DE TEUNISBLOEMPIJLSTAART in 1996 in LIMBURG GEVONDEN J.T

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

DE TEUNISBLOEMPIJLSTAART in 1996 in LIMBURG GEVONDEN J.T NATUUIÏHISTORISCH MAANDBLAD FEBRUARI 1998 lAAKGANG 87 47 DE TEUNISBLOEMPIJLSTAART IN 1996 IN LIMBURG GEVONDEN j.T. Hermans, Hertestraat 21, 6067 ER Linne j. Theelen, Eelserstraat 22, 5986 AP Bennge De Teunisbloempijlstaart (Proserpinus proserpina, Pallas 1772) is een in Groot-Brittannië gesignaleerd te Denton bij Newhaven (PRATT, 1985; TROUKENS, Midden-Europese pijlstaartvlinder waarvan in Nederland slechts een 1988). Uit Frankrijk is Proserpinus onder an• exemplaar bekend is uit de 19" eeuw met als vindplaats Dordrecht dere bekend van de departementen Pas-de- Calais, Meurthe-et-Moselle (Fr. de Champe- (MEERMAN, 1987). In Nederland behoort deze vlindersoort tot de noux, Cercueil), Aisne (Cessières), Meuse dwaalgasten of adventieve soorten. Groot was dan ook onze verba• (Saint-Mihiel) en Moselle (Marange-Silvange, Schoeneck) (zie HEIM DE BALSAC & CHOUL, zing toen bleek dat de op 13 juli 1996 door de tweede auteur 1978; PERRETTE, 1980). Inmiddels schijnt er gevonden rupsen tot de Teunisbloempijlstaart behoorden. In deze zich volgens TROUKENS ( 1988) een behoor• lijke populatie te bevinden in de Franse Ar• bijdrage wordt nader ingegaan op het areaal en de biologie van de dennen, hetgeen vangsten en waarnemingen soort, waarbij een beschrijving wordt gegeven van de Limburgse in het Bols de Merles en het Forêt de Jametz (Meuse) lijken te bevestigen. Door GUYOT vindplaats. (1990) worden vondsten gemeld van Parijs en Corsica. Ook uit het Groothertogdom Luxemburg is de Teunisbloempijlstaart be• kend. PELLES ( 1976) noemt de vondst van een UITERLIJK VLINDER AREAAL rups te Pétange op 24 augustus 1974. De aan• wezigheid van populaties in Noord-Frankrijk Proserpinus proserpina behoort tot de kleine De Teunisbloempijlstaart is een warmtemin- verklaart gedeeltelijk de vanaf 1980 in aantal pijlstaartvlinders. De vleugelspanv^iijdte ligt nende soort. Ze komt voor in Centraal- en toenemende waarnemingen van Proserpinus tussen de 36 en 45 mm; bij de mannelijke Zuid-Europa, oostwaarts tot Kazan en de in België. De verspreiding van Proserpinus in exemplaren varieert deze tussendeSI en4l Beneden-Wolga. Zuidoostwaarts strekt het België en Duitsland wordt hieronder nader mm, bij de wijfjes tussen 41 en 45 mm. De areaal zich uit van Turkije tot in Kazachstan, toegelicht. voorvleugels hebben een grijsachtig groene Libanon en Noordoost-lran (DE FREINA & grondkleur met een opvallend getande bui• WITT, 1987; PITTAWAY, 1993) (figuur 2). tenrand. De achtervleugels zijn levendig Volgens PITTAWAY (1993) lijkt het erop alsof okergeel met een zacht gezoomde rand (fi- de Teunisbloempijlstaart zijn areaal in Euro• pa uitbreidt. In 1985 werd de eerste vondst VERSPREIDING IN BELGIË EN DUITSLAND Proserpinus proserpina heeft zich in België van een onregelmatige dwaalgast vanaf 1990 ont• wikkeld tot een regelmatig voorkomende dwaalgast (VANHOLDER et of, 1995; tabel I). Begin jaren tachtig nemen de waarnemingen gestaag toe. Deze toename is vooral vanaf de jaren negentig spectaculair, waarbij er per jaar soms enkele tientallen dieren worden geobserveerd (1992 - 1996) (VANHOLDER, 1996; 1997). In 1995 wordt Proserpinus dicht bij de Nederlandse grens (Belgisch deel van de St. Pietersberg)gesignaleerd (figuur 3). De vondst van de Teunisbloempijlstaart in Ne- FIGUUR I Teunisbloempijlstaan (Proserpi• nus proserpina), op 10 juni 1997 uitgei^omen wijfje (foto: j. Theelen), 48 FEBRUARI 1998 lAAKGANG 97 NATUURHISTORISCH MAANDBLAD FIGUUR 2 FIGUUR 3 Areaal van Proserpinus proserpina in Euraf>a. (naar Verspreiding van Proserpinus PlJTAWAY, 1993 met gearceerde aanvullingen door de proserpina in l auteurs bewerkt volgens de recente gegevens). (naar VANHOLDER. 