Congochromis Sabinae Een Kleurrijke, Klein Blijvende Cichlide Uit Congo

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

Congochromis Sabinae Een Kleurrijke, Klein Blijvende Cichlide Uit Congo CONGOCHROMIS SABINAE EEN KLEURRIJKE, KLEIN BLIJVENDE CICHLIDE UIT CONGO Tekst en foto’s: M.C.W. Keijman Inleiding Introductie van het geslacht Nanochromis Het is niet voor alle aquarianen weggelegd om één of meer grote aquaria te bezitten waarin Het geslacht Nanochromis werd in 1904 opge- zij cichliden kunnen onderbrengen. Dat is jam- steld door de Franse ichthyoloog Jacques mer omdat bij de meeste liefhebbers de opvat- Pellegrin, die dat deed ten behoeve van de soort ting overheerst dat cichliden als regel groot wor- Nanochromis nudiceps (Boulenger, 1899). Het be- dende vissen zijn die een navenant groot aqua- langrijkste kenmerk zou zijn gelegen in het feit rium nodig hebben. Niets is echter minder waar. dat het bovenste (voorste) deel van het zijlijn- In vrijwel alle gebieden waarin cichliden wor- orgaan erg hoog ligt, zodat de achterste door- den aangetroffen komen soorten voor die vrij boorde schubben direct tegen de basis van de klein blijven en veelal ook nog eens fraai ge- rugvin liggen. In zijn herziening beschouwde kleurd zijn. En met vrij klein bedoel ik soorten Thys van den Audenaerde (1968) Nanochromis van 4 tot 12 cm. Het hierna volgende artikel gaat nog slechts als een ondergeslacht van Pelmato- over een soort die niet groot wordt en die afkom- chromis. Het belangrijkste kenmerk van dit stig is van Gabon en Congo (Brazzaville), beide ondergeslacht zou bestaan uit het aantal gelegen in westelijk Centraal Afrika. Alvorens schubbenrijen rond de staartwortel (12 versus dieper in te gaan op die soort, zal ik de voorge- 16). schiedenis van het geslacht waarin zij thans is Dank zij Ethylwyn Trewavas (in 1973 en 1974) ondergebracht behandelen. maakte Nanochromis reeds na enkele jaren een Een paartje Congochromis sabinae in het aquarium van de auteur 18 Cichlidae 35-2 april 2009 (© NVC) succesvolle come-back en ver- Kopprofiel van een mannetje kreeg opnieuw de status van Congochromis sabinae... een volwaardig geslacht. Rob- erts & Stewart (1976) gingen accoord met deze zienswijze, maar deze auteurs waren van mening dat bij de vertegen- woordigers van dit geslacht (in beperkte zin) de helft of meer van de doorboorde schubben van het bovenste deel van het zijlijnorgaan di- rect tegen de basis van de rug- vin moet liggen en daarvan niet gescheiden mag zijn door één of meerdere rijen van niet doorboorde schubben. Deze auteurs voegden bovendien vier nieuwe soorten (zie hierna) aan het geslacht toe. Greenwood (1987) splitste Nanochromis op in twee groe- pen. De eerste daarvan, be- ...en van een vrouwtje. staande uit slechts twee soor- ten (N. dimidiatus en N. squamiceps), wordt geken- merkt door het feit dat bij hen slechts de achterste drie tot vijf doorboorde schubben van het bovenste deel van het zijlijn- orgaan direct tegen de basis van de rugvin liggen. De daar- vóór gelegen schubben wor- den van de inplant van die vin gescheiden door niet meer dan één rij van niet door- boorde schubben. Verder is bij deze soorten de nek volledig beschubd, terwijl de borst slechts ten dele beschubd is (de ventrale en ventrolaterale aspecten zijn naakt). Bij de overige soorten is de nek onbeschubd of slechts de stad Makoua, exemplaren van een Nano- voorzien van enkele kleine, verspreid liggende chromis-soort die