voorhanden is, zoals we hierboven gepresenteerd hebben.

Sabina Spielrein als hysterisch patiënte van C.G. Jung (1904 – 1905)

De medische documenten omtrent de opname van Spielrein die voorhanden zijn, schetsen het beeld van een jonge vrouw die geplaagd wordt door allerhande symptomen die zowel opvallend als meer subtiel of verborgen van aard zijn. A Dangerous Method (Cronenberg, 2011) begint met de aankomst van Spielrein in het Burghölzli. Met uitzondering van het tijdstip43 waarop ze aangemeld werd, zien we hier een vrij accurate weerspiegeling van de staat waarin Spielrein verkeerde zoals neergeschreven staat in de documenten. Ze verkeert in een toestand waarbij ze lacht en huilt op vreemde wijze en ze schokt met haar hele lichaam (Graf-Nold, 2001; Cronenberg, 2011). Het seksuele aspect in haar symptoom, het werpen van verleidelijke blikken, zien we niet in Knightly’s portrettering van Spielrein ten tijde van de aanmelding. De aanvankelijke ontkenning van haar problematiek, “I’m not mad, you know” (Cronenberg, 2011, 00:02:15), zien we eveneens terugkomen in de film, maar de verdere omkadering ervan – hetgeen er onmiddellijk aan vooraf is gegaan – ontbreekt. Tijdens haar spreken zien we dat Spielrein het eveneens moeilijk heeft. Naarmate Jung dichter bij de kern van het hysterisch complex dreigt te komen, begint Spielrein zich meer schokkerig te gedragen en laat het seksuele zich in haar symptoom manifesteren. Volgens de geschriften zou ze haar dijen tegen elkaar wrijven (Minder, 2001b) en dit zien we Keira Knightly ook meermaals doen, waarbij ze eveneens krampachtig haar vuist tussen haar geklemde benen

43 Volgens de documenten werd Spielrein aangemeld omstreeks 22u30 (Hoffer, 2001; Minder, 2001b), in de film is het klaarlichte dag.

61 duwt (Cronenberg, 2011). Eenzelfde scenario krijgen we tijdens een wandeling van Spielrein en Jung, waarbij Spielrein zich kwaad maakt omwille van het vertrek van Jung. Hierop laat ze haar mantel op het wandelpad vallen, dewelke Jung opraapt en met zijn wandelstok proper begint te slaan. Bij het zien van deze act blokkeert Spielrein volledig en keert het schokkerige terug in haar subjectiviteit. Ze roept Jung toe op te houden met het slaan van de mantel, grist hem weg uit de handen van Jung en drukt hem tussen haar benen (Cronenberg, 2011, 00:07:48). Jung was hier met het slaan van de mantel klaarblijkelijk te dicht bij Spielreins traumatisch complex gekomen, wat haar volledig heeft doen blokkeren. Daarnaast zien we ook een grote weerstand in haar spreken opduiken, waarbij ze grimassen trekt omwille van de moeite die het haar kost om het spreken verder te zetten en bepaalde zaken – bekentenissen – spreekt ze stil uit of doet dit door haar mond te bedekken. Deze weerstand zien we opmerkelijk sterk naar voor komen op het moment dat Jung naar de onrustige nachten van Spielrein vraagt (Ibid, 00:16:07). Hierbij geeft ze te kennen dat ze last heeft van nachtelijke angsten, waarbij ze het gevoel heeft dat er iemand bij haar in de kamer is, “like a cat, only it can speak and gets into bed with me” (Ibid, 00:16:26), en haar dingen in de oren fluistert. Op het moment dat ze verder wil spreken breekt de weerstand volledig door en kan ze met veel grimassen onder woorden brengen dat ze het gevoel had dat er iets bij haar in bed was gekropen en dat ze het tegen haar rug voelde, iets slijmerigs, zoals een slak. Hierop vraagt Jung of ze naakt was en of ze op dat moment aan het masturberen was. Het seksuele wordt al snel gekoppeld aan vernedering en bestraffing en de problematische verhouding met haar vader wordt eveneens open en bloot op tafel gelegd, zij het met veel weerstand van Spielrein. Ze bekent dat het slaan door haar vader haar opwindt (Ibid, 00:19:15). Jung vermeldt aan Freud eveneens het voor hem opmerkelijke symptoom waarbij ze de voet tegen haar anus drukt om te voorkomen dat ze zou ontlasten, daar dit een opwindend gevoel met zich zou meebrengen (Carotenuto, 1982; Cronenberg, 2011, 00:23:50). Hieraan gekoppeld hebben we in de medische documenten een neerslag gevonden van een somatisch symptoom, met name een haast ondraaglijke pijn in haar linkervoet die optrad na een ernstig conflict tussen haar ouders (Graf- Nold, 2001). In de film zien we hier echter geen referentie naar, en we kunnen redelijkerwijs veronderstellen dat deze omissie tot stand is gekomen omwille van het feit dat dit symptoom haar voornamelijk als kind veel parten heeft gespeeld, en niet meer nadrukkelijk aanwezig was ten tijde van haar opname (Minder, 2001b). Een symptoom dat eveneens uit haar kindertijd stamt, maar wel in de film verwerkt is, is het spreken met geesten – of beter: het spreken met een engel dewelke haar meldt dat zij bestemd is om grootse dingen te verwezenlijken (Cronenberg, 2011, 00:06:39). Deze engel is van belang omdat deze later zal transformeren naar Siegfried (Kerr, 1993).

62 Met betrekking tot de symptomatologie van Spielrein, kunnen we aldus stellen dat de film een vrij getrouwe weergave is van hetgeen we in de medische documenten hebben kunnen lezen. Als we gaan kijken naar de behandeling, echter, dan heeft de film enkele vrijheden genomen. De dag na de opname in het Burghölzli, komt Jung bij Spielrein binnen voor een eerste sessie (Cronenberg, 2011, 00:01:56), waarbij hij stelt dat ze met elkaar zullen spreken en om dit proces voor Spielrein gemakkelijker te maken neemt Jung plaats achter haar. Tijdens deze eerste sessie stokt het spreken bij Spielrein, waarop Jung naar dit gat in het spreken vraagt (Ibid, 00:04:00). We zien hier aldus een mooie illustratie van de klassieke opvatting van Psychoanalytische therapie, of the talking cure, zoals Jung ernaar verwijst. In tegenstelling tot wat we in de documenten lezen, echter, is er in de film geen sprake van weerstand zoals Jung deze in de realiteit ervaren heeft (Graf-Nold, 2001). We zien weliswaar dat het spreken stokt en dat ze veel moeite moet doen om te blijven spreken, maar Spielrein legt alles meteen op tafel en Jung kan de zaken die ze aanreikt haast onmiddellijk correct duiden. Met het oog op het verloop van de film kunnen we begrijpen dat men ervoor heeft gekozen om kort door de bocht te gaan wat de therapeutische sessies betreft. Het dramatisch effect van de film zou immers minder krachtig zijn mocht het eerste half uur gevuld worden met Spielrein die weigert te spreken over haar toestand en haar daaraan gekoppelde problematisch verleden (Grohol, 2011). De keerzijde van het versneld weergeven van het therapeutisch proces, gaat echter gepaard met een kost die zich laat merken op niveau van de overdracht. Dit element van de overdracht gaan we in een volgend onderdeel nader bespreken.

