Gerardus Joannes Vossius (1577-1649)

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

Gerardus Joannes Vossius (1577-1649) Gerardus Joannes Vossius (1577-1649) C.S.M. Rademaker bron C.S.M. Rademaker, Gerardus Joannes Vossius (1577-1649). W.E.J. Tjeenk Willink, Zwolle 1967 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/rade001gera01_01/colofon.php © 2010 dbnl / C.S.M. Rademaker t.o.III GERARDUS JOANNES VOSSIUS IN 1625 Dit portret, geschilderd door David Bailly, is eigendom van de Remonstrantse Gemeente te Amsterdam Foto Rijksmuseum Amsterdam C.S.M. Rademaker, Gerardus Joannes Vossius (1577-1649) XI Voorwoord Kleine oorzaken kunnen merkwaardige gevolgen hebben. Een toevallige blik op de valvae van het Historisch Instituut van de Nijmeegse Universiteit wekte mijn belangstelling voor Vossius. De Letterenfaculteit van de Universiteit van Amsterdam schreef een prijsvraag uit en vroeg om een biografische schets van Gerardus Joannes Vossius. Er ontstond een vaag plan, dat echter niet verder werd gerealiseerd dan een eerste kennismaking met het onderwerp. De tijd verstreek en het plan werd vergeten. In 1959 schreef de Amsterdamse Letterenfaculteit echter weer een prijsvraag uit en weer was het onderwerp leven en werken van Gerardus Joannes Vossius. Het eens gemaakte en weer vergeten plan nam nu concrete vormen aan en zo ontstond een schets over leven en werken van Vossius. Deze schets werd heel kort vóór het verstrijken van de inzendtermijn naar Amsterdam gezonden. In januari 1961 werd het antwoord bekroond en werd mij van verschillende kanten het advies gegeven de schets uit te werken. Het resultaat van enkele jaren werken is deze studie. De behandeling van veel onderwerpen wordt bemoeilijkt door gebrek aan gegevens, maar ook een teveel aan materiaal kan de benadering van een onderwerp in de weg staan. Dat laatste geldt ongetwijfeld voor het leven en het werk van Vossius. De vele bewaarde brieven, al of niet gepubliceerd, de zes foliodelen omvattende Opera Omnia, de stapels nagelaten aantekeningen en half voltooide schetsen maken het onmogelijk alles in één enkele studie te verwerken. Het aantal detailstudies over Vossius is helaas nog zo gering, dat daarvan slechts een enkele keer gebruik kon worden gemaakt. Leven en werken van Vossius vertonen bovendien zoveel aspecten, dat slechts een klein gedeelte daarvan belicht kan worden. Deze studie is dan ook niet veel meer dan een eerste, ruwe schets, waarin slechts enkele lijnen iets scherper getrokken zijn. Er moest telkens weer een keuze worden gemaakt en een keuze is altijd subjectief en vaak willekeurig. Velen zullen vergeefs zoeken naar wat zij nu juist in deze schets zouden willen vinden. Ik troost mij met de gedachte die Vossius zelf uitsprak, toen hij zijn eerste wetenschappelijk werk in het licht gaf: ‘Metuo ne sint infra multorum exspectationem: verum satisfacere omnibus non est meum, cum tanta sit palatorum diversitas, et singuli tamen scripta singula ad judicium suum velut perpendiculum et libellam exigant.’ Wat tot stand is gekomen moet voor een niet gering gedeelte worden toe- C.S.M. Rademaker, Gerardus Joannes Vossius (1577-1649) XII geschreven aan de sympathieke hulp, die ik van zoveel kanten heb mogen ondervinden. De hoogleraren die de redactie vormen van de reeks, waarin deze studie verschijnt, hebben mij aangespoord en geholpen om het eenmaal begonnen werk te voltooien. Vooral Prof. Dr. W. Gs. Hellinga ben ik zeer erkentelijk voor zijn kostbare hulp en adviezen. Dank zij hem ben ik in contact gekomen met zijn naaste medewerkers, van wie ik op de eerste plaats Drs. P. Tuynman wil noemen, die mij veel belangrijk materiaal heeft gewezen en steeds klaar stond met zijn uiterst waardevolle en deskundige adviezen. Ook de