overeenkwamen met materiaal schubben, terwijl bij hen de borst volkomen uit diezelfde omgeving en uit Gabon dat ligt naakt is. Bovendien hebben N. dimidiatus en N. opgeslagen in de collecties van het MRAC en het squamiceps een supraneuraal beentje (de pre- MNHN, alsmede met specimens die omschre- dorsale) dat enigszins verkleind is en de vorm ven werden in de aquariumliteratuur. Na eva- heeft van een komma. luatie daarvan werd duidelijk dat het hierbij ging In 1996 verzamelde de Duitse aquariaan om een nog onbeschreven soort van de dimi- Rainer Sawatzky in Congo (Brazzaville ), nabij diatus-groep. Cichlidae 35-2 april 2009 (© NVC) 19 De beschrijving van Nanochromis tale streep strekt zich uit van het oog tot aan het sabinae uiteinde van de staartwortel en is bij beide sek- sen tijdens bepaalde gedragingen zichtbaar; In de online-uitgave van Zootaxa (Magnolia vrouwelijke exemplaren bezitten enkele zilver Press), op het Internet gezet in januari 2005, be- gekleurde schubben die rond de genitale papil schreef de Oostenrijkse cichlidenkenner Anton liggen. Lamboj een nieuwe Nanochromis-soort die hij Nanochromis sabinae noemde en die afkomstig is Het geslacht Congochromis wordt van het centrale en het noordoostelijke deel van beschreven Congo (Brazzaville) en van zuidoostelijk Gabon. Deze soort verschilt van haar geslachtsgenoten Congochromis werd als een afzonderlijk ge- door een combinatie van morfologische eigen- slacht beschreven op grond van enkele anato- schappen en kleurpatronen. Het bovenste deel mische kenmerken (Stiassny & Schliewen, 2007). van het zijlijnorgaan is duidelijk gescheiden van Het gaat daarbij om de hoedanigheden van de de basis van de rugvin; het achterste deel van zintuigporiën die op de kop en onder de ogen de nek is beschubd; op de wang bevinden zich liggen en die deel uitmaken van het zijlijnorgaan; een of twee rijen schubben; een zwarte horizon- de infra-orbitale serie; de betanding van de mondkaken; de beschubbing. Een mannetje Congochromis Het geslacht Congochromis be- sabinae met streeptekening staat uit drie soorten die alle tot juni 2007 deel uitmaakten van Nanochromis, te weten N. squami- ceps, N. dimidiatus, en N. sabinae, alsmede een toen nog onbeschre- ven soort die voorkomt in de buurt van Kisangani (Stanley- ville), een stad die is gelegen aan de bovenstroom van de Congo. De sterke toename van het aan- tal pas ontdekte Congolese Nanochromis-soorten (zie Lam- Een vrouwtje Congochromis sabinae met baltskleuren 20 Cichlidae 35-2 april 2009 (© NVC) boj, 2005; Schliewen & Stiassny, Een baltsend paartje 2006; Lamboj & Schelly, 2006) is Congochromis sabinae een gevolg van de intensivering van het onderzoek waaraan de visfauna van het stroomgebied van de Congo gedurende de laat- ste jaren werd onderworpen en die een enorme rijkdom aan soor- ten aan het licht heeft gebracht (Schelly & Stiassny, 2004; Stiassny & Schäfer, 2005; Schliewen & Schäfer, 2006; Stiassny et al., 2006; Tshibwabwa et al., 2006). Stijgt het aantal ontdekte soorten, dan stijgt ook de behoefte aan een fylo- genetische beschouwing, zodat er duidelijkheid ontstaat ten aanzien van de onderlinge verwantschap- pen en de mechanismen en pro- Een mannetje met baltskleuren cessen die tot speciatie hebben ge- leid. Tot dusver werden er elf Nanochromis-soorten beschreven, maar een aantal andere wacht nog op een formele beschrijving (Schliewen & Stiassny, 2006, per- soonlijke obs.; Lamboj, in litt.). In een recente studie