1996). derlands Limburg is een gevolg van de gesta• BIOLOGIE RUPS-VLINDER basterdwederik (Êp;/ob/um) favoriet zijn (zie ge opmars in België. In Duitsland is Proserpi• tabel II). nus bekend uit de omgeving van Trier-Som• De meeste rupsen worden in juli gevonden. De volwassen rupsen worden 60 tot 70 mm merau, Saarland (Wogbachtal, Niederwürz• De rups van Proserpinus proserpina is een po- groot. Ze komen in twee kleurfasen voor: in bach), Pfalz (diverse lokaties, zie KRAUZ, lyfage rups. Ze is vooral aangetroffen op plan• juveniele fase zijn ze groen en naarmate ze 1993) rondom Keulen en de dalen van Mid- tensoorten uit de Teunisbloemfamilie (Ono- het volwassen rupsstadium bereiken veran• den-Rijn, Nahe, Moezel en Ahr (STAMM, graceae), waarbij Teunisbloem (Oenothera dert het groen in bruinachtigzwart. De groei l98l;EBERTeto/., 1994). spec.) en met name soorten uit het geslacht verloopt in het begin traag, maargaat sneller TABEL I Overzicht van de spectaculaire uitbreiding van Proserpinus proserpina in België. Datum Lokatie (Provincie) Aantal Waarnemer Bron Periode vóór 1980 8-VI-I954 Buzenol (Luxemburg) 1 imago R. Bracke (HACKRAY et o/., 1975; TROUKENS, 1988; BRACKE, 1996) I0-I2-XII-I962 Thonvatlei, tussen Virton en Saint Leges (Luxemburg) diverse exx. J. V. Schepdael (TROUKENS, 1988; VAN SCHEPDAEL, 1962) 1980-1990 VII-1980 Ethe (Luxemburg) 1 rups Ch. Taymans (TROUKENS, 1988) I2-VIII-I983 Estinnes-au-Mont (Henegouwen) 1 cocon S. Dupont (TROUKENS, 1988) VIII-1984 Nieuwkerk-Heuvelland (West-VlaantJeren) 1 rups S. Spruytte (TROUKENS, 1988) 23-V-I985 Saint-Ghislain (Henegouwen) 1 imago P. Larand (TROUKENS, 1988) 28-VI-I986 Estinnes-au-Mont (Henegouwen) 1 imago S. Dupont (TROUKENS, 1988) I3-VII-I986 Rivière (Namen) 1 rups G. Demoulin (TROUKENS, 1988) I3-VIII-I987 Rivière (Namen) 6 rupsen G. Demoulin (VERHANDEL. 1988) 22-VII-I988 Nismes (Namen) 1 rups H. De Bisschop (VERHANDEL, 1989) 31-VIII-1988 Ollignies (Henegouwen) 1 rups A. Keymeulen (VERHANDEL, 1989) 6-9-IX-I988 Ethe (Luxembui-g) 3 rupsen W. Troukens (FALSTRÉ, 1995) 2I-V-I989 Berlare (Oost-Vlaanderen) 1 imago G. Bliki (VERHANDEL, 1990) 8-VIII-I989 Presgaux (Namen) 1 imago M. Gillard (VERHANDEL, 1990) Vanaf 1990 25-V-I990 Yves-Gomezée (Namen) t imago Hr. Bernard (VERHANDEL, 1991) 1-VII-1991 Baileux (Henegouwen) 1 imago M. Gillard (VERHANDEL, 1992) 25-VIII-I99I Gul des Sarts (Namen) 2 rupsen M. Gillard (VERHANDEL 1992) 8-VI-I992 Cerfontaine (Namen) >20 verse imago's S. Dupont (DUPONT, 1993) 16-VII en 3-VIII-I992 Rivière (Namen) 2 rupsen G. Demoulin (VERHANDEL, 1993) 29-V-I993 Stockay (Luik) 1 imago P. Lighezollo (VERHANDEL» VANHOLDER, 1994) IO-VI-1993 Stoumont (Luik) 1 imago P. Gluck (VERHANDEL» VANHOLDER, 1994) 1994 Een niet nader bekende vondst. (sehr. med. W. Troukens, 1997) 7-V-I995 Lanaye-Sint Pietersberg (Luik) 1 Imago E. Stassart (VANHOLDER, 1996) VI-1995 Waremme (Luik) 1 imago W. Werpin (VANHOLDER, 1996) I5-VII-I995 Lixhe (Luik) 1 rups E. Stassart (VANHOLDER, 1996) 1996 j Duidelijke uitbreiding met name in de provincies Namen en Luxemburg. Diverse nieuwe vindplaatsen. Gezien te Laplaigne (Henegouwen); Awirs. Lixhe, Wonck (Luik); Attert, Lamorteau, Marbehan (Luxemburg); Han-sur-Lesse.Jemappe-sur-Sambre-Wépion (Namen). (VAN- HOLDER. 