Parmentier. Jaargang 16

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

Parmentier. Jaargang 16 Parmentier. Jaargang 16 bron Parmentier. Jaargang 16. Stichting Parmentier, Nijmegen 2007 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_par012200701_01/colofon.php © 2016 dbnl 4 [Nummer 1/2] Van de redactie Het komt vaker voor dat bastaards en hybriden weinig licht vangen. Dat is spijtig. Juist deze tussensoorten plegen onze wetten te ontmaskeren als artificiële constructies. Door hun overschrijden van genregrenzen leggen zij het voorlopige karakter van iedere doctrine bloot, logenstraffen zij de modieuze aard van onze paradigma's. Het zal onder andere om die reden zijn dat een literair tijdschrift als Parmentier zich graag ophoudt in buitengewesten en grensstreken. Daar waait het goed door. De fotoroman is zo'n mengvorm die pakweg de laatste decennia niet of nauwelijks aandacht kreeg. Deze geringe belangstelling valt in ieder geval historisch te verklaren: van oudsher kampt de fotoroman met een nefast imagoprobleem. Allerlei sociale en culturele vooroordelen blijven het genre tot op de dag van vandaag links- en rechtsom inhalen. In het door hen samengestelde en ingeleide dossier ‘Lichtschrijven’ adstrueren Jan Baetens en Arnoud van Adrichem waarom het wel degelijk de moeite loont om het fotoromaneske universum te betreden. Giovanni Fiorentino, Peter Verstraten, Ine Lamers, Penny Allen, Johan Sonnenschein, Saskia de Jong, Ernst van Alphen, Els Vanden Meersch, Jan Baetens zelf en Sandrine Willems & Marie-Françoise Plissart laten zien wat de fotoroman, in al zijn veelvormigheid, vermag. En daarbuiten? Het met alcohol overgoten verhaal ‘De hoogte’ van dubbeltalent D. Hooijer sluit alvast goed aan op het dossier over de fotoroman. Zij kiest echter niet voor de camera om beeld en tekst met elkaar te confronteren, maar voor het programma Fotopaint waarmee ze tekeningen maakt die een alternatieve benaderingswijze van haar verhaal voorstaan. Ook Jeroen van Rooij schreef een verhaal waarin de demarcatielijnen uiterst dun blijken te zijn. In ‘Shakey’ liggen feit en fictie althans dichter bij elkaar dan men zou vermoeden. Ook nog: Arnoud van Adrichem en Carl De Strycker waagden zich aan een meerdimensionale bespreking van Saskia de Jongs nieuwe bundel resistent. Jeroen Mettes (1978-2006) legt in een nagelaten essay enkele fundamenten van het schrijven en lezen bloot. In zijn vaste poëzierubriek s.s.t.t. vraagt Marc Kregting zich af of er muziek en geloof zitten in een herschrijving van de geschiedenis. En vaste medewerker Gaston Franssen bespreekt op ietwat ongebruikelijke wijze ‘De voorbode van iets groots’ van Dirk van Bastelaere. Het laatste woord is aan de dichters. Met zes nieuwe gedichten bewijst B. Zwaal nog eens dat hij tot de allerbeste dichters van ons taalgebied behoort. Tot genoegen van de redactie treedt hij toe als vaste medewerker. Arnoud van Adrichem en Robert Van Ruyssevelt kruisen de pennen in het televisiegedicht ‘Ether’. Onno Kosters signaleert de Werdegang van de door Weldon Kees geadopteerde Robinson. En Samuel Vriezen, die wij met ingang van dit nummer eveneens mogen verwelkomen als vaste medewerker, herkent in oude barbaren nieuwe wilden. Peer Wittenbols neemt afscheid van Parmentier. Wij bedanken hem voor zijn inzet als vaste medewerker. Parmentier. Jaargang 16 Geniet van uw dubbeldikke Parmentier. NB: Als elektronisch supplement bij dit nummer vindt u op www.literairtijdschriftparmentier.nl een essay van Hugo Verdaasdonk over de loze belofte van de canon. Parmentier. Jaargang 16 5 Dossier lichtschrijven Parmentier. Jaargang 16 6 Jan Baetens en Arnoud van Adrichem Lichtschrijven. Een legitimatie I ‘J'éprouve pour ma part ce léger trauma de la signifiance devant certains photos-romans: leur bêtise me touche.’ Roland Barthes - natuurlijk. Met wie anders zouden we deze legitimatie moeten aanvangen? Barthes' fameuze boutade over de domheid van de fotoroman staat onderaan het notenapparaat van zijn minstens zo beroemde artikel ‘Le troisième sens’. We beseffen: de kleine lettertjes bieden doorgaans de interessantste informatie, de brutaalste thesen treft men meestal in de fine print van de annotatie. Ook in dit geval van kennelijke nonliteratuur. Uit de frase ‘certains photos-romans’ mogen we evenwel opmaken dat de Franse meesterdenker zijn woorden niet wettig wil verklaren. Hij houdt een kleine slag om de arm. Dat lijkt ons niet geheel ten onterechte. Want hoeveel grote verhalen doen er niet de ronde over wat fotografie is, moet of zou kunnen zijn? Sommige verhalen gaan over de (opname)techniek. Tussen het eerste beeld van Niépce uit 1826 (pakweg een decennium voor het ‘uitvinden’ van de fotografie door respectievelijk Daguerre in Frankrijk en Talbot in Engeland) en wat we tegenwoordig via talloze schermen tot ons krijgen is heel veel veranderd. Maar een van de meest ingrijpende transformaties blijft die van de opnametijd: acht uur in het geval van Niépce, tot een miljoenste van een seconde (en terwijl we dit schrijven allicht nog veel minder: nanotechnologie rust niet) vandaag de dag. Het stilleggen van wat zich voor de lens afspeelt, kunnen we binnen dit verhaal als een soort ‘final frontier’ beschouwen. Men stelt alles in het werk om de beweging van het gefotografeerde object onder controle te krijgen, en de spontane associatie van fotografie met snapshot is daarvoor een populaire illustratie. Andere verhalen zijn dan weer cultureel of cultuurhistorisch van aard. Hoewel fotografie onmiddellijk een universele rage werd, oogstte het medium nog lange tijd, vooral binnen bepaalde artistieke milieus, scheve gezichten. Vertegenwoordigers van de meest dominante en prestigieuze visuele modellen en genres uit die jaren (de historische schilderkunst, de portretkunst en het genretafereel) bleven zich verzetten tegen het mechanische en oncreatieve van het nieuwe beeldproductiemechanisme. Fotografie ging niet door voor kunst maar, Parmentier. Jaargang 16 7 in het gunstigste geval, voor een koud kunstje met zilvernitraat en licht. Vermoedelijk stoelde deze aversie niet alleen op artistieke gronden, maar lagen er ook prozaïscher motieven aan ten grondslag. De angst voor broodroof bleek vooral onder graveurs, gespecialiseerd in het reproduceren van schilderkunst, en vanzelfsprekend bij portretschilders manifest. Het is niet onmogelijk - maar daarom nog niet echt zinvol of wenselijk - de hele geschiedenis van de fotografie te beschouwen als een poging om aan deze stigma's te ontkomen: van het nabootsen van schilderkundige modellen in de negentiende eeuw (met het zogenaamde pictorialisme als bekendste uitwas) naar de pogingen tot inbraak in het museum (een sleutelmoment hierbij is ongetwijfeld het openen van de fotografiesectie in het MOMA in 1937) tot de huidige wissel van de wacht waarbij de representatieve fotografie de vrijgekomen plaats van de abstract geworden schilderkunst heeft ingenomen. Overigens exploiteren oeuvres als die van Jeff Wall op zeer problematische wijze deze genrevermenging tussen schilderkunst en fotografie, maar de impact van de schilderkunst gaat veel verder dan dit niet-unieke geval: nog evidenter is het picturale superego van de hedendaagse fotografie zoals valt af te lezen uit het lonken naar steeds grotere printformaten, alsof men niet meer ernstig kan worden genomen onder de 12 vierkante meter per beeld; size does matter, zo lijkt dezer dagen het adagium. Nog andere verhalen ten slotte (maar dit ‘ten slotte’ wil geenszins volledigheid