Zoals we eerder reeds uiteen gezet hebben, heeft Spielrein ook een significante bijdrage geleverd aan de Psychoanalyse, zowel op vlak van de theorie als de praktijk. A Dangerous Method (2011) illustreert wel Spielreins ambitie om analytica te worden, maar beperkt het onzes inziens te zeer om de historische accuraatheid te waarborgen. Tijdens haar behandeling wordt al snel duidelijk dat Spielrein een interesse heeft voor het vak, en ze wordt dan ook op termijn ingeschakeld in de associatie-experimenten van Jung (Minder, 2001b; Cronenberg, 2011, 00:12:04). In de film wordt haar deelname aan deze experimenten, waarbij ze de positie van onderzoekster inneemt – een zeer opmerkelijke en uitzonderlijke positie gezien haar statuut als patiënte – slechts eenmalig gedemonstreerd, en geeft ze blijk van een uitzonderlijk scherp deductief vermogen. Zoals we in ons theoretisch luik reeds gesteld hebben, begon Jung zijn experimenten op gezonde proefpersonen (Minder, 2001b), in dit geval zijn vrouw, Emma Jung44. De historische accuraatheid van haar deelname is niet bevestigd, maar in de film

44 Emma Jungs eigen interesse en beroepsmatige betrokkenheid bij de Psychoanalyse (Hayman, 2002) zijn volledig uit de film weggelaten. Zij wordt hier louter geportretteerd als de Victoriaanse vrouw die in de schaduw van haar man staat, hem vergezelt naar gelegenheden waar hij het woord voert en alles in het werk stelt om hem een zoon te schenken (Cronenberg, 2011).

63 vormt het een ingang voor Spielrein bij Jung en geeft het de toeschouwer een blik op de breekbare basis van hun huwelijk. Spielreins verdere interesse in het veld van de Psychoanalyse, meer dan het louter vermelden van haar verlangen ernaar, staat grotendeels in de schaduw van de vete tussen Freud en Jung die nakend is, dan wel centreert zich rond seksualiteit en de seksuele spanning die tussen Jung en Spielrein heerst. Het eerste theoretisch geïnspireerde gesprek tussen Jung en Spielrein (Cronenberg, 2011, 00:30:13) handelt over de fixatie van Freud op het seksuele. Jung stelt hierbij dat hij niet gelooft dat alles neerkomt op een probleem in het seksuele en dat er meer in het universum is dan louter en alleen seks. Spielrein steunt hem in zijn visie, doch maakt de bedenking dat Freud in haar casus het wel bij het rechte eind zou gehad hebben. Naar het einde van de film toe (Ibid, 01:13:26) gaan Jung en Spielrein opnieuw in dialoog omtrent haar scriptie. Deze samenwerking staat nogmaals in het teken van het contrast tussen het denken van Jung en Freud, waarbij Jung wijst op het feit dat Spielreins idee lijnrecht tegenover Freud staat. Ze introduceert hier namelijk thanatos in het idee van seksualiteit en stelt dat “perhaps true sexuality demands destruction of the ego” (Ibid, 01:14:10) op het moment dat men zichzelf volledig verliest in de ander. Dit aspect vinden we ook terug in Spielreind artikel Die Destruktion (Spielrein, 1912), maar waar haar artikel verder gaat dan seksualiteit an sich, wordt het seksuele aspect in de film als een singulier element gepresenteerd. Hun discussie omtrent seksualiteit leidt dan ook in de volgende scene meteen tot een seksuele act. In de scene volgend op hun eerste gesprek haalt Spielrein de mythe van Siegfried aan, een belangrijk element in haar latere theoretische werk. Dit heeft haar interesse gewekt daar in de mythe iets puur en heldhaftig is ontstaan uit een zonde, zelf een zonde die zo afschuwelijk is als incest. Net als in de beschikbare literatuur omtrent dit onderwerp, zien we dat ook in A Dangerous Method Spielrein verder bouwt op dit idee dat uiteindelijk, op het einde van de film, zal ontaarden in haar theoretische paper Die Destruktion. We moeten echter bemerken dat opnieuw het seksuele aspect sterk uitgelicht wordt. Bekijken we de scene op de boot (Cronenberg, 2011, 00:31:25), dan kunnen we de redenering volgen dat Spielrein met dat gesprek een ingang zoekt bij Jung. Ze verzacht namelijk het taboe dat rust op incest, door te stellen dat zelfs uit incest iets zuiver en puur geboren kan worden. De parallel van het doorbreken van het incestverbod naar het doorbreken van de abstinentie tussen arts en patiënt is snel gelegd en we kunnen veronderstellen dat Spielrein hier wel naartoe tracht te werken. Dit leiden we onder meer af uit de wijze waarop ze zich tracht te aliëneren met het verlangen van Jung op het moment dat ze vraagt naar zijn favoriete opera van Wagner en daarbij kordaat stelt dat dit ook haar favoriete stuk is. In een volgende scene (Ibid, 00:39:21) stelt ze het op een minder ambigue manier. Doorgaand op Wagner redeneert ze dat perfectie alleen maar uit zonde kan voortkomen, uit de destructieve kracht die ontstaat als twee tegengestelden botsen. Dit illustreert Spielrein door de tegenstellingen tussen haarzelf en Jung op te sommen. In weinig verhullende woorden nodigt ze Jung vervolgens uit voor seks.

64 We kunnen aldus stellen dat de theoretische bijdrage die Spielrein aan het vakgebied van de Psychoanalyse geleverd heeft weliswaar aanwezig is in A Dangerous Method, doch dat het theoretische op de achtergrond blijft in functie van het meer spraakmakende seksuele aspect.

Overdrachtsliefde en seksualiteit

We hebben reeds vermelding gemaakt van het feit dat de behandeling van Spielrein in A Dangerous Method versneld wordt om het dramatisch effect van de film ten goede te komen. Het versnellen van het therapeutisch brengt echter een kost met zich mee, en deze kost wordt betaald op niveau van de overdrachtsverhouding tussen Jung en Spielrein. Spielrein kende een enorme weerstand tegen de therapie, en de sessies met Jung duurden vaak uren (Minder, 2001b). Dergelijke therapeutische setting – een setting die gekenmerkt wordt door een weinig uitgesproken analytisch kader – laat al snel een ruimte waarin de overdracht en tegenoverdracht vrij kunnen spelen en zich verder ontwikkelen als deze niet beheerst wordt. Louter gebaseerd op de therapeutische momenten in de film, dewelke schaars zijn, lijkt het ons weinig geloofwaardig dat een intense overdracht en tegenoverdracht zal gaan beginnen spelen. Ondanks het feit dat Jung opmerkt dat hij de overdracht en tegenoverdracht ervaart, komt het niet als zodanig over. Uit de literatuur bleek dat de overdracht en tegenoverdracht in de verhouding tussen beide niet hanteerbaar was omdat Jung bepaalde blinde vlekken in zijn subjectiviteit niet onder ogen kon komen, waardoor hij mee is gestapt in wat uiteindelijk een destructieve spiraal bleek te zijn (Kerr, 1993). Dit blijft eveneens grotendeels achterwege in A Dangerous Method. Het zijn dan ook eerder de meer romantisch geïnspireerde ontmoetingen tussen Jung en Spielrein – zoals het boottochtje (Cronenberg, 2011, 00:31:25) – die de indruk geven dat er iets meer aan het ontstaan is tussen beide. Hierbij is het Spielrein die het initiatief neemt om hun relatie buiten de grenzen van de verhouding tussen arts en patiënt te duwen, wat haar in de positie van de verleidster plaatst. Een mooie illustratie hiervan zien we op het moment dat Spielrein een theoretische beschouwing van haar opname in het Burghölzli maakt (Ibid, 00:39:59). Ze stelt hierbij dat ze ernstig ziek was op het moment dat haar vader haar liet opnemen, waarbij haar ziekte gegrond was in seksualiteit. Doordat ze dit onderwerp nu steeds dieper aan het bestuderen is, komt ze meer en meer tot het besef dat het haar volledig aan seksuele ervaring ontbreekt. Indien het hele toenaderingsproces nog niet voldoende geweest zou zijn om de toeschouwer ervan te overtuigen dat Spielrein meer in Jung zoekt dan louter een vriend en collega, dan laat ze er geen twijfel over bestaan op het moment dat Jung stelt dat een gebrek aan ervaring op een bepaald vlak niet noodzakelijk betekent dat men die ervaring moet gaan opzoeken – “law students are not normally expected to rob banks” (Ibid, 00:40:15) – door het initiatief te nemen en hem te kussen. De opmerking van Jung over haar zin voor initiatief beantwoord ze met de suggestie “If you ever want to take the initiative, I live in that