verdeel- den Schliewen & Stiassny (2006) het geslacht Nanochromis infor- meel in twee groepen, de nudi- ceps-groep en de squamiceps- groep. Deze twee groepen zijn diagnostiseerbaar aan de hand van afgeleide anatomische kenmerken en wij be- perken Nanochromis hierna tot de typesoort, N. De verschillen tussen de seksen nudiceps (Boulenger, 1899), en zeven andere soor- ten, te weten: N. consortus Roberts & Stewart, Zoals het geval is bij vele andere cichliden- 1976, N. minor Roberts & Stewart, 1976, N. parilus soorten zijn er ook bij Congochromis sabinae ui- Roberts & Stewart, 1976, N. splendens Roberts & terlijk waarneembare verschillen tussen de man- Stewart, 1976, N. teugelsi Lamboj & Schelly, 2006, netjes en de vrouwtjes. Bij deze soort zijn de N. transvestitus Stewart & Roberts, 1984 en N. dimorfische (vorm) en dichromatische (kleur) wickleri Schliewen & Stiassny, 2006. Zoals uit het verschillen zelfs duidelijk aanwezig en goed vorenstaande al blijkt hebben Stiassny & zichtbaar. De eerste straal van de buikvin is bij Schliewen (2007) voor de soorten van de beide seksen langer dan de overige stralen, maar squamiceps-groep het geslacht Congochromis op- is bij mannelijke exemplaren sterker verlengd gesteld. Dat bestaat, behalve uit de typesoort C. dan bij vrouwelijke. Het uiteinde van de buik- squamiceps (Boulenger, 1902), uit de soorten C. vin reikt bij beide sexen echter nooit tot aan de dimidiatus (Pellegrin, 1900), C. sabinae (Lamboj, voorste stekelstraal van de aarsvin. De staartvin 2005) en C. pugnatus, een recent beschreven vorm is afgerond. Behalve deze morfologische kenmer- uit de buurt van Kisangani, gelegen aan de bo- ken, zijn er ook nog verschillen qua kleur en ook venloop van de Congo. aan de hand daarvan kunnen de seksen van el- Cichlidae 35-2 april 2009 (© NVC) 21 kaar worden onderscheiden. Om te beginnen de bruikt zijn lengtes vastgesteld tot 52,5 mm, ter- kleurkenmerken die van toepassing zijn op zo- wijl de vrouwtjes van de typeserie een lengte wel de mannetjes als de vrouwtjes. De kop en hebben van niet meer dan 46,2 mm. Mijn inziens het lichaam zijn licht- tot roodbruin en bij de ach- kunnen exemplaren van deze soort in een aqua- terste rand van het kieuwdeksel bevindt zich een rium duidelijk groter worden. Daar worden de donkere onbeschubde vlek. Deze vlek is zeer mannetjes 7 cm en blijven de vrouwtjes slechts 1 slecht zichtbaar en komt veelal alleen bij be- cm kleiner. Wat betreft de etymologie (oftewel paalde gedragingen te voorschijn. De lippen zijn de herkomst van de naam) kan gezegd worden oranje tot bruin gekleurd. Een donkere horizon- dat deze soort genoemd is naar de dochter van tale streep is soms zichtbaar (ingeval van stress, Anton Lamboj, namelijk Sabina Lamboj. onderdanigheid en tijdens de periodes van broedzorg). Die loopt, ter hoogte van het laagst- Het verspreidingsgebied en de bio- gelegen deel van de zijlijn, vanaf de achterzijde toop van Nanochromis sabinae van het oog tot aan het het einde van de staart- wortel. Vanaf de voorste rand van het oog loopt Ten aanzien van de soorten die tijdens de zes- een donkere streep naar het midden van de bo- tiger en zeventiger jaren in de liefhebberij voor- venlip. De rug is donkerder dan de rest van het handen waren is het verspreidingsgebied van lichaam en bij extreem gestreste exemplaren zijn belang, althans de plaatsen waarop de desbetref- zeven zwarte dwarsbanden zichtbaar onder de fende exemplaren buitgemaakt werden.
