Chamber Orchestra of Europe Olv. Lorenza Borrani Concertmeester
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Chamber Orchestra of Europe olv. Lorenza Borrani concertmeester Dénes Várjon piano Izabella Simon piano do 6 feb 2020 / Grote podia / Blauwe zaal 20 uur / pauze ca. 21.05 uur / einde 22.20 uur inleiding Stephan Weytjens / 19.15 uur / Blauwe foyer 2019-2020 ken uw klassiekers Anima Eterna Brugge olv. Jos van Immerseel vr 27 sep 2019 Le Concert Olympique olv. Jan Caeyers zo 8 dec 2019 Chamber Orchestra of Europe olv. Lorenza Borrani concertmeester do 6 feb 2020 Kammerorchester Basel olv. Heinz Holliger za 14 mrt 2020 Le Concert Olympique olv. Jan Caeyers za 25 apr 2020 teksten programmaboekje Stephan coördinatie programmaboekje deSingel Chamber Orchestra of Europe Weytjens D/2020/5.497/017 Lorenza Borrani concertmeester Dénes Várjon piano Izabella Simon piano Clara Andrada de la Calle fluit Johann Sebastian Bach (1685-1750) Brandenburgs Concerto nr 5 in D, BWV1050 24’ Allegro Adagio - Affettuoso Allegro Ludwig van Beethoven (1770-1827) Concerto voor piano en orkest nr 4 in G, opus 58 33’ Allegro moderato Andante con moto Rondo: Vivace pauze Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791) Serenade nr 6 in D, KV239 ‘Serenata Notturna’ 13’ Marcia (maestoso) Minuetto Rondeau (Allegretto - Adagio - Allegro) Concerto voor twee piano’s in Es, KV365 27’ Allegro Andante Rondo: Allegro Gelieve uw GSM uit te schakelen Concertvleugels Met bijzondere dank aan Ortwin Moreau voor het stemmen en het onderhoud van de De inleidingen kan u achteraf beluisteren via concertvleugels van deSingel desingel.be Moreau Pianoservice / Kapucinessenstraat 32 / 2000 Selecteer hiervoor voorstelling / concert / Antwerpen / +32 (0)486 83 63 98 tentoonstelling van uw keuze. moreau-pianoservice.be Johann Sebastian Bach Brandenburgs Concerto nr 5 in D, BWV1050 De zes Brandenburgse Concerten danken hun beroemde bijnaam, die overigens pas uit de 19de eeuw dateert, aan het feit dat Johann Sebastian Bach ze in 1721 heeft opge- dragen aan Christian Ludwig, de markgraaf van Brandenburg. Bij zijn bundel partituren voegde Bach een onderdanig geformuleerde brief toe. Daaruit is af te leiden dat de markgraaf tijdens een eerdere ontmoeting met Bach interesse getoond had in zijn muziek, en daarbij de wens geuit had om in de toekomst composities van zijn hand te mogen ontvangen. Of de ‘Six concerts avec plusieurs instruments’, zoals Bach zijn concerten zelf noemde, ooit aan het Brandenburgse hof uitgevoerd zijn, is onwaarschijnlijk. Met hun rijke en veelkleurige bezetting en hun hoge technische eisen aan de uitvoerders waren de stukken wellicht te hoog gegre- pen voor het ensemble van de markgraaf. Dat vermoeden wordt trouwens bevestigd door het feit dat Bachs partitu- ren in het midden van de negentiende eeuw volstrekt onaangeroerd, dus zonder enige aantekeningen van uitvoerders, werden teruggevonden in de hofbibliotheek. Dat Bachs concerten nooit aan het Brandenburgse hof werden gespeeld, betekent niet dat ze tijdens zijn leven nooit weerklonken zouden hebben. Integendeel, Bach had de werken immers niet speciaal voor het Brandenburgse hof geschreven. Zij vormen een compilatie van composi- ties die Bach in de loop der jaren voor eigen gebruik had geschreven en die ook in andere handschriften zijn overgeleverd. Sommige concerten had Bach reeds in Weimar geschreven, waar hij van 1708 tot 1717 gewerkt had. Andere waren in de jaren nadien aan het hof van Köthen ontstaan. Zijn fascinatie voor de Italiaanse concertovorm had Bach tijdens zijn verblijf in Weimar ontwikkeld. Daar had hij ijverig partituren bestudeerd van Italiaanse componisten als Antonio Vivaldi, Tomaso Albinoni, en Alessandro en Benedetto Marcello. Door hun concerten te bewerken voor orgel en klavecimbel had hij zich de Italiaanse stijlprincipes volledig eigen gemaakt, zonder ooit een voet in Italië gezet te hebben. Geïnspireerd door de Italiaanse voorbeelden, waagde Bach zich ook aan het componeren van nieuwe concerten waarin hij de Italiaanse stijlkenmerken volledig naar zijn hand zette. Binnen die categorie vormen de zes Titelpagina manuscript van de Brandenburgse Concerto’s van Bach. Brandenburgse Concerten de onbetwiste hoogtepunten. 