Politieke partijdigheid in tv-interviews

Bachelorscriptie Eva Geerts (s435272) Universiteit van Tilburg Faculteit Geesteswetenschappen Communicatie- en Informatiewetenschappen (Tekst en communicatie) Begeleiding: Dr. E. Huls Tilburg, 9 augustus 2011

Voorwoord

Deze thesis is het eindresultaat van mijn onderzoek voor de Bacheloropleiding Communicatie- en Informatiewetenschappen aan de Universiteit van Tilburg. Het project was erg tijdrovend, maar des te meer voldoening geeft het nu het af is. Dit resultaat had echter niet kunnen bestaan zonder bijdrage van mijn collega-studenten en mijn begeleidster. Deze mensen verdienen in het bijzonder een vermelding. Allereerst wil ik grote dank uitspreken naar mijn begeleidster dr. Erica Huls. Dankzij haar bleef het project vorderen en telkens bood zij nieuwe handvaten om mee verder te gaan. Tevens werd ik erg vrij gelaten, zodat er ook veel ruimte was voor eigen initiatief. Hierdoor was het een leerzame ervaring. Erica Huls is ook erg belangrijk geweest in de opstart van het onderzoek. Zij was onder andere verantwoordelijk voor de materiaalverzameling en heeft de opzet van het databestand ontworpen en gemaakt. Het onderzoek is een samenwerking tussen zeven studenten. Wij hebben allemaal een interview getranscribeerd en geanalyseerd. Tijdens gezamenlijke bijeenkomsten vond overleg plaats, waardoor oneffenheden zijn verwijderd en we elkaar hebben kunnen stimuleren tot nieuwe inzichten. Daarom wil ik ook mijn zes collega-studenten bedanken voor hun input en feedback. Ik hoop dat deze thesis van waarde is in de discussie over partijdigheid in de journalistiek. Voor mij persoonlijk was het onderzoeken van dit fenomeen en het schrijven van de thesis een erg interessante en leerzame ervaring.

Eva Geerts, Tilburg, augustus 2011

2 Inhoudsopgave

Samenvatting 5

1. Inleiding 7 1.1 Aanleiding 7 1.2 Achtergrond 8 1.2.1 Het politieke tv-interview 8 1.2.2 Neutraliteit in journalistiek 8 1.2.3 Het meten van neutraliteit 9 1.3 Doelstelling 13

2. Methode 14 2.1 Onderzoeksopzet 14 2.2 Materiaalverzameling 15 2.2.1 Inclusie van materiaal 15 2.2.2 Transcript 18 2.2.3 Segmentering 19 2.3 Materiaalanalyse 19 2.3.1 Onafhankelijke variabele 19 2.3.2 Afhankelijke variabelen 20 2.3.3 Contextfactoren 20 2.3.4 Codering en statistische analyse 23 2.3.5 Validiteit en betrouwbaarheid 24

3. Resultaten 25 3.1 Bias in aandacht 25 3.2 Bias in vraagontwerp 26 3.2.1 Initiatief 26 3.2.2 Directheid 26 3.2.3 Assertiviteit 27 3.2.4 Oppositie 28 3.2.5 Verantwoording 28 3.2.6 Persistentie 28 3.2.7 Algemeen beeld 29 3.3 Invloed van de contextvariabelen 30 3.3.1 Directheid 30 3.3.2 Assertiviteit: Suggestieve inleiding met een tegenwerkende voorkeur 32 3.3.3 Algemeen beeld 34

3 4. Relatie vraagontwerp en vraagontwijking 35 4.1 Inleiding 35 4.2 Methode 35 4.2.1 Onderzoeksopzet 35 4.2.2 Materiaalanalyse 36 4.2.3 Statistische analyse 43 4.3 Resultaten 43 4.3.1 Beantwoordingstrategie 43 4.3.2 Beleefdheidstrategie 44 4.3.3 Beurtwisseling 44 4.3.4 Gespreksrol 44 4.3.5 Algemeen beeld 45 4.3.6 Invloed van contextvariabelen 45

5. Discussie 47 5.1 Vergelijking onderzoek Varwijk, 2008 47 5.1.1 Conceptuele bijdrage meetinstrument: platformfactoren 47 5.2 Generaliseerbaarheid 47 5.3 Toekomstig onderzoek 48

6. Conclusie 49 6.1 Relatie politieke richting en vijandigheid 49 6.2 Relatie vraagontwerp en vraagontwijking 49

Literatuur 51

Appendix 54

4 Samenvatting

Neutraliteit en onpartijdigheid vormen de basisprincipes van het journalistieke vak. Toch worden de media in Nederland vaak bestempeld als partijdig en niet neutraal. Veel van deze kritiek komt van politici, die de mogelijkheid hebben zich te profileren in politieke tv- interviews. spreekt bijvoorbeeld vaak over de linkse media en Clairy Polak wordt bestempeld als een linkse journalist. Het doel van dit onderzoek is om een empirische bijdrage te leveren aan het maatschappelijke debat over de partijdigheid van de journalistiek. Door middel van een comparatieve analyse wordt onderzocht of tv-journalisten politici van de rechtervleugel anders benaderen dan politici van de linkervleugel. Dit wordt op twee manieren onderzocht: er wordt gekeken naar aanwezigheid van bias in aandacht en van bias in vraagontwerp. Bias in aandacht is onderzocht door te kijken naar de hoeveelheid gesprektijd die geïnterviewden krijgen in minuten en in het aantal spreekbeurten. Bias in vraagontwerp is onderzocht door te kijken naar vijandigheid in de vraagstellingen. Dit is gedaan aan de hand van het meetinstrument dat is ontwikkeld door Varwijk (2008). Dit meetinstrument is een uitbreiding van het Question Analysis System (QAS) dat recentelijk is ontwikkeld (Clayman, Heritage, Elliott, & McDonald, 2007). Er worden zes dimensies van vijandigheid onderscheiden: initiatief, directheid, assertiviteit, oppositie, verantwoording en persistentie. De zes dimensies zijn geoperationaliseerd in termen van verschillende eigenschappen van vraagontwerp. Deze dienen als indicatoren voor de dimensies. Het onderzoeksmateriaal bestaat uit zeven afleveringen van de Nederlandse late night talkshow Knevel & Van den Brink. Er worden linkse, centrum en rechtse politici geïnterviewd. De resultaten laten zien dat er in de interviews geen sprake was van bias in aandacht. Wel kwam naar voren dat de lijsttrekkers meer spreektijd kregen dan overige politici. Omdat deze lijsttrekkers in gelijke mate tot linkse en rechtse partijen behoren, is er geen sprake van politieke bias. Er is echter wel bewijs gevonden voor bias in vraagontwerp. Van de twaalf variabelen tonen er twee – directheid en suggestieve vraagstelling met een inleiding met een tegenwerkende voorkeur – significante verschillen tussen de twee politieke richtingen. De resultaten wezen erop dat de interviewers het meest vijandig waren tegenover linkse politici. Om alternatieve verklaringen voor het gevonden patroon zoveel mogelijk uit te sluiten, zijn ook contextfactoren meegenomen in de analyses. Met betrekking tot directheid blijk dat het gevonden patroon wordt beïnvloed door de politieke functie, de politieke positie van de geïnterviewde en de stand in de peilingen. Met betrekking tot suggestieve vraagstellingen met een inleiding met tegenwerkende voorkeur blijkt dat geen van de onderzochte contextvariabelen van invloed zijn op het gevonden patroon. Omdat het voor een journalist belangrijk is te weten op welke vragen vaak een antwoord volgt en welke vragen vaker ontweken worden, is tevens onderzocht wat de invloed is van de vorm van de vraagstelling op vraagontwijking is. Dit is onderzocht aan de hand van vier soorten vraagontwerp: open vragen, gesloten vragen, situatiecreërende vragen en de

5 overige vragen. Vraagontwijking is onderzocht in vier dimensies: door middel van een beantwoordingstrategie, door middel van een beleefdheidstrategie, door middel van het spelen met de gespreksrol en door het spelen met beurtwisselingsregels. Deze resultaten lieten zien dat op de dimensie vraagontwijking door middel van een beantwoordingstrategie een significant verschil is gevonden tussen de verschillende vormen van vraagontwerp. De politicus ontwijkt het antwoord dan door te weigeren een antwoord te geven op de vraag, of een niet-aansluitend antwoord geven (Huls, 2007). Dit deden zij door openlijk of verkapt de vraag te ontwijken. Overige vragen roepen het meeste vraagontwijking op, en situatiecreërende vragen werden het vaakst beantwoord (minste vraagontwijking). Om alternatieve verklaringen uit te sluiten, zijn ook hier zoveel mogelijk contextfactoren meegenomen in de analyses. Uit deze gegevens blijkt dat zowel de functie van de politicus als de specifieke interviewer die de vraag stelt invloed heeft op het gevonden patroon.

6 1. Inleiding

1.1 Aanleiding In 2010 reageerde politicus Geert Wilders via twitter op de undercoveractie van HP/De Tijd- verslaggeefster Karen Geurtsen: “HP/De Tijd heeft infiltranten op fractie gehad. Op valse voorwendselen bij ons binnengekomen dus. Nieuw dieptepunt voor linkse media. Smerig!" (Paternotte, 2010a, para. 1). Ook geeft hij aan dat zelfverklaarde rechtse media “wolven in schaapskleren” zijn, omdat deze media, zoals Elsevier, GeenStijl en de Telegraaf, stiekem ook links zijn (“’rechtse’ media blijken ook links”, 2010, para. 1). Wilders bestempelt het praatprogramma Pauw & Witteman als een“linksig en fout” programma en de gehele publieke omroep noemt hij een “links zootje” (“Geert Wilders wil nog steeds niet naar Pauw & Witteman”, 2009, para. 1; Benjamin, 2007, para. 11). In de verkiezingstijd zijn er verschillende manieren voor politici om hun ideeën en doelen naar het publiek duidelijk te maken. Vandaag de dag doen zij dat vaak in politieke tv- interviews. Politici hebben de journalistiek dus vaak nodig om hun wensen en ideeën naar buiten te brengen. Journalisten hebben politici echter ook nodig om een programma te kunnen maken (Clayman & Heritage, 2002). Er is dus sprake van een wisselwerking tussen de journalistiek en de politiek. We nemen politici waar zoals zij neer worden gezet in politieke tv-interviews (Harris, 1991). Het is de meest gangbare manier voor politici om te communiceren met het publiek. Politici krijgen via de journalistiek de kans om zich te profileren, maar krijgen zij wel een eerlijke kans? Deze discussie was bijvoorbeeld gaande toen de Publieke Omroep een nieuwe doelstelling kreeg. Hierna moest het programma Nieuwsuur onafhankelijk zijn en mocht het niet meer gekleurd zijn. In eerste instantie was er voor Clairy Polak (zij presenteerde eerder de voorganger van Nieuwsuur: NOVA) geen plaats in dit programma. De presentatrice zei hierover zelf: “Het idee heerst dat kritisch zijn hetzelfde is als links zijn. Ik weet wel dat ik een kritische journalist ben en dat wil ik ook zijn. Maar ik wil niet weggezet worden als een linkse journalist” (“Clairy Polak vertrekt bij Nieuwsuur”, 2010, para. 3). Critici bestempelen de Publieke Omroep al langer als een linkse omroep (Wind, 2007). In 2008 deed Varwijk onderzoek naar de gekleurdheid van Jeroen Pauw en Paul Witteman tijdens politieke interviews in het programma Pauw & Witteman. Uit dat onderzoek bleek dat er geen bewijs was voor de bias in aandacht (een verschil in aandacht in tijd en beurten tussen linkse politici en rechtse politici). Er is echter wel bewijs gevonden voor een bias in vraagontwerp. De resultaten wezen erop dat interviewers het meest vijandig waren tegenover rechtse politici en linkse politici het minst vijandig benaderden. De politieke voorkeur van het Nederlandse volk is echter sinds de verkiezingen van 2006 wel wat veranderd. Of het linkse imago van de media nog steeds klopt, is nog niet vastgesteld. Op basis van wat bekend is over het politieke tv-interview en het meten van de vijandigheid van vragen wordt in dit onderzoek een antwoord gezocht op de vraag: “ Zijn journalisten neutraal in hun benadering van politici van verschillende politieke richtingen?”

7 Om deze vraag te kunnen beantwoorden wordt in deze comparatieve analyse het meetinstrument gebruikt dat is ontwikkeld door Varwijk in 2008. Dit meetinstrument is een uitbreiding op het Question Analysis System (QAS) dat recentelijk is ontwikkeld (Clayman et al., 2007). Hiermee is de manier waarop politici van verschillende politieke richtingen worden benaderd te meten en te vergelijken.

1.2 Achtergrond 1.2.1 Het politieke tv-interview Wanneer we televisie kijken of naar de radio luisteren om op de hoogte te blijven van het nieuws, is de kans groot dat het nieuws wordt gebracht door middel van een interactieve ontmoeting tussen een journalist en één of meer publieke figuren (Clayman & Heritage, 2002). Het nieuwsinterview neemt tegenwoordig een prominente plaats in bij het verslaan van politieke communicatie. De interviewer is een professionele journalist en de geïnterviewden zijn personen die een rol spelen in het recente nieuws, zoals politici. Het publiek speelt geen rol in de conversatie (Clayman & Heritage, 2002). Voorbeelden van programma’s waarin nieuwsinterviews plaatsvinden zijn de talkshows Pauw & Witteman en de wereld draait door. Journalisten en politici hebben elkaar nodig; er vindt een wisselwerking plaats. Voor journalisten is dit werk, voor politici hun weg om mensen te bereiken (Huls & Varwijk, 2011).

1.2.1.1 De taak van de journalist Het doel van een nieuwsinterview is het uitlokken van informatieve uitingen (Clayman & Heritage, 2002). De uiteindelijke taak van de journalist bestaat dus uit het verkrijgen van de gewenste informatie. Het is belangrijk dat de interviewer de vragen dusdanig stelt dat er ook een gepast antwoord op de vraag komt. Vraagontwijking is in dit geval dus niet gewenst, omdat er zo geen of minder informatie wordt vrijgegeven. De juiste manier om vragen te stellen leren interviewers vaak al in hun opleiding tot journalist. Daar leren ze onder andere “goede vragen te stellen en voor het juiste onderwerp en journalistieke aanpak te kiezen” (“Journalistiek in Tilburg”, z.j., verhalen voor mensen). Op dit fenomeen wordt verder ingegaan in hoofdstuk 4.

1.2.2 Neutraliteit in journalistiek Interviewers moeten neutraal en objectief te werk gaan (Clayman & Heritage, 2002). Neutraliteit en onpartijdigheid worden benoemd als één van de basisprincipes van het journalistieke vak. De taak van de journalist is niet om zijn mening in de berichtgeving door te laten schemeren, maar om feiten aan te dragen die de lezer of luisteraar in staat stellen zelf een mening over het onderwerp te vormen. Wanneer zij neutraal zijn, vervullen zij op een juiste manier de journalistieke taken (Varwijk, 2008). In de gedragscode voor de journalistiek (“Ethiek: Code voor de journalistiek”, z.j.) zijn de geprefereerde gedragingen van journalisten vastgelegd. Wanneer een journalist bijvoorbeeld feiten verifieert en verschillende

8 uiteenlopende meningen verslaat, geeft dat het streven naar objectiviteit goed weer. Journalisten moeten tevens partijdige woorden proberen te ontwijken (Pelgrims, 2005). De indruk dat de journalist zelf zijn mening in het bericht tot uitdrukking brengt kan bijvoorbeeld ontstaan door gebruik van bijvoeglijke naamwoorden (‘de giftige uitspraken’) en werkwoorden (‘de man vernederde…’). Ook door middel van gevoelige woorden (‘terroristen’ of ‘vrijheidsstrijders’) kan een positieve of negatieve lading aan een bericht worden meegegeven (Pelgrims, 2005). Andries Knevel maakt via twitter in maart de volgende opmerking: “Martin Sommer bepleit in dat journalisten hun politieke voorkeur en stemgedrag bekend moeten maken. Ben ik geheel mee eens.”. Hieruit zou kunnen blijken dat Andries Knevel zich bewust niet neutraal opstelt tegenover zijn gasten. Neutraliteit is echter vaak een moeilijke en complexe taak, omdat van journalisten verwacht wordt dat zij tegelijkertijd ook kritisch zijn (Clayman & Heritage, 2002). Er is in de media al veel discussie geweest over de gekleurdheid in de journalistiek. Het beeld van een persoon dat door de media wordt gevormd en naar buiten wordt gebracht, heeft erg veel invloed op de manier waarop mensen over die persoon denken. Joris Luyendijk (2006) geeft in zijn boek aan dat nieuws vaak alleen datgene laat zien dat afwijkt van het alledaagse. Wanneer dat alledaagse niet bekend is, kan het beeld dat wij hebben van de werkelijkheid vertekend worden. Nieuwsmedia kunnen slechts een klein deel van de werkelijkheid weergeven, wat de beeldvorming beïnvloedt. Partijdigheid van televisiejournalisten kan de beeldvorming van de kijker ook een bepaalde kant op sturen.