1997) NATUURHISTORISCH MAANDBLAD FEBRUARI 1998 lAUGAHG 87 49 FIGUUR 4 Gevonden rups van de Teunisbloempijlstaart bij Helden, in boven- en zijaanzicht. Let op het ontbreken van de 'pijl' (foto:}. Theelen). len in beel<- of rivierdalen met begroeiingen behorende tot het Moerasspireaverbond (Fi- lipendulion) en de sluiergemeenschappen van Haagwinde en Harig wilgenroosje (Convol- vulo-Epilobietum hirsuti). Een ander natuur• lijk larvenbiotoop wordt gevormd door de pioniervegetaties (vaak met £p;7ob/um-soor- ten) op droogvallende zand- en grindbanken langs de grotere rivieren. Ook pioniervege• taties op kiezel- of zandbodem met in de na• bijheid voldoende nectarplanten zijn voor de vlinders aantrekkelijk en als voortplantings• biotoop geschikt. Gedacht kan ook worden aan zand- of grindgroeven, grote verwilder• de tuinen, braakliggende industrieterreinen of extensief gebruikte delen van spoorweg• emplacementen. wanneer de rupsen hun vijfde vervellingssta- middags in de volle zon actief waren (PlTTA- dium hebben bereikt. In hun laatste kleurfa- WAY, 1993). DE LIMBURGSE LOCATIE se is de bovenzijde bruin met zwarte vlekken Vanaf eind mei-begin juni verschijnen de vlin• terwijl de zijkanten en buikzijde geelachtig ders. Toch is de soort gevoelig voor sterke Het gebied waar de rupsen van de Teunis• bruin zijn met een netwerk van donkere lij• weerschommelingen in het voorjaar, waar• bloempijlstaart zijn aangetroffen, ligt in de nen. De trachee-openingen zijn voorzien van door de verschijningsdatum wordt beïnvloed gemeente Helden. Dit terrein is bij de locale een donkere vlek, de kop is bruin. Zeer ka• (EBERT et al. 1994). Proserpinus bezoekt nec- bevolking bekend onder de naam 'Heide' rakteristiek voor de rups van deze pijlstaart tarrijke bloemen waarbij vooral bloemen uit (coördinaten 194,6-373,3). In het kader van is het ontbreken van de typische 'pijl' op het de Anjerfamilie {Caryophyllaceae), Lipbloe- de ruilverkaveling Everlose Beek is hetgebied voorlaatste achterlijfsegment. Op de plek van men (Labiatae) en Vlinderbloemen {Faba- omgevormd tot akkerland, waarbij in 1994/ de 'pijl' zit een lichtgekleurde ronde vlek met ceoe) de voorkeur genieten. 1995 aangeplante bosopstanden de inmid• een zwart centrum (figuur 4). dels monotone cultuursteppe nog wat moe• De rupsen zijn vooral bij invallende avond of ten verlevendigen. Op een van zo'n akkers, 's nachts actief Vooral in juli en augustus kun• omzoomd door bos, is in de nazomer van nen de rupsen gevonden worden door in de BIOTOOP 1994 een poel gegraven, die ten opzichte van schemering of 's nachts met een zaklamp de de omringende omgeving in een verdiepte lig- waardplanten in een geschikt biotoop af te
Recommended publications
  • Feature Saltation and the Evolution of Mimicry
    ORIGINAL ARTICLE doi:10.1111/j.1558-5646.2011.01482.x FEATURE SALTATION AND THE EVOLUTION OF MIMICRY Gabriella Gamberale-Stille,1,2 Alexandra C. V. Balogh,1,3 Birgitta S. Tullberg,1 and Olof Leimar1,4 1Department of Zoology, Stockholm University, 10691 Stockholm, Sweden 2E-mail: [email protected] 3Environmental & Marine Biology, Abo˚ Akademi University, FIN-20520 Turku, Finland 4Wissenschaftskolleg zu Berlin, Wallotstrasse 19, 14193 Berlin, Germany Received May 27, 2011 Accepted September 26, 2011 In Batesian mimicry, a harmless prey species imitates the warning coloration of an unpalatable model species. A traditional suggestion is that mimicry evolves in a two-step process, in which a large mutation first achieves approximate similarity to the model, after which smaller changes improve the likeness. However, it is not known which aspects of predator psychology cause the initial mutant to be perceived by predators as being similar to the model, leaving open the question of how the crucial first step of mimicry evolution occurs. Using theoretical evolutionary simulations and reconstruction of examples of mimicry evolution, we show that the evolution of Batesian mimicry can be initiated by a mutation that causes prey to acquire a trait that is used by predators as a feature to categorize potential prey as unsuitable. The theory that species gain entry to mimicry through feature saltation allows us to formulate scenarios of the sequence of events during mimicry evolution and to reconstruct an initial mimetic appearance for important examples of Batesian mimicry. Because feature-based categorization by predators entails a qualitative distinction between nonmimics and passable mimics, the theory can explain the occurrence of imperfect mimicry.
