22-02-2021

Jean Werts & Joke De Sutter Amanitaceae

• Alfabetische index • Amanitaceae geslachten alfabetisch

• Bibliografie

Prof. Dr. P. Van der Veken Amanitaceae geslachten alfabetisch

• Limacella Geslacht Amanita - Amaniet

• Symbionten met loof- en naaldbomen. Het algemeen velum verslijmt nooit, en laat een beurs of vlokjes na rond de steelvoet, of plakjes op de hoed. Het partiëel velum verdwijnt volledig of laat een ring na.

• Amanita macroscopische sleutel Hans Vermeulen • Amanita foto’s & hyperlinken • Amanita soorten lage landen

Amanita genus - Introduction and Identification Key to Common in Britain and Ireland Amanita soorten lage landen

Amanita battarrae Gezoneerde slanke amaniet Amanita caesarea Keizeamaniet Amanita ceciliae Prachtamaniet Amanita citrina Gele knolamaniet Amanita crocea Saffraanamaniet Amanita eliae Roze amaniet Amanita excelsa Grauwe amaniet Amanita franchetii Geelwrattige amaniet Amanita friabilis Elzenamaniet Amanita fulva Roodbruine slanke amaniet Amanita soorten lage landen

Amanita inopinata Zwarte amaniet Amanita junquillea Narcisamaniet Amanita lividopallescens Bleke amaniet Amanita mairei Zilvergrijze amaniet Amanita muscaria Vliegenzwam Amanita olivaceogrisea Kleine brokkelzakamaniet Amanita pantherina Panteramaniet Amanita phalloides Groene knolamaniet Amanita porphyria Porfieramaniet Amanita soorten lage landen

Amanita rubescens Parelamaniet Amanita simulans Dubbelgangeramaniet Amanita solitaria Stekelkopamaniet Amanita strobiliformis Franjeamaniet Amanita submembranacea Brokkelzakamaniet Amanita umbrinolutea Grijsbruine slanke amaniet Amanita vaginata Grijze slanke amaniet Amanita verna Vroege knolamaniet Amanita virosa Kleverige knolamaniet Amanita vittadinii Schubsteelamaniet Amanita macroscopische sleutel Hans Vermeulen

• 1a: steel zonder ring; hoedrand reeds jong gestreept. 2a 1b • 1b (1a): steel met ring; hoedrand reeds jong gestreept. 8a 1c • 1c (1b): steel met ring; hoedrand niet gestreept of bij oude exemplaren kort gestreept.

11a • 2a (1a): hoed niet bleek- tot okergeel; zonder plakjes of met grijze plakjes. 3a 2b

• 2b (2a): hoed bleek- tot okergeel, soms met zalmroze tint in het midden; met witte plakjes.

8a • 3a (2a): beurs verbrokkeld onder vorm van vlokkige gordels op de steelvoet. 4a 3b

• 3b (3a): beurs duidelijk zakvormig. 5a • 4a (3a): onder Els; hoed 3 – 6 cm, grijs, met donkergrijze tot rozebruine plakjes; steel 5 – 10 cm, met grijze schubjes op witte achtergrond. Amanita friabilis Elzenamaniet 4b

• 4b (4a): op kalkrijke bodem onder loofbomen; hoed 10 – 15 cm, bruin met donker midden en grote, grijze, melige plakjes; steel 12 – 20 cm, met grijze tot grijsbruine schubjes. Amanita ceciliae Prachtamaniet • In Zuid-België komt op zure bodem onder Spar of loofbomen nog de Brokkelzakamaniet (A. submembranacea) voor met een olijfbruine hoed zonder plakjes. (Enkele bij jonge exemplaren). • 5a (3b): hoed uitgesproken grijs of wit. 6a 5b

• 5b (5a): hoed okerkleurig, olijfoker of oranjegeel tot oranjebruin.

7a • 6a (5a): hoed bleekgrijs, 3 – 10 cm, met bult, kaal of zeer zelden met brede, grijze plakjes; steel 6 – 12 cm, wit, vlokkig, vaak bij populier. Amanita vaginata Grijze slanke amaniet 6b

• 6b (6a): hoed wit, rest zoals vorige. Amanita vaginata var. alba Witte slanke amaniet • 7a (5b): hoed warm geel- tot oranjebruin, 4 – 10 cm, met bult: steel 6 – 12 cm, jong wit, later meer okerkleurig; beurs eerst wit, later bleek oranje; op vochtige zure bodem, meestal onder Berk of Eik.

Amanita fulva 7b Roodbruine slanke amaniet

• Op dezelfde groeiplaats komt nog de Saffraanamaniet (A. crocea) voor die zich onderscheidt door een saffraan- tot oranjegele hoed. • 7b (7a): hoed roomkleurig tot bleek okerkleurig, oud okergrijs, 8 – 15 cm, met platte bult; steel 7 – 20 cm, met zigzagvormige olijfgele gordels op bleke ondergrond; beurs wit, binnenzijdegrijs; op kalkrijke bodem onder loofbomen.

Amanita lividopallescens Bleke amaniet

• In Zuid-België komt op zure bodem onder Spar ook nog de Grijsbruine slanke amaniet (A. umbrinolutea) voor met geelbruine hoed met olijfkleurige tint en vliezige beurs met rosse vlekjes. • 8a (2b): hoed bleek- tot okergeel, soms met zalmroze tint in het midden. 9a 8b • 8b (8a): hoed oranjerood tot rood, of bruin.

10a • 9a (8a): hoed geel, zalmroze verkleurend vanuit het midden, 4 – 10 cm, klokvormig met brede bult; steel tot 12 cm, slank, wit, vlokkig, met een vergankelijke beurs die meestal herleid is tot enkele gordels; onder Eik op zure bodem.

Amanita eliae 9b Roze amaniet

• 9b (9a): hoed effen geel, 4 – 7 cm, zonder bult; steel 6 – 10 cm, wit, met vlezige of vlokkige witte beurs; op zure bodem, vaak onder Den.

Amanita junquillea Narcisamaniet • 10a (8b): hoed 5 – 10 cm, bleekbruin tot kastanjebruin met melkwitte kleine plakjes; steel 6 – 10 cm, wit, met vliezige beurs waarboven vaak nog 1 of 2 gordels voorkomen; onder loofbomen, zelden onder naaldbomen.

Amanita pantherina Panteramaniet 10b

• 10b (10a): hoed 6 – 12 cm, jong rood, later oranjerood tot oranjegeel verblekend; met kleine witte vlokkige plakjes; steel 12 – 25 cm, wit, met een beurs die opbreekt in gordels. Amanita muscaria Vliegenzwam

Zie opmerking volgende dia • De Keizeramaniet (A. caesarea) heeft een kale oranje hoed, gele plaatjes en een gele steel met witte zakvormige beurs. Deze mediterrane soort staat bekend als een van de lekkerste paddenstoelen, maar komt helaas niet in Vlaanderen voor. • 11a (1c): steelvoet zonder beurs, of met verbrokkelde resten van een beurs.

12a 11b

• 11b (11a): steelvoet met een duidelijk afgelijnde vlezige beurs.

17a • 12a (11a): steelvoet met een halfbolronde gerande knol. 17a 12b

• 12b (12a): steelvoet gewoon verdikt of met een ei- of raapvormige, niet of vaag gerande knol.

13a • 13a (12b): hoed wit of bleekgrijs; steelvoet met gordels van beursresten en +- wortelend. 14a 13b

• 13b (13a): hoed met andere kleur; steelvoet met weinig of geen beursresten.

15a • 14a (13a): hoed 6 – 15 cm, met spitse, kegelvormige wratten; plaatjes vaak met groene tint; steel wit, 10 – 15 cm, wortelend; op kalkrijke bodem tijdens de zomer onder loof- en naaldbomen. Amanita solitaria Stekelkopamaniet 14b

• 14b (14a): hoed 8 – 20 cm, wit, met rafelige rand en wrattige en vlokkige velumresten; plaatjes wit; steel 7 – 20 cm, wit, met raapvormige voet; op kalkrijke bodem tijdens de herfst in bossen.

Amanita strobiliformis Franjeamaniet • 15a (13b): vlees met onbeduidende geur, in de vraatsporen rood of +- bruin verkleurend. 16a 15b

• 15b (15a): vlees met geur van rauwe aardappel, onveranderlijk wit; hoed 6 – 15 cm, grijsbruin tot sepiabruin; met witte, later grijze plakjes; steel 8 – 20 cm, witachtig of bleekgrijs, vaak met bruine vlekjes; op zure humusrijke • bodem. Amanita excelsa Grauwe amaniet

• De Grauwe amaniet is in Midden-België bijna even algemeen als de Parelamaniet maar beduidend zeldzamer in de Kempen en de provincies Oost- en West- Vlaanderen. • 16a (15a): vlees alleen bruin verkleurend in de steelvoet; hoed 6 – 8 cm, okergeel tot olijfbruin, met grijs- tot okergele wrattige plakjes; steel 5 – 8 cm, wit, vlokkig; ring en knol gezoomd met bruingele vlokken; in loofbos op kalkrijke bodem (alleen in Midden-België). Amanita francheti Geelwrattige amaniet 16b

• 16b (16a): vlees rood verkleurend; hoed 5 – 12 cm, vleeskleurig of licht okerbruin, soms bleek met rozerode vlekken of oud ook vaak purperbruin; met grijze of beigegrijze wrattige plakjes; plaatjes wit, oud met roze vlekjes; steel 56 – 16 cm, wit tot vleeskleurig; met witte gestreepte ring; in loof- en naaldbos op alle bodemtypes. Amanita rubescens Geelwrattige amaniet

Zie opmerking volgende dia • De Geelgeringde parelamaniet (A. rubescens var annulosulfurea) heeft een zwavelgele ring. • 17a (12a): Geur sterk naar rauwe aardappel; steelvoet met halfbolronde gerande knol. 18a 17b

• 17b (17a): geur niet naar rauwe aardappel; steelvoet met een zakvormige beurs.