1.2.3 Het meten van neutraliteit De vraag is of de interviewers politici van verschillende richtingen op een gelijkmatige manier benaderen. Door het vergelijken van deze benaderingen kunnen verschillen worden aangetoond, oftewel bias (Varwijk, 2008). Neutraliteit van tv-interviewers wordt gemeten via twee vormen van bias: bias in aandacht en bias in vraagontwerp.

1.2.3.1 Bias in aandacht Een ongelijke benadering van politici van verschillende richtingen kan zich manifesteren in de hoeveelheid aandacht die de geïnterviewden krijgen (Varwijk, 2008). Een interviewer zou deze bias in aandacht op twee manieren kunnen vertonen: door verschillen in de daadwerkelijke hoeveelheid gesprekstijd (in minuten) of het aantal spreekbeurten die verschillende geïnterviewden krijgen.

1.2.3.2 Bias in vraagontwerp Recentelijk is het Question Analysis System (QAS) ontwikkeld om de vijandigheid van vraagstellingen te kunnen analyseren en beoordelen (Clayman et al., 2007). Zij onderscheiden vijf dimensies van vijandigheid: initiatief, directheid, assertiviteit, oppositie en verantwoording. Varwijk (2008) voegde hier de zesde dimensie, persistentie, aan toe.

9 Initiatief Deze dimensie heeft betrekking op de mate waarin een vraagstelling ondernemend is. Een interviewer kan ervoor kiezen om zich passief op te stellen, zodat het antwoord meer vanuit de geïnterviewde komt. Hij kan echter ook de keuze maken om het onderwerp af te bakenen, zodat het antwoord wat meer gestuurd wordt (Clayman et al., 2007). Er is sprake van het tonen van initiatief wanneer de interviewer (I) de vraagstelling inleidt met uitspraken of (II) meerdere vragen binnen één beurt stelt. Wanneer een vraagstelling wordt ingeleid, zoals is weergegeven in fragment 1, schetst de interviewer een context en wordt er achtergrondinformatie gegeven.

(1) Inleiding vraagstelling (Knevel & Van den Brink, 28-05-2010, vraagstelling 35, IR = Knevel , GI = ) IR: U → AOW is in discussie. Er zijn twee partijen die willen de AOW niet veranderen, dat is de partij van Emile Roemer en de partij van Geert Wilders. Nu blijkt dezer dagen dat er waarschijnlijk een verbond komt tussen de werkgevers en de werknemers. De AOW gaat omhoog naar 66 en daarna wel naar 67. V → Voelt u zich door de vakbeweging in de kou gezet?

De tweede manier voor het stellen van een initiatiefrijke vraag is het stellen van meerdere vragen in één beurt. Deze soort vragen, zoals te zien is in fragment 2, eisen meer van de geïnterviewden dan enkelvoudige vragen (Clayman, 1993).

(2) Meervoudige vraagstelling (Knevel & Van den Brink, 27-05-2010, vraagstelling 45, IR = Van den Brink, GI = ) IR: V1 → Zou het, zou het goed zijn voor ons internationale imago als we wereldkampioen worden? V2 → Kan u dan beter terecht in het buitenland?

Directheid Directheid heeft betrekking op de mate waarin een vraagstelling ongenuanceerd of juist voorzichtig is (Clayman et al., 2007). Deze dimensie wordt gemeten aan de hand van indicatoren die wijzen op indirectheid. Deze uitingen verwijzen (I) naar de bereidheid of mogelijkheid van de geïnterviewde om de vraagstelling te beantwoorden of (II) naar de intentie of het verlangen van de interviewer om een vraag te stellen. Beide manieren verzachten de inbreuk van de vraag (Varwijk, 2008). Zinnen met ‘kunt u’ en ‘wilt u’ verwijzen naar de mogelijkheid van de interviewer om de vraag te beantwoorden, zoals te zien is in fragment 3.

(3) Inkleding referentie geïnterviewde (Knevel & Van den Brink, 19-05-2010, vraagstelling 46, IR = Van den Brink, GI = ) IR: V → Heel kort dan, als u wilt . GI: Nou heel kort.

10 Constructies met ‘ik vraag me af’, ‘ik wil graag vragen’ of ‘mag ik vragen’ duiden op de wil van de interviewer om de vraag te stellen, zoals te zien is in fragment 4 (Varwijk, 2008).

(4) Inkleding referentie interviewer (Knevel & Van den Brink, 20-05-2010, vraagstelling 45, IR = Van den Brink, GI = ) IR: V → Meneer Balkenende, wij vragen ons natuurlijk heel erg af wat u op die trouwerij heeft gedaan waar Judith Osbourne het over heeft.

Assertiviteit Assertiviteit heeft betrekking op de mate waarin vragen neutraal zijn of waarin de mening van de interviewer in de vraagstelling naar voren komt (Clayman et al., 2007). Vraagstellingen die een bepaald antwoord lijken te verwachten kunnen op twee manieren worden gevormd: (I) door middel van een suggestieve inleiding en/of (II) door middel van een suggestieve vraagstelling. Bij een vraagstelling met een suggestieve inleiding, zoals wordt weergegeven in fragment 5, spreekt de interviewer in de vraag een voorkeur uit naar een bepaald antwoord (Varwijk, 2008).

(5) Suggestieve inleiding (Knevel & Van den Brink, 27-05-2010, vraagstelling 38, IR = Van den Brink, GI = ) IR: U → U vond het onbelangrijk is eh het is natuurlijk een paar keer gebeurd ook van de week in debat weer dat hij die cijfers weer niet wist. V → U zegt, maakt niet zoveel uit?

Wanneer de gehele vraagstelling een voorkeur uitspreekt naar een bepaald antwoord, zoals te zien is in fragment 6, is er sprake van een suggestieve vraagstelling.

(6) Suggestieve vraagstelling (Knevel & Van den Brink, 28-05-2010, vraagstelling 38, IR = Knevel, GI = Emile Roemer) IR: V → Maar de bedoeling is natuurlijk dat die mensen 66 en 67 dan pas met pensioen gaan, toch?

Oppositie De vierde dimensie heeft betrekking op vragen waarin kritiek wordt geuit tegenover de geïnterviewde en zijn standpunten (Clayman et al., 2007). Opponerende uitingen kunnen door de interviewer geplaatst worden (I) in de inleiding alleen of (II) in de gehele vraagstelling. Wanneer alleen de inleiding opponerende uitspraken bevat, zoals te zien is in fragment 7, is er sprake van een opponerende inleiding (Varwijk, 2008).

11 (7) Opponerende inleiding (Knevel & Van den Brink, 20-05-2010, vraagstelling 81, IR= Van den Brink, GI = Jan Peter Balkenende) IR: U → Toch was ook André Rouvoet, de andere vice-premier, kritisch over u, in feite. Want deze week, die zei, hij is een man met een missie, maar wel met een eigen missie. En vaak kwam die toch weer bij het CDA-standpunt uit.

Wanneer de gehele vraagstelling, met of zonder inleiding, opponerende uitspraken bevat, spreekt Varwijk (2008) van algehele oppositie. Een voorbeeld daarvan is te zien in fragment 8.

(8) Algehele oppositie (Knevel & Van den Brink, 28-05-2010, vraagstelling 30, IR = Knevel, GI = Emile Roemer) IR: U U schrijft in het boekje uw gang de politiek in haast als een roeping. GI: Ja. IR: V → Waarom heeft u dat zware woord roeping daarvoor gebruikt in het boek.

Verantwoording Deze vijfde dimensie heeft betrekking op de mate waarin expliciet aan de geïnterviewde gevraagd wordt om zijn beleid en keuzes te verantwoorden (Clayman et al., 2007). Er kan dan een keuze gemaakt worden tussen (I) een neutrale verantwoordingsvraag, waarin de interviewer alleen vraagt waarom de geïnterviewde iets heeft gedaan en (II) een beschuldigende verantwoordingsvraag, waarin de interviewer de keuzes van de geïnterviewde als twijfelachtig of onverklaarbaar naar buiten brengt (Varwijk, 2008). De geïnterviewde moet zich verantwoorden voor daden of uitspraken. Voorbeelden hiervan zijn weergegeven in fragment 9 en 10.

(9) Neutrale verantwoordingsvraag (Knevel & Van den Brink, 04-06-2010, vraagstelling 38, IR: Van den Brink, GI: ) IR: U1 Even nog een ander punt. U2 We u heeft (wel), onlangs bent u geïnterviewd bij de KRO en toen werd u gevraagd naar uw visie en toen zei u, ik ben de eerste geweest die zag dat religie weer belangrijk werd. V → Waarom vindt u religie zo belangrijk?

(10) Beschuldigende verantwoordingsvraag (Knevel & Van den Brink, 04-06-2010, vraagstelling 19, IR: Van den Brink, GI: Job Cohen) IR: V → Maar waarom bent u dan naar links opgeschoven . IR: U → Dat had u dan misschien beter niet kunnen doen, want dan worden de afstanden groter.

Persistentie Varwijk (2008) voegde de dimensie persistentie toe aan het QAS. Persistentie heeft betrekking op de mate waarin de interviewer genoegen neemt met het antwoord. De

12 interviewer kan bijvoorbeeld dieper op een antwoord in gaan door middel van (I) het herhalen van de vraagstelling, (II) het aanspreken op vraagontwijking of (III) interruptie.

(11) Herhaling vraagstelling (Knevel & Van den Brink, 04-06-2010, vraagstelling 1 t/m 5, IR 1 = Van den Brink, IR 2 = Knevel, GI = Job Cohen) IR1: V1 → Heeft u er iets voor moeten doen, of is het allemaal nep? GI: Nee ik heb hier zeker iets voor moeten doen. IR1: V2 → Namelijk? GI: En mijn hoofd moest voortdurend in de goede richting staan. IR1: V3 → En dat was het enige? IR2: V4 → En bij dat voetbalfilmpje wat we gister zagen geloof ik ook? GI: Daar moest ik ook erg veel voor doen. IR2: V5 → Erg veel voor doen dus?

(12) Aanspreken op vraagontwijking (Knevel & Van den Brink, 27-05-2010, vraagstelling 15, IR = Knevel, GI = Maxime Verhagen, G = Ronald Plasterk) IR: V Meneer Verhagen ik haal nog even de vraag van Meneer Plasterk naar voren. Zou u onder voorwaarde bereid zijn met de PVV te regeren. CDA, VVD en steun, volwaardige of gedoogsteun van de PVV? GI: Nee maar kijk, om te beginnen nogmaals: er zijn verkiezingen 9 juni, dus wat wij willen doen is// G: Hij gaat het niet zeggen. IR: V Wat zei u? Hij gaat het niet zeggen? GI: Wat zegt u? G: Dat gaat hij niet zeggen. IR: V → Waarom zegt u het niet?

(13) Interruptie (Knevel & Van den Brink, 27-05-2010, vraagstelling 25, IR = Knevel, GI = Ronald Plasterk) GI: Gaat om een [goed voorstel IR: V → [Goed, want wij vroegen aan u beiden om iets mee te nemen, een beeld van de laatste campagne. We beginnen bij u. U nam iets mee waar we nu naar gaan kijken.

1.3 Doelstelling De doelstelling van het onderzoek is een wetenschappelijk onderbouwde bijdrage leveren aan de discussie over (on)partijdigheid in de media, specifiek in de journalistiek.

13 2. Methode Om te kunnen onderzoeken of er een verschil is in de benadering van politici van verschillende richtingen door interviewers zijn zeven politieke tv-interviews geanalyseerd. In paragraaf 2.1 wordt de onderzoeksopzet weergegeven. De verzameling van het materiaal wordt in paragraaf 2.2 beschreven en paragraaf 2.3 staat beschreven hoe de gegevens geanalyseerd en verwerkt zijn.

2.1 Onderzoeksopzet Voor het vinden van een antwoord op de onderzoeksvraag is een meervoudige gevalsstudie uitgevoerd. Bij een meervoudige gevalsstudie wordt binnen meerdere gevallen hetzelfde fenomeen onderzocht (van Wessum, 1997). In dit geval wordt in tv-interviews met politici van verschillende politieke richtingen het fenomeen vijandigheid onderzocht. Wanneer journalisten geïnterviewden vijandig benaderen, betekent het dat zij de politici kritisch benaderen om zo een evenwichtig beeld te kunnen geven (Varwijk, 2008). Er wordt gekeken of de politieke richting van de politici in de interviews een effect heeft op het gedrag van de interviewers. Wanneer er een relatie wordt gevonden tussen de politieke richting van de geïnterviewde en het gedrag van de interviewers, zou een oorzaak hiervoor ook kunnen liggen bij diverse contextfactoren. Deze verschillen in aandacht of vraagontwerp zouden bijvoorbeeld voort kunnen komen uit verschillen in eigenschappen tussen de geïnterviewden, zoals ervaring in de politiek of de stand in de peilingen. Een verschil in benadering door de interviewers kan ook een gevolg zijn van het gespreksinterne gedrag van de geïnterviewde, zoals de keuze van de beantwoordingstrategie en beleefdheidstrategie. Een andere mogelijkheid is dat verschillende keuzes van de interviewers het gevolg zijn van gespreksexterne contextfactoren die onder controle zijn van de interviewer. Daarnaast is het ook mogelijk dat platformfactoren van invloed zijn, zoals van reacties van gasten en publiek tijdens het gesprek. Om de invloed van deze variabelen te bepalen, zijn zoveel mogelijk van de contextfactoren meegenomen in de analyse. Hier wordt verder op ingegaan in paragraaf 2.3.3. Figuur 1 geeft de opzet van het onderzoek schematisch weer.

14 Figuur 1 Onderzoeksopzet in schema

2.2 Materiaalverzameling Voor deze meervoudige gevalsstudie zijn zeven interviews gekozen uit de Nederlandse talkshow Knevel & Van den Brink. Dit programma wordt tijdens de zomerstop van de Nederlandse late night talkshow Pauw & Witteman, live uitgezonden door de EO op Nederland 1. Er worden actuele nieuwsonderwerpen besproken met diverse gasten aan tafel, waaronder vaak een gast uit de politiek. Het programma wordt als volgt omschreven: “Scherpe interviews, pittige discussies en heftige gesprekken” (van der Neut, 2011, para. 1). De gesprekken zijn door middel van de Windows Media Recorder van de website www.uitzendinggemist.nl gehaald.

2.2.1 Inclusie van materiaal Het platform van Pauw & Witteman (gebruikt in het onderzoek van Varwijk in 2008) heeft in 2010 plaats gemaakt voor Knevel & Van den Brink. Dit komt doordat de verkiezingstijd in 2010 in de zomerstop van talkshow Pauw & Witteman plaatsvond. Er is gekozen voor dit platform om verschillende redenen. Eén van die redenen is dat het programma live wordt uitgezonden. Er wordt dus niet geknipt in hetgeen gezegd wordt en er worden geen fragmenten weggelaten. Dit maakt dat het gesprek natuurlijk en spontaan is. De manier waarop de interviewers de politicus benaderen is dus onbewerkt. Ondanks de scripts en voorbereidingen voor het programma, is het daadwerkelijke gesprek niet van tevoren bepaald. Eventuele inbreng van andere gasten of het publiek, wat bijvoorbeeld de vraagstelling zou

15 kunnen beïnvloeden, is niet gepland. Een tweede reden om voor dit platform te kiezen, is dat de zeven te analyseren interviews op deze manier in dezelfde context plaatsvinden. Het platform is telkens hetzelfde, alleen de gasten aan tafel verschillen. Het tijdsbestek is minder dan een maand. Alle interviews hebben plaatsgevonden in de weken voor de daadwerkelijke Tweede Kamerverkiezingen op 9 juni 2010. Hierdoor zijn de gesprekken goed te vergelijken. Bovendien waren er genoeg interviews beschikbaar waaruit gekozen kon worden. In de aanloop naar de verkiezingen zijn er verschillende politici te gast geweest in het programma Knevel & Van den Brink. In tabel 1 is een overzicht gegeven van de beschikbare tv-interviews.