heren Dr. F.F. Blok en Drs. Cl. M. Bruehl hebben mij veel waardevol materiaal toegezonden. Het werk in Engelse bibliotheken en archieven werd mogelijk gemaakt door de financiële steun van de Nederlandse Stichting voor Zuiver-Wetenschappelijk Onderzoek en de bijdragen van het Nuyens-Fonds. Het onderzoek in Nederlandse en buitenlandse archieven en bibliotheken werd aanzienlijk vergemakkelijkt door de deskundige hulp van de beheerders en ambtenaren. Vooral de hulp van Mej. Dr. M.E. Kluit, die de handschriftenafdeling van de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek beheerde, is voor mij van groot belang geweest. Tenslotte zou ik graag de namen noemen van al degenen, die hebben meegewerkt het boek zijn definitieve vorm te geven. De belangstelling van mijn confraters is steeds een grote steun geweest en vooral de deskundige adviezen van pater Drs. H. ter Huurne hebben een belangrijke bijdrage gevormd voor het totstandkomen van deze studie. Het manuscript kon tijdig bij de drukker zijn dank zij de bekwame hulp van Mej. Adr. Termeer. De prettige samenwerking met de heer W.E.J. Tjeenk Willink heeft tot resutaat gehad, dat dit boek deze voortreffelijke vorm heeft gekregen. De interesse voor mijn werk bij mijn familie werd heel tastbaar, toen mijn vader zich bereid verklaarde mee te werken aan de correctie van de drukproeven. Ik draag dit boek op aan al degenen die op een of andere manier hebben meegewerkt aan het totstandkomen van deze eerste wetenschappelijke publicatie. C.S.M. Rademaker, Gerardus Joannes Vossius (1577-1649) XIII Inleiding In de zeventiende eeuw heeft zich het Europese leven grondig gewijzigd, zo grondig, dat wij deze verandering gerust op één lijn mogen stellen met culturele stroomversnellingen als Renaissance of Franse Revolutie. Wil men deze ‘crisis van de Europese geest’ kort karakteriseren, dan zou men kunnen spreken van het radicaal dóórbreken van de autonomie van de menselijke rede. In de middeleeuwen werd het wetenschappelijk denken geheel beheerst door traditie en gezag. Heel het terrein van het menselijk kennen was geordend in een grootse synthese, waarin het sterk hiërarchisch gevoel van de middeleeuwer aan geloof en rede de hun eigen plaats had toegewezen. Renaissance, humanisme en reformatie sloegen de eerste bres in dit hechte bouwsel. Het denken ontsnapte aan de te nauwe verbinding van openbaring en wetenschap en men eiste voor het individu het recht op van vrijheid en oorspronkelijk denken, onafhankelijk van autoriteit en traditie. Dat nu bewonderde men op de eerste plaats in de Klassieke Oudheid. De vrij geworden rede genoot echter slechts een betrekkelijke autonomie: in de roes van de pas verworven vrijheid zag men niet, dat men zich opnieuw liet binden, nu door het gezag van de oudheid. De klassieken hadden het eerste en laatste woord, de wijsheid der oudheid was alfa en omega van alle wijsheid. Pas later, toen het humanisme zijn eerste enthousiasme verloren had, vielen de schellen van de ogen. Wetenschap na wetenschap begon zich te bevrijden van het gezag der oudheid en dit proces bepaalde het karakter van de zeventiende-eeuwse cultuur. Het verklaart ook de tweeslachtigheid ervan. De exacte wetenschappen ontsnapten het eerst aan de zelfgekozen tirannie van de klassieken. Het observeren kwam in de plaats van het classificeren, het wetmatig redeneren verving geleidelijk aan het commentariëren. Systematisch denken en waarnemen boekten verrassende resultaten: de bloei van wetenschappen als mechanica en dynamica, revolutionaire ontdekkingen op het gebied van astronomie, anatomie, botanie en zoölogie, de metamorfose van de alchemie tot wetenschappelijke chemie, de eerste ontdekkingen van vroege paleontologen en geologen, en vooral: de grote