20a • 18a (17a): hoed wit of citroengeel. 19a 18b

• 18b (18a): hoed grijs- tot purperbruin, glanzend, 4 – 8 cm; steel 7 – 10 cm, onder de witte ring bleek lilagrijs; vooral onder naaldbomen.

Amanita porphyria Porfieramaniet • 19a (18a): hoed 4 – 10 cm, citroengeel, met gele tot vuilbruine brede plakken; steel 6 – 12 cm, bleek citroengeel met witte gestreepte ring; op zure bodem in naald- en loofbos, bijzonder in Beukenbos.

Amanita citrina var. citrina 19b Gele knolamaniet

• 19b (19a): zoals vorige, maar volledig wit. Amanita citrina var. alba Witte knolamaniet • 20a (17b): hoed geelgroen, olijfgroen of wit. 21a 20b

• 20b (20a): hoed roodbruin tot donkerbruin, glanzend; met melkwitte plakjes, 10 – 15 cm; steel 6 – 10 cm, wit; in zuur loofbos (of bergnaaldwoud).

Amanita pantherina var. abietum Ongestreepte panteramaniet • 21a (20a): hoed wit. 22a 21b

• 21b (21a): hoed 6 – 15 cm, geel- tot olijfgroen of zelden grijsgroen, straalsgewijs vezelig gestreept en glimmend; steel 8 – 15 cm, onder de witte ring met groenige vlokkige banden op witte ondergrond; vooral onder Eik of Beuk.

Amanita phalloides Groene knolamaniet • 22a (21a): hoed 6 – 15 cm, gewelfd, droog; steel 5 – 15 cm, recht, wit, niet vlokkig; binnenzijde van de beurs met groene tint; onder Eik of Beuk. Amanita phalloides var. alba 22b

• 22b (22a): hoed 4 – 7 cm, typisch kegel- tot klokvormig met brede bult, kleverig bij vocht, droog glad; steel 8 – 15 cm, slank, vaak gekromd, wit, vlokkig, met vluchtige ring; op vochtige plaatsen tussen mos in zure loofbossen. Het vlees kleurt geel in KOH.

Amanita virosa Kleverige knolamaniet

Zie opmerking volgende dia • De Vroege knolamaniet (A. verna) komt voor tijdens de vroege zomer in loofbossen op kalkrijke bodem en heeft een gewelfde hoed zonder bult, een zijdeachtige gladde steel en vlees dat niet geel kleurt in KOH. Van witte vormen van A. phalloides var alba onderscheidt de Vroege knolamaniet zich door de afwezigheid van een groene tint. Amanita battarrae (Boudier) Bon Gezoneerde slanke amaniet

Rinus Baggerman waarneming.nl Amanita battarrae (Boudier) Bon Gezoneerde slanke amaniet

• Hoed: 5 – 8 cm, eerst klokvormig, dan vlak en licht ingedrukt, met olijfbruine of roetachtige bult, zeer donker, omgeven door een lichtere ingedeukte zone; rand dun en duidelijk gestreept; hoedhuid vochtig, vettig, normaal naakt zonder velumresten. • Lamellen: nogal dicht bijeen, vrij van de steel, soms met enkele witachtige afgeknotte tussenlamellen, met fijne draad bruingepunt. • Steel: 6 – 10 x 0,8 – 1,2 cm, subcilindrisch, progressief iets verbredend naar de basis, witachtig, volledig bedekt met bruingrijze vlokjes, donkerder wordend als ouder of bij manipulatie, zonder spoor van een ring, hol. • Volva: hoog en nauw aansluitend, wit, snel roodachtig gevlekt. • Vlees: witachtig, zeer broos, geur en smaak onbeduidend.

Deze soort is een dubbelganger van Amanita submembranacea, hij groeit ook in bergestreken. Volgende microscopische verschillen kunnen helpen: A. battarrae: velum samengesteld uit hyfenachtige buisvormige elementen met alleen occasionele sphaerocysten; hoedhuid sterk gelatineus, geen velumresten op de hoed. A. submembrabacea: velum voornamelijk bestaande uit sphaerocysten; hoedhuid niet of zwak gelatineus; hoed met velumresten. Amanita battarrae (Boudier) Bon Gezoneerde slanke amaniet Amanita caesarea Singer Keizeramaniet

Patrice Wuine waarnemingen.be Amanita caesarea Singer Keizeramaniet

• Hoed: 6 – 18 cm, van half bolvormig tot gewelfd uitgespreid, rijp vlak, rand altijd duidelijk gestreept, hoedhuid glanzend, gemakkelijk aftrekbaar, uniform oranjerood, gewoonlijk naakt, soms met enkele velumresten. • Lamellen: geel, dicht bijeen, vrij van de steel, met enkele afgeknotte tussenlamellen. • Steel: 8 – 15 x 2 – 3 cm, subcilindrisch, zonder knol en min of meer vettige oppervlakte, helemaal geel; ring membraanachtig, groot, afhangend, persistent en gestreept, zelfde kleur als hoed. • Volva: groot en dik membraanachtig, zakvormig met vrije rand, wit, altijd aanwezig. • Vlees: wit binnenin, geel elders. Geur en smaak gering en aangenaam. • Chemie: fenol op vlees en steel langzaam roze, dan donker violet, bruinachtig.

Een gewaardeerde eetbare soort sinds Julius Caesar. Werd waarschijnlijk ingevoerd door de Romeinse legioenen en groeit vooral langs de oude heirwegen. Amanita caesarea Singer Keizeramaniet Amanita ceciliae (Berkeley&Broome) Bas Prachtamaniet

Wim Rubers waarneming.nl Amanita ceciliae (Berkeley&Broome) Bas Prachtamaniet • Hoed: 8 – 15 (20) cm, eerst eivormig, dan klokvormig uitspreidend, uiteindelijk vlak met brede umbo; rand duidelijk gestreept; hoedhuid vochtig, wat vettig, grijsbruin met gele tint, lichter aan de rand met donker midden, normaal bedekt met poederige vlokjes, vooral in centrum, grijzig daarna donkerder. • Lamellen: afgerond aangehecht aan de steel, witachtig, neiging tot vergrijzen vooral aan de rand, met afgeknotte afgeronde tussenlamellen. • Steel: 8 – 16 x 0,8 – 2,5 cm, robuust, subcilindrisch, versmallend naar top, eerst vol dan hol, wit tot grijsbruin, bedekt met donzige ringen, donkerder naar de basis, schuin richting volva, ring opgelost. • Volva: eerst wit, vlokkig, brokkelig, snel gereduceerd tot grijze roetkleurige flapjes. • Vlees: witachtig, geur en smaak onbeduidend. • Chemie: phenol (op het vlees) rood-wijnkleurig dan violet, KOH (op hoedoppervlak) negatief. Deze soort is de grootste volvate amaniet (uitgezonderd A. lividopallescens) en is gekenmerkt door de steelbasis met twee tot meerdere zones (dubbele volva) en de dikke plakken van velumresten op de hoed. A. lividopallescens in contrast heeft geen of zeldzame velumresten op de hoed, en heeft een goed ontwikkelde grote gelobde omhullende volva aan de steelbasis. Amanita ceciliae (Berkeley&Broome) Bas Prachtamaniet Amanita citrina (Schaeffer) Persoon Gele knolamaniet

https://pbase.com/victorswan Amanita citrina (Schaeffer) Persoon Gele knolamaniet

Harry van der Horst Park Brasschaat 2017/10 Amanita citrina (Schaeffer) Persoon Gele knolamaniet

Jean Werts Noordheuvel 2015/09 Amanita citrina (Schaeffer) Persoon Gele knolamaniet

• Hoed: 5 – 10 cm, eerst rond, dan convex - uitgespreid, zelden conisch - klokvormig; rand altijd glad; hoedhuid vochtig, aftrekbaar, citroengeel, geelgroen, gewoonlijk bedekt met meelachtige velumresten, eerst witachtig, later verbruinend. • Lamellen: vrij van de steel, dicht bijeen, met tussenlamellen; wit met gele tinten. • Steel: 5 – 12 x 0,5 – 1,5 cm, meestal kort, cilindrisch, basis verwijd in een grote ronde knol, vezelig, wit met citroen doortrokken; ring membraanachtig; groot en blijvend, gestreept, geel. • Volva: submembraanachtig, rond besneden; witcitroengeel, later bruingevlekt. • Vlees: wit niet veranderend, met typische geur van rauwe aardappelen. • Chemie: KOH (op lamellen) bruinrood; TL4 (op de steel) zwak geel; FeSO4 negatief.

In contrast met de dodelijke A. phalloides is deze soort maar iets giftig. Hij heeft typische wratachtige tot schubachtige velumresten op de hoed, die er echter door de regen kunnen afgewassen zijn, waarbij hij kan verward worden met A. phalloides. Hoewel hij de typisch zakvormige volva zoals aan de steelbasais van A. phalloides. Bovendien verschilt A. citrina door de duidelijke geur van rauwe aardappelen. Amanita junquillea is een gelijkaardige soort maar die heeft heldergele hoedkleuren, een vluchtige ring en inamyloïde sporen van 10 – 12 ųm lang. Amanita citrina (Schaeffer) Persoon Gele knolamaniet Amanita citrina var. alba (Price) Quélet&Bataille Witte knolamaniet

Joke De Sutter De Pont Schilde 2015/08 Amanita citrina var. alba (Price) Quélet&Bataille Witte knolamaniet

• Hoed: 5 – 8 cm, eerst hemisferisch, dan convex - uitgespreid; rand altijd glad; hoedhuid blinkend, zijdeachtig, aftrekbaar, witachtig, gewoonlijk bedekt met meelachtige velumresten, eerst witachtig, later verbruinend. • Lamellen: vrij van de steel, dicht bijeen, met tussenlamellen; wit zonder gele reflexen. • Steel: 5 – 12 x 0,8 – 1,8 cm, meestal kort, cilindrisch, basis verwijd in een grote ronde knol, vezelig, wit; ring membraanachtig; groot en blijvend, wit. • Volva: submembraanachtig, rond besneden; wit. • Vlees: wit niet veranderend, met typische geur van rauwe aardappelen.