Tabel 1 Overzicht van potentiële interviews Nr. Politicus Functie Partij Richting Vorm gesprek 17-05-2010 Lijsttrekker D66 Centrum, Interview progressief 18-05-2010 Lijsttrekker VVD Rechts Interview 19-05-2010 Hero Brinkman Kamerlid PVV Centrum, Interview conservatief 19-05-2010 Fractievoorzitter SGP Rechts Interview 20-05-2010 Jan Peter Lijsttrekker CDA Rechts Interview Balkenende 24-05-2010 Kamerlid SP Links Interview 25-05-2010 Tweede op de lijst PvdA Links Debat 25-05-2010 Tweede op de lijst PVV Centrum, Debat conservatief 25-05-2010 Tweede op de lijst CDA Rechts Debat 25-05-2010 Tweede op de lijst VVD Rechts Debat 27-05-2010 Ronald Plasterk Derde op de lijst PvdA Links Interview 27-05-2010 Maxime Verhagen Derde op de lijst CDA Rechts Interview 28-05-2010 Emile Roemer Lijsttrekker SP Links Interview 31-05-2010 Demissionair minister CDA Rechts Interview 31-05-2010 Lijsttrekker SGP Rechts Debat 01-06-2010 André Rouvoet Lijsttrekker CU Links Debat 01-06-2010 Lijsttrekker GroenLinks Links Debat 02-06-2010 Demissionair minister CDA Rechts Interview 04-06-2010 Job Cohen Lijsttrekker PvdA Links Interview 07-06-2010 Jan Peter Lijsttrekker CDA Rechts Interview Balkenende

Een aantal van deze gesprekken vonden plaats in de vorm van een debat. Omdat dit onderzoek zich richt op televisie-interviews, vormen deze gesprekken geen geschikt materiaal. Doordat alle vrouwelijke politici die te gast waren in de talkshow in een debat zaten, konden deze gesprekken niet geïncludeerd worden.

16 Politicoloog André Krouwel was in 2010 betrokken bij het ontwikkelen van het Kieskompas (“Kieskompas gelanceerd”, 2010). Aan de hand van analyses van de gebruikersdata en plaatsingen van politieke partijen ontwikkelde Krouwel een politiek landschap waar de politieke partijen mee akkoord zijn gegaan. Bij het plaatsen van de opties in dit overzicht (de interviews die zijn geanalyseerd zijn dikgedrukt), is te zien dat alle richtingen in de analyses zo goed mogelijk worden vertegenwoordigd.

Figuur 2 Politieke landschap in de aanloop naar de verkiezingen in 2010 op de dimensies ‘links-rechts’ en ‘progressief-conservatief’ (op basis van Kieskompas)

De interviews zijn geselecteerd op basis van beschikbaarheid en de politieke richting. Er zijn drie linkse politici, drie rechtse politici en er is één centrale politicus die plaats hebben in de geanalyseerde interviews. Naast de gesprekken in debatvorm zijn ook de gesprekken met Marijnissen, Van der Vlies, De Jager, Klink en een tweede gesprek met Balkenende afgevallen. Een andere optie is om het centrum buiten het onderzoek te houden, en alleen een onderscheid te maken tussen rechtse en linkse politici. Een nadeel van deze indeling is dat en Jan Marijnissen bij deze analyses zouden worden meegenomen. Zij waren allebei op dat moment niet beschikbaar voor de Tweede Kamer. Bovendien vond het interview met Henk Kamp na de verkiezingen plaats. Doordat alleen gesprekken in aanloop naar de verkiezingen op 9 juni geïncludeerd zijn, zijn de gesprekken goed te vergelijken. De uitslagen van de verkiezingen kan bijvoorbeeld ook invloed hebben op de mate van

17 vijandigheid die de interviewers hanteren. Op deze manier zouden de interviewposities niet goed te vergelijken zijn. Na een adequate selectie is besloten alleen de interviews zoals weergegeven in tabel 2 mee te nemen in de analyses. Een voordeel van deze materiaalverzameling is dat het centrum ook is vertegenwoordigd en dat iedere politicus actief in de verkiezingscampagne betrokken was. Door tijdgebrek is het interview met Alexander Pechtold helaas niet bestudeerd. Gegeven het doel en de praktische beperkingen de beste samenstelling zoals is weergegeven in onderstaande tabel.

Tabel 2 Overzicht bestudeerde interviews Nr. Datum Politicus Functie Partij Richting 01 28-05-2010 Emile Roemer Lijsttrekker SP Links 02 04-06-2010 Job Cohen Lijsttrekker PvdA Links 03 27-05-2010 Ronald Plasterk Derde op de PvdA Links lijst 04 19-05-2010 Hero Brinkman Kamerlid PVV Centrum, Conservatief 05 20-05-2010 Jan Peter Balkenende Lijsttrekker CDA Rechts 06 27-05-2010 Maxime Verhagen Derde op de CDA Rechts lijst 07 18-05-2010 Mark Rutte Lijsttrekker VVD Rechts

2.2.2 Transcript De interviews zijn voorafgaand aan de transcriptie omgezet in audio-only met behulp van het programma Audicity. Op deze manier is het gemakkelijker om geconcentreerd te zijn op conversationele kenmerken. Ook is gebruik gemaakt van de Soundscriber om de interviews af te spelen. Hierna zijn ook de beelden herhaaldelijk bekeken om ook non-verbale signalen mee te kunnen nemen in de analyse. Om een analyse te kunnen maken van de zeven tv-interviews, zijn de interviews getranscribeerd. De opnames zijn herhaaldelijk bekeken en zeer gedetailleerd uitgeschreven (Hutchby & Wooffitt, 1998). Op deze manier is het mogelijk om een grote hoeveelheid aan informatie op te slaan en te analyseren (Jefferson, 2004). Het gebruiken van een transcript bij het analyseren van gegevens heeft twee voordelen. Enerzijds is het een noodzakelijke stap in het analyseproces zoals het in de conversatieanalyse wordt vereist. Anderzijds is de ervaring van het maken van een transcript een typerend onderdeel van het analyseproces (Hutchby & Wooffitt, 1998). Enkel de aspecten van spraak en interactie (ook non-verbale communicatie) die van belang zijn voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag zijn in de transcripten meegenomen (Huls, 2001). De transcripten geven weer wat de spreker zegt, tegen wie de uiting bedoeld is en hoe de uiting bedoeld is (bijvoorbeeld als een vraag). Ook wordt weergegeven of en wanneer de spreker een pauze inlast (kort of lang), wanneer twee sprekers gelijktijdig spreken en elkaar interrumperen. De transcripten zijn verrijkt met videobeelden en screenshots van de affiliatiefactoren. Op deze manier is te zien of de interviewer of

18 geïnterviewde non-verbaal gesteund wordt door het publiek of door een andere gast die aan tafel zit. Wanneer de interviewers in gesprek zijn met andere gasten aan tafel, wordt in de transcripten volstaan met globale omschrijvingen. De symbolen die gebruikt worden in het transcript zijn grotendeels ontleend aan het systeem van Jefferson (2004), zoals gebruikelijk in de conversatieanalyse. In de transcripten worden echter ook symbolen gebruikt die ontleend zijn aan het systeem van Montgomery (2007) . Hiermee kunnen stiltes worden aangegeven, maar ook wanneer een beurt wordt onderbroken, er gelijktijdige spraak plaatsvindt en wat de toon van de spreker is (bijvoorbeeld vragend of met nadruk). Aan de hand hiervan zijn de interviews en de vraagstellingen geanalyseerd. De interviews en de transcripten zijn digitaal toegevoegd in appendix I. In appendix II zijn de gebruikte transcriptiesymbolen te vinden.

2.2.3 Segmentering Om de verschillen in benadering van de geïnterviewden te kunnen meten, moet het onderzoeksmateriaal eerst gesegmenteerd worden. Er ontstaan dan analyse-eenheden die geanalyseerd kunnen worden (Varwijk, 2008). Als eenheid is gekozen voor de vraag, omdat interviewers zich vaak beperken tot het stellen van vragen. Om vragen van andere spreekhandelingen te onderscheiden, zijn de transcripten eerst verdeeld in beurten. Huls (1982, p. 82) omschrijft een beurt als volgt: “een beurt is wat iemand zegt tussen twee momenten waarop hij zwijgt in.” Hierna wordt het onderscheid gemaakt tussen een vraag en beurten die een andere taalhandeling uitvoeren. Bull en Mayer (1993) omschrijven een vraag als een verzoek om informatie. Een interviewer heeft verschillende manieren om een vraag te stellen. Heritage en Roth (1995) onderscheiden negen soorten “question delivery structures”, te weten: persoonsvorm-onderwerp constructie, vragen met een vragend voornaamwoord, beweringen met een vragende tag, beweringen met een vragende toon, directieven, bewering over een zaak die betrekking heeft op de geïnterviewde, uitspraken derde persoon, persoonlijke uitspraken en toevoegingen. Aan de hand van deze negen verschillende vormen van vraagontwerp zijn de transcripten gesegmenteerd tot hanteerbare analyse-eenheden.

2.3 Materiaalanalyse 2.3.1 Onafhankelijke variabele In Nederland is het gebruikelijk om de politieke richting van een partij of politicus in een driedeling te vatten: links, centrum of rechts. Vandaag de dag worden vooruitstrevende partijen als ‘links’ gezien en de meer behoudende partijen worden ‘rechts’ genoemd (“Links en rechts”, z.j.). De linkse partijen willen dat de overheid meer verantwoordelijkheid krijgt (“Provinciale Statenverkiezingen 2011”, z.j.). De rechtse partijen vinden echter dat de overheid zich juist alleen maar moet concentreren op de kerntaken, zoals veiligheid voor de burger. André Krouwel is een gezaghebbende Nederlandse politicoloog (“Politicoloog: Op PVV rust taboe voor toppolitici”, 2011). Op basis van het Kieskompas, dat door Krouwel in 2010 is ontwikkeld, kan het politieke landschap in kaart worden gebracht. Geïnterviewde

19 linkse politici die zijn meegenomen in dit onderzoek zijn Emile Roemer (SP), Job Cohen (PvdA) en Ronald Plasterk (PvdA). De geïnterviewde centrumpoliticus die is meegenomen is Hero Brinkman (PVV). Jan Peter Balkenende (CDA), Maxime Verhagen (CDA) en Mark Rutte (VVD) zijn de rechtse politici die plaats hebben in het onderzoek.

2.3.2 Afhankelijke variabelen Aan de hand van bias in aandacht en bias in vraagontwerp wordt neutraliteit van tv- interviewer gemeten. Bias in aandacht wordt gemeten door in elk tv-interview het aantal keer dat de politicus de beurt krijgt om iets te zeggen te noteren. Ook is er gekeken naar de exacte gesprektijd die de politicus tijdens het interview kreeg van de interviewers. Bias in vraagontwerp wordt gemeten aan de hand van het Question Analysis System, ontwikkeld door Clayman en Heritage (Clayman et al., 2007). Dit systeem bevat de volgende vijf dimensies: initiatief, directheid, assertiviteit, oppositie en verantwoording. Ook is persistentie, een zesde dimensie die aan het QAS is toegevoegd door Varwijk (2008) meegenomen in de metingen.

2.3.3 Contextfactoren Om een genuanceerd beeld te kunnen geven van de effecten, is tevens gekeken naar contextfactoren die invloed zouden kunnen hebben op het gevonden patroon. Eerst is gekeken naar de invloed van de contextfactoren op een specifieke dimensie van aanvallendheid in vraagontwerp. Een mogelijkheid is bijvoorbeeld dat Van den Brink meer directheid vertoont in zijn vraagontwerp dan Knevel. Wanneer dit het geval is, wordt gekeken naar de invloed van de variabele (bijvoorbeeld ‘interviewer’) op de relatie tussen de politieke richting van de geïnterviewde politicus en de afhankelijke variabele (bijvoorbeeld ‘directheid’). Deze contextfactoren zouden een alternatieve verklaring kunnen bieden voor een mogelijke relatie tussen politieke richting en de mate van aandacht of de vijandigheid van de vragen. De contextuele variabelen zijn onderverdeeld in vier groepen: de gespreksexterne variabelen, de gespreksinterne variabelen onder controle van de geïnterviewde, de gespreksinterne variabelen onder controle van de interviewer en de gespreksinterne variabelen onder controle van de toehoorders.

2.3.3.1 Gespreksexterne contextvariabelen gerelateerd aan geïnterviewde Functie Een veelbesproken onderwerp in de conversatieanalyse is de invloed van verschillen van macht op taalgebruik. Huls (2001, p. 182) stelt dat “macht verwijst naar de verticale dimensie waarop je mensen kunt ordenen”. De machtsverhouding in een gesprek kan de beleefdheidstrategie bepalen. Machtsverschillen kunnen ontstaan door kenmerken van het individu (bijvoorbeeld uiterlijk), maar ook door maatschappelijke posities of functies (Huls, 2001). Het is waarschijnlijk dat machtsverschillen ook bestaan op basis van politieke functie. Wanneer gekeken wordt naar de machtsstructuur binnen politieke partijen is het aannemelijk dat lijsttrekkers meer macht hebben dan Kamerleden. Het is mogelijk dat een verschillende

20 benadering van de politici een gevolg is van de diverse politieke functies die zij uitoefenen. Om deze reden wordt in dit onderzoek ook gekeken naar de invloed van politieke functie.

Ervaring Uit onderzoek van Clayman en Heritage (2007) kwam naar voren dat de politieke loopbaan van de geïnterviewde politici invloed heeft op de benadering van interviewers. Het onderzoek liet zien dat herkozen presidenten vijandiger werden benaderd. Echter is niet vastgesteld of dit beeld ook in Nederland van toepassing is. Om deze reden is ook de invloed van politieke ervaring meegenomen als contextvariabele.

Politieke positie Van interviewers wordt verwacht dat zij vragen over beleidskwesties ophelderen. Tevens wordt verwacht dat politici aansprakelijk worden gesteld voor hun daden (Varwijk, 2008). Dat politici uit de coalitie meer verantwoordelijkheid over het beleid hebben dan politici uit de oppositie, kan mogelijk invloed hebben op de vijandigheid van de vraagstellingen. Daarom is de invloed van politieke positie van de geïnterviewde meegenomen in het onderzoek.

Stand in de peilingen In de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen in 2010 deden verschillende onderzoekbureaus onderzoek naar de peilingen. Aan de hand van de regelmatige peilingen van Maurice de Hond is de stand van de peilingen gemeten. De stand in de peilingen op het moment van het interview is meegenomen als potentieel relevante variabele.

2.3.3.2 Gespreksinterne contextvariabelen onder controle van geïnterviewde Het doel van een nieuwsinterview is het verkrijgen van informatieve uitingen (Clayman & Heritage, 2002). Dit doet een interviewer altijd aan de hand van de interesses van het publiek. Onderzoek laat zien dat geïnterviewden vraagstellingen vaak ontwijken (Kuiper, 2006). Dit is waarschijnlijk een gevolg van de kritische houding die de interviewers aannemen ten opzichte van de geïnterviewden (Varwijk, 2008). Interviewers kunnen zich op verschillende wijzen tegen vraagontwijking verzetten, bijvoorbeeld door het herhalen van de vraagstelling of het aanspreken van de geïnterviewde op zijn of haar vraagontwijking (Varwijk, 2008). Vraagontwijking kan in vier opzichten geoperationaliseerd worden; door middel van het toepassen van een beantwoordingstrategie, via een beleefdheidstrategie, door te spelen met beurtwisselingsregels en door te spelen met de gespreksrol.

Beantwoordingstrategie Een politicus kan een vraagstelling ontwijken door middel van een beantwoordingstrategie. Hij kan ervoor kiezen om de vraag te beantwoorden, voor openlijke vraagontwijking of voor verkapte vraagontwijking. In het eerste geval geeft de geïnterviewde een direct en passend antwoord. In het tweede geval is hij open over zijn vraagontwijking en wil hij de vraag niet

21 beantwoorden of ziet hij daar geen mogelijkheid toe. In het laatste geval is de geïnterviewde vaag en geeft hij niet expliciet aan dat hij de vraag niet wil of kan beantwoorden (Varwijk, 2008).

Beleefdheidstrategie Het antwoord kan ook ingepakt worden in beleefdheid. Volgens Brown en Levinson (1987) is beleefdheid gerelateerd aan het tot uiting brengen dat je elkaar aardig vindt, elkaar respecteert en elkaar de ruimte geeft. Een beleefdheidstrategie toepassen kan op drie manieren: direct, direct omkleed met solidariserende of respectvolle middelen en indirect. In het eerste geval blijven er geen vragen achter na de taalhandeling (Huls, 2001). In het tweede geval wil de spreker laten zien dat hij de behoeften van de ander respecteert, de afstand wil verkleinen of respect te tonen. Bij indirecte strategieën vraagt de gesprekspartner zich af wat de spreker precies bedoeld, omdat de oppervlakkige betekenis van de woorden niet in de context past (Huls, 2001).

Spelen met beurtwisselingsregels Ten derde kan een geïnterviewde ervoor kiezen om beurtwisselingsregels te volgen of ermee te spelen. In het tweede geval kan hij de interviewer of gast aan tafel interrumperen en beginnen met praten voordat het beurteinde is bereikt, zijn eigen beurt niet afmaken of niets zeggen wanneer het zijn beurt is (Huls, 2007).

