(Sympecma Paedisca) In
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Uiterlijke kenmerken van de Noordse winterjuffer (Sympecma paedisca) in Nederland R. Manger Inleiding stuk maakte individuele herkenning mogelijk. Dit artikel beschrijft de uiterlijke kenmerken van Bij terugvangsten zijn de dieren opnieuw gefo- de Noordse winterjuffer (Sympecma paedisca) tografeerd waardoor ruim dertig winterjuffers in het verspreidingsgebied van Nederland. op kleurveranderingen in de tijd konden worden twee tussen Daarbij wordt kort ingegaan op nauw ver- onderzocht. De periode de terugvangs- wante soorten, de Bruine winterjuffer ( S.fusca ) ten varieerde van enkele dagen tot meer dan en de Aziatische winterjuffer ( S.gobica). De zes maanden.Aanvullendewaarnemingen aan Bruine winterjuffer komt in Nederland spora- het juveniele stadium en de voortplanting zijn in disch samen met de Noordse winterjuffer voor. De Weerribben gedaan. De Aziatische winterjuffer [zie kader] komt niet in Nederland, maar in Kazachstan, Turkmeni- Variatie stan, Uzbekistan, Kyrzygistan en China voor (Kalkman, 2007). Lengte De gemiddelde totaallengte van de winterjuf- Soortbeschrijving fers (N=187) bedroeg 37,0 mm (figuur 5). Maar weinig libellensoortenzijn zo verwarrend De gemiddelde lengte van de mannetjes getypeerd in de taxonomie en nomenclatuur (36,99 mm) bleek vrijwel gelijk aan de lengte als de Noordse winterjuffer. Omdat de soort in van de vrouwtjes (37,03 mm). Voor de totaal- een groot gebied voorkomt, van Nederland tot lengte is niet, zoals te doen gebruikelijk, de in Japan, werd deze taxonomisch niet altijd tot lengte van het achterlijf (abdomen) genoteerd, één soort gerekend. Voor de Europese popula- maar de lengte zoals die in veldgidsen staat tie werden de synoniemen paedisca, annulata, vermeld. Dit maakt een vergelijking met litera- braueri en striata gebruikt. Ook subspecifieke tuurgegevens niet mogelijk. combinaties kwamen voor, zoals annulata braueri. Eind jaren ‘90 werd de beschrijving Tekening van de soort herzien door Jödicke (1997). De Uit de fotoanalyse is gebleken dat bij de Noordse winterjuffer kent geen ondersoorten, schouderstreep op het borststuk en de ‘tand’ maar vertoont onder invloed van klimatologi- (uitbochting) op de middenstreep (mesepi- sche omstandigheden (koud/vochtig, warm/ sternum) de meeste variatie optrad. Op basis droog) variatie in kleur en tekening. van de tekening op het borststuk (tand en schouderstreep) zijn vier typen onderscheiden Merk 4 en terugvangst (figuur en 6). De vorm van de tand op de De hier gepresenteerde resultaten zijn groten- middenstreep is meestal rond van vorm, maar deels afkomstig uit onderzoek op het Uffelter deze kan ook rechte hoeken hebben (type I en Binnenveld (Dr.) waar in de winter van 2004/ II). Bij type II is de schouderstreep in meer of 2005 circa 300 winterjuffers zijn gemerkt. De mindere mate gereduceerd. Type III heeft een winterjuffers werden opgemeten en met een sterk gereduceerde tand; de schouderstreep is stift voorzien van een kleurmerk op de vleugels soms onderbroken en bestond in die gevallen (Manger & Dingemanse, 2007). Van elke win- uit twee of drie delen (type II). De hoogte (zie terjuffer zijn detailfoto’s van kop en borststuk figuur 3) van de schouderstreep varieerde bij (thorax) gemaakt (figuur 6). De combinatievan alle typen. Bij type IV bestaat de tand uit een het het vleugelmerk en de tekening op borst- brede uitbochting en is daarmee niet of nauwe- Brachytron 11(1): 63-74 63 Figuur 1 Dorsaal aanzicht drie De het van soorten Sympecma (vrouwtjes). metaaltekening op achterlijf van S.gobica bevat opstaande ‘hoorntjes’. (L) S.fusca, foto: A. den Ouden, (M) S.paedisca, foto: R. Manger, (R) S.gobica, foto: A. Wijker. Dorsal view of three Sympecma species (females). Left: S. fusca, middle: S. paedisca, right: S. gobica. lijks aanwezig. Circa 10% van de winterjuffers Kleur het op Uffelter Binnenveld had een geredu- In augustus zijn vers uitgeslopen Noordse ceerde schouderstreep; een circa even groot winterjuffers zandkleurig met heldergroene deel van de populatie had een gereduceerde delen. Deze groene metaalkleur verandert in de tot tand op middenstreep (type IV) (figuur 6). een geleidelijk proces naar bruin. Na drie 64 Brachytron 11 (2007) vier weken ontstaat een wittige, wasachtige kleuring op de zijkant van het borststuk en achterlijf, met de kleu- Illustraties: enigszins vergelijkbaar ring die bij mannelijke pantserjuffers (Lestes) R. optreedt (foto 9a). Winterjuffers die vanaf eind augustus op de overwinteringlocaties arriveren, hebben een licht zandkleurige ondergrond met Manger een bronskleurige tekening (figuur 7b). Binnen de onderzochte populatie is kleurvari- abiliteit aangetroffen. Vooral de onderkleur op het tussendeel van het borststuk varieerdevan lichtcrème tot warme bruinkleuren (figuur 8). Winterjuffers met een crèmekleurige onder- grond maken in het veld een duidelijk lichtere indruk en zijn minder vaak aangetroffen. Vanaf medio maart (tot in april) begint de bovenkant van de ogen blauw te verkleuren. Bij mannetjes wordt deze verkleuring eerder zichtbaar dan bij vrouwtjes. Uiteindelijk worden de ogen vaak voor een groot deel blauw (foto 9b). Bij de vrouwtjes kleurt alleen de bovenkant van het oog blauw, net als bij beide geslachten van de Bruine winterjuffer. In het voorjaar is tussen de vleugels ook een blauw berijpte kleur te zien. In de paringstijd verandert het ptero- stigma bij de mannetjes van lichtbruin naar donkerbruin tot zwart. Een aantal winterjuf- fers is in juni dermate donker van kleur dat de metaalkleur geheel is verdwenen (figuur 7c). Sterfte Tijdens het onderzoek werden in de herfst van 2006 meerdere Noordse winterjuffers aange- met bruine troffen (A, Hofstra) oranje ogen (figuur 9e). Deze dieren hingen nog in de vege- tatie, maar bleken al dood te zijn. Wanneer Figuur 2 de dieren net dood de zijn, zijn ogen grijsroze het borststuk Tekening op van Sympecma paedisca, en de pigmentvlekken verdwenen (figuur 9d) S.fusca en S.gobica. & Na enkele weken (Miller Miller, 2006). ver- Thorax marking of Sympecma paedisca, S. fusca and kleuren de ogen naar zwart (figuur 7g). S. gobica. Algen gebieden. De spreiding van de totaallengte(34- Zowel bij de Noordse winterjuffer als Bruine 39 mm) van de onderzochte populatie (figuur winterjuffer zijn na de overwinteringsperiode 5) is groter dan vermeld in de veldgids (Bos & algen op de kop aangetroffen. In de naden Wasscher, 1997). van de frons zijn eencellige algen aanwezig Onderzoek aan museumexemplaren heeft (figuur 7f). De omstandigheden zijn kennelijk aangetoond dat Aziatische exemplaren van geschikt voor de algen om voor langere tijd de Noordse winterjuffer structurele overeen- daar te leven. komsten vertonen met de Europese soort (Jödicke, 1997). Zowel in populaties in Azië als Discussie in Europa treedt gaande naar het zuiden een De Noordse winterjuffer heeft een mondiaal toenemende reductie van de metaalkleurige verspreidingsgebied. De kans op variatie in tekening op (Jödicke, 1997). Ook Aziatische bijvoorbeeld grootte of kleur neemt toe in grote winterjuffers vertonen een grote variatie in Brachytron 11(1): 63-74 65 Manger R. Illustratie: Figuur 3 het borststuk de Noordse Tekening op van winterjuffer (Sympecma paedisca), met terminologie. Thorax marking ofSympecma paedisca, with nomenclature. tekening. De originele series van museum- (Manger, 2005). Sommige winterjuffers maken exemplaren van het lectotype van S.paedisca tijdens het overwinteringsstadium een duidelijk (figuur 2) vertoonden geen metaaltekening op lichte indruk, omdat de onderkleur crèmekleu- de zijkant van het borststuk en lijken geheel rig is. Andere dieren zijn juist zeer donker door niet op de Nederlandse Noordse winterjuffer een warm bruine onderkleur en een ruime (Jödicke, 1997). metaaltekening. Reductie van de metaalte- kening en een lichte zandkleurige onderkleur Bij de overwinterende dieren op het Uffelter is in iedere populatie in aanleg aanwezig. Bij Binnenveld bleek eveneens variatie aanwezig een klein deel van de winterjuffers ontbrak in tekening en kleur van het borststuk. Een de tand op de middenstreep vrijwel geheel. gering aantal dieren vertoonde een reductie Op het eerste gezicht is de gelijkenis van dit van de metaaltekening op de schouderstreep type Noordse winterjuffer, voor wat betreft het en had een lichte onderkleur. Na een verblijf metaal gekleurde gedeelte op de bovenkant van drie tot zes maanden was nauwelijks enige van het borststuk (synthorax), met de Bruine kleurverandering opgetreden bij dewinterjuffers winterjuffer bijzonder groot. In tegenstelling tot holotype Individueel exemplaar dat gekozen is als naamdragend type van een soort (of vaneen ondersoort indien deze is vastgesteld). A single specimen designated or indicated fixed as the type name hearing specimen hy the original author at the time of a species publication of the original description. Elk serie of is syntype exemplaar van een type waarvan geen holotype lectotype gekozen. One of t\vo or more specimens cited by the author at the time ofpublication of a namefor which no holotype nas designated Each specimen of the type series if an author of a species description did not fix a holotype. Een als individueel lectotype syntype gekozen naamdragend type exemplaar na vaststelling van een nominale soort of ondersoort. One several the author the of syntypes, subsequent designated as only name hearing specimen by any after original publication of a species name as the typefor the taxonomie name. Only designated tvhen there was no original holotype designation. 66 Brachytron 11 (2007) de Noordse winterjuffer is de zijkant