Vervolging, Vernietiging, Literatuur
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Vervolging, vernietiging, literatuur S. Dresden bron S. Dresden, Vervolging, vernietiging, literatuur. Meulenhoff, Amsterdam 1991 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/dres001verv01_01/colofon.htm © 2008 dbnl / erven S. Dresden 7 Inleiding Velen zal de titel die deze bladzijden wil kenmerken als een onbeschaamde vloek in de oren klinken. Zij zullen er ernstige en misschien zelfs onoverkomelijke bezwaren tegen hebben dat de ellende van oorlogen waarmee vervolging en vernietiging vrijwel altijd gepaard gaan in één adem genoemd wordt met de schone letteren. Voor hen is het weinig minder dan een schandaal dat menselijk leed en nauwelijks te aanvaarden gewelddadigheid bestreken worden met een vernis van schone schijn dat literatuur te bieden heeft. Alleen stilte en zwijgen zouden passen bij een al te rauwe en onverteerbare werkelijkheid. Desnoods kunnen documenten in ongepolijste en ongekunstelde vorm dienst doen voor een nadere en zuivere kennis van zaken, en juist daarom zullen roman noch poëzie noch welk ander literair genre ook erin slagen de kracht der werkelijkheid te doen gevoelen of de verschrikkingen uit te beelden. Wanneer men dergelijke opvattingen met volle overtuiging zou aannemen, zal het noodzakelijk zijn zich rekenschap te geven van een onverwacht feit. De geschiedenis der letterkunde is namelijk van begin af aan vol van oorlogsgeweld en deerniswekkende gebeurtenissen. Zo vol dat een simpele lijst van namen al bladzijden en bladzijden in beslag zou nemen. Ik herinner dus alleen maar aan Homerus' Ilias, aan middeleeuwse heldendichten, aan de koningsdrama's van Shakespeare, en laat het des te gemakkelijker daarbij omdat zich onmiddellijk een tegenwerping zal opdringen. In deze en in soortgelijke werken hebben oorlog en alles wat daarmee samengaat immers een geheel andere betekenis dan tegenwoordig het geval is en functioneren zij dus op andere wijze. Zij dienen er voornamelijk toe het heldhaftige streven van bepaalde figuren te doen uitkomen, zij laten zelfs dikwijls zien hoe een hoogste vervulling van echte mannelijke hoedanigheden in krijgsge- S. Dresden, Vervolging, vernietiging, literatuur 8 weld tot werkelijkheid zal worden. De held acht zich tot het uiterste en in alle opzichten op de proef gesteld en in veel gevallen doorstaat hij met glans en roem deze beproeving. Uiteraard is het dan mogelijk oorlog en literatuur met elkaar in verband te brengen. Aangezien echter aan dit soort oorlogsliteratuur tegenwoordig minder waarde wordt gehecht en deze vormen van heroïsme voor velen hebben afgedaan, blijft de algemene vraag naar het verband tussen oorlog en literatuur bestaan. Overgaand van historische verschijnselen naar recenter voorbeelden zal het iedereen mogelijk zijn vast te stellen dat het heldendom waartoe oorlogen mogelijkheden bieden weliswaar nog steeds te vinden is, maar tegelijkertijd veranderingen ondergaat. Nadat Stendhal in zijn beschrijving van de slag bij Waterloo al de bravourerol van een jeugdige anti-held had verbeeld, is Tolstojs Oorlog en vrede het voorbeeld bij uitstek van een glorieus heroïsme én van rampzalig oorlogsleed. Bij beiden hebben de ordening en beheerste besturing waarmee tevoren veldslagen in de literatuur werden weergegeven plaats gemaakt voor gruwelijke chaos waarin de held zich geen weg weet te banen. Sïndsdien is de literatuur daarin steeds verder gegaan, zij wenst geenszins schone schijn te voorschijn te toveren, zij houdt zich zo dicht als mogelijk is bij de werkelijkheid die beschreven moet worden. Of men zich nu wendt tot L'Espoir van Malraux, tot Erich Maria Remarque, tot Roger Martin du Gard, Babel, Hemingway, Mailer of Claude Simon, overal zijn nog wel helden te vinden maar nergens wordt oorlog verheerlijkt. Blijkbaar is het dan toch mogelijk oorlog tot literair thema te maken en een verband aan te brengen waaraan in eerste instantie werd getwijfeld. Over de noodzaak daarvan zal verschil van mening wel altijd blijven bestaan. De hier vermelde namen zijn slechts enkele temidden van talloze, de schrijvers verschillen onderling bovendien zozeer, dat het onbegonnen werk zou zijn naar aanleiding van deze velen uit vroeger tijden en van de moderne literatuur een onderzoek uit te voeren dat een zekere helderheid zou kunnen brengen ten aanzien van oorlog, vervolging, vernietiging en literatuur. Beperking is dus geboden en een gerechtvaardigde eis. Maar wanneer ik nu zeg dat het uitsluitend om de Tweede Wereldoorlog zal gaan, dreig ik mij belachelijk te maken. Ieder S. Dresden, Vervolging, vernietiging, literatuur 9 die ook maar in geringe mate op de hoogte is kan niet onkundig blijven van de immense hoeveelheid studies die over dit onderwerp verschijnen, van de onoverzienbare reeks geschriften die aan dit