Spelen met gespreksrol De laatste mogelijkheid een vraag te ontwijken is door te spelen met de gespreksrol. Dit kan gedaan worden door bijvoorbeeld een tegenvraag te stellen of een ander onderwerp aan te snijden (Huls, 2008).

2.3.3.3 Gespreksinterne contextvariabelen onder controle interviewer Interviewer Andries Knevel en Tijs van den Brink zijn verschillende mensen met verschillende achtergronden. Het is mogelijk dat alleen Knevel biased is, en Van den Brink niet of in mindere mate. Om deze reden is ook de specifieke interviewer meegenomen als contextvariabele.

Onderwerp van de vraagstelling Uit onderzoek van Clayman en Heritage (2002) blijkt dat vraagstellingen die gaan over internationale kwesties minder assertief en opponerend zijn en dat de geïnterviewde minder tot verantwoording wordt geroepen. Het onderwerp van de vraagstelling kan dus invloed hebben op de mate van aanvallendheid. Ook dit gegeven is als contextvariabele meegenomen in het onderzoek.

22 2.3.3.4 Gespreksinterne contextvariabelen onder controle van toebehoorders Ook support of juist tegenwerking vanuit platformfactoren kunnen invloed hebben op de mate van vijandigheid van vraagstellingen. Om deze reden zijn de platformfactoren geoperationaliseerd in vier variabelen. Deze factoren zijn als contextvariabelen meegenomen in het onderzoek.

Affiliatie gast met geïnterviewde In het programma Knevel & Van den Brink zitten altijd meerdere gasten aan tafel. Eventuele support of dissociatie vanuit deze persoon naar de geïnterviewde toe kan invloed hebben op de mate van aanvallendheid van de vraagstellingen.

Affiliatie gast met interviewer De gast aan tafel kan ook de interviewer steunen of juist tegenspreken. Hierdoor is het bijvoorbeeld mogelijk dat de interviewer daarop ingaat en het projecteert op de geïnterviewde.

Affiliatie publiek met geïnterviewde In de studio van de talkshow is ook publiek aanwezig. Deze komen ook in beeld, doordat zij om de praattafel heen zitten. Door middel van gezichtsuitdrukkingen, gelach of gezucht kunnen zij hun affiliatie of dissociatie naar de geïnterviewde toe kenbaar maken.

Affiliatie publiek met interviewer Het publiek in de studio kan ook vriendelijkheid of vijandigheid laten blijken naar de interviewer, bijvoorbeeld door te lachen na een vraag of het knikken met het hoofd.

2.3.4 Codering en de statistische analyse De afhankelijke variabelen, de onafhankelijke variabelen en de contextvariabelen zijn gecodeerd aan de hand van een coderingsschema (appendix III). Dit schema geeft een overzicht van de variabelen en de mogelijke waarden die daaraan kunnen worden toegekend. Hierna zijn de gegevens ingevoerd en verwerkt in het statistische programma SPSS. Per beurteenheid zijn de waarden van de variabelen ingevoerd. Het SPSS-bestand telde in totaal 473 rijen. Per rij werden 64 variabelen ingevoerd. Uiteindelijk werd er een datamatrix gevormd van 30.272 cellen. De variabelen politieke functie, ervaring, politieke positie, stand in de peilingen, onderwerp van de vraagstelling, vraagontwijking door middel van een beantwoordingstrategie, beleefdheidstrategie, spelen met de gespreksrol en spelen met beurtwisselingsregels werden samengevoegd, omdat deze variabelen uit veel aspecten bestonden. Na het samenvoegen kon er gemakkelijker mee gewerkt worden. Ook de zes dimensies - initiatief, directheid, assertiviteit, oppositie, verantwoording en persistentie – kwamen op deze manier tot stand. Om na te gaan of er sprake was van bias in aandacht, werden twee één-weg-variantie- analyses uitgevoerd. Daarna is onderzocht of de effecten niet het resultaat kunnen zijn van de

23 invloed van gespreksexterne contextvariabelen gerelateerd aan de geïnterviewde. Om uit te sluiten dat dit het geval was, zijn twee meerweg-variantie-analyses uitgevoerd. Om te onderzoeken of er sprake was van bias in vraagontwerp zijn kruistabellen gemaakt waarin de relatie tussen de politieke richting en de vijandigheid van het vraagontwerp te zien is. Daarna werd met behulp van chikwadraattoetsen getoetst of de verschillen die zich voordeden significant waren. Omdat de mogelijkheid bestaat dat de gevonden relatie beïnvloed is door contextfactoren, is dit nagegaan door middel van binaire logistische regressies. Deze regressies geven aan welke contextvariabelen invloed hebben op de hoofdvariabele, op basis van significantie van Wald-scores (p < .05). Van de factoren die daadwerkelijk van invloed zijn is onderzocht welk effect zij precies hebben op de relatie tussen politieke richting en de afhankelijke variabelen. Wanneer uit de logistische regressies bijvoorbeeld blijkt dat geïnterviewde politici die korter dan vijf jaar ervaring in de politiek hebben vaker te maken krijgen met suggestieve inleidingen met tegenwerkende voorkeur dan politici met meer dan vijf jaar ervaring, wordt de precieze invloed van die variabele geanalyseerd door middel van een contextspecifieke kruistabel.

2.3.5 Validiteit en betrouwbaarheid De vraag: ‘meten de verzamelde gegevens wel wat gemeten moet worden?’ heeft betrekking op de validiteit van het onderzoek (Boeije, ‘t Hart & Hox, 2007). Zeker bij een abstract begrip als ‘neutraliteit’ is deze vraag erg van belang. Om de validiteit van het onderzoek te vergroten is de partijdigheid van de interviewers op twee manieren gemeten: het verschil in de hoeveelheid aandacht die politici kregen, en verschillen met betrekking tot de zes dimensies van vraagontwerp. Omdat beide vormen van bias ook uit meerdere indicatoren bestaat, vergroot ook dit de validiteit van het onderzoek (Boeije et al., 2007). De betrouwbaarheid van een operationalisering kan kort worden samengevat als de afwezigheid van toevallige fouten (Boeije et al., 2007). In hoeverre zijn de metingen en resultaten zonder toevallige of systematische fouten? Om de betrouwbaarheid van het onderzoek te verhogen zijn onderstaande stappen ondernomen. De exacte duur van de spreektijd van de geïnterviewden is een aantal keren met een stopwatch gemeten. Daarvan is per interview het gemiddelde genomen, dat meegenomen is in verdere analyses. De codering van de diverse aspecten van vraagontwerp is door verschillende onderzoekers uitgevoerd. Omdat het wegens tijdgebrek niet mogelijk was om een betrouwbaarheidsanalyse uit te voeren, is op andere manieren gezorgd voor zorgvuldigheid van het onderzoek. Om de betrouwbaarheid van de codering te handhaven, zijn de coderingen door eenieder zorgvuldig uitgevoerd. De coderingen zijn daarna in paren van twee en gezamenlijk gecontroleerd. Probleemgevallen zijn met onderzoeksbegeleidster dr. E. Huls opgelost. Op deze manier zijn alle vraagstellingen volgens dezelfde criteria gecodeerd en is de codering consistent gebeurd.

24 3. Resultaten

In dit hoofdstuk worden uitkomsten van het onderzoek besproken. Eerst wordt gekeken naar de resultaten in bias in aandacht, waarna wordt gekeken naar de uitkomsten in bias in vraagontwerp. Daarna wordt ingegaan op de invloed van contextvariabelen op de uitkomsten. De gegevens van het interview met politicus Hero Brinkman (centrum - PVV) zijn niet meegenomen in de analyses 1

3.1 Bias in aandacht Met behulp van twee één-weg-variantie-analyses is nagegaan of er sprake was een bias in aandacht. Tabel 3 geeft de resultaten weer.

Tabel 3 Spreekruimte per politieke richting (gemiddeld aantal beurten en minuten aandacht per politieke richting; totale spreekruimte: 421 beurten, 79,19 minuten) Links Rechts Totaal Spreekruimte in beurten 58,7 81,7 70,2 Spreekruimte in tijd 12,6 13,8 13,2

De tabel laat zien dat er verschillen bestonden in de hoeveelheid spreekruimte tussen linkse en rechtse politici. De analyses wezen echter uit dat de mate van aandacht voor politici van verschillende politieke richtingen niet significant van elkaar verschillen (spreekruimte in beurten: F(1,4) = 1,47; spreekruimte in tijd: F(1,4) = .22). Met twee meerweg-variantie-analyses is daarna nagegaan welke invloed andere eigenschappen van de geïnterviewden hadden op het gevonden patroon, te weten: politieke functie, stand in de peilingen, politieke ervaring en politieke positie. Geen van deze contextvariabelen bleek invloed te hebben op de relatie tussen politie richting van de geïnterviewde en de mate van aandacht in beurten. Er is echter wel een significant effect gevonden op de spreekruimte in tijd (politieke functie: F(1,2) = 48,13; p < .05). De lijsttrekkers Rutte, Balkenende, Roemer en Cohen kregen meer spreektijd dan overige politici. Omdat deze lijsttrekkers in gelijke mate tot linkse of rechtse partijen behoren, is er geen sprake van politieke bias. Op basis van beide analyses kan geconcludeerd worden dat Knevel en Van den

1 De gegevens uit het interview met politicus Hero Brinkman (centrum – PVV) zijn niet meegenomen in de verslaglegging, omdat deze gegevens erg grillig zijn. Er is slechts één interview met een centrumpartij geanalyseerd, er zijn te weinig gegevens van het centrum (rechts: 245 vraagstellingen, links: 176 vraagstellingen, centrum: 52 vraagstellingen). De gegevens van het centrum verstoren de toetsbaarheid van de gegevens en daardoor een helder beeld. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat Knevel en Van den Brink geen raad weten met de PVV, omdat deze partij zich door het politieke landschap heen beweegt (in 2006 werden ze als rechts geclassificeerd (“Kieskompas”, z.j,), in 2010 worden ze als centrumpartij gepositioneerd (“Kieskompas gelanceerd”, 2010).

25 Brink politici van verschillende politieke richtingen niet anders behandelen met betrekking tot de hoeveelheid aandacht. Linkse en rechtse politici krijgen in gelijke mate de ruimte om te spreken.

3.2 Bias in vraagontwerp Bias in vraagontwerp is gemeten aan de hand van de zes dimensies van vijandigheid die in het QAS worden onderscheiden, zoals is besproken in paragraaf 1.2.3.2. De resultaten zullen in de volgende paragrafen per dimensie worden besproken.

3.2.1 Initiatief De dimensie initiatief is gemeten aan de hand van twee variabelen: inleiding van de vraagstelling en meervoudige vraagstelling. Ook is er een nieuwe variabele ontworpen, een gecombineerde algemene score voor de dimensie initiatief. In tabel 4 zijn de resultaten weergegeven.

Tabel 4 Initiatief per politieke richting (in percentages van het totale aantal vraagstellingen, n = 421) Links Rechts Totaal (n = 176) (n = 245) (n = 421) Inleiding van de vraagstelling 26,1 24,5 25,2 Meervoudige vraagstelling 9,7 8,2 8,8 Initiatiefrijke vraagstelling 32,4 30,2 31,3

In bovenstaande tabel is te zien dat vraagstellingen aan linkse politici vaker worden ingeleid en vaker meervoudig zijn dan vraagstellingen aan rechtse politici. Politici die een linkse partij vertegenwoordigen kregen meer te maken met initiatiefrijke vraagstellingen. Statistische analyse van de scores op de drie variabelen wees uit dat er geen significante verschillen bestonden in benadering van politici van de linkervleugel en politici van de rechtervleugel. Het verschil is niet groot genoeg om van bias in vraagontwerp te kunnen spreken.

3.2.2 Directheid De tweede dimensie van vijandigheid, directheid, is gemeten op basis van twee variabelen: het inkleden van de vraagstelling met een referentie naar de geïnterviewde of een vraagstelling met een referentie naar de interviewer. Door middel van een gecombineerde score is de algemene directheid gemeten. De resultaten zijn weergegeven in tabel 5.

26 Tabel 5 Directheid per politieke richting (in percentages van het totale aantal vraagstellingen, n = 421) Links Rechts Totaal (n = 176) (n = 245) (n = 421) Geen referentie geïnterviewde 97,7 94,3 95,7 Geen referentie interviewer 98,9 93,5 95,7 Directe vraagstelling 96,6 88,2 91,7

Linkse politici worden vaker direct benaderd dan rechtse politici. De vraagstellingen aan rechtse politici worden vaker verpakt in een referentie dan vraagstellingen aan politici van de linkervleugel. Na een chikwadraattoets bleek dat de variabele geen referentie geïnterviewde geen significant verschil liet zien. Het verschil in de variabele geen referentie interviewer ging wel in de goede richting, maar was niet significant ( X² (3) = 7,602, p <.10). Wanneer beide scores gecombineerd worden in een algemene variabele blijkt linkse politici vaker te maken krijgen met directe vraagstellingen dan rechtse politici ( X² (1) = 9,544, p <.005). Op basis van deze resultaten is er op basis van directheid een eerste bewijs gevonden voor bias in vraagontwerp. Rechtse politici worden door Knevel en Van den Brink minder direct benaderd dan linkse politici. Linkse politici krijgen meer te maken met directe vraagstellingen.

3.2.3 Assertiviteit De mate van assertiviteit is gemeten aan de hand van twee variabelen: suggestieve inleiding (met meewerkende en tegenwerkende voorkeur) en suggestieve vraagstelling (met meewerkende en tegenwerkende voorkeur). Tevens werd er een nieuwe variabele ontworpen die de gecombineerde algemene score aangaf. In tabel 6 is de assertiviteit per politieke richting weergegeven.

Tabel 6 Assertiviteit per politieke richting (in percentages van het totale aantal vraagstellingen, n = 421) Links Rechts Totaal (n = 176) (n = 245) (n = 421) Suggestieve inleiding Meewerkend 4,0 6,1 5,2 Tegenwerkend 5,1 1,6 3,1 Suggestieve Meewerkend 13,6 19,2 16,9 vraagstelling Tegenwerkend 9,7 8,6 9,0 Assertieve vraagstelling 11,9 9,4 10,5

Wanneer de interviewer in gesprek was met een linkse politicus, werd deze politicus vaker met een suggestieve inleiding met tegenwerkende voorkeur geconfronteerd dan wanneer het gesprek een rechtse politicus betrof. Op deze dimensie is alleen een effect gevonden met betrekking tot vragen met een suggestieve inleiding met tegenwerkende voorkeur ( X² (1) = 4,147, p <.05). Op basis van deze gegevens is er een tweede bewijs gevonden voor bias in vraagontwerp.

27 3.2.4 Oppositie De interviewers konden oppositie bereiken door middel van een opponerende inleiding of een algehele oppositie. Ook op deze dimensie werd een algemene, gecombineerde variabele ontworpen. In tabel 7 is de oppositie in percentages van het totaal aantal vraagstellingen te zien.

Tabel 7 Oppositie per politieke richting (in percentages van het totale aantal vraagstellingen, n = 421) Links Rechts Totaal (n = 176) (n = 245) (n = 421) Opponerende inleiding 2,8 4,1 3,6 Algehele oppositie 22,2 22,9 22,6 Opponerende vraagstelling 22,7 25,3 24,2

In bovenstaande tabel is te zien dat rechtse politici vaker te maken hebben met opponerende vraagstellingen. Knevel en Van den Brink uiten zich kritischer tegenover rechtse politici dan tegenover linkse politici. Na statistische analyse van de twee eerstgenoemde variabelen bleek dat bij zowel opponerende inleiding als bij algehele oppositie geen significant verschil in de benadering tussen rechtse en linkse politici is gevonden. Ook bij de algemene variabele oppositie is geen verschil in benadering gevonden. Op de dimensie oppositie is geen bewijs gevonden voor bias in vraagontwerp.

3.2.5 Verantwoording Met behulp van de chikwadraattoets is ook hier getoetst of er een verschil is in het aantal keer dat een interviewer een verantwoordingsvraag stelt aan linkse of rechtse politici. De resultaten zijn weergegeven in tabel 8.

Tabel 8 Verantwoording per politieke richting (in percentages van het totale aantal vraagstellingen, n = 421) Links Rechts Totaal (n = 176) (n = 245) (n = 421) Verantwoordingsvraag 8,0 9,0 8,6

In de tabel is te zien dat politici van de rechtervleugel vaker een verantwoordingsvraag krijgen dan politici die een linkse partij vertegenwoordigen. Uit de analyse blijkt echter dat er geen significant verschil is in de benadering van linkse en rechtse politici. Met betrekking tot verantwoording is er geen bewijs gevonden voor bias in vraagontwerp.

3.2.6 Persistentie Interviewers kunnen op drie manieren persistent zijn in hun vraagstellingen: door de geïnterviewde aan te spreken op vraagontwijking, door het herhalen van de vraagstelling of door het interrumperen van de geïnterviewde. In tabel 9 is de persistentie per politieke

28 richting in percentages weergegeven.