De witte vorm van A. citrina is gekenmerkt door: de wratachtige tot vlokkige velumresten op de hoed, de geur van rauwe aardappelen, de effen steel, en een gerande knol met vergankelijke lobben, tenminste bij jonge exemplaren. Soorten van de zeer giftige phalloïdesgroep produceren gelijkaardige vruchtlichamen, bv A. verna, ook met een effen steel maar sporen langer dan 10 ųm en A. virosa met een conische hoed en geschubde gevlekte steel. Deze beiden hebben een geheel verschillende geur. Amanita citrina var. alba (Price) Quélet&Bataille Witte knolamaniet Amanita crocea (Quélet) Singer Saffraanamaniet

LD-Obs waarnemingen.be Amanita crocea (Quélet) Singer Saffraanamaniet

• Hoed: 6 – 12 cm, eerst klokvormig, dan convex - uitgespreid, licht ingedrukt met of zonder bult; rand typisch gestreept; hoedhuid vochtig, aftrekbaar, saffraangeel, uniform bleekoranje, of iets donkerder in centrum, vaak bedekt met witachtige velumresten. • Lamellen: afgerond tegen de steel, eerst wit, dan crème, dikwijls dicht opeen, met afgeknotte tussenlamellen. • Steel: 5 – 8 x 1 – 2 cm, slank, subcilindrisch, versmallend naar boven toe, bedekt met vlokjes met zelfde kleur als hoed, ring snel verdwenen. • Volva: membraanachtig, dik, vasthoudend, hoog en min of meer nauw aansluitend; wit aan de buitenkant, binnenkant zelfde tint als hoed maar lichter. • Vlees: wit tot bleek oranje, geur en smaak onbeduidend. • Chemie: FeSO4 (op de hoed) grijsgroen; phenol (vlees en steel) wijnrood; formol (op het vlees) langzaam roze; ammoniak negatief.

Deze soort is een dubbelganger van Amanita fulva, die echter voornamelijk groeit in zure coniferenbossen of in kastanjebossen. Bovendien is hij in de lengte vezelig-vlokkig, de steel is niet gespikkeld, de volva is normaal oranje en het steelvlees wordt chocoladebruin in Phenol. Terwijl A. fulva algemeen is, prefereerd A. crocea warme regionen. De andere soorten vaginate amanieten hebben geen oranjebruine kleuren in de hoed. Amanita crocea (Quélet) Singer Saffraanamaniet Amanita eliae Quélet Roze amaniet

Fl 4455 Flickr Amanita eliae Quélet Roze amaniet

• Hoed: 4 – 8 cm, eerst hemisferisch, dan klokvormig, tenslotte vlak met bult +- duidelijk; rand duidelijk gestreept; hoedhuid aftrekbaar; subzijdeachtig, witbruin of geel met zalmroze toon, licht baksteenkleurig, vooral in het centrum; eerst met witte vlokjes, dan bruingrijze. • Lamellen: vrij van de steel, wit met roze reflexen, gemiddeld dicht bijeen, met tussenlamellen. • Steel: 8 – 15 x x 1 – 1,5 cm, normaal lang, slank, cilindrisch, basis licht verbreed, geheel katoenachtig gevlokt, witachtig met bruine vlokjes; ring membraanachtig, wit, broos en gemakkelijk scheurend. • Volva: vlokkig, broos, meestal herleid tot enkele gordels. • Vlees: wit, roze onder de hoedhuid. • Chemie: FeSO4 (op de hoed) groen +- intens; formol (op het vlees) zwak roze; phenol (op het vlees) purperrood; ammoniak negatief.

De relatief lange steel tot de hoeddiameter, met ring en een kleine gerande knol die diep begraven is in de bodem, en de wit gevlekte top zijn typisch bij deze zeldzame amaniet. Het is één van de kleinere soorten amanieten zoals A. gemmata en A. friabilis. Volgens Jahn lijkt hij op een vaginate amaniet met ring. Het amyloïde karakter van de sporen lijkt variabel te zijn. Amanita eliae Quélet Roze amaniet Amanita excelsa (Fr.:Fr.) Bertillon Grauwe amaniet

Harry van der Horst Vordenstein Schoten 2018/11 Joke De Sutter A. rubescens, excelsa en pantherina

A. rubescens A. excelsa A. pantherina Hoed Bleek tot diep Licht tot donker Kastanje- tot roodachtig bruin. grijsbruin. geelbruin. Hoedrand Vezelig gestreept. Vezelig gestreept. Duidelijk gegroefd. Velumresten Bruinachtig. Grijzig. Zuiver wit. Manchet Gegroefd. Gegroefd. Niet gegroefd. Vlees Wit, plaatselijk +- Wit, onveranderlijk. Wit, alleen in wijnrood. steelbasis soms rood wordend. Knol Ui-achtig, met Ui-achtig, met Knol met scherpe wrattige gordels. wrattige gordels. wrattige boord. Amanita excelsa (Fr.:Fr.) Bertillon Grauwe amaniet • Hoed: 8 – 12 cm, eerst rond, dan convex-uitgespreid, tenslotte met kleine centrale indeuking; rand glad; hoedhuid vettig en gemakkelijk aftrekbaar; niet uniform grijs met neiging te verdonkeren; naakt of met velumresten, die eerst wit zijn, daarna zelfde kleur als hoed. • Lamellen: melkwit met lichte roze reflexen in plaats tussen lamellen, dicht bijeen, met tussenlamellen. • Steel: 8 – 16 x 1 – 2 cm, slank, +- gebogen, subcilindrisch, wortelend, zonder duidelijke knol; wit met bruinroze tinten aan de basis, vooral na manipulatie; vol dan wattig; ring groot, zeer broos, snel onduidelijk; volva wit, brokkelig. • Vlees: tenger, wit, grijs getint onder de hoedhuid, soms rood wordend naar de steelbasis toe. Geur en smaak aangenaam. • Chemie: FeSO4(op vlees en steel) vuil niet uniform geelgroen; formol (op vlees en steel) negatief; phenol (op vlees, hoedhuid en steelbasis) rood-wijnkleurig-purper; ammoniak negatief.

De soort is zeer variabel. Kan verward worden met de eveneens eetbare A. rubescens waarvan echter al de delen rood worden, maar ook met de zeer giftige A. pantherina die een gestreepte hoed heeft, een effen ring die niet gestreept is aan de bovenzijde, en een steel die eindigt in een bloempotachtige knol. Amanita excelsa (Fr.:Fr.) Bertillon Grauwe amaniet Amanita franchetii Boudier Geelwrattige amaniet

Andreas Gminder wikimedia commons Amanita franchetii Boudier Geelwrattige amaniet

• Vruchtlichaam: bijna identiek als A. aspera met geel algemeen velum. Niet iedereen vindt dit een aparte variatie. • Steel: ring en basis steel gezoomd met bruingele vlokjes. • Vlees: alleen bruin verkleurend in de steelvoet.

• In loofbos op kalkrijke bodem alleen in Midden - België. Amanita franchetii Boudier Geelwrattige amaniet Amanita friabilis (P. Karsten) Bas Elzenamaniet

Jan Haverkamp waarneming.nl Amanita friabilis (P. Karsten) Bas Elzenamaniet

• Hoed: 4 – 6 cm, eerst semiglobose, dan convex - vlak; rand duidelijk gestreept, wat vettig, asgrijs of grijsbruin, min of meer bedekt met iets donkerder melige vlokjes met roze-inkarnate toon, resten van het algemeen velum. • Lamellen: vrij van de steel, eerst witachtig, dan grijs verdonkerend, met tussenlamellen. • Steel: slank, 5 – 10 cm, min of meer gezwollen aan de basis, witachtig, met grijze schubjes op witte ondergrond, zonder duidelijke ring, eerst vol dan hol. • Volva: zeer brokkelig, snel vergaan tot enkele vlokkige flarden rond de basis; grijsachtig met roze - inkarnate tonen. • Vlees: wit, smaak en geur onbeduidend.

Deze soort wordt gekenmerkt door zijn slanke vruchtlichamen, de accociatie met Els, de ringloze steel, en de bijna volledige afwezigheid van een volva aan de steelbasis. Amanita friabilis (P. Karsten) Bas Elzenamaniet Amanita fulva (Schaeffer) Fries Roodbruine slanke amaniet

Mireille Bruynseels waarnemingen.be Amanita fulva (Schaeffer) Fries Roodbruine slanke amaniet • Hoed: 5 – 10 cm, eerst klokvormig, dan ingedeukt met min of meer duidelijke kleine bult, vochtig en vettig in niet droge periodes, met karamelkleur, uniform roodbruin; rand duidelijk gestreept. • Lamellen: vrij van de steel, witachtig, daarna met vaag oranje tint, met zeldzame tussenlamellen. • Steel: 10 – 15 x 0,5 – 1,5 cm, witachtig of dezelfde tint als hoed, pruineus of met min of meer duidelijke schubjes, meestal zonder spoor van een ring, hol bij volwassen exemplaren. • Volva: membraanachtig maar weinig consistent, dun, nauw aansluitend, eerst wit, later bleekoranje met roodbruine vlekjes. • Vlees: witachtig, dun, zeer broos, geur en smaak onbeduidend. • Chemie: guiac (op de volva) langzaam groenblauw; phenol (op vlees en steel) langzaam wijnrood, KOH negatief (op hoedoppervlak).