65 building there […]” (Ibid, 00:40:53). Zoals eerder reeds gesteld zien we hier vrij duidelijk de positie die Spielrein toegeschreven krijgt. Enerzijds zien we de analytica in haar subjectiviteit verschijnen, maar de seksuele ondertoon wordt zodanig sterk uitgesproken, dat het haast lijkt alsof de theoretische bedenkingen die ze maakt en deelt met Jung, louter een middel zijn die tot een heel ander doel dienen te leiden. Jung, daarentegen, houdt de boot af tot het moment dat Otto Gross (1877 – 1920) hem inspireert om toe te geven aan zijn verlangen. Gross was een patiënt die door Freud toevertrouwd werd aan Jung omwille van toxicomanie en net zoals het geval was bij Spielrein, heeft Jung hier eveneens geworsteld met de overdracht en tegenoverdracht, in zoverre dat hij zijn andere patiënten begon te verwaarlozen en Gross begon te zien als een tweelingbroer (Heuer, 2001). Deze intense relatie is uiteindelijk ook geëindigd in een breuk tussen beide, maar niet zonder dat Gross zijn invloed heeft gehad op het denken van Jung. Gross was immers een zeer ruimdenkend persoon en de voorloper van de antipsychiatrie en de seksuele bevrijding (Hayman, 2002), en heeft hiermee zijn stempel gedrukt op het latere werk van Jung. Net zoals bij Spielrein het geval was, echter, heeft Jung de invloed van Gross zelden openlijk erkend (Heuer, 2001). De precieze invloed van Gross op de relatie tussen Jung en Spielrein valt moeilijk te achterhalen, doch in A Dangerous Method wordt deze als een sleutelmoment gepresenteerd. Immers, tot het moment dat Gross het idee van polygamie oppert (Cronenberg, 2011, 00:35:08), heeft Jung de boot volledig afgehouden wat een seksuele relatie met Spielrein betreft. We kunnen aldus stellen dat A Dangerous Method de overdracht en de invloed die deze uitgeoefend heeft op de verhouding tussen Jung en Spielrein niet alleen op een gesimplificeerde manier weergeeft, maar ook grotendeels neutraliseert door de tussenschakel van de persoon van Gross noodzakelijk te maken in de seksuele toenadering van Jung naar Spielrein. Op het moment dat Jung die toenadering tot Spielrein zoekt en de overdracht de vrije loop laat, zien we dat beiden de vroegere, problematische, verhoudingen die Spielrein hebben getekend gaan herhalen (Ibid, 01:14:25). Waar het, gezien de literatuur, niet verkeerd is te veronderstellen dat Jung en Spielrein ten prooi zijn gevallen aan de vroegere verhoudingen, dewelke hen op termijn in een destructieve spiraal hebben geworpen, mogen we ons wel vragen stellen bij de eenzijdige seksuele opvatting van deze verhouding die gepresenteerd wordt in A Dangerous Method (Kerr, 1993). Zoals we eerder reeds gesteld hebben, is de vraag naar een feitelijke seksuele verhouding niet meer dan interpretatie. Wat er gespeeld heeft tussen Jung en Spielrein, zij het louter seksueel of meer dan het fysieke verlangen, heeft geleid tot een schandaal45 dat in briefvorm tussen Jung, Freud en Spielrein uitgevochten werd (McGuire, 1974).

45 De omvang van dit schandaal, echter, valt te betwijfelen. Uit de briefwisseling (McGuire, 1974) blijkt dat de beschuldigingen en de gevolgen daarvan verregaand waren, doch is het niet onmogelijk dat Jung de zwaarte en omvang ervan enigszins heeft opgeblazen om zichzelf uit de vuurlinie te verwijderen (Kerr, 1993).

66 Dit wordt ook in de film weergegeven (Cronenberg, 2011, 00:57:35), maar waar A Dangerous Method geen speculatie laat omtrent de beschuldigingen aan het adres van Jung46, geeft de literatuur ons hier geen uitsluitsel over. Enerzijds is er de briefwisseling tussen Freud en Jung (McGuire, 1974), maar anderzijds laten de dagboeken van Spielrein veel ruimte aan interpretatie (Carotenuto, 1982). De vraag naar wat er nog meer gespeeld heeft tussen deze twee mensen, is een vraag die A Dangerous Method niet alleen onbeantwoord laat, maar ook niet stelt.

46 Hij werd immers beschuldigd van een – seksuele – relatie te hebben met een van zijn patiënten [Spielrein] (Kerr, 1993).

67 68 Besluit en discussie

Ons psychisch leven kunnen we beschouwen als een dynamisch iets, constant in beweging, telkens veranderend, maar tevens getekend door elementen uit het verleden. Net zoals ons psychisch leven getekend wordt door ons eigen verleden, zo wordt ook de Psychoanalyse vandaag nog – zij het in mindere mate of in aangepaste vorm – beïnvloed door haar verleden. Het verleden van de Psychoanalyse is erg rijk en heeft veel belangrijke figuren gekend, maar de meest gekende onder hen zijn ongetwijfeld Sigmund Freud en Carl Jung. Dit zijn dan ook de namen die een leek in verband brengt met de Psychoanalyse – en vaak zelfs de psychologie in haar geheel – eerder dan namen zoals Winnicott of Melanie Klein. Net zoals ons eigen verleden heeft ook het verleden van de Psychoanalyse de neiging om terug te keren en een invloed uit te oefenen op het heden. Soms zelfs op een manier waarop we het niet verwachten. Zo kende het verleden van de Psychoanalyse in 2011 een terugkeer in de film A Dangerous Method (Cronenberg, 2011), dewelke de turbulente verhouding tussen Freud, Jung en de jonge Sabina Spielrein ten tonele bracht. Deze film was op meerdere vlakken spraakmakend. In eerste instantie was er het seksuele aspect dat zich gradueel opbouwde doorheen het narratief en de mogelijkheid van een escalatie in een professionele hulpverlenersrelatie presenteert. Daarnaast heeft ook de acteerprestatie van Keira Knightly in de rol van Sabina Spielrein, getuige de reviews, een welbepaalde indruk nagelaten.

Met dit als achtergrond zijn we in deze scriptie aan de hand van een literatuurstudie op zoek gegaan naar het echte verhaal van Spielrein. Immers, dankzij A Dangerous Method heeft Cronenberg de figuur van Spielrein in het collectief bewustzijn geplaatst, doch deze film geeft slechts een welbepaalde interpretatie van het verhaal weer, aangepast voor het medium van de film. Met behulp van onder andere de medische documenten en dagboekfragmenten die bewaard zijn gebleven, hebben we dan ook getracht de opname van Spielrein in het Burghölzli te reconstrueren en haar unieke positie die ze daar bekleedde – getuige ook de film – te duiden. Spielrein was geboren op 7 november 1885 als oudste dochter in een gezin met vijf kinderen. Uit de verschillende documenten bleek dat ze al op jonge leeftijd omschreven werd als zijnde een ziekelijk kind. Enkele vroege ervaringen in combinatie met een totaal verbod op seksualiteit en een ambivalente relatie met haar ouders, dewelke gekenmerkt werd door een verstrengeling van liefde en agressie, heeft vermoedelijk sterk bijgedragen tot haar problematiek. Het is vooral haar relatie met haar vader welke als problematisch te omschrijven valt en gekenmerkt wordt door fysieke en psychische agressie. Deze bestraffing werd snel gekoppeld aan een seksueel aspect, waardoor op termijn het idee van bestraffing, vernedering of zelfs maar het kijken naar de handen van haar vader de drang tot masturbatie ontlokte.

