148 David Bailly, "Fort Bon Peintre En Pourtraicts Et En Vie Coye" 1) Door J. BRUYN (Amsterdam) INLEIDING. Ange Tijd I
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
bon en et en vie David Bailly, "fort peintre pourtraicts coye" 1) door J. BRUYN (Amsterdam) INLEIDING. ange tijd is David Bailly een vrijwel legendarische figuur geweest, en N dat is hij nog enigszins. Zijn betekenis en invloed zijn bekend uit de handboeken, maar een duidelijke voorstelling van zijn werk bestaat niet. In het onderstaande moge, na een kort overzicht van de bronnen van onze kennis, getracht worden tot een kritisch verantwoord beeld van den schilder en zijn werk te komen. Afgezien van een prijzende vermelding in Arnoldus Buchelius' Res Pictoriae (tussen 1619 en '39) ) is Jan Jansz. Orlers 3) de eerste, die Bailly's geschilderde en getekende portretten bespreekt en een reeks biographische bijzonderheden mededeelt, waarop alle latere levensbeschrijvingen terug- gaan. Het enige andere authentieke bericht is het in de ondertitel geciteerde onderschrift van 1649. Na de uiterst beknopte (maar daarom nog niet altijd precieze) mededelingen van Simon van Leeuwen J) en Sandrart,5) en de waarde- loze tirades bij De is het vooral Houbraken i) die Orlers' gegevens haasr letterlijk maar in de weinige afwijkingen onnauwkeurig of onjuist overneemt. En in deze versie doen zij dan de ronde bij de verschillende 18de-eeuwse biographen, bij wie zij, nooit met enig aanschouwd kunstwerk in verband gebracht, een geisoleerd en steeds vervagend bestaan lijden 11). Fiorillo 9), wiens biographie slechts de reeds gemaakte vergissingen samenvat, weet echter hieraan weer een hem bekend schilderij te verbinden, dat zich in de verzameling van de universiteit te G6ttingen bevond en nog bevindt. De grote 19de-eeuwse lexica beijveren zich de traditionele levensbeschrijving te 1) Uit het onderschrift van het door Coenrad Waumans gegraveerde zelfportret, voorkomend in Image de divers hommes desprit sublime, uitgegeven in 1649 door Jean Meyssens te Antwerpen, en in De Bie's Gulden Cabinet, 1661. Uitgegeven door Dr G. J. Hoogewerff en J. Q. van Regteren Altena, 's-Gravenhage 1928, blz. 63 en 66. a) Beschrijvinge der Stad Leyden, 2de druk 1643, blz. 371-372. 4) Korte Besgryving Van het Lugdunum Batavorum Nu Leyden, 1672, blz. 189. 5) Teutsche Academie, ed. Peltzer, München 1925, blz. 190. '') Het Gulden Cabinet, Lier 1661, blz. 270. ) Groote Schouwburgh I, 1718, blz. 118. Vgl. Dr Corn. Hofstede de Groot: Arnold Houbraken und seine Groote Schouburgh, Haag 1893, blz. 389. Campo Weyerman: Levensbeschryvinghen I, 1729, blz. 369. Descamps: La vie des peintres I, Paris 1753, blz. 389. 9) Geschichte der zeichnenden Kiinste in Deutschland und den vereinigten Niederlanden III, Hannover 1818, blz. 97 en 106. 148 emenderen en tevens een beeld van het werk te geven, beide pogingen voor- alsnog zonder veel succes 1 ). Terwijl in verschillende Nederlandse veilingen in die jaren getekende portretten en een enkel schilderij van Bailly voorkomen, is het een stuk in Frans bezit, dat in de litteratuur wordt ingevoerd en het uitgangspunt wordt van de meeste aandacht, die op den kunstenaar valt: in 1860 beschrijft Paul MantZ2 ) een gesigneerd en 1651 gedateerd Vanitas-stilleven met figuur (afb. 15), dat in 1874 te Lille geexposeerd en in de Gazette des Beaux-Arts gereproduceerd wordt :3). Deze houtgravure was reeds, met een redelijk betrouwbare, direct aan Orlers ontleende levensbeschrijving, gepubliceerd