1948 Maandblad Jaargang 35
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Archief Philip Staal AMSTELODAMUM MAANDBLAD VOOR DE KENNIS VAN AMSTERDAM ORGAAN ‘VAN HET GENOOT- SCHAP AMSTELODAMUM REDACTEUR D. KOUWENAAR VIJF EN DERTIGSTE JAARGANG 1948 N. V. DRUKKERIJ EN UITGEVERIJ J. H. DE BUSSY ROKIN 60-82, AMSTERDAM . AMS.J-ELODAMUM MAANDBLAD VOOR DE KENNIS VAN AMSTERDAM ORGAAN VAN HET GENOOTSCHAP AMSTELODAMUM 35ste JAARGANG 1948 EEN LOTERIJ TEN BATE VAN HET BURGERWEESHUIS IN 1660. Het in 1523 gestichte Amsterdamse weeshuis was reeds in 1560 te klein voor het sterk toegenomen aantal wezen, dat in dat jaar 216 bedroeg. De regenten hadden met het oog op uitbreiding grond gekocht, maar het optrekken van een nieuw gebouw eiste te veel van hun financiën, zodat zij be- sloten bij de landsheer octrooi aan te vragen voor een loterij ten bate van dit liefdadig doel. Op 29 Maart 1569 gaf Koning Philips een goedgunstige beschikking op hun request. De regenten mochten een loterij houden ,,met alsulcke prysen, juweelen ofte sommen van penningen als zy by rade bevinden sullen nuts ende arboirlixst te zyne”; de afkondiging van deze loterij mocht echter alleen te Amsterdam geschieden. Mede dank zij deze beperking kon dit geen heel grote loterij worden. Er wordt slechts van drie prijzen melding gemaakt: ,,Uuyt een als ick meen, in drien, heeft& al1 zyn volkomen leven, dus gae ick zien wat myn van drien, die wezen sullen geven” rijmde Margriet Jansdr. int Vliegende Verken. Naar ,,het grote lott”, de hoofdprijs, bestaande uit een geldsom, gingen veler wensen uit. Enkele bescheidener deelnemers zagen zich in gedachten eigenaar van een zilveren kop of lepel: ,,ist nyet lastich ende swaer verdriet, dat ghy al1 tyt roept nyet, wildy nyet roepen ‘t grote lott, zoe roept liever een silveren cop” dichtte Im Pietersdr. op de hoek van de Molsteeg achter de Nieuwe Kerk. ,;Brecht Glferts dochter int Verwer steechgen geseten, Heeft lang gewacht om uuyt die zilver leepel te eeten”. Deze rijmpjes ontlenen wij aan het loterijboek, dat bewaard is ,in het archief van het Burger- ’ weeshuis: Met het kopen van één of meer loten was men namelijk nog niet klaar l)., Loterij- briefjes aan toonder waren destijds nog niet bekend. De deelnemers schreven hun naam in een register onder bijvoeging van een meestal berijmde spreuk, die meest prose, maar in Amsterdam advies genoemd werd: ,,Evert Hendrickz int blaeuwe soltvat die seyt, dat daer zyn moeye advyzen ingeleyt, noch zou hy ‘t hoochste lott daer voor pryzen. In Sint Jansstraat”. De haringkoper Claes Boelez Jan Martz op de Ossenmarkt, die enige jaren later om het geloof uitweek, liet zijn advies door zijn zoon schrijven: ,,Die na hoecheyt staen hier in dit leven, wat troost kant haer int sterven geven”. Het bewaarde register is geheel met één hand geschreven; waarschijnlijk is het dus, dat in- schrijvingen van overal hier verzameld zijn en het register op volledigheid aanspraak mag maken. Slechts een heel enkel inschrijver wist aan het advies te ontkomen. Van andere Amsterdamse loterijen zijn dergelijke registers niet bewaard. Hier en daar is een los advies tot ons gekomen. I Zo hebben zich de zangers van de S. Jacobs en S. Olofskapel bij de latere geschiedschrijvers der stad hun reputatie Jan drinkebroers gevestigd door hun advies bij de loterij ten bate van de Oude Kerks toren: ,,De sanghers van Sint-Jacob ende Olofs Capel, die moegen haer natgen ende droochtgen wel”. Pas langzamerhand raakte het geven van adviezen in onbruik. In de boeken van de enorme loterij, gehouden ten bate van de Waalse refugiés op het eind van de zeventiende eeuw, komen “) Vergelijk Mr.