69 Deze problemen zijn, zoals gesteld, reeds van jonge leeftijd aanwezig en zijn over de jaren heen meer uitgesproken geworden. Het grote keerpunt in haar leven kwam er echter in 1904. Drie jaar eerder kennen de problemen reeds een piek, maar slechts nadat vastgesteld werd dat de problemen van psychische aard zijn, werd ze aangemeld in de psychiatrie. Het is op 17 augustus 1904, omstreeks 22u30 dat zij in het Burghölzli werd aangemeld. Ten tijde van haar aanmelding verkeerde ze in een staat waarbij ze zowel lachte als huilde en verscheidene tics vertoonde. Tijdens haar verblijf in het Burghölzli maakte ze, naast de tics en – seksuele – compulsies, ook vermelding van hallucinaties, dewelke eveneens een seksuele ondertoon in zich droegen, doch niet van dien aard waren dat de diagnose van psychose gesteld kon worden. Omwille van haar symptomatologie, dewelke sterk gekenmerkt werd door het seksuele – toen sterk aanleunend bij de ideeën van Freud omtrent het samengaan van psychopathologie en seksualiteit – werd Jung zijn interesse gewekt in deze casus en gebruikte hij de casus Spielrein als zijn eerste Psychoanalytische casus. Op grond van de symptomatologie hebben Jung en Bleuler de diagnose van hysterie gesteld en ging Jung met Spielrein aan de slag door gebruik te maken van de Freudiaanse methode. Aanvankelijk was er grote weerstand bij Spielrein, dewelke zich ook fysiek uitte in allerhande grimassen, alsof iets in haar trachtte het spreken te belemmeren. Op het moment dat het spreken wel doorbreekt, vind een abreaktion plaats, op grond waarvan Spielrein een zekere opluchting kan ervaren en dit stelt Jung tevens in staat om de oorsprong van haar symptoom te duiden in het complex gevormd door de seksuele associatie aan het fysieke trauma. Een verdere exploratie van het spreken, het verhaal in haar subjectiviteit, heeft echter niet plaatsgevonden en de enige piste die dan ook bewandeld wordt is die van het seksuele. De nadruk werd dan ook voornamelijk gelegd op de patiënte als lustvol object, eerder dan getraumatiseerd subject. Gedurende haar opname heeft Spielrein een uiterst bijzondere positie bekleed in vergelijking met de andere patiënten. Ze was immers zeer geïnteresseerd in het psychiatrische en aspireerde zelf ook dergelijke ambities. Ze heeft dan ook onder supervisie mogen assisteren bij de associatie-experimenten – dewelke een groot interesseveld vormden voor Jung – en na haar ontslag heeft ze dan ook medische studies aangevangen om de stap naar de academische wereld te zetten. Vervolgens zijn we dan ook op zoek gegaan naar de bijdrage die zij geleverd heeft aan de Psychoanalytische beweging, zowel op vlak van theorievorming als voor de praktijk. Immers, Freud en Jung hebben de nodige naam en faam, doch op het moment dat Spielrein in A Dangerous Method haar academische verlangen kenbaar maakt, blijkt dat zij in de literatuur niet als dusdanig aanwezig is. Spielreins eerste publicatie bedraagt haar thesis, de case-studie met betrekking tot Frau M. Deze casus is zeker bijzonder gezien de gelijkenis met haar eigen problematiek en deze casus zal dan ook uitvoerig terugkomen in haar meer theoretisch geïnspireerde paper Die Destruktion als Ursache des Werdens. In die paper legt Spielrein de focus op seksualiteit, en meer bepaald op het creatieve versus destructieve element van de libido. Wat deze paper zo interessant maakt, is dat

70 haar ideeën in eerste instantie alles behalve laaiend onthaald werden door Freud noch Jung. Immers, ten tijde van de publicatie van Die Destruktion, is Freud nog te zeer in beslag genomen door het concept van de Eros en is hij er nog niet aan toe om de tegenpool ervan te zien. Het zal duren tot Jenszeits des Lustprinzips in 1921 vooraleer Freud de agressie en het destructieve in het subject ten volle erkent. Op dit punt gekomen zal hij dan ook refereren naar Spielrein, daar zij meer dan tien jaar eerder het concept van de Thanatos introduceerde. Ook in haar verdere academische carrière zijn Spielreins bijdragen minstens even opmerkelijk als Die Destruktion. In haar geschriften richt ze zich voornamelijk op kinderen, waarbij ze de nadruk legt op de taalontwikkeling dewelke ze in verband brengt met de Freudiaanse theorie. Daarnaast stelt ze vrouwelijkheid, creativiteit en intuïtie eveneens centraal, alsook empathie. We kunnen dan ook stellen dat de onderwerpen die Spielrein begeesteren, themata omhelzen dewelke centraal hebben gestaan in haar eigen subjectiviteit, met name de vraag naar de plaats van het Subject in verhouding tot de Ander en de plaats die men inneemt in het Verlangen van de Ander. De focus op deze thema’s kent onder meer zijn oorsprong in de relatie de ze met Jung heeft gehad. Een hulpverlenersrelatie waarvan de grenzen niet altijd even sterk afgebakend werden. Op dit punt situeert zich dan ook de grote bijdrage van deze casus aan de praktijk, het is immers haast een schoolvoorbeeld van de herhaling van het fantasma binnen de therapeutische setting en hoe daar al dan niet op te reageren. De vraag of Jung deze overdracht al dan niet op correcte wijze gehanteerd heeft is niet eenvoudig te beantwoorden. We kunnen echter wel stellen dat dit, vanuit hedendaags perspectief, hoogst ongebruikelijk was en vandaag dan ook wel zou stuiten op de ethische en deontologische grenzen van wat nog aanvaardbaar is.

Ondanks dat haar bijdrage aan de theorie niet met luide trom verkondigd wordt, wordt haar naam wel vaker in verband gebracht met de turbulente verhouding die ze met Jung heeft gehad, getuige enkele academische geschriften, een theaterstuk en, uiteraard, de film A Dangerous Method. In een tweede onderdeel zijn we dan ook verder gaan kijken naar het aspect van de overdracht en tegenoverdracht, dewelke we theoretisch beschouwd hebben. Uit de literatuur blijkt dat de overdracht door Freud reeds als centraal concept van de analytische therapie naar voor geschoven werd, doch dit heeft door de eeuwen heen een evolutie ondergaan. Die evolutie van het concept is gepaard gegaan met een theoretische discussie waar elke strekking, al dan niet behorende tot de Psychoanalyse als overkoepelende school, zijn eigen accenten in heeft aangebracht. Het valt dan ook erg moeilijk om in de literatuur een eenduidige definiëring terug te vinden, wat opmerkelijk is gezien de overdracht door velen als een belangrijk en zelfs centraal element van de therapie gezien wordt. Kort gesteld kunnen we, de diverse bronnen in acht genomen, de overdracht zien als een herwerking, in hoofde van de analysant, van vroegere verhoudingen in het hier en nu van de therapeutische setting.

