Het Musicerende Lichaam Vanuit Compositorisch Perspectief
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
het musicerende lichaam vanuit compositorisch perspectief PAUL CRAENEN Gecomponeerde Uitvoerders het musicerende lichaam vanuit compositorisch perspectief PROEFSCHRIFT ter verkrijging van de graad van Doctor aan de Universiteit Leiden, op gezag van Rector Magnificus prof.Mr. P.F. van der Heijden, volgens besluit van het College voor Promoties te verdedigen op dinsdag 29 maart 2011 klokke 16.15 uur door Paul Craenen geboren te Leuven, België in 1972 Promotiecommissie Promotor: Prof. F.C. de Ruiter co-promotor : Drs. M. Van Imschoot Overige leden: Prof.dr. E.J. van Alphen Dr. M.A. Cobussen Prof.dr. T. van Haaften Prof.dr. S.A.F. van Maas Prof.dr. W.A. Wagenaar Dit proefschrift is geschreven als een gedeeltelijke vervulling van de vereisten voor het doctoraatsprogramma docARTES. De overblijvende vereiste bestaat uit een demonstratie van de onderzoeksresultaten in de vorm van een muzikale presentatie. Het docARTES programma is georganiseerd door het Orpheus Instituut te Gent. In samenwerking met Universiteit Leiden, Koninklijk Conservatorium Den Haag, Het Conservatorium van Amsterdam, KULeuven en het Lemmensinstituut. Inhoudsopgave Samenvatting 4 Orthografie 5 Vooraf 6 INLEIDING Motivering 8 Afbakening van het onderzoek 10 Overzicht 11 HOOFDSTUK I : muziek van hier en daar 1.1 Metamorfose van de klinkende ruimte 14 1.2 Muziek in de wereld 19 rondom de muziek 19 voor de muziek 20 van de muziek 21 1.3 Muziek van hier en daar 25 oog en oor 25 muziek van ergens 27 punten, lijnen, bollen 29 resonantie 30 disciplinering 30 weerstand 31 onderbreking 32 concrete muziek, bewegende klank 33 muziek van daar 34 muziek van hier 37 onderweg tussen daar, hier en ergens 40 HOOFDSTUK II : het lichaam weerklinkt 2.1 Het stille lichaam 43 collectieve spanning 45 ruimtelijke frustratie 46 2.2 Het klinkende lichaam 50 instrumentaal theater 51 contacmicrofoons en EEG's 54 tussen abstractie en concreetheid 58 de blootgelegde stem 59 2.3 Een concrete omslag 67 ideologie, herontdekking, experiment 67 hoorbare processen 71 1 geluidskunst 72 musique concrète 74 musique concrète instrumentale 78 ambivalenties 87 HOOFDSTUK III : gecomponeerde instrumenten 3.1 Een gemedieerde relatie 90 ecologie van het horen 92 dynamiek van de klinkende aanwezigheid 94 3.2 De instrumentale vergroting 99 een onzichtbaar instrument 101 inspirerende inspanning 110 3.3 Speeltechniek en muzikaliteit 113 het virtuoze lichaam 116 3.4 Instrumentaal denken 124 3.5 Musiceren als performance 130 instrumentale intensies 133 instrumentale verbeelding 135 3.6 Instrumentale identiteit 139 van de slag en de streek 140 strijken 143 slaan 147 zien, horen, voelen 149 de spiegel in de slag, 150 de stem in het instrument enactie en subvocalisatie 152 multimodale gestiek 156 plukken 159 3.7 Van het punt en de lijn 162 3.8 Sequenza V 171 “why?” 173 trombone als percussie 174 percussieve stilte 177 Sequenza V, B-deel 180 3.9 Gecomponeerde instrumenten 184 HOOFDSTUK IV : het gecomponeerde lichaam 4.1 Het compositorische perspectief 192 een onmogelijk object 193 toegang tot het lichaam 195 2 4.2 Strategieën 198 onthullen 198 o obstructie 198 o stimulatie 202 o uitputting 203 vergroten 204 synchroniseren 207 demonstreren 209 conceptualiseren 211 projecteren 213 infecteren 216 interactiveren 220 4.3 Lineariteit versus non-lineariteit 222 patchworks 223 van compositie tot design 227 4.4 Het componerende lichaam 231 het schrijvende lichaam 233 signatuur van het componerende lichaam 238 het tastende lichaam 245 het timbrale ‘nu’ 247 4.5 Het lichaam als strategisch nulpunt 251 – voorbij het lichaam het lichaam als filter 251 het lichaam als geheugen 254 kinesthetische exploraties 255 voorbij het lichaam 259 Abstract 262 Bibliografie 263 Curriculum Vitae 270 3 Samenvatting Het muziek uitvoerende lichaam vormt een essentiële schakel in de creatie van nieuwe in- strumentale composities. Toch vormt zijn aanwezigheid meestal niet het onderwerp van de compositorische aandacht. Compositorische vernieuwingen richten zich doorgaans op de muzikale organisatieprincipes of op de ontginning van nieuwe instrumentale sonoriteiten. Het muziek uitvoerende lichaam behoudt in het muzikale experiment meestal zijn status als transparant medium voor muzikale ideeën, maar ook als begrenzer van het uitvoeringspo- tentieel. Twintigste-eeuwse uitzonderingen hierop vinden we in het instrumentale theater van Mauricio Kagel of Dieter Schnebel, of in de door John Cage geïnspireerde Fluxusperfor- mances -en happenings die begin jaren ‘60 de muzikale uitvoering onthulden als een sce- nisch en theatraal gegeven. Een decennium later werd in de ‘musique concrète instrumenta- le’ van Helmut Lachenmann of in de hypervirtuoze muziek van