vlucht, die de zuivere wiskunde nam. De wijsbegeerte volgde de exacte wetenschappen. De aanval van het humanisme op de middeleeuwse scholastiek had in zekere zin een vacuüm doen ontstaan. De reactie op het verleden dreef sommigen in de armen van het neoplatonisme, dat in enkele geval- C.S.M. Rademaker, Gerardus Joannes Vossius (1577-1649) XIV len zeer dicht het pantheïsme naderde. Kerken en universiteiten herstelden het gezag van Aristoteles, wiens werk opnieuw werd bestudeerd en in vernieuwde interpretaties werd gedoceerd. Naast deze twee grote richtingen herleefden ook verschillende andere wijsgerige stromingen uit de oudheid, o.a. de leer van de Stoa. Geleidelijk aan kwam er een kentering en in het midden van de zeventiende eeuw ontstond er een nieuwe wijsbegeerte, het Cartesianisme, dat de grondslag werd voor later daarop voortbouwende systemen. Het door kerken en universiteiten gehandhaafde Aristotelisme verdedigde zich aanvankelijk krachtig, maar toen de nieuwe wijsbegeerte steeds meer aanhangers kreeg, moest tenslotte ook Aristoteles het veld ruimen. Het humanisme van deze periode is het humanisme in zijn volwassenheid. Het enthousiasme van de eerste vernieuwde kennismaking met de oude cultuur was overgegaan in een meer bezonnen doordringen in het wezen en de veelzijdige verschijningsvormen van die cultuur. Het onderwijs was nu definitief gewonnen voor de inzichten van het humanisme: de oudheid was norm en middel tegelijk bij de studia humaniora. Ook een tweede taak was praktisch vervuld: de hele schat der klassieke literatuur was in druk verschenen en dus voor iedereen min of meer bereikbaar. Op dit gebied waren de zeventiende-eeuwse humanisten de arenlezers achter hun maaiende voorgangers. Maar zij moesten de synthese brengen van wat die voorgangers hadden bereikt. Het voorhanden materiaal moest worden geordend. Ontbrekende fragmenten moesten worden opgespoord of aan de hand van elders aanwezige gegevens worden gereconstrueerd. De oude teksten moesten aan een diepgaande kritiek worden onderworpen, en het belangrijkste: aan de hand van wat nu ontdekt was, moest men zich een beeld vormen van het leven en denken in de oudheid. Velen hebben zich in ons land met ware humanistenhartstocht op die veelvoudige taak
Recommended publications
  • Familytree.Jennifer M. Collins.Pdf
    /anuel Bryennios *heodore /etochites 5regory Pala)as 1315 131+ 131+ 9ilos ;a1asilas 'e)etrios ;ydones (lissaeus Judaeus 1363 1363 5eorgios Plethon 5e)istos /anuel .hrysoloras 1393 1333 5uarino da Verona 1408 1& , Vittorino da Feltre 1416 U. Padova 1&16 *heodoros 5a2es 1433 U. /antova 1&33 Basilios Bessarion 1436 /ystras 1&36 Johannes Argyropoulos 1444 U. Padova 1&&& 'e)etrios .halcocondyles Pietro 0occa1onella Pelope /ystras 1452 1&+2 9iccolo 6eoniceno 1453 U. Padova 1&+3 /arsilio Ficino 1462 U. Florence 1&62 Janus 6ascaris *ho)as von ;e)pen a ;e)pis U. Padova 1472 1&72 Alexander "egius Jaco1 1en Jehiel 6oans St. Agnes, $%olle 1474 1&7& Johannes Sto88ler .risto8oro 6andino U. <ngolstadt 1476 1&76 Angelo Poliziano 1477 U. Florence 1&77 0udol8 Agricola 5eorgius "er)onymus U. Ferrara 1478 1&7, Jacques 6e8evre d(taples 1480 U. Paris 1&, Johann 0euchlin 1481 U. Poitiers 1&,1 6eo ?uters 1485 U. 6ouvain 1&,+ Jan Standonck 1490 U. Paris 1&3 5uillau)e Bude 1491 U. Paris 1&31 Scipione Fortiguerra 1493 U. Florence 1&33 Ulrich $asius 1501 U. Frei1urg 1+ 1 'esiderius (rasmus /oses Pere2 U. *urin 1506 1+ 6 5irola)o Aleandro 1508 U. Padova 1+ , 0utger 0escius 1513 U. Paris 1+13 Philipp /elanchthon 1514 U. *u1ingen 1+1& *ho)as .ran)er /aarten van 'orp 1515 U. .a)1ridge U. 6ouvain 1+1+ 1+1+ Francois 'u1ois 1516 U. Paris 1+16 Andrea Alciati /atthaeus Adrianus U. Bologna 1518 1+1, Jaco1us 6ato)us Jan van .a)pen 1519 U. 6euven U.