71 Minstens even belangrijk en evenzeer onderwerp van discussie is de tegenoverdracht. Hier heeft Freud weinig tot geen aandacht aan besteed, maar in het licht van de discussie omtrent de conceptualisering van overdracht, heeft ook het idee van de tegenoverdracht allerhande definiëringen op zich geplakt gekregen. Onder meer Melanie Klein heeft opgemerkt dat de overdracht van een patiënt zich aan bepaalde elementen in de subjectiviteit van de therapeut kan hechten en als dusdanig bepaalde reacties uitlokken. Het is dan ook de taak van de therapeut om de tegenoverdracht te bewaken en deze constant in vraag te stellen. Immers, tegenoverdracht kan ten zeerste bruikbaar zijn in het verdere verloop van de analyse, doch ook schadelijk als men zich er te veel door laat leiden en erop gaat ageren. Zowel de overdracht als tegenoverdracht kan op termijn evolueren naar een meer specifieke vorm van overdracht, namelijk de overdrachtsliefde, zoals deze oorspronkelijk door Freud gepostuleerd werd. Gezien de terughoudendheid die rond dit onderwerp heerst, achtten wij het niet onnodig om dit van naderbij te gaan verkennen, zeker in het licht van de film A Dangerous Method dewelke een zeer destructief aspect hiervan belicht. Ons betoog beginnend bij Freud kunnen we stellen dat hij in deze overdrachtsliefde twee lijnen ontwaarde. Enerzijds zag hij hierin een terugkeren van de vroegkinderlijke verhoudingen in het hier en nu van de therapeutische setting en anderzijds zag hij hier ook de motor voor verandering bij de patiënt in. Wat dit laatste betreft situeert Freud de overdrachtsliefde binnen de overdrachtsneurose, waarbij in hun frustrerende zoektocht naar liefde neurotische patiënten hun verhulde vroege conflicten in de huidige setting met de therapeut gaan herhalen. Deze laatste kan dit dan vervolgens als werkinstrument hanteren in het verdere verloop van de analyse. Meer recente literatuur benadert de therapeutische verhouding niet als een monolithisch geheel, maar eerder als het samengaan van drie componenten, met name de echte relatie, de therapeutische alliantie en de overdracht. Voor zover de liefde zich situeert in die echte relatie is deze uiterst werkbaar en zal ze de therapeutische dyade versterken, waardoor deze in staat is om de onvermijdelijke breuken in het verdere verloop van de analyse te herstellen of omzeilen. Hier is ook plaats voor een gezond seksueel element. Als deze liefde en seksualiteit zich echter binnen de overdracht situeren, is voorzichtigheid geboden en dient de analyst zichzelf continu in vraag te stellen. Op dit punt is het immers niet meer vanzelfsprekend dat deze affecten conflict-vrij zijn maar zich eerder gegrond zien in conflict en zodoende het verdere verloop van de analyse kunnen schaden. Dit destructieve element van de overdrachtsliefde is vrij expliciet in beeld gebracht in A Dangerous Method, in die mate dat we ons de vraag kunnen stellen naar de accuraatheid van die representatie. Met behulp van de beschikbare literatuur hebben we de casus Spielrein dan ook belicht met de focus op de overdrachtsliefde en zijn we gaan kijken wat er mogelijks al dan niet gespeeld heeft tussen hen. Op vlak van de overdracht kunnen we stellen dat Spielrein in de therapeutische verhouding met Jung haar conflictueuze verhouding tot haar vader is gaan herhalen. Aanvankelijk heeft Jung dit weten te capteren en op zodanige manier te benaderen dat dit complex

72 op vrij korte termijn zijn masochistisch karakter is verloren. Jung raakte als subject echter te zeer betrokken bij Spielrein en na haar ontslag – op het moment dat ze bij hem in behandeling was als out-patiënt – is de overdracht tussen hen in een destructieve spiraal geraakt. We kunnen stellen dat ze zich in elkaars wereld verloren zijn. De vraag naar seksualiteit wordt in de literatuur echter te zeer als fysieke intimiteit opgevat, zodanig dat men een ruimere blik op de zaken dreigt te verliezen. Wij hebben getracht deze blik hier weer te verruimen en zijn verder gegaan dan de fysieke seksualiteit. Twee elementen die hierbij van belang zijn in het narratief van Spielrein, zijn poetry en Siegfried. Een lezing van de dagboekfragmenten waarin Spielrein vermelding maakt van poetry of Siegfried nodigt uit tot een seksuele interpretatie, waarbij poetry alludeert op de seksuele act en Siegfried het kind is dat Spielrein van Jung verlangt. Doch kunnen we ons de vraag stellen of Spielrein dit niet eerder symbolisch bedoelde. Immers, als ze spreekt over de poëzie die ze samen met Jung gemaakt heeft, kunnen we redelijkerwijs veronderstellen dat ze hiermee doelt op hetgeen ze samen gecreëerd hebben, een proces dat hun beider subjectiviteit impliceerde en hen beiden veranderd heeft. Siegfried moeten we dan ook niet zozeer zien als een kind van vlees en bloed, maar ook als het symbolisch resultaat van wat er tussen hen ontstaan is. Op dit punt gekomen was Jung zijn subjectiviteit echter te zeer geïmpliceerd en nog steeds onder invloed van Freuds seksualiteitstheorie werd de angst zich volledig te verliezen te groot en heeft hij getracht zich te distantiëren van Spielrein. Zijn subjectieve implicatie was destructief geworden voor hem, maar de afwikkeling van dit zogenaamd schandaal was eveneens destructief. Dit alles heeft voor Spielrein geresulteerd in haar artikel Die Destruktion. In die zin kunnen we alsnog een seksuele interpretatie geven aan de verhouding tussen Spielrein en Jung. Spielrein zag in seksualiteit immers zowel een aspect van destructie alsook creatie en beide elementen zijn meer dan duidelijk aanwezig in de overdrachtsverhouding die hen getekend en gevormd heeft.

Daar we vertrokken zijn vanuit het idee van de film, hebben we in een laatste onderdeel ook de beweging terug gemaakt en zijn we al het voorgaande naast het filmmateriaal gaan leggen. De door ons geconsulteerde bronnen hebben we dan ook getrianguleerd met A Dangerous Method en hebben we deze op zijn historische accuraatheid beschouwd, maar ook op de mogelijke impact die de film heeft op de beeldvorming met betrekking tot de drie pioniers van de Psychoanalyse. Met betrekking tot de symptomatologie van Spielrein kunnen we besluiten dat de film een vrij accuraat beeld weet te schetsen van de problematiek waarmee Spielrein te kampen had. Zowel de meer uiterlijke symptomen, met name de tics, alsook symptomen die niet openlijk in beeld gebracht werden, zoals de hallucinaties en seksuele compulsies, die Keira Knightly etaleert hebben een historische grond in de literatuur. Gezien het medium van de film zijn enkele keuzes gemaakt om het narratief aan het medium aan te passen. Hierdoor zijn de therapeutische sessies sterk ingekort en legt Spielrein in de eerste sessie meteen alles op tafel. Dit gebeurt echter niet zonder de nodige weerstand te vertonen door middel van grimassen en een gestokt spreken.

73 Zoals de literatuur suggereert, zien we in de film Jung ook gebruik maken van de Freudiaanse methode, alsook de associatie-experimenten waarbij Spielrein assisteert. Naast de symptomatologie zien we aldus eveneens een vrij getrouwe representatie van Spielreins opname in het Burghölzli. Wat de overdracht betreft, kunnen we echter stellen dat A Dangerous Method de complexe verhouding tussen Jung en Sabina Spielrein verengt tot een louter seksuele interpretatie, waarbij Spielrein in de rol van de verleidster geduwd wordt. De figuur van Jung wordt, onzes inziens, grotendeels ontschuldigd, daar de toenadering van Spielrein alsook de overtuigingskracht van Otto Gross van essentieel belang zijn in het ontstaan van de affaire. Dat dit alles zijn grond kent in een overdracht en fantasmas, wordt buiten beschouwing gelaten, evenals de diepere betekenis van de verhouding tussen deze twee figuren.

Met deze scriptie hebben we getracht een coherent beeld te vormen van de figuur van Sabina Spielrein en een antwoord te vinden op de vraag naar de positie die zij inneemt in de Psychoanalytische beweging. Daarnaast hebben we een antwoord trachten te formuleren omtrent haar positie die ze heeft ingenomen naast Carl Jung, met wie ze een turbulente verhouding had tijdens en na haar opname. Elke studie heeft echter zijn beperkingen en ook deze studie is daar geen uitzondering op. Gezien de vragen die we hebben trachten te beantwoorden, was de hoeveelheid literatuur die voorhanden was buiten proportie voor hetgeen mogelijk was binnen het bestek van deze scriptie. Een exhaustief overzicht van de literatuur met betrekking tot Spielrein en de overdracht was dan ook niet mogelijk. Daarnaast nodigt dit eveneens uit tot verdere studie, daar we enkele verdere onderzoekspistes louter hebben aangeraakt zonder er dieper op in te gaan. Zo hebben we ons vragen gesteld bij de bijdrage van Otto Gross aan dit narratief, doch zou het ons te ver geleid hebben om ook die piste verder te onderzoeken. De literatuur geeft eveneens aan dat Spielrein op een keerpunt is komen te staan in de relatie tussen Jung en Freud, iets wat we in de film eveneens hebben kunnen observeren doch niet verder hebben kunnen onderzoeken.