• Amanita crocea is een zeer gelijkende soort, die verschilt door een oranjebruin gestippelde en gevlekte steel. A. crocea groeit in warme plaatsen in loofbossen (Berk, Eik, Beuk). Amanita fulva (Schaeffer) Fries Roodbruine slanke amaniet Amanita inopinata Zwarte amaniet

Eric Daelemans waarnemingen.be Amanita inopinata Zwarte amaniet

• Hoed: gewelfd, dan uitgespreid tot vlak, Ø 20 - 90 mm, grijs- of sepiabruin tot zwart, wat lichter onder de schubben, sterk harig-schubbig met piramidale wratten in het centrum. Lamellen: vrij dik, witcrème tot zalmkleurig. Steel: 70 - 130 x 10-25 mm, boven de ring bleek sepiabruin gegordeld, met een bleek grijsbruine stevige afhangende getande ring met donkere vlokjes aan de onderzijde, de steel onder de ring harig-schubbig wordend van de in schubben opbrekende sepiabruine beurs om de steelbasis, de steelbasis wortelend. • Vlees: wit. Geur opvallend, naar natte rubberen handschoenen. Sporenfiguur: wit tot bleekcrème.

In loofbossen en houtwallen met jonge loofbomen (es) op veen en klei. Late herfst. Mogelijk saprofiet. Tweede waarneming van Zwarte amaniet te Kessel-Lo (bericht Sporen 7-4 van jan 2015) Reeds vijf jaar geleden werd het eerste exemplaar van deze soort gevonden in Vlaanderen, meer bepaald te Londerzeel. Amanita inopinata of Zwarte amaniet werd vorig jaar voor het eerst in de regio Leuven gevonden en dit jaar opnieuw. Het is een weinig opvallende soort, zeker in het substraat waar hij te Kessel-Lo voorkomt. Er waren twee exemplaren die deels door slakken waren aangetast. Onder coniferen die opgesnoeid werden, valt deze Zwarte amaniet helemaal niet op in de strooisellaag. Het blijft toch een zeldzaamheid, ook in de ons omringende landen, en dus is een nieuwe waarneming altijd leuk. Amanita inopinata Zwarte amaniet Amanita junquillea Quélet Narcisamaniet

Terry Coppens waarnemingen.be Amanita junquillea Quélet Narcisamaniet

• Hoed: 4 – 8 cm, zonder bult, halfbol, dan vlak - ingedeukt; rand eerst glad dan duidelijk gestreept; hoedhuid vochtig, wasachtig, gemakkelijk aftrekbaar, bleek geel, crème geeloker, dan lichter aan de rand, naakt of met witachtige plakjes. • Lamellen: wit, vrij van de steel, gemiddeld dicht, met tussenlamellen. • Steel: 5 – 12 x 0,8 – 1,5 cm, cilindrisch of iets versmallend naar boven, met ronde of ovale knol, +- wortelend en puntig; wit, glad of fijn vlokkig; mergachtig dan hol; ring gelijkgekleurd, membraanachtig maar broos, soms afwezig of miniem. • Volva: wit, zacht, kol aan de top van de knol. • Vlees: tenger, wit, niet verkleurend, licht geel onder de hoedhuid, geur en smaak onbeduidend. • Chemie: FeSO4 (op het vlees) +- groenblauw; phenol (op het vlees) roze dan bruinpurper; KOH (op vlees van de hoed) geeloranje; formol of ammoniak negatief.

Deze soort kan verward worden met A. citrina, die echter naar rauwe aardappelen riekt. A. junquillea is geurloos, heeft gewoonlijk een heldergele hoed en heeft zeer vluchtige velumresten op hoed en steel die dikwijls niet meer herkend kunnen worden bij oudere vruchtlichamen. Waarschijnlijk het zekerste kenmerk zijn de niet amyloïde sporen bij A. junquillea, bij A. citrina zijn deze amyloïd. Amanita junquillea Quélet Narcisamaniet Amanita lividopallescens (Gillet) Seyot Bleke amaniet

Desmedt Ronny waarnemingen.be Amanita lividopallescens (Gillet) Seyot Bleke amaniet

• Hoed: 8 – 15 cm, eerst hemisferisch, dan convex - uitgespreid, met platte bult, kort gestreept aan de rand; hoedhuid aftrekbaar; kleur is zeer variabel, van witachtig, crème, grijsachtig, koffie-met-melk tot bruinachtig, uniform tot nauwelijks donkerder in centrum. Naakt of met witachtige resten van algemeen velum. • Lamellen: witcrème, vrij van de steel, niet zeer dicht bijeen, met afgeknotte tussenlamellen van diverse grootte. • Steel: 10 – 20 x 1 – 2,5 cm, robuust, slank, versmallend naar top en verbredend naar basis; met zigzagvormige olijfgele gordels op bleke ondergrond, hol, ring aanwezig als jong, snel verdwijnend. • Volva: min of meer membraanachtig, broos, soms in onregelmatige fragmenten, soms meer stevig zakvormig, wit met oker tinten aan de rand, binnenzijde grijs. • Vlees: wit, licht gekleurd onder de hoedhuid, geur en smaak zacht. • Chemie: FeSO4 langzaam grijsgroen; phenol (op volva en steel) rood-wijnbruin- De typische kenmerken van deze zeldzame vaginate amaniet, die vroeger als een variëteit van A. purper. vaginata werd beschouwd, zijn de grote afmetingen van de vruchtlichamen (hoed tot 250 mm doormeter, steel tot 250 x 35 mm), de licht okergrijze kleur van de hoed, de steel soms gegordeld met het partieel velum, en de subglobose tot breed elliptische sporen (Q = 1 – 1,3). Andere vaginate Amanieten zijn kleiner, hebben andere kleuren of hebben ronde sporen (Q = 1 – 1,1). Amanita lividopallescens (Gillet) Seyot Bleke amaniet Amanita mairei Foley Zilvergrijze amaniet

Marjan Kustera Flickr Amanita mairei Foley Zilvergrijze amaniet • Hoed: 5 – 10 cm, eerst hemisferisch, dan convex, uiteindelijk vlakker wordend; rand duidelijk gestreept, min of meer donker asgrijs, bruingrijs, soms met bleke tabaksbruine - grijze blos, normaal naakt, soms met enkele velumresten. • Lamellen: wit met lichte neiging tot vergrijzing, nogal dicht bij elkaar met tussenlamellen: rand pruineus. • Steel: 5 – 12 (15) x 0,8 – 2 cm, slank, subcilindrisch, versmallend tegen de lamellen, breder naar voet, geen knol, wit, min of meer bedekt met gelijkkleurige vlokjes, dan vergrijzend. • Volva: wit, grijswit, dan , wat bruinoker gevlekt, dik, gescheurd in onregelmatige flappen. • Vlees: geur en smaak onbeduidend. • Chemie: guiac (op het vlees) grijsblauw; ammoniak zwak rozebruin; phenol (op het vlees) eerst roze dan bruinroze; formol (op het vlees) zwak en langzaam roze; FeSO4 negatief. Deze soort kan gemakkelijk worden verward mat Amanita vaginata, waarvan hij slechts iets verschilt macroscopisch, bv door een niet bultige hoed, stevige steel en gewoonlijk velumresten op de hoed. De soorten kunnen microscopisch uit elkaar worden gehouden. In contrast met A. vaginata heeft A. mairei brede elliptische sporen en meer slanke basidiën. In Europa meestal in loofbossen. Amanita mairei Foley Zilvergrijze amaniet Amanita muscaria (Linneo) Lamarck Vliegenzwam

Joke De Sutter Uitlegger Brasschaat 2019/10 Amanita muscaria (Linneo) Lamarck Vliegenzwam

• Hoed: 10 – 20 cm, eerst rond, dan hemisferisch, tenslotte uitgespreid, soms met lichte depressie; rand +- duidelijk gestreept; hoedhuid aftrekbaar, vettig als vochtig, blinkend rood of oranjerood, bedekt met witte velumresten. • Lamellen: wit, soms met gele schijn, vrij van de steel, met tussenlamellen; rand vlokkig. • Steel: 10 – 20 x 1 – 3,5 cm, slank of normaal, cilindrisch, basis met knol, wit, eerst vlokkig dan subglad, eerst vol dan half hol; ring membraanachtig, groot en blijvend, wit met gele vlokjes. • Volva: wit, brokkelig, opbrekend in gordels, bruinend. • Vlees: wit, oranjegeel onder de hoedhuid, smaak en geur onbeduidend. • Chemie: guiac (op vlees van de knol) +- groenblauw; phenol (op vlees en steel) rood-wijnkleurig-bruinachtig; FeSO4 of ammoniak negatief.

Deze paddenstoel stelt geen problemen bij determinatie. De eetbare A. caesarea is gelijkend, maar heeft rode hoeden zonder velumresten, gele lamellen en ring, en een gelobde witte volva. A. muscaria bevat de vergiften muscimol, muscazon en muscarin. Deze vergiften kunnen erge symptonen van vergiftiging vertonen maar zijn ook halucigeen. Amanita muscaria (Linneo) Lamarck Vliegenzwam Amanita olivaceogrisea Kalamees Kleine brokkelzakamaniet

M. Gotink waarneming.nl Amanita olivaceogrisea Kalamees Kleine brokkelzakamaniet

• Hoed: 30 – 60 mm doormeter, olijfgrijs tot okergrijs tot bruingrijs, met een gestreepte rand en met grote wratten die blijvend zijn, eerst katoenwit, dan grijs tot okergrijs wordend. • Lamellen: vrij, dicht bijeen, wit. • Steel: 50 - 90 × 5 - 10 mm, zonder ring, wit, en dikwijls gedecoreerd met dichte grijze tot olijfgrijze vezels; de submembraanachtige volva is eerst zakvormig, maar kan opbreken in grote plakken verdeeld over het lagere deel van de steel; de volva heeft de neighing om grijs te worden van de bovenkant af naar beneden.