Tabel 9 Persistentie per politieke richting (in percentages van het totale aantal vraagstellingen, n = 241) Links Rechts Totaal (n = 176) (n = 245) (n = 421) Aanspreken op vraagontwijking 0,6 2,9 1,9 Herhaling van de vraagstelling 19,3 13,8 16,1 Interruptie 36,4 38,8 37,8 Persistente vraagstelling 44,3 46,9 45,8

Rechts werd vaker aangesproken op vraagontwijking en werden vaker geïnterrumpeerd, bij linkse politici werd de vraagstelling vaker herhaald. De politieke richtingen verschilden niet significant in de mate waarmee zij met persistentie te maken kregen. Het vesrchil in het aanspreken op vraagontwijking ging wel in de goede richting, maar was niet significant (X² (1) =2,879, p <.10). Voor bias in vraagontwerp is op basis van deze dimensie geen bewijs gevonden.

3.2.7 Algemeen beeld Uit bovenstaande gegevens kan geconcludeerd worden dat bias in vraagontwerp is gevonden in twee van de twaalf variabelen van vijandige vraagstelling: directheid en assertiviteit (meer specifiek: inleiding van de vraagstelling met tegenwerkende voorkeur).

Figuur 3 Directheid en inleiding VS met tegenwerkende voorkeur per politieke richting (in percentages van het totale aantal vraagstellingen, n = 421)

96,6 100 88,2 90 80 70 60 Links 50 Rechts 40 30 20 5,1 10 1,6 0 Directheid algemeen Suggestieve inleiding met tegenwerkende voorkeur

In deze figuur is te zien dat op beide dimensies van vijandigheid de linkse politici de meeste vijandige vraagstellingen ontvingen. De conclusie is dat de interviewers systematisch minder vijandig zijn in hun vraagontwerp wanneer het interview plaatsvindt met een rechtse politicus, dan wanneer het interview met een linkse politicus plaatsvindt.

29 3.3 Invloed van de contextvariabelen De gepresenteerde resultaten zouden echter ook het gevolg kunnen zijn van invloed van contextvariabelen. Dit zijn alternatieve verklaringen van de resultaten. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat gespreksinterne of –externe contextvariabelen invloed hebben op de mate van vijandigheid. Om de invloed van de context te onderzoeken, zijn veertien contextvariabelen in het materiaal gecodeerd. Deze zijn beschreven in paragraaf 2.3.3. Met behulp van binaire logistische regressieanalyses is de invloed van deze variabelen onderzocht. Er is gekeken naar de effecten van de contextvariabelen op de relaties tussen politieke richting en de twee dimensies van vijandigheid met significante verschillen: directheid en suggestieve inleiding met tegenwerkende voorkeur. Wanneer bleek dat deze contextvariabelen invloed hadden op één van de dimensies van vijandigheid, is de relatie tussen politieke richting en de dimensie verder onderzocht in die contexten door middel van chikwadraattoetsen. De variabelen zijn op verschillende manieren gehercodeerd, zodat er uit sommige variabelen twee mogelijke dichotomen ontstonden. Slechts bij een aantal dichotomen was een effect te zien, en alleen de meest gunstige dichotomen zijn in de rapportage opgenomen.

3.3.1 Directheid Allereerst is de invloed van de gespreksexterne contextvariabelen gerelateerd aan de geïnterviewde op de relatie tussen politieke richting en directheid met een binaire logistische regressie getoetst. De Hosmer and Lemeshow test is niet significant ( X² (4) = 1,093, p >.10), wat erop wijst dat het model goed aansluit op de verkregen data. Uit de test bleek dat de mate van politieke ervaring geen invloed heeft op de verkregen resultaten. De contextvariabelen functie (Wald (1) = 2,856, p <.10), stand in de peilingen (Wald (1) = 6,899, p <.01) en politieke positie (Wald (1) = 3,189, p<.10) hebben wel invloed op het effect. Binaire logistische regressie met de gespreksinterne contextvariabelen onder controle van de geïnterviewde (Hosmer and Lemeshow test: X² (7) = 0,994, p >.10) liet zien dat geen van deze variabelen van invloed zijn op het effect. De regressie met gespreksinterne contextvariabelen onder controle van de interviewer (Hosmer and Lemeshow test: X² (5) = 9,77, p = .10) toonde dat de variabelen interviewer (Wald (1) = 3,499, p<.10) en onderwerp van de vraagstelling (Wald (1) = 4,058, p <.05) van invloed zijn op de directheid. Met de laatste logistische regressie is gekeken naar de invloed van platformfactoren (Hosmer and Lemeshow test: X² (2) = 0,775, p >.10). Uit deze regressie bleek dat geen van deze contextfactoren een significante relatie had met de directheid van de vraagstelling. De invloed van de contextvariabelen die relevant bleken zijn verder onderzocht met kruistabellen. In figuur 4 is te zien dat de context waarin Knevel en Van den Brink vragen stellen van invloed is op de directheid van de vraagstellingen.

30 Figuur 4 Directheid per politieke richting in relatie tot de relevant gebleken contextfactoren (in percentages van het totale aantal vraagstellingen, n = 421)

98,6 99 96,6 96,7 96,2 98,6 96,6 96,6 100 95,8 97,7 93,8 96,6 93 94,5 88,2 86,8 89,7 90 86,3 84,4 80 73,8 73,8 70 60 Links 50 40 Rechts 30 20 10 0 AlgemeeL D H OppositieAantal zetelsAa K B Na Overige ijsttrekk erde li u n rink idig n e t tal zetelsve ion e l a js /Voo le kw n e r t/K ame rm l h e a ager oger sie rli lig d e regering

Allereerst valt op dat het algemene patroon niet geheel terugkomt in deze representatie van de invloed van contextfactoren. Echter is het in de meeste gevallen zo dat Knevel en Van den Brink meer directe vragen stellen aan linkse politici dan aan politici die een rechtse partij vertegenwoordigen. Dit komt wel overeen met het algemene patroon dat gevonden is. In de figuur is tevens te zien dat de interviewers in bepaalde contexten de politici nagenoeg even direct benaderen. Over de relatie op de variabele stand in de peilingen (specifiek: aantal zetels hoger dan bij voorgaande verkiezingen) kan niets gezegd worden, omdat er geen interviews met linkse politici zijn geanalyseerd waarin het aantal zetels in de peilingen hoger is dan bij voorgaande verkiezingen. Uit de gegevens blijkt dat het gevonden patroon van bias in vraagontwerp wordt beïnvloed door een aantal contextfactoren, te weten politieke functie (derde op de lijst of Kamerlid) politieke positie (huidige of voormalige regering) en de stand in de peilingen (aantal zetels lager dan bij voorgaande verkiezingen).

3.3.1.1 Het effect van Mark Rutte Door bovenstaande resultaten is het vermoeden ontstaan dat Mark Rutte degene is die het effect veroorzaakt. Mark Rutte zat in de oppositie en was een lijsttrekker tijdens de interviews. Juist bij deze variabelen is te zien dat het verschil in benadering tussen links en rechts significant is. Dit vermoeden is getoetst door middel van een kruistabel. De resultaten zijn weergegeven in figuur 5.

31 Figuur 5 De relatie tussen geïnterviewde en directheid (in percentages van het totale aantal vraagstellingen, n = 421)

98,7 100 100 93,8 96,2 95,8 90 80 73,8 70 Roemer Cohen 60 Plasterk 50 Balkenende 40 Verhagen 30 Rutte 20 10 0 Directheid

Tegenover Rutte werd het minste aantal directe uitingen gedaan. Na paarsgewijze vergelijkingen blijkt dat het verschil in directheid in vraagstellingen tussen Rutte en de andere politici significant is. Rutte kreeg het meest te maken met indirecte vormen van vraagontwerp. Dat betekent dat in het interview met Mark Rutte het meeste referenties werd gemaakt zodat de inbreuk verzacht werd. De verschillen tussen de vraagstellingen in het interview met Mark Rutte en in interviews met andere politici zijn significant. Mark Rutte wordt meer indirect en dus voorzichtiger benaderd dan de andere politici. Dit verschil is zo groot, dat het uit de resultaten zo lijkt te zijn dat Knevel en Van den Brink directer zijn tegenover linkse politici. Dit verschil zit echter in het feit dat ze Mark Rutte meer indirect benaderen dan andere politici.

3.3.2 Assertiviteit: Suggestieve inleiding met een tegenwerkende voorkeur Van de gespreksexterne contextvariabelen gerelateerd aan de geïnterviewde bleek na de binaire logistische regressie (Hosmer and Lemeshow test: X² (4) = 0,121, p > .10) één variabele een significante relatie te hebben met de relatie tussen politieke richting en de assertiviteit van de vraagstelling (politieke loopbaan: Wald (1) = 4,323, p < .05). Van de gespreksinterne contextvariabelen onder controle van de geïnterviewde (Hosmer and Lemeshow test: X² (7) = 5,394, p > .10) zijn geen variabelen gevonden die een significante relatie hebben met assertiviteit. Na de regressie met gespreksinterne contextvariabelen onder controle van de interviewer ( X² (4) = 0,303, p > .10) bleek dat het uitmaakt wat het onderwerp van de vraagsteling is (Wald (1) = 2,864, p < .10). De regressie met de platformfactoren (Hosmer and Lemeshow test: X² (7) = 0,495, p > .10) wees uit dat de steun die de gast aan tafel aan de interviewer laat zien van invloed is op het aantal ingeleide vraagstellingen met een tegenwerkende voorkeur (Wald (1) = 4,501, p < .05). De invloed van de contextvariabelen politieke ervaring, onderwerp van de vraagstelling en steun die de gast aan tafel aan de interviewer toont zijn verder onderzocht door middel van kruistabellen. In figuur

32 6 is te zien dat de context waarin Knevel en Van den Brink de politici benaderen van invloed is op de mate waarin er suggestieve inleidingen met tegenwerkende voorkeur wordt gebruikt.

Figuur 6 Inleiding met tegenwerkende voorkeur per politieke richting in relatie tot de relevant gebleken contextfactoren (in percentages van het totale aantal vraagstellingen, n = 421)

12 10,5 10

8 6,7 Links 6 5,1 5,1 4,5 Rechts 4 3,3 3,4

1,6 1,9 1,7 2 1,4 0,6 0 0

A Korter dan Lang Nat Over Neutra Vriendelij lg emeen io e n ige r al l d e e/ an Vi k kwes e steun 5 jaar ervar 5 jaar jandige s ti e er var teu in i g ng n

Over de relatie op de variabelen ervaring kan niets gezegd worden, omdat hier niet genoeg onderzoeksgegevens van beschikbaar zijn. Verder is in de figuur af te lezen dat het algemene patroon terugkomt in deze resultaten. Politici die een linkse partij vertegenwoordigen hebben meer te maken met suggestieve inleidingen met een tegenwerkende voorkeur. Deze contextfactoren hadden echter geen invloed op het gevonden patroon van bias in vraagontwerp.

3.3.2.1 Het effect van de PvdA Door de resultaten is het vermoeden ontstaan dat het effect in dit geval niet zozeer te maken heeft met de politieke richting van de geïnterviewde, maar met de desbetreffende politieke partij. Job Cohen en Ronald Plasterk zijn de enige twee politici die korter dan vijf jaar ervaring hebben in de politiek. Juist op deze variabele is te zien dat het verschil tussen links en rechts significant is. Dit vermoeden is getoetst door middel van een kruistabel. De resultaten zijn weergegeven in figuur 7.

33 Figuur 7 De relatie tussen geïnterviewde en suggestieve inleiding met tegenwerkende voorkeur (in percentages van het totale aantal vraagstellingen, n = 421)

8 7,5 6,7 7 Roemer 6 Cohen 5 Plasterk 4 Balkenende 3 2,1 1,9 Verhagen 2 1,1 Rutte 1 0 0 Suggestieve inleiding met tegenwerkende voorkeur

Tegenover Cohen en Plasterk werden de meeste vragen ingeleid waaruit een tegenwerkende voorkeur sprak. Na paarsgewijze vergelijkingen blijkt dat de verschillen tussen de politici niet significant zijn. Echter is wel duidelijk te zien dat de twee politici die de Partij van de Arbeid vertegenwoordigen vaker te maken krijgen met suggestieve inleidingen met een tegenwerkende voorkeur dan politici van andere politieke partijen.

3.3.3 Algemeen beeld Er zijn een aantal conclusies te trekken uit de eerder genoemde resultaten over de invloed van contextvariabelen. Er zijn een aantal relevante contextvariabelen die invloed hebben op het gevonden patroon van bias in vraagontwerp. Met betrekking tot de directheid van de vraagstellingen blijkt dat het gevonden patroon beïnvloed wordt door de politieke functie en de politieke positie van de geïnterviewde en de stand in de peilingen. Met betrekking tot suggestieve vragen met een inleiding met tegenwerkende voorkeur bleken geen contextfactoren van invloed op het gevonden patroon.

34 4. Relatie vraagontwerp en vraagontwijking

4.1 Inleiding Voor veel politici is het deelnemen aan een tv-interview een manier om hun wensen en ideeën aan de bevolking bekend te maken (Clayman & Heritage, 2002). Dit is echter niet altijd zonder risico. De interviewer heeft namelijk een erg groot aandeel in hoe het gesprek zal lopen, en ook eventuele andere gasten aan tafel kunnen voor onverwachte wendingen zorgen (Huls, 2009). Dit zorgt ervoor dat geïnterviewden zorgvuldig nadenken over hun antwoord en de manier waarop ze het brengen. Ook zullen zij lastige vragen of situaties proberen te ontwijken. De taak van de interviewer is complex. Hij moet zijn aandacht verdelen over drie aspecten: de inhoud van het gesprek (‘krijg ik de informatie die ik zoek?’), de sturing van de informatieoverdracht (‘vraag ik om voldoende details?’) en de motivatie die de gesprekspartner heeft om informatie te verstrekken (‘wat is de waarde van hetgeen dat de gesprekspartner zegt?’) (Korswagen, 1992). Zeker in een politiek tv-interview is het belangrijk dat de interviewer zijn taak serieus neemt en de informatie goed op waarde kan schatten. Het is daarom erg belangrijk dat een interviewer vragen stelt die tot antwoorden leiden. Vraagontwijking is niet gewenst in een tv-interview. Het is mogelijk dat sommige vormen van vraagontwerp leiden tot meer vraagontwijking dan andere vragen. Om bovenstaande relatie te verduidelijk, wordt er een antwoord gezocht op de vraag: “Is er een relatie tussen de vorm van de vraagstelling en de vraagontwijking?”. Beantwoording van deze vraag is van belang voor de opleiding tot interviewer. Uit de resultaten zal immers blijken welke soort vragen tot antwoorden leiden en welke vragen niet.

4.2 Methode 4.2.1 Onderzoeksopzet In deze meervoudige gevalsstudie wordt de relatie tussen de vorm van de vraagstelling en vraagontwijking onderzocht. Er wordt gekeken of het vraagontwerp een effect heeft op het gedrag van de geïnterviewden. Wanneer er een relatie wordt gevonden, is het mogelijk dat er andere factoren meespelen, die invloed hebben op dit effect. Om die reden worden ook zoveel mogelijk contextfactoren meegenomen in de analyse. Figuur 8 geeft schematisch de opzet van het onderzoek weer.

35 Figuur 8 Onderzoeksopzet in schema

4.2.2 Materiaalanalyse Het materiaal dat gebruikt is, is hetzelfde materiaal dat gebruikt is in het gehele onderzoek. De zeven interviews uit het programma Knevel & Van den Brink met de politici vormen het onderzoeksmateriaal. Het interview met centrumpoliticus Hero Brinkman is in dit gedeelte van het onderzoek wel meegenomen in de analyses.

4.2.2.1 Onafhankelijke variabele De onafhankelijke variabele die wordt onderzocht is de vorm van de vraagstelling. Op basis van wat Heritage en Roth (1995) schrijven, worden negen soorten vraagontwerp onderscheiden: persoonsvorm-onderwerp constructies, vragen met een vragend voornaamwoord, beweringen met een vragende tag, beweringen met een vragende toon, directieven, beweringen over een zaak die betrekking hebben op de geïnterviewde, uitspraken vanuit de derde persoon, persoonlijke uitspraken en toevoegingen. Deze zijn samengevoegd tot de volgende betekenisvolle categorieën: open vragen, gesloten vragen, situatiecreërende vragen en overige vragen. Het creëren van deze categorieën is gedaan op basis van frequentie van voorkomen en categorisatie van de vraagtechnieken. Veenman (2001) stelt dat in de meest algemene classificatie een onderscheid wordt gemaakt tussen open en gesloten vragen. Bij open vragen krijgt de geïnterviewde de gelegenheid om het antwoord zelf te sturen. Een voordeel hiervan voor de interviewer is dat ook onverwachte informatie op deze manier naar voren kan komen (informatie waar de interviewer geen weet van heeft) (Dogan & Schroevers, 2003). Bij gesloten vragen heeft de geïnterviewde slechts een beperkte gelegenheid tot antwoorden. Het antwoord wordt als het ware al een richting op gestuurd door de interviewer.