suggereren) zijn mediumhistorisch of -theoretisch van inslag. We kijken in dat geval naar de dynamiek van actie en reactie in de aaneenschakeling van steeds nieuwe (of herontdekte) media. De artistieke dialoog tussen fotografie en schilderkunst zien we dan verbreed tot andere media, waarbij vooral de relatie met het medium film in het oog springt. Historisch gezien wordt fotografie ‘voorbijgestoken’ door film (in het begin ‘levende’ of ‘bewegende’ fotografie genoemd), die er in slaagt een nieuwe ‘grens’ te definiëren: niet meer het stilleggen van de beweging, maar de weergave ervan. Binnen deze nieuwe constellatie gaat fotografie zich dan nog meer toespitsen op de dubbele fixatie die we in de eerste twee verhalen gecondenseerd zagen. We constateren enerzijds een fixatie van het moment: fotografie gaat zich, in tegenstelling tot het filmmedium dat steeds streeft naar ‘continuity’, nog exclusiever dan vroeger onledig Parmentier. Jaargang 16 8 houden met het vastleggen van het enkelvoudig vluchtige moment. Anderzijds constateren we een fixatie op het museum: fotografie gaat ‘autonoom’, wat wil zeggen dat het medium haar artistieke aspiratie niet langer gaat realiseren via het imiteren van picturale voorbeelden, maar via het experimenteren met de eigen mogelijkheden en beperkingen. En ook hier speelt indirect de concurrentie met het filmmedium dat, zeker na de intrede van de geluidsband, dikwijls het verwijt krijgt uitverkoop te houden van de eigen specificiteit. Wat voor ons verhaal echter vooral van tel is, is de wederzijdse versterking van al deze tendensen. De technische voorkeur voor het snapshot, de sociaal-culturele hang naar het tableau, de medium- theoretische breuk met het bewegende beeld van de film, het zijn allemaal aspecten die onze blik op fotografie gaan ssturen en bepaalde vormen van of evoluties binnen fotografie gaan blokkeren. (Voor alle duidelijkheid wijzen we er graag op dat een dergelijke visie op wat een medium precies behelst allesbehalve essentialistisch is, maar integendeel de historische context van de inzet scherpt, het gebruik en de interpretatie van de betekenis van een medium centraal stelt.) Wat zo'n kijk onder meer duidelijk maakt,
Recommended publications
  • Annu Al Rep Ort of Artez Masters in F Ashion 2015-2016
    At ArtEZ Fashion Masters we aim to interrogate the current fashion system and seek out the boundaries of prevailing fashion discourses through research and design. With this annual report, we give an overview of the various ways in which we have sought out to do so in this past academic year. Through research projects, workshops, exchanges and an extensive list of guest lecturers from ArtEZ Fashion Masters annual reportArtEZ Masters annual Fashion the fashion, art and design world we prepare our Design and Strategy students to become Masters in Fashion. ArtEZ Fashion Masters Kortestraat 27 6811 EP Arnhem, The Netherlands 0031 (0)26 35 30 910 [email protected] www.artez.nl/fashionmasters www.facebook.com/ArtEZFashionMasters www.instagram.com/artez.fashion.masters Annual report of ArtEZ Masters in Fashion 2015-2016 Fashion in Masters ArtEZ of report Annual Annual report of ArtEZ Masters in Fashion 2015-2016 Fashion in Masters ArtEZ of report Annual MASTERS Stop Motion, Radical Compassion Public Presentations 94 an introduction Klara Valkova 46 Mark van Vorstenbos About ArtEZ and Hanka van der Voet 02 Cite Fashion Masters 95 A hint toward The 100-Year plan emotional durability Alumni ArtEZ for a sustainable model Esmee Peterse, mfs 50 Fashion Masters 97 of growth in the fashion industry Scape Lecturers, Manon Randin, Janneke van Rooijen, mfs 54 guest lecturers and Mor Schwartz, team 2015-2016 99 Maximilian Schmidt, Jake of all trades Larissa Rosvaenge, Asu Aksu 58 Colophon 100 Harriet Mbonjani and Anna Jacobs 06 Joie de Vivre Hee Kim,