Amanita olivaceogrisea schijnt beperkt te zijn tot vochtige bodems in associatie met Els en Hazelaar. Te vergelijken met A. submembranacea. Amanita olivaceogrisea Kalamees Kleine brokkelzakamaniet Amanita pantherina (De Candolle: Fr.) Krombholz Panteramaniet

Harry van der Horst Park Brasschaat 2017/10 Lode Rubberecht Amanita pantherina (De Candolle: Fr.) Krombholz Panteramaniet

• Hoed: 5 – 10 cm, eerst rond, dan convex, tenslotte vlak - ingedeukt; rand kort maar duidelijk gestreept; hoedhuid gemakkelijk aftrekbaar, bruinbistro, bruin, dan lichter naar de rand, bedekt met melkwitte kleine plakjes. • Lamellen: dicht bijeen, vrij of licht aangehecht, wit, met tussenlamellen. • Steel: 8 – 12 x 1 – 2 cm, +- slank, cilindrisch, uitlopend in een ronde knol, kernachtig gevuld, wit; ring gelijkkleurig, groot en laag. Boven de volva komen nog vaak 1 of twee gordels voor. • Volva: wit, aangehecht aan de knol, rond geneden met duidelijke rand, niet vlokkig, omgeven door een min of meer complete armband. Boven de volva komen nog vaak 1 of twee gordels voor. • Vlees: wit, smaak zoetachtig, geur zwak naar radijs. • Chemie: FeSO4 (op steelvlees) grijsgroen; phenol (op vlees) rood - wijnkleurig dan bruinachtig; KOH (op het vlees) geeloranje +- helder; formol of ammoniak negatief. Karakteristiek aan deze zeer giftige amaniet is de bloempotachtige basale knol, de gestreepte hoedrand, de effen bovenzijde van de ring, en wit vlees beneden de hoedhuid. Hij kan gemakkelijk verward worden met de eetbare soort A. excelsa en A. rubescens. Deze twee laatsten hebben echter een effen hoedrand en een ring met een gestreepte bovenzijde; en amyloïde sporen. Amanita regalis produceert gelijkaardige vruchtlichamen, is giftig en heeft inamyloïde sporen, maar heeft een verschillende steelbasis en lijk alle vliegenzwammen gekleurd vlees onder de hoedhuid. A. rubescens, excelsa en pantherina

A. rubescens A. excelsa A. pantherina Hoed Bleek tot diep Licht tot donker Kastanje- tot roodachtig bruin. grijsbruin. geelbruin. Hoedrand Vezelig gestreept. Vezelig gestreept. Duidelijk gegroefd. Velumresten Bruinachtig. Grijzig. Zuiver wit. Manchet Gegroefd. Gegroefd. Niet gegroefd. Vlees Wit, plaatselijk +- Wit, onveranderlijk. Wit, alleen in wijnrood. steelbasis soms rood wordend. Knol Ui-achtig, met Ui-achtig, met Knol met scherpe wrattige gordels. wrattige gordels. wrattige boord. Amanita pantherina (De Candolle: Fr.) Krombholz Panteramaniet Amanita pantherina var. abietum Ongestreepte panteramaniet (Gilbert) Vesely

Gerhard Koller wikimedia commons Amanita pantherina var. abietum Ongestreepte panteramaniet (Gilbert) Vesely

• Hoed: 5 – 10 cm, eerst rond, dan convex, tenslotte vlak tot ingedeukt; rand alleen gestreept als oud; hoedhuid blinkend, donkerbruin, roodbruin, bedekt met melkwitte vlokjes. In zuur loofbos en bergnaaldwoud. • Lamellen: dicht bijeen, wit, met tussenlamellen. • Steel: 6 – 12 x 1,5 – 3 cm, robuust, versmallend naar boven, vol dan kernachtig gevuld, wit, bedekt met gelijkkleurige vlokjes boven de ring, vuilwitte naar onderen; ring onregelmatig membraanachtig, blijvend, hangend; basis met grote ronde-eivormige knol, afgebakend door duidelijke rand. • Vlees: wit, smaak zoetachtig, geur zwak naar radijs. • Chemie: FeSO4 (op steelvlees) grijsgroen; phenol (op vlees) rood-wijnkleurig dan bruinachtig; KOH (op het vlees) geeloranje +- helder; formol of ammoniak negatief. Amanita pantherina var. abietum Ongestreepte panteramaniet (Gilbert) Vesely Amanita phalloides (Fries) Link Groene knolamaniet

Herwig Mees waarnemingen.be Amanita phalloides (Fries) Link Groene knolamaniet • Hoed: 5 – 15 cm, eerst hemisferisch, dan convex of convex-klokvormig, later vlak; rand glad niet gestreept, hoedhuid gemakkelijk aftrekbaar; glimmend, niet uniform geelolijf en zeer variabel van wit tot geel tot bruin olijf, normaal geen velumresten, straalsgewijs vezelig. • Lamellen: vrij van de steel, met tussenlamellen, buikig, zacht, wit met groene tinten. • Steel: 5 – 15 x 1 – 2,5 cm, met ronde knol, slank, naar boven smaller wordend, snel typisch bedekt met groenige vlokkige banden, eerst vol dan half hol, met membraanachtige blijvende ring, broos en gemakkelijk scheurend, hangend. Volva: membraanachtig, zacht en blijvend, wit, soms met bleekgroene binnenkant, flappen vrij van de steel. • Vlees: wit,eerst zonder geur, dan bijtend en onaangenaam, rijp een lijkgeur uitscheidend; smaak zoetachtig. • Chemie: FeSO4 (op vlees) geelgroen; KOH negatief.

Een van de meest gevaarlijke paddenstoelen. Karakteristiek zijn de witblijvende lamellen, de membraanachtige ring en de gelobde vaginate volva aan de knollige steelbasis. Amanita phalloides (Fries) Link Groene knolamaniet Amanita phalloides var. alba (Gillet) Bourdot

Steve Garrington Flickr Amanita phalloides var. alba (Gillet) Bourdot

• Hoed: 5 – 12 cm, eerst hemisferisch, dan convex of convex - klokvormig, later vlak; rand glad niet gestreept, hoedhuid gemakkelijk aftrekbaar, droog; helemaal wit zonder oker of groene schijn; normaal geen velumresten. • Lamellen: vrij van de steel, met tussenlamellen, buikig, zacht, wit. • Steel: 5 – 15 x 1 – 2,5 cm, met ronde knol, slank, naar boven smaller wordend, wit, eerst vol dan half hol, met membraanachtige blijvende ring, broos en gemakkelijk scheurend, hangend. • Volva: membraanachtig, zacht en blijvend, wit, binnenzijde met groene tint, flapjes vrij van de steel. • Vlees: wit, eerst zonder geur, dan onaangenaam, naar rottende paddenstoelen; smaak zoetachtig. Amanita phalloides var. alba (Gillet) Bourdot Amanita porphyria Albertini&Schweinitz: Fries Porfieramaniet

Henri Stappaerts waarnemingen.be Amanita porphyria Albertini&Schweinitz: Fries Porfieramaniet

• Hoed: 5 – 10 cm, eerst eivormig - klokvormig, dan convex uitspreidend, met of zonder bult; rand blijvend glad; hoedhuid min of meer vochtig, aftrekbaar, blinkend, vuilgrijs met lilaviolette tinten tot purperbruin; naakt of met dunne grijzige vlokjes. • Lamellen: vuilwit, dicht bijeen, afgerond, met tussenlamellen. • Steel: 7 – 14 x 1 – 2 cm, min of meer slank, met duidelijke ronde knol, fijn viltig, witachtig met lilaviolette tinten, ring membraanachtig, dun, breekbaar, gemakkelijk loslatend van de steel, witachtig of lilagrijs. • Volva: submembraanachtig, dun, witachtig met neiging naar rozeoker, +- vrij. • Vlees: wit, met violette tint onder de hoedhuid, broos, smaak onbeduidend, geur raapachtig. Deze soort kan verward worden met slankere vruchtlichamen van A. pantherina, A. excelsa en A. rubescens. Deze verschillen van A. porphyria microscopisch door de vorm en afmetingen en het amyloïde aspect van de sporen. In elk geval zijn de donkere grijsviolette velumresten op de hoed typisch voor A. porphyria. Amanita porphyria Albertini&Schweinitz: Fries Porfieramaniet Amanita rubescens Persoon Parelamaniet

Joke De Sutter De Inslag Brasschaat 2014/08 A. rubescens, excelsa en pantherina

A. rubescens A. excelsa A. pantherina Hoed Bleek tot diep Licht tot donker Kastanje- tot roodachtig bruin. grijsbruin. geelbruin. Hoedrand Vezelig gestreept. Vezelig gestreept. Duidelijk gegroefd. Velumresten Bruinachtig. Grijzig. Zuiver wit. Manchet Gegroefd. Gegroefd. Niet gegroefd. Vlees Wit, plaatselijk +- Wit, onveranderlijk. Wit, alleen in wijnrood. steelbasis soms rood wordend. Knol Ui-achtig, met Ui-achtig, met Knol met scherpe wrattige gordels. wrattige gordels. wrattige boord. Amanita rubescens Persoon Parelamaniet

• Hoed: 5 – 15 cm, eerst hemisferisch, dan convex, tenslotte uitgespreid; rand glad, oudere exemplaren soms licht gestreept; hoedhuid gemakkelijk aftrekbaar; van wit met rood doortrokken tot bruinoker tot wijnbruin; zelden naakt, meestal bedekt met grijzige vlokjes. • Lamellen: witachtig, oud met rode vlekjes, dun, zacht, met tussenlamellen, afgerond aangehecht aan de steel. • Steel: 6 – 18 x 1 – 3,5 cm, +- robuust, cilindrisch, met niet gerande knol, onder de ring met vlokjes of bijna glad, van wit tot bruinroze met wijnrode vlekjes; ring groot, membraanachtig en blijvend, gestreept, uitwendig wit, inwendig zelfde kleur als steel. • Volva: brokkelig, dikwijls verdwenen of niet goed zichtbaar. • Vlees: zwak roodwordend bij kneuzing en onder de hoedhuid; geen geur, smaak zwak scherp, dikwijls geparasiteerd aan de basis van de steel. • Chemie: FeSO4 (op het vlees) grijs-groen-blauw; phenol (op vlees) roze-wijnkleurig, verbruinend; ammoniak, formol, guiac negatief.