-G. A. Fokker: Geschiedenis der loterijen in de Nederlanden. Amsterdam. 1802. AMSTELODAMUM . nog slechts sporadisch dergelijke rijmpjes voor; men werkte hier met nummers. Plaatselijke lote- rijen zullen de adviezen echter langer gehandhaafd hebben. Een enigszins gewaagd boekje uit het begin der achttiende eeuw l) geeft veel zogenaamde loterijstukjes, nette en minder nette, voornamelijk echter van het laatste soort. Bij het trekken of uitroepen, dat een openbare ver- makelijkheid was en soms verschillende dagen duurde, werden alle adviezen luid opgelezen, waarna telkens een corresponderend tweede nummer met prijs of niet werd getrokken. De neiging tot het maken van niet altijd even gepaste grappen was groot. In 1606 meende het Hof van Holland te moeten optreden tegen de ,,injurieuse quakken en andere propoosten”, die de trekkers bij een Haagse loterij dagelijks uitsloegen. Er was dan ook ongetwijfeld een drang gewaagde adviezen te produceren. Bij de Weeshuisloterij hebben de Amsterdammers zich hier echter vrij wel niet aan bezondigd. Aan Jacob Willemz van Delft op de hoek van de Vismarkt werd op 22 Augustus 1560 het eerste lot verkocht : ,,Nyet beters en heb ick gelezen dan wel1 te doen en vrolick te wezen”. In 1560 werden nog enkele loten aan de man gebrachr, maar de grote slag werd in 1561 geslagen. Een lot kostte per stuk 9 stuivers, maar bij elk zevental loten, dat men kocht, werd reductie gegeven. Vandaar dat de meeste deelnemers bij zeventallen of meervouden daarvan inschreven. De adviezen, typische uitingen van de volksgeest en merkwaardig uit taalkundig oogpunt, zijn gedeeltelijk zeer kenmerkend voor de tijd, waarin geloofsquesties voor alles de gemoederen bezielden. Daar waren ten eerste de goede Katholieken . ,,Om geen verlies mer om winst ist gedaen, het staet wel1 dat die crucen in de processie voergaen, per Egbert Jansz in de Doorne Croen in de Calverstraet”. Twee geestelijken klaagden hun leed: ,,Die huyden daechs haer leven met ketterien bevleckcn ende predicanten die ze niet en ontdecken, wat zynt anders dan een stip vol1 gecken, per Mr. Jacob Claesz in Sinte Lucienconvent” en ,,is het nyet een wonderlick werck dat haer die menschen dus zeer steecken tegens die heylige Roemze Kerck, per Heer Jan Franse in Sinte Claren convent”, die 126 loten nam. De nieuwe richt,ing liet zich echter evenmin onbetuigd: Daar leest men als advies van Cornelis Hooft, schipper van beroep en oudoom van de dichter, bij zijn 56 loten: ,,Mach men een hemel1 om gelt kopen, wat behoef men dan te kercken te lopen”. Pieter Dirrickz in de Witte Kater roerde een gelijksoortig thema aan: ,,Wat zullen alle goede wercken baten sonder die wercken der caritaten”. Jan Cornelisz in het Vliegende Verken schaarde zich’ aan hun zijde met zijn ,,Lezerken wat hebben sy te seggen sonder sneven, die ‘t hemellryck niet en hebben, nochtans willen geven”. Hendrick Gozenz in de Bouwen knoopte aan zijn ééne lot het volgende advies vast: ,,Wat sullen .ze hebben hoort myn useren, diet