    [Show full text]
  • Environmental Assessment Report Armenia: North-South Road
    Environmental Assessment Report Environmental Impact Assessment (EIA) Document Stage: Draft Sub-project Number: 42145 August 2010 Armenia: North-South Road Corridor Investment Program Tranches 2 & 3 Prepared by Ministry of Transport and Communications (MOTC) of Armenia for Asian Development Bank The environmental impact assessment is a document of the borrower. The views expressed herein do not necessarily represent those of ADB’s Board of Directors, Management, or staff, and may be preliminary in nature. Armenia: North-South Road Corridor Investment Program Tranches 2 & 3 – Environmental Impact Assessment Report ABBREVIATIONS ADB Asian Development Bank AARM ADB Armenian Resident Mission CO2 carbon dioxide EA executing agency EARF environmental assessment and review framework EIA environmental impact assessment EMP environmental management and monitoring plan IUCN International Union for Conservation of Nature LARP Land Acquisition and Resettlement Plan MFF multi-tranche financing facility MNP Ministry of Nature Protection MOC Ministry of Culture MOH Ministry of Health MOTC Ministry of Transport and Communication NGO nongovernment organization NO2 nitrogen dioxide NO nitrogen oxide MPC maximum permissible concentration NPE Nature Protection Expertise NSS National Statistical Service PAHs polycyclic aromatic hydrocarbons PMU Project Management Unit PPTA Project Preparatory Technical Assistance RA Republic of Armenia RAMSAR Ramsar Convention on Wetlands REA Rapid Environmental Assessment (checklist) SEI State Environmental Inspectorate
    [Show full text]
  • 49370-002: National Power Grid Strengthening Project
    Initial Environmental Examination Final Report Project No.: 49370-002 October 2020 Turkmenistan: National Power Grid Strengthening Project Volume 4 Prepared by the Ministry of Energy, Government of Turkmenistan for the Asian Development Bank. The Initial Environmental Examination is a document of the borrower. The views expressed herein do not necessarily represent those of ADB's Board of Directors, Management, or staff, and may be preliminary in nature. In preparing any country program or strategy, financing any project, or by making any designation of or reference to a particular territory or geographic area in this document, the Asian Development Bank does not intend to make any judgments as to the legal or other status of any territory or area. 49370-002: TKM TKM Power Sector Development Project 81. Out of these IBAs, eight IBAs are located close to phase I Transmission line alignments. Four IBAs are located close to proposed Gurtly (Ashgabat) to Balkanabat Transmission line. And four falls close to existing Sardar (West) to Dashoguz Transmission line. No IBA falls close to Dashoguz-Balkan Transmission line. The view of these IBAs with respect to transmission alignment of phase I are shown at Figure 4.17. 82. There are 8 IBAs along phase II alignment. Two IBAs, i.e. Lotfatabad & Darregaz and IBA Mergen is located at approx 6.0 km &approx 9.10 km from alignment respectively. The view of these IBAs with respect to transmission alignment of phase II is shown at Figure 4.18. : Presence of Important Bird Areas close to Proposed/existing
    [Show full text]
  • British Lepidoptera (/)