    [Show full text]
  • 623-36-Gilman.Pdf (92.22Kb)
    280 SEVENTEENTH-CENTURY NEWS conclusion to be paradoxical, it should be esteemed quite otherwise by specialists. Sophie van Romburgh. “For My Worthy Freind Mr Franciscus Junius”: An Edition of the Correspondence of Francis Junius F.F. (1591-1677). Leiden and Boston: Brill, 2004. x + 1134 pp. $317.00. Review by ERNEST B. GILMAN, NEW YORK UNIVERSITY. The indefatigable Dutch polymath whose letters are here col- lected was a jack of all scholarly trades and the master of them all. Medievalists are aware of Junius’s pioneering contributions to the study of Anglo-Saxon and Germanic philology. He was an expert in the comparative study of Old Norse, Old High German, Old Frisian, and Gothic as well as Old English. The codex in the Bodleian containing the Old English texts of Genesis A and B, Exodus, Daniel and “Christ and Satan,” still bears his name as “The Junius Manuscript.” For Renaissance art historians, The Paint- ing of the Ancients (published in Junius’s own Latin, English and Dutch versions over the period 1637-1641) represents the first comprehensive account of the visual arts in antiquity, and a cen- tral document in the history of ut pictura poesis. It stood as the standard work on the subject until the age of Winckelmann. This book was commissioned by Thomas Howard, 14th Earl of Arundel, in whose household Junius served as tutor and librarian for twenty years before the civil war. It was in this office that Junius supplied the scholarly expertise, and perhaps also his share of the enthusi- asm, behind the transnational antiquarian ventures of the “Collec- tor Earl.” Among the projects that occupied a long life devoted to scholarship was a posthumously published Catalogus, arranged al- phabetically, of all the references to objects of art (painting, sculp- ture, architecture, pottery and much else) that Junius could delve out of the archive of classical literature.
    [Show full text]
  • Holland and the Rise of Political Economy in Seventeenth-Century Europe
    Journal of Interdisciplinary History, xl:2 (Autumn, 2009), 215–238. ACCOUNTING FOR GOVERNMENT Jacob Soll Accounting for Government: Holland and the Rise of Political Economy in Seventeenth-Century Europe The Dutch may ascribe their present grandeur to the virtue and frugality of their ancestors as they please, but what made that contemptible spot of the earth so considerable among the powers of Europe has been their political wisdom in postponing everything to merchandise and navigation [and] the unlimited liberty of conscience enjoyed among them. —Bernard de Mandeville, The Fable of the Bees (1714) In the Instructions for the Dauphin (1665), Louis XIV set out a train- ing course for his son. Whereas humanists and great ministers had cited the ancients, Louis cited none. Ever focused on the royal moi, he described how he overcame the troubles of the civil war of the Fronde, noble power, and ªscal problems. This was a modern handbook for a new kind of politics. Notably, Louis exhorted his son never to trust a prime minister, except in questions of ªnance, for which kings needed experts. Sounding like a Dutch stadtholder, Louis explained, “I took the precaution of assigning Colbert . with the title of Intendant, a man in whom I had the highest conªdence, because I knew that he was very dedicated, intelli- gent, and honest; and I have entrusted him then with keeping the register of funds that I have described to you.”1 Jean-Baptiste-Colbert (1619–1683), who had a merchant background, wrote the sections of the Instructions that pertained to ªnance. He advised the young prince to master ªnance through the handling of account books and the “disposition of registers” Jacob Soll is Associate Professor of History, Rutgers University, Camden.
    [Show full text]
  • Evolution and Ambition in the Career of Jan Lievens (1607-1674)
    ABSTRACT Title: EVOLUTION AND AMBITION IN THE CAREER OF JAN LIEVENS (1607-1674) Lloyd DeWitt, Ph.D., 2006 Directed By: Prof. Arthur K. Wheelock, Jr. Department of Art History and Archaeology The Dutch artist Jan Lievens (1607-1674) was viewed by his contemporaries as one of the most important artists of his age. Ambitious and self-confident, Lievens assimilated leading trends from Haarlem, Utrecht and Antwerp into a bold and monumental style that he refined during the late 1620s through close artistic interaction with Rembrandt van Rijn in Leiden, climaxing in a competition for a court commission. Lievens’s early Job on the Dung Heap and Raising of Lazarus demonstrate his careful adaptation of style and iconography to both theological and political conditions of his time. This much-discussed phase of Lievens’s life came to an end in 1631when Rembrandt left Leiden. Around 1631-1632 Lievens was transformed by his encounter with Anthony van Dyck, and his ambition to be a court artist led him to follow Van Dyck to London in the spring of 1632. His output of independent works in London was modest and entirely connected to Van Dyck and the English court, thus Lievens almost certainly worked in Van Dyck’s studio. In 1635, Lievens moved to Antwerp and returned to history painting, executing commissions for the Jesuits, and he also broadened his artistic vocabulary by mastering woodcut prints and landscape paintings. After a short and successful stay in Leiden in 1639, Lievens moved to Amsterdam permanently in 1644, and from 1648 until the end of his career was engaged in a string of important and prestigious civic and princely commissions in which he continued to demonstrate his aptitude for adapting to and assimilating the most current style of his day to his own somber monumentality.