Recommended publications
  • AN ECOLOGICAL and SYSTEMATIC SURVEY of FISHES in the RAPIDS of the LOWER ZA.Fre OR CONGO RIVER
    AN ECOLOGICAL AND SYSTEMATIC SURVEY OF FISHES IN THE RAPIDS OF THE LOWER ZA.fRE OR CONGO RIVER TYSON R. ROBERTS1 and DONALD J. STEWART2 CONTENTS the rapids habitats, and the adaptations and mode of reproduction of the fishes discussed. Abstract ______________ ----------------------------------------------- 239 Nineteen new species are described from the Acknowledgments ----------------------------------- 240 Lower Zaire rapids, belonging to the genera Introduction _______________________________________________ 240 Mormyrus, Alestes, Labeo, Bagrus, Chrysichthys, Limnology ---------------------------------------------------------- 242 Notoglanidium, Gymnallabes, Chiloglanis, Lampro­ Collecting Methods and Localities __________________ 244 logus, Nanochromis, Steatocranus, Teleogramma, Tabulation of species ---------------------------------------- 249 and Mastacembelus, most of them with obvious Systematics -------------------------------------------------------- 249 modifications for life in the rapids. Caecomasta­ Campylomormyrus _______________ 255 cembelus is placed in the synonymy of Mastacem­ M ormyrus ____ --------------------------------- _______________ 268 belus, and morphologically intermediate hybrids Alestes __________________ _________________ 270 reported between blind, depigmented Mastacem­ Bryconaethiops -------------------------------------------- 271 belus brichardi and normally eyed, darkly pig­ Labeo ---------------------------------------------------- _______ 274 mented M astacembelus brachyrhinus. The genera Bagrus
    [Show full text]
  • View/Download
    CICHLIFORMES: Cichlidae (part 5) · 1 The ETYFish Project © Christopher Scharpf and Kenneth J. Lazara COMMENTS: v. 10.0 - 11 May 2021 Order CICHLIFORMES (part 5 of 8) Family CICHLIDAE Cichlids (part 5 of 7) Subfamily Pseudocrenilabrinae African Cichlids (Palaeoplex through Yssichromis) Palaeoplex Schedel, Kupriyanov, Katongo & Schliewen 2020 palaeoplex, a key concept in geoecodynamics representing the total genomic variation of a given species in a given landscape, the analysis of which theoretically allows for the reconstruction of that species’ history; since the distribution of P. palimpsest is tied to an ancient landscape (upper Congo River drainage, Zambia), the name refers to its potential to elucidate the complex landscape evolution of that region via its palaeoplex Palaeoplex palimpsest Schedel, Kupriyanov, Katongo & Schliewen 2020 named for how its palaeoplex (see genus) is like a palimpsest (a parchment manuscript page, common in medieval times that has been overwritten after layers of old handwritten letters had been scraped off, in which the old letters are often still visible), revealing how changes in its landscape and/or ecological conditions affected gene flow and left genetic signatures by overwriting the genome several times, whereas remnants of more ancient genomic signatures still persist in the background; this has led to contrasting hypotheses regarding this cichlid’s phylogenetic position Pallidochromis Turner 1994 pallidus, pale, referring to pale coloration of all specimens observed at the time; chromis, a name
    [Show full text]
  • Alter Etal.2017 Congo Cichlids.Pdf
    Genome-wide SNP data reveal cryptic phylogeographic structure and microallopatric divergence in a rapids-adapted clade of cichlids from the Congo River S. Elizabeth Alter (1,2,3)*, Jason Munshi-South (4), Melanie L. J. Stiassny (3,5) (1) Department of Biology, York College/The City University of New York, 94-20 Guy R. Brewer Blvd, Jamaica NY 11451 (2) The Graduate Center of the City University of New York, 365 Fifth Avenue, New York, NY 10016 (3) The Sackler Institute for Comparative Genomics, American Museum of Natural History, 79th Street and Central Park West, New York, NY 10024 (4) Louis Calder Center—Biological Field Station, Fordham University, Armonk, NY 10504 (5) Department of Ichthyology, American Museum of Natural History, 79th Street and Central Article Park West, New York, NY 10024 Key words: diversification, phylogeography, fish, RAD-Seq, African biogeography *Corresponding author: S. Elizabeth Alter [email protected] Phone: (650) 283-5629 Fax: (718) 262-2700 Running title: Phylogeography in rapids-adapted cichlids This article has been accepted for publication and undergone full peer review but has not Accepted been through the copyediting, typesetting, pagination and proofreading process, which may lead to differences between this version and the Version of Record. Please cite this article as doi: 10.1111/mec.13973 This article is protected by copyright. All rights reserved. Abstract: The lower Congo River (LCR) is a freshwater biodiversity hotspot in Africa characterized by some of the world's largest rapids. However, little is known about the evolutionary forces shaping this diversity, which include numerous endemic fishes. We investigated phylogeographic relationships in Teleogramma, a small clade of rheophilic cichlids, in the context of regional geography and hydrology.