Deze soort staat dicht bij A. excelsa, maar deze laatste verschilt macroscopisch door het ontbreken van rode tonen, bij kwetsen of op vraatplekken blijft het vlees onveranderd wit. Bovendien zijn de sporen van A. excelsa breed ellips met een Q van 1,2 – 1,4. Amanita rubescens is zeer kneedbaar. Amanita rubescens Persoon Parelamaniet Amanita rubescens forma alba Coker

Vruchtlichaam: zonder kleur, witachtig, rand zwak gestreept, vlokjes witachtig.

Georges Lachaîne https://www.flickr.com/photos/georges_lachaine/ Amanita rubescens forma annulosulfurea (Gillet) Lange Geelgeringde parelamaniet Vruchtlichaam: identiek aan A. rubescens maar hoed meestal kleiner dan 6 cm. Ring: steeds sulfergeel.

Megalogena wikimedia commons Amanita rubescens forma annulosulfurea (Gillet) Lange Geelgeringde parelamaniet Amanita simulans Contu Dubbelgangeramaniet

Joke De Sutter Roomakker Tielrode 9/2015 Amanita simulans Contu Dubbelgangeramaniet

Roomakker Tielrode 2015/09 Amanita simulans Contu Dubbelgangeramaniet

• Hoed: (3-) 5 – 10 (-15) mm, gestreept aan de rand, zelden wit (forma alba), zeer dikwijls grijs, asgrijs, loodgrijs of zilvergrijs, soms gemengd met bister, bruinig of okerkleurig; oppervlak dikwijls gedecoreerd met nogal dikke velumresten, polygonaal of met de vorm van een afgeknotte piramide, witachtig en min of meer oker getint of rozeoker, soms wat grijzig. Het oppervlak van de hoed is nogal “gehamerd”. • Lamellen: wit, soms grijzig beige of iets roze, dikwijls bleek zalmkleurig wordend bij drogen; de rand dikwijls gemarkeerd met donkere tinten van dezelfde kleur als die van de steel: grijs, geelbruin of zwart. • Steel: 5 – 12 (-20) x (0,5) 1 – 2 cm, zonder ring, zonderknol, gradueel verbredend van top naar bodem, ook verbreed juist onder de lamellen; witachtig of bedekt met partiele velumresten die grijze of bister ring zigzags van een continue laag, de voettop dikwijls bleker blijvend; wanneer het partiele velum dik is, is het dikwijls in de lengte gestreept door de print van de lamellen. Amanita simulans Contu Dubbelgangeramaniet

• Volva: gewoonlijk begraven in de grond, membraanachtig maar dikwijls broos, witachtig, dikwijls plaatselijk oker getint, ros of zelfs helder rosoranje, binnenkant grijzig of grijsbeige. • Vlees: wit, zonder bijzondere smaak of geur. • Ecologie: Amanita simulans is een zeldzame soort, die soms overvloedig voorkomt op zijn groeiplaatsen. Augustus – oktober. • De soort verschijnt meestal tussen gras aan de rand van loofbossen; gewoonlijk op +- kleiïge of kalkbodems, vermoedelijk gebonden aan populierensoorten, soms ook aan Wilgen. • Wijzelf (Jean Werts en Joke De Sutter) vonden deze soort tijdens een AMK excursie in de Roomakker te Tielrode, 19 september 2015.

Sterbeeckia 33 (2014) van de Koninklijke Vlaamse Mycologische vereniging. Amanita simulans Contu Dubbelgangeramaniet Amanita solitaria Stekelkopamaniet

Henri Stappaerts waarnemingen.be Amanita solitaria Stekelkopamaniet

• Hoed: 6 – 12 cm, eerst rond dan hemisferisch, tenslotte vlak en ingedrukt; rand glad, afhangend; hoedhuid aftrekbaar; zijdeachtig wit, blinkend licht grijs met zilver reflex, bedekt met kleine puntige kegelvormige wratten, vooral in het centrum. • Lamellen: zeer dicht bijeen, met tussenlamellen, rand beschadigd; witcrème met groenige reflexen. • Steel: 10 – 15 x 1,5 – 3,5 cm, meestal slank, naar boven versmallend, naar onder eindigend wortelachtig - knolachtig, jong vol; met gelijkkleurige vlokjes die later verdonkeren: ring groot, membraanachtig, gestreept en geornamenteerd aan de rand. • Volva: concentrisch in plakjes rond de steel. • Vlees: witachtige, later met groengele reflexen. Geur en smaak onbeduidend. • Chemie: formol (op vlees en steel) negatief; Phenol (op steel) bleek roze.

Deze soort is een van de meest robuuste amanieten. Hij is gekenmerkt door de piramidale velumresten op de hoed, die hem scheidt van twee nauw verwante soorten, A. strobiliformis en A. vittadini. Deze laatste twee soorten hebben vlokkige- aerolate velumresten op de hoed. Amanita solitaria Stekelkopamaniet Amanita strobiliformis (Paulet ex Vittadini) Bertillon Franjeamaniet

Omer Van de Kerckhove KVMV Henri Stappaerts waarnemingen.be Amanita strobiliformis (Paulet ex Vittadini) Bertillon Franjeamaniet

• Hoed: 8 – 20 cm, subhemisferisch dan convex - uitgespreid; rand rafelig bedekt met franjes die ook afhangen, hoedhuid aftrekbaar vochtig blinkend; van wit tot licht crèmebruin of licht grijzig. • Lamellen: vrij van de steel, witcrème, gemiddeld dicht bijeen, met tussenlamellen. • Steel: 10 – 25 x 2 – 4 cm, groot, robuust, eindigend in een grote ei- of raapvormige knol, soms duidelijk met ingesneden rand; vol, witachtig, met gelijkkleurige vlokjes; ring wit, romig, spoedig verdwijnend; volva brokkelig. • Vlees: wit, stevig, geur en smaak aangenaam. • Chemie: FeSO4 (op het vlees) bleek grijsgroen; phenol (op het vlees) purperrood.

Amanita echinocephala wordt gevonden in dezelfde habitats, alhoewel hij zeldzamer is. Hij kan verward worden met A. strobiliformis, alhoewel hij nooit de crèmezachte, witte velumstukjes heeft die afhangen van de hoed. Bovendien heeft hij piramidale wratten op de hoed. Opgepast: verwarring is ook mogelijk met de giftige witte knolamanieten zoals A. virosa en A. verna. Amanita strobiliformis (Paulet ex Vittadini) Bertillon Franjeamaniet Amanita submembranacea (Bon) Gröger Brokkelzakamaniet

Bjorn S. wikimedia commons Amanita submembranacea (Bon) Gröger Brokkelzakamaniet

• Hoed: eerst convex, dan conisch - klokvormig, met golvende rand, dan vlak met bult, rand lang gestreept, kleur olijfoker, olijfbruin, bruingrijs, met bronstinten, donkerder in centrum, naakt of dikwijls met melige grijze vlokjes en fragmentjes. • Lamellen: vrij van de steel, niet dicht bijeen, witachtig, vergrijzend, met tussenlamellen. • Steel: 8 – 15 x 0,8 – 2 cm, subcilindrisch, zwak versmallend naar boven, witachtig, pruïneus aan de top, zonder ring, bedekt met grijzige vlokjes. • Volva: broos, weinig aansluitend, rand gemakkelijk scheurend, wit, sterke neiging tot vergrijzen aan de binnenkant en de rand. • Vlees: wit, niet veranderend, zacht, smaak en geur onbeduidend. Amanita submembranacea (Bon) Gröger Brokkelzakamaniet

• Deze soort is een karakteristieke vertegenwoordiger van zure sparrenbossen, hij behoort tot de vaginate Amanieten met grote aantallen sphaerocysten in het velum. In contrast heeft A. battarae slechts enkele sphaerocysten. Volgens Mido Traverso groeit hij zowel onder coniferen als onder diverse loofbomen. Amanita subalpina van Moser blijkt alleen een vorm te zijn van de zeer variabele A. submembranacea. In alle collecties werden 1 tot 4 sporige basidiën gevonden, hetgeen de grote variatie in sporengrootte verklaard. • De natuur van de velumresten op de hoed is gerelateerd aan de overvloedigheid van de sphaerocysten. Als daar een heterogeen weefsel met vele sphaerocysten is blijven er meestal velumresten op de hoed achter (A. submembranacea); als er in contrast weinig sphaerocysten aanwezig zijn in een homogeen weefsel, blijven er gewoonlijk geen velumresten op de hoed achter. (A. battarae). Amanita submembranacea (Bon) Gröger Brokkelzakamaniet Amanita umbrinolutea (Gillet) Bataille Grijsbruine slanke amaniet