    [Show full text]
  • TEFAF New York Fall 2017 Stand 95 TEFAF New York — Fall 2017
    TEFAF New York Fall 2017 Stand 95 TEFAF New York — fall 2017 October 27 2pm – 9pm VIP preview " 28 noon – 8pm " 29 noon – 6pm The Park Avenue Armory " 30 noon – 8pm 643 Park Avenue, at 67th Street, " 31 noon – 8pm New York City, 10065 NY November 1 noon – 6pm visit us at stand 95 Extensive descriptions and images available on request. All offers are without engagement and subject to prior sale. All items in this list are complete and in good condition unless stated otherwise. Any item not agreeing with the description may be returned within one week after receipt. Prices are us dollars ($). Postage and insurance are not included. VAT is charged at the standard rate to all EU customers. EU customers: please quote your VAT number when placing orders. Preferred mode of payment: in advance, wire transfer or bankcheck. Arrange- ments can be made for MasterCard and VisaCard. Ownership of goods does not pass to the purchaser until the price has been paid in full. General conditions of sale are those laid down in the ILAB Code of Usages and Customs, which can be viewed at: <http://www.ilab.org/eng/ilab/code.html> New customers are requested to provide references when ordering. Tuurdijk 16 3997 ms ‘t Goy – Houten The Netherlands Phone: +31 (0)30 6011955 Fax: +31 (0)30 6011813 E-mail: [email protected] Web: www.forumrarebooks.com www.forumislamicworld.com front cover no. 15 back cover no. 14 v 1.01 · 18 Oct 2017 The most important source for the Philippines and the Moluccas in the early colonial period, with matter relating to Sir Francis Drake and American voyages 1.
    [Show full text]
  • Franciscus Junius: Philology and the Survival of Antiquity in the Art of Northern Europe
    Franciscus Junius: Philology and the survival of Antiquity in the art of northern Europe Review of: Art and Antiquity in the Netherlands and Britain. The Vernacular Arcadia of Franciscus Junius (1591 - 1677) by Thijs Weststeijn, Leiden and Boston: Brill, 2015, 452 pp., 178 colour & b/w illus. €129,00/ $164.00, ISBN13: 9789004283619, E-ISBN: 9789004283992 Ann Jensen Adams The early modern Dutch claimed as their forbearers the Batavians, a Germanic tribe described by Tacitus as located in the far reaches of the Roman Empire. Writings about art produced by the seventeenth-century descendants of these provincial peoples were proud but defensive as they continued to treat Rome as the centre of civilization. In 1632 Constantijn Huygens, secretary to northern Netherlands stadtholder Prince Frederik Henry, confided to his diary that he wished the promising artists Rembrandt van Rijn and Jan Lievens had travelled to Italy to learn from the art of antiquity and the Renaissance masters who had absorbed its lessons. But, he noted, the two young men felt that there were plenty of Italian works to be seen conveniently enough in The Netherlands. He then lavished praise on a figure of Judas by Rembrandt that he felt powerfully expressed the kind of universal truths promulgated by Latin art. Indeed, he wrote, ‘[... ] all honor to you, Rembrandt! To have brought Ilium – even all of Asia Minor – to Italy was a lesser feat than for a Dutchman [...] to have captured for The Netherlands the trophy of artistic excellence from Greece and Italy.’1 Through the first three quarters of the twentieth century this ambivalent stance toward the art of northern Europe has run like a red thread through art history as it developed as a professional discipline identified with, and defined by, the Italian Renaissance’s revival of antiquity.