    British Lepidoptera (/) Home (/) Anatomy (/anatomy.html) FAMILIES 1 (/families-1.html) GELECHIOIDEA (/gelechioidea.html) FAMILIES 3 (/families-3.html) FAMILIES 4 (/families-4.html) NOCTUOIDEA (/noctuoidea.html) BLOG (/blog.html) Glossary (/glossary.html) Family: SPHINGIDAE (3SF 13G 18S) Suborder:Glossata Infraorder:Heteroneura Superfamily:Bombycoidea Refs: Waring & Townsend, Wikipedia, MBGBI9 Proboscis short to very long, unscaled. Antenna ~ 1/2 length of forewing; fasciculate or pectinate in male, simple in female; apex pointed. Labial palps long, 3-segmented. Eye large. Ocelli absent. Forewing long, slender. Hindwing ±triangular. Frenulum and retinaculum usually present but may be reduced. Tegulae large, prominent. Leg spurs variable but always present on midtibia. 1st tarsal segment of mid and hindleg about as long as tibia. Subfamily: Smerinthinae (3G 3S) Tribe: Smerinthini Probably characterised by a short proboscis and reduced or absent frenulum Mimas Smerinthus Laothoe 001 Mimas tiliae (Lime Hawkmoth) 002 Smerinthus ocellata (Eyed Hawkmoth) 003 Laothoe populi (Poplar Hawkmoth) (/002- (/001-mimas-tiliae-lime-hawkmoth.html) smerinthus-ocellata-eyed-hawkmoth.html) (/003-laothoe-populi-poplar-hawkmoth.html) Subfamily: Sphinginae (3G 4S) Rest with wings in tectiform position Tribe: Acherontiini Agrius Acherontia 004 Agrius convolvuli 005 Acherontia atropos (Convolvulus Hawkmoth) (Death's-head Hawkmoth) (/005- (/004-agrius-convolvuli-convolvulus- hawkmoth.html) acherontia-atropos-deaths-head-hawkmoth.html) Tribe: Sphingini Sphinx (2S)
    [Show full text]
  • Lokale Staat Van Instandhouding Voor Habitat- En Vogelrichtlijnsoorten Binnen Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
    Lokale staat van instandhouding voor habitat- en vogelrichtlijnsoorten binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Els Lommelen, Dries Adriaens, Marc Pollet INSTITUUT NATUUR- EN BOSONDERZOEK Auteurs: Els Lommelen, Dries Adriaens, Marc Pollet Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek Het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) is het Vlaams onderzoeks- en kenniscentrum voor natuur en het duurzame beheer en gebruik ervan. Het INBO verricht onderzoek en levert kennis aan al wie het beleid voorbereidt, uitvoert of erin geïnteresseerd is. Vestiging: INBO Brussel Kliniekstraat 25, 1070 Brussel www.inbo.be e-mail: [email protected] Wijze van citeren: Soortevaluatie: Thomaes A. (2013). Vliegend hert (Lucanus cervus). In: Lommelen E., Adriaens D., Pollet M. Lokale staat van in- standhouding voor habitat- en vogelrichtlijnsoorten binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2016 (11510159). Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel, pp. 31-33. Rapport: Lommelen E., Adriaens D., Pollet M. (red.) (2016). Lokale staat van instandhouding voor habitat- en vogelrichtlijn- soorten binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2016 (11510159). Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel. D/2016/3241/044 INBO.R.2016.11510159 ISSN: 1782-9054 Verantwoordelijke uitgever: Maurice Hoffmann Druk: Managementondersteunende Diensten van de Vlaamse overheid Foto cover: Vliegend hert (Yves Adams / Vilda) © 2016, Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek
    [Show full text]
  • Macro-Moths As Possible Assessment Endpoints for Non-Target Effects of Bt-Maize Pollen: a Faunistic Study in Three Italian Protected Areas