36 Situatiecreërende vragen zijn bedoeld om de geïnterviewde tot bepaalde uitspraken aan te zetten. Tot de overige vraagstellingen behoren de vraagstellingen die oninterpreteerbaar bleken of slechts een toevoeging waren.

Open vragen Vragend voornaamwoord Vragende voornaamwoorden kunnen naar personen en naar niet-personen verwijzen. Soms passen zij zich ook aan aan het zelfstandig naamwoord dat op het vragend voornaamwoord volgt (“Vragende voornaamwoorden”, z.j.). Het zijn woorden als ‘wie’, ‘wat’, ‘hoe’ en ‘welke’. Een voorbeeld van een vraag met een vragend voornaamwoord is weergegeven in fragment 1.

(1) Vragend voornaamwoord (Knevel & Van den Brink, 19-05-2010, vraagstelling 21, IR = Van den Brink, GI = Hero Brinkman) IR: V → Waarom is dat niet belangrijk?

Gesloten vragen Persoonsvorm-onderwerp constructie Vragen wijken af van ‘gewone’ zinnen, doordat de volgorde van de woorden anders is (Lauers, 2008). De zin begint met een persoonsvorm, waarna het onderwerp volgt (in tegenstelling tot normale zinnen). Een voorbeeld hiervan is te zien in fragment 2.

(2) Persoonsvorm-onderwerp constructie (Knevel & Van den Brink, 20-05-2010, vraagstelling 3, IR = Knevel, GI = Jan Peter Balkenende) IR: V → Mm, vandaag zijn de doorrekeningen, hè? Van de CPB-cijfers, de doorrekeningen van de verkiezingsprogramma’s zijn gepubliceerd. Is dat nou een zaak die alleen politici en journalisten opwind, of denkt u dat heel het Nederlandse volk nu aan het rekenen is geslagen ?

Bewering met een vragende tag Met een bewering wil de interviewer een mededeling doen (Lauers, 2008). Door middel van een vragende tag die op de bewering volgt, probeert de interviewer een bevestiging te krijgen van de geïnterviewde. Door deze tag stuurt de interviewer het antwoord al een bepaalde kant op. Zo’n bewering is te vinden in fragment 3.

(3) Bewering met een vragende tag (Knevel & Van den Brink, 28-05-2010, vraagstelling 38, IR = Knevel, GI = Emile Roemer) IR: V → Maar de bedoeling is natuurlijk dat die mensen 66 en 67 dan pas met pensioen gaan, toch ?

Bewering met een vragende toon Deze manier van vraagstelling betekent dat de interviewer een bewering doet met een

37 vragende intonatie, terwijl de zinsvolgorde niet tot de categorie ‘vraag’ behoort (Lauers, 2008). Met dit vraagontwerp probeert de interviewer de geïnterviewde zover te krijgen dat hij de bewering (vraag) bevestigt.

(4) Bewering met een vragende toon (Knevel & Van den Brink, 27-05-2010, vraagstelling 46, IR = Van den Brink, GI = Maxime Verhagen) IR: V → We gaan naar de agenda van morgen. U voorspelde vandaag dat het CDA 34 zetels gaat halen?

Directief Wanneer een uitspraak wordt gedaan door de interviewer, maar vanuit iemand anders dan de interviewer, dan wordt er gesproken over een directief (Remmerts, 2010). De bewering of vraagstelling wordt in zo’n geval gedaan vanuit het referentiekader van een ander persoon dan de spreker zelf.

(5) Directief (Knevel & Van den Brink, 27-05-2010, vraagstelling 9, IR = Knevel/Van den Brink, GI = Maxime Verhagen) IR: V → Laat hem even uitpraten.

Situatiecreërende vragen Bewering over zaak die betrekking heeft op de geïnterviewde Deze bewering eindigt zonder vraagteken of vragende intonatie (Lauers, 2008). De bewering gaat over de geïnterviewde zelf of een zaak die betrekking heeft op de geïnterviewde. De interviewer probeert hiermee een reactie uit te lokken bij de geïnterviewde.

(6) Bewering over zaak die betrekking heeft op de geïnterviewde (Knevel & Van den Brink, 28-05-2010, vraagstelling 43, IR = Knevel, GI = Emile Roemer) IR: U → Kritiek op u is ook dat bijvoorbeeld Laura Dekker zometeen de prijs betaald van het feit dat u nu een beetje goede sier maakt met het feit dat de uitkeringen gelijk blijven en eventueel nog stijgen dat er weinig daling is van allerlei facetten in de samenleving, hè financieel omdat u nu weinig bezuinigt, maar dat de staatschuld in uw programma zometeen zo hoog is dat inderdaad Laura Dekker, uw dochter en mijn kleindochter uw rekening gaan betalen straks.

Uitspraken derde persoon (third-party attributed statements) Dit type vraagontwerp houdt in dat er uitspraken gedaan worden vanuit de derde persoon (niet vanuit de spreker, niet vanuit de aangesprokene). Een voorbeeld hiervan is weergegeven in fragment 7.

38 (7) Uitspraken derde persoon (Knevel & Van den Brink, 04-06-2010, vraagstelling 30, IR = Knevel, GI = Job Cohen) IR: V → Ja. Wilders heeft naar aanleiding van wat u over hem heeft gezegd heeft Wilders over u gezegd dat u ook een gevaar voor de rechtstaat bent, of een gevaar voor de rechtstaat, en dat u misschien zelfs aan zou zetten tot en toen maakte hij zijn zin niet af. Nou u weet hoe gevaarlijk de situatie vaak rond Wilders is.

Persoonlijke uitspraken (non-attributed statements) Wanneer dit type vraagontwerp wordt gebruikt in een interview, doet de interviewer persoonlijke uitspraken over zichzelf. In fragment 8 is een voorbeeld hiervan te zien.

(8) Persoonlijke uitspraken (Knevel & Van den Brink, 04-06-2010, vraagstelling 59, IR = Van den Brink, GI = Job Cohen) IR: V → Ik dacht bijna, u zou premier kunnen worden van een CDA/VVD/D66 kabinet.

Overige vragen Toevoeging Deze categorie wordt in dit onderzoek beschouwd als een toevoeging of oninterpreteerbare uitspraak. Een vraagstelling uit deze categorie behoort tot geen van de andere gehanteerde categorieën.

(9) Toevoeging (Knevel & Van den Brink, 19-05-2010, vraagstelling 22, IR = Van den Brink, GI = Hero Brinkman) IR: V → Namelijk?

4.2.2.2 Afhankelijke variabele De afhankelijke variabele is vraagontwijking. Een geïnterviewde heeft een aantal mogelijkheden wanneer hij reageert op een vraagstelling in een interview. Vraagontwijking is geoperationaliseerd in vier aspecten, die zijn meegenomen in het onderzoek: de beantwoordingstrategie, het kiezen van een beleefdheidstrategie, het spelen met de beurtwisselingsregels en het spelen met de gespreksrol (Huls, 2008; Kuiper, 2006).

Beantwoordingstrategie Bij het beantwoorden van een vraag heeft een geïnterviewde drie mogelijkheden. Hij kan ervoor kiezen om de vraag te beantwoorden, voor openlijke vraagontwijking of voor verkapte vraagontwijking. Wanneer de geïnterviewde de vraag openlijk ontwijkt, is hij open, oprecht en eerlijk over de vraagontwijking (Varwijk, 2008). Bij verkapte vraagontwijking ontwijkt de geïnterviewde de vraag, maar geeft hij dit niet expliciet aan. Voorbeelden hiervan zijn te vinden in fragment 1, 2 en 3.

39 (1) Beantwoording vraag (Knevel & Van den Brink, 28-05-2010, vraagstelling 7, IR = Brink, GI = Emile Roemer) IR: V Ik zie het al, woensdag was uw eigen doorbraak landelijk gezien. Heeft u al veel teruggekeken van dat debat? GI: → Ja, ik heb het debat wel teruggekeken.

(2) Openlijke vraagontwijking (Knevel & Van den Brink, 04-06-2010, vraagstelling 70, IR = Brink, GI = Job Cohen) IR: V Is het denkbaar dat minister van Financiën wordt? GI: → Hm ik ga het helemaal niet over namen hebben, over helemaal niemand.

(3) Verkapte vraagontwijking (Knevel & Van den Brink, 28-05-2010, vraagstelling 33, IR = Knevel, GI = Emile Roemer) IR: V U heeft zich nooit in het verleden van de partij verdiept voordat u lid werd van de SP? GI: → Dat gaat geleidelijk aan, vervolgens ga je er steeds meer in verdiepen en een partij blijft altijd in beweging, blijft zich altijd ontwikkelen en de wereld staat niet stil.

Beleefdheidstrategie Het antwoord kan ook verpakt worden in een vorm van beleefdheid. De definitie van beleefdheid is ontleend aan de beleefdheidstheorie van Brown & Levinson (1987). In deze theorie gaat het er om hoe je tot uiting brengt dat je elkaar aardig vindt, dat je de ander respecteert en elkaar de ruimte geeft. Met betrekking tot dit aspect heeft de geïnterviewde drie mogelijkheden om een antwoord te verpakken: direct, direct omkleed met middelen en indirect. Een voorbeeld van de directe vorm van beleefdheid is te zien in fragment 4. De directe vorm is de meest voor de hand liggende manier om je te uiten (Huls, 2001). Direct taalgebruik zorgt ervoor dat er geen vragen achterblijven na de taalhandeling, het is een erg duidelijke vorm van taalgebruik.

(4) Direct (Knevel & Van den Brink, 19-05-2010, vraagstelling 10, IR = Knevel, GI = Hero Brinkman) IR: V Maar hoe gaat u dat doen? GI: → Ik ben van plan om dat tweeledig te doen. We willen graag een soort rondetafelgesprek maandag organiseren in de Tweede Kamer.

De categorie ‘direct omkleed met middelen’ is tweeledig. Enerzijds is het mogelijk een uiting te omkleden met solidariserende middelen. Wanneer dit gebeurt, wil de spreker laten zien dat hij de behoeften van de gesprekspartner respecteert en de afstand tussen hen wil verkleinen. Dit kan bijvoorbeeld door aandacht te besteden aan je gesprekspartner of door het zoeken van overeenstemming (Huls, 2001). Anderzijds is het mogelijk om een directe taalhandeling te omkleden met respectvolle middelen. Dit kan bijvoorbeeld door de inbreuk die je doet kleiner voor te stellen of door de inbreuk te excuseren (Huls, 2001).

40 (5) Direct omkleed met middelen (Knevel & Van den Brink, 27-05-2010, vraagstelling 36, IR = Van den Brink, GI = Maxime Verhagen) IR: V Wanneer hoorde u het? GI: → Eerlijk gezegd hoorde ik dit vanochtend in een uitzending voor Business Use Radio.

Bij indirecte strategieën is het doel dat de gesprekspartner zich afvraagt waarom de spreker iets op die manier zegt (Huls, 2001). De oppervlakkige betekenis van de woorden lijkt bijvoorbeeld onwaarschijnlijk in een situatie, waardoor het waarschijnlijk is dat er wel iets anders bedoeld wordt. Een voorbeeld van zo’n strategie is te zien in fragment 6.

(6) Indirect (Knevel & Van den Brink, 27-05-2010, vraagstelling 38, IR = Van den Brink, GI = Maxime Verhagen) IR: V Wat vond U ervan? GI: → Er bestaat nog zoiets als Uitzending Gemist ((Maxime Verhagen lacht een beetje om aan te geven dat de opmerking niet helemaal serieus bedoeld is )).

Beurtwisseling De geïnterviewde kan ervoor kiezen om de beurtwisselingsregels die in een interview spelen te volgen. Een voorbeeld hiervan is weergegeven in fragment 7.

(7) Volgen beurtwisselingsregels (Knevel & Van den Brink, 27-05-2010, vraagstelling 1-2, IR = Van den Brink, GI = Maxime Verhagen) IR: V Maxime Verhagen. De nummer drie van het CDA. Uhm, ik denk dat u vanavond de eerste ontmoeting heeft met uw overbuurman meneer Plasterk, de nummer drie van de Partij van de Arbeid sinds de val van het kabinet. Klopt dat? GI: → Dat zou kunnen. We hebben wel contact gehad, ook per sms maar het kan best zijn dat we inderdaad dit de eerste keer is dat we, dat we live tegenover elkaar zitten. IR: V En wat dacht u toen u hem zag vanavond? GI: → Het is goed om hem weer te zien. Ik bed/, ik kan persoonlijk kon ik op zich goed met elkaar opschieten. We hebben altijd goed contact gehad.

De geïnterviewde kan er ook voor kiezen om te spelen met beurtwisselingsregels. Hij kan bijvoorbeeld de interviewer of een gast aan tafel interrumperen en beginnen met praten voordat het beurteinde is bereikt, zijn eigen beurt niet afmaken of niets zeggen wanneer je aan de beurt bent (Huls, 2007). Een voorbeeld hiervan is te zien in fragment 8.

41 (8) Spelen met beurtwisselingsregels (Knevel & Van den Brink, 27-05-2010, vraagstelling 11, IR = Knevel, GI = Maxime Verhagen) GI: En dat is dus de reden geweest, nee dat is dus de reden dat de CDA-leden gezegd hebben: wij gaan heel duidelijk dat signaal geven en we willen dus sneller komen tot het volgen van die pensioengerechtigde leeftijd. Maar wat daarnaast ge[beurde is// IR: V [Nee nee nee. Er komen nog veel meer thema’s aan de orde, dus hou die zin even vast. [Wat= GI: → [Ja, ja die houden we vast. Ja maar goed uh, ik hoop wel dat Ronald Plasterk dat die niet het over draaien heeft= IR: V = daarnaast gebeurde is. Ja hou die vast. Want we gaan naar de Heer Plasterk. Ja, u krijgt nog alle mogelijkheid. GI: → = maar gewoon over het vaststellen van democratisch vastgestelde verkiezingsprogramma’s //

Gespreksrol Het is ook mogelijk om een vraag te ontwijken door te spelen met de gespreksrol. Als geïnterviewde kun je bijvoorbeeld een tegenvraag stellen of een ander onderwerp aansnijden (Huls, 2008). In fragment 9 is te zien hoe de geïnterviewde zijn gespreksrol in stand houdt.

(9) In stand houden van gespreksrol (Knevel & Van den Brink, 27-05-2010, vraagstelling 35- 37, IR = Van den Brink, GI = Maxime Verhagen) IR: V En waar was u, toen dit gebeurde? GI: → Uhm, waar was ik? Ik was op weg naar huis toen dit gebeur// IR: V Wanneer hoorde u het? GI → Uh, eerlijk gezegd hoorde ik dit vanochtend in een uitzending voor Business Use Radio. IR: V En heeft u het ook gez/ had u het al gezien of zag u het nu voor het eerst? GI: → Nee ik had het toen nog niet gezien.

In het tiende fragment is te zien hoe Hero Brinkman met de gespreksrol speelt, doordat hij een ander onderwerp aansnijdt.

(10) Spelen met gespreksrol (Knevel & Van den Brink, 19-05-2010, vraagstelling 18-21, IR1 = Knevel, IR2 = Van den Brink, GI = Hero Brinkman) IR1: V Heeft u het nu met Geert overlegd? GI: → Nou, om te beginnen vind ik dat eigenlijk niet zo belangrijk maar in zoverre heb ik dat wel gedaan, uh IR2: V [Nou IR1: V [Waarom is dat/ Waarom is dat niet belangrijk? GI: → [Overigens/ Was de vorige keer was dat ook al helemaal duidelijk al een aantal uren daarvoor voordat ik de mededeling deed [dus dat was IR2: V [Waarom is dat niet belangrijk? GI: → Nou. Ik vind. Kijk. Het gaat om de boodschap en ik weet zijn standpunt daarin.

42 4.2.2.3 Contextvariabelen Om een zo adequaat mogelijk beeld van de relatie tussen vraagontwerp en vraagontwijking te verkrijgen, zijn zoveel mogelijk contextfactoren meegenomen in het onderzoek. De contextuele variabelen zijn onderverdeeld in drie groepen: de gespreksexterne variabelen (functie, ervaring, positie, stand in de peilingen), de gespreksinterne variabelen onder controle van de interviewer (specifieke interviewer, onderwerp vraagstelling) en de gespreksinterne variabelen onder controle van de toehoorders (affiliatie gast aan tafel met de geïnterviewde, affiliatie gast aan tafel met de interviewer, affiliatie publiek met de geïnterviewde, affiliatie publiek met de interviewer).