    [Show full text]
  • Not a Covenant of Works in Disguise” (Herman Bavinck1): the Place of the Mosaic Covenant in Redemptive History
    MAJT 24 (2013): 143-177 “NOT A COVENANT OF WORKS IN DISGUISE” (HERMAN BAVINCK1): THE PLACE OF THE MOSAIC COVENANT IN REDEMPTIVE HISTORY by Robert Letham READERS WILL DOUBTLESS be aware of the argument that the Mosaic covenant is in some way a republication of the covenant of works made by God with Adam before the fall. In recent years, this has been strongly advocated by Meredith Kline and others influenced by his views. In this article I will ask some historical and theological questions of the claim. I will also consider how far Reformed theology, particularly in the period up to the production of the major confessional documents of the Westminster Assembly (1643-47), was of one mind on the question. 2 I will concentrate on the argument itself, without undue reference to persons.3 1. Herman Bavinck, Reformed Dogmatics, Volume 3: Sin and Salvation in Christ (Grand Rapids: Baker Academic, 2006), 222. 2. Apart from the works of Kline, cited below, others have addressed the matter in some detail - Mark W. Karlberg, “The Search for an Evangelical Consensus on Paul and the Law,” JETS 40 (1997): 563–79; Mark W. Karlberg, “Recovering the Mosaic Covenant as Law and Gospel: J. Mark Beach, John H. Sailhammer, and Jason C. Meyer as Representative Expositors,” EQ 83, no. 3 (2011): 233–50; D. Patrick Ramsey, “In Defense of Moses: A Confessional Critique of Kline and Karlberg,” WTJ 66 (2004): 373–400; Brenton C. Ferry, “Cross-Examining Moses’ Defense: An Answer to Ramsey’s Critique of Kline and Karlberg,” WTJ 67 (2005): 163–68; J.
    [Show full text]
  • University of Groningen Developments in Structuring Of
    University of Groningen Developments in Structuring of Reformed Theology van den Belt, Hendrik Published in: Reformation und Rationalität IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below. Document Version Final author's version (accepted by publisher, after peer review) Publication date: 2015 Link to publication in University of Groningen/UMCG research database Citation for published version (APA): van den Belt, H. (2015). Developments in Structuring of Reformed Theology: The Synopsis Purioris Theologiae (1625) as Example. In H. J. Selderhuis, & E-J. Waschke (Eds.), Reformation und Rationalität (pp. 289-311). (Refo500 Academic Studies; Vol. 17). Göttingen: Vandenhoeck & Ruprecht. Copyright Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Take-down policy If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim. Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum. Download date: 11-02-2018 1 Henk van den Belt 2 3 4 Developments in Structuring of Reformed Theology: 5 6 The Synopsis Purioris Theologiae (1625) as Example. 7 8 9 10 11 12 Abstract 13 14 The Synopsis Purioris Theologiae (1625), an influential handbook of Reformed 15 dogmatics, began as a cycle of disputations.
    [Show full text]
  • University of Florida Thesis Or Dissertation Formatting
    SMATHERS LIBRARIES’ LATIN AND GREEK RARE BOOKS COLLECTION UNIVERSITY OF FLORIDA 2016 1 TABLE OF CONTENTS page LECTORI: TO THE READER ........................................................................................ 20 LATIN AUTHORS.......................................................................................................... 24 Ammianus ............................................................................................................... 24 Title: Rerum gestarum quae extant, libri XIV-XXXI. What exists of the Histories, books 14-31. ................................................................................. 24 Apuleius .................................................................................................................. 24 Title: Opera. Works. ......................................................................................... 24 Title: L. Apuleii Madaurensis Opera omnia quae exstant. All works of L. Apuleius of Madaurus which are extant. ....................................................... 25 See also PA6207 .A2 1825a ............................................................................ 26 Augustine ................................................................................................................ 26 Title: De Civitate Dei Libri XXII. 22 Books about the City of God. ..................... 26 Title: Commentarii in Omnes Divi Pauli Epistolas. Commentary on All the Letters of Saint Paul. ....................................................................................