Met de film A Dangerous Method (2011) heeft Cronenberg het verhaal van Carl Jung, Sigmund Freud en daartussen Sabina Spielrein naar het witte doek vertaald. Hiermee heeft hij ruchtbaarheid gegeven heeft aan het verhaal van Sabina Spielrein, wiens persoon het daglicht weer zag met de ontdekking van haar dagboeken in de jaren ’80. In zijn film legt Cronenberg voornamelijk het accent op de verhouding tussen Spielrein en Jung en geeft deze verhouding een seksuele lezing. Als we ons de vraag hebben gesteld wat maakt dat deze film, naast anderhalf uur ontspanning, vandaag nog kan bijdragen, dan situeert die bijdrage zich wel op dit vlak. Immers, in onze huidige tijdsgeest, waarin men in de hulpverlening gebrand is om het seksuele te weren, zelfs uit het discours, lijkt het ons niet slecht om de geesten van onze voorvaderen nogmaals te laten spreken en het debat voor ons open te trekken. Het seksuele speelt hoe dan ook, en verdringen, zij het in het Reële dan wel in het discours is niet de oplossing, getuige Sabina Spielrein en Carl Jung.

74 Referenties

Adams, L. S. (1994). Art and Psychoanalysis. Colorado: Westview Press.

Ainsworth, M. D., & Bell, S. M. (1970). Attachment, Exploration, and Separation: Illustrated by the Behavior of One-Year Olds in a Strange Situation. Child Development, 41(1), 49-67. DOI: 10.2307/1127388.

Allen, N. (2011, December 16). A Dangerous Method. Opgeroepen op Mei 16, 2013, van The Scorecard Review: http://thescorecardreview.com/review/film-reviews/2011/12/16/a- dangerous-method/26571

Arlow, J. A. (2002). Transference as Defense. Journal of the American Psychoanalytic Association, 50(4), 1139-1150. DOI: 10.1177/00030651020500040101.

Armstrong, M. (Regisseur). (1984). Freud [Film].

Balint, M. (1968). The Basic Fault. London: Tavistock.

Barfield, O. (1988). Saving the Appearances. A Study in Idolatry (2nd ed.). Middletown: Wesleyan University Press.

Belgische Vereniging voor Psychoanalyse. (sd). De settings. Opgehaald van Belgische Vereniging voor Psychoanalyse: http://psychoanalyse.be/Public/Menu.php?ID=3337&language=dut

Blum, H. P. (1973). The concept of erotized transference. Journal of the American Psychoanalytic Association, 21(1), 61-76. DOI: 10.1177/000306517302100104.

Bornstein, M. (2005). What Freud Did Not Write About Dora. Psychoanalytic Inquire: A Topical Journal for Mental Health Professionals, 25(1), 54-70. DOI: 10.1080/07351692509349118.

Breuer, J., & Freud, S. (1982). Studies on Hysteria. New York: Basic Books.

Brooks, X. (2011, September 2). A Dangerous Method - review. Opgehaald van The Guardian: http://www.guardian.co.uk/film/2011/sep/02/a-dangerous-method-david-cronenberg- review

Carotenuto, A. (1982). A Secret Symmetry. Sabina Spielrein Between Jung and Freud. (A. Pomerans, J. Shepley, & K. Winston, Vert.) New York: Pantheon Books. (Original Work Published 1980).

Celenza, A., & Gabbard, G. (2003). Analysts who commit sexual boundary violations: A lost cause? Journal of the American Psychoanalytic Association, 51(2), 617-636. DOI: 10.1177/00030651030510020201.

Chused, J. F. (1996). The Therapeutic Action of Psychoanalysis: Abstinence and Informative Experiences. Journal of the Americal Psychoanalytic Association, 44(4), 1047-1071. DOI: 10.1177/000306519604400404.

75 Cifali, M. (1988). Une femme dans la psychanalyse, Sabina Spielrein: un autre portrait. Le Bloc- Notes de la Psychanalyse, 9, 253-265. http://www.mireillecifali.ch/articles_(1976_1996)_files/spielreinautreportrait.pdf.

Covington, C. (2001). Comments on the Burghölsli hospital records of Sabina Spielrein. Journal of Analytical Psychology, 46(1), 105-116. DOI: 10.1111/1465-5922.00217.

Covington, C., & Wharton, B. (Red.). (2003). Sabina Spielrein: Forgotten Pioneer of Psychoanalysis. New York: Routledge.

Cronenberg, D. P. (Regisseur). (2011). A Dangerous Method [Film].

Crowell, J. A., Treboux, D., & Waters, E. (1999). The adult attachment interview and the relationship questionnaire: Relations to reports of mothers and partners. Personal Relationships, 6(1), 1-18. DOI: 10.1111/j.1475-6811.1999.tb00208.

De Masi, F. (2012). Erotic transference: dream or delusion? Journal of the American Psychoanalytic Association, 60(6), 1199-1220. DOI: 10.1177/0003065112464394. de Purucker, G. (2011). Occulte woordentolk. Een handboek van oosterse en theosofische termen. Den Haag: Theosophical University Press Agency.

Douglas, E. (2011, November 18). Exclusive Interview: David Cronenberg Practices A Dangerous Method. Opgeroepen op Februari 7, 2013, van comingsoon.net: http://www.comingsoon.net/news/movienews.php?id=84097

Edelstein, L. (1943). The Hippocratic Oath: Text, Translation, and Interpretation. Baltimore: Johns Hopkins Press.

Eickhoff, F.-W. (1987). A short annotation to Sigmund Freud's "Observations on transference of love". International Review of Psycho-Analysis, 14(1), 103-109. http://www.pep- web.org/document.php.id=irp.014.0103a.

Eickhoff, F.-W. (2013). A Rereading of Freud's "Observations of Transference-Love". In E. Spector-Person, A. Hagelin, & P. Fonagy (Red.), On Freud's "Observations on Transference-Love" (pp. 33-57). London: Karnac Books Ltd.

Ellman, S. J. (2007). Analytic Trust and Transference: Love, Healing Ruptures and Facilitating Repairs. Psychoanalytic Inquiry, 27(3), 246-263. DOI: 10.1080/07351690701389445.

Encyclopaedia Britannica, Inc. (2013). Cassandra. Opgehaald van Encyclopaedia Britannica: http://www.brittanica.com/EBcecked/topic/98088/Cassandra

Faenza, R. (Regisseur). (2002). The Soul Keeper [Film].

Ferrell, D. R. (2012). A Dangerous Method, A Film Directed by David Cronenberg: An Extended Review. Journal of Religion and Health, 51, 682-700. DOI: 10.1007/s10943-012-96283.

Freud, S. (1919). Das Unheimliche. Imago. Zeitschrift für Anwendung der Psychoanalyse auf die Geisteswissenschaften(5/6), 297-324. http://www.gutenberg.org/files/34222/34222- h/34222-h.htm.

76 Freud, S. (1921). Jenseits des Lustprinzips. Wenen: Internationaler Psychoanalytischer Verslag, G.M.B.H.

Freud, S. (1958). Observations on Transference-Love. In J. Strachey (Red.), The Standard Edition of the Complete Psychological Works of Sigmund Freud (Vol. 12, pp. 159-173). London: Hogarth Press.

Freud, S. (1958). The dynamics of transference. In J. Strachey (Red.), The standard edition of the complete psychological works of Sigmund Freud (Vol. 12, pp. 97-108). London: Hogart Press and the Institute of Psychoanalysis. (Original Work Published 1912).

Freud, S. (2009). Fragment van de analyse van een geval van hysterie. In W. Oranje (Red.), Ziektegeschiedenissen (pp. 17-139. (Original Work Published 1905)). Amsterdam: Boom.

Fuller, P. (1981). Art and Psychoanalysis. London: Writers and Readers.

Gabbard, G. O. (2001a). A contemporary psychoanalytic model of countertransference. Journal of Clinical Psychology, 57(8), 983-992. DOI: 10.1002/jclp.1065.

Gabbard, G. O. (Red.). (2001b). Psychoanalysis & Film. London: Karnac Books.

Gabbard, G. O., & Gabbard, K. (1999). Psychiatry and the Cinema (2nd ed.). Washington: American Psychiatric Press. (Original Work Published 1987).