6 7 Aan de Italiaanse modellen herinnert onder andere de solisten is er in Bachs Vijfde Brandenburgs Concerto overkoepelende concertvorm: een (overwegend) driedelig echter maar weinig te merken. De viool en de fluit staan in vormschema, waarbij een lyrisch middendeel geflankeerd de schaduw van het klavier, dat duidelijk de show steelt. wordt door twee levendige buitendelen. Intern worden de Die solo-rol voor de klavierpartij, die vanavond overigens afzonderlijke bewegingen gekenmerkt door een constante niet op een klavecimbel maar op een vleugelpiano wordt afwisseling van het tutti-ensemble met een concertino van gespeeld, was in Bachs tijd heel opmerkelijk. Binnen de enkele solisten, een principe dat Bach ontleende van het barokke ensemblemuziek vervulde een klavierinstrument Italiaanse concerto grosso. Het tutti-ensemble neemt immers per definitie een begeleidende rol: die van conti- daarbij in de regel het refrein of ritornello voor zijn rekening, nuo-instrument. In de openingsmaten van het concerto is terwijl het solistengroepje de tussenliggende episodes het klavier nog steeds als continuo-instrument te horen. speelt. Weldra neemt het klavier echter het voortouw in een aantal Eigenschappen die Bachs Brandenburgse Concerten solo’s en duwt het de andere twee solisten als het ware echter van de composities van zijn tijdgenoten onderschei- naar de achtergrond. Uitgebreide solopassages zijn in dit den, zijn onder andere de originele instrumentencombina- Vijfde Brandenburgs Concerto trouwens enkel voor het ties - voor elk van de zes concerten koos Bach een heel klavier weggelegd en niet voor de andere twee solisten. Op eigen samenstelling - de zeer virtuoze schrijfwijze, de het einde van de eerste beweging wordt het hele ensem- veelgelaagde en complexe polyfone texturen, en niet in de ble zelfs een tijdlang helemaal stilgelegd, waarna het laatste plaats Bachs originele omgang met de Italiaanse klavier met virtuoos passagespel een virtuoze solocadenza vormprincipes. In plaats van de passages van het tutti-en- van maar liefst vierenzestig maten ten beste geeft. Het is semble en de solodelen duidelijk van elkaar te scheiden, zonder meer een baanbrekend moment in de muziekge- zoals het geval was in de concerten van Vivaldi en zijn schiedenis: de definitieve verzelfstandiging van het klavier tijdgenoten, kiest Bach er bijvoorbeeld voor om deze als solo-instrument binnen de orkestmuziek, die het pad segmenten te verweven tot een continu voortschrijdend effende voor de pianoconcerten van Mozart, Beethoven en geheel, een onophoudelijke muziekstroom waarin de talloze andere componisten. solisten en het tutti-ensemble gebruik maken van hetzelfde Na de openingsbeweging volgt een expressieve trage melodische materiaal. beweging, ‘Affettuoso’ (‘met veel gevoel’), in feite een trio voor viool, traverso en klavier. Zoals de eerste beweging is Binnen de reeks van zes Brandenburgse Concerten geldt ook dit langzame deel in de ritornellovorm geschreven: een het Brandenburgse Concerto nr 5 in D-groot, BWV1050 als terugkerend refrein wordt afgewisseld met tussenliggende een van de modernste. Tegenover het tutti-ensemble solo-episodes. Het klavier vervult daarbij afwisselend de rol plaatst Bach hier een concertino van drie solo-instrumen- van continuo- en van solo-instrument. De derde en laatste ten: viool, traverso en klavecimbel. De traverso of ‘flûte beweging is een lichtvoetige gigue, een levendige dans- traversière’ (dwarsfluit) was omstreeks 1720 nog een vorm die wij vooral kennen als de typische slotbeweging modern instrument. Tijdens zijn Weimarer jaren en ook van de barokke suite. De afzonderlijke instrumenten zetten nog tijdens zijn eerste jaren in Köthen schreef Bach nog om beurt het thema in, zoals in een fuga. Wat de vorm systematisch de blokfluit voor. De traverso is trouwens betreft, opteert Bach dit keer niet voor de ritornello- maar nergens terug te vinden in Bachs overige Brandenburgse voor de ‘da capo’-vorm (ABA): een driedelig vormschema, Concerten. met twee identieke buitendelen en daartussen een Vernieuwender nog dan de keuze voor de solo-instrumen- middendeel in een kleine tertstoonaard. ten is de merkwaardige hiërarchie die Bach in dit concerto oplegt aan de drie solisten. De traditie van het concerto grosso schreef voor dat de solisten als gelijkwaardige Ludwig van Beethoven spelers werden behandeld: de solisten wedijverden met Concerto voor piano en orkest nr 4 in G, opus 58 elkaar en kregen om de beurt de kans voor het voetlicht te Ludwig van Beethovens vijf pianoconcerten ontstonden treden. Van een dergelijke gelijkwaardigheid van de allemaal in de periode 1793 tot 1809. Vergeleken met zijn 9 strijkkwartetten, symfonieën en pianosonates zijn de pianoconcerto’s dus binnen een vrij beperkte tijdspanne ontstaan. Dat Beethoven na 1809 geen enkel pianoconcer- to meer voltooid heeft, is te verklaren door zijn toenemen- de gehoorproblemen, die hem ertoe dwongen zijn solisten- carrière vaarwel te zeggen. Het Concerto voor piano en orkest nr 4 in G-groot, opus 58 (1806) is Beethovens voorlaatste concerto voor piano en orkest, en het laatste concerto dat hij zelf als solist uitvoerde. Beethoven stelde zijn concerto voor het eerst voor in maart 1807, in het Weense paleis van zijn mecenas prins Lobkowitz, tijdens één van twee concerten die hij gereser- veerd had voor de creatie van eigen werk. Ook Beethovens Vierde Symfonie en zijn Coriolanus-ouverture werden er voor het eerst gepresenteerd.