    Bulletin of Insectology 70 (2): 307-314, 2017 ISSN 1721-8861 Macro-moths as possible assessment endpoints for non-target effects of Bt-maize pollen: a faunistic study in three Italian protected areas 1 2 3 1 2 Antonio MASETTI , Salvatore ARPAIA , Silvia GHESINI , Serena MAGAGNOLI , Ferdinando BALDACCHINO , 2 4 5 5 Rosaria Alessandra MAGARELLI , Ulderico NERI , Matteo LENER , Valentina RASTELLI , Giovanni 5 6 3 1 STAIANO , Andreas LANG , Mario MARINI , Giovanni BURGIO 1Dipartimento di Scienze Agrarie - Entomologia, Università di Bologna, Italy 2ENEA, Agenzia Nazionale per le Nuove Tecnologie, l’Energia e lo Sviluppo Economico Sostenibile, Centro Ricer- che Trisaia, Rotondella, Matera, Italy 3Dipartimento di Scienze Biologiche, Geologiche e Ambientali, Università di Bologna, Italy 4Consiglio per la ricerca in agricoltura e l’analisi dell’economia agraria - Centro di ricerca per lo studio delle re- lazioni tra pianta e suolo - (CREA-RPS), Rome, Italy 5Istituto Superiore per la Protezione e la Ricerca Ambientale, Rome, Italy 6Environmental Geosciences, University of Basel, Switzerland Abstract Lepidoptera are the phytophagous group most at risk of impact by insect-resistant genetically modified (GM) plants since most of these crops have been developed to express toxins to specifically target lepidopteran pests. In the case of Bt-maize cultivation, pollen grains released by GM plants could dust larval host plants growing inside or nearby maize fields, thus leading to the expo- sure of caterpillars to the Cry toxins. This way of exposure has been studied mainly for butterflies, whereas moths, in spite of their great diversity and abundance, were rarely considered. To evaluate the potential exposure of moth species to maize pollen in ab- sence of Cry-expressing plants, macro-moths were sampled by means of light traps in three protected areas of Northern, Central and Southern Italy where conventional maize is among the main crops.
    [Show full text]
  • Der Nachtkerzenschwärmer Proserpinus Proserpina
    ©Entomologischer Verein Apollo e.V. Frankfurt am Main; download unter www.zobodat.at 155 Der Nachtkerzenschwärmer Proserpinus proserpina (P a l l a s ) , ein Nutznießer der landwirtschaftlichen Flächenstillegung (Lepidoptera, Sphingidae) von Mathias Ernst Zusammenfassung: Im Reinheimer Hügelland, einer Lößhügellandschaft in Südhessen, wurden durch Flächenstillegungsprogramme Ackerbrachflä­ chen geschaffen, die in einem frühen Sukzessionsstadium durch Proserpi­ nus proserpina besiedelt werden können; die Raupen entwickeln sich hauptsächlich an Epilobium lamyi. P. proserpina ist offenbar ein schneller Besiedler neu entstandener Brach- und Ruderalflächen mit geringer Orts­ treue. The willowherb hawkmoth {Proserpinus proserpina (Pa l l a s )) taking advantage of an EC programme to lay fallow agricultural areas (Lepidoptera, Sphingidae) Abstract: In the “Reinheimer Hügelland”, a hill-landscape in South Hesse, Federal Republic of Germany, an European Community programme to lay fallow agricultural areas resulted in large-scale succession areas. In an early stage of the succession, the willowherb hawkmoth can take advan­ tage of the situation and breed successfully, mainly on Epilobium lamyi. Proserpinus proserpina is obviously a migratory species specialized on early succession stages of bare ground. Zur Reduzierung der Getreide- und Agrarüberschüsse in der EG wurde 1988 das freiwillige Flächenstillegungsprogramm als eines von mehre­ ren Maßnahmenkomplexen eingeführt. Dieses Programm ermöglicht es Landwirten, ihre Äcker für maximal 5 Jahre stillzulegen und als Aus­ gleich eine finanzielle Entschädigung in Anspruch zu nehmen. Nachr. entomol. Ver. Apollo, Frankfurt/Main, N.F. 15 (1/2): 155—162, Juni 1994; ISSN 0723-9912. Eingang: 1.x. 1993 ©Entomologischer Verein Apollo e.V. Frankfurt am Main; download unter www.zobodat.at 15 6 Von der freiwilligen Flächenstillegung sind überwiegend ertragsschwä­ chere Flächen auf ärmeren Böden betroffen (BRAHMS & PUMMERER 1991).