Gabbard, G. O., & Westen, D. (2003). Rethinking therapeutic action. The International Journal of Psychoanalysis, 84(4), 823-841. DOI: 10.1516/N4T0-4D5G-NNPL-H7NL.

Gay, P. (1988). Freud: A Life of Our Time. New York: Doubleday.

Gelso, C. J., & Bhatia, A. (2012). Crossing Theoretical Lines: The Role and Effect of Transference in Nonanalytic . Psychotherapy, 49(3), 384-390. DOI: 10.1037/a0028802.

Gelso, C. J., Pérez Rojas, A. E., & Marmarosh, C. (2014). Love and Sexuality in the Therapeutic Relationship. Journal of Clinical Psychology, 70(2), 123-134. DOI: 10.1002/jclp.22064.

Graf-Nold, A. (2001). The Zürich School of Psychiatry in theory and practice. Sabina Spielrein's treatment at the Burghölzli Clinic in Zürich. Journal of Analytical Psychology, 46, 73-104. DOI: 10.1111/1465-5922.00216.

Grohol, J. M. (2011, 12² 18). Review of Jung vs. Freud in A Dangerous Method. Opgehaald van PsychCentral: http://psychcentral.com/blog/archives/2011/12/18/review-of-jung-vs-freud- in-a-dangerous-method/

Hampton, C. (2002). The Talking Cure. Opgeroepen op Februari 7, 2013, van TheaterPro: http://www.theaterpro.com/pl_hampton.html

Hayman, R. (2002). A Life of Jung. Londen: Bloomsbury Publishing.

Heimann, P. (1950). On Counter-Transference. International Journal of Psychoanalysis, 31, 81-85. http://www.scribid.com/doc/60719701/On-counter-transference-HEIMANN-Paula.

Heuer, G. (2001). Jung's twin brother. Otto Gross and Carl Gustav Jung. Journal of Analytical Psychology, 46(4), 655-688. DOI: 10.1111/1465-5922.00272.

77 Hoffer, A. (1985). Toward a Definition of Psychoanalytic Neutrality. Journal of the American Psychoanalytic Association, 33(4), 771-795. DOI: 10.1177/000306518503300402.

Hoffer, A. (2001). Jung's analysis of Sabina Spielrein and his use of Freud's free association method. Journal of Analytical Psychology, 46, 117-128. DOI: 10.1111/1465-5922.00218.

IMDb.com, Inc. (2013). Carl Jung (Character). Opgeroepen op Februari 7, 2013, van IMDb: http://www.imbd.com/character/ch0069417/

IMDb.com, Inc. (2013). Sabina Spielrein (Character). Opgeroepen op Februari 7, 2013, van IMDb: http://www.imdb.com/character/ch0185745/

IMDb.com, Inc. (2013). Sigmund Freud (Character). Opgeroepen op Februari 7, 2013, van IMDb: http://www.imdb.com/character/ch0027184/

Johnston, D. (2010). Transference, Counter-Transference and Jungian Depth Therapy. Opgehaald van Jungian Depth Psychology and Counselling: http://www.davidbear.ca/system/files/articles/TRANSFERENCE_COUNTER_TRANSF.p df

Jones, E. (1974). The life and work of Sigmund Freud. (L. Trilling, & S. Marcus, Red.) Harmondsworth: Penguin books.

Jung, C. G. (1911). Wandungen und Symbole der Libido. Beiträge zur Entwicklungsgeschichte des Denkens. Erster Teil. In E. Bleuler, & S. Freud, Jahrbuch für Psychopathologische und Psychoanalytische Forschungen (Vol. III, pp. 120-227). Leitz und Wien: Franz Deuticke.

Jung, C. G. (1967). Memories, Dreams, Reflections. London: Fontana.

Jung, C. G. (1970). The Dual Mother. In R. F. Hull (Vert.), The Collected Works of C.G. Jung: Vol. 5. Symbols of Transformation (2nd ed., pp. 306-393). London: Routledge & Kegan Paul. (Original work published 1952).

Kerr, J. (1993). A most dangerous method: The story of Jung, Freud, and Sabina Spielrein. New York: Alfred A. Knopf.

Kiesler, D. J. (2001). Therapist Countertransference: In Search of Common Themes and Empirical Referents. Journal of Clinical Psychology, 57(8), 1053-1063. DOI: 10.1002/jclp.1073.

Klein, M. (1952). The Origins of Transference. International Journal of Psycho-Analysis, 33, 433- 438. http://nonoedipal.files.wordpress.com/2009/11/pep-web_the-origins-of- transference.pdf.

Koshes, R. J., & Sari, C. E. (1991). Transference Love and Countertransference Love in Clinical Technique. Jefferson Journal of Pschiatry, 9(1), 40-48. http://jdc.jefferson.edu/jeffj.psychiatry/vol9/iss1/7/.

Krauss Whitbourne, S. (2012, Mei 15). Freud's Not Dead; He's Just Really Hard To Find. Opgeroepen op Februari 6, 2013, van Psychology Today: http://www.psychologytoday.com/blog/fulfillment-any-age/201205/freud-s-not-dead-he-s- just-really-hard-to-find

78 Lacan, J. (2003). Le Séminaire live X: L'angoisse. (J.-A. Miller, Red.) Paris: Seuil.

Launer, J. (2011). Sex versus survival: The story of Sabina Spielrein, her Life, her Ideas, her Genius. www.lulu.com.

Levenson, E. A. (1984). . The Web and the Spider. Contemporary Psychoanalysis, 20(2), 174-189. DOI: 10.1080/00107530.1984.10745726.

Levine, H. B. (2010). Sexual Boundary Violations: A Psychoanalytic Perspective. Britisch Journal of Psychotherapy, 26(1), 50-63. DOI: 10.1111/j.1752-0118.2009.01155.x.

Levy, K. N. (2009). Psychodynamics and psychoanalytic psychotherapies. In D. Richard, & S. Huprich (Red.), Clinical psychology assessment, treatment and research (pp. 181-214). Burlington, MA: Elsevier Academic Press.

Levy, K. N., & Scala, J. W. (2012). Transference, Transference Interpretations, and Transference- Focused Psychotherapies. Psychotherapy, 49(3), 391-403. DOI: 10.1037/a0029371.

Ligiéro, D. P., & Gelso, C. J. (2002). Countertransference, attachment, and the working alliance: the therapist's contributions. Pyshotherapy: Theory/Research/Practice/Training, 39(1), 3- 11. DOI: 10.1037//0033-3204.39.1.3.

Lothane, H. Z. (2012, Mei 17). Psychotherapy and Psychoanalysis: The Real Spielrein Between Jung and Freud. Opgehaald van Psychiatric Times: http://www.psychiatrictimes.com/display/article/10168/2073319

Lothane, H. Z. (sd). The real story of Sabina Spielrein: or fantasies vs. facts of life. Opgehaald van International Psychoanalysis: http://internationalpsychoanalysis.net/2013/01/20/two- papers-about-sabina-spielrein-by-henry-zvi-lothane/

Lotterman, J. H. (2014). Erotic Fellings Toward the Therapist: A Relational Perspective. Journal of Clinical Psychology, 70(2), 135-146. DOI: 10.1002/jclp.22065.

Luborsky, L., Mellon, J., van Ravenswaay, P., Childress, A. R., Cohen, K. D., Hole, A. V., . . . Alexander, K. (1985). A Verification of Freud's Grandest CLinical Hypothesis: The Transference. Clinical Psychology Review, 5(3), 231-246. DOI: 10.1016/0272- 7358(85)90046-7.

Main, M. B. (2002, December 8). Adult Attachment Interview Protocol. Opgehaald van Psychology Department Stonybrook University: http://www.psychology.sunysb.edu/attachment/measures/contect/aai_interview.pdf

Marcus, S. (2009). The other Victorians: a study of sexuality and pornography in the mid- nineteenth-century England. New Jersey: Transaction Publishers.

Marmarosh, C. L., Markin, R. D., Gelso, C. J., Majors, R., Mallery, C., & Choi, J. (2009). The Real Relationship in Psychotherapy: Relationships to Adult Attachment, Working Alliance, Transference, and Therapy Outcome. Journal of Counseling Psychology, 56(3), 337-350. DOI: 10.1037/a0015169.