door Charles Blanc 4). In de levensdata had inmiddels W. I. C. Rammelman Elsevier meer klaarheid gebracht met op archivalia steunende mededelingen J ), waarop Bredius' publicatie van documenten betreffende het Leidse gilde nog ettelijke aanvullingen leverde 6). De gangbare kunsthistorische voorstelling wordt dan, behalve door de toenemende bekendheid met door en naar Bailly vervaardigde portretten ), vooral bepaald door een door Bredius gepubliceerd document 11), waaruit blijkt dat de als schilders van vanitas-stillevens bekende Harmen en Pieter Steenwyck, neven van Bailly, zijn leerlingen zijn geweest. Hieruit volgde de conclusie, dat Bailly met de stillevens, die hij inderdaad moet hebben ge- schilderd 9), omstreeks 1625-'30 het voorbeeld zou hebben geleverd aan een aantal dan te Leiden werkzame schilders, niet alleen aan de Steenwycks, maar ook aan Jan Davidsz. de Heem, Pieter Potter, en zelfs min of meer aan den jongen Rembrandt. Deze op goede gronden maar nauwelijks op een aanschouwelijk beeld van Bailly's oeuvre gefundeerde hypothese heeft sinds- dien algemeen ingang gevonden10). Maar het is niet verwonderlijk, dat met de toenemende belangstelling voor de processen van overgang en wording, die het begin van de 17de eeuw kenmerken, het gemis aan zichtbare uitgangs- punten zich sterker heeft doen gevoelen. Toen deze regelen reeds merendeels 1) Brulliot, Nagler, Immerzeel, Le Blanc, Kramm etc. 2) Collections d'amateurs I, Le cabinet de M. A. Dumont a Cambrai, Gazette des Beaux-Arts VIII, 1860 (4), blz. 306. 3) Alfred Darcel: Exposition de Lille, ibidem XVI, 1874 (2), blz. 486. 4) Histoire des peintres, Ecole hollandaise II, 1864, appendice blz. 3. 5) Navorscher 1871, blz. 351-352. 6) De boeken van het Leidsche St. Lucasgilde, Obreen's Archief V, 1882 83, blz. 172 e.v. 7) Vgl. Wilhelm Martin: Het leven en de werken van Gerard Dou, Leiden 1901, blz. 26: "De eerste moderne portretschilder trad eerst op in David Bailly, dien we eigenlijk den leider kunnen noemen van de schilders, die zich omstreeks 1630 te Leiden ontwikkelden" enz. 8) De schilders Pieter en Harmen Steenwyck, Oud-Holland VIII, 1890, blz. 146. 9) Vgl. Meyssens' onderschrift van 1649 en de volgende door Bredius (Oud-Holland 1890, 148) mee- gedeelde posten: "een collation, geschildert van Pieter van Veen ofte van Davit Bailly" (Delftse inventaris van 1645); "een stilleven van D. Bailly" (nalatenschap van Gerrit van Hoogeveen te Leiden, 1665). Vgl. A. P. A. Vorenkamp: Bijdrage tot de geschiedenis van het Hollandsch stilleven in de 17de eeuw, Leiden blz. 101. - Prof. Dr W. Martin: De Hollandsche Schilderkunst in de 17de eeuw I, Amsterdam 1933, - 1935, blz. 415, 420. - Dr R. van Luttervelt: Schilders van het stilleven, Naarden 1947, blz. 39 e.v. Ingvar Bergstr6m: Hollandskt stillebenmaleri, G6teborg 1947, biz. 166 e.v., 180 e.v. 149 geschreven waren, verscheen een artikel van Kjell Bostr6m 1 ), die zich reeds eerder met de componenten van het Hollandse stilleven had beziggehouden 2) . Hoewel Bostr6m, uitgaande van gedeeltelijk hetzelfde materiaal, reeds tot een aantal conclusies kwam, die hier herhaald zullen moeten worden, mogen toch de bredere opzet en de op het kritieke punt afwijkende uitkomst de onverkorte publicatie van het onderstaande rechtvaardigen. Nieuwe gegevens bevatten de aantekeningen van Dr A. Bredius en Dr C. Hofstede de Groot, die zich in het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie te 's-Graven- hage bevinden (geciteerd