Bryan Ferneyhough het uit- voerende lichaam impliciet hoorbaar en zichtbaar gemaakt via een thematisering van de instrumentale handeling. Ook bij tal van andere componisten was er eind jaren ‘60 sprake van een perspectiefverandering waarbij het concreet klinkende of de lichamelijke aanwezig- heid in de klinkende ruimte in de belangstelling kwamen te staan. De implicaties van deze concrete wending voor de status van het muziek uitvoerende lichaam bleven echter dubbel- zinnig. Vanuit historisch perspectief was er slechts zelden sprake van een succesvolle of duurzame integratie van het musicerende lichaam als een compositorisch materiaal. Recente artistieke en theoretische ontwikkelingen bieden aanleiding tot een herdenken van het compositorische potentieel van het muziek uitvoerende lichaam. De aandacht voor de lichamelijkheid van de muziekbeleving is in afgelopen decennia sterk toegenomen. In de muziekwetenschap is er sprake van een lichaamsparadigma dat ook hoorbaar en zichtbaar wordt in de compositorische concepten van een generatie jonge componisten. De micro- temporaliteit van de lichamelijke gestiek en het instrumentale timbre vormen weerkerende thema’s. In het microtemporele tijdsvenster kan lichamelijke aanwezigheid zich op een heel direct niveau manifesteren als een muzikaal interactievermogen van de uitvoerder of de improvisator, maar ook als een ‘lichamelijk denken’ van het componerende lichaam. Uit- gaande van recente wetenschappelijke inzichten en van zowel historische als recente mu- ziekvoorbeelden, wordt in het proefschrift een concept van ‘interlichamelijkheid’ uitgewerkt dat een nieuw licht werpt op de relatie tussen het muziek uitvoerende, het componerende en het muziek beluisterende lichaam. In het bijzonder wordt het belang benadrukt van een conceptualiserend vermogen dat berust op een afwisselend lineaire en non-lineaire verhou- ding van het componerende lichaam tot de muzikale tijd. 4 ORTHOGRAFIE . De tekst van de auteur volgt de officiële spelregels van de Nederlandse Taalunie, 2005. Citaten worden in hun originele spelling weergegeven. Citaten uit digitale bronnen krijgen een hyperlink in de voetnoten. Het uitgespelde web- adres is te vinden in de bibliografie achter de naam van de auteur en de titel van de web- pagina. Alleen letterlijk geciteerde auteurs worden met voornaam en achternaam vermeld. Online bronnen krijgen in de bibliografie de vermelding ‘online artikel’ indien ze geen andere publicatievorm kennen. ‘Beschikbaar op: (websiteadres)’ wordt vermeld indien meerdere publicatiekanalen voor het desbetreffende document bestaan. Titels van composities worden cursief gedrukt zoals: Sonant . Onderdelen van composities worden cursief met aanhalingstekens gedrukt zoals: ‘piece touchée, piece jouée’ . Geciteerde tekstfragmenten uit geraadpleegde partituren worden aangegeven met het navoegsel ‘part.’ . Als vertellerperspectief wordt de eerste persoon meervoud gehanteerd. Uitzonderlijk wordt de eerste persoon enkelvoud gebruikt waar het persoonlijke getuigenissen van de auteur betreft. De dramatis personae in deze verhandeling zijn onpersoonlijke ‘lichamen’: het uitvoeren- de lichaam, het luisterende of componerende lichaam. Indien de context vraagt om een verpersoonlijking wordt ofwel gekozen voor een onbepaald geslacht (de percussionist(e)), ofwel wordt per geval en willekeurig gekozen voor een vrouwelijk dan wel mannelijk ge- slacht (de pianiste, de componist). 5 VOORAF Het voorliggende proefschrift is de vrucht van tien jaar muzikaal experiment, studie, les geven en schrijven. Het Orpheus Instituut te Gent bood me de kansen en de omgeving om parallel met mijn artistieke exploraties een theoretisch kader te ontwikkelen, aanvankelijk binnen de Laureaatsoplei- ding, enkele jaren later binnen het doctoraatsprogramma docARTES (Orpheus Instituut Gent, Con- servatorium van Amsterdam, Koninklijk Conservatorium Den Haag, Universiteit Leiden, Katholieke Universiteit Leuven en Lemmensinstituut Leuven). Het is onmogelijk om alle luisterende oren, musi- cerende lijven, enthousiasmerende en kritische stemmen te vernoemen die me in dat lange traject op één of andere manier geholpen hebben. Ik beperk me noodgedwongen tot het opsommen van enkele mensen die, wellicht soms zonder dat ze het zelf beseften, een richtinggevende invloed heb- ben gehad in de uitvoering van mijn onderzoek. Enkele muzikanten dragen dankzij hun aansporingen van het eerste uur en hun bereidheid om zeer ver te gaan, onrechtstreekse verantwoordelijkheid voor mijn volharding in het muzikale experiment. Dat zijn in het bijzonder gitarist Tom Pauwels en pianist Frederik Croene, maar ook klarinettist Ben- jamin Dieltjens, geluidsingenieur Yannick Willox en blokfluitiste Tomma Wessel. Een artistiek project met conceptueel kunstenaar David Helbich en architect