    [Show full text]
  • Indicator Butterflies and Moths of the High Nature Value Dry Grasslands
    Butterfly_dry-grasslands_ENGLISH_A5_Layout 1 15/05/2012 18:39 Page 1 Indicator butterflies and moths of the High Nature Value dry grasslands of Transylvania László Rákosy Butterfly_dry-grasslands_ENGLISH_A5_Layout 1 15/05/2012 18:39 Page 2 Indicator butterfly and moths of the High Nature Value dry grasslands of Transylvania The expanse and structure of grasslands in Transylvania is the result of interactions between nature and man over the last 2000 years, which have reduced forest cover from 85% to below 25%. The dry grasslands of Transylvania are the most limited in area, but they too were and are affected by man – both benign intervention, which they need for survival, and, increasingly, destructive intervention. They have very low productivity, and those on slopes are often affected by landslides. They are not suitable for natural afforestation, and often were planted with foreign species such as acacia, red pine and black pine. The biodiversity value of Transylvania’s dry grasslands has often been reduced through afforestation or conversion into intensive vineyard ter - races. Needing a hot and dry climate, these dry grasslands have formed on the slopes of the hills of Transylvania with southern, south-eastern and south-western aspect. Although of low productive value, dry grass - lands have a very high floristic and faunistic value. They are home to a large number of plant and animal species, many of which are rare, and in danger of disappearance, in other parts of Europe. We can be proud that we have preserved these species so far, and it is our duty of honour to preserve them, unspoiled, for future generations.
    [Show full text]
  • Azerbaijan Republic
    Country Study on Biodiversity of Azerbaijan Republic Fourth National Report to Convention of Biological Diversity Baku - 2010 This document has been prepared under requirements of the Convention of Biological Diversity and involves current status of biological diversity in the territory of Azerbaijan Republic and factors impacted upon it. The report has been drafted in the presence of all concerned parties and it based upon the opinions and proposals of the related specialists. Therefore, a deep gratitude is expressed to authors staff of the First National Report on the Convention of Biological Diversity which plays as a framework document, for preparation of the Second National Report on the Convention of Biological Diversity. Views and standpoints suggested in this collection express opinions of the authors and could not coincide with opinions of the United Nations or the United Nations Development Programme. Country Study on Biodiversity and Fourth National Report The Republic of Azerbaijan Contents Introduction (Country Context and Socio-economic context)………………7 Chapter 1. Overview of Biodiversity Status, Trends and Treats.................. 23 1.1. Status of Biodiversity and Ecosystems............................................................... 24 1.1.1. Status and quality of research on ecosystems and species......................24 1.1.2. Biogeography..........................................................................................24 1.1.3. Status review of ecosystems....................................................................25
    [Show full text]
  • Proserpinus Proserpina
    Report under the Article 17 of the Habitats Directive European Environment Period 2007-2012 Agency European Topic Centre on Biological Diversity Proserpinus proserpina Annex IV Priority No Species group Arthropods Regions Alpine, Atlantic, Black Sea, Boreal, Continental, Mediterranean, Pannonian, Steppic The Willowherb Hawkmoth (Proserpinus proserpina) is a moth species widely distributed in Europe, Middle East and Central Asia. Mainly found in damp, woodland clearings and edges of woods, especially in valleys. Its conservation status is favourable in Alpine and Black Sea bioregions (improving from uknown dute to Bulgaria - the new country with big populations), unfavourable-inadequate in Continental, Pannonian and Steppic bioregions (all previous unknown) and unknown in Atlanic, Boreal (both same as previous) and Mediterranean (prevoius unfavourable-bad). According to IUCN species is ‘data deficient’. The species is listed on the Habitats Directive Annex 4. Page 1 Species: Proserpinus proserpina Report under the Article 17 of the Habitats Directive Assessment of conservation status at the European biogeographical level Conservation status (CS) of parameters Current Trend in % in Previous Reason for Region Future CS CS region CS change Range Population Habitat prospects ALP FV FV FV FV FV = 10 XX Not genuine ATL FV XX XX XX XX x 8 XX BLS FV FV FV FV FV = 4 XX Not genuine BOR XX XX XX XX XX x 0.27 XX CON FV U1 FV U1 U1 x 63 XX Not genuine MED XX XX XX XX XX x 8 U2 Not genuine PAN FV U1 FV U1 U1 x 6 XX Not genuine STE FV U1 U1 U1 U1 = 0.04 XX Not genuine See the endnote for more informationi Assessment of conservation status at the Member State level Page 2 Species: Proserpinus proserpina Report under the Article 17 of the Habitats Directive Assessment of conservation status at the Member State level The map shows both Conservation Status and distribution using a 10 km x 10 km grid.