Karel J. wikimedia commons Amanita umbrinolutea (Gillet) Bataille Grijsbruine slanke amaniet

• Hoed: 6 – 12 cm, eerst klokvormig, dan vlakker met vrij duidelijke bult, rand duidelijk gestreept, grijsbruin, grijsgeel, olijfoker, niet uniform, bleker naar de rand, bult donkerbruin, naakt of met enkele resten van het algemeen velum. • Lamellen: wit, vrij van de steel, vrij dicht bijeen, met tussenlamellen. • Steel: 10 – 20 x 0,8 – 22 cm, nogal slank, versmallend van basis naar top, witachtig, normaal bedekt met een dunne bruine ornamentatie op lichtere ondergrond, geen ring. • Volva: membraanachtig, blijvend, min of meer nauw aansluitend, normaal wit met rosse vlekjes. • Vlees: wit, geur en smaak onbeduidend. Amanita umbrinolutea (Gillet) Bataille Grijsbruine slanke amaniet Amanita vaginata (Bulliard) Lamarck Grijze slanke amaniet

Jimmy Desmet waarnemingen.be Amanita vaginata (Bulliard) Lamarck Grijze slanke amaniet

• Hoed: 4 – 8 cm, eerst klokvormig, daarna uitspreidend, gewoonlijk met centrale bult omgeven met depressie; rand duidelijk gestreept; hoedhuid aftrekbaar, vochtig, asgrijs, gewoonlijk naakt, soms met enkele velumresten. • Lamellen: vrij, wit, vlokkig, weinig dicht, met afgeknotte tussenlamellen. • Steel: 8 – 16 x 1 – 1,5 cm, versmallend naar boven toe, met vergrote basis, niet knolvormig, eerst vol dan hol, broos, wit, met kleine gelijkkleurige vlokjes, zonder spoor van ring. • Volva: wit, membraanachtig, hoog en nauw aansluitend, blijvend. • Vlees: dun, zeer broos, wit, geur en smaak onbeduidend. • Chemie: guiac (op het vlees) langzaam grijsblauw.

De typische vorm van Amanita vaginata heeft een grijze hoed zonder velumresten. Als er bruine tonen en/of velumresten aanwezig zijn moeten de microscopische kenmerken goed onderzocht worden, omdat zulke paddensoelen tot een andere soort kunnen behoren zoals A. mairei, A. battarae of A. submembranacea. De micro-elementen in de volva zijn een belangrijk onderscheidend kenmerk. A. vaginata behoort tot de groep met schaarse sphaerocysten, met een overwegende hyfenstruktuur. Verschillende variaties zijn beschreven. Amanita vaginata (Bulliard) Lamarck Grijze slanke amaniet Amanita verna Lamarck Vroege knolamaniet Amanita verna Lamarck Vroege knolamaniet • Hoed: 5 – 8 cm, eerst rond dan convex - uitgespreid, min of meer ingedeukt als ouder; rand recht, glad niet gestreept, soms fijn omgezoomd en ruig; hoedhuid gemakkelijk aftrekbaar, droog zijdeachtig en blinkend, wit behalve het centrum met licht oker tonen, nooit met groene tint, zelden met velumresten. • Lamellen: wit, dicht bijeen, met tussenlamellen. • Steel: 6 – 12 x 0,8 – 2 cm, slank, met eivormige ronde knol, cilindrisch, slechts licht versmallend naar boven, eerst vol dan hol, eerst vezelig pruïneus dan glad; zeer hoge ring, dun en broos, gemakkelijk scheurend. • Volva: wit, membraanachtig, blijvend, zakvormig met vrije rand, onregelmatig gescheurd, dikwijls smal hangend aan de basis van de steel. • Vlees: wit, tenger, niet veranderend, smaak zoetachtig, geur onbeduidend. • Chemie: KOH (op vlees, lamellen, steel en hoed) +- geel, guiac (op hoed, steel en volva) langzaam bruinroze; phenol negatief.

Amanita verna is ook een witte soort met een knol, maar komt voornamelijk voor in naaldbossen. Hij verschilt van A. virosa (Kleverige knolamaniet) door zijn conische hoed, zijn ruwe schubbige steel en een sterk gele KOH reactie. Amanita verna Lamarck Vroege knolamaniet Amanita virosa (Vittadini) Bertillon Kleverige knolamaniet

Ben Deroy wikimedia commons Amanita virosa (Vittadini) Bertillon Kleverige knolamaniet

• Hoed: 5 – 10 cm, eerst eivormig - conisch, dan klokvormig, tenslotte met bult; rand lang omgebogen, glad niet gestreept, soms golvend gelobd; hoedhuid bij vocht kleverig, droog zijdeachtig blinkend, aftrekbaar, wit, ivoorwit, dikwijls met oker schijn in centrum, meestal zonder velumresten. • Lamellen: wit, dicht bijeen, vrij van de steel, met tussenlamellen; rand vlokkig. • Steel: 8 – 16 x 0,8 – 1,5 cm, slank, vaak gekromd, met ronde knol, subcilindrisch, taps toelopend naar boven, typisch vlokkig geschubd, vol, wit; ring membraanachtig , vlokkig omgezoomd, broos, ouder gescheurd en vluchtig. • Volva: membraanachtig, vrij, min of meer aansluitend, wit. • Vlees: tenger, wit, niet veranderend, smaak licht scherp, geur zoetachtig, dan walgelijk. • Chemie: KOH (op vlees, lamellen, steel en hoed) +- opmerkelijk geel.

De witte Amanieten veroorzaken dikwijls vergiftigingen, dikwijls met dodelijke gevolgen omdat men ze verwart met eetbare Agaricussoorten. Terwiijl de lamellen van amanieten wit blijven, verkleuren deze van Agaricus snel roze, grijsroze, purperrood of onker purperbruin. Het is ook mogelijk A. virosa te verwisselen met Leucoagaricus leucothites, ook wit, die voornamelijk verschijnt in tuinen en weiden en eetbaar is. Een andere witte dodelijke soort is A. verna, met een convexe ipv een conische hoed en een effen steel, en niet geel wordend met KOH. Amanita virosa (Vittadini) Bertillon Kleverige knolamaniet Amanita vittadinii (Moretti) Vittadini Schubsteelamaniet

Luc Knijnsberg waarneming.nl Amanita vittadinii (Moretti) Vittadini Schubsteelamaniet

• Hoed: 10 – 18 cm, eerst rond, dan convex, tenslotte vlak; rand glad, hoedhuid aftrekbaar; ivoorwit, crème, bedekt met platte vlokken, eerst wit dan meer donker naar rozebruin. • Lamellen: buikig, vrij, dicht bijeen, afgeronde tussenlamellen, rand duidelijk gezaagd; witcrème met groene reflexen. • Steel: 10 – 15 x 1,5 – 2,5 cm, normaal slank, cilindrisch, zonder knol, wortelend; vol, witachtig, glad boven de ring, grotere schubben onder de ring, eerst wit dan bruinroze; ring +- blijvend, hoog, uitwendig glad, inwendig vlokkig. • Volva: in concentrische kringen. • Vlees: compact, wit niet veranderend, geur en smaak vaag meelachtig. • Chemie: FeSO4 (op vlees en steel) zeer traag groen; phenol (op het vlees) zwak roodviolet; formol, guiac of ammoniak negatief. Amanita vittadinii (Moretti) Vittadini Schubsteelamaniet Geslacht Limacella - Kleefparasol

• Limacella soorten lage landen • Limacella foto’s & hyperlinken Limacella soorten lege landen

Limecella delicata Tengere kleefparasol Limacella glioderma Oranjebruine kleefparasol Limacella guttata Grote kleefpaarasol Limacella illinita Witte kleefparasol Limacella ochraceolutea Gele kleefparasol Limacella vinosorubescens Wijnrode kleefparasol Limacella delicata (Fr.:Fr.) Earle Tengere kleefparasol

M. Kroese waarneming.nl Limacella delicata (Fr.:Fr.) Earle Tengere kleefparasol

• Hoed: 15 – 40 mm, laag klokvormig, later uitspreidend met een bult, slijmerig, effen, oud zwak gegroefd naar de rand, vleeskleurig of gelig met een bruinroze centrum. • Lamellen: gematigd ver uiteen, wit. • Steel: 25 – 45 x 3 – 5 mm, cilindrisch, witachtig tot bleekroze, met velumvlokken onder de vluchtige ringzone. • Vlees: zonder geur. • Ecologie: in naaldbossen, late zomer tot herfst, zeer zeldzaam. Limacella delicata (Fr.:Fr.) Earle Tengere kleefparasol Limacella glioderma (Fr.) Mre Oranjebruine kleefparasol

Peter Meiniger waarneming.nk Limacella glioderma (Fr.) Mre Oranjebruine kleefparasol • Hoed: 3 – 6 cm, jong conisch tot klokvormig, later convex tot vlak, jong slijmerig en blinkend, oud en droog dof; roodbruin tot oranjebruin; rand lange tijd omgebogen, jong soms met witte velumresten. • Lamellen: jong witachtig, later bleek geel tot crème, niet rood verkleurend, breed, rand glad tot licht gezaagd. • Steel: 4 – 6 (8) x 0,7 – 1,2 cm, cilindrisch, basis soms wat verdikt, vol, boven de ring glad, witachtig, soms met roze tint, daaronder wollig - vlokkig, soms versmallend naar basis, met okerbruine tot bruinroze banden; ring gelijkgekleurd, wollig membraanachtig, afhangend en vluchtig. • Vlees: wit, dik in centrum, dun naar de rand, geur naar meel, smaak mild, melig.