    [Show full text]
  • Familytree.Lance F. Bosart.Pdf
    /heo'ore 5etochites Gregory Palamas 1315 131+ :ilos Kabasilas Johannes von .il'esheim 1363 13#3 .einrich von Langenstein !lissae(s Ju'ae(s 9emetrios Kydones U. Paris 1375 137+ Georgios Plethon Gemistos 1393 1393 Johannes von Gm(n'en 5an(el Chrysoloras U. *ien 1406 110# G(arino 'a 2erona 1408 1107 2ittorino 'a 4eltre 1416 U. Pa'ova 111# /heo'oros Gazes 1433 U. 5antova 1133 ,asilios ,essarion 1436 5ystras 113# Georg von Pe(erbach 1440 U. *ien 1110 Johannes Argyropo(los 1444 U. Pa'ova 1111 9emetrios Chal%ocon'yles Pietro $occabonella Pelope 5ystras 1452 11+& :iccolo Leoniceno 1453 U. Pa'ova 11+3 Johannes 5(ller $egiomontan(s 1457 U. *ien 11+7 5arsilio 4icino 1462 U. 4lorence 11#& Jan(s Lascaris /homas von Kempen a Kempis U. Pa'ova 1472 117& Alexan'er .egi(s Jacob ben Jehiel Loans )t. Agnes, 8-olle 1474 1171 Johannes )toffler Cristoforo Lan'ino U. ?ngolsta't 1476 117# Angelo Poliziano 1477 U. 4lorence 1177 $('olf Agricola Georgi(s .ermonym(s U. 4errara 1478 1177 Ja%A(es Lefevre '!taples 1480 U. Paris 1170 Johann $e(chlin L(ca Pacioli U. Poitiers 1481 1171 9omenico 'a 4errara 1483 U. 4lorence 1173 Leo =(ters 1485 U. Lo(vain 117+ Leonhar' von 9obsch(tz 1489 Jagiellonian U. 1179 Jan )tan'on% 1490 U. Paris 1190 G(illa(me ,('e 1491 U. Paris 1191 )cipione 4ortig(erra 1493 U. 4lorence 1193 :icola(s Coperni%(s 1499 U. Pa'ova 1199 Ulrich 8asi(s 1501 U. 4reib(rg 1+01 9esi'eri(s !rasm(s 5oses Perez U.
    [Show full text]
  • Portraits As Objects Within Seventeenth-Century Dutch Vanitas Still Life
    University of Amsterdam Graduate school of Humanities – Faculty of Humanities Arts and Culture – Dutch Art (Masters) Author: Rukshana Edwards Supervisor: Dr. E.E. P. Kolfin Second reader: Dr. A.A. Witte Language: English Date: December 1, 2015 Portraits as Objects within Seventeenth-Century Dutch Vanitas Still Life Abstract This paper is mainly concerned with the seventeenth-century Dutch vanitas still life with special attention given to its later years in 1650 – 1700. In the early period, there was significant innovation: It shaped the characteristic Dutch art of the Golden Age. The research focuses on the sub-genre of the vanitas still life, particularly the type which includes as part of its composition a human face, a physiognomic likeness by way of a print, painted portrait, painted tronie, or a sculpture. This thesis attempts to utilize this artistic tradition as a vehicle to delve into the aspects of realism and iconography in Dutch seventeenth-century art. To provide context the introduction deals with the Dutch Republic and the conditions that made this art feasible. A brief historiography of still life and vanitas still life follows. The research then delves into the still life paintings with a portrait, print or sculpture, with examples from twelve artists, and attempts to understand the relationships that exist between the objects rendered. The trends within this subject matter revolve around a master artist, other times around a city such as Haarlem, Leiden or country, England. The research looks closely at specific paintings of different artists, with a thematic focus of artist portraits, historical figures, painted tronies, and sculpture within the vanitas still life sub-genre.
    [Show full text]
  • H Bavinck Preface Synopsis
    University of Groningen Herman Bavinck’s Preface to the Synopsis Purioris Theologiae van den Belt, Hendrik; de Vries-van Uden, Mathilde Published in: The Bavinck review IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below. Document Version Publisher's PDF, also known as Version of record Publication date: 2017 Link to publication in University of Groningen/UMCG research database Citation for published version (APA): van den Belt, H., & de Vries-van Uden, M., (TRANS.) (2017). Herman Bavinck’s Preface to the Synopsis Purioris Theologiae. The Bavinck review, 8, 101-114. Copyright Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Take-down policy If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim. Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum. Download date: 24-09-2021 BAVINCK REVIEW 8 (2017): 101–114 Herman Bavinck’s Preface to the Synopsis Purioris Theologiae Henk van den Belt and Mathilde de Vries-van Uden* Introduction to Bavinck’s Preface On the 10th of June 1880, one day after his promotion on the ethics of Zwingli, Herman Bavinck wrote the following in his journal: “And so everything passes by and the whole period as a student lies behind me.
    [Show full text]