woort des Heeren weten ende anders leeren”. Het allerbontst maakte het echter Gierte Pieters Jan Prollen meyt, die opgaf: ,,Oflaet ende loterye is meest al1 boeverye”. Of zij zelf tot inkeer is gekomen of dat zij hiertoe is gedwongen, weten wij niet, maar in ieder geval is haar advies veranderd in het tamme: ,,Wilt Gierte Pieters ‘t grote lot verlenen, zy salt Marry Cornelis mede delen”. Van de bijbelvastheid van de toenmalige bevolking getuigen vele adviezen: ,,Omdat die kinderen van Israell an Bel1 nyet en wouden geloven, daerom worden ze geworpen in de gloeyende ove, per Elbrich Jacob Robbendr. op die Nuywe Zysburchwall”. Dirrick Willemz in het Wilde Wout aan de Nieuwe Zijde dichtte: ,,Sy zeyden deze vrouw is in overspel1 bevonden, Christus sprack wie van u is sonder sonden”. Jan Jansz in de Doelenstraat gaf als advies: ,,Hoe wel1 Pharo met al1 zyn heer die kinderen van Israell ginck krencken, Hy vervolch deze tot dat rode meer, daer most hy drencken”. Zijn buurtgenote, Tryn Pieters, ook in de Doelenstraat, ontleende haar stof aan het Nieuwe Testament: ,,Paulus had enen wel1 behagen in Stevanus doot, daer na verhoordy die stem des heeren ende verloste zyn ziel1 uuyt der noot”. Daniël in de leeuwenkuil stond de mensen zeer na; twee adviezen waren aan hem ontleend. Nee1 Jans in de’ Roe Gans op de Kolk gaf op : ,,All was Daniell in de cuyll der leuwen geseten, hy was nochtans van Godt nyet vergeten” en Anna Fransdr met enkele andere uit het huis de Witte Voet: ,,Met asch heeft Dame11 die priesters van Bel1 belet, daerom is hy in den leuwencuyll geset”. David Gelisz in het Gravestraetgen onder die rot luyf beriep zich op zijn bijbelse naamgenoot: ,,David werd vervolcht van Saull craftig, Weest hem in de loterie gedachtich”. David Gelisz haalde er de bijbel bij ten zijnen eigen behoeve. Dit was een zeer veel voorkomend gebruik. Ontelbare adviezen beroepen zich op ,,Jezus’ Christus van Nazarehen”, die dan steeds verbonden wordt aan ,,‘t grote lott verlenen”. Iets origineler was de volgende omschrijving: 1) ,,Pans Fluytje, ofte Heydens Banket, blaazende loopjes met hoopjes, en stukjes op krukjes: Voor aapjes en knaapjes. t’Amsterdam, By Siwerd Vroegthuys, naast het Melk Meysje”. Geheel ‘aan loterijspreuken is gewijd : ,,Het vermaaklijk lottoneel van Holland”, gedrukt bij Hendrik van Damme te Leiden in 1705. +4MSTELODAMUM 3 ,,Die van Pilatus is verwezen ende van Herodes is bespot, die verleen myn Giertgen Stevens ‘t grote lott, tot die backers recht binnen die Haerlemerpoort” en ,,Die vader die zoon, die heylige geest, drie persoenen een waerachtich Godt, die verleen die weduwe van S. Jan Ernst ‘t grote lott”. Dit soort ‘adviezen was bizonder geliefd. Magdalena Jansdr.op de hoek van de Molensteeg in de Tinnen Kan kwam er echter op terug door het oorspronkelijk opgegeven woord lot in geloof te veranderen en toonde dus naar iets hogers dan alleen het aardse te streven: ,,Jezus Christus van Nazarenen, die wil1 ons een goet geloeff verlenen”. Men vond bij de adviezen vele dergelijk gestemde : ,,Christus is voer ons an den cruys verheven om dat hy ons alle gaer ‘t grote lott zal1 geven, per Cornelis Claesz in ‘t Gulden Scépell” , ,,Had ick dat grote lott, zoe waer ick wel1 gemoet, veel1 liever had ick dat ewige goet, per Willem Tysz in de drie heeckelen int Gravestraetgen”.