respectievelijk als aant. Bredius en aant. H. d. G.). Voorts ben ik dank verschuldigd aan de eigenaren van verschillende werken voor de bereidwilligheid, waarmee zij reproductie van hun bezittingen toe- stonden, en aan de velen, die mij door het verschaffen van inlichtingen en photo's behulpzaam waren. I LEVENSLOOP Uit het 28 December 1577 te Leiden gesloten huwelijk van den uit Antwerpen afkomstigen Pieter Bailly met Willempje Wolphaerdsdr van Noordwijk werd in 1584 .) David Bailly geboren. Daar de Leidse doop- boeken uit deze jaren ontbreken, is Orlers de enige bron, waaruit wij het geboortejaar, zoals trouwens het hele verloop van Bailly's leven, leren kennen. Deze schijnt echter, te oordelen naar de vele bijzonderheden die hij mee- deelt, wel over authentieke gegevens van den schilder zelf te hebben be- schikt. Den vader, "die in zijn leven een Constich Schrijver geweest is", ont- moeten wij in deze hoedanigheid bij de intocht van Prins Maurits in Leiden in 1594, wanneer hij in grote Romeinse letters een patriottisch gelegenheids- vers schrijft boven de "arc triumphael" en het toneel bij de St. Antoniespoort. Tevens blijkt hij bij die gelegenheid het tekenen enigszins machtig te zijn; immers van de 60 voet hoge obelisk, die midden in het Rapenburg voor het prinselijk logement was opgericht, biedt hij burgemeesteren een tekening aan 4). Geen wonder dus, dat hij de artistieke neigingen, waarvan de jonge 1) David Baillys stilleben, Konsthistorisk Tidskrift XVIII, 1949, biz. 99-110. 2) Kring Caravaggios efterfoljd i hollandsk stillebenkonst, Konsthistorisk Tidskrift XIII, 1944, blz. 1-16. De hier gegeven voorstelling van Caravaggio's invloed is niet onaanvechtbaar. B) Volgens opgaven in documenten was Bailly 10 Maart 1627 omtrent 40, 18 December 1638 omtrent 52 jaren oud. Waaruit zou volgen, dat hij tussen half Maart en half December 1586 zou zijn geboren. Enige homonymen stichten de nodige verwarring: 1583 84 moet een David Bailly (of Baille), zoon van Franchoys B., geboren zijn, later evenals zijn vader in de lakennijverheid werkzaam; in 1618 en tegen 1655 overlijden personen van dezelfde naam, die niet met den kunstenaar identiek zijn (gegevens uit aant. Bredius). Elsevier, Navorscher XIII, 1863, 231. Vgl. voorts het door Pieter Bailly in 1597 vervaardigde op- schrift boven het linkerpoortje in de voorgevel van het Leidse raadhuis (Dr E. H. ter Kuile: Nederlandsche Monumenten VII, 1: Leiden en Westelijk Rijnland, 's-Gravenhage 1944, 53). 150 David volgens de gebruiken der kunstenaarsbiographie reeds vroeg blijk gaf, niet tegenwerkte: hij "liet hem eerst eenigen tijt by hem selven, ende sonder eenigen Meester de selve Konst by der hant nemen; ende by gelegentheyt comende opte Winckel vanden cunstigen Plaetsnijder Iaeques de Geyn, heeft hy lust gecregen omme het Graef-yser inde handt te nemen, ende heni in de Const te oeffenen ontrent een Iaer".... Dat Pieter Bailly als eerste en De Gheyn als tweede leermeester te beschouwen zou zijn, zoals algemeen aangenomen wordt, blijkt uit deze passage niet. Zeker is slechts, dat er van De Gheyn, die zich tegen 1597 te Leiden vestigde, een stimulerende invloed is uitgegaan; maar in hoeverre hij zich met David's opleiding heeft bemoeid, kan men slechts gissen. Om de picturale ambities van den jongen Bailly te ontwikkelen werd Adriaen Verburgh uitgekozen, "een expert Chirurgijn, ende goet Schilder, alhoewel dat hy by hem selven geleert hadde" .- voor ons niet meer dan een naam.