    [Show full text]
  • Review of Favourable Conservation Status and Birds Directive Article 2 Interpretation Within the European Union
    Natural England Commissioned Report NECR176 Review of Favourable Conservation Status and Birds Directive Article 2 interpretation within the European Union First published 17 March 2015 www.gov.uk/natural-england Foreword Natural England commission a range of reports from external contractors to provide evidence and advice to assist us in delivering our duties. The views in this report are those of the authors and do not necessarily represent those of Natural England. Background The Birds and Habitat Directives are cornerstones of represent a diversity of experience and practice in biodiversity conservation in the UK and across the implementing the Directives. The methods involved European Union. At the core of both Directives lies an extensive literature review and semi-structured the objective of achieving sufficient area and quality interviews with officials and experts based on of habitats and sufficiently large populations of questions specified by Natural England. species that will ensure their survival into the medium to long term. The results of this research will assist Natural England in developing its own approaches and Natural England commissioned this study to better advice relating to implementation of the Birds and understand how the Birds and Habitats Directives are Habitats Directives. being implemented across European Union Member States, and to identify examples of good practice that This report should be cited as: could benefit our approach in England. In particular, Natural England was interested in: McConville, A.J. & Tucker, G.M. 2015. Review of Favourable Conservation Status and Birds Directive • understanding the practices and underpinning Article 2 interpretation within the European Union. assumptions that other Member States have used Natural England Commissioned Reports, Number in interpreting Favourable Conservation Status 176.
    [Show full text]
  • (Lepidoptera, Sphingidae) in the Republic of North Macedonia
    NAT. CROAT. VOL. 28 No 1 107-130 ZAGREB June 30, 2019 original scientific paper / izvorni znanstveni rad DOI 10.20302/NC.2019.28.10 CONTRIBUTION TO THE FAUNA OF THE HAWK MOTH FAMILY (LEPIDOPTERA, SPHINGIDAE) IN THE REPUBLIC OF NORTH MACEDONIA Vladimir Krpač1, Reshat Zeqiri2, Mladen Kučinić3, Xhezair Abdija4, Nexhbedin Beadini4, Mirjana Krpač5, Christian Darcemont6, Michele Lemonnier - Darcemont6, Vesna Krsteska7, Stanislava Lazarevska8 & Matjaž Černila9 1Institute of Ecology and Technology, Popova Shapka, Republic of North Macedonia ([email protected]) 2National Institution Macedonian Museum of Natural History, Boulevard Ilinden 86, 1000 Skopje, Republic of North Macedonia ([email protected]) 3Department of Biology (Laboratory for Entomology), Faculty of Science, University of Zagreb, Rooseveltov trg 6, 10000 Zagreb, Croatia ([email protected]) 4State University of Tetova - Faculty of Natural Sciences and Mathematics Department of Biology, Ilinden Street bb, 1200 Tetovo, Republic of North Macedonia ([email protected]; [email protected]) 5Entomological Society for the Investigation and Conservation of Biodiversity and Sustainable Develop- ment of Natural Ecosystems, Vladimir Komarov Street 20/6, 1000 Skopje, Republic of North Macedonia 6Groupement d’Études Entomologiques Méditerranée (G.E.E.M.) Hameau de St Donat 240 chemin du Vignaou 83440 Callian, France ([email protected]) 7University ”St. Kliment Ohridski” - Bitola, Scientific Tobacco institute - Prilep, Kicevska bb, 7500 Prilep, Republic of North Macedonia ([email protected]) 8Faculty of Agricultural Sciences and Food, Bul. Aleksandar Makedonski, bb 1000 Skopje, Republic of North Macedonia ([email protected]) 9Prirodoslovni muzej Slovenije, Prešernova 20, p.p. 290, SI - 1001 Ljubljana, Slovenija ([email protected]) Krpač, V., Zeqiri, R., Kučinić, M., Abdija, X., Beadini, N., Krpač, M., Darcemont, Ch., Lemonnier – Darcemont, M., Krsteska, V., Lazarevska, S.
    [Show full text]