    [Show full text]
  • Page a (First Section 1-12)
    RAP Publication 2004/16 PROCEEDINGS OF THE SECOND INTERNATIONAL SYMPOSIUM ON THE MANAGEMENT OF LARGE RIVERS FOR FISHERIES VOLUME 1 Sustaining Livelihoods and Biodiversity in the New Millennium 11–14 February 2003, Phnom Penh, Kingdom of Cambodia Edited by Robin L. Welcomme and T. Petr FOOD AND AGRICULTURE ORGANIZATION OF THE UNITED NATIONS & THE MEKONG RIVER COMMISSION, 2004 III DISCLAIMER The designations employed and the presentation of the material in this document do not imply the expression of any opinion whatsoever on the part of the Food and Agriculture Organization of the United Nations (FAO) and the Mekong River Commission (MRC) concerning the legal or constitutional status of any country, territory or sea area or concerning the delimitation of frontiers or boundaries. NOTICE OF COPYRIGHT All rights reserved Food & Agriculture Organization of the United Nations and Mekong River Commission. Reproduction and dissemination of material in this infor- mation product for educational or other non-commercial purposes are authorized without any prior written permis- sion from the copyright holders provided the source is fully acknowledged. Reproduction of material in this information product for resale or other commercial pur- poses is prohibited without written permission of the copyright holders. Application for such permission should be addressed to the Aquaculture Officer, FAO Regional Office for Asia and the Pacific, Maliwan Mansion, 39 Phra Athit Road, Bangkok 10200, Thailand. Images courtesy of the Mekong River Commission Fisheries Programme © FAO & MRC 2004 V ORIGINS of the SYMPOSIUM The Second International Symposium on the Management of Large Rivers for Fisheries was held on 11 – 14 February 2003 in Phnom Penh, Kingdom of Cambodia.
    [Show full text]
  • East African Cichlid Lineages (Teleostei: Cichlidae) Might Be
    Schedel et al. BMC Evolutionary Biology (2019) 19:94 https://doi.org/10.1186/s12862-019-1417-0 RESEARCH ARTICLE Open Access East African cichlid lineages (Teleostei: Cichlidae) might be older than their ancient host lakes: new divergence estimates for the east African cichlid radiation Frederic Dieter Benedikt Schedel1, Zuzana Musilova2 and Ulrich Kurt Schliewen1* Abstract Background: Cichlids are a prime model system in evolutionary research and several of the most prominent examples of adaptive radiations are found in the East African Lakes Tanganyika, Malawi and Victoria, all part of the East African cichlid radiation (EAR). In the past, great effort has been invested in reconstructing the evolutionary and biogeographic history of cichlids (Teleostei: Cichlidae). In this study, we present new divergence age estimates for the major cichlid lineages with the main focus on the EAR based on a dataset encompassing representative taxa of almost all recognized cichlid tribes and ten mitochondrial protein genes. We have thoroughly re-evaluated both fossil and geological calibration points, and we included the recently described fossil †Tugenchromis pickfordi in the cichlid divergence age estimates. Results: Our results estimate the origin of the EAR to Late Eocene/Early Oligocene (28.71 Ma; 95% HPD: 24.43–33.15 Ma). More importantly divergence ages of the most recent common ancestor (MRCA) of several Tanganyika cichlid tribes were estimated to be substantially older than the oldest estimated maximum age of the Lake Tanganyika: Trematocarini (16.13 Ma, 95% HPD: 11.89–20.46 Ma), Bathybatini (20.62 Ma, 95% HPD: 16.88–25.34 Ma), Lamprologini (15.27 Ma; 95% HPD: 12.23–18.49 Ma).
    [Show full text]
  • The Status and Distribution of Freshwater Biodiversity in Central Africa
    THE S THE STATUS AND DISTRIBUTION T A OF FRESHWATER BIODIVERSITY T U S IN CENTRAL AFRICA AND Brooks, E.G.E., Allen, D.J. and Darwall, W.R.T. D I st RIBU T ION OF F RE S HWA T ER B IODIVER S I T Y IN CEN CENTRAL AFRICA CENTRAL T RAL AFRICA INTERNATIONAL UNION FOR CONSERVATION OF NATURE WORLD HEADQUARTERS Rue Mauverney 28 1196 Gland Switzerland Tel: + 41 22 999 0000 Fax: + 41 22 999 0020 www.iucn.org/species www.iucnredlist.org The IUCN Red List of Threatened SpeciesTM Regional Assessment About IUCN IUCN Red List of Threatened Species™ – Regional Assessment IUCN, International Union for Conservation of Nature, helps the world find pragmatic solutions to our most pressing environment and development Africa challenges. The Status and Distribution of Freshwater Biodiversity in Eastern Africa. Compiled by William R.T. Darwall, Kevin IUCN works on biodiversity, climate change, energy, human livelihoods and greening the world economy by supporting scientific research, managing G. Smith, Thomas Lowe and Jean-Christophe Vié, 2005. field projects all over the world, and bringing governments, NGOs, the UN and companies together to develop policy, laws and best practice. The Status and Distribution of Freshwater Biodiversity in Southern Africa. Compiled by William R.T. Darwall, IUCN is the world’s oldest and largest global environmental organization, Kevin G. Smith, Denis Tweddle and Paul Skelton, 2009. with more than 1,000 government and NGO members and almost 11,000 volunteer experts in some 160 countries. IUCN’s work is supported by over The Status and Distribution of Freshwater Biodiversity in Western Africa.