4.2.3 Statistische analyse De variabelen zijn gecodeerd volgens het coderingschema (appendix III). De waarden zijn daarna ingevoerd in het statistische programma SPSS. Om na te gaan of er een effect optreedt tussen vraagontwerp en vraagontwijking, zijn kruistabellen gemaakt. Daarna is met behulp van chikwadraattoetsen getoetst of de verschillen die zich voordoen significant zijn. Omdat ook de mogelijkheid bestaat dat het gevonden patroon beïnvloed is door contextfactoren, is deze optie nagegaan door middel van multinominale logistische regressies. Deze regressies geven aan welke variabelen uit de context invloed hebben op de hoofdvariabele, op basis van significantie. Deze variabelen zijn aan een verdere analyse onderworpen. Onderzocht is welk effect zij precies hebben op de relatie tussen vraagontwerp en vraagontwijking. Dit effect is nagegaan door middel van kruistabellen. De centrumpartij is meegenomen in deze statistische analyses.

4.3 Resultaten 4.3.1 Beantwoordingstrategie Bij het analyseren van de invloed van vraagontwerp op de beantwoordingstrategie, bleek dat er meer vragen beantwoord werden (59%), dan dat er een beantwoordingstrategieën werden gebruikt (41%). Uit de statistische analyse kwam de resultaten zoals getoond in figuur 10 naar voren.

Tabel 10 Vraagontwijking door middel van beantwoordingstrategie per categorie vraagontwerp (in percentages van het totale aantal vraagstellingen, n = 402) Open Gesloten Situatiecreërende Overige Totaal vragen vragen vragen vragen (n = 402 (n = 58) (n = 201) (n = 105) (n = 38) Vraagontwijking 41,4 43,3 30,5 57,9 41,0

De chikwadraattoets liet zien dat er een significant verschil te vinden is in deze resultaten (X² (3) = 9,724, p <.05). In de grafiek is tevens duidelijk te zien dat de vierde categorie, de overige vraagstellingen, het hoogste percentage vraagontwijkingen bevatten. De situatiecreërende vragen riepen het minst aantal vraagontwijkingen op.

43 4.3.2 Beleefdheidstrategie Uit de kruistabellen blijkt dat in het algemeen vaker geen beleefdheidstrategie (56%) is toegepast dan wel een beleefdheidstrategie (44%). Uit de analyse kwamen de gegevens zoals weergegeven in tabel 11.

Tabel 11 Vraagontwijking door middel van beleefdheid per categorie vraagontwerp (in percentages van het totale aantal vraagstellingen, n = 402) Open Gesloten Situatiecreërende Overige Totaal vragen vragen vragen vragen (n = 402 (n = 58) (n = 201) (n = 105) (n = 38) Vraagontwijking 41,4 46,8 44,3 32,4 44,0

De gegevens laten zien dat er in de antwoorden op gesloten vragen het meest een beleefdheidstrategie wordt toegepast. De chikwadraattoets liet zien dat er geen significant verschil te vinden is in deze resultaten.

4.3.3 Beurtwisseling Over het algemeen worden beurtwisselingsregels veel vaker wel gevolgd (76,8%), dan dat er mee gespeeld wordt (23,2%). In tabel 12 worden de resultaten van de analyse weergegeven. De chikwadraattoets gaf aan dat er geen significante relatie bestond tussen vraagontwijking door middel van het spelen met beurtwisselingsregels en de vorm van de vraagstelling.

Tabel 12 Vraagontwijking door middel van het spelen met beurtwisselingsregels per categorie vraagontwerp (in percentages van het totale aantal vraagstellingen, n = 402) Open vragen Gesloten Situatiecreërende Overige Totaal (n = 58) vragen vragen vragen (n = 402) (n = 201) (n = 105) (n = 38) Vraagontwijking 22,0 20,8 23,4 35,7 23,2

De chikwadraattoets gaf aan dat er geen significante relatie bestond tussen vraagontwijking door middel van het spelen met beurtwisselingsregels en de vorm van de vraagstelling.

4.3.4 Gespreksrol Meestal wordt de gespreksrol in stand gehouden (81%). In sommige gevallen wordt wel met de gespreksrol gespeeld (19%). In tabel 13 zijn de resultaten weergegeven.

Tabel 13 Vraagontwijking door middel van het spelen met de gespreksrol per categorie vraagontwerp (in percentages van het totale aantal vraagstellingen, n = 402) Open Gesloten Situatiecreërende Overige Totaal vragen vragen vragen vragen (n = 402) (n = 58) (n = 201) (n = 105) (n = 38) Vraagontwijking 20,3 17,7 17,4 27,3 19,0

44 De chikwadraattoets liet zien dat de verschillende vormen van vraagontwerp niet significant van elkaar verschilden met betrekking tot het spelen met de gespreksrol.

4.3.5 Algemeen beeld Uit bovenstaande gegevens kan geconcludeerd worden dat er alleen in één van de vier manieren van vraagontwijking een significant verschil is gevonden tussen de verschillende categorieën van vraagontwerp: vraagontwijking door middel van een beantwoordingstrategie (openlijke of verkapte vraagontwijking).

Figuur 11 Vraagontwijking door middel van beantwoordingstrategie per categorie vraagontwerp (in percentages van het totale aantal vraagstellingen, n = 402)

In deze figuur is te zien dat overige vragen het meeste vraagontwijking oproepen, en situatiecreërende vragen werden het vaakst beantwoord.

4.3.6 Invloed van contextvariabelen Om een adequaat beeld te krijgen van de relatie tussen vraagontwerp en vraagontwijking, is de invloed van zoveel mogelijk contextfactoren geanalyseerd door middel van multinominale logistische regressies. Deze zouden een alternatieve verklaring kunnen vormen voor het gevonden patroon. Er is gekeken naar de effecten van de tien contextvariabelen op de relatie tussen vraagontwerp en de beantwoordingstrategie. Na regressie met de gespreksexterne contextvariabelen gerelateerd aan de geïnterviewde (Nagelkerke = .105) bleek dat de variabele functie een significant effect had op het eerder gevonden patroon ( X² (1) = 21,065, p <.001). Multinominal logistische regressie met de gespreksinterne contextvariabelen onder controle van de interviewer (Nagelkerke: = .060) wees uit dat de specifieke interviewer ( X² (1) = 5,211 p < .05) van invloed is op de mate van vraagontwijking. Ook het effect van het onderwerp van de vraagstelling ( X² (1) =3,453, p < .10) laat een trend zien. De gespreksinterne contextvariabelen onder controle van de toebehoorders zijn ook geanalyseerd door middel van een multinominale logistische regressie (Nagelkerke = .058). Deze regressie wees uit dat de vijandigheid die het publiek aan de

45 geïnterviewde liet blijken een trend liet zien ( X² (1) = 2,876, p < .10). De invloed van deze relevante contextvariabelen is verder onderzocht met behulp van kruistabellen. In figuur 12 zijn de resultaten weergeven.

Figuur 12 Vraagontwijking via beantwoordingstrategie in relatie tot de relevant gebleken contextfactoren (in percentages van het totale aantal vraagstellingen, n = 402)

In de figuur is te zien slechts één van de vier relevante contextvariabelen het gevonden algemene patroon volgen. Met uitzondering van de categorie ‘Van den Brink’ is te zien dat de andere variabelen invloed hebben op het gevonden patroon. Het maakt uit door welke interviewer de vraag gesteld wordt. Andries Knevel heeft invloed op de gevonden relatie tussen vraagontwerp en vraagontwijking door middel van openlijke of verkapte vraagontwijking.

46 5. Discussie

In dit hoofdstuk wordt middels discussiepunten een inventarisatie gemaakt van dit onderzoek en haar meetinstrument en er wordt mogelijk toekomstig onderzoek besproken.

5.1 Vergelijking onderzoek Varwijk, 2008 Dit onderzoek is gebaseerd op het onderzoek van Varwijk (2008). Varwijk deed onderzoek naar de neutraliteit van journalisten in de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen in 2006 (slechts één interview vond plaats na de verkiezingen). Hiervoor zijn de interviews van Jeroen Pauw en Paul Witteman met twaalf verschillende politici geanalyseerd. Doordat de verkiezingen in 2010 in de zomer vielen, is in dit onderzoek gekozen voor een verschuiving van het platform naar dat van Knevel & Van den Brink. Op dit moment waren er namelijk geen uitzendingen van Pauw & Witteman, maar wel van Knevel & Van den Brink. Deze interviews zijn vergelijkbaar met de interviews van Pauw en Witteman, omdat het eenzelfde soort programma betreft.

5.1.1 Conceptuele bijdrage meetinstrument: platformfactoren Het meetinstrument dat is gebruikt is het Question Analysis System dat ontwikkeld is door Clayman en Heritage (2007), aangevuld door Varwijk (2008) met een zesde dimensie; persistentie. Dit bleek een hanteerbaar instrument om de vijandigheid van vraagstellingen in het programma Knevel & Van den Brink te meten. In dit onderzoek zijn de contextfactoren uitgebreid met platformvariabelen. Dit zijn factoren die door het platform van Knevel & Van den Brink bestaan en een potentiële relevante invloed hebben op de aanvallendheid van de vraagstellingen. Relevante platformfactoren kwamen echter niet erg vaak voor. Affiliatie of dissociatie van een gast aan tafel met de geïnterviewde kwam in 13,8 procent van de vraagstellingen voor. Affiliatie of dissociatie van een gast met de interviewer was te zien in 6,6 procent van de vraagstellingen. Omdat ook het publiek in beeld te zien is tijdens het interviewer, zijn ook hun reacties meegenomen in het onderzoek. Affiliatie of dissociatie van het publiek met de geïnterviewde kwam in vijf procent van de gevallen voor en affiliatie of dissociatie van het publiek met de interviewer in 3,8 procent. Met betrekking tot één van de platformvariabelen is een relevant effect te zien. De steun die de gast aan tafel aan de interviewer toont had invloed op het aantal vraagstellingen met een inleiding met tegenwerkende voorkeur. Doordat de uitbreiding van het aantal contextfactoren een interessant effect laat zien, is het een zinvolle uitbreiding van het meetinstrument.

5.2 Generaliseerbaarheid Uit de resultaten van dit onderzoek komt naar voren dat het platform Knevel & Van den Brink niet geheel neutraal was in interviews in de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen in 2010. Echter was dit niet het enige platform waar politici zich konden profileren in die

47 veelbewogen tijd. Ook bij onder andere RTL Boulevard en De wereld draait door waren politici te gast. De resultaten van dit onderzoek kunnen niet zonder meer worden gegeneraliseerd naar andere televisieprogramma’s en media waarin tevens interviews met politici worden weergegeven. Media is een erg breed begrip en niet alle vormen zijn onder één noemer te plaatsen (Bryant & Oliver, 2009). Het is interessant om in het kader van dit onderwerp verder onderzoek te doen naar de neutraliteit en partijdigheid in andere media, bijvoorbeeld in kranten. De winst is dat er naast de resultaten van het onderzoek van Varwijk (2008) naar neutraliteit in het programma Pauw & Witteman, nu ook onderzoek is gedaan naar een ander platform, namelijk Knevel & Van den Brink. Niet alleen zijn de empirische gegevens van Varwijk (2008) nu uitgebreid, maar tevens wordt er een contrast in omroepen weergegeven; Pauw & Witteman wordt uitgezonden bij de VARA, Knevel & Van den Brink is op de Evangelische Omroep te zien. Beide omroepen hebben een eigen imago (de VARA wordt vaak als links-progressief gezien (“Missie en identiteit”, z.j.); de EO wordt vaker bestempeld als rechts-conservatief (“’Publieke omroep is nog steeds kluitjesvoetbal’, 2011)). Tevens hebben zij eigen missies en een identiteit. Beide zuilen worden tegen elkaar afgezet, wat zorgt voor een brede empirische bijdrage.

5.3 Toekomstig onderzoek Uit de resultaten blijkt dat de bias in vraagontwerp op de dimensie directheid vooral zit in de richting van Mark Rutte, lijsttrekker van de VVD. Het effect op de variabele inleiding met een tegenwerkende voorkeur zit vooral bij Job Cohen en Ronald Plasterk, beiden lid van de PvdA. Hierdoor is het vermoeden dat de bias in vraagontwerp niet komt door de desbetreffende politieke richting, maar met de politieke partij waartoe de geïnterviewde behoort. Dit is echter aan de hand van dit onderzoek niet met zekerheid te zeggen, omdat dit aspect niet is opgenomen in ons model. Het is interessant om in toekomstig onderzoek naar dit aspect te kijken en te onderzoeken of de politieke bias die hier naar voren komt, ook naar voren komt wanneer de variabele politieke richting vervangen wordt door de variabele politieke partij of de aanvallendheid per politicus te onderzoeken.

48 6. Conclusie

6.1 Relatie politieke richting en vijandigheid In dit onderzoek is getracht een antwoord te vinden op de vraag: “ Zijn journalisten neutraal in hun benadering van politici van verschillende politieke richtingen?” Om deze vraag te beantwoorden zijn analyses uitgevoerd naar de bias in aandacht en de bias in vraagontwerp. Dit is gedaan in deze meervoudige gevalsstudie waarin de gegevens van zeven interviews met verschillende politici zijn geanalyseerd. De resultaten lieten zien dat er geen sprake was van bias in aandacht. Echter kwam wel naar voren dat de lijsttrekkers meer spreektijd kregen dan overige politici. Omdat deze lijsttrekkers in gelijke mate tot linkse of rechtse partijen behoren, is er geen sprake van politieke bias. Er is wel bewijs is gevonden voor bias in vraagontwerp. In termen van twee variabelen met betrekking tot de vijandigheid van vraagontwerp behandelen interviewers politici die een linkse partij vertegenwoordigen vijandiger dan politici van de rechtervleugel. Om alternatieve verklaringen zoveel mogelijk uit te sluiten, zijn ook veel contextfactoren meegenomen in de analyses. Met betrekking tot directheid blijkt dat het gevonden patroon van bias in vraagontwerp wordt beïnvloed door een aantal contextfactoren, te weten politieke functie, politieke positie en de stand in de peilingen. Met betrekking tot suggestieve vraagstellingen met een inleiding met tegenwerkende voorkeur blijkt dat geen van de onderzochte contextvariabelen van invloed zijn op het gevonden patroon. De conclusie die kan worden getrokken is dat journalisten niet geheel neutraal zijn in hun benadering van politici van verschillende richtingen. Deze bevindingen steunen echter niet de uitspraken die vaak over de media worden gedaan, te weten dat deze links zouden zijn. De resultaten laten namelijk het tegenover gestelde zien, namelijk dat journalisten rechtse politici minder vijandig benaderen dan linkse politici. Dit effect is echter grotendeels te wijten aan Mark Rutte. Hij wordt door Andries Knevel en Tijs van den Brink zo weinig kritisch benaderd, dat deze gegevens effect hebben op de gehele rechtse vleugel. Hieruit kan de conclusie worden getrokken dat Knevel en Van den Brink een voorkeur hebben voor Mark Rutte. Echter is op de variabele ‘suggestieve vraagstellingen met een inleiding met tegenwerkende voorkeur’ een effect gevonden met betrekking op de PvdA. Job Cohen en Ronald Plasterk (beiden lid van de PvdA) kregen vaker te maken met inleidingen met een tegenwerkende voorkeur dan andere politici.

6.2 Relatie vraagontwerp en vraagontwijking Tevens is in dit onderzoek antwoord gezocht op de vraag: “Is er een relatie tussen de vorm van de vraagstelling en de vraagontwijking?”. Deze vraag kan bevestigend beantwoord worden. Met betrekking tot vraagontwijking door middel van het toepassen van een beantwoordingstrategie is een significant verschil gevonden. Vraagontwijking door middel van een beantwoordingstrategie (dat wil zeggen via het expliciet of impliciet markering van

49 de vraagontwijking) wordt het meest gedaan wanneer het een vraag uit de categorie ‘overige vragen’ betreft. Bij de situatiecreërende vragen werd het minste vraagontwijking gevonden. Om alternatieve verklaringen uit te sluiten, zijn zoveel mogelijk contextfactoren meegenomen in de statistische analyses. Door middel van multinominale logistische regressies is onderzocht wat de invloed van contextvariabelen is. Uit deze gegevens bleek dat zowel de functie van de politicus als de specifieke interviewer die de vraag stelt invloed heeft op het gevonden patroon.