    [Show full text]
  • Amsterdam 2011
    Organisation of European Cancer Institutes 33 ORGANISATION OF EUROPEAN CANCER INSTITUTES AMSTERDAMEUROPEAN E2011CONOMIC INTEREST GROUPING GENERAL ASSEMBLY AND SCIENTIFIC CONFERENCE June 17th OECI 2011 OrganizationScientific of Comprehensiveness: Conference comparisonOrganising between Personalised EU and US Medicine in Oncology June 18th OECI 2011 General Assembly W R I te T H E FU T U re T H R OUGH CO M P re H E N S IV E N ess www.oeci-amsterdam2011.com OECI - GENERAL ASSEMBLY AND SCIENTIFIC CONFERENCE OECI33 GENERAL ASSEMBLY AND SCIENTIFIC CONFERENCE OECI Welcome The 2011 General Assembly and Scientific Meeting in Amsterdam is a unique opportunity for members to learn about the progress made by OECI in the last three years. Together with the governing bodies and the management of the Grouping, we tried to achieve a better definition of the precise role of OECI among the European oncology associations, perform a better dissemination of our initiatives and their results, and implement all the organisational changes deemed necessary to the growth of the Grouping. Formal relations with all the main cancer organisations in Europe - such as ECCO, ESMO and EACR - have been pursued to coordinate and rationalise the respective efforts towards the creation of a European oncopolicy. From 2009, OECI has decided to participate more visibly and actively in the ECCO and ESMO conferences: the investment paid off, as our booth at these events became a crucial hub of new contacts with oncology institutes and organisations from all over the world. A new collaboration with EACR has been launched in 2010 and, as a result, a first European course in Molecular Pathology has recently been given in Amsterdam: over 120 researchers enrolled, ten of which were sponsored by an OECI award.
    [Show full text]
  • Booklet Amsterdam 2011
    Organisation of European Cancer Institutes 33 ORGANISATION OF EUROPEAN CANCER INSTITUTES AMSTERDAMEUROPEAN E2011CONOMIC INTEREST GROUPING GENERAL ASSEMBLY AND SCIENTIFIC CONFERENCE June 17th OECI 2011 OrganizationScientific of Comprehensiveness: Conference comparisonOrganising between Personalised EU and US Medicine in Oncology June 18th OECI 2011 General Assembly W R I te T H E FU T U re T H R OUGH CO M P re H E N S IV E N ess www.oeci-amsterdam2011.com OECI - GENERAL ASSEMBLY AND SCIENTIFIC CONFERENCE OECI33 GENERAL ASSEMBLY AND SCIENTIFIC CONFERENCE OECI Welcome The 2011 General Assembly and Scientific Meeting in Amsterdam is a unique opportunity for members to learn about the progress made by OECI in the last three years. Together with the governing bodies and the management of the Grouping, we tried to achieve a better definition of the precise role of OECI among the European oncology associations, perform a better dissemination of our initiatives and their results, and implement all the organisational changes deemed necessary to the growth of the Grouping. Formal relations with all the main cancer organisations in Europe - such as ECCO, ESMO and EACR - have been pursued to coordinate and rationalise the respective efforts towards the creation of a European oncopolicy. From 2009, OECI has decided to participate more visibly and actively in the ECCO and ESMO conferences: the investment paid off, as our booth at these events became a crucial hub of new contacts with oncology institutes and organisations from all over the world. A new collaboration with EACR has been launched in 2010 and, as a result, a first European course in Molecular Pathology has recently been given in Amsterdam: over 120 researchers enrolled, ten of which were sponsored by an OECI award.