    [Show full text]
  • DTP Sonderheft AKZ NEU.Qxd 21.04.2008 07:43 Seite 35
    DTP_Sonderheft AKZ_NEU.qxd 21.04.2008 07:43 Seite 35 Alte und neue Zwergcichliden aus Zentralafrika Ein Überblick Anton Lamboj meint, dass sich keine Schuppenreihe zwischen der Seitenline und der Basis der Rückenflosse befin- det), der Nacken, die Wangen und die Kiemen- Zwergcichliden aus dem Zentralafrikanischen deckel sind in der Regel gut beschuppt (bei Bereich stellen innerhalb des AKZ zwar durchaus Nanochromis wenig bis gar nicht beschuppt), die begehrte, aber oft nur wenig verfügbare Arten dar. Kieferzähne sind kräftiger und weniger dicht ste- Natürlich sind es hier vor allem die Arten aus der hend (bei Nanochromis feiner und enger beieinan- Gattung Nanochromis, die am meisten begehrt der stehend), unmittelbar hinter dem Neurocranium sind. Oder zumindest die Arten, die bis vor kurzem (Hirnschädel) ist ein sogenannter „supraneuraler noch in dieser Gattung vereint gewesen sind. Knochen“ vorhanden (fehlt bei Nanochromis) und Um niemandem einen Schreck einzujagen - natür- in manchen Stimmungen ist bei Congochromis ein lich gibt es die Gattung Nanochromis noch, aller- schwarzer Längsstreif sichtbar (letztes Merkmal ist dings ist sie 2007 ein wenig kleiner geworden: Die zumindest so bei allen Arten, die lebend bekannt Arten N. dimidiatus, N. sabinae und N. squamiceps sind bzw. einen entsprechenden Konservierungs- wurden durch Stiassny & Schliewen gemeinsam zustand bieten, vorhanden, es ist bei Nanochromis mit einer neu beschriebenen Art in die neu geschaf- nicht vorhanden). fene Gattung Congochromis überstellt. Liebhaber Als neue Art der Gattung Congochromis wurde C. müssen sich also nun diesen neuen Namen merken, pugnatus beschrieben. Diese Art liegt leider nur als wobei Congochromis squamiceps die Typusart der konserviertes Material vor und unterscheidet sich neuen Gattung darstellt.
    [Show full text]
  • SMALL BUSINESS TASK FORCE on Regulatory Relief
    Small Business Regulatory Review Board Meeting Wednesday, August 15, 2018 10:00 a.m. No. 1 Capitol District Building 250 South Hotel Street, Honolulu, HI Conference Room 436 SMALL BUSINESS REGULATORY REVIEW BOARD Department of Business, Economic Development & Tourism (DBEDT) Tel 808 586-2594 No. 1 Capitol District Bldg., 250 South Hotel St. 5th Fl., Honolulu, Hawaii 96813 Mailing Address: P.O. Box 2359, Honolulu, Hawaii 96804 Email: [email protected] Website: dbedt.hawaii.gov/sbrrb AGENDA Wednesday, August 15, 2018 10:00 a.m. David Y. Ige Governor No. 1 Capitol District Building 250 South Hotel Street - Conference Room 436 Luis P. Salaveria DBEDT Director I. Call to Order Members II. Approval of July 18, 2018 Meeting Minutes Anthony Borge Chairperson III. New Business Oahu Robert Cundiff A. Discussion and Action on Proposed New Rules and Regulations for Kauai Vice Chairperson County Code Section 18-5.3, Revocable Permits to Vend within County Oahu Right-of-Ways, promulgated by Department of Parks and Recreation / Garth Yamanaka nd County of Kauai – Discussion Leader – Will Lydgate 2 Vice Chairperson Hawaii IV. Old Business Harris Nakamoto Oahu A. Discussion and Action on the Small Business Statement After Public Hearing Nancy Atmospera-Walch and Proposed Amendments to Hawaii Administrative Rules (HAR) of Oahu Chapter 162, Food Safety Certification Costs Grant Program, Reg Baker promulgated by Department of Agriculture (DOA) – Discussion Leader – Oahu Robert Cundiff / Will Lydgate Mary Albitz Maui B. Discussion and Action on the Small Business Statement After Public Hearing William Lydgate and Proposed Amendments of HAR Title 4 Chapter 71, Plant and Non- Kauai Domestic Animal Quarantine, Non-Domestic Animal Import Rules, Director, DBEDT promulgated by DOA – Discussion Leader – Robert Cundiff / Will Lydgate Voting Ex Officio V.