50 Literatuur

Benjamin, J. (2007). ‘Platte censuur van linkse publieke omroep’ . Op 13 juni 2011 ontleend aan http://vorige.nrc.nl/media/article1809315.ece/Platte_censuur_van_linkse_ publieke_omroep Boeije, H., Hart ‘t, H., & Hox, J. (2007). Onderzoeksmethoden . Den Haag: Boom onderwijs. Brown, P., & Levinson, S. (1987). Politeness: Some universals in language usage . Cambridge: Cambridge University Press. Bryant, J., & Oliver, M.B. (2009). Media effects: Advances in Theory and Research . New York, NY: Routledge. Bull, P., & Mayer, K. (1993). How not to answer questions in political interviews. Political Psychology, 14 (4), 651-666. Clairy Polak vertrekt bij Nieuwsuur (2010). Op 23 maart 2011 ontleend aan http://www.medianed.com/2010/10/20/clairy-polak-vertrekt-bij-nieuwsuur/ Clayman, S. (1993). Reformulating the question: A device for answering/not answering in news interviews and press conferences. Text, 13 (2), 159-188. Clayman, S., & Heritage, J. (2002). The news interview: Journalists and public figures on the air . Cambridge: Cambridge University Press. Clayman, S., Heritage, J., J. Elliott, M., & McDonald, L. (2007). When does the watchdog bark? Conditions of aggressive questioning in presidential news conferences. American Sociological Review, 72, 23-41. Dogan, A., & Schroevers, S. (2003). Succesvol interviews geven . Alphen aan den Rijn: Kluwer. Ethiek: Code voor de journalistiek (z.j.). Op 11 juni 2011 ontleend aan http://www.nvj.nl/ethiek/code-voor-de-journalistiek Geert Wilders wil nog steeds niet naar Pauw & Witteman (2009). Op 21 juni 2011 ontleend aan http://www.mediacourant.nl/?p=35674 Harris, S. (1991). Evasive action: How politicians respond to questions in political interviews. In P. Scannell. (Ed.), Broadcast talk (pp. 76-99). London etc.: Sage. Heritage, J., & Roth, A. (1995). Grammar and institution: questions and questioning in the broadcast interview. Research on Language and Social Interaction, 28, 1-60. Huls, E. (1982). Taalgebruik in het gezin en sociale ongelijkheid: Een interactioneel sociolinguistisch onderzoek (Proefschrift, Katholieke Universiteit Nijmegen, Nederland). Huls, E. (2001). Dilemma’s in menselijke interactie. Utrecht: Uitgeverij Lemma. Huls, E. (2007). Vraagontwijking van manlijke en vrouwelijke politici en niet-politici. Toegepaste Taalwetenschap in Artikelen, 78 (2), 37-47. Huls, E. (2008). Haagse antwoorden: Een onderzoek naar genderverschillen in politieke interviews . Tijdschrift voor Genderstudies, Themanummer Gender en Linguïstiek, 1, 53-66.

51 Huls, E. (2009). Vraagontwijking: een glibberig fenomeen . Op 11 juni 2011 ontleend aan http://dbiref.uvt.nl/iPort?request=full_record&db=wo&language=eng&query=doc_id= 3619383 Huls, E., & Varwijk, J. (2011). Political bias in TV interviews. Discourse & Society, 22 (1), 48-65. Hutchby, I., & Wooffitt, R. (1998). Conversation analysis: principles, practices and applications . Oxford: Polity Press. Jefferson, G. (2004). Glossary of transcript symbols with an introduction. In G. Lerner (Ed.), Conversation analysis: Studies from the first generation (pp. 13-23). Philadelphia: John Benjamins. Journalistiek Tilburg (z.j.). Op 29 juli 2011 ontleend aan http://www.fontys.nl/journalistiek.tilburg.10940.aspx Kieskompas (z.j.). Op 18 juni 2011 ontleend aan http://tweedekamer.kieskompas.nl Kieskompas gelanceerd (2010). Op 17 mei 2011 ontleend aan http://nos.nl/artikel/153797- kieskompas-gelanceerd.html Korswagen, C.J.J. (1992). Drieluik mondelinge communicatie: Doeltreffend leiding geven en deelnemen aan twee- en vraaggesprekken . Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Kuiper, Y. (2006). Vraagontwijking: Verschillen tussen mannelijke politici, vrouwelijke politici en niet-politici (Master’s thesis, Universiteit van Tilburg, Tilburg). Lauers, M. (2008). Vraagontwerp en vraagontwijking in politieverhoren: Een linguïstisch onderzoek (Master’s thesis, Universiteit van Tilburg, Nederland). Links en rechts (z.j.). Op 7 juni 2011 ontleend aan http://www.parlement.com/ 9291000/modulesf/g61o6303 Luyendijk, J. (2006). Het zijn net mensen . : Uitgeverij Podium. Missie en identiteit (z.j.). Op 10 juli 2011 ontleend aan http://omroep.vara.nl/Missie-en- Identiteit.229.0.html Montgomery, M. (2007). The discourse of broadcast news: A linguistic approach . Oxon, England: Routledge. Neut van der, M. (2011). Nieuw seizoen Knevel & Van den Brink . Op 17 mei 2011 ontleend aan http://www.publiekeomroep.nl/artikelen/nieuw-seizoen-knevel-van-den-brink Politicoloog: Op PVV rust taboe voor toppolitici (2011). Op 9 juli 2011 ontleen aan http://www.elsevier.nl/web/Nieuws/Politiek/287358/Politicoloog-Op-PVV-rust-taboe- voor-toppolitici.htm Paternotte, B. (2010a). Geert Wilders: ‘HP/De Tijd is smerig links medium’ . Op 8 juni 2011 ontleend aan http://www.hpdetijd.nl/2010-01-05/geert-wilders-hpde-tijd-is-smerig- links-medium Paternotte, B. (2010b). Wat stemmen Knevel & Van den Brink? Op 18 juni 2010 ontleend aan http://www.hpdetijd.nl/2010-04-19/wat-stemmen-knevel-van-den-brink Pelgrims, P. (2005). Journalistieke radio- en tv-teksten schrijven . Leuven: Lannoocampus.

52 Provinciale Statenverkiezingen 2011 (z.j.). Op 7 juni 2011 ontleend aan http://provincie.kieskompas.nl/help/ Publieke omroep is nog steeds kluitjesvoetbal (2011). Op 10 juli 2011 ontleend aan http://www.medianed.com/2011/02/28/publieke-omroep-is-nog-steeds-kluitjesvoetbal/ ’rechtse’ media blijken ook links (2010). Op 9 juni 2011 ontleend aan http://geertwilders.eu/index.php?option=com_content&view=article&id=28:rechtse- media-blijken-ook-links&catid=2:geert-wilders&Itemid=1 Remmerts, J. (2010). Margriet weet raad: Over veranderingen in beleefd taalgebruik (Master’s thesis, Rijksuniversiteit Groningen, Nederland). Varwijk, J. (2008). Rechts, links of rechtschapen: Een gespreksanalytische benadering van neutraliteit in politieke tv-interviews (Master’s thesis, Universiteit van Tilburg, Nederland). Veenman, S. (2001). Effectief vragen stellen (Paper). Vragende voornaamwoorden (z.j.). Op 13 juni 2011 ontleend aan http://www.onzetaal.nl/advies/vragend.php Van Wessum, L. (1997, p. 95). De sectie als eenheid: Samenwerking en professionaliteitsopvattingen van docenten in het voortgezet onderwijs (Proefschrift, Universiteit Utrecht, Nederland). Op 17 mei 2011 ontleend aan http://igitur- archive.library.uu.nl/dissertations/2007-0312-200131/full.pdf Wind, M. (2007, november 24 ). Publieke Omroep/ Het blijft kleven, dat linkse imago. , De Verdieping. Op 23 maart 2011 ontleend aan http://www.trouw.nl/deverdieping/ overigeartikelen/article852498.ece/Publieke_Omroep_Het_blijft_kleven_ dat_linkse_imago_

53 Appendix

I Materiaal: interviews en transcripten II Legenda transcriptiesymbolen III Coderingsschema

54 I Materiaal: interviews en transcripten

De bijgesloten DVD bevat de zeven videofragmenten die zijn gebruikt in dit onderzoek. Tevens zijn de transcripten die van deze interviews zijn gemaakt toegevoegd.

55 II Legenda transcriptiesymbolen

De symbolen die gebruikt worden in het transcript zijn een ontleend aan met name het systeem van Jefferson (2004), zoals gebruikelijk in de Conversatie Analyse. In de methode worden echter ook symbolen gebruikt die ontleend zijn aan het systeem van Montgomery (2007). In je transcripten schrijf je uit wat de presentatoren en de gespreksdeelnemers zeggen en hoe dat op elkaar volgt met behulp van de volgende tekens en symbolen:

((>)) Een stilte van meer dan twee seconden. ((<)) Een stilte van minder dan twee seconden. = Verbinding tussen twee delen van een beurt. Het vormt de aaneensluiting van zinnen of zinsdelen. [ Beginpunt van gelijktijdige spraak. ! Een geanimeerde of nadrukkelijke toon. ? Een vragende toon; een vraagteken wijst niet noodzakelijk op een syntactische vraag. . Een afgesloten daling van toon. Een punt wijst niet noodzakelijk op het eind van een zin. , Een komma wijst op een ‘voortdurende’ intonatie. ( ) Niet te verstaan. Lege haakjes wijzen op een onverstaanbaar fragment. De eventuele woorden tussen de haakjes wijzen op de vermoedelijke inhoud van het gesprek. (( )) Opheldering, meestal informatie over de context of de manier van spreken. → Duidt de regel aan waarop een commentaar of analyse gericht is.

56 III Code ringsschema

Variabele Item Omschrijving Item-waardes Dichotoom Identificatie- Interviewnummer Elk interview heeft een 1 t/m 7 variabelen nr. Beurtnummer Elke beurt heeft een nr. 1 t/m 473 Spreker Wie heeft de beurt? Afkorting spreker Geadresseerde Aan wie is de beurt Afkorting gericht? geadresseerde Onafhankelijke Politieke richting Politieke richting GI 1 Links variabele 2 Centrum progressief 3 Centrum Conservatief 4 Rechts Gespreksexterne Functie Politieke functie GI 1 Lijsttrekker 1 als score item = 1, contextvariabelen 2 Kamerlid anders 2 gerelateerd aan de 3 Derde op de lijst geïnterviewde Loopbaan Hoeveelheid ervaring 1 Korter dan vijf jaar Dichotoom 1: GI binnen Nederlandse 2 Vijf jaar 1 als score item = 1, politiek 3 Langer dan tien jaar anders 2

Dichotoom 2: 2 als score item = 3, anders 1 Positie Positie partij GI 1 Demissionair Dichotoom 1: kabinet 2 als score item = 3, 2 Regeringspartij tot anders 1 20 februari 2010 3 Oppositie Dichotoom 2: 1 als score item = 1, anders 2 Peilingen Stand partij GI in de 1 Aantal zetels lager peilingen dan bij uitslag voorgaande verkiezingen 2 Aantal zetels hoger dan uitslag voorgaande verkiezingen Gespreksinterne Interviewer Welke IR stelt de 1 Knevel contextvariabelen vraag? 2 Van den Brink onder controle van de Onderwerp Type inhoud onderwerp 1 Interview staat Dichotoom 1: interviewer vraagstelling VS centraal 1 als score item = 3, 2 Geïnterviewde staat anders 2 centraal 3 Nationale kwestie Dichotoom 2: staat centraal 1 als score item = 4, 4 Internationale anders 2 kwestie staat centraal 5 Interviewer staat centraal Gespreksinterne Beantwoordingstrategie Beantwoordt de GI de 1 Beantwoording 0 als score item = 1, contextvariabelen vraag? vraag anders 1 onder controle van de 2 Openlijke geïnterviewde/vormen vraagontwijking van vraagontwijking 3 Verkapte vraagontwijking

57 Beleefdheidstrategie Hoe beleefd reageert de 1 Direct 0 als score item = 1, GI op de vraagstelling? 2 Direct omkleed met anders 1 middelen 3 Indirect Beurtwisseling Houdt de GI zich aan de 0 Volgen beurtwisselingsregels? beurtwisselingsregels 1 Spelen met beurtwisselingsregels Gespreksrol Houdt de GI zich aan de 0 In stand houden gespreksrol? gespreksrol 1 Spelen met gespreksrol Gespreksinterne Affiliatie gast-GI Krijgt de GI support of 0 Neutraal Dichotoom 1 : contextvariabelen tegenwerking van een 1 Affiliatie 1 als score item = 2, onder controle van gast aan tafel? 2 Dissociatie anders 0 toebehoorders 3 Affiliatie en dissociatie Dichotoom 2: 2 als score item = 2, anders 0 Affiliatie gast-IR Krijgt de IR support of 0 Neutraal 1 als score item = 2, tegenwerking van een 1 Affiliatie anders 0 gast aan tafel? 2 Dissociatie 3 Affiliatie en dissociatie Affiliatie publiek-GI Krijgt de GI support of 0 Neutraal Dichotoom 1: tegenwerking van het 1 Affiliatie 1 als score item = 2, publiek in de studio? 2 Dissociatie anders 0 3 Affiliatie en dissociatie Dichotoom 2: 2 als score item = 2, anders 0 Affiliatie publiek-IR Krijgt de IR support of 0 Neutraal 1 als score item = 2, tegenwerking van het 1 Affiliatie anders 0 publiek in de studio ? 2 Dissociatie 3 Affiliatie en dissociatie Afhankelijke Spreekruimte in Aantal maal dat GI de n variabele beurten beurt krijgt van IR Bias in aandacht Spreekruimte in tijd Aantal minuten dat n minuten focus in uitzending op GI ligt Afhankelijke Vijandigheid Algemene vijandigheid variabele van de VS Bias in vraagontwerp Initiatief Inleiding VS ingeleid met 0 Geen inleiding 1 als score van uitspraken 1 Inleiding van de beide items ≥ 1, vraagstelling anders 0 Meervoudige Meerdere VS in één 0 Enkelvoudige vraagstelling beurt vraagstelling 1 Meervoudige vraagstelling Directheid Geen inkleding met Referentie 0 Geen inkleding met 1 als som van beide referentie GI bereidheid/mogelijkheid referentie GI items ≥ 1, anders 0 GI beantwoorden VS 1 Inkleding met referentie mogelijkheid beantwoorden vraag 2 Inkleding met referentie bereidheid beantwoorden vraag

58 Geen inkleding met Referentie 0 Geen inkleding met referentie IR intentie/verlangen IR referentie IR om vraag te stellen 1 Inkleding met referentie intentie vraagstelling 2 Inkleding met referentie vraagstelling 3 Inkleding met referentie toestemming vraagstelling Assertiviteit Suggestieve inleiding Inleiding spreekt 0 Geen voorkeur 1 als suggestieve voorkeur uit richting 1 Meewerkende inleiding = 2 en/of antwoord voorkeur suggestieve 2 Tegenwerkende vraagstelling = 2, voorkeur anders 0 Suggestieve VS spreekt voorkeur uit 0 Geen suggestieve vraagstelling richting antwoord vraagstelling 1 Suggestieve vraagstelling met meewerkende voorkeur 2 Suggestieve vraagstelling met tegenwerkende voorkeur Oppositie Opponerende inleiding Inleiding is opponerend 0 Geen opponerende 1 als opponerende inleiding inleiding = 2 en/of 1 Opponerende algemene oppositie mening in inleiding = 1, anders 0 met vraag die focust op inleiding 2 Opponerende mening in inleiding met vraag die inleiding pressupponeert Algemene oppositie Inleiding + VS zijn 0 Geen oppositie opponerend 1 Algemene oppositie Verantwoording Verantwoordingsvraag GI moet zich 0 Geen 1 als score item ≥ 1, verantwoorden voor verantwoordingsvraag anders 0 daden of uitspraken 1 Neutrale verantwoordingsvraag 2 Beschuldigende verantwoordingsvraag Persistentie Herhaling vraagstelling Opnieuw uiten van 0 Stellen van een 1 als som van items dezelfde vraagstelling inhoudelijk nieuwe ≥ 1, anders 0 vraag 1 Spontane herhaling van een vraag met dezelfde inhoud 2 Getriggerde herhaling van een vraag met dezelfde inhoud Aanspreken op GI wordt aangesproken 0 Niet aanspreken op vraagontwijking op ontwijken van vraagontwijking vraagstelling 1 Aanspreken op vraagontwijking

59 Interruptie IR onderbreekt beurt GI 0 Geen interruptie 1 Interruptie

Vraagontwerp Vorm van de De interviewer heeft 1 Persoonsvorm- 1 (open vraag) als vraagstelling negen manieren om een onderwerp constructie score item = 2 vraag te stellen 2 Vragend voornaamwoord 2 (gesloten vraag) 3 Bewering met een als score item = 1, vragende tag 3, 4 of 5 4 Bewering op een vragende toon 3 (contextvorming) 5 Directief als score item = 6, 8 6 Bewering over een of 9 zaak die betrekking heeft op de 4 (toevoeging/ geïnterviewde oninterpreteerbaar) 7 Toevoeging/ als score item = 7 Oninterpreteerbaar 8 Uitspraken derde persoon 9 Persoonlijke uitspraken

60