onderwerp is gewijd, van de gedichten en literatuur in het algemeen die erop betrekking hebben. Wat is eraan te doen? Zou ik Homerus of de chansons de geste gekozen hebben, dan doet zich hetzelfde voor. Men zal moeten erkennen dat er slechts van een (zeer klein!) gedeelte der bestaande werken kennis kan worden genomen, en inzien dat ook de strengste beperkingen geen overzichtelijk geheel opleveren. Nog schrijnender en pijnlijker blijkt dat wanneer ik verscheidene thema's buiten beschouwing laat en een bijna ondoordringbare omheining optrek rondom één enkel. Ik zal mij bepalen tot oorlogsgeschriften die betrekking hebben op de joodse vervolging en vernietiging. Dat levert inderdaad enkele voordelen op, maar daartegenover staat dat talrijke nadelen op een of andere wijze het hoofd zal moeten worden geboden. Zelfs de voordelen zijn van twijfelachtige betekenis: men zal onvermijdelijk te maken krijgen met extreme situaties, grenssituaties zo men wil, die alleen voor die tijd en voor die omstandigheden kunnen gelden maar geen algemene waarde behoeven te bezitten. Hoe dit ook moge zijn, een feit is dat zij ook toestaan de problemen scherp te stellen. En dat is nog altijd een rechtmatige eis voor elk onderzoek. Maar scherpte van problemen en uiterste situatie zullen niet kunnen verhinderen dat via getuigenissen, dagboeken, (historische) romans of geschriften van andere aard een overdonderende hoeveelheid afschuwelijke gebeurtenissen ter sprake zal komen, terwijl bovendien velerlei vragen ondanks grote vakwetenschappelijke bemoeienis nog steeds niet definitief beantwoord, maar hier desondanks niet te vermijden zijn. Aard en opzet van de intense terreur die gewoed heeft, de vernietiging waarvan men zich nauwelijks een voorstelling kan maken maar die zich in bijna onbeperkte vorm heeft voorgedaan, behoren met vele andere aspecten tot de vrijwel onoplosbare vraagstukken. Zo ook het optreden van joodse raden tijdens de bezettingstijd, joodse identiteit als probleem met steeds weer wijkende horizon, antisemitisme in zijn verschillende verschijningsvormen, assimilatie of de vraag naar ‘goede’ en ‘foute’ literatuur die binnen het grote geheel wat onschuldiger S. Dresden, Vervolging, vernietiging, literatuur 10 aandoet. Wat deze schijnbaar nuttige en noodzakelijke beperking te zien geeft, is kortom de gehele complexiteit van joodse problematiek zoals die zich sinds eeuwen voordoet en gedurende een klein aantal jaren een uiterste virulentie heeft verkregen. Met deze onbeheersbare werkelijkheid krijgt een onderzoek naar joodse oorlogsliteratuur, naar geschriften over vervolging en vernietigingskampen, onherroepelijk te maken. Eigenlijk is dit alles op deze plaats nog niet veel meer dan een betrekkelijk abstracte algemeenheid. In getuigenissen en in verreweg de meeste andere geschriften ruikt men daarentegen bijna lichamelijk de geur der concrete precisie, dat wil in dit geval zeggen de stank van rottende lijken of brandend mensenvlees. Men hoort de schreeuw van dodelijke angst bij vervolgden, men ziet volgevreten ratten door de kampen lopen, en tot vandaag de dag (zo is mij verteld) kan men kijken naar de kerving die vertwijfelde en wanhopige mensen met hun nagels in het cementen plafond van de gaskamer hebben aangebracht. Het is indertijd of naderhand beschreven en gefilmd, het kan in alle rust gelezen en bekeken worden. Rustig bekijken? in een luie stoel ontspannen lezen met koffie bij de hand? Het is alleen maar totaal ongepast te noemen en zeker niet in overeenstemming met wat deze literatuur van ons eist. Toch is dat het onderwerp waarvoor ik mij wil inzetten. Laat ik dan zo beheerst en theoretisch als maar mogelijk is proberen vast te stellen hoe men dergelijke beschrijvingen althans enigermate recht kan doen. In feite gaat het om een overbekend probleem, dat in geschiedschrijving en literatuurbeschouwing meermalen behandeld is. Het betreft de wijze waarop en de kracht waarmee een schrijver betrokken is bij het onderwerp dat hij behandelt en tegelijkertijd de vorm van aandacht die de lezer dient te bezitten. Naar een gevestigde terminologie het wil kan gedacht worden aan subjectiviteit dan wel objectiviteit van de auteur, aan wenselijke distantie van schrijver en lezer, aan emotie en heersende rede bij beiden. Met deze gangbare termen is tevens een andere traditionele tegenstelling gegeven die zo vaststaat dat voor twijfel nauwelijks ruimte is. Emotie hoort bij subjectiviteit zoals distantie bij objectiviteit. Bovendien lijdt het geen twijfel of wetenschappelijk onderzoek laat zich alleen verbinden met het laatste koppel, terwijl literatuur aan het eerste gebonden is. Ten slotte S. Dresden, Vervolging, vernietiging, literatuur 11 is ook algemeen aanvaard dat emoties of gevoelens altijd onsamenhangend zijn, geen goed zicht op de werkelijkheid bieden, bestaan (zoals wel