    [Show full text]
  • Regional Biosecurity Plan for Micronesia and Hawaii Volume II
    Regional Biosecurity Plan for Micronesia and Hawaii Volume II Prepared by: University of Guam and the Secretariat of the Pacific Community 2014 This plan was prepared in conjunction with representatives from various countries at various levels including federal/national, state/territory/commonwealth, industry, and non-governmental organizations and was generously funded and supported by the Commander, Navy Installations Command (CNIC) and Headquarters, Marine Corps. MBP PHASE 1 EXECUTIVE SUMMARY NISC Executive Summary Prepared by the National Invasive Species Council On March 7th, 2007 the U.S. Department of Navy (DoN) issued a Notice of Intent to prepare an “Environmental Impact Statement (EIS)/Overseas Environmental Impact Statement (OEIS)” for the “Relocation of U.S. Marine Corps Forces to Guam, Enhancement of Infrastructure and Logistic Capabilities, Improvement of Pier/Waterfront Infrastructure for Transient U.S. Navy Nuclear Aircraft Carrier (CVN) at Naval Base Guam, and Placement of a U.S. Army Ballistic Missile Defense (BMD) Task Force in Guam”. This relocation effort has become known as the “build-up”. In considering some of the environmental consequences of such an undertaking, it quickly became apparent that one of the primary regional concerns of such a move was the potential for unintentional movement of invasive species to new locations in the region. Guam has already suffered the eradication of many of its native species due to the introduction of brown treesnakes and many other invasive plants, animals and pathogens cause tremendous damage to its economy and marine, freshwater and terrestrial ecosystems. DoN, in consultation and concurrence with relevant federal and territorial regulatory entities, determined that there was a need to develop a biosecurity plan to address these concerns.
    [Show full text]
  • Bayesian Node Dating Based on Probabilities of Fossil Sampling Supports Trans-Atlantic Dispersal of Cichlid Fishes
    Supporting Information Bayesian Node Dating based on Probabilities of Fossil Sampling Supports Trans-Atlantic Dispersal of Cichlid Fishes Michael Matschiner,1,2y Zuzana Musilov´a,2,3 Julia M. I. Barth,1 Zuzana Starostov´a,3 Walter Salzburger,1,2 Mike Steel,4 and Remco Bouckaert5,6y Addresses: 1Centre for Ecological and Evolutionary Synthesis (CEES), Department of Biosciences, University of Oslo, Oslo, Norway 2Zoological Institute, University of Basel, Basel, Switzerland 3Department of Zoology, Faculty of Science, Charles University in Prague, Prague, Czech Republic 4Department of Mathematics and Statistics, University of Canterbury, Christchurch, New Zealand 5Department of Computer Science, University of Auckland, Auckland, New Zealand 6Computational Evolution Group, University of Auckland, Auckland, New Zealand yCorresponding author: E-mail: [email protected], [email protected] 1 Supplementary Text 1 1 Supplementary Text Supplementary Text S1: Sequencing protocols. Mitochondrial genomes of 26 cichlid species were amplified by long-range PCR followed by the 454 pyrosequencing on a GS Roche Junior platform. The primers for long-range PCR were designed specifically in the mitogenomic regions with low interspecific variability. The whole mitogenome of most species was amplified as three fragments using the following primer sets: for the region between position 2 500 bp and 7 300 bp (of mitogenome starting with tRNA-Phe), we used forward primers ZM2500F (5'-ACG ACC TCG ATG TTG GAT CAG GAC ATC C-3'), L2508KAW (Kawaguchi et al. 2001) or S-LA-16SF (Miya & Nishida 2000) and reverse primer ZM7350R (5'-TTA AGG CGT GGT CGT GGA AGT GAA GAA G-3'). The region between 7 300 bp and 12 300 bp was amplified using primers ZM7300F (5'-GCA CAT CCC TCC CAA CTA GGW TTT CAA GAT GC-3') and ZM12300R (5'-TTG CAC CAA GAG TTT TTG GTT CCT AAG ACC-3').