    [Show full text]
  • DESIGNERS AGAINST AIDS I Gladly Accepted to Write the Introduction INTRO to This Book Because I Admire the Positive Spirit and Unique Vision of Ninette Murk
    DESIGNERS AGAINST AIDS I gladly accepted to write the introduction INTRO to this book because I admire the positive spirit and unique vision of Ninette Murk. Ninette is a pioneer in her own way, by using art and pop culture to increase global awareness of AIDS among young people. About 10 years ago, Ninette worked as a freelance fashion editor. Back then, she lost her best friend to AIDS and decided to turn a dramatic story into a positive one. As a single mother of two children she took up a huge challenge and launched a unique idea: Designers Against Aids. The very first DAA projects were small in scale and were located in Antwerp, the city of fashion. Very soon however, DAA attracted the interest of big international names such as Yoko Ono, Dita Von Teese, Estelle, Tokio Hotel and Robert Smith (singer of The Cure), who got involved because they connected both to the cause and the project. Even France’s First Lady Carla Bruni Sarkozy - as Ambassador for The Global Fund to fight AIDS, TB and malaria - recently wrote a letter in which she expressed her admiration for the good work delivered by DAA. Today, DAA is creating global awareness not only through fashion, but also via all sorts of pop art expressions such as the fantastic pictures you will see in this book. DAA has indeed grown into a unique international story. Many companies have shown great interest in the project and are getting involved through their corporate responsibility programs. The Public Private Partnership between DAA and the Swedish fashion company H&M for instance, going into its 4th year in 2012, sets a perfect example for other companies around the world to care about the subject and to financially support organizations such as DAA.
    [Show full text]
  • Master Thesis: MA Cultural Economics & Cultural Entrepreneurship Title: When Creativity Stops and Reality Kicks In: an Evolu
    Master thesis: MA Cultural economics & Cultural entrepreneurship Title: When creativity stops and reality kicks in: an evolutionary view on fashion entrepreneurship in the Netherlands and Belgium. Student: Eve-Marie Kuijstermans Studentnumber: 285889 Supervisor: MA. C. Handke Second reader: D. Noordman Date: August, 2008. 1 Preface I would like to thank the designers and key figures who helped me. Without them this would not have been possible. Special thanks goes out to Mariette Hoitink for introducing me to interesting people in the field of Dutch fashion. Thank you, Annick Geenen, Raf Simons, Tinne van Asbroeck and Robbie Snelders, for getting me in touch with relevant Belgian keyfigures and designers. Thanks to: Jessica Joyce, Monique van Heist, Sander Lak, Marcha Hüskes, Marieke den Mulder, Edwin Oudshoorn, Sjaak Hullekes, Sebastiaan Kramer, Sanne Schrijver, Iris van Herpen, Orpheo Jungst, Daryl van Wouw, Catta Donkersloot, Conny Groenewegen (I enjoyed our correspondation), Maartje Dijkstra, Antoine Peters (for having me over 2 times), Geert-Jan Renzen, Mada van Gaans, Mattijs van Bergen, Delia Drel, Eva van Overbeeke, Jan Taminiau, Suzan Jacobs, Joline Jolink, Nick Rosenboom, Djovrie Krüs, Famke de Ruiter, Wieteke van Riet, Melanie Rozema, Kelly Konings, Francisco van Benthum, Ankie Winkelman-de Groot, Lily Houben, Marga Weimans (for our correspondation too), Demna Gvasalia, Sophie Pillen, Carolin Lerch (Pelican Avenue), Daisy Plas, Tom de Poortere, Keith Hioco, Aline Walther, Astrid van Damme, Julie de Taeye, Marko Galovich, Peter Pilotto, Christopher de Vos, Marisa Leipert, Marion Michel, Marijke de Cock, Alexandra Mein, Christian Wijnants, Tom Notte, Bart Vandebosch, Jessie Lecomte, Tim Coppens, Kanya Miki, Lucas and Aaron Mäthger (LA Mäthger), Veronique Branquinho (Ann Claes), Nele Feyen, Kentroy Yearwood, Evelien DeCeuninck, Bob van Opstal, Christophe Mollet, David Flamée, Matthijs Boelee (for introducing me to Angelique Westerhof), H.J.
    [Show full text]