Limacella vinosorubescens is zeer gelijkaardig, en kan alleen macroscopisch van L. glioderma onderscheiden worden. In contrast met L. glioderma heeft hij een wijnrode hoed die wat schubbig wordt bij ouderdom en zijn lamellen worden roze aan de rand en rood gevlekt bij ouderdom. Microscopisch en ecologisch zijn er geen verschillen de moeite van het vermelden waard. Hetgeen de vraag doet rijzen of L. vinosorubescens wel een goede soort is. Limacella glioderma (Fr.) Mre Oranjebruine kleefparasol Limacella guttata (Fr.) Konr. & Maubl. Grote kleefparasol

Teuch67 wikimedia commons Limacella guttata (Fr.) Konr. & Maubl. Grote kleefparasol

• Hoed: 6,5 – 10 (12) cm, jong hemisferisch, dan conisch tot vlak - conisch, oud vlak met stompe bult, vochtig blinkend slijmerig, droog zijdeachtig, glad, diep crème tot licht oker, in centrum gewoonlijk donkerder beige tot okerbruin en ietwat rimpelig, later meer bruinoker tot vleeskleurig - bleekgeel; rand scherp. • Lamellen: wit, smal, randen +- gaaf. • Steel: 10 – 17 x 1 – 1,5 (2) cm, cilindrisch, basis +- met knol, vol, stijf, broos, witachtig vezelig boven de ring, wit vlokkig op een witte ondergrond daaronder, ring membraanachtig, beide zijden wit, +- blijvend, druppels afscheidend in vochtig weder die grijsbruine vlekken achterlaten na opdrogen, effect soms ook zichtbaar op de steel. • Vlees: wit, dik, geur melig, smaak mild melig.

• Deze soort kan in het veld verward worden met een Amaniet of een Lepiota, met wie hij zijn witte sporen, vrije lamellen en een steel met ring gemeen heeft. Een eerste verschil is de slijmerige hoed (een ixotrichoderm). L. illinita is soms identiek in kleur, maar verschilt door de afwezigheid van een membraanachtige ring en door de aanwezigheid van een slijmerige steel met een slijmerige ringzone. Een andere soort is L. ochraceolutea met oranjebruine kleuren en ruwe sporen, en L. glioderma en L. vinosorubescens, beiden met wijnbruine tot wijnrode kleuren. Limacella guttata (Fr.) Konr. & Maubl. Grote kleefparasol Limacella illinita (Fr.) Murr. Witte kleefparasol

Teuch 67 wikimedia commons Limacella illinita (Fr.) Murr. Witte kleefparasol

• Hoed: 3 – 8 (10) cm, jong hemisferisch, later klokvormig tot convex, tenslotte vlak, dikwijls met stompe bult; oppervlak jong okerbruin, later bleker crèmekleurig, soms wit en zelfs geel, met oker centrum, vochtig zeer blinkend en slijmerig, droog dof; rand lange tijd omgebogen. • Lamellen: wit tot witachtig, breed, vrij van de steel; rand glad. • Steel: 5 – 10 x 0,6 – 1 cm, cilindrisch, iets verbreed naar de basis toe, zeer broos, jong vol, oud hol, jong geheel bedekt met slijm, witachtig tot bleek oker, soms met een hint van een slijmerige ringzone naar de top, wit daarboven, glad. • Vlees: wit, dik in centrum en dun naar de rand; geur naar meel; smaak mild, melig.

L. illinita en L. ochraceolutea zijn de enige twee slijmerige ringloze soorten van Limacella. De laatste verschilt door okergele vruchtlichamen en fijn ruwe sporen. Alle andere soorten hebben een membraanachtige ring of zijn droog met een duidelijke ringzone en hebben duidelijke bruine tot wijnrode kleuren; vergelijk L. glioderma en L. vinosorubescens. Limacella illinita (Fr.) Murr. Witte kleefparasol Limacella ochraceolutea P.D. Ort Gele kleefparasol

Kasper van den Broek waarneming.nl Limacella ochraceolutea P.D. Ort Gele kleefparasol

• Hoed: 3 – 8 (10) cm, jong hemisferisch, dan klokvormig tot convex, tenslotte vlak, dikwijls met stompe umbo; oppervlak jong okerbruin, later bleker crèmekleurig, soms wit en zelfs geel met oker centrum, nat slijmerig en blinkend; rand lange tijd ingerold. • Lamellen: jong wit, later crèmekleurig, breed, rand glad. • Steel: 3 – 6 (10) x 0,6 – 1 cm, cilindrisch, jong vol, later hol, wit tot bleekgeel en glad boven de slijmerige ringzone, okergeel tot geelbruin daaronder; vochtig slijmerig, droog met smalle bruine vezels. • Vlees: witachtig, dik in centrum, dun naar de rand, smaak mild, melig; geur melig.

Deze zeldzame soort prefereert warme habitats. Karakteristieke kenmerken van deze soort zijn de slijmerige hoed met de warme okergele kleuren, de slijmerige ringzone op de steel en de vrije lamellen. De vruchtlichamen van de andere Limacella soorten hebben andere kleuren. Limacella ochraceolutea P.D. Ort Gele kleefparasol Limacella vinosorubescens Furrer Wijnrode kleefparasol

Theo Strik waarneming.nl Limacella vinosorubescens Furrer Wijnrode kleefparasol

• Hoed: 4 – 7,5 cm, jong convex, later vlak, ouder golvend, jong of vochtig blinkend en slijmerig, droog dof en donzig, soms ook in schubben opsplitsend; wijnrood tot wijnbruin, bleker crèmeroze tussen de schubjes; rand lange tijd omgebogen, scherp, soms jong met witte velumresten. • Lamellen: jong crèmeroze, snel wijnrood, oud soms met roze vlekken. • Steel: 4 – 6 x 0,8 – 1,5 cm, cilindrisch, gewoonlijk wat gebogen, basis soms wat clavaat en +- wollig als jong, wat wijder tegen de top; jong vol, oud hol; boven de ringzone glad, wit tot roze, jong dikwijls met druppels, daaronder met fijne roze vezels; ring(zone) jong vezelig - membraanachtig, witachtig, vluchtig; steel bleek vleesroze - wijnrood als doorgesneden. • Vlees: jong witachtig, snel bleek wijnrood, dik in centrum dun naar de rand toe; geur naar meel; smaak mild, melig.

Limacella glioderma is zeer gelijkend, en riekt en smaakt meelachtig, maar heeft een meer voskleurige tot oranjebruine hoed, heeft geen roze lamelranden en heeft wit vlees en ronde sporen 4 – 5 ųm in doormeter. Vergelijk ook L. vinosorubescens met Cystoderma haematites, die ook wijnrode vruchtlichamen heeft. Hij kan echter van deze laatste microscopich onderscheiden worden door de aanwezigheid van sphaerocysten op de hoed. Limacella vinosorubescens Furrer Wijnrode kleefparasol Amanitaceae alfabetische index •A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z A Amanita battarea Amanita cecilliae Amanita caesarea Amanita citrina Amanita citrina var. alba Amanita crocea Amanita eliae Amanita excelsa Amanita franchetti Amanita friabilis Amanita fulva A Amanita inopinata Amanita muscaria Amanita junquillea Amanita olivaceogrisea Amanita lividopallescens Amanita pantherina Amanita mairei Amanita phalloides Amanita phalloides var. alba Amanita porphyria Amanita rubescens A Amanita simulans Amanita vittadinii Amanita solitaria Amanita strobiliformis Amanita submembranacea Amanita umbrinolutea Amanita vaginata Amanite verna Amanita virosa B Bleke amaniet Brokkelzakamaniet C D Dubbelgangeramaniet E Elzenamaniet F Franjeamaniet G Geelgeringde parelamaniet Gezoneerde slanke amaniet Geelwrattige amaniet Grauwe amaniet Gele kleefparasol Grijsbruine slanke amaniet Gele knolamaniet Grijze slanke amaniet Gelijkende soorten Groene knolamaniet Geslacht Amanita Grote kleefparasol Geslacht Limacella Geslacht Limacella H I J K Keizeramaniet Kleefparasol Kleine brokkelzakamaniet Kleverige knolamaniet L Limacella delicata Limacella glioderma Limacella guttata Limacella illinata Limacella ochraceolutea Limacella vinosorubescens M N Narcisamaniet O Ongestreepte panteramaniet Oranjebruine kleefparasol P Panteramaniet Porfieramaniet Parelamaniet Prachtamaniet R Roodbruine slanke amaniet Roze amaniet S Saffraanamaniet Stekelkopamaniet Schubsteelamaniet T Tengere kleefparasol U V Vliegenzwam Vroege knolamaniet W Wijnrode kleefparasol Witte kleefparasol Witte knolamaniet Witte slanke amaniet Z Zilvergrijze amaniet Zwarte amaniet Bibliografie

• Standaardlijst van en Myxomycota van Vlaanderen en het Brusselse gewest Walleyn Ruben & Vandevan Emile. • Flora agaricina neerlandica deel 5 M. E. Noordeloos, TH. W. Kuyper & E. C. Vellinga. • Paddenstoelen, schimmels en slijmzwammen van Vlaanderen Hans Vermeulen. • Les champignons de France Régis Courtecuisse & Bernard Duhem. • Beknopte standaardlijst van Nederlandse paddenstoelen 2013 Eef Arnolds & Ad van den Berg. • Fungi of switserland volume 4 J. Breitenbach/F. Kränzlin Bibliografie

• Il genere Amanita in Italia Mido Traverso • Le guide des champignons France et Europe Guillome Eyssartier & Pierre Roux • Waarnemingen.be • Waarneming.nl