    [Show full text]
  • Das Kongo-System – Cichlidengattungen Und -Arten Anton Lamboj
    DCG Info Mai 2012.qxp:DCG Info Februar 2012 (fertig).qxd 20.04.2012 8:06 Uhr Seite 94 Das Kongo-System – Cichlidengattungen und -arten Anton Lamboj Das Kongo-Fluss-System ist das artenreichste in Afrika. Es ist zudem nach dem Amazonasbecken das zweitgrößte Flusssystem der Welt. Insgesamt bedeckt es ca. 4.000.000 km!, was etwa der Fläche des indischen Subkontinents entspricht. Es zeichnet sich durch eine hohe Vielfalt an Lebensräu- men aus, darunter auch Stromschnellen, Sümpfe und Seen. Etwas Geografie den meisten anderen Teilen des Kongo-Systems Der obere Kongo wird auch als Lualaba bezeich- so gut wie keine oder nur sehr selten kommerziel- net, er entspringt in Sambia, von wo aus er nord- le Sammlungen zu uns. wärts nach Kisangani fließt. Dort ändert er die Vor allem der unteren Kongo besitzt eine große Richtung nach Westen und fließt dann weiter Anzahl von endemischen Fischgattungen und - nach Südwesten, Richtung westafrikanische arten. Darunter sind auch mehrere Cichlidengat- Küste, wo er in den Atlantik mündet. Bedeutende tungen, die nach derzeitigem Wissensstand eben- Zuflüsse sind sowohl im Norden (zum Beispiel in falls endemisch sind. Der interessanteste Teil des Kamerun der Dja River) und im Süden (zum Bei- Flusses erstreckt sich von den ersten Strom- spiel Kasai) zu finden. Die meisten Fischarten, die schnellen in der Nähe von Kinshasa bis zu jenen zu uns in die Aquarien kommen, werden im oder stromaufwärts von Matadi. Dies ist die weltweit um den so genannten Malebo Pool gesammelt, längste Stromschnellen-Region! Teile des Flusses der Region um die beiden Hauptstädte Kinshasa in der Nähe von Kinshasa, bevor die Strom- und Brazzaville.
    [Show full text]
  • Emily Elizabeth Summerhays
    MELANIE L. J. STIASSNY HERBERT R AND EVELYN AXELROD RESEARCH CURATOR AND PROFESSOR DIVISION OF VERTEBRATE ZOOLOGY HIGHEST DEGREE EARNED Ph.D. AREA OF SPECIALIZATION Systematics, conservation biology, evolutionary morphology of fishes EDUCATIONAL EXPERIENCE Ph.D., University of London, 1980 B.S., University of London, 1976 PREVIOUS EXPERIENCE IN DOCTORAL EDUCATION FACULTY APPOINTMENTS Adjunct Professor, Department of Ecology, Evolution, and Environmental Biology, Columbia University, 2003-present Adjunct Professor, Center for Environmental Research in Conservation, Columbia University, 1997-2003 Adjunct Professor, City College, City University of New York, 1992-present Assistant Professor, Department of Organismic and Evolutionary Biology, Harvard University, 1983-1987 COURSES TAUGHT Fish biodiversity: systematics and evolution, undergraduate/graduate class with lab, Columbia University, 2007 (co-taught with John Sparks) Fish biodiversity: systematics and evolution, undergraduate/graduate class with lab, Columbia University, 2004 (co-taught with John Sparks) Fish Biology and Systematics, graduate seminar, Columbia University, Fall 2000 Zoology and Phylogeny of Chordata [Fishes], The Interrelationships of Fishes Living and Fossil (co-taught with John Maisey, Department of Vertebrate Paleontology), City University of New York, Spring 1995. Seminar in the anatomy of fishes, City University of New York, Spring 1993 Zoology and Phylogeny of Chordata [Fishes], Systematics and Evolutionary Biology of Fishes, City University of New York, Spring
    [Show full text]