Márton, E. (Regisseur). (2002). Ich hiess Sabina Spielrein [Film].

79 May, R. (1969). Love and will. Oxford: Norton & Co.

McGuire, W. (Red.). (1974). The Freud/Jung Letters: Correspondence between Sigmund Freud and C.G. Jung. Princeton: Princeton University Press.

McNeely, J. D. (1998, April 14). The Burghölzli Clinic. Cradle of Modern Western Psychiatry. Opgehaald van The Innominate Society of Louisville: http://innominatesociety.com/Articles/The%20Burgholzli%20Clinic.htm

Miles, S. H. (2003). The Hippocratic Oath and the Ethics of Medicine. Oxford: Oxford University Press.

Minder, B. (2001a). A Document. Jung to Freud 1905: a report on Sabina Spielrein. Journal of Analytical Psychology, 46, 67-72. DOI: 10.1111/1465-5922.00214.

Minder, B. (2001b). Sabina Spielrein. Jung's patient at the Burghölzli. Journal of Analytical Psychology, 46, 43-66. DOI: 10.1111/1465-5922.00215.

Moncur, M. (1994). The Quotations Page. Opgeroepen op Februari 6, 2013, van The Quotations Page: http://www.quotationspage.com/quote/3027.html

Ovcharenko, V. (1999). Love, psychoanalysis and destruction. Journal of Analytical Psychology, 44, 355-373. DOI: 10.1111/1465-5922.00103.

Owens, G., Crowell, J. A., Pan, H., Treboux, H., O'Connor, E., & Waters, E. (1995). The Prototype Hypothesis and the origins of attachment working models: Adult relationships with parents and romantic partners. Monograph of the Society for Research in Child Development, 60(2- 3), 216-233. DOI: 10.1111/j.1540-5834.1995.tb00213.x.

Perlman, S. D. (2009). Falling into Sexuality: Sexual Boundary Violoations in Psychotherapy. Psychoanalytic Review, 96(6), 917-941. DOI: 10.1521/prev.2009.96.6.917.

Roisman, G. I., Collins, W. A., Sroufe, L. A., & Egeland, B. (2005). Predictors of youn adults' representations of and behavior in their current relationship: Prospective tests of the prototype hypothesis. Attachment and Human Development, 7, 105-121. DOI: 10.1080/14616730500134928.

Roudinesco, É. (1998). Les premières femmes psychoanalystes. Mil neuf cent, 16, 27-41. DOI: 10.3406/mcm.1998.1182.

Rubenfeld, J. (2006). The Interpretation Of Murder. New York: Henry Holt and Company.

Shorter, E. (1998). A History of Psychiatry. From the Era of the Asylum to the Age of Prozac. New York: John Wiley & Sons, Inc.

Skea, B. R. (2006). Sabina Spielrein: out from the shadows of Jung and Freud. Journal of Analytical Psychology, 51, 527-552. DOI: 10.1111/j.1468-5922.2006.00496.x.

Sklarew, B. (1999). Freud and Film: Encounters in the Weltgeist. Journal of the American Psychoanalytic Association, 47(4), 1239-1248. DOI: 10.1177/000306519904700412.

Smith, H. F. (2003). Analysis of transference: A North American perspective. International Journal of Psychoanalysis, 84(4), 1017-1041. DOI: 10.1516/UUFR-XUXD-N7KQ-W9EB.

80 Spector-Person, E. (2013). Introduction. In E. Spector-Person, A. Hagelin, & P. Fonagy (Red.), On Freud's Observations on Transference-Love (pp. 1-14). London: Karnac Books Ltd.

Spielrein, S. (1911). Über den psychologischen Inhalt eines Falles von Schizophrenie (Dementia praecox). In E. Bleuler, S. Freud, & C. G. Jung (Red.), Jahrbuch für Psychoanalytische und Psychopatholohische Forschungen (Vol. III, pp. 329-400). Wenen: Deuticke.

Spielrein, S. (1912). Die Destruktion als Ursache des Werdens. In E. Bleuler, S. Freud, & C. G. Jung (Red.), Jahrbuch für Psychoanalytische und Psychopathologische Forschungen (Vol. IV, pp. 465-503). Leipzig und Wien: Franz Deuticke.

Spielrein, S. (1994). Destruction as the cause of the coming into being. Journal of Analytical Psychology, 39, 155-186. DOI: 10.1111/j.1465-5922.1994.00155.x.

Spielrein, S. (2001). Unedited extracs from a diary (1906/1907?). Journal of Analytical Psychology, 46(1), 155-171. DOI: 10.1111/1465-5922.00221.

Steinberg, W. (1988). The Evolution of Jung's Ideas on the Transference. Journal of Analytical Psychology, 33(1), 21-37. DOI: 10.1111/j.1465-5922.1988.00021.x.

Stolorow, R., & Atwood, G. (1992). Context of being: The intersubjective foundations of psychological life. Hillsdale, N.J.: Analytic Press.

Storr, A. (1982, Mei 16). A Second Opnion. New York Times.

Thompson, R. A., Easterbrooks, M. A., & Padilla-Walker, L. M. (2003). Social and Emotional Development in Infancy. In G. Stricker, T. A. Widiger, & I. B. Weiner (Red.), Handbook of Psychology (pp. 91-112). New Jersey: John Wiley & Sons.

University of California. Santa Cruz. (sd). Write a Literature Review. Opgehaald van University Library: http://guides.library.ucsc.edu/write-a-literature-review

Vaughan, S. C., & Roose, S. P. (1995). The analytic process: Clinical and research definitions. The International Journal of Psychoanalysis, 76(2), 343-356. http://serials.unibo.it/cgi- ser/start/en/spogli/df-s.tcl?prog_art=2640527&language=english&view=articoli.

Verhaeghe, P. (2008). Tussen hysterie en vrouw. Van Freud tot Lacan: een weg door honderd jaar psychoanalyse. Leuven: Acco.

Verhaeghe, P. (2009). Over normaliteit en andere afwijkingen. Handboek klinische psychodiagnostiek. Leuven: Acco.

Vermeiren, J. (2010). Integriteit van de psycholoog. Opgehaald van De Psycholoog: http://www.depsycholoog.be/artikels/deontologische-code-psychologen- integriteit.php?PHPSESSID=029b8aed1b50dcaae9eb99af3f1905f5

Walters, J. (2002, Maart). Pioneers. Opgehaald van Earlycinema.com: http://www.earlycinema.com/pioneers/lumiere_bio.html

Weinreich, R. (2011, November 22). A Dangerous Method: Interview With Director David Cronenberg. Opgeroepen op Februari 7, 2013, van Huffington Post:

81 http://www.huffingtonpost.com/regina-weinreich/david-cronenberg-dangerous- method_b_1108068.html

Westen, D., & Gabbard, G. O. (2002). Developments in Cognitive Neuroscience: II. Implications for Theories of Transference. Journal of the American Psychoanalytic Association, 50, 99- 134. DOI: 10.1177/0030651020500011601.

Whitehead, A. N. (1977). In T. Kuhn, The structure of scientific revolution (p. 138). Chicago, IL: University of Chicago Press. (Original Work Published 1962).

Winnicott, D. W. (1949). Hate in the countertransference. International Journal of Psychoanalysis, 3(4), 69-75. http://psychoanalyse- muenchen.de/images/pdf/Veranstaltungen/winnicott_hate_in_the_countertransference.pdf.

Woodcock, J. C. (sd). Making of Soul: Sabina Spielrein and C. G. Jung. Opgehaald van Lighthouse Down Under: http://lighthousedownunder.com/spielrein.pdf

Zepf, S. (2010). The Psychoanalytic Process and Freud's concepts of transference and transference neurosis. Psychoanalytic Psychology, 27(1), 55-73. DOI: 10.1037/a0018640.

Zepf, S., & Hartmann, S. (2008). Some Thoughts on Empathy and Countertransference. Journal of the Americal Psychoanalytic Association, 56(3), 741-768